Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen

Datum 14/07/2017

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
  2. HOOFDSTUK 2 Het strategisch forfait
  3. HOOFDSTUK 3 Het instandhoudingsforfait
  4. HOOFDSTUK 4 Overgangsbepalingen
  5. HOOFDSTUK 5 Wijzigingsbepalingen
  6. HOOFDSTUK 6 Slotbepalingen
  7. BIJLAGE 1
  8. BIJLAGE 2
  9. BIJLAGE 3

Inhoud

(... - ...)

DE VLAAMSE REGERING,

Gelet op het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2016, en artikel 8;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 31 januari 2017;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 9 mei 2017;

Gelet op het advies van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid, gegeven op 12 mei 2017;

Gelet op advies 60.973/3 en 61.651/3 van de Raad van State, gegeven op 15 maart 2017 en 10 juli 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 1. (01/06/2023- ...)

In dit besluit wordt verstaan onder :
1° herconditionering : de werken om een gebouw volledig of gedeeltelijk te strippen, of een wijziging van diensten die gepaard gaat met een herallocatie van diensten of functies met een noodzakelijke grondige aanpassing van de infrastructuur;
2° ziekenhuis: een instelling als vermeld in artikel 2 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, een revalidatieziekenhuis of een samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid van twee of meer ziekenhuizen;
3° psychiatrisch ziekenhuis : een ziekenhuis als vermeld in artikel 3 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
4° universitair ziekenhuis : een ziekenhuis als vermeld in artikel 4 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
5° revalidatieziekenhuis: een zorgvoorziening voor gezondheidszorg als vermeld in artikel 5, § 1, I, eerste lid, 3° en 4°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen waarin passende zorg wordt aangeboden aan patiënten van wie de gezondheidstoestand de opname of het verblijf vereisen, met als doel de gezondheidstoestand te herstellen of te verbeteren door de ziekte te bestrijden of de patiënt te revalideren;
6° algemeen ziekenhuis : een ziekenhuis dat geen psychiatrisch, universitair of revalidatieziekenhuis is;
7° bed of plaats : een bed of plaats in een algemeen of universitair ziekenhuis, inclusief geïsoleerde gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp) en geïsoleerde geriatriediensten (kenletter G), een plaats in dagopname of een bed of plaats in een psychiatrisch ziekenhuis;
8° eenheid : een operatiezaal met inbegrip van het lokaal voor sterilisatie en de ontwaakzaal, een bed voor intensieve verzorging binnen de functie intensieve zorgen, het verloskwartier, de functie van lokale neonatale zorg (N*-functie), een bed in een dienst voor intensieve neonatologie (NIC-dienst), een bunker in een dienst Radiotherapie of een post van een centrum voor de behandeling van chronische nierinsufficiëntie;
9° Fonds : het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, opgericht bij het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;
10° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;
11° Agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid "Zorg en Gezondheid", opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Zorg en Gezondheid;
12° departement: het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg.

Artikel 2. (01/01/2017- ...)

Ten laste van het Fonds worden aan exploitanten van erkende ziekenhuizen investeringssubsidies verleend volgens de bepalingen van dit besluit en van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen.

De subsidies worden verleend met inachtneming van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.

Ze worden verleend als compensatie van de verplichtingen die voortvloeien uit de basisziekenhuisopdracht van het erkende ziekenhuis conform de voorwaarden die zijn bepaald in de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, in het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen, in hoofdstuk VI van het decreet van 20 maart 2009 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en in de uitvoeringsbesluiten van die wettelijke en decretale regelingen, wat de kosten betreft die verband houden met investeringen in infrastructuur die noodzakelijk is voor de uitvoering van die verplichtingen, om de toegang te waarborgen tot een kwalitatief hoogstaande en betaalbare gezondheidszorg die voor iedereen toegankelijk is, waarbij de kosten grotendeels ten laste worden gelegd van collectieve voorzieningen.

Artikel 3. (01/01/2017- ...)

De investeringssubsidies bestaan uit strategische forfaits en instandhoudingsforfaits die jaarlijks worden toegekend.

Artikel 3/1. (12/08/2022- ...)

Het maximumpercentage voor de aanleg van reserves en het maximumpercentage van de totale gecumuleerde reserves, vermeld in artikel 72, § 1, van het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019, kunnen worden overschreden als de aanvrager een aanwendingsplan kan voorleggen aan het Fonds waaruit blijkt dat de reserves worden weggewerkt.

HOOFDSTUK 2 Het strategisch forfait (... - ...)

Artikel 4. (01/01/2017- ...)

Het strategisch forfait dekt de kosten voor de volgende investeringen :
1° de volledige nieuwbouw van het ziekenhuis;
2° de uitbreiding van de capaciteit van het ziekenhuis;
3° de herconditionering van het ziekenhuis.

Het strategisch forfait dekt ook de eerste roerende medische en niet-medische investeringen die verbonden zijn aan de investeringen, vermeld in het eerste lid.

Artikel 5. (01/01/2021- ...)

§ 1. Het strategisch forfait kan alleen worden toegekend als het ziekenhuis daarvoor een aanvraag indient bij het Fonds en als de investeringen, vermeld in artikel 4 van dit besluit, passen in de toepasselijke zorgstrategische plannen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2019 betreffende zorgstrategische planning.

§ 2. Voor investeringen als vermeld in artikel 4, die dringend of onafwendbaar zijn, kan het strategisch forfait worden toegekend, ongeacht of de investeringen passen in de toepasselijke zorgstrategische plannen, vermeld in paragraaf 1.

De minister kan, in afwijking van artikel 2 van dit besluit, omwille van het dringende of onafwendbare karakter van de investeringen, vermeld in het eerste lid, op initiatief van de aanvrager en op gemotiveerde wijze afwijken van artikel 7 tot en met 18 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen. In voorkomend geval vraagt de aanvrager de afwijking aan en verantwoordt hij de noodzaak ervan, bij voorkeur in de aanvraag tot goedkeuring van het akkoord strategisch forfait, vermeld in artikel 8 van het voormelde besluit.

Artikel 6. (13/11/2023- ...)

Voor de algemene en de universitaire ziekenhuizen wordt het strategisch forfait per bed, plaats of eenheid bepaald conform kolom B van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

Voor de psychiatrische en de revalidatieziekenhuizen wordt het strategisch forfait per bed of plaats bepaald conform kolom B van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

De bedragen die zijn vermeld in kolom B van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, zijn vastgesteld op de in de bijlage vermelde datum. Ze kunnen door de Vlaamse Regering worden aangepast in functie van een wijziging van de waarde van de parameters, vermeld in bijlage 3, op basis waarvan die bedragen werden berekend.

Voor de ziekenhuizen met ten vroegste een bevel tot aanvang op 1 januari 2021 en die nog niet in gebruik werden genomen op 31 december 2022 en die geen ziekenhuis zijn als vermeld in artikel 14 of artikel 15, worden de bedragen, vermeld in kolom B van bijlage 1, als volgt verhoogd: 
(Bedrag Kolom B*50%)*((AGIAB/AGI2017-1)+(AGIIGN/AGI2017-1)),
waarbij:
1°    AGIAB: afgevlakte gezondheidsindex op 1 januari van het jaar van het bevel van aanvang;
2°    AGI2017: afgevlakte gezondheidsindex op 1 januari 2017;
3°    AGIIGN: afgevlakte gezondheidsindex op 1 januari van het jaar van ingebruikname.

Per bed, plaats of eenheid kan maximaal 100% van het bedrag van het strategisch forfait per bed, plaats of eenheid worden toegekend.

Voor een samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid van twee of meer ziekenhuizen, zijn de bedragen en de berekeningswijze voor elk ziekenhuis van het samenwerkingsverband afzonderlijk van toepassing. Voor de toepassing van artikel 6/2 worden OD bouwproject, vermeld in artikel 6/2, § 1, eerste lid, 3°, en OF bouwproject, vermeld in artikel 6/2, § 2, eerste lid, 2°, bepaald op basis van de verhouding van het aantal bedden van het ziekenhuis dat aan het samenwerkingsverband deelneemt, tot het aantal bedden van alle ziekenhuizen die aan het samenwerkingsverband deelnemen.

Artikel 6/1. (01/06/2023- ...)

§ 1. Het jaarlijkse strategisch forfait is gelijk aan het bedrag dat wordt verkregen door toepassing van artikel 6 op het aantal bedden, plaatsen en eenheden, dat wordt vastgesteld overeenkomstig paragraaf 2 tot en met 5.

§ 2. Voor de algemene ziekenhuizen en de universitaire ziekenhuizen wordt het aantal bedden, plaatsen en eenheden, voor zover die deel uitmaken van het project, als volgt vastgesteld:
1° bedden: de som van het aantal verantwoorde bedden per kenletter, zoals bekend bij het departement op 1 januari van het jaar waarin het akkoord strategisch forfait wordt verleend, het aantal erkende en vergunde SP-, A- en K-bedden op de datum waarop het akkoord strategisch forfait wordt verleend, en het aantal FOR-K-bedden op de datum waarop het akkoord strategisch forfait wordt verleend;
2° plaatsen dagziekenhuis: de som van het aantal verantwoorde plaatsen, zoals bekend bij het departement op 1 januari van het jaar waarin het akkoord strategisch forfait wordt verleend, en het aantal erkende en vergunde plaatsen voor dagverpleging in een dienst neuropsychiatrie voor observatie en behandeling voor volwassenen (kenletter a(d)) en in een dienst neuropsychiatrie voor observatie en behandeling van kinderen (kenletter k(d)), op de datum waarop het akkoord strategisch forfait wordt verleend. Voor een ziekenhuis dat beschikt over een erkenning van een zorgprogramma voor de geriatrische patiënt, wordt dat aantal plaatsen met zes plaatsen vermeerderd per in dat ziekenhuis erkende en vergunde dienst daghospitalisatie voor de geriatrische patiënt, als onderdeel van een erkenning van het zorgprogramma voor de geriatrische patiënt, op de datum waarop het akkoord strategisch forfait wordt verleend;
3° OK-zalen: het aantal verantwoorde zalen, zoals bekend bij het departement op 1 januari van het jaar waarin het akkoord strategisch forfait wordt verleend;
4° IZ: het aantal erkende en vergunde bedden voor intensieve verzorging binnen de functie intensieve zorgen, op de datum waarop het akkoord strategisch forfait wordt verleend;
5° NIC: het aantal verantwoorde bedden in een dienst voor intensieve neonatologie, zoals bekend bij het departement op 1 januari van het jaar waarin het akkoord strategisch forfait wordt verleend;
6° dialyse: het aantal posten voor de behandeling van chronische nierinsufficiëntie, op de datum waarop het akkoord strategisch forfait wordt verleend;
7° verloskwartier en N-functie: het aantal verlossingen per 100, zoals bekend bij het departement op 1 januari van het jaar waarin het akkoord strategisch forfait wordt verleend;
8° bunker, voor zover het lineaire versnellers betreft: het aantal lineaire versnellers, zoals bekend bij het departement op 1 januari van het jaar waarin het akkoord strategisch forfait wordt verleend. De lineaire versnellers worden toegerekend aan de ziekenhuizen die beschikken over een erkenning voor die versnellers. In geval van een associatie van ziekenhuizen kunnen de lineaire versnellers binnen de associatie worden toegerekend aan een van de ziekenhuizen van de associatie, dat beschikt over een erkenning voor lineaire versnellers.

Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, wordt het aantal verantwoorde plaatsen dagziekenhuis berekend volgens de volgende formule:
(aantal daghospitalisaties x 0,75) / (250 x 0,8), waarbij:
1° daghospitalisaties: verantwoorde gerealiseerde chirurgische daghospitalisaties en de effectief gerealiseerde daghospitalisaties, waarvoor een maxiforfait, een dagziekenhuisforfait of een forfait chronische pijn in de ziekteverzekering aangerekend wordt conform artikel 4, § 4, a) of b), b of c, § 5 of § 8 van de nationale overeenkomst tussen de verpleeginrichtingen en de verzekeringsinstellingen of, bij het ontbreken daarvan, overeenkomstig de overeenkomst tussen de ziekteverzekering en de verpleeginrichtingen;
2° 0,75: een plaats voor daghospitalisatie kan 1,33 keer gebruikt worden per dag;
3° 250: het aantal werkdagen per jaar;
4° 0,8: de minimale bezettingsgraad van 80%.

In afwijking van het eerste lid, 2°, wordt, als het akkoord strategisch forfait wordt verleend in 2021, het aantal verantwoorde plaatsen vastgesteld op basis van het aantal verantwoorde plaatsen dat bekend is bij het agentschap op 1 januari 2021 of 1 januari 2020, als dat hoger is.

In afwijking van het eerste lid, 2°, wordt, als het akkoord strategisch forfait wordt verleend in 2022, het aantal verantwoorde plaatsen vastgesteld op basis van het aantal verantwoorde plaatsen dat bekend is bij het agentschap op 1 januari 2022 of 1 januari 2020, als dat hoger is.

§ 3. Voor de psychiatrische ziekenhuizen wordt het aantal bedden en plaatsen, voor zover die deel uitmaken van het project, als volgt vastgesteld:
1° bedden: de som van het aantal erkende en vergunde bedden op de datum waarop het akkoord strategisch forfait wordt verleend, en het aantal FOR-K-bedden op de datum waarop het akkoord strategisch forfait wordt verleend;
2° plaatsen dagziekenhuis: het aantal erkende en vergunde plaatsen dagziekenhuis op de datum waarop het akkoord strategisch forfait wordt verleend.

§ 4. Voor de revalidatieziekenhuizen wordt het aantal bedden, voor zover die deel uitmaken van het project, vastgesteld aan de hand van de som van het aantal erkende en vergunde SP- en G-bedden op de datum waarop het akkoord strategisch forfait wordt verleend.

§ 5. Als de vaststelling van het aantal bedden, eenheden en plaatsen die deel uitmaken van het project, niet mogelijk is op basis van de parameters, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, wordt dat aantal pro rata berekend.

§ 6. Vanaf het tweede jaar van de toekenning van het jaarlijkse strategisch forfait wordt het forfait berekend op basis van het aantal bedden, plaatsen en eenheden, vastgesteld conform paragraaf 2 tot en met 5, zoals bekend bij het departement op 1 januari van het jaar waarin de uitbetaling van het strategisch forfait plaatsvindt.

In afwijking van het eerste lid wordt het jaarlijks strategisch forfait voor 2021 berekend op basis van het aantal verantwoorde plaatsen dat bekend is bij het agentschap op 1 januari 2021 of 1 januari 2020, als dat hoger is.

In afwijking van het eerste lid wordt het jaarlijks strategisch forfait voor 2022 berekend op basis van het aantal verantwoorde plaatsen dat bekend is bij het agentschap op 1 januari 2022 of 1 januari 2020, als dat hoger is.

Artikel 6/2. (20/09/2021- ...)

§ 1. Als een algemeen, een universitair, een psychiatrisch of een revalidatieziekenhuis investeert in diensten voor de functionele ondersteuning van bedden en als de ondersteunde bedden niet in dezelfde mate mee het voorwerp uitmaken van die investering, wordt aan het ziekenhuis een strategisch forfait toegekend om de investeringskosten van die diensten te dekken. Het jaarlijkse strategisch forfait bedraagt voor de algemene ziekenhuizen 40 %, voor de universitaire ziekenhuizen 60% en voor de psychiatrische en revalidatieziekenhuizen 30 % van het jaarlijkse forfait dat voor die bedden zou worden toegekend. Het jaarlijkse strategisch forfait voor de ondersteunende diensten wordt berekend conform de volgende formule:


waarbij:
1° %: het toepasselijke percentage, namelijk 40% voor de algemene ziekenhuizen, 60% voor de universitaire ziekenhuizen en 30% voor de psychiatrische en revalidatieziekenhuizen;
2° SF bedden buiten project: het jaarlijkse strategisch forfait dat zou worden toegekend voor de bedden die geen deel uitmaken van het investeringsproject;
3° OD bouwproject: de oppervlakte van de diensten voor de functionele ondersteuning die het voorwerp uitmaken van de investering;
4° OD bedden in project: de aanvaarde oppervlakte van de diensten voor de functionele ondersteuning die betrekking hebben op de bedden die het voorwerp uitmaken van de investering. Die oppervlakte wordt berekend door het toepasselijke percentage, vermeld in punt 1°, toe te passen op de oppervlakte van die bedden, vermeld in artikel 7 van het ministerieel besluit van 11 mei 2007 tot vaststelling van de maximumkostprijs die in aanmerking kan worden genomen voor de betoelaging van nieuwbouwwerken, uitbreidingswerken en herconditioneringswerken van een ziekenhuis of een dienst;
5° OD ZH: de totale aanvaarde oppervlakte van alle diensten voor de functionele ondersteuning van het ziekenhuis in kwestie, die wordt berekend door het toepasselijke percentage, vermeld in punt 1°, toe te passen op de oppervlakte van alle bedden, vermeld in artikel 7 van het voormelde ministerieel besluit.

Het resterende percentage van het jaarlijkse strategisch forfait voor die bedden kan pas worden toegekend nadat de investeringen die op die bedden betrekking hebben, gerealiseerd zijn.

In het eerste lid worden onder ondersteunende diensten de volgende diensten en ruimten verstaan:
1° administratie;
2° apotheek;
3° archief;
4° centrale inkomhal, onthaal en inschrijvingen;
5° centrale keuken;
6° circulatie, meer bepaald liften, trappen en hoofdgangen;
7° ergotherapie;
8° fysiotherapie;
9° informatica;
10° kleedkamers en overnachtingsruimtes personeel;
11° labo;
12° logistiek;
13° medische beeldvorming, exclusief magnetische resonantie (MR);
14° mortuarium-autopsie;
15° nucleaire geneeskunde, exclusief positron emissie tomografie (PET);
16° spoeddienst;
17° technische ruimte, exclusief technieken operatiezaal;
18° vergaderruimte;
19° voor een psychiatrische ziekenhuis of een revalidatieziekenhuis: ruimte voor functionele readaptatie.

De minister kan de ondersteunende diensten, vermeld in het derde lid, nader bepalen.

§ 2. Als een algemeen of een universitair ziekenhuis een investering voor ondersteunende functies van de operatiezalen uitvoert en als niet alle operatiezalen die door die ondersteunende functies functioneel worden ondersteund, mee het voorwerp uitmaken van die investering, wordt aan het ziekenhuis een strategisch forfait toegekend om de investeringskosten van de voormelde functies te dekken. Het jaarlijkse strategisch forfait bedraagt 30% van het jaarlijkse strategisch forfait dat zou worden toegekend voor de functioneel ondersteunde operatiezalen die niet mee het voorwerp uitmaken van de investering.

Het jaarlijkse strategisch forfait voor de ondersteunende functies van de operatiezalen wordt berekend conform de volgende formule:


waarbij:
1° SF operatiezalen buiten project: het jaarlijkse strategisch forfait dat zou worden toegekend voor de operatiezalen die geen deel uitmaken van het investeringsproject;
2° OF bouwproject: de oppervlakte van de ondersteunende functies die het voorwerp uitmaken van de investering;
3° OF operatiezalen in project: de aanvaarde oppervlakte van de ondersteunende functies die betrekking hebben op de operatiezalen die het voorwerp uitmaken van de investering. Die oppervlakte is gelijk aan 30% van de oppervlakte van die operatiezalen, vermeld in artikel 7 van het ministerieel besluit van 11 mei 2007 tot vaststelling van de maximumkostprijs die in aanmerking kan worden genomen voor de betoelaging van nieuwbouwwerken, uitbreidingswerken en herconditioneringswerken van een ziekenhuis of een dienst;
4° OF ZH: de totale aanvaarde oppervlakte van alle ondersteunende functies van het ziekenhuis. Die oppervlakte is gelijk aan 30% van de oppervlakte van alle operatiezalen, vermeld in artikel 7 van het voormelde ministerieel besluit.

Het resterende percentage van het jaarlijkse strategisch forfait voor die operatiezalen kan pas worden toegekend nadat de investeringen die op die operatiezalen betrekking hebben, gerealiseerd zijn.

In het eerste lid worden onder ondersteunende functies van de operatiezalen de volgende diensten en ruimten verstaan:
1° recovery;
2° technische ruimten van de operatiezalen;
3° preoperatieve ruimten;
4° centrale sterilisatieafdeling.

Artikel 7. (20/12/2018- ...)

Het strategisch forfait dat jaarlijks voor een ziekenhuis wordt toegekend, is de som van de forfaits per bed, plaats of eenheid, bepaald conform artikel 6, in het eerste jaar dat het strategisch forfait voor de investering wordt toegekend. De voormelde forfaits worden voor een aandeel van 16% jaarlijks op 1 januari aangepast aan de afgevlakte gezondheidsindex. Na die indexatie worden ze verhoogd met een forfaitaire intrestvergoeding van 32%.

In functie van de evolutie van het algemene rentepeil kan de Vlaamse Regering de intrestvergoeding, vermeld in het eerste lid, aanpassen. Voor de investeringen waarvoor een strategisch forfait werd toegekend, zal de intrestvergoeding ongewijzigd blijven tijdens de looptijd van de leningen die het ziekenhuis heeft afgesloten om die investeringen te financieren.

Het strategisch forfait wordt aangepast in functie van de wijziging van het gebruik van de bedden, plaatsen of eenheden waarvan het forfait de investeringskosten dekt.

HOOFDSTUK 3 Het instandhoudingsforfait (... - ...)

Artikel 8. (01/01/2017- ...)

Het instandhoudingsforfait dekt de kosten om de bestaande onroerende en roerende infrastructuur in exploitatie te houden.

Artikel 9. (12/08/2022- ...)

Voor de algemene en de universitaire ziekenhuizen wordt het instandhoudingsforfait per bed, plaats of eenheid bepaald conform kolom B van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.

Voor de psychiatrische en de revalidatieziekenhuizen wordt het instandhoudingsforfait per bed of plaats bepaald conform kolom B van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.

De bedragen, vermeld in kolom B van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd worden jaarlijks op 1 januari aan de afgevlakte gezondheidsindex aangepast. De basisindex is de index die van toepassing is op 1 januari 2023. Ze kunnen door de Vlaamse Regering worden aangepast in functie van een wijziging van de waarde van de parameters, vermeld in bijlage 3, op basis waarvan die bedragen werden berekend.

In afwijking van artikel 1, 8°, wordt voor de bepaling van het instandhoudingsforfait een centrum voor de behandeling van chronische nierinsufficiëntie als een eenheid beschouwd.

In afwijking van het derde lid worden de forfaits op 1 januari 2022 niet aangepast aan de afgevlakte gezondheidsindex.

Artikel 9/1. (01/06/2023- ...)

§ 1. Het Fonds betaalt het jaarlijkse instandhoudingsforfait uit in het jaar waarop het forfait betrekking heeft.

§ 2. Het jaarlijkse instandhoudingsforfait is gelijk aan het bedrag dat wordt verkregen door toepassing van artikel 9 op het aantal bedden, plaatsen en eenheden die voor het ziekenhuis op 1 januari van het jaar waarop het forfait betrekking heeft, erkend zijn. Wat de hierna vermelde plaatsen of eenheden betreft, wordt artikel 9 echter toegepast op het aantal dat het ziekenhuis in gebruik heeft op de daarnaast vermelde datum of tijdens de daarnaast vermelde periode:
1° plaatsen dagziekenhuis: het aantal verantwoorde plaatsen dagziekenhuis in algemene of universitaire ziekenhuizen tijdens het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het forfait betrekking heeft en het aantal erkende plaatsen voor dagverpleging in een dienst neuropsychiatrie voor observatie en behandeling voor volwassenen (kenletter a(d)) en in een dienst neuropsychiatrie voor observatie en behandeling van kinderen (kenletter k(d)) op 1 januari van het jaar waarin het instandhoudingsforfait wordt verleend. Voor een ziekenhuis dat beschikt over een erkenning van een zorgprogramma voor de geriatrische patiënt, wordt dat aantal plaatsen met zes plaatsen vermeerderd per in dat ziekenhuis erkende dienst daghospitalisatie voor de geriatrische patiënt, als onderdeel van een erkenning van het zorgprogramma voor de geriatrische patiënt, op 1 januari van het jaar waarin het instandhoudingsforfait wordt verleend;
2° OK-zalen in algemene of universitaire ziekenhuizen: het aantal weerhouden zalen op 1 juli van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het forfait betrekking heeft;
3° verloskwartier en N-functie in algemene of universitaire ziekenhuizen: het aantal verlossingen tijdens het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het forfait betrekking heeft;
4° bunker in algemene of universitaire ziekenhuizen, voor zover het lineaire versnellers betreft: het aantal lineaire versnellers, zoals bekend bij het departement, tijdens het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het forfait betrekking heeft. De lineaire versnellers worden toegerekend aan de ziekenhuizen die beschikken over een erkenning voor die versnellers. In geval van een associatie van ziekenhuizen kunnen de lineaire versnellers binnen de associatie worden toegerekend aan een van de ziekenhuizen van de associatie, dat beschikt over een erkenning voor lineaire versnellers.

Voor de toepassing van het tweede lid, 1°, wordt het aantal verantwoorde plaatsen dagziekenhuis per algemeen of universitair ziekenhuis berekend volgens de volgende formule:
(aantal daghospitalisaties x 0,75) / (250 x 0,8), waarbij:
1° daghospitalisaties: verantwoorde gerealiseerde chirurgische daghospitalisaties en de effectief gerealiseerde daghospitalisaties, waarvoor een maxiforfait, een dagziekenhuisforfait of een forfait chronische pijn in de ziekteverzekering aangerekend wordt conform artikel 4, § 4, a) of b), b of c, § 5 of § 8 van de nationale overeenkomst tussen de verpleeginrichtingen en de verzekeringsinstellingen of, bij het ontbreken daarvan, overeenkomstig de overeenkomst tussen de ziekteverzekering en de verpleeginrichtingen;
2° 0,75: een plaats voor daghospitalisatie kan 1,33 keer gebruikt worden per dag;
3° 250: het aantal werkdagen per jaar;
4° 0,8: de minimale bezettingsgraad van 80%.

In afwijking van het eerste lid, 1°, wordt om het instandhoudingsforfait voor het jaar 2022 te berekenen, rekening gehouden met het aantal verantwoorde plaatsen van 2020 of van 2019, als dat hoger is.

In afwijking van het eerste lid, 1°, wordt om het instandhoudingsforfait voor het jaar 2023 te berekenen, rekening gehouden met het aantal verantwoorde plaatsen van 2021 of van 2019, als dat hoger is.

§ 3. Voor de toepassing van artikel 12, tweede lid, 1° tot en met 4°, 6° en 7°, worden de bedragen voor afschrijving in aanmerking genomen op 1 juli van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het forfait betrekking heeft.

§ 4. In afwijking van paragraaf 2, eerste lid, 4°, wordt voor de berekening van het instandhoudingsforfait voor het jaar 2017 het aantal lineaire versnellers in aanmerking genomen tijdens het jaar 2016.

Artikel 10. (01/01/2017- ...)

Het instandhoudingsforfait per bed, plaats of eenheid, bepaald conform artikel 9, wordt verhoogd met een forfaitaire intrestvergoeding van 10%.

In functie van de evolutie van het algemene rentepeil kan de Vlaamse Regering de vergoeding, vermeld in het eerste lid, aanpassen.

Artikel 11. (12/08/2022- ...)

 Het instandhoudingsforfait dat jaarlijks aan een ziekenhuis wordt toegekend, is de som van de forfaits per bed, plaats of eenheid, vermeld in artikel 9, eerste of tweede lid, die worden geïndexeerd conform artikel 9, derde en vijfde lid, en die worden verhoogd conform artikel 10.

Het instandhoudingsforfait wordt aan het ziekenhuis toegekend zonder dat het ziekenhuis daarvoor een aanvraag hoeft in te dienen. Het bedrag van het instandhoudingsforfait wordt elk jaar aan het ziekenhuis meegedeeld en vereffend door het Fonds.

Het instandhoudingsforfait wordt aangepast in functie van de wijziging van de bedden, plaatsen of eenheden.

Artikel 12. (12/08/2022- ...)

In afwijking van artikel 11, eerste lid, wordt voor de ziekenhuizen waarvan investeringslasten voor infrastructuur en medisch-technische diensten worden gedekt met toepassing van het koninklijk besluit van 25 april 2002, het jaarlijks toe te kennen instandhoudingsforfait op de volgende wijze bepaald : van de som van de forfaits per bed, plaats of eenheid, vermeld in artikel 9, eerste of tweede lid, van dit besluit, die worden geïndexeerd conform artikel 9, derde en vijfde lid, van dit besluit, worden de bedragen, vermeld in het tweede of vijfde lid, afgetrokken. Het verschil wordt verhoogd met een forfaitaire intrestvergoeding van 10%.

Voor de toepassing van het eerste lid worden, behalve wat het Universitair Ziekenhuis Gent betreft, de volgende bedragen afgetrokken :
1° 0,33 x het bedrag voor de afschrijving van de lasten van opbouw, vermeld in artikel 9, tweede lid, 1°, van het koninklijk besluit van 25 april 2002;
2° 0,33 x het bedrag voor de afschrijving van de lasten van grote onderhoudswerken, vermeld in artikel 9, tweede lid, 3°, van het koninklijk besluit van 25 april 2002;
3° 0,33 x het bedrag voor de afschrijving van de lasten voor herconditioneringswerken, vermeld in artikel 9, tweede lid, 4°, van het koninklijk besluit van 25 april 2002;
4° 0,33 x het bedrag voor de afschrijving van de lasten voor investeringen in het kader van duurzame ontwikkeling, vermeld in artikel 9, tweede lid, 5°, van het koninklijk besluit van 25 april 2002;
5° 0,33 x (geïndexeerd principieel akkoord/33);
6° het provisioneel bedrag voor de afschrijving van de lasten van uitrusting en apparatuur, vermeld in artikel 9, tweede lid, 2°, van het koninklijk besluit van 25 april 2002, voor de medische en de niet-medische uitrusting, vermeld in artikel 29, § 1, 1° en 2°, van dat besluit, zoals dat bedrag vóór 1 januari 2017 werd vastgesteld met toepassing van artikel 29,
§ 2 tot en met § 7, van voormeld besluit;
7° 0,33 x het bedrag voor de afschrijving van de lasten voor de aankoop van rollend materiaal, vermeld in artikel 9, tweede lid, 6°, van het koninklijk besluit van 25 april 2002;
8° het bedrag dat berekend wordt overeenkomstig artikel 29, § 8 van het koninklijk besluit van 25 april 2002.

Bij de berekening van het af te trekken bedrag, vermeld in het tweede lid, 1°, wordt voor de psychiatrische ziekenhuizen het bedrag voor de afschrijving van de lasten van opbouw, dat betrekking heeft op het psychiatrisch verzorgingstehuis en niet op het psychiatrisch ziekenhuis, niet meegerekend.

De aftrek, vermeld in het tweede lid, 5°, wordt toegepast in de nog resterende jaren waarin ter uitvoering van het principieel akkoord een gebruikstoelage wordt toegekend met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden. Als met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2015 tot regeling van de eenmalige uitbetaling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaamse Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, een eenmalige subsidiebetaling heeft plaatsgevonden, wordt voor de toepassing van de aftrek, vermeld in het tweede lid, 5°, het betaalde subsidiebedrag geacht in gelijke schijven betaald te zijn, verdeeld over twintig opeenvolgende jaren vanaf het jaar dat volgt op het jaar van het bevel tot aanvang van de werken of van het plaatsen van de bestelling.

Voor de toepassing van het eerste lid worden, wat het Universitair Ziekenhuis Gent betreft, de volgende bedragen afgetrokken :
1° 0,33 x elk van de bedragen, vermeld in het tweede lid, 1° tot en met 4° en 7° ;
2° het provisioneel bedrag, vermeld in het tweede lid, 6° ;
3° 0,33 x het bedrag, vermeld in artikel 10 van het decreet van 3 februari 2017 betreffende de re-integratie van het Universitair Ziekenhuis Gent in de Universiteit Gent.

Als het bedrag van het jaarlijkse instandhoudingsforfait, berekend met toepassing van het eerste lid, lager is dan het bedrag voor de afschrijving van de lasten van uitrusting en apparatuur, vermeld in artikel 9, tweede lid, 2°, van het koninklijk besluit van 25 april 2002, voor de medische en de niet-medische uitrusting, vermeld in artikel 29, § 1, 1° tot en met 3°, van dat besluit, wordt het laatst vermelde bedrag geacht het instandhoudingsforfait te zijn. Dat bedrag is gelijk aan het bedrag dat vóór 1 januari 2017 werd vastgesteld met toepassing van artikel 29, § 2 tot en met § 7 en § 9, van voormeld koninklijk besluit.

In dit artikel wordt verstaan onder :
1° koninklijk besluit van 25 april 2002 : het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen;
2° geïndexeerd principieel akkoord : het totale bedrag dat wordt berekend en vastgesteld op de datum van het bevel tot aanvang van de werken of van het plaatsen van de bestelling, naargelang van de aard van de investering, conform de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen.

HOOFDSTUK 4 Overgangsbepalingen (... - ...)

Artikel 13. (01/01/2021- ...)

...

Artikel 14. (20/12/2018- ...)

Als een ziekenhuis vóór de inwerkingtreding van dit besluit voor een investering als vermeld in artikel 4 van dit besluit, gebruikstoelagen heeft ontvangen met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, of een eenmalige subsidiebetaling heeft ontvangen met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2015 tot regeling van de eenmalige uitbetaling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaamse Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, maar als voor die investering nog geen provisioneel bedrag is opgenomen in het budget van de financiële middelen van het ziekenhuis, kan het ziekenhuis ervoor kiezen om, in plaats van opname in het budget van de financiële middelen, voor die investering een jaarlijks strategisch forfait aan te vragen. Voor de berekening van dat strategisch forfait zijn artikel 6 en 7, eerste en tweede lid, van dit besluit van overeenkomstige toepassing. Het strategisch forfait per bed, plaats of eenheid wordt bepaald conform kolom C of D van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, naargelang het basisbedrag van de investeringssubsidie, op basis waarvan de gebruikstoelage of de eenmalige subsidiebetaling is berekend, is vastgesteld op 60% of 10% van de goedgekeurde raming van de kosten van de investering. Als aan het ziekenhuis voor voormelde investering het strategisch forfait is toegekend en als het ziekenhuis, ten vroegste 25 jaar na ingebruikname van de infrastructuur die met die investering werd gerealiseerd, met betrekking tot die infrastructuur een nieuwe investering als vermeld in artikel 4 van dit besluit, uitvoert en daarvoor een strategisch forfait aanvraagt, wordt voor die nieuwe investering het strategisch forfait per bed, plaats of eenheid bepaald conform kolom B van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd. Voor de infrastructuur die het voorwerp uitmaakt van de nieuwe investering, zijn de bedragen van kolom C of D van bijlage 1 dan niet langer van toepassing.

De aanvraag, vermeld in het eerste lid van dit artikel, wordt met een aangetekende brief of op digitale wijze bij het Fonds ingediend. Ze bevat de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van het ziekenhuis met de beslissing om het strategisch forfait aan te vragen en een verklaring op erewoord over de investering waarvoor de aanvraag wordt ingediend, met betrekking tot de toepassing van artikel 23 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen. Het Fonds onderzoekt de aanvraag en legt binnen dertig dagen een ontwerp van brief ter ondertekening voor aan de minister. De beslissing van de minister, die het akkoord strategisch forfait verleent of weigert, wordt uiterlijk drie maanden na ontvangst van de aanvraag aan het ziekenhuis meegedeeld met een aangetekende brief of op digitale wijze. In afwijking van artikel 2 van dit besluit zijn de volgende bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen niet van toepassing : artikel 6, artikel 8 tot en met 12, artikel 13 met uitzondering van het derde lid van paragraaf 6 en paragraaf 9, artikel 14 en artikel 22. De beslissing van de minister die het akkoord strategisch forfait verleent, bevat ook de opstartbeslissing strategisch forfait als de aanvraag ook op die opstartbeslissing betrekking heeft en als daaruit blijkt dat de infrastructuur die met de investering wordt gerealiseerd, al in gebruik is genomen. De investeringen, waarop de aanvraag betrekking heeft, worden van rechtswege geacht te passen in de zorgstrategische planning, vermeld in artikel 5 van dit besluit.

In afwijking van het eerste lid kan het ziekenhuis ervoor opteren om voor de investering, vermeld in het eerste lid, de intrestvergoeding, vermeld in artikel 7, te vervangen door een vergoeding van de reële intrestlasten volgens de regels die de minister bepaalt. De vergoeding van de reële intrestlasten is beperkt tot de looptijd van de leningen voor de investering, vermeld in het eerste lid. Nadien is de forfaitaire intrestvergoeding, vermeld in artikel 7, van toepassing.

De bedragen van kolom C of D van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, zijn vastgesteld op de in die bijlage vermelde datum. Ze kunnen door de Vlaamse Regering worden aangepast in functie van een wijziging van de waarde van de parameters, vermeld in bijlage 3, op basis waarvan die bedragen werden berekend.

Artikel 15. (20/12/2018- ...)

Als een ziekenhuis vóór de inwerkingtreding van dit besluit voor een investering als vermeld in artikel 4 van dit besluit, een definitief principieel akkoord heeft verkregen conform het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, als aan het ziekenhuis voor die investering nog geen gebruikstoelage conform dat besluit of een eenmalige subsidiebetaling conform het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2015 tot regeling van de eenmalige uitbetaling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaamse Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, is toegekend, en als voor die investering nog geen provisioneel bedrag is opgenomen in het budget van de financiële middelen van het ziekenhuis, kan het ziekenhuis ervoor kiezen om, in plaats van opname in het budget van de financiële middelen, voor die investering een jaarlijks strategisch forfait aan te vragen en daarbij af te zien van zijn aanspraak op de voormelde gebruikstoelage of eenmalige subsidiebetaling. Voor de berekening van dat strategisch forfait zijn artikel 6 en 7, eerste en tweede lid, van dit besluit van overeenkomstige toepassing.

Op de aanvraag, vermeld in het eerste lid, is artikel 14, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. In afwijking van artikel 15, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen, wordt het strategisch forfait toegekend vanaf het jaar na het jaar waarin het bevel is gegeven tot de aanvang van de werken of waarin de bestelling is geplaatst. In afwijking van artikel 15, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen, wordt het strategisch forfait toegekend vanaf het jaar na het jaar waarin het bevel is gegeven tot de aanvang van de werken of waarin de bestelling is geplaatst.

In afwijking van het eerste lid kan het ziekenhuis ervoor opteren om voor de investering, vermeld in het eerste lid, de intrestvergoeding, vermeld in artikel 7, te vervangen door een vergoeding van de reële intrestlasten volgens de regels die de minister bepaalt. De vergoeding van de reële intrestlasten is beperkt tot de looptijd van de leningen voor de investering, vermeld in het eerste lid. Nadien is de forfaitaire intrestvergoeding, vermeld in artikel 7, van toepassing.

Artikel 16. (01/01/2021- ...)

Als een ziekenhuis vóór de inwerkingtreding van dit besluit voor een investering als vermeld in artikel 4 van dit besluit, die een project met financiering zonder voorafgaand principieel akkoord betreft als vermeld in artikel 8 van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, een gunstig advies van de coördinatiecommissie heeft ontvangen met toepassing van artikel 69 of 71 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, kan aan het ziekenhuis op zijn aanvraag, in plaats van een gebruikstoelage als vermeld in dat besluit, voor die investering een jaarlijks strategisch forfait worden toegekend voor zover de investering past binnen de zorgstrategische planning, vermeld in artikel 5, § 1, van dit besluit, of beantwoordt aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5, § 2, van dit besluit. Voor de berekening van dat strategisch forfait zijn artikel 6 en 7, van dit besluit van overeenkomstige toepassing. In afwijking van artikel 15, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen, wordt het strategisch forfait toegekend vanaf het jaar na het jaar waarin tot de toekenning is beslist. Het Fonds vraagt zo nodig bij het ziekenhuis de aanvullende informatie op die de zorgstrategische planning of de procedureregels, vermeld in artikel 2, eerste lid, van dit besluit, vereisen.

Artikel 17. (07/12/2020- ...)

...

Artikel 17/1. (01/01/2019- ...)

Voor de revalidatieziekenhuizen worden de bedragen die de federale overheid conform artikel 47/9, § 4, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten vaststelt, door het Fonds op de volgende wijze vereffend:
1° in de loop van het eerste kwartaal van het betreffende jaar en uiterlijk op 31 maart: het bedrag dat de federale overheid op 1 januari van het betreffende jaar vaststelt;
2° in de loop van het derde kwartaal van het betreffende jaar en uiterlijk op 30 september: het bedrag dat de federale overheid op 1 juli van het betreffende jaar vaststelt.

HOOFDSTUK 5 Wijzigingsbepalingen (... - ...)

Artikel 18. (01/01/2017- ...)

In artikel 29 van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 december 2012 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 2 tot en met 7 worden opgeheven;
2° paragraaf 8 wordt vervangen door wat volgt :
" § 8. De ziekenhuizen die vanaf het dienstjaar 1997 voor het eerst betoelaagde investeringen afschrijven, krijgen een herziening gebaseerd op de reële afschrijvingslasten, voor zover de betoelaagde investering deel uitmaakt van een uitbreidings- en/of verbouwingsproject ten belope van ten minste 25 % van de maximumprijs van de bouw, berekend met toepassing van de ministeriële besluiten van 1 en 4 september 1978 tot wijziging van de ministeriële besluiten van 1 juli 1971 en 8 november 1973 tot vaststelling van de maximumkostprijs per bed die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de apparatuur en de uitrusting van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend. Als de reële lasten hoger zijn dan de forfaitaire bedragen zoals die op 1 juli 2012 werden berekend overeenkomstig paragraaf 2 tot en met 5, wordt het verschil tussen de reële lasten en die forfaitaire bedragen in aanmerking genomen. De in aanmerking genomen reële lasten beperken zich tot de bedragen zoals ze vóór 1 januari 2017 werden berekend met toepassing van paragraaf 2 tot en met 5, verhoogd met de afschrijving op het niet-betoelaagde gedeelte van de betoelaagde investering.";
3° paragraaf 9 wordt opgeheven.

Artikel 19. (01/01/2017- ...)

In het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, 16 mei 2014 en 15 januari 2016, wordt een artikel 92/3 ingevoegd, dat luidt als volgt :
"Art. 92/3. Vanaf de datum van de bekendmaking van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen in het Belgisch Staatsblad kunnen voor ziekenhuizen geen ontvankelijke aanvragen tot goedkeuring van een masterplan en tot het verkrijgen van een principieel akkoord, vermeld in artikel 13, tweede lid, en artikel 41, tweede lid, van dit besluit, en geen ontvankelijke aanvragen met betrekking tot projecten met financiering zonder voorafgaand principieel akkoord, vermeld in artikel 69, § 1, eerste lid, en artikel 71, § 1, eerste lid, van dit besluit, worden ingediend. Aanvragen die vanaf die datum worden ingediend, worden van rechtswege geacht niet ontvankelijk te zijn en worden niet onderzocht.

Voor zover ze op ziekenhuizen betrekking hebben worden de aanvragen tot goedkeuring van een masterplan en tot het verkrijgen van een principieel akkoord waarvoor vóór de datum, vermeld in het eerste lid, geen voorlopig of definitief principieel akkoord is verleend als vermeld in artikel 32 of 62, van dit besluit, en de aanvragen met betrekking tot projecten met financiering zonder voorafgaand principieel akkoord waarvoor vóór de datum, vermeld in het eerste lid, de coördinatiecommissie, vermeld in artikel 31 van dit besluit, geen gunstig advies heeft verleend als vermeld in artikel 69, § 1, tweede lid, of artikel 71, § 1, tweede lid, van dit besluit, geacht aanvragen te zijn voor een strategisch forfait als vermeld in hoofdstuk 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen. Het Fonds vraagt zo nodig bij de betrokken ziekenhuizen de aanvullende informatie op die de procedureregels en de zorgstrategische planning, vermeld in artikel 2, eerste lid, en artikel 5 van dat besluit, vereisen.".

HOOFDSTUK 6 Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 20. (01/01/2017- ...)

Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 21. (01/01/2017- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE 1 (... - ...)

BIJLAGE 1 (20/12/2018- ...)

Bedragen van het strategisch forfait per bed, plaats of eenheid
De bedragen van het strategisch forfait per bed, plaats of eenheid, vermeld in artikel 6 en 14 van het besluit, zijn de volgende voor de algemene ziekenhuizen (AZ), de universitaire ziekenhuizen (UZ), de psychiatrische ziekenhuizen (PZ) en de revalidatieziekenhuizen (RZ) :

   Strategisch Forfait Strategisch Forfait Bouwkalender 60-40 Strategisch Forfait Bouwkalender 10-90
AZ      
per bed 8.577,38 4.484,62 7.895,25
per plaats dagziekenhuis 8.577,38 4.484,62 7.895,25
per OK-zaal 42.863,22 22.410,72 39.454,47
IZ (extra per bed) 4.780,26 2.499,33 4.400,11
NIC (extra per bed) 5.546,27 2.899,82 5.105,19
dialyse (per post) 4.995,98 2.612,11 4.598,67
verloskwartier (per 100 verlossingen) 2.997,59 1.567,27 2.759,20
N - functie (per 100 verlossingen) 5.495,58 2.873,32 5.058,54
bunker (radiotherapie) 70.965,69 37.103,89 65.322,05
       
UZ      
per bed 13.411,90 7.012,32 12.345,31
per plaats dagziekenhuis 13.411,90 7.012,32 12.345,31
per OK-zaal 68.581,15 35.857,15 63.127,15
IZ (extra per bed) 7.960,33 4.162,00 7.327,27
NIC (extra per bed) 8.672,34 4.534,27 7.982,67
dialyse (per post) 7.993,57 4.179,38 7.357,88
verloskwartier (per 100 verlossingen) 2.997,59 1.567,27 2.759,20
N - functie (per 100 verlossingen) 5.370,68 2.808,02 4.943,57
bunker (radiotherapie) 70.965,69 37.103,89 65.322,05
       
PZ      
per bed 8.309,62 4.423,16 7.661,88
per plaats dagziekenhuis 8.309,62 4.423,16 7.661,88
       
RZ      
per bed 11.526,89 6.040,18 10.612,44

 

BIJLAGE 2 (... - ...)

BIJLAGE 2 (12/08/2022- ...)

Bedragen van het instandhoudingsforfait per bed, plaats of eenheid
De bedragen van het instandhoudingsforfait per bed, plaats of eenheid, vermeld in artikel 9 van het besluit, zijn de volgende voor de algemene ziekenhuizen (AZ), de universitaire ziekenhuizen (UZ), de psychiatrische ziekenhuizen (PZ) en de revalidatieziekenhuizen (RZ) :
 

AZ instandhoudingsforfait zonder correctiefactor
per bed (incl. IZ en NIC) 3 862,73
per plaats dagziekenhuis 3 862,73
per OK-zaal 19 302,96
IZ (extra per bed) 2 152,74
NIC (extra per bed) 2 497,70
dialyse (per centrum) 24 481,79
Verloskwartier (per 100 verlossingen) 1 349,93
N - functie (per 100 verlossingen) 2 474,88
bunker (radiotherapie) 31 958,59
   
UZ  
per bed 6 039,90
per plaats dagziekenhuis 6 039,90
per OK-zaal 30 884,74
IZ (extra per bed) 3 584,84
NIC (extra per bed) 3 905,49
dialyse (per centrum) 24 481,79
Verloskwartier (per 100 verlossingen) 1 349,93
N - functie (per 100 verlossingen) 2 418,62
bunker (radiotherapie) 31 958,59
   
PZ  
per bed 3 694,22
per plaats dagziekenhuis 3 694,22
   
RZ  
per bed 5 240,26

BIJLAGE 3 (... - ...)

BIJLAGE 3 (01/01/2017- ...)

Bijlage 3


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 25/04/2024