( ... - ... )
Rechtsgrond
Dit besluit is gebaseerd op:
- de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970 en bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971, artikel 80, ingevoegd bij de wet van 1 augustus 1978 en vervangen bij het decreet van 8 juli 1996, artikel 94 en 95, ingevoegd bij de wet van 1 augustus 1978 en vervangen bij het decreet van 5 juli 1989, en artikel 96, § 3, ingevoegd bij de wet van 1 augustus 1978 en vervangen bij het decreet van 23 oktober 1991;
- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20 en 87, § 1, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
- het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, artikel 24, 3°, vervangen bij het decreet van 23 december 2016;
- het decreet van 18 juli 2003 betreffende publiek-private samenwerking, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2005, 15 december 2006 en 30 november 2018;
- het decreet van 21 december 2007 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2008, artikel 12, gewijzigd bij de decreten van 21 november 2008 en 5 december 2008;
- het Energiedecreet van 8 mei 2009, het laatst gewijzigd bij het decreet van 15 mei 2020;
- de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, artikel 5.4.3, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014;
- het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en in het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd, artikel 4, § 1;
- de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 juni 2020;
- het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, artikel 6 en 10;
- het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, artikel 13, derde lid en artikel 84;
- de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019, artikel 75 en 76;
- de Vlaamse Codex Wonen van 2021, artikel 1.3, tweede lid, § 2, artikel 2.2, 2.3, 2.4, 2.21, 2.22, 2.23, § 2, artikel 2.31, 2.32, § 2, artikel 2.35, tweede lid, artikel 2.36, 2.37, 3.1, 3.2, derde lid, artikel 3.3, 3.6, § 1, tweede lid, artikel 3.7, § 2, tweede lid, artikel 3.10, 3.11, artikel 3.12, § 2 en § 3, artikel 3.18, 3.19, § 1, tweede lid, artikel 3.21, § 1, artikel 3.29, 3.30, 3.32, eerste lid, artikel 3.44, § 1, derde lid, artikel 3.46, tweede lid, artikel 3.52, 3.54, 4.2, 4.6, 2° en 3°, artikel 4.7, 4.8, 4.9, 4.13, § 2, tweede en derde lid, artikel 4.16, 4.17, eerste en tweede lid, artikel 4.19, 2° en 7°, artikel 4.20, § 2, vierde lid, artikel 4.21, § 2, vierde lid, artikel 4.25, 4.27, 4.31, 4.33, 4.34, 4.35, 4.36, § 1, tweede lid, 3°, 5° en 13°, derde lid, § 4 en § 5, artikel 4.37, derde en vierde lid, artikel 4.39, 4.42, 4.43, vierde lid, artikel 4.44, 4.45, 4.46, 4.47, 4.50, 4.51, 4.54, 4.55, vierde lid, artikel 4.56, 4.57, 4.59, 4.61, 4.62, 4.63, 4.64, 4.65, 4.66, 4.68, 4.70, 4.71, 4.72, 4.74, 4.75, 4.77, 4.78, 4.80, 4.81, 4.85, 4.86, 4.87, 4.88, 4.89, 4.90, 5.4, 5.6, 5.7, 5.9, 5.10, 5.13, eerste lid, artikel 5.15, zesde lid, artikel 5.17, 5.19, 1°, artikel 5.20, 5.21, 5.22, 5.23, 5.24, 5.26, § 2, artikel 5.27, 5.28, 5.32, 5.33, 5.36, eerste lid, artikel 5.37, 5.52, eerste lid, artikel 5.56, tweede lid, artikel 5.57, 5.58, 5.59, 5.60, 5.61, 5.62, 5.65, 5.66, 5.68, 5.69, 5.71, 5.72, 5.73, 5.74, 5.75, 5.76, 5.78, 5.80, tweede lid, artikel 5.85, § 2, artikel 5.87, tweede lid, artikel 5.88, tweede lid, artikel 5.90, 5.91, 5.92, 5.103, eerste lid, artikel 5.106, 6.2, eerste lid, artikel 6.3, artikel 6.6, 6.8, § 1, artikel 6.12, eerste, derde en vierde lid, artikel 6.13, eerste lid, artikel 6.15, 6.16, tweede lid, artikel 6.18, 6.19, 6.20, 6.21, 6.23, eerste lid, artikel 6.24, 6.25, 6.26, 6.28, eerste en derde lid, artikel 6.30, § 1, eerste lid, artikel 6.31, 6.36, 6.42, 6.43, § 1, en artikel 7.5.
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 13 mei 2020.
- De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, heeft zijn akkoord gegeven op 3 juni 2020.
- Er is op 11 juni 2020 bij de Raad van State een aanvraag ingediend voor een advies binnen dertig dagen, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Het advies is niet meegedeeld binnen die termijn. Daarom wordt artikel 84, § 4, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, toegepast.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Wonen en Onroerend Erfgoed.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1.1. ( 01/01/2021 - ... )
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Artikel 1.2. ( 01/01/2025 - ... )
In dit besluit wordt verstaan onder:
1° 65-plusser: de persoon die minstens 65 jaar oud is op de aanvraagdatum en de premiewoning op de aanvraagdatum als hoofdverblijfplaats bewoont;
2° aangroei van de waarde: het verschil tussen de verkoopwaarde van de woning na en voor de uitvoering van de werkzaamheden;
3° ...;
4° ...;
5° ADL-centrum: het centrale dienstlokaal waar de hulpaanvraag aankomt en vanwaaruit een vergunde zorgaanbieder assistentie bij de activiteiten van het dagelijkse leven verstrekt en coördineert;
6° ADL-cluster: een geheel van twaalf tot vijftien ADL-woningen dat geïntegreerd is in een sociale woonwijk en dat verbonden is met een ADL-centrum via een communicatie- en oproepsysteem;
7° ADL-woning: een woongelegenheid die aangepast en uitgerust is om de activiteiten van het dagelijkse leven en het zelfstandig wonen van personen met een handicap te ondersteunen, die gesubsidieerd is op basis van artikel 5.40 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en die zich bevindt in een ADL-cluster;
8° ...;
9° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Wonen in Vlaanderen dat is opgericht bij het besluit van de Vlaamse regering van 16 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Wonen in Vlaanderen;
10° ...;
11° ...;
11° /1. appartementsgebouw: elk bebouwd onroerend goed bestaande uit meerdere premiewoningen of bestaande uit een premiewoning en een of meerdere eenheden zonder woonfunctie
12° arbeidsongeschiktheid: elke toestand die aanleiding geeft tot het verkrijgen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, en waarbij de persoon in kwestie geen andere belastbare beroepsinkomsten heeft, noch als werknemer, noch als zelfstandige;
13° archeologische opgraving: het gebruik van wetenschappelijke methoden en technieken waarmee doelbewust de ondergrondse, aan de oppervlakte of onder water aanwezige archeologische artefacten en archeologische sites worden opgespoord, vrijgelegd en door opgraving worden onderzocht, waarbij de archeologische artefacten en onderzoeksdocumenten archeologische ensembles vormen;
14° archeologisch vooronderzoek: het gebruik van wetenschappelijke methoden en technieken waarmee doelbewust archeologische artefacten en archeologische sites worden opgespoord en gewaardeerd zonder de erfgoedwaarden in situ wezenlijk aan te tasten. Er zijn twee soorten archeologisch vooronderzoek, namelijk archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem dat mogelijk effect heeft op de erfgoedwaarden in situ zoals de aanleg van proefsleuven, proefputten, vlakken of andere intrusieve methoden met grondverzet en archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem, waarbij geen grondwerkzaamheden of activiteiten worden verricht die effect hebben op de erfgoedwaarden in situ. Voorbeelden van archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem zijn veldprospectie, luchtfotografische prospectie, geofysische prospectie en archivalisch onderzoek;
15° bad: een lig- of zitbad dat voorzien is van koud- en warmwatertoevoer en dat aangesloten is op het rioleringsnet;
15°/1 basiskot: een woning voor een student zonder toilet, bad, douche en kookgelegenheid. De bewoners zijn voor die voorzieningen aangewezen op de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt;
15°/2 basiskotenwoning: elk gebouw of deel ervan dat bestaat uit een of meer basiskoten en gemeenschappelijke ruimten;
16° basistaalvaardigheid Nederlands: het niveau van het Nederlands dat overeenstemt met niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen;
17° beheersorgaan: een van de twee volgende soorten organen:
a) elk van de volgende organen van een woonmaatschappij die bindende beheerbeslissingen kunnen nemen:
1) de algemene vergadering;
2) het bestuursorgaan;
3) het orgaan van dagelijks bestuur;
b) elk orgaan dat conform het intern reglement uitdrukkelijk aangewezen is om specifieke beslissingen te nemen of te bekrachtigen;
18° beheersvergoeding: de bijdrage die een sociale woonactor betaalt om de werking van de VMSW te financieren;
19° behoeftebepaling: de vaststelling van de behoefte aan de inhuurneming van bijkomende woningen in het werkingsgebied van een woonmaatschappij;
20° beoordelingscommissie: de commissie, vermeld in artikel 2.33/20;
21° beraadslagende vergadering: elke samenkomst van een orgaan waarbij beslissingen genomen worden die al dan niet achteraf conform het intern reglement worden bekrachtigd door het orgaan van dagelijks bestuur of het directiecomité of het bestuursorgaan en waarvan een verslag wordt opgesteld, waaronder het toewijzingscomité en het aanbestedingscomité;
21° /1 beroepskwalificatie woningcontroleur: de beroepskwalificatie, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2021 tot erkenning van de beroepskwalificatie woningcontroleur;
22° bindend sociaal objectief: het gemeentelijk objectief, vermeld in artikel 2.27 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
23° bouwrijp maken: het voor bebouwing geschikt maken van bouwpercelen bestemd voor het woonproject, inbegrepen de opmaak van een stedenbouwkundige studie, met uitzondering van de sloop en de infrastructuurwerken;
24° bouwtechnische en conceptuele richtlijnen: de richtlijnen, vermeld in artikel 4.3, eerste lid;
25° CBO-oproep: een periodieke oproep die het agentschap lanceert bij private actoren om voorstellen in te dienen voor de gunning van een of meer aannemingsovereenkomsten, in de vorm van een mededingingsprocedure met onderhandeling, met private inbreng van onbebouwde grond, voor het ontwerp en de bouw van sociale huur- of koopwoningen, of met private inbreng van bebouwde grond, voor het ontwerp en de vervangingsbouw, renovatie, verbetering of aanpassing van het onroerend goed tot sociale huur- of koopwoningen;
25° /1 centraal inschrijvingsregister: het centraal inschrijvingsregister, vermeld in artikel 6.5 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
26° Centrale voor kredieten aan particulieren: de centrale, vermeld in artikel I.9, 69°, van het Wetboek van Economisch Recht;
27° collectief dienstgebouw: een of meer als een geheel te beschouwen gebouwvolumes met voorzieningen voor het gemeenschappelijke gebruik door woonwagenbewoners;
28° collectieve verwarmingsinstallatie: de gemeenschappelijke voorziening om verschillende wooneenheden te voorzien van verwarming, al dan niet in combinatie met sanitair warm water;
29° conformiteitsattest: het attest, vermeld in artikel 3.6 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
30° conformiteitsonderzoek: het onderzoek, vermeld in artikel 3.4;
31° consolidatie: de overgang van de investeringsfase (periode van geldopname) naar de aflossingsfase (de terugbetaling van het krediet);
32° ...;
33° decreet van 15 juli 2011: het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd;
34° decreet van 22 december 2017: het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
35° Design and Build-oproep: een periodieke oproep bij private actoren om voorstellen in te dienen voor de gunning, in de vorm van een openbare of niet-openbare procedure of een mededingingsprocedure met onderhandeling, voor het ontwerp en de bouw van sociale huur- of koopwoningen;
36° douche: een stortbad dat voorzien is van koud- en warmwatertoevoer en dat aangesloten is op het rioleringsnet;
37° ...;
38° entiteiten van het beleidsveld Wonen: het agentschap en de VMSW;
38° /1 erkenning als woningcontroleur: de erkenning als woningcontroleur, vermeld in artikel 3.48;
39° experimentele actie: een actie met een vernieuwend karakter, die beantwoordt aan maatschappelijk relevante behoeften en die erop gericht is de private huursector te professionaliseren;
40° financieel kader: het kader voor de financiële toets op het niveau van de verrichting, dat uitvoering geeft aan de decretale bepalingen over de financiering van het Vlaamse woonbeleid;
41° Financieringsfonds: het Vlaams Financieringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant, vermeld in artikel 5.11, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 zoals van kracht op 31 december 2022, of zijn rechtsopvolger;
42° frictieleegstand: de leegstand van woningen of kamers als gevolg van verhuizingen, verkopen of verbouwingen, die noodzakelijk is om de woningmarkt naar behoren te laten functioneren;
43° garage: niet-residentiële ruimte die bestemd is om een voertuig te stallen;
43°/1 geconventioneerde verhuurorganisatie: een gemeente, een OCMW, een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut waarop het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019 van toepassing is, of een sociale onderneming voor zover ze erkend is volgens het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019, of een autonoom gemeentebedrijf als vermeld in deel 2, titel 3, hoofdstuk 2, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
44° gemeenschappelijk sanitair lokaal: een gemeenschappelijk lokaal dat uitsluitend bestemd is voor de persoonlijke hygiëne van de kamerbewoners;
45° gemeenschappelijk wc-lokaal: een gemeenschappelijk sanitair lokaal met een wc;
46° gemeenschappelijke badkamer of douche: een gemeenschappelijk sanitair lokaal met een bad of een douche;
47° gemeenschappelijke kookruimte: een gemeenschappelijk woonlokaal of deel ervan dat bestemd is om te koken, dat uitgerust is met een of meer gootstenen, dat voorzien is van koudwatertoevoer met een aansluiting op het rioleringsnet, en dat over een of meer kooktoestellen op gas of elektriciteit beschikt;
48° gemeenschappelijke ruimte: een gemeenschappelijk deel van de kamerwoning dat gebruikt wordt als zitplaats, keuken, interne circulatieruimte of gemeenschappelijk sanitair lokaal;
49° gemeentelijke woningcontroleur: een woningcontroleur die conformiteitsonderzoeken uitvoert in opdracht van een gemeente of een intergemeentelijk samenwerkingsverband;
50° gewestwaarborg: de waarborg zoals bepaald in artikel 5.58 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 zoals van kracht voor 1 januari 2022;
50° /1 gezinsbijslagen: de gezinsbijslagen, vermeld in artikel 3, § 1, 19°, van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid;
50° /2 gezinshereniging: de gezinshereniging of gezinsvorming, vermeld in artikel 10, 10bis, 40bis, 40ter en 47/1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
51° goede woning: een bebouwd onroerend goed dat in aanmerking komt voor een onmiddellijke verhuring als sociale huurwoning of dat als sociale huurwoning verhuurd kan worden na een investering van maximaal 15.000 euro, exclusief btw;
52° groeipad: het ritme van de programmatie van sociale huurwoningen in de periode 2009-2025, opgenomen in bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd;
53° grondige renovatie: energetische renovatie, waarbij een of meer van de maatregelen, vermeld in artikel 5.49, met een periode van maximaal twaalf maanden tussen de bestelling van de eerste en de laatste fase worden toegepast, waardoor het gebouw in kwestie minstens voldoet aan al de volgende voorwaarden:
a) het gebouw heeft dak- of zoldervloerisolatie;
b) het gebouw heeft geen enkelvoudige beglazing meer;
c) de verwarmingsketels hebben een thermisch rendement bij vollast van minstens 90% van de bovenste verbrandingswaarde. De gaskachels hebben een thermisch rendement bij vollast van minstens 80% van de bovenste verbrandingswaarde;
d) het gebouw wordt niet verwarmd door elektrische weerstandsverwarming;
e) het gebouw heeft geen actieve luchtkoeling;
54° GSC: de gewestelijke sociale correctie;
55° huurdersbonden: de organisaties die erkend zijn conform boek 4, deel 1, titel 6;
56° huurwaarborglening: de lening, vermeld in boek 5, deel 4, titel 3, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
57° individueel dienstgebouw: een of meer gebouwvolumes met voorzieningen voor het individuele gebruik door woonwagenbewoners;
58° individuele verwarmingsinstallatie: individuele voorziening om een woning te voorzien van verwarming, al dan niet in combinatie met sanitair warm water;
59° infrastructuurwerken : de volgende werken als ze noodzakelijk zijn voor de woningen in kwestie :
a) werken aan de wegenuitrusting, namelijk het aanleggen of aanpassen en het geschikt maken van :
1) de toegangs- en circulatieruimten voor alle verkeersdeelnemers;
2) de parkeerplaatsen, fietsenstallingen;
3) de vaste constructies binnen de toegangs- en circulatieruimten;
b) werken aan de inrichtingen voor afvoer en zuivering van afvalwater, namelijk het aanleggen of aanpassen en het geschikt maken van :
1) de waterafvoerleiding tot het dichtstbijzijnde lozingspunt, de wachtbuizen voor de aansluiting van de woningen;
2) de gemalen, zuiveringsstations en andere voorzieningen die op advies van de VMSW noodzakelijk worden geacht voor de normale waterafvoer of ter voorkoming van de verontreiniging door afvalwater;
c) openbare verlichting en de daarbij horende netuitbreiding aanleggen of aanpassen;
d) werken aan het openbare watervoorzieningsnet, namelijk het aanleggen of aanpassen en het uitrusten van de uitbreiding van het waterbedelingsnet, uitgezonderd de huisaansluitingen, maar met inbegrip van de hydranten;
e) omgevingswerken, namelijk werken aan :
1) groenvoorzieningen;
2) verhardingen voor niet-gemotoriseerd verkeer en recreatief gebruik;
3) al dan niet vast straatmeubilair en speeltuigen;
4) vaste constructies voor plant-, water- en speelvakken;
5) andere bijkomende werken, zoals plaatselijke draineringen, beperkte parkeeroppervlakten, met uitsluiting van werken van burgerlijke bouwkunde;
60° inrichting: de volgende werken:
a) infrastructuurwerken als vermeld in punt 59°;
b) de oprichting van collectieve dienstgebouwen;
c) de oprichting van individuele dienstgebouwen;
61° instandhouding: de investering in de renovatie, verbetering of aanpassing van bestaande woningen, gebouwen of niet-residentiële ruimten;
62° intergemeentelijk project lokaal woonbeleid: een project waaraan een subsidie wordt verleend met toepassing van boek 2, deel 2;
63° intergemeentelijk samenwerkingsverband: een intergemeentelijk samenwerkingsverband als vermeld in deel 3, titel 3, van het decreet van 22 december 2017;
64° intermediaire instelling: openbare besturen, welzijns- of gezondheidsvoorziening of organisaties die de Vlaamse Regering daarvoor erkent als vermeld in artikel 6.36, §1, 1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
65° intern auditcomité: een comité dat als opdracht heeft het bestuursorgaan bij te staan in zijn toezichtfunctie, in het bijzonder bij:
a) de controle van de financiële informatie zoals de jaarrekening, het jaarverslag en de tussentijdse financiële rapportering;
b) de controle van de naleving van de toepasselijke wetten en reglementen, het systeem van interne controle, het risicobeheer;
c) de controle op het zuinige en doelmatige gebruik van financiële middelen;
66° ...
67° kamerwoning: elk gebouw of deel ervan dat bestaat uit een of meer kamers en gemeenschappelijke ruimten;
68° kandidaat-koper: een of meer woonbehoeftige particuliere personen die een woning of kavel willen aankopen;
69° kernsteden: Aalst, Antwerpen, Boom, Brugge, Dendermonde, Genk, Gent, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas, Turnhout en Vilvoorde;
69° /1 keuringsinstelling: een vennootschap die geaccrediteerd is als keuringsinstelling van het type A door BELAC of een gelijkwaardig accreditatiesysteem om conformiteitsonderzoeken in woningen uit te voeren;
70° kookruimte: een lokaal of deel ervan dat bestemd is om te koken, waarin een kooktoestel op gas of elektriciteit geplaatst kan worden en dat uitgerust is met een gootsteen met koudwatertoevoer en een aansluiting op het rioleringsnet;
71° koopprijs van de woning: de prijs die de ontlener aan de verkoper van de woning heeft betaald, exclusief de bijbehorende kosten, te verhogen met de btw als de woning nog niet is ingeschreven in het kohier voor de onroerende voorheffing;
72° kortetermijnplanning: de planning van verrichtingen waarvan de uitvoering of plaatsingsprocedure binnen een termijn van vier maanden opgestart kan worden, vermeld in artikel 2.33/16;
72°/1 kotlabel: een kotlabel als vermeld in artikel 3.59, §2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
73° kredietinstelling: de kredietinstelling, vermeld in artikel 1, §3, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;
74° kredietmaatschappij: de hypothecaire kredietmaatschappij voor sociaal woonkrediet waaraan een erkenning is verleend conform artikel 5.58, eerste lid, 1°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
75° Kruispuntbank Inburgering: de Kruispuntbank Inburgering, vermeld in artikel 1, 8°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 januari 2016 houdende de uitvoering van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid;
76° kwaliteitskamer: het orgaan, vermeld in artikel 4.4;
77° leningsaanbod: het aanbod, vermeld in artikel VII.127, §3, van het Wetboek van Economisch Recht;
78° LHI: lokale huisvestingsinstantie: gemeente, intergemeentelijk samenwerkingsverband, OCMW of woonmaatschappijen;
79° lokale woontoets: de toets, vermeld in artikel 2.33/6;
80° mantelzorg: de activiteiten die een mantelzorger als vermeld in artikel 2, §1, 6°, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, verleent;
81° meerjarenplanning: de planning van verrichtingen waarvan de uitvoering of plaatsingsprocedure binnen een termijn van drie jaar opgestart kan worden, vermeld in artikel 2.33/13;
82° met een sociale huurwoning gelijkgestelde woning:
a) een huurwoning die deel uitmaakt van een woonproject met sociaal karakter;
b) een huurwoning die vrijwillig verhuurd wordt conform de bepalingen, vermeld in boek 6;
83° met een sociale kavel gelijkgestelde kavel:
a) een kavel die deel uitmaakt van een woonproject met sociaal karakter;
b) een kavel die vrijwillig overgedragen wordt conform de bepalingen, vermeld in boek 5, deel 8;
84° met een sociale koopwoning gelijkgestelde woning:
a) een koopwoning die deel uitmaakt van een woonproject met sociaal karakter;
b) een koopwoning die vrijwillig overgedragen wordt conform de bepalingen, vermeld in boek 5, deel 8;
85° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het woonbeleid;
86° nieuwe premiewoning: een premiewoning die wordt of werd gerealiseerd door werkzaamheden uit te voeren in een deel van een opgesplitste bestaande woning of in een bestaand gebouw;
87° noodwoning: woning die op verzoek van de burgemeester te huur of ter beschikking wordt gesteld als een tijdelijke en voorwaardelijke oplossing voor personen die zich in een specifieke problematische woonsituatie bevinden;
88° nulmeting: de nulmeting op het vlak van het bestaande sociaal woonaanbod, opgenomen in de bijlage die bij de Vlaamse Codex Wonen van 2021 is gevoegd;
89° onbewoonbaar verklaarde woning: de woning die onbewoonbaar is verklaard, hetzij met toepassing van artikel 3.12, §1, of artikel 3.16, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, hetzij met toepassing van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet;
90° ondersteuningsstructuur huurdersinitiatieven: de samenwerkings- en overlegstructuur voor de initiatieven ter bevordering van de positie van de kandidaat-huurders en de huurders op de private huurmarkt en in de sociale huisvesting, conform artikel 4.72 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
91° ongeschikt verklaarde woning: de woning die met toepassing van artikel 3.12, §1, of artikel 3.16, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 ongeschikt is verklaard;
92° onvrijwillige werkloosheid: elke toestand van onvrijwillige volledige werkloosheid die aanleiding geeft tot werkloosheidsuitkeringen van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, waarbij de persoon in kwestie geen andere belastbare beroepsinkomsten heeft, noch als werknemer, noch als zelfstandige. Bruggepensioneerden worden niet als werklozen beschouwd;
93° oorspronkelijke rentevoet: de rentevoet die de kredietgever op de referentiedatum bij het aangaan van de lening aanrekent aan de ontlener;
94° openbaar bestuur: een gemeente, een intergemeentelijk samenwerkingsverband, een OCMW of een welzijnsvereniging;
95° operationele doelstellingen: de doelstellingen voor woonmaatschappijen die uit de Vlaamse Codex Wonen van 2021 zijn afgeleid, en die zo veel mogelijk geformuleerd zijn als indicatoren die specifiek, meetbaar, acceptabel, resultaatgericht en tijdsgebonden zijn;
96° oppervlakte: de vloeroppervlakte gemeten tussen de begrenzende bouwdelen, die berekend wordt als het verschil van de bruto-vloeroppervlakte en de constructieoppervlakte;
97° organisaties, belast met de uitvoering van het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid: het Agentschap Integratie en Inburgering, vermeld in artikel 17, §2, 7°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap Integratie en Inburgering Antwerpen vzw, het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap Integratie en Inburgering Gent vzw en het Huis van het Nederlands Brussel vzw;
98° overbewoond verklaarde woning: de woning die conform boek 3, deel 6, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 overbewoond is verklaard;
99° perceel, bestemd voor woningbouw: onbebouwde percelen in het woongebied, met uitsluiting van woonuitbreidingsgebied, vermeld op de ruimtelijke uitvoeringsplannen of op de plannen van aanleg, die aan een uitgeruste weg liggen als vermeld in artikel 4.3.5 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, alsook alle percelen waarvoor een niet-vervallen verkavelingsvergunning of omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden bestaat;
100° plat dak: dak met een aaneengesloten membraanvormige waterkering met een helling die kleiner dan 15° is.
101° potentieel rechthebbende: de kandidaat-huurder die op basis van de gegevens waarover het agentschap of de woonmaatschappij beschikt, op korte termijn blijkt te kunnen voldoen aan de voorwaarden, vermeld in boek 5, deel 5, titel 2;
102° ...;
103° PPS-overeenkomst: de overeenkomst die voor 1 januari 2020 gesloten is conform het als bijlage 15 bij dit besluit gevoegde model van vierpartijenovereenkomst van publiek-private samenwerking tussen het Vlaamse Gewest, het Garantiefonds, de LHI en een private partner, waarin de wederzijdse verbintenissen zijn beschreven. Deze overeenkomst bestaat uit een samen- werkingsovereenkomst, een opstalovereenkomst en een erfpachtovereenkomst;
104° PPS-woning: een sociale huurwoning die opgericht is ter uitvoering van een PPS-overeenkomst;
105° premiewoning: het onroerend goed, of het zelfstandig deel ervan, dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of een alleenstaande, waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitsluiting van de kamer, vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 25°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
106° prestatiebeoordeling: de procedure om de prestaties van een woonmaatschappij te beoordelen, in voorkomend geval in vergelijking met een voorgaande beoordeling, die bestaat uit de volgende stappen die achtereenvolgens doorlopen worden:
a) een meting van de prestaties van de woonmaatschappij;
b) een visitatie van de woonmaatschappij;
c) de opmaak van een visitatierapport waarin de prestaties van de woonmaatschappij worden beoordeeld;
107° prestatiedatabank: de databank, vermeld in artikel 4.6, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
107° /1 primaire verhuurder: de woonmaatschappij, vermeld in artikel 6.6, § 2, eerste lid;
108° privaat huishouden: hetzij een persoon die gewoonlijk alleen leeft, hetzij twee of meer personen die, al dan niet door familiebanden verbonden, gewoonlijk dezelfde woning betrekken en er samen leven, uitgezonderd de personen die in een collectief huishouden verblijven, zoals kloostergemeenschappen, rusthuizen, weeshuizen, studenten- of arbeidershomes, verplegingsinrichtingen en gevangenissen;
109° projectenlijst: de lijst, vermeld in artikel 2.33/7;
110° projectportaal: het digitale projectplatform, vermeld in artikel 4.46;
111° realisatie: de nieuwbouw of vervangingsbouw van woningen en niet-residentiële ruimten, en de inrichting van kavels;
112° referentiebestand: het uittreksel uit het centraal inschrijvingsregister dat alle kandidaat-huurders bevat van wie het inkomen, rekening houdende met het aantal personen ten laste conform boek 6, de grenzen, vermeld in artikel 6.13, eerste lid, niet overschrijdt;
113° referentiejaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de berekening van de GSC plaatsvindt;
114° referentierentevoet: de rentevoet die maandelijks wordt vastgesteld op basis van de evolutie van de OLO20, de lineaire obligatie met een resterende looptijd van twintig jaar;
115° regionaal steunpunt: een deelwerking van een erkende huurdersbond met een centraal secretariaat;
116° rekening-courant bij de VMSW: de rekening bij de VMSW waarop de middelen van de woonmaatschappij beheerd worden, vermeld in artikel 4.34 tot en met artikel 4.38;
117° renovatietoets: de toets, vermeld in artikel 2.33/4;
118° rijwoning: een woning waarvan twee zijden verbonden zijn met andere gebouwen of bestaan uit wachtgevels;
119° schattingsprijs: de raming van de waarde van een onroerend goed door een van de volgende personen of instanties, op voorwaarde dat een raming van een persoon of instantie als vermeld in punt a), primeert op een raming van een persoon of instantie als vermeld in punt b), c) en d):
a) een schatter-onderhandelaar van de Vlaamse Belastingdienst;
b) een notaris;
c) een landmeter-expert, na gezamenlijk akkoord over de schatter;
d) een ambtenaar die het agentschap gemachtigd heeft, als het agentschap zelf geen partij is bij de onroerende transactie waarvoor het schattingsverslag wordt opgemaakt;
120° seizoenarbeider: de gelegenheidsarbeider vermeld in artikel 8bis, tweede lid, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, voor de duur van zijn tewerkstelling als gelegenheidsarbeider;
121° sloop: de sloop van een of meer constructies, alsook de uitvoering van werken die er integrerend deel van uitmaken, zoals onder meer het wegnemen van leidingen, het uitvoeren van beveiligingswerken en het afwerken van de door de sloop vrijgekomen gevels van belendende gebouwen;
122° sociale assistentiewoning: een woning als vermeld in artikel 4, §1, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers;
123° sociale lening voor het behouden van een woning: een lening die voldoet aan de voorwaarden van een sociale lening en die aangegaan wordt ter financiering van vroeger aangegane schulden voor de renovatie, de koop of de bouw van een bescheiden woning;
124° specifieke inhaalbeweging: de specifieke inhaalbeweging, vermeld in artikel 2.32, §1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
125° standplaats: een afgebakende ruimte op een woonwagenterrein om een woonwagen te plaatsen;
126° strategische doelstellingen: de doelstellingen die afgeleid zijn uit de Vlaamse Codex Wonen van 2021, en die de algemene beleidskeuzen aangeven;
127° strategische grondaankoop: de aankoop van een grond waarvan de aankoopprijs minder dan de helft bedraagt van de reële verkoopwaarde op de vrije markt van vergelijkbare bouwrijpe gronden in die regio en:
a) die pas op middellange termijn voor bebouwing in aanmerking komt omdat hij gelegen is in een woonuitbreidingsgebied dat pas op middellange termijn mag worden aangesneden, of;
b) die volgens de huidige bestemming van het gewestplan niet onmiddellijk voor woningbouw in aanmerking komt maar waar een ruimtelijk structuurplan of een ontwerp ruimtelijk uitvoeringsplan een woonbestemming in het vooruitzicht stelt, of;
c) die gelegen is in een niet-uitgeruste woonzone;
128° structurele leegstand: een leegstaande woning die gedurende minimaal zes maanden leegstaat of zal leegstaan als gevolg van de geplande uitvoering van een renovatie- of bouwproject;
129° stuurgroepvergadering: het overleg op regelmatige basis over de uitvoering en de voortgang van een project, vermeld in artikel 2.26;
130° ...
131° SVK Pro-oproep: een periodieke oproep die het agentschap lanceert op de markt om voorstellen te verkrijgen voor de verhuring van woningen aan een woonmaatschappij voor een duurtijd van achttien jaar;
132° technisch verslag: het verslag dat een woningcontroleur in het kader van een conformiteitsonderzoek opstelt aan de hand van de modellen die opgenomen zijn in bijlage 4 tot en met 6, die bij dit besluit zijn gevoegd;
133° tenlasteneming: de rechtstreekse betaling van kosten door een subsidiërende overheid aan aannemers van opdrachten van werken, leveringen en diensten in het kader van een subsidieaanvraag;
134° thematische actie: een actie met een aanvullend karakter, die in de lijn van het gevoerde beleid ligt en die beantwoordt aan maatschappelijk relevante behoeften;
135° toekenning van de lening: de datum van ondertekening van de notariële leningsakte of van de onderhandse overeenkomst in het kader van een akte van kredietopening of van een akte van een hypotheek voor alle sommen;
135° /1 toewijzingsraad: de toewijzingsraad, vermeld in artikel 6.12, vijfde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
136° toezichthouder: de toezichthouder, vermeld in artikel 4.79 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
137° vergunde zorgaanbieder: een zorgaanbieder die conform artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap vergund is om niet rechtsreeks toegankelijke zorg en ondersteuning aan te bieden;
138° verwerving van een onroerend goed: het verkrijgen van het zakelijk recht van eigendom, erfpacht of opstal op het onroerend goed;
139° verzekeraar: een private instelling waaraan het VWF de verzekeringsopdracht, vermeld in artikel 5.153, heeft uitbesteed;
140° verzekerde: de aanvrager die een aanvraag, conform artikel 5.157, §1, heeft ingediend, waarvan het VWF heeft beslist dat die in aanmerking komt voor de verzekering, conform artikel 5.157, §4;
141° verzoek tot overname van de verplichting tot betaling van de huurprijs: het verzoek tot overname van de verplichting tot betaling van de huurprijs, vermeld in artikel 4.20 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
142° verzoek tot overname van de verplichting tot betaling van de vergoeding van de huurschade: het verzoek tot overname van de verplichting tot betaling van de vergoeding van de huurschade, vermeld in artikel 4.21 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
143° VIVAS: de Vereniging Inwoners Van Sociale Woningen;
144° Vlaams Loket Woningkwaliteit, afgekort VLOK: het digitaal dossieropvolgingssysteem dat ter beschikking staat van het agentschap, de Vlaamse steden en gemeenten en de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, voor het bijhouden van gegevens die verzameld worden in het kader van de procedures, vermeld in boek 3 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en boek 3 van dit besluit, en voor het beheer en het automatiseren van de processen, vermeld in boek 3 van de voormelde codex en boek 3 van dit besluit;
145° Vlaamse beleidsprioriteiten: de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 15 juli 2011;
146° Vlabinvest-gebied: het werkgebied van Vlabinvest apb;
147° VMSW: de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, vermeld in artikel 4.7 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
148° voortgangstoets: de voortgangstoets over de implementatie van het bindend sociaal objectief, vermeld in artikel 2.23, §2, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
149° VWF: het Vlaams Woningfonds, vermeld in artikel 4.60 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
150° wc: een toilet met waterspoeling en reukafsnijder dat is aangesloten op het rioleringsnet;
151° woningbouwgebied: een gebied als vermeld in bijlage 3 die bij dit besluit is gevoegd;
152° woningcontroleur: een persoon als vermeld in artikel 3.48;
152° /1 woonlokaal: een lokaal dat bestemd is om te worden gebruikt als keuken, woon- of slaapkamer, met uitsluiting van de voorhal, de gangen, de wc's en sanitaire lokalen, de wasruimten, de bergplaatsen, de niet voor bewoning ingerichte kelders, zolders en bijgebouwen, de garages en de lokalen voor beroepsbezigheden;
153° woonproject met sociaal karakter: het woonproject, vermeld in artikel 4.53/1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
154° woonvernieuwingsgebied: een gebied als vermeld in bijlage 2 die bij dit besluit is gevoegd;
155° woonwagenterrein: een residentieel woonwagenterrein of een doortrekkersterrein voor woonwagenbewoners;
156° zelfstandige woning: een woning die beschikt over een toilet, een bad of douche en een kookgelegenheid;
157° zittende huurder: een huurder van een sociale huurwoning als vermeld in artikel 6.1, 1°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, 51°, wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de ABEX-index van november van het voorgaande jaar, met als basis de ABEX-index van november 2017. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende veelvoud van 100 euro.
Artikel 2.1. ( 01/01/2021 - ... )
Voorbehouden voor toekomstig gebruik
Artikel 2.2. ( 19/04/2025 - ... )
In dit deel wordt verstaan onder:
1° initiatiefnemer: een intergemeentelijk samenwerkingsverband als vermeld in deel 3, titel 3, van het decreet van 22 december 2017;
2° lokaal woonoverleg: het overleg tussen de lokale woonactoren onder verantwoordelijkheid van de gemeente, voor de voorbereiding of de uitvoering van het lokaal woonbeleid;
3° lokale woonactoren: de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de sociale woonorganisaties, vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 53°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
4° partner: elke derde die samenwerkt met de initiatiefnemer;
5° project: het geheel van de initiatieven waaraan het Vlaamse Gewest subsidies toekent in het kader van het subsidiebesluit;
6° projectuitvoerder: de initiatiefnemer of een partner die belast is met de uitvoering van een project;
7° subsidiebesluit: de beslissing van de minister waarbij een subsidie die ingesteld is bij dit deel, wordt verleend met het oog op de uitvoering van een project;
8° werkingsgebied: het ruimtelijk gebied in het Vlaamse Gewest waarin het project wordt uitgevoerd.
Artikel 2.3. ( 01/01/2021 - ... )
De gemeenten hebben conform artikel 2.2, §1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 de regierol voor het woonbeleid op hun grondgebied. Dat betekent dat ze binnen de grenzen van het subsidiariteitsbeginsel zorgen voor de uitwerking, sturing, afstemming en uitvoering van het lokaal woonbeleid.
Artikel 2.4. ( 01/01/2021 - ... )
Elke gemeente organiseert ten minste twee keer per jaar een lokaal woonoverleg waarop ze de lokale woonactoren, de lokale welzijnsorganisaties en het agentschap uitnodigt.
De gemeente maakt een verslag op van het lokaal woonoverleg en bezorgt het verslag aan de leden en aan het agentschap.
Artikel 2.5. ( 01/01/2024 - ... )
Een bespreking op het lokaal woonoverleg is verplicht voor:
1° ...;
2° ...;
3° een gemeentelijk woningkwaliteitsreglement;
4° elke nieuwe inplanting of uitbreiding van een bestaand woonwagenterrein, met het oog op de indiening van een subsidieaanvraag conform boek 5, deel 3;
5° elk project als vermeld in artikel 2.33/5, §1, eerste lid, met het oog op de opname ervan in de Projectenlijst, vermeld in artikel 2.33/7;
6° de lokale woonbehoeften en de lijsten van de kandidaat-huurders voor een sociale huurwoning in de gemeente, conform artikel 2.33/5, §3.
Een mededeling op het lokaal woonoverleg is verplicht voor de aspecten, vermeld in artikel 2.33/5, §2.
Artikel 2.6. ( 19/04/2025 - ... )
Krachtens artikel 4, §1, van het decreet van 15 juli 2011 worden voor de lokale beleidscyclus 2026 - 2031 de volgende Vlaamse beleidsprioriteiten voor het woonbeleid vastgesteld:
1° de gemeente zorgt voor een divers en betaalbaar woonaanbod afhankelijk van de woonnoden;
2° de gemeente werkt aan de kwaliteit van het woningpatrimonium en de woonomgeving;
3° de gemeente informeert, adviseert en begeleidt inwoners met vragen over wonen.
In het eerste lid wordt verstaan onder de lokale beleidscyclus: de beleidscyclus, vermeld in artikel 2, 3°, van het decreet van 15 juli 2011.
Rekening houdend met de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in het eerste lid, die geconcretiseerd worden aan de hand van de initiatieven, vermeld in artikel 2.7 tot en met 2.9, voert de gemeente haar eigen lokaal woonbeleid, met bijzondere aandacht voor:
1° de meest woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden;
2° transversale en bovenlokale thema's die raakpunten hebben met wonen.
Artikel 2.7. ( 19/04/2025 - ... )
In het kader van de Vlaamse beleidsprioriteit ‘De gemeente zorgt voor een divers en betaalbaar woonaanbod in functie van de woonnoden’ voert de gemeente minstens de volgende initiatieven uit:
1° de lokale woningmarkt in kaart brengen, zowel de vraag- als de aanbodzijde;
2° kerncijfers over de woningmarkt periodiek op het lokaal woonoverleg bespreken;
3° het ruimtelijk beleid betrekken bij het lokaal woonoverleg;
4° voorzien in een aanbod van nood- of doorgangswoningen op lokaal of bovenlokaal niveau, of samenwerken met een partner om in een aanbod van nood- of doorgangswoningen te kunnen voorzien;
5° een gecoördineerd lokaal sociaal woonbeleid voeren, dat de volgende aspecten bevat:
a) een visie op sociaal wonen uitwerken en toepassen;
b) een partnerschap waarmaken met de woonmaatschappij die actief is in de gemeente;
c) een beleid voeren rond de activering van gronden en panden voor sociaal wonen;
d) de opdrachten, vermeld in deel 3, titel 2, van dit boek uitvoeren;
e) de opdrachten, vermeld in boek 2, deel 3, titel 1 uitvoeren, en het Projectportaal gebruiken, vermeld in artikel 4.46;
f) de toewijzingspraktijk van sociale woningen minstens één keer per jaar op het lokaal woonoverleg bespreken.
Artikel 2.8. ( 19/04/2025 - ... )
In het kader van de Vlaamse beleidsprioriteit ‘De gemeente werkt aan de kwaliteit van het woningpatrimonium en de woonomgeving’ voert de gemeente minstens de volgende initiatieven uit:
1° kerncijfers over de bewaking van de kwaliteit van het woningpatrimonium periodiek op het lokaal woonoverleg bespreken;
2° een gecoördineerd lokaal woningkwaliteitsbeleid voeren, dat de volgende aspecten omvat:
a) de decretaal toegekende opdrachten op het vlak van de bewaking van de kwaliteit van het woningpatrimonium correct uitvoeren;
b) beschikken over voldoende gemeentelijke woningcontroleurs.
Artikel 2.9. ( 19/04/2025 - 31/12/2027 )
In het kader van de Vlaamse beleidsprioriteit ‘De gemeente informeert, adviseert en begeleidt inwoners met vragen over wonen’ voert de gemeente minstens de volgende initiatieven uit:
1° kerncijfers over Vlaamse, provinciale en gemeentelijke woonpremies periodiek op het lokaal woonoverleg bespreken;
2° gestructureerde basisinformatie aanbieden aan elke inwoner over:
a) de Vlaamse tegemoetkomingen aan en ondersteuningsmaatregelen voor gezinnen en alleenstaanden op het vlak van wonen;
b) sociaal huren, sociaal kopen en sociaal lenen;
c) de veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsnormen en de bewaking van de kwaliteit van het woningpatrimonium en de woonomgeving;
3° inwoners ondersteunen bij de administratieve procedure ongeschikt-, onbewoonbaar- en overbewoondverklaring van een woning;
4° een partnerschap aangaan met het energiehuis dat actief is in de gemeente.
Artikel 2.10. ( 19/04/2025 - ... )
Voor de realisatie van de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 2.5, eerste lid, en de uitvoering van de daarmee verbonden initiatieven, vermeld in artikel 2.7 tot en met 2.9, kunnen gemeenten een beroep doen op:
1° het agentschap dat conform artikel 2.3 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 de gemeenten begeleidt en ondersteunt bij de uitwerking van het lokaal woonbeleid en het lokaal woonoverleg;
2° intergemeentelijke projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, die conform titel 4 van dit deel gesubsidieerd kunnen worden.
Artikel 2.11. ( 19/04/2025 - ... )
Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbaar zijn, kan de minister een subsidie verlenen aan de initiatiefnemer van projecten als er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1° het project heeft een werkingsgebied dat in overeenstemming is met de principes, vermeld in artikel 6 van het Regiodecreet van 3 februari 2023. Artikel 7 van het voormelde decreet is van toepassing, met dien verstande dat het bevoegde orgaan van een initiatiefnemer een aanvraag tot afwijking als vermeld in artikel 7, §2, van het voormelde decreet indient;
2° het project heeft een werkingsgebied dat bestaat uit minstens drie gemeenten;
3° het project bestaat uit minstens evenveel of meer gemeenten als het project waarvan de subsidiëringsperiode eindigt op 31 december 2025 conform deze titel, zoals van kracht op 8 januari 2024.
De minister kan een afwijking toestaan op de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, als de initiatiefnemer uiterlijk op het moment van de subsidieaanvraag hiervoor een gemotiveerd verzoek indient.
De projecten, vermeld in het eerste lid, mogen geen afbreuk doen aan de verantwoordelijkheid van de gemeente als regisseur van het lokaal woonbeleid, noch aan de taakstelling van de sociale woonorganisaties, vermeld in de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Ze voldoen aan de volgende voorwaarden:
1° ze passen binnen de uitwerking van het lokaal woonbeleid door de deelnemende gemeenten;
2° ze zijn complementair aan de begeleiding en ondersteuning van het lokaal woonbeleid door het agentschap.
Artikel 2.12. ( 01/01/2021 - ... )
De initiatiefnemer kan voor een project een subsidieaanvraag indienen. Voor de uitvoering van het project kan de initiatiefnemer een beroep doen op een partner.
Artikel 2.13. ( 19/04/2025 - ... )
§1. Om in aanmerking te komen voor een subsidie wordt het project uitgevoerd met het oog op de realisatie, in elk van de deelnemende gemeenten, van de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 2.6, eerste lid.
Bij de uitvoering van het project wordt voor elk van de voormelde Vlaamse beleidsprioriteiten bijzondere aandacht besteed aan de meest woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden.
§2. Het project bestaat uit de basisinitiatieven, vermeld in artikel 2.14, eerste lid, artikel 2.15, eerste lid, en artikel 2.16, eerste lid.
De basisinitiatieven, vermeld in het eerste lid, worden in elke deelnemende gemeente van het werkingsgebied uitgevoerd.
§3. Het project kan uit een of meer eigen initiatieven bestaan, die de initiatiefnemer voorstelt. De eigen initiatieven zijn afgestemd op de lokale huisvestingssituatie van de deelnemende gemeenten.
De eigen initiatieven hoeven niet in elke deelnemende gemeente van het werkingsgebied uitgevoerd te worden.
Artikel 2.14. ( 19/04/2025 - ... )
Voor de Vlaamse beleidsprioriteit, vermeld in artikel 2.6, eerste lid, 1°, bestaat het project uit de volgende basisinitiatieven:
1° de initiatieven, vermeld in artikel 2.7, uitvoeren;
2° leegstaande gebouwen en woningen opsporen, registreren en aanpakken;
3° verwaarloosde gebouwen en woningen opsporen, registreren en aanpakken.
Het project kan voor de Vlaamse beleidsprioriteit, vermeld in het eerste lid, ook uit een of meer eigen initiatieven bestaan.
Artikel 2.15. ( 19/04/2025 - ... )
Voor de Vlaamse beleidsprioriteit, vermeld in artikel 2.6, eerste lid, 2°, bestaat het project uit de volgende basisinitiatieven:
1° de initiatieven, vermeld in artikel 2.8, uitvoeren;
2° de lokale partners via structurele samenwerking betrekken bij het lokale woningkwaliteitsbeleid.
Het project kan voor de Vlaamse beleidsprioriteit, vermeld in het eerste lid, ook uit een of meer eigen initiatieven bestaan.
Artikel 2.16. ( 19/04/2025 - ... )
Voor de Vlaamse beleidsprioriteit, vermeld in artikel 2.6, eerste lid, 3°, bestaat het project uit de volgende basisinitiatieven:
1° de initiatieven, vermeld in artikel 2.9, uitvoeren;
2° een partnerschap aangaan met lokale partners.
Het project kan voor de Vlaamse beleidsprioriteit, vermeld in het eerste lid, ook uit een of meer eigen initiatieven bestaan.
Artikel 2.17. ( 01/01/2021 - ... )
In elk van de deelnemende gemeenten van het project wordt minstens twee keer per jaar een lokaal woonoverleg georganiseerd.
Artikel 2.18. ( 01/01/2021 - ... )
Het project wordt gecoördineerd door een coördinator die minstens halftijds werkzaam is voor het project. Hij of zij fungeert als contactpersoon van het project voor het agentschap.
Artikel 2.19. ( 19/04/2025 - ... )
§1. Het subsidiebedrag van een project is gelijk aan de subsidie voor de basisinitiatieven, vermeld in paragraaf 2, in voorkomend geval verhoogd met de subsidie voor de eigen initiatieven, vermeld in paragraaf 3. Op basis van de indicator, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt de subsidie berekend op de volgende wijze:
§2. De subsidie voor de basisinitiatieven van een project wordt berekend op basis van de volgende indicatoren:
1° het aantal private huishoudens binnen het werkingsgebied;
2° het aandeel huurwoningen binnen het werkingsgebied.
Op basis van de indicator, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt de subsidie berekend op de volgende wijze:
aantal private huishoudens
subsidie
tot 20.001
40.000 euro
20.001 - 30.000
52.500 euro
30.001 - 40.000
55.000 euro
vanaf 40.001
70.000 euro
aandeel huurwoningen
subsidie
tot 20%
28.500 euro
20% - 26,50%
38.500 euro
vanaf 26,50%
53.500 euro
§3. De subsidie voor de eigen initiatieven van een project is op de volgende wijze afhankelijk van het aantal deelnemende gemeenten binnen het werkingsgebied:
aantal deelnemende gemeenten
subsidie
3
18.000 euro
4
30.000 euro
vanaf 5
45.000 euro
Als de minister een afwijking op de voorwaarde, vermeld in artikel 2.11, eerste lid, 2°, heeft toegestaan, bedraagt de subsidie voor de eigen initiatieven 10.000 euro.
§4. Het subsidiebedrag, vermeld in paragraaf 1, wordt jaarlijks op 1 januari aangepast op basis van de indexatieparameters die de Vlaamse Regering hanteert bij de opmaak van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.
Artikel 2.20. ( 19/04/2025 - ... )
De subsidie wordt toegekend voor een periode van zes werkingsjaren, met een vaste einddatum op 31 december 2031, als de geplande startdatum 1 januari 2026 is.
De subsidie wordt toegekend voor een periode van drie werkingsjaren, met een vaste einddatum op 31 december 2031, als de geplande startdatum 1 januari 2029 is.
De subsidiëringsperiode van het project gaat in op de geplande startdatum van het project. Als er op de geplande startdatum nog geen projectcoördinator als vermeld in artikel 2.18, in dienst is getreden, wordt alleen een subsidie uitbetaald voor de periode die start vanaf de indiensttreding van de coördinator. De indiensttreding van de coördinator wordt aan het agentschap gemeld.
Artikel 2.21. ( 19/04/2025 - ... )
Voordat een subsidieaanvraag wordt ingediend, kan de initiatiefnemer het agentschap uitnodigen voor een verkennend overleg over het project. De initiatiefnemer kan de provincie mee uitnodigen voor het verkennende overleg, met het oog op eventuele samenwerking of cofinanciering.
De uitnodiging voor het verkennende overleg wordt minstens twee weken vooraf verstuurd. Minstens vijf werkdagen voor het verkennende overleg bezorgt de initiatiefnemer het agentschap een ontwerp van projectvoorstel.
De initiatiefnemer maakt een verslag op van het verkennende overleg over het project en bezorgt het verslag binnen drie weken aan het agentschap. Het agentschap kan opmerkingen formuleren bij het verslag. In voorkomend geval bezorgt het agentschap het verslag met de opmerkingen binnen drie weken na de ontvangst aan de initiatiefnemer.
Artikel 2.22. ( 19/04/2025 - ... )
De initiatiefnemer dient de subsidieaanvraag op de volgende data in bij het agentschap:
1° uiterlijk op 30 september 2025 als de geplande startdatum 1 januari 2026 is;
2° uiterlijk op 30 juni 2028 als de geplande startdatum 1 januari 2029 is
De subsidieaanvraag wordt via e-mail aan het agentschap bezorgd. Het agentschap bevestigt de ontvangst van de subsidieaanvraag.
In afwijking van het eerste lid kan de initiatiefnemer tot en met 31 oktober 2025, respectievelijk tot en met 30 september 2028 de documenten, vermeld in artikel 2.23, eerste lid, 7°, 8° en 9°, aan het agentschap bezorgen.
Artikel 2.23. ( 19/04/2025 - ... )
De subsidieaanvraag bevat al de volgende gegevens en documenten:
1° de titel van het project;
2° de contactgegevens van de initiatiefnemer en, in voorkomend geval van de partners, en het nummer van de financiële rekening waarop de subsidie moet worden gestort;
3° de contactgegevens van de projectuitvoerder;
4° een beschrijving van het werkingsgebied van het project;
5° een engagementsverklaring dat de deelnemende gemeenten akkoord gaan met de uitvoering van de basisinitiatieven;
6° een plan van aanpak voor de eigen initiatieven, dat bestaat uit:
a) een beschrijving van de geplande acties;
b) een gedetailleerd overzicht van wanneer de acties worden uitgevoerd;
c) een beschrijving van de beoogde resultaten;
7° een kopie van de besluiten van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten, waaruit het akkoord met de subsidieaanvraag blijkt;
8° de ledenlijst van de stuurgroep die het project begeleidt en ondersteunt conform artikel 2.26;
9° een bewijs van de oprichting van het intergemeentelijk samenwerkingsverband, vermeld in deel 3, titel 3, van het decreet van 22 december 2017;
10° de geplande startdatum van de subsidiëringsperiode.
De minister kan een model van subsidieaanvraag vaststellen.
Artikel 2.24. ( 19/04/2025 - ... )
Binnen een maand vanaf de datum van de ontvangst van de subsidieaanvraag deelt het agentschap de initiatiefnemer mee of de subsidieaanvraag ontvankelijk is en in voorkomend geval, op welke wijze de subsidieaanvraag moet worden aangepast om ontvankelijk te zijn.
Nadat een subsidieaanvraag ontvankelijk is verklaard, oordeelt het agentschap of de subsidieaanvraag voldoet aan de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 2. Het agentschap legt het dossier voor aan de minister. In voorkomend geval bevat het dossier het verslag van het verkennend overleg tussen de initiatiefnemer en het agentschap, vermeld in artikel 2.21, met, in voorkomend geval, de opmerkingen die het agentschap geformuleerd heeft.
Uiterlijk in de maand december van het jaar dat aan de geplande startdatum van de subsidiëringsperiode voorafgaat, neemt de minister een beslissing over de toekenning van een subsidie. Het agentschap brengt de initiatiefnemer op de hoogte van de beslissing van de minister.
Artikel 2.25. ( 19/04/2025 - ... )
§1. Voor elk werkingsjaar van de subsidiëringsperiode van het project betaalt het agentschap het subsidiebedrag in twee schijven uit: een voorschot van 70% en een saldo van 30%.
Het voorschot van 70% van het subsidiebedrag wordt uitbetaald in de tweede maand van het werkingsjaar.
Het saldo van het subsidiebedrag wordt uitbetaald na de evaluatie van het werkingsjaar door het agentschap. De evaluatie gebeurt op basis van de verslagen van de stuurgroepvergaderingen in het werkingsjaar, het verslag van de eerste stuurgroepvergadering in het volgende werkingsjaar en alle andere informatie die het agentschap daarbij nuttig acht.
§2. Als uit de evaluatie van een werkingsjaar blijkt dat de subsidie onterecht is uitbetaald of moet worden verminderd, wordt dat bedrag in mindering gebracht van het saldo van het subsidiebedrag voor dat werkingsjaar en, als het in mindering te brengen bedrag groter is dan het saldo, teruggevorderd.
Artikel 2.26. ( 19/04/2025 - ... )
§1. De projecten worden begeleid en ondersteund door een stuurgroep waarin elke deelnemende gemeente is vertegenwoordigd door een gemeenteraadslid of een lid van het college van burgemeester en schepenen.
De stuurgroep komt minstens twee keer per werkingsjaar bijeen. Hij plant de initiatieven van het project en volgt de uitvoering ervan op. Het agentschap wordt uitgenodigd voor de vergaderingen van de stuurgroep.
§2. De uitnodiging voor een stuurgroepvergadering wordt minstens twee weken vooraf verstuurd en bevat de te bespreken agendapunten. Minstens twee werkdagen voor de stuurgroepvergadering beschikken de leden van de stuurgroep en het agentschap over de voorbereidende stukken bij de agendapunten.
De projectuitvoerder maakt een verslag op van een stuurgroepvergadering en bezorgt het verslag binnen drie weken aan de leden van de stuurgroep en aan het agentschap. De verslagen van de stuurgroepvergaderingen vormen de rapportering over de eigen initiatieven van de lopende subsidiëringsperiode.
Het agentschap kan opmerkingen formuleren bij het verslag van de stuurgroepvergadering. In voorkomend geval bezorgt het agentschap het verslag met de opmerkingen binnen drie weken na de ontvangst aan de projectuitvoerder. De opmerkingen worden besproken op de eerstvolgende stuurgroepvergadering.
§3. Op de eerste stuurgroepvergadering van een werkingsjaar, die plaatsvindt in het eerste kwartaal, evalueert de stuurgroep de basisinitiatieven en de eigen initiatieven van het afgelopen werkingsjaar.
Op de laatste stuurgroepvergadering van een werkingsjaar bespreekt de stuurgroep de planning van de acties en de beoogde resultaten per initiatief voor het volgende werkingsjaar.
Artikel 2.27. ( 19/04/2025 - ... )
De projectuitvoerder gebruikt de subsidie uitsluitend voor de financiering van de initiatieven die het Vlaamse Gewest heeft goedgekeurd.
Artikel 2.28. ( 01/01/2021 - ... )
De initiatiefnemer brengt het agentschap onmiddellijk op de hoogte van elke gebeurtenis of omstandigheid die een belangrijke invloed heeft op de zorgvuldige en ononderbroken uitvoering van het project.
Artikel 2.29. ( 19/04/2025 - ... )
De minister kan de subsidiëring van het project eenzijdig en effectief stopzetten of herzien als het agentschap vaststelt dat de doelstellingen die met het project gerealiseerd moeten worden, in het gedrang komen. In voorkomend geval kan het agentschap op eigen initiatief een stuurgroepvergadering samenroepen. De minister kan de subsidiëring ook bijstellen wegens beleidswijzigingen in het kader van het jaarlijks begrotingsbeleid of wegens besparingsmaatregelen.
Artikel 2.30. ( 19/04/2025 - ... )
§1. De initiatiefnemer van een project waaraan een subsidie wordt verleend met toepassing van dit besluit, kan voor de periode 2029-2031 een herziening vragen van een of elk van de volgende zaken:
1° het werkingsgebied van het project;
2° de eigen initiatieven, als het project uitsluitend bestaat uit de basisinitiatieven.
§2. Uiterlijk op 30 juni 2028 dient de initiatiefnemer een herzieningsaanvraag in bij het agentschap. De herzieningsaanvraag bevat al de volgende gegevens en documenten:
1° de titel van het project;
2° de contactgegevens van de initiatiefnemer en, in voorkomend geval van de partners, en het nummer van de financiële rekening waarop de subsidie moet worden gestort;
3° de contactgegevens van de projectuitvoerder;
4° als het project een herziening van het werkingsgebied aanvraagt:
a) een beschrijving van het werkingsgebied van het project voor de periode van 1 januari 2029 tot en met 31 december 2031;
b) als een of meer gemeenten willen toetreden tot het project:
1) het akkoord van de andere deelnemende gemeenten van het project met de toetreding;
2) een engagementsverklaring dat de toetredende gemeenten akkoord gaan met de uitvoering van de basisinitiatieven;
c) als een of meer gemeenten willen uittreden uit het project, het akkoord van de andere deelnemende gemeenten van het project met de uittreding;
d) de aangepaste ledenlijst van de stuurgroep die het project begeleidt en ondersteunt conform artikel 2.26;
e) een bewijs van de oprichting van het intergemeentelijk samenwerkingsverband, vermeld in deel 3, titel 3, van het decreet van 22 december 2017;
5° als het project een herziening van de eigen initiatieven aanvraagt, een plan van aanpak voor de eigen initiatieven voor de periode van 1 januari 2029 tot en met 31 december 2031. Dat plan bevat al de volgende elementen:
a) een beschrijving van de geplande acties;
b) een gedetailleerd overzicht van wanneer de acties worden uitgevoerd;
c) een beschrijving van de beoogde resultaten
6° een kopie van de besluiten van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten, waaruit het akkoord met de herzieningsaanvraag blijkt.
De minister kan een model van herzieningsaanvraag vaststellen.
De aanvraag tot herziening wordt via e-mail aan het agentschap bezorgd. Het agentschap bevestigt de ontvangst van de aanvraag.
In afwijking van het eerste lid kan de initiatiefnemer tot en met 30 september 2028 de documenten, vermeld in het eerste lid, 4°, b), 1), c) en d), en 6°, aan het agentschap bezorgen.
§3. Binnen een maand vanaf de datum van de ontvangst van de herzieningsaanvraag deelt het agentschap de initiatiefnemer mee of de aanvraag ontvankelijk is en, in voorkomend geval, op welke wijze de aanvraag moet worden aangepast om ontvankelijk te zijn.
Nadat een herzieningsaanvraag ontvankelijk is verklaard, oordeelt het agentschap of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 2. Het agentschap legt het dossier voor aan de minister.
Uiterlijk in de maand december 2028 neemt de minister een beslissing over de herziening. Het agentschap brengt de initiatiefnemer op de hoogte van de beslissing van de minister.
Als de minister beslist om de aanvraag tot herziening geheel of gedeeltelijk goed te keuren, wordt de subsidie van het project herberekend conform artikel 2.19 voor de periode van 1 januari 2029 tot en met 31 december 2031.
Als de minister beslist om de aanvraag tot herziening af te keuren, blijft het oorspronkelijke subsidiebedrag behouden.
Artikel 2.30/1. ( 19/04/2025 - ... )
De initiatiefnemer van een project, dat ook bestaat uit eigen initiatieven, waaraan een subsidie wordt verleend met toepassing van dit besluit, kan jaarlijks na de stuurgroepvergadering, vermeld in artikel 2.26, §3, tweede lid, een aanvraag indienen bij het agentschap om een of meer eigen initiatieven te vervangen.
De aanvraag om eigen initiatieven te vervangen, wordt via e-mail aan het agentschap bezorgd. Het agentschap bevestigt de ontvangst van de aanvraag.
Uiterlijk dertig dagen vanaf de datum waarop het agentschap de aanvraag om een of meer eigen initiatieven te vervangen, heeft ontvangen, beslist het agentschap over die aanvraag. Het agentschap brengt de initiatiefnemer op de hoogte van de beslissing.
Artikel 2.31. ( 19/04/2025 - ... )
...
Artikel 2.32. ( 19/04/2025 - ... )
§1. Dit artikel is van toepassing in geval van een samenvoeging van gemeenten als vermeld in deel 2, titel 8 en 9, van het decreet van 22 december 2017, waarbij de samenvoegingsdatum vastgesteld wordt op een latere datum dan 1 januari 2025.
In dit artikel wordt verstaan onder:
1° nieuwe gemeente: de nieuwe gemeente, vermeld in artikel 343, 2°, van het voormelde decreet;
2° samengevoegde gemeenten: de samengevoegde gemeenten, vermeld in artikel 343, 4°, van het voormelde decreet;
3° samenvoegingsdatum: de samenvoegingsdatum, vermeld in artikel 343, 8°, van het voormelde decreet.
§2. Als een of meer samengevoegde gemeenten deelnemen aan een bepaald project waaraan een subsidie wordt verleend met toepassing van dit deel, zonder dat een of meer andere samengevoegde gemeenten deelnemen aan een ander dergelijk project, neemt de nieuwe gemeente vanaf de samenvoegingsdatum deel aan dat project op voorwaarde dat de andere deelnemende gemeenten van het project bij gewone meerderheid akkoord gaan met de toetreding van de nieuwe gemeente.
In afwijking van het eerste lid kunnen de samengevoegde gemeenten uiterlijk twee maanden voor de samenvoegingsdatum samen beslissen om uit het project, vermeld in het eerste lid, te treden op voorwaarde dat:
1° minstens een van de samengevoegde gemeenten voor de samenvoegingsdatum niet deelneemt aan het voormelde project, en
2° de andere deelnemende gemeenten van het project bij gewone meerderheid akkoord gaan met de uittreding van de nieuwe gemeente.
Als de samengevoegde gemeenten niet tot overeenstemming komen, beslist de minister, nadat de betrokken actoren zijn gehoord, over de deelname van de nieuwe gemeente aan het project, vermeld in het eerste lid.
§3. Als twee of meer samengevoegde gemeenten deelnemen aan verschillende projecten waaraan een subsidie wordt verleend met toepassing van dit deel, beslissen de samengevoegde gemeenten uiterlijk twee maanden voor de samenvoegingsdatum samen uit welk project ze treden en tot welk project ze toetreden. De nieuwe gemeente neemt vanaf de samenvoegingsdatum deel aan het project waartoe de samengevoegde gemeenten hebben beslist toe te treden op voorwaarde dat:
1° de andere deelnemende gemeenten van het project waartoe de nieuwe gemeente zal toetreden, bij gewone meerderheid akkoord gaan met de toetreding;
2° de andere deelnemende gemeenten van het project waaruit de nieuwe gemeente zal uittreden, bij gewone meerderheid akkoord gaan met de uittreding.
In afwijking van het eerste lid kunnen de samengevoegde gemeenten uiterlijk twee maanden voor de samenvoegingsdatum samen beslissen om uit de verschillende projecten, vermeld in het eerste lid, te treden, op voorwaarde dat de andere deelnemende gemeenten van het project bij gewone meerderheid akkoord gaan met de uittreding van de nieuwe gemeente.
Als de samengevoegde gemeenten niet tot overeenstemming komen, worden ze geacht samen te hebben beslist om uit de verschillende projecten te treden..
§3. In elk van de gevallen, vermeld in paragraaf 1 en 2, wordt het subsidiebedrag herberekend conform artikel 2.19 voor de periode vanaf de samenvoegingsdatum tot de einddatum van de subsidiëringsperiode.
§4. In elk van de gevallen, vermeld in paragraaf 2 en 3, wordt het subsidiebedrag vanaf de samenvoegingsdatum tot de einddatum van de subsidiëringsperiode herberekend conform artikel 2.19.
Als de toepassing van artikel 2.19, §3, leidt tot een vermindering van het subsidiebedrag, wordt de subsidie voor eigen initiatieven van het jaar voorafgaand aan de samenvoegingsdatum behouden.
§5. Als een project waaraan een subsidie wordt verleend met toepassing van dit deel, als gevolg van een samenvoeging van gemeenten niet meer voldoet aan de voorwaarde van een werkingsgebied met minstens twee gemeenten, vermeld in artikel 2.11, eerste lid, wordt de subsidiëringsperiode automatisch stopgezet op de dag voor de samenvoegingsdatum.
§6. De beslissingen van de samengevoegde gemeenten geven uitsluitsel over de deelname van de nieuwe gemeente vanaf de samenvoegingsdatum aan het project en over de eigen initiatieven die de nieuwe gemeente vanaf de samenvoegingsdatum zal uitvoeren.
De beslissingen van de samengevoegde gemeenten en de akkoorden van de andere deelnemende gemeenten moeten blijken uit de gemeenteraadsbesluiten of de besluiten van het college van burgemeester en schepenen van de gemeenten.
§7. De initiatiefnemers van de betreffende projecten bezorgen een aanvraagdossier voor 2031 met de gemeenteraadsbesluiten of de besluiten van het college van burgemeester en schepenen, vermeld in paragraaf 6, tweede lid, uiterlijk op 30 november 2030 via e-mail aan het agentschap. Het agentschap bevestigt de ontvangst van de aanvraagdossiers.
§8. Het agentschap legt zijn advies over de aanvraagdossiers, inclusief een herberekening van de subsidiebedragen, voor aan de minister. De minister neemt uiterlijk in januari 2031 een beslissing over de aanvraagdossiers. Het agentschap brengt de initiatiefnemer op de hoogte van de beslissing van de minister.
Artikel 2.33. ( 01/01/2021 - ... )
§1. Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbaar zijn, kan de minister een bijzondere subsidie toekennen.
Een bijzondere subsidie kan worden toegekend aan projecten waaraan een subsidie wordt verleend met toepassing van titel 4 van dit deel, en aan samenwerkingsverbanden van gemeenten als vermeld in artikel 388, 1°, van het decreet van 22 december 2017, die aan al de volgende voorwaarden voldoen:
1° ze hebben een vernieuwend of experimenteel karakter;
2° ze hebben een beperkte tijdsduur die niet langer is dan drie jaar en die niet verlengd kan worden;
3° de kennis en ervaring die in het project worden opgedaan, zijn overdraagbaar naar andere regio's of kunnen gedeeld worden met andere samenwerkingsverbanden.
Het vernieuwende of experimentele karakter, vermeld in het tweede lid, 1°, kan blijken uit:
1° de doelgroep tot wie het project zich richt, die onvoldoende door andere ondersteunende maatregelen wordt opgevangen;
2° de methodologische aanpak van het project;
3° de bevordering van de afstemming en samenwerking met andere actoren die actief zijn op het vlak van wonen.
Voor de uitvoering van de projecten kunnen de initiatiefnemers, vermeld in het tweede lid, een beroep doen op een of meer partners.
§2. De bijzondere subsidies kunnen alleen aangewend worden om personeelskosten en werkingskosten van het ingediende project te financieren.
In de aanvraag van de bijzondere subsidie wordt aangetoond dat deze personeelskosten en werkingskosten, vermeld in het eerste lid, daadwerkelijk dienen voor de uitvoering van het project.
Projecten die in aanmerking kunnen komen voor een andere subsidieregeling die wordt uitgevaardigd door het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap, komen niet in aanmerking voor de subsidie, vermeld in dit artikel.
§3. De minister kan een oproep tot inschrijving voor de toekenning van bijzondere subsidies organiseren.
De minister stelt de modaliteiten vast waaraan de aanvragen van bijzondere subsidies moeten voldoen.
Het agentschap onderzoekt of een aanvraag van een bijzondere subsidie voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1 en 2, en aan de modaliteiten, vastgesteld krachtens het tweede lid. Als een aanvraag niet voldoet aan de voormelde voorwaarden en modaliteiten, is de aanvraag onontvankelijk.
Het agentschap onderzoekt de ingediende ontvankelijke aanvragen en verleent advies aan de minister over de toekenning en de grootte van de bijzondere subsidie.
De minister neemt een beslissing over de toekenning en over de grootte van de bijzondere subsidie uiterlijk drie maanden na de uiterste indieningsdatum van de aanvragen tot subsidiëring. Het agentschap brengt de initiatiefnemer op de hoogte van de beslissing van de minister.
§4. De initiatiefnemer dient jaarlijks een verantwoordingsdossier in bij het agentschap. Als de initiatiefnemer een project is waaraan een subsidie wordt verleend met toepassing van titel 4, wordt het verantwoordingsdossier besproken op de stuurgroep van het project.
§5. De bijzondere subsidie wordt als volgt beschikbaar gesteld:
1° een voorschot van 70% van het subsidiebedrag wordt uitbetaald in de eerste maand van het werkingsjaar. Voor het eerste werkingsjaar wordt het voorschot van 70% van het subsidiebedrag uitbetaald na de kennisgeving van de beslissing waarin de bijzondere subsidie wordt toegekend;
2° het saldo van het subsidiebedrag wordt uitbetaald na de beoordeling van het werkingsjaar. De beoordeling gebeurt op basis van een verantwoordingsdossier.
Als uit de beoordeling van een werkingsjaar blijkt dat de subsidie onterecht is uitbetaald of moet worden verminderd, worden die bedragen in mindering gebracht van het saldo van het subsidiebedrag voor dat werkingsjaar en, als het in mindering te brengen bedrag groter is dan het saldo, teruggevorderd.
Artikel 2.33/1. ( 31/07/2024 - ... )
Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
1° bouwverrichting: een verrichting als vermeld in punt 9°, c);
1°/1 deelrenovatie: een renovatie waarbij maar een gedeelte van alle mogelijke renovatiewerken aan de woning wordt uitgevoerd en waarvan de geraamde kostprijs hoger ligt dan 10.000 euro. De woning voldoet na renovatie niet volledig aan de vereisten van nieuwbouw op het vlak van planindeling of voldoet op energetisch vlak niet aan het BEN-niveau voor renovatie;
2° financiering: een van de volgende financieringswijzen:
a) eigen middelen van de initiatiefnemer;
b) een marktconforme lening op 33 jaar bij de VMSW, gekoppeld aan een tussenkomst in de leningslast als vermeld in artikel 5.44, §3;
c) een bulletlening op tien jaar bij de VMSW, gekoppeld aan een tussenkomst in de prefinanciering als vermeld in artikel 5.46;
d) een lening als vermeld in artikel 4.40, tweede lid, 6°;
e) een tenlasteneming of een subsidie als vermeld in boek 5, deel 2, titel 3, hoofdstuk 2;
f) een tenlasteneming of een subsidie als vermeld in artikel 7.26, en in artikel 27, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2015 houdende stopzetting van de subsidiëring van sociale koopwoningen en sociale kavels en houdende de aanpassing van diverse besluiten met betrekking tot het woonbeleid in Vlaanderen;
g) een andere lening bij de VMSW dan de lening, vermeld in punt b), c) en d);
h) een lening bij de VMSW als vermeld in artikel 5.47/1, §1, voor de realisatie van projecten als vermeld in punt 8°, c);
i) een lening bij een andere financiële instelling dan de VMSW;
j) elke combinatie van de financieringswijzen, vermeld in punt a) tot en met i);
3° infrastructuurverrichting: een verrichting als vermeld in punt 9°, b);
4° initiatiefnemer:
a) de VMSW;
b) een woonmaatschappij als vermeld in artikel 4.36 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
c) initiatiefnemers als vermeld in artikel 5.29 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, die de Vlaamse Regering als initiatiefnemer erkend heeft;
d) het Agentschap voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant, opgericht bij artikel 1 van het besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant van 22 oktober 2013;
e) private actoren, alleen voor CBO-oproepen;
5° investeringsverrichting: een verrichting als vermeld in punt 9°, d);
6° jaarbudget: het investeringsvolume dat voor een bepaald begrotingsjaar kan worden ingezet, conform artikel 2.33/2, tweede lid, te verdelen over de financieringswijzen, vermeld in punt 2°;
7° lokaal woonoverleg: een gemeentelijk overleg als vermeld in artikel 2.3, §2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, waarbij de gemeente, samen met sociale woonorganisaties en, in voorkomend geval, andere woon- en welzijnsactoren die op haar grondgebied werken, de doelstellingen bespreekt op het vlak van wonen op korte of middellange termijn en de relatie daarvan met sociale en andere woonprojecten;
8° project: een of meer verrichtingen die betrekking hebben op een of meer van de volgende typen woonprojecten:
a) een sociaal woonproject;
b) een woonproject met sociaal karakter;
c) een project voor de realisatie of de instandhouding van geconventioneerde huurwoningen;
d) een project voor de realisatie of de instandhouding van niet-residentiële ruimten;
9° verrichtingen:
a) de verwerving van een of meer onroerende goederen;
b) de aanleg of aanpassing van de wooninfrastructuur, waarbij de volgende deelverrichtingen worden onderscheiden:
1) gronden bouwrijp maken;
2) een of meer constructies slopen;
3) infrastructuurwerken uitvoeren;
4) gemeenschapsvoorzieningen oprichten;
5) aanpassingswerken aan de woonomgeving uitvoeren;
c) de nieuwbouw of vervangingsbouw van een of meer woningen of basiskoten;
d) de investering in de renovatie, verbetering of aanpassing van een of meer woningen of basiskoten of de omvorming van een niet-residentieel gebouw tot een woongebouw met sociale woningen of basiskoten.
Een woning voldoet aan het BEN-niveau als vermeld in het eerste lid, 1°/1, als ze voldoet aan minstens een van de volgende voorwaarden:
1° elk onderdeel van de woning voldoet aan al de volgende voorwaarden:
a) dak, vloer en muren: U = 0,24 W/(m²K);
b) beglazing: Ug = 1,0 W/(m²K);
c) vensters: Uw = 1,5 W/(m²K);
d) energie-efficiënte verwarmingsinstallatie: warmtepomp, condenserende ketel, micro-warmtekrachtkoppeling, warmtenet of decentrale toestellen met een totaal maximaal vermogen van 15 W/m²;
2° het label van het geldige energieprestatiecertificaat van de woning, vermeld in artikel 1.1.1, §2, 35°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, is label A als vermeld in artikel 73 van het ministerieel besluit van 28 december 2018 houdende algemene bepalingen inzake de energieprestatieregelgeving, energieprestatiecertificaten en de certificering van aannemers en installateurs, of de woning heeft een E-peil van maximaal E60 als vermeld in artikel 9.1.11 en 9.1.17 van het Energiebesluit van 19 november 2010.
Artikel 2.33/2. ( 01/01/2023 - ... )
Na mededeling aan de Vlaamse Regering stelt de minister de volgende zaken vast:
1° het kader voor de renovatietoets en de lokale woontoets;
2° het financiële kader.
De minister verdeelt voor een begrotingsjaar het jaarbudget over de financieringswijzen, vermeld in artikel 2.33/1, 2°. De minister kan beslissen om een deel van het jaarbudget te reserveren voor bepaalde types van verrichtingen.
Artikel 2.33/3. ( 31/07/2024 - ... )
De initiatiefnemers brengen het agentschap via het Projectportaal op de hoogte van de geplande projecten. Ze melden ook eventuele latere wijzigingen van het project via het Projectportaal aan het agentschap.
Alle bouw- of investeringsverrichtingen van basiskoten, inclusief de bijbehorende infrastructuurverrichtingen, komen onmiddellijk principieel in aanmerking voor programmatie, waarbij de initiatiefnemer de volgende gegevens invoert in het Projectportaal:
1° de initiatiefnemer;
2° de locatie van het project, gekoppeld aan GIS als daarin voorzien is;
3° het aantal te bouwen of renoveren basiskoten na de uitvoering van het project;
4° in voorkomend geval, de verbintenis van de gemeente om de wooninfrastructuur samen met de grond waarin of waarop ze wordt uitgevoerd, op te nemen in het gemeentelijk openbaar domein;
5° een intentieverklaring van de hogeronderwijsinstelling of de gemeente waarin ze verklaart de voorwaarden, vermeld in artikel 5.45/3, na te leven.
Met het oog op de uitvoering van de renovatietoets voor een project voert de initiatiefnemer in het Projectportaal de volgende gegevens in:
1° de initiatiefnemer;
2° de locatie van het project, GIS-gekoppeld als daarin voorzien is;
3° het huidige aantal huurwoningen en het aantal huurwoningen na de uitvoering van het project;
4° een rapport over de huidige staat van de gebouwen of woningen die deel uitmaken van het project, met de volgende informatie:
a) de conditiescore van de gebouwen of woningen;
b) de veiligheids- en gezondheidsaspecten van de gebouwen of woningen;
5° een toelichtingsnota die de voorgestelde investeringsverrichtingen die betrekking hebben op een deelrenovatie onderbouwt en die de staat omschrijft van de gebouwen of de woningen na de investering.
Met het oog op de bespreking van een project op het lokaal woonoverleg, vermeld in artikel 2.33/5, §1, en de uitvoering van de lokale woontoets voert de initiatiefnemer in het Projectportaal de volgende gegevens in:
1° de initiatiefnemer;
2° de locatie van het project, GIS-gekoppeld als daarin voorzien is;
3° het huidige aantal huurwoningen, koopwoningen of kavels, en het aantal huurwoningen, koopwoningen of kavels na de uitvoering van het project;
4° de volgende informatie als het project de aanleg of aanpassing van de wooninfrastructuur omvat:
a) in voorkomend geval, het aantal huurwoningen, koopwoningen en kavels dat blijkt uit het rapport van de stedenbouwkundige studie;
b) de keuze van de aanbestedende overheid voor de aanleg of aanpassing van de wooninfrastructuur, vermeld in artikel 5.58, §1;
c) in voorkomend geval, het voornemen van de initiatiefnemer om een of meer gemeenschapsvoorzieningen op te richten.
Artikel 2.33/4. ( 01/11/2023 - ... )
De initiatiefnemer brengt het agentschap via het Projectportaal op de hoogte van een verzoek tot uitvoering van een renovatietoets voor een project dat een investeringsverrichting bevat die betrekking heeft op een deelrenovatie. In de voormelde renovatietoets geeft het agentschap op basis van het kader, vermeld in artikel 2.33/2, eerste lid, 1°, een advies over de rationaliteit van de voorgestelde investeringsverrichting die betrekking heeft op een deelrenovatie.
Binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat op de dag na de melding door de initiatiefnemer, vermeld in het eerste lid, brengt het agentschap een advies uit. Het agentschap voert het advies in het Projectportaal in en brengt de initiatiefnemer op de hoogte.
Als het agentschap door de onvolledigheid van de aanvraag bijkomende documenten of inlichtingen moet opvragen, wordt de vervaltermijn, vermeld in het tweede lid, geschorst. De termijn begint opnieuw te lopen op de zevende kalenderdag nadat het agentschap alle bijkomende documenten of inlichtingen heeft ontvangen.
Als het agentschap een gunstig advies geeft en er voor de investeringsverrichting geen vergunning, melding of verhuisbeweging vereist is, komt de verrichting principieel in aanmerking voor programmatie. Als het agentschap een gunstig advies geeft en het project een investeringsverrichting bevat die betrekking heeft op een deelrenovatie, waarvoor een vergunning, een melding of een verhuisbeweging is vereist, komt de verrichting principieel in aanmerking voor programmatie nadat de lokale woontoets succesvol is doorlopen.
Als het agentschap een ongunstig advies geeft, past de initiatiefnemer die aanspraak blijft maken op financiering, met behoud van de toepassing van artikel 2.33/24 zijn project aan en verzoekt het agentschap een nieuwe renovatietoets uit te voeren.
Als het advies van het agentschap, vermeld in het eerste lid, niet tijdig wordt verleend, wordt de investeringsverrichting die betrekking heeft op een deelrenovatie, geacht een gunstig advies gekregen te hebben. Als voor de investeringsverrichting die betrekking heeft op een deelrenovatie, geen vergunning, melding of verhuisbeweging is vereist, komt de verrichting principieel in aanmerking voor programmatie. Als het project een investeringsverrichting die betrekking heeft op een deelrenovatie, bevat waarvoor een vergunning, een melding of een verhuisbeweging is vereist, komt de verrichting principieel in aanmerking voor programmatie nadat de lokale woontoets succesvol is doorlopen.
Artikel 2.33/5. ( 31/07/2024 - ... )
§1. Met het oog op de opname ervan in de Projectenlijst bespreekt de initiatiefnemer de volgende projecten op het lokaal woonoverleg van de gemeente waar ze uitgevoerd worden:
1° een project dat voorziet in de nieuwbouw van sociale huur- of koopwoningen of geconventioneerde huurwoningen, met inbegrip van de eventuele aanleg of aanpassing van de wooninfrastructuur;
2° een project dat voorziet in een vervangingsbouw of een investeringsverrichting bevat waarvoor een vergunning, een melding of een verhuisbeweging is vereist, met inbegrip van de eventuele aanleg of aanpassing van de wooninfrastructuur, voor elk van de volgende types van onroerende goederen:
a) eigen sociale huur- of koopwoningen of geconventioneerde huurwoningen;
b) verworven bebouwde onroerende goederen;
3° een project dat voorziet in de verwerving van een of meer goede woningen, met inbegrip van de eventuele aanleg of aanpassing van de wooninfrastructuur.
Voor de toepassing van het eerste lid worden de huurwoningen en de koopwoningen die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter, respectievelijk gelijkgesteld met sociale huurwoningen en sociale koopwoningen.
De bespreking op het lokaal woonoverleg gebeurt op basis van een fiche die de initiatiefnemer uit het Projectportaal genereert, en die de volgende gegevens bevat:
1° de projectgegevens, vermeld in artikel 2.33/3, vierde lid;
2° als het project voorziet in de nieuwbouw of vervangingsbouw van sociale huurwoningen, het resterende contingent sociale huurwoningen van het bindend sociaal objectief van de gemeente;
3° als het project een investeringsverrichting bevat die betrekking heeft op een deelrenovatie, het advies van het agentschap in het kader van de renovatietoets.
De gemeente vult de fiche aan met een verslag van de bespreking van het project op het lokaal woonoverleg.
Voor de bespreking van een project dat alleen voorziet in de verwerving van een of meer goede woningen, met inbegrip van de eventuele aanleg of aanpassing van wooninfrastructuur, vermeld in het eerste lid, 3°, kan de gemeente de sociale woonorganisaties en het OCMW voor overleg samenroepen. Actoren die niet aanwezig kunnen zijn, bezorgen de gemeente hun opmerkingen schriftelijk. Dat lokaal woonoverleg kan digitaal of via e-mail gehouden worden.
§2. Op een lokaal woonoverleg worden de volgende zaken meegedeeld:
1° recente verwervingen van onbebouwde onroerende goederen met het oog op de realisatie van sociale huur- of koopwoningen of geconventioneerde huurwoningen;
2° recente verwervingen van andere bebouwde onroerende goederen dan goede woningen;
3° een overzicht van de recent verkochte sociale of geconventioneerde huurwoningen en van de geplande verkopen van sociale of geconventioneerde huurwoningen;
4° de omzetting van sociale koopwoningen in sociale huurwoningen.
§3. Minstens één keer per jaar worden de lokale woonbehoeften en de lijsten van de kandidaat-huurders voor een sociale huurwoning in de gemeente op het lokaal woonoverleg besproken.
Artikel 2.33/6. ( 07/09/2023 - ... )
§1. Als de initiatiefnemer bij de bespreking van een project op het lokaal woonoverleg aangeeft dat het project klaar is om opgenomen te worden in de Projectenlijst, voert de gemeente een lokale woontoets uit. In de lokale woontoets neemt de gemeente op basis van het kader, vermeld in artikel 2.33/2, eerste lid, 1°, een beslissing over twee of meer van de volgende aangelegenheden:
1° de toets aan het gemeentelijke beleid;
2° de toets aan het bindend sociaal objectief;
3° in voorkomend geval, de verbintenis om de wooninfrastructuur samen met de grond waarin of waarop ze wordt uitgevoerd, op te nemen in het gemeentelijk openbaar domein.
Voor de volgende categorieën van projecten neemt de gemeente een beslissing over de aangelegenheden, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3°:
1° een project dat voorziet in de nieuwbouw van sociale huurwoningen, met inbegrip van de eventuele aanleg of aanpassing van de wooninfrastructuur;
2° een project dat voorziet in de vervangingsbouw van sociale huurwoningen, waarbij er sprake is van een toename met meer dan 20% ten opzichte van het huidige aantal sociale huurwoningen op projectniveau, met inbegrip van de eventuele aanleg of aanpassing van de wooninfrastructuur;
3° een project dat een investeringsverrichting bevat waarvoor een vergunning, een melding of een verhuisbeweging is vereist, waarbij er sprake is van een toename met meer dan 20% ten opzichte van het huidige aantal sociale huurwoningen op projectniveau, met inbegrip van de eventuele aanleg of aanpassing van de wooninfrastructuur;
4° een project dat voorziet in de verwerving van een of meer goede woningen, met inbegrip van de eventuele aanleg of aanpassing van de wooninfrastructuur.
Voor de volgende categorieën van projecten neemt de gemeente een beslissing over de aangelegenheden, vermeld in het eerste lid, 1° en 3°:
1° een project dat voorziet in de vervangingsbouw van sociale huurwoningen zonder dat er sprake is van een toename met meer dan 20% ten opzichte van het huidige aantal sociale huurwoningen op projectniveau;
2° een project dat een investeringsverrichting bevat waarvoor een vergunning, een melding of een verhuisbeweging is vereist zonder dat er sprake is van een toename met meer dan 20% ten opzichte van het huidige aantal sociale huurwoningen op projectniveau;
3° een project dat alleen voorziet in de realisatie of de instandhouding van sociale koopwoningen of sociale kavels of van geconventioneerde huurwoningen, met inbegrip van de eventuele aanleg of aanpassing van de wooninfrastructuur.
Binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat op de dag na de bespreking van het project op het lokaal woonoverleg, vermeld in het eerste lid, neemt de gemeente een beslissing. De gemeente voert haar beslissing, samen met de aangevulde fiche, vermeld in artikel 2.33/5, §1, vierde lid, in het Projectportaal in en brengt de initiatiefnemer op de hoogte.
Als de gemeente door de onvolledigheid van de aanvraag bijkomende documenten of inlichtingen moet opvragen, wordt de vervaltermijn, vermeld in het derde lid, geschorst. De termijn begint opnieuw te lopen op de zevende kalenderdag nadat de gemeente alle bijkomende documenten of inlichtingen heeft ontvangen.
Als de gemeente beslist dat het project past in het gemeentelijke beleid en vaststelt dat het project past in het bindend sociaal objectief, komen de verrichtingen van het project principieel in aanmerking voor programmatie.
Als de gemeente beslist dat het project niet past in het gemeentelijke beleid of vaststelt dat het project niet past in het bindend sociaal objectief, past de initiatiefnemer die aanspraak blijft maken op financiering, zijn project aan en bespreekt het opnieuw op een lokaal woonoverleg.
Als de gemeente niet tijdig een beslissing neemt over de lokale woontoets, wordt het project geacht te passen in het gemeentelijke beleid. De verrichtingen van het project komen principieel in aanmerking voor programmatie op voorwaarde dat het agentschap vaststelt dat het project past binnen het bindend sociaal objectief.
§2. Het college van burgemeester en schepenen voert de lokale woontoets uit.
Als de gemeente beschikt over een goedgekeurde visie op het vlak van lokaal sociaal woonbeleid, kan het college van burgemeester en schepenen de uitvoering van en de beslissing over de lokale woontoets:
1° delegeren aan een lid van het college of aan een of meer personeelsleden van de gemeente die daarvoor speciaal zijn aangewezen;
2° toevertrouwen aan een intergemeentelijke administratieve eenheid.
Artikel 2.33/7. ( 01/01/2023 - ... )
Het agentschap houdt een actuele lijst bij van projecten waarvan de verrichtingen principieel in aanmerking komen voor programmatie of een of meer van de fasen, vermeld in artikel 2.33/9, eerste lid, hebben doorlopen, hierna de Projectenlijst te noemen. De lijst bevat de volgende categorieën van projecten:
1° projecten die de renovatietoets succesvol doorlopen hebben en vrijgesteld zijn van bespreking op het lokaal woonoverleg;
2° projecten die de lokale woontoets succesvol doorlopen hebben, in voorkomend geval nadat ze de renovatietoets succesvol doorlopen hebben.
Artikel 2.33/8. ( 01/01/2023 - ... )
§1. Een gemeente kan beslissen om een project op haar grondgebied dat is opgenomen in de Projectenlijst, tijdelijk stop te zetten als het behoort tot een van de categorieën van projecten, vermeld in artikel 2.33/6, §1, tweede lid, 1°, 2° en 3°. De gemeente voert haar beslissing in het Projectportaal in en brengt de initiatiefnemer op de hoogte.
De mogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen tot een verrichting die deel uitmaakt van het project, de fase van de opname in de meerjarenplanning of verder heeft doorlopen.
§2. Een gemeente kan na overleg met de initiatiefnemer beslissen om een of meer andere projecten op haar grondgebied, die zijn opgenomen in de Projectenlijst, om te wisselen voor een ander project dat betrekking heeft op maximaal hetzelfde aantal sociale huurwoningen, en waarvoor een lokale woontoets als vermeld in artikel 2.33/6, §1, eerste lid, is aangevraagd, op voorwaarde dat dat andere project behoort tot een van de categorieën van projecten, vermeld in artikel 2.33/6, §1, tweede lid, 1°, 2° en 3°. Voor dat project voert de gemeente een lokale woontoets uit die alleen betrekking heeft op de aangelegenheden, vermeld in artikel 2.33/6, §1, eerste lid, 1° en 3°.
De mogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen tot een verrichting die deel uitmaakt van het project, de fase van de opname in de meerjarenplanning of een verdere fase heeft doorlopen.
§3. Een gemeente kan beslissen om een nieuwe lokale woontoets uit te voeren voor een project op haar grondgebied waarvan ze in het kader van een eerdere lokale woontoets heeft vastgesteld dat het project niet past binnen het bindend sociaal objectief.
De mogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen in de volgende gevallen:
1° de gemeente heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid, vermeld in paragraaf 1;
2° de gemeente heeft een sociaal woonbeleidsconvenant gesloten als vermeld in artikel 5.52, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
§4. Het college van burgemeester en schepenen neemt een beslissing over de aangelegenheid, vermeld in paragraaf 1, en voert een nieuwe lokale woontoets uit in de gevallen, vermeld in paragraaf 2.
Als de gemeente beschikt over een goedgekeurde visie op het vlak van lokaal sociaal woonbeleid, kan het college van burgemeester en schepenen de opdrachten, vermeld in het eerste lid:
1° delegeren aan een lid van het college of aan een of meer personeelsleden van de gemeente die daarvoor speciaal zijn aangewezen;
2° toevertrouwen aan een intergemeentelijke administratieve eenheid.
Artikel 2.33/9. ( 31/07/2024 - ... )
Met behoud van de toepassing van het tweede tot en met het vierde lid doorloopt een verrichting die deel uitmaakt van een project waarvan de verrichtingen principieel in aanmerking komen voor programmatie, achtereenvolgens elk van de volgende fasen:
1° de opname in de meerjarenplanning, vermeld in afdeling 2;
2° de opname in de kortetermijnplanning, vermeld in afdeling 3;
3° de toewijzing van middelen op een jaarbudget, vermeld in afdeling 4.
De volgende verrichtingen en deelverrichtingen doorlopen alleen de fase van de toewijzing van middelen op een jaarbudget, vermeld in afdeling 4, ongeacht of ze deel uitmaken van een project waarvan de verrichtingen principieel in aanmerking komen voor programmatie:
1° de verwerving van onbebouwde onroerende goederen en van goede woningen door de uitoefening van:
a) het recht van voorkoop, vermeld in boek 5, deel 6, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, en elk ander wettelijk recht van voorkoop;
b) een wettelijk recht van wederinkoop;
c) een conventioneel recht van voorkoop of recht van wederinkoop, op voorwaarde dat de initiatiefnemer de oorspronkelijke verkoper is van het onroerend goed;
2° de verwerving van onroerende goederen waarvoor een financiering als vermeld in artikel 2.33/1, 2°, d), wordt toegekend;
3° het bouwrijp maken van gronden, de sloop van een of meer constructies en de uitvoering van archeologisch vooronderzoek;
4° de opmaak van een stedenbouwkundige studie;
5° de erelonen, als de VMSW optreedt als aanbestedende of medeaanbestedende overheid van een infrastructuurverrichting;
6° dringende werkzaamheden aan bestaande constructies ten gevolge van niet te voorziene omstandigheden, na een aanvraag van de initiatiefnemer;
7° de verrichtingen die volledig gefinancierd worden op de wijze, vermeld in artikel 2.33/1, 2°, g).
De volgende verrichtingen en deelverrichtingen doorlopen alleen de fase van de toewijzing van middelen op een jaarbudget, vermeld in afdeling 4, op voorwaarde dat ze deel uitmaken van een project waarvan de verrichtingen principieel in aanmerking komen voor programmatie:
1° de verwerving van onbebouwde onroerende goederen en van andere bebouwde onroerende goederen dan goede woningen, uitgezonderd de verwervingen, vermeld in het tweede lid, 1°;
2° de contractueel overeengekomen prijsherzieningen;
3° de meerwerken;
4° de werkzaamheden voor de openbare verlichting of het watervoorzieningsnet;
5° de bouw van geconventioneerde huurwoningen.
De volgende verrichtingen doorlopen achtereenvolgens de fase van de opname in de kortetermijnplanning, vermeld in afdeling 3, en de toewijzing van middelen op een jaarbudget, vermeld in afdeling 4, op voorwaarde dat ze deel uitmaken van een project waarvan de verrichtingen principieel in aanmerking komen voor programmatie:
1° de verwerving van goede woningen, uitgezonderd de verwervingen, vermeld in het tweede lid, 1°;
2° andere investeringsverrichtingen dan de investeringsverrichtingen, vermeld in het tweede lid, 6°, waarbij de geraamde kostprijs voor de uitvoering van de verrichting maximaal 15.000 euro, exclusief btw, per betrokken sociale huurwoning of basiskot bedraagt.
Een bouw- of investeringsverrichting van sociale koopwoningen die deel uitmaakt van een project waarvan de verrichtingen principieel in aanmerking komen voor programmatie, wordt automatisch opgenomen in de kortetermijnplanning, vermeld in afdeling 3, en doorloopt alleen de fase van de toewijzing van middelen op een jaarbudget, vermeld in afdeling 4.
Verrichtingen die volledig gefinancierd worden op een van de wijzen, vermeld in artikel 2.33/1, 2°, a) of i), of met een combinatie van de voormelde financieringswijzen, doorlopen geen van de fasen, vermeld in het eerste lid, ongeacht of ze deel uitmaken van een project waarvan de verrichtingen principieel in aanmerking komen voor programmatie.
Artikel 2.33/10. ( 01/01/2023 - ... )
Het agentschap en de VMSW kunnen in elk van de fasen, vermeld in artikel 2.33/9, eerste lid, beslissen om een verrichting van een woonmaatschappij tijdelijk stop te zetten als uit de financiële planning die aan de VMSW is bezorgd door een woonmaatschappij of die de VMSW heeft opgemaakt voor een woonmaatschappij, blijkt dat het niet-uitvoeren van de verrichting een rechtstreeks positief effect heeft op de stand van de negatieve rekening-courant van de woonmaatschappij bij de VMSW of op de negatieve vrije cashflow in het eerste, tweede of derde jaar van de financiële planning.
Artikel 2.33/11. ( 01/01/2023 - ... )
§1. De initiatiefnemer brengt het agentschap via het Projectportaal op de hoogte van een verzoek tot opname in de meerjarenplanning van een bouwverrichting en van een investeringsverrichting. De initiatiefnemer voegt het voorontwerp bij zijn verzoek met een aanvraag tot advisering. Als de initiatiefnemer een afwijking van de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen of een afwijking als vermeld in artikel 4.2, zevende lid, vraagt, voegt hij een verantwoording bij het voorontwerp. Het agentschap bezorgt de initiatiefnemer een ontvangstbevestiging.
In afwijking van het eerste lid hoeft geen voorontwerp opgemaakt te worden voor investeringsverrichtingen waarvoor noch een vergunning of melding noch een verhuisbeweging is vereist. In dat geval volstaat het dat de initiatiefnemer het agentschap via het Projectportaal op de hoogte brengt van een verzoek tot opname van de verrichting in de meerjarenplanning. Nadat een termijn van zeven kalenderdagen verstreken is, die ingaat op de dag na het verzoek, komt de verrichting principieel in aanmerking voor opname in de meerjarenplanning.
Als de initiatiefnemer van een investeringsverrichting waarvoor noch een vergunning of melding noch een verhuisbeweging is vereist, uit eigen beweging een voorontwerp opmaakt en wil laten adviseren door het agentschap, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
§2. De initiatiefnemer die zelf optreedt als aanbestedende overheid van een infrastructuurverrichting, brengt het agentschap via het Projectportaal op de hoogte van een verzoek tot opname in de meerjarenplanning van die infrastructuurverrichting. De initiatiefnemer voegt het voorontwerp bij zijn verzoek met een aanvraag tot advisering. Als de initiatiefnemer een afwijking van de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen vraagt, voegt hij een verantwoording bij het voorontwerp. Het agentschap bezorgt de initiatiefnemer een ontvangstbevestiging.
Als de VMSW of een andere instantie optreedt als aanbestedende overheid van een infrastructuurverrichting, maakt ze zelf een voorontwerp op of laat ze een voorontwerp opmaken door een ontwerper. De aanbestedende overheid brengt de initiatiefnemer ervan op de hoogte dat het voorontwerp klaar is. Vanaf dat moment kan de initiatiefnemer conform het eerste lid het agentschap via het Projectportaal verzoeken om de verrichting in kwestie op te nemen in de meerjarenplanning.
§3. Binnen een termijn van vijfenveertig kalenderdagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van het voorontwerp, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, en in paragraaf 2, eerste en tweede lid, brengt het agentschap een advies uit. Het agentschap voert het advies in het Projectportaal in en brengt de initiatiefnemer op de hoogte.
Voor infrastructuurverrichtingen begint de termijn voor de advisering van het voorontwerp, vermeld in paragraaf 2, eerste en tweede lid, te lopen op de dag nadat is voldaan aan de vereisten, vermeld in artikel 2.33/12.
Als het agentschap door de onvolledigheid van de aanvraag bijkomende documenten of inlichtingen moet opvragen, wordt de vervaltermijn, vermeld in het eerste lid, geschorst. De termijn begint opnieuw te lopen op de zevende kalenderdag nadat het agentschap alle bijkomende documenten of inlichtingen heeft ontvangen.
Als het agentschap in zijn advies vaststelt dat het voorontwerp in overeenstemming is met de normen en de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen, uitgezonderd de richtlijnen en normen waarvoor de minister, het agentschap of de kwaliteitskamer een afwijking toestaat, komt de verrichting principieel in aanmerking voor opname in de meerjarenplanning op de laatste dag van de termijn, vermeld in het eerste lid, die in voorkomend geval is verlengd conform het derde lid.
Als het agentschap in zijn advies vaststelt dat het voorontwerp niet in overeenstemming is met de normen of de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen, uitgezonderd de richtlijnen en normen waarvoor de minister, het agentschap of de kwaliteitskamer een afwijking toestaat, past de initiatiefnemer die aanspraak blijft maken op financiering, met behoud van de toepassing van artikel 2.33/24 zijn voorontwerp aan en bezorgt het opnieuw aan het agentschap conform paragraaf 1, eerste lid.
Als het advies van het agentschap niet tijdig wordt verleend, wordt het voorontwerp geacht in overeenstemming te zijn met de normen en de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen, en komt de verrichting principieel in aanmerking voor opname in de meerjarenplanning op de laatste dag van de termijn, vermeld in het eerste lid, die in voorkomend geval is verlengd conform het derde lid. Het agentschap meldt dat in het Projectportaal en brengt de initiatiefnemer op de hoogte.
§4. Paragraaf 1 en 3 zijn niet van toepassing op verrichtingen in het kader van een CBO-oproep.
Artikel 2.33/12. ( 01/01/2023 - ... )
§ 1. Als voor een project de aanleg of aanpassing van de wooninfrastructuur is vereist, informeert de initiatiefnemer de lokale bevolking op gepaste wijze over de uit te voeren verrichtingen, al dan niet door een informatievergadering te beleggen. De initiatiefnemer bezorgt het agentschap de eventuele opmerkingen van de lokale bevolking of het verslag van de informatievergadering.
In afwijking van het eerste lid hoeft de initiatiefnemer de lokale bevolking niet te informeren over een geplande verrichting als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° voor de verrichting is noch een stedenbouwkundige studie, noch de uitvoering van infrastructuurwerken of aanpassingswerken aan de woonomgeving vereist;
2° de kostprijs van de verrichting, exclusief btw, bedraagt maximaal 1.000.000 euro of er zijn maximaal acht woningen of kavels bij de verrichting betrokken.
§ 2. Als voor een project de aanleg of aanpassing van de wooninfrastructuur is vereist, belegt de initiatiefnemer een plenaire vergadering waarop de stedenbouwkundige studies en de voorontwerpen besproken worden nadat aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de initiatiefnemer heeft het agentschap, de gemeente, de rioolbeheerder en alle andere uitgenodigde partijen een voorontwerp van de aanleg of aanpassing van de wooninfrastructuur bezorgd;
2° de bouw- of investeringsverrichting komt principieel in aanmerking voor opname in de meerjarenplanning, of er is voor de bouw- of investeringsverrichting een voorontwerp ingediend bij het agentschap.
Op verzoek van de initiatiefnemer kan het agentschap:
1° vrijstelling verlenen van het beleggen van een plenaire vergadering als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de aanleg of aanpassing van de wooninfrastructuur omvat geen uitvoering van infrastructuurwerken of aanpassingswerken aan de woonomgeving;
b) de uit te voeren infrastructuurwerken omvatten alleen nutsvoorzieningen of omgevingswerken;
2° toestaan dat de initiatiefnemer een plenaire vergadering belegt nadat voldaan is aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 1°.
Artikel 2.33/13. ( 01/01/2023 - ... )
§1. Het agentschap neemt, rekening houdend met het financiële kader, een beslissing over de opname in de meerjarenplanning van bouw- en investeringsverrichtingen die principieel in aanmerking komen voor opname in de meerjarenplanning.
Een CBO-oproep waarvan het voorontwerp gunstig is geadviseerd door het agentschap en die tot de onderhandelingsfase kan toetreden, komt principieel in
aanmerking voor opname in de meerjarenplanning.
Het agentschap voert de beslissing over de opname in de meerjarenplanning van een bouw- of investeringsverrichting in het projectportaal in. Het agentschap brengt de initiatiefnemer op de hoogte van de beslissing.
§2. Het agentschap neemt, rekening houdend met het financiële kader, een beslissing over de opname in de meerjarenplanning van infrastructuurverrichtingen die principieel in aanmerking komen voor opname in de meerjarenplanning.
Het agentschap voert de beslissing over de opname in de meerjarenplanning van een verrichting als vermeld in het eerste lid, in het Projectportaal in. Het agentschap brengt de initiatiefnemer op de hoogte van de beslissing.
§3. Als een verrichting conform paragraaf 1 of 2 wordt opgenomen in de meerjarenplanning, gaat de verrichting naar fase 2 als vermeld in afdeling 3.
Artikel 2.33/14. ( 31/07/2024 - ... )
§ 1. De initiatiefnemer brengt het agentschap via het Projectportaal op de hoogte van een verzoek tot opname in de kortetermijnplanning van een bouwverrichting en van een investeringsverrichting die is opgenomen in de meerjarenplanning. De initiatiefnemer voegt de basisaanbesteding bij zijn verzoek en verklaart dat die in overeenstemming is met het geadviseerde voorontwerp van de verrichting, zoals dat is opgenomen in de meerjarenplanning, en met de normen en de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen, uitgezonderd de richtlijnen en normen waarvoor de minister, het agentschap of de kwaliteitskamer een afwijking toestaat. Het agentschap bezorgt de initiatiefnemer een ontvangstbevestiging.
Als de initiatiefnemer van een investeringsverrichting waarvoor noch een vergunning of melding noch een verhuisbeweging is vereist, conform artikel 2.33/11, §1, derde lid, uit eigen beweging een voorontwerp heeft opgemaakt en heeft laten adviseren door het agentschap, brengt de initiatiefnemer het agentschap via het Projectportaal op de hoogte van een verzoek tot opname in de kortetermijnplanning van de investeringsverrichting die is opgenomen in de meerjarenplanning. De initiatiefnemer voegt de basisaanbesteding bij zijn verzoek en verklaart dat die in overeenstemming is met het geadviseerde voorontwerp van de verrichting, zoals dat is opgenomen in de meerjarenplanning, en met de normen en de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen, uitgezonderd de richtlijnen en normen waarvoor de minister, het agentschap of de kwaliteitskamer een afwijking toestaat. Het agentschap bezorgt de initiatiefnemer een ontvangstbevestiging.
Nadat een termijn van zeven kalenderdagen is verstreken, die ingaat op de dag na het verzoek, vermeld in het eerste en tweede lid, komt de verrichting principieel in aanmerking voor opname in de kortetermijnplanning.
§ 2. De initiatiefnemer die zelf optreedt als aanbestedende overheid van een infrastructuurverrichting die is opgenomen in de meerjarenplanning, brengt het agentschap via het Projectportaal op de hoogte van een verzoek tot opname in de kortetermijnplanning van die infrastructuurverrichting. De initiatiefnemer voegt de basisaanbesteding bij zijn verzoek en verklaart dat die in overeenstemming is met het geadviseerde voorontwerp van de verrichting, zoals dat is opgenomen in de meerjarenplanning, en met de normen en de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen, uitgezonderd de richtlijnen en normen waarvoor de minister, het agentschap of de kwaliteitskamer een afwijking toestaat. Het agentschap bezorgt de initiatiefnemer een ontvangstbevestiging.
Als de VMSW of een andere instantie optreedt als aanbestedende overheid van een infrastructuurverrichting, maakt ze zelf een basisaanbesteding op of laat ze een basisaanbesteding opmaken door een ontwerper. De aanbestedende overheid brengt de initiatiefnemer ervan via het Projectportaal op de hoogte dat de basisaanbesteding klaar is. Vanaf dat moment kan de initiatiefnemer het agentschap conform het eerste lid verzoeken om de verrichting in kwestie op te nemen in de kortetermijnplanning. Nadat een termijn van zeven kalenderdagen is verstreken, die ingaat op de dag na het verzoek, komt de infrastructuurverrichting principieel in aanmerking voor opname in de kortetermijnplanning.
§ 3. De initiatiefnemer brengt het agentschap via het Projectportaal op de hoogte van een verzoek tot opname in de kortetermijnplanning van een investeringsverrichting die is opgenomen in de meerjarenplanning en waarvoor conform artikel 2.33/11, §1, tweede lid, geen voorontwerp is opgemaakt en geadviseerd. De initiatiefnemer voegt het uitvoeringsdossier bij zijn verzoek met een aanvraag tot advisering. Als de initiatiefnemer een afwijking van de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen vraagt, voegt hij een verantwoording bij het uitvoeringsdossier. Het agentschap bezorgt de initiatiefnemer een ontvangstbevestiging.
Binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van het uitvoeringsdossier, vermeld in het eerste lid, brengt het agentschap een advies uit. Het agentschap voert het advies in het Projectportaal in en brengt de initiatiefnemer op de hoogte.
Als het agentschap door de onvolledigheid van de aanvraag bijkomende documenten of inlichtingen moet opvragen, wordt de vervaltermijn, vermeld in het tweede lid, geschorst. De termijn begint opnieuw te lopen op de zevende kalenderdag nadat het agentschap alle bijkomende documenten of inlichtingen heeft ontvangen.
Als het agentschap in zijn advies vaststelt dat het uitvoeringsdossier in overeenstemming is met de normen en de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen, uitgezonderd de richtlijnen en normen waarvoor de minister, het agentschap of de kwaliteitskamer een afwijking toestaat, komt de verrichting principieel in aanmerking voor opname in de kortetermijnplanning op de laatste dag van de termijn, vermeld in het tweede lid, die in voorkomend geval is verlengd conform het derde lid.
Als het agentschap in zijn advies vaststelt dat het uitvoeringsdossier niet in overeenstemming is met de normen of de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen, uitgezonderd de richtlijnen en normen, waarvoor de minister, het agentschap of de kwaliteitskamer een afwijking toestaat, past de initiatiefnemer die aanspraak blijft maken op financiering, met behoud van de toepassing van artikel 2.33/24 zijn uitvoeringsdossier aan en bezorgt het opnieuw aan het agentschap conform het eerste lid.
Als het advies van het agentschap niet tijdig wordt verleend, wordt het uitvoeringsdossier geacht in overeenstemming te zijn met de normen en de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen, en komt de verrichting principieel in aanmerking voor opname in de kortetermijnplanning op de laatste dag van de termijn, vermeld in het tweede lid, die in voorkomend geval is verlengd conform het derde lid. Het agentschap geeft dat in het Projectportaal in en brengt de initiatiefnemer op de hoogte.
§ 4. De initiatiefnemer brengt het agentschap via het Projectportaal op de hoogte van een verzoek tot opname in de kortetermijnplanning van:
1° investeringsverrichtingen waarbij de geraamde kostprijs voor de uitvoering van de verrichting maximaal 15.000 euro, exclusief btw, per betrokken sociale huurwoning of basiskot bedraagt;
2° de verwerving van goede woningen, waarvoor een onderhandse akte is opgesteld.
Het agentschap bezorgt de initiatiefnemer een ontvangstbevestiging. Nadat een termijn van zeven kalenderdagen is verstreken, die ingaat op de dag na het verzoek, vermeld in het eerste en tweede lid, komt de verrichting principieel in aanmerking voor opname in de kortetermijnplanning.
Artikel 2.33/15. ( 01/01/2023 - ... )
Als een verrichting principieel in aanmerking komt voor opname in de kortetermijnplanning, voert de initiatiefnemer de volgende documenten in het Projectportaal in:
1° alle vereiste vergunningen, met vermelding van de datum van de verlening of de weigering van een vergunning, alsook de datum van de eventuele schorsing, intrekking of vernietiging van een vergunning;
2° alle vereiste meldingsplichtige handelingen, met vermelding van de datum waarop de melding is gedaan;
3° een bewijs van een zakelijk recht op de gronden.
Artikel 2.33/16. ( 31/07/2024 - ... )
§ 1. Het agentschap stelt een lijst op van bouw- en investeringsverrichtingen die op de vijfenveertigste kalenderdag voor een reguliere beoordelingscommissie principieel in aanmerking komen voor opname in de kortetermijnplanning en waarvoor conform artikel 2.33/15 blijkt dat de initiatiefnemer beschikt over de vereiste vergunningen, meldingen en een zakelijk recht op de gronden. De verrichtingen die na de voormelde datum de status ‘komt principieel in aanmerking voor opname in de kortetermijnplanning’ krijgen, komen in aanmerking voor de daaropvolgende beoordelingscommissie. De voorwaarde dat de initiatiefnemer beschikt over de vereiste vergunningen, meldingen en een zakelijk recht op de gronden, wordt beoordeeld op de dag waarop de beoordelingscommissie bijeenkomt.
Op basis van de lijst, vermeld in het eerste lid, neemt de beoordelingscommissie, rekening houdend met het financiële kader, met behoud van de toepassing van paragraaf 3 een beslissing over de opname van de bouw- en investeringsverrichtingen in de kortetermijnplanning.
Het agentschap voert de beslissing van de beoordelingscommissie over de opname van een bouw- of investeringsverrichting in de kortetermijnplanning in het Projectportaal in en brengt de initiatiefnemer op de hoogte.
§ 2. Het agentschap neemt, rekening houdend met het financiële kader, met behoud van de toepassing van paragraaf 3 een beslissing over de opname van de volgende verrichtingen in de kortetermijnplanning:
1° infrastructuurverrichtingen die principieel in aanmerking komen voor opname in de kortetermijnplanning;
2° investeringsverrichtingen waarbij de geraamde kostprijs voor de uitvoering van de verrichting maximaal 15.000 euro, exclusief btw, per betrokken sociale huurwoning of basiskot bedraagt;
3° de verwerving van goede woningen, waarvoor een onderhandse akte is opgesteld;
4° een bouw- of investeringsverplichting
Het agentschap voert de beslissing van een verrichting als vermeld in het eerste lid, over de opname in de kortetermijnplanning in het Projectportaal in en brengt de initiatiefnemer op de hoogte.
§ 3. Als een project waarvan de verrichtingen principieel in aanmerking komen voor programmatie, zowel een infrastructuurverrichting als een bouwverrichting die betrekking heeft op nieuwbouw bevat, gelden bijkomend de volgende voorwaarden voor de opname in de kortetermijnplanning:
1° een infrastructuurverrichting kan pas opgenomen worden in de kortetermijnplanning als een bouwverrichting die betrekking heeft op nieuwbouw ten minste is opgenomen in de meerjarenplanning;
2° een bouwverrichting die betrekking heeft op nieuwbouw kan pas opgenomen worden in de kortetermijnplanning als de infrastructuurverrichting ten minste is opgenomen in de meerjarenplanning.
§ 4. Als een verrichting conform paragraaf 1 of 2 wordt opgenomen in de kortetermijnplanning, gaat de verrichting naar fase 3 als vermeld in afdeling 4.
Artikel 2.33/17. ( 01/01/2023 - ... )
Als na de opname van een verrichting in de kortermijnplanning het agentschap aantoont dat de basisaanbesteding niet in overeenstemming is met het geadviseerde voorontwerp van de verrichting, zoals dat is opgenomen in de meerjarenplanning, of niet in overeenstemming is met de normen of de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen, uitgezonderd de richtlijnen en normen waarvoor de minister, het agentschap of de kwaliteitskamer een afwijking toestaat, wordt de verrichting geschrapt uit de kortetermijnplanning. De initiatiefnemer die aanspraak blijft maken op financiering, past met behoud van de toepassing van artikel 2.33/24 zijn basisaanbesteding aan en bezorgt ze opnieuw aan het agentschap conform artikel 2.33/14, §1 of §2.
Artikel 2.33/18. ( 01/01/2023 - ... )
Bij de aanvraag van de toewijzing op het jaarbudget brengt de initiatiefnemer de VMSW op de hoogte van de uitgaven die hij via de rekening-courant wil laten verlopen in het kader van de herinvesteringsverplichting, conform de modaliteiten, vermeld in titel 1, hoofdstuk 2.
Artikel 2.33/19. ( 07/09/2023 - ... )
§ 1. De initiatiefnemer brengt het agentschap via het Projectportaal op de hoogte van een verzoek tot toewijzing op een jaarbudget voor een bouwverrichting of een investeringsverrichting die is opgenomen in de kortetermijnplanning. De initiatiefnemer voegt het gunningsdossier bij zijn verzoek en verklaart dat het gunningsdossier in overeenstemming is met de basisaanbesteding van de verrichting, zoals ze is opgenomen in de kortetermijnplanning en met de normen en de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen, uitgezonderd de richtlijnen en normen waarvoor de minister, het agentschap of de kwaliteitskamer een afwijking toestaat, en dat de procedure van de wetgeving op de overheidsopdrachten is nageleefd. Het agentschap bezorgt de initiatiefnemer een ontvangstbevestiging.
Als voor een investeringsverrichting waarvoor noch een vergunning of melding noch een verhuisbeweging is vereist, geen voorontwerp is opgemaakt en geadviseerd, verklaart de initiatiefnemer dat het gunningsdossier in overeenstemming is met het geadviseerde uitvoeringsdossier van de verrichting, zoals ze is opgenomen in de kortetermijnplanning, en met de normen en de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen, uitgezonderd de richtlijnen en normen waarvoor de minister, het agentschap of de kwaliteitskamer een afwijking toestaat, en dat de procedure van de wetgeving op de overheidsopdrachten is nageleefd. Het agentschap bezorgt de initiatiefnemer een ontvangstbevestiging.
Voor een bouw- of investeringsverrichting van sociale koopwoningen verklaart de initiatiefnemer dat het Bouwtechnisch Bestek Woningbouw voor bouwverrichtingen gevolgd is bij de basisaanbesteding en dat de procedure van de wetgeving op de overheidsopdrachten is nageleefd.
De initiatiefnemer brengt het agentschap via het Projectportaal op de hoogte van een verzoek tot toewijzing op een jaarbudget voor een verrichting die conform artikel 2.33/9, tweede of derde lid, alleen de fase van de toewijzing van middelen op een jaarbudget doorloopt. Het agentschap bezorgt de initiatiefnemer een ontvangstbevestiging.
De initiatiefnemer brengt het agentschap via het Projectportaal op de hoogte van een verzoek tot toewijzing op een jaarbudget voor een verwerving van een of meer goede woningen die is opgenomen in de kortetermijnplanning, met het oog op de opmaak van de authentieke akte. Het agentschap bezorgt de initiatiefnemer een ontvangstbevestiging.
Nadat een termijn van veertien kalenderdagen verstreken is, die ingaat op de dag na het verzoek, vermeld in het eerste tot en met het vijfde lid, komt de verrichting in aanmerking voor toewijzing op een jaarbudget. De VMSW wijst de middelen voor de financiering van de verrichting toe op een jaarbudget.
Als het agentschap of de VMSW van oordeel zijn dat het verzoek tot toewijzing op het jaarbudget onvolledig is, vragen ze bijkomende documenten of inlichtingen aan de initiatiefnemer. In dat geval wordt de termijn, vermeld in het zesde lid, geschorst. De voormelde termijn begint opnieuw te lopen op de zevende dag na de dag waarop het agentschap en de VMSW alle bijkomende documenten of inlichtingen hebben ontvangen.
§ 2. De initiatiefnemer die zelf optreedt als aanbestedende overheid van een infrastructuurverrichting die is opgenomen in de kortetermijnplanning, brengt het agentschap via het Projectportaal op de hoogte van een verzoek tot toewijzing op een jaarbudget voor die infrastructuurverrichting. De initiatiefnemer voegt het gunningsdossier bij zijn verzoek en verklaart dat het gunningsdossier in overeenstemming is met de basisaanbesteding van de verrichting, zoals ze is opgenomen in de kortetermijnplanning, en met de normen en de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen, uitgezonderd de richtlijnen en normen waarvoor de minister, het agentschap of de kwaliteitskamer een afwijking toestaat, en dat de procedure van de wetgeving op de overheidsopdrachten is nageleefd. Het agentschap bezorgt de initiatiefnemer een ontvangstbevestiging.
Als de VMSW of een andere instantie optreedt als aanbestedende overheid van een infrastructuurverrichting, maakt ze zelf een gunningsdossier op, of laat ze een gunningsdossier opmaken door een ontwerper. De aanbestedende overheid brengt de initiatiefnemer ervan op de hoogte dat het gunningsdossier klaar is. Vanaf dat moment kan de initiatiefnemer de VMSW conform het eerste lid verzoeken om voor de verrichting in kwestie middelen toe te wijzen op een jaarbudget.
Nadat een termijn van veertien kalenderdagen verstreken is, die ingaat op de dag na het verzoek, vermeld in het eerste en tweede lid, komt de verrichting in aanmerking voor toewijzing op een jaarbudget. De VMSW wijst de middelen voor de financiering van de verrichting toe op een jaarbudget.
Als het agentschap of de VMSW van oordeel is dat het verzoek tot toewijzing op het jaarbudget onvolledig is, vraagt ze bijkomende documenten of inlichtingen aan de initiatiefnemer. In dat geval wordt de termijn, vermeld in het derde lid, geschorst. De voormelde termijn begint opnieuw te lopen op de zevende dag na de dag waarop het agentschap en de VMSW alle bijkomende documenten of inlichtingen hebben ontvangen.
§ 3. Paragraaf 1 en 2 zijn niet van toepassing op de volgende verrichtingen, die na de kennisgeving van de gunning in aanmerking komen voor toewijzing op een jaarbudget:
1° verrichtingen in het kader van een CBO-oproep;
2° verrichtingen in het kader van een Design and Build-oproep.
Artikel 2.33/20. ( 01/01/2023 - ... )
Om recht te hebben op een financiering als vermeld in artikel 2.33/1, 2°, b), e) of f), mogen verrichtingen niet worden besteld voordat ze conform artikel 2.33/19, §1, vijfde lid, of §2, derde lid, in aanmerking komen voor toewijzing op een jaarbudget, op voorwaarde dat de toewijzing mogelijk is binnen de perken van het resterende investeringsvolume dat op het jaarbudget beschikbaar is.
Als het agentschap of de VMSW na de bestelling van een verrichting vaststelt dat het gunningsdossier niet in overeenstemming is met de basisaanbesteding van de verrichting zoals ze is opgenomen in de kortetermijnplanning, niet in overeenstemming is met de normen of de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen, uitgezonderd de richtlijnen en normen waarvoor de minister, het agentschap of de kwaliteitskamer een afwijking toestaat, of als tekortkomingen bij de uitvoering van de overheidsopdracht worden vastgesteld, verliest de initiatiefnemer voor de verrichting in kwestie zijn recht op een financiering als vermeld in artikel 2.33/1, 2°, b), e) of f). Met behoud van de toepassing van artikel 2.33/24 lost de initiatiefnemer zijn leningen vervroegd af en betaalt hij zijn subsidies, inclusief tussenkomsten, terug conform artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.
Als voor een investeringsverrichting waarvoor noch een vergunning of melding, noch een verhuisbeweging is vereist, geen voorontwerp is opgemaakt en geadviseerd en het agentschap of de VMSW na de bestelling vaststelt dat het gunningsdossier niet in overeenstemming is met het geadviseerde uitvoeringsdossier van de verrichting, zoals ze is opgenomen in de kortetermijnplanning, niet in overeenstemming is met de normen of de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen, uitgezonderd de richtlijnen en normen waarvoor de minister, het agentschap of de kwaliteitskamer een afwijking toestaat, of als tekortkomingen bij de uitvoering van de overheidsopdracht worden vastgesteld, verliest de initiatiefnemer voor de verrichting in kwestie zijn recht op een financiering als vermeld in artikel 2.33/1, 2°, b). Met behoud van de toepassing van artikel 2.33/24 lost de initiatiefnemer zijn leningen vervroegd af en betaalt hij zijn subsidies, inclusief tussenkomsten, terug conform artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.
Artikel 2.33/21. ( 01/01/2023 - ... )
Als de initiatiefnemer na de bestelling van een infrastructuur-, bouw- of investeringsverrichting door overmacht afwijkt van het gunningsdossier, blijft de toewijzing op het jaarbudget behouden, op voorwaarde dat er een oplossing wordt uitgewerkt binnen de mogelijkheden, vermeld in het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten.
De VMSW past het bedrag dat op een jaarbudget is toegewezen, en het prijsplafond voor die verrichting aan. De VSMW doet die aanpassing rekening houdend met de nieuwe omstandigheden en de prijsplafonds die zijn opgenomen in boek 5, deel 2, titel 1 en titel 3. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden worden de contractueel overeengekomen prijsherzieningen pro rata toegepast op het prijsplafond, op basis van de procentuele stijging van het totale aanbestedingsbedrag.
Artikel 2.33/22. ( 01/01/2023 - ... )
§ 1. Een beoordelingscommissie wordt opgericht.
De beoordelingscommissie wordt als volgt samengesteld:
1° de minister of zijn gemachtigde;
2° drie vertegenwoordigers van het agentschap;
3° drie vertegenwoordigers, voorgedragen door de woonmaatschappijen;
4° één vertegenwoordiger, voorgedragen door de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, zonder stemrecht in de beoordelingscommissie.
Het voorzitterschap en het secretariaat van de beoordelingscommissie worden waargenomen door het agentschap.
§ 2. De beoordelingscommissie houdt jaarlijks ten minste drie keer, verspreid over het jaar, een reguliere bijeenkomst. Op de tweede bijeenkomst van een werkingsjaar legt de beoordelingscommissie de data vast van de reguliere bijeenkomsten in het volgende werkingsjaar.
§ 3. Op voorstel van het agentschap neemt de beoordelingscommissie op elke bijeenkomst een beslissing over de volgende aangelegenheden:
1° de schrapping van verrichtingen uit de meerjarenplanning;
2° de opname van verrichtingen in de kortetermijnplanning en de schrapping van verrichtingen uit de kortetermijnplanning.
Op voorstel van het agentschap neemt de beoordelingscommissie op de eerste reguliere bijeenkomst van een werkingsjaar een beslissing over het minimale budget voor de lancering van een nieuwe CBO-oproep. Op voorstel van het agentschap kan de beoordelingscommissie in de loop van een werkingsjaar het CBO-budget verhogen of verlagen.
Op elke bijeenkomst van de beoordelingscommissie rapporteert het agentschap over de volgende aangelegenheden:
1° de Projectenlijst;
2° de toewijzingen op het jaarbudget door de VMSW van het voorgaande en het huidige jaar, verdeeld over de financieringswijzen, vermeld in artikel 2.33/1, 2°, en, in voorkomend, geval de reservering van een deel van het jaarbudget voor bepaalde types van verrichtingen;
3° de opname van verrichtingen in de meerjarenplanning conform artikel 2.33/13, §2, en in de kortetermijnplanning conform artikel 2.33/16, §2;
4° de opvolging van projectvoorstellen voor de verwezenlijking van sociale huur- of koopwoningen die ingediend zijn in het kader van een CBO-oproep of een Design and Build-oproep.
Op de eerste bijeenkomst van de beoordelingscommissie van elke werkingsjaar rapporteert het agentschap over de afwijkingen van de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen die het agentschap en de kwaliteitskamer in het voorgaande werkingsjaar hebben toegestaan.
Als de beoordelingscommissie op andere tijdstippen bijeenkomt dan de reguliere bijeenkomsten, vermeld in paragraaf 2, neemt ze een beslissing over een of meer van de aangelegenheden, vermeld in het eerste lid, en rapporteert ze over de aangelegenheden, vermeld in het tweede lid.
Artikel 2.33/23. ( 01/01/2023 - ... )
Minstens veertien kalenderdagen voor een reguliere bijeenkomst van de beoordelingscommissie bezorgt het agentschap aan de leden van de beoordelingscommissie de documenten, vermeld in het tweede tot en met het vierde lid.
Om de beoordelingscommissie in staat te stellen een beslissing te nemen over de schrapping van verrichtingen uit de meerjarenplanning, bezorgt het agentschap:
1° een overzicht van de volgende verrichtingen die in aanmerking komen voor schrapping uit de meerjarenplanning:
a) de verrichtingen die gedurende drie jaar in de meerjarenplanning zijn opgenomen;
b) de verrichtingen die het agentschap of de VMSW conform artikel 2.33/10 tijdelijk heeft stopgezet, samen met een motivatie voor de stopzetting;
2° een voorstel van een aangepaste meerjarenplanning.
Om de beoordelingscommissie in staat te stellen een beslissing te nemen over de opname van verrichtingen in de kortetermijnplanning en de schrapping van verrichtingen uit de kortetermijnplanning, bezorgt het agentschap:
1° een overzicht van de volgende verrichtingen die in aanmerking komen voor schrapping uit de kortetermijnplanning:
a) de verrichtingen die gedurende acht maanden in de kortetermijnplanning zijn opgenomen;
b) de verrichtingen die het agentschap of de VMSW conform artikel 2.33/10 tijdelijk heeft stopgezet;
2° een overzicht van de verrichtingen die principieel in aanmerking komen voor opname in de kortetermijnplanning;
3° een voorstel van een aangepaste kortetermijnplanning.
Met het oog op de rapportering aan de beoordelingscommissie over de toewijzingen op het jaarbudget van het voorgaande en het huidige jaar bezorgt de VMSW aan het agentschap de nodige informatie over:
1° de verrichtingen waarvoor in het huidige en voorgaande begrotingsjaar middelen zijn toegewezen op een jaarbudget, opgesplitst per begrotingsjaar;
2° de benuttingsgraad van de financieringswijzen, vermeld in artikel 2.33/1, 2°, b), c), d), e), f) en g), in het huidige en het voorgaande begrotingsjaar;
3° de verwervingen van onbebouwde onroerende goederen en van andere bebouwde onroerende goederen dan goede woningen, waarvan de bouw- of investeringsverrichting is opgenomen in de meerjarenplanning of in de kortetermijnplanning, en een prognose voor de impact van de verwervingen op de financiering in het huidige en het volgende begrotingsjaar.
Artikel 2.33/24. ( 31/07/2024 - ... )
In dit artikel wordt verstaan onder beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen:
1° een aangetekende brief;
2° een afgifte tegen ontvangstbewijs;
3° een elektronische aangetekende zending;
4° elke andere betekeningswijze die de minister heeft toegestaan, waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld.
De initiatiefnemer kan bij de kwaliteitskamer beroep aantekenen tegen de volgende adviezen of beslissingen:
1° een ongunstig advies van het agentschap in het kader van de renovatietoets conform artikel 2.33/4, vijfde lid;
2° een ongunstig advies van het agentschap bij een voorontwerp conform artikel 2.33/11, §3, vijfde lid;
3° een ongunstig advies van het agentschap bij een uitvoeringsdossier conform artikel 2.33/14, §3, vijfde lid;
4° een beslissing van het agentschap tot schrapping van een verrichting uit de kortetermijnplanning conform artikel 2.33/17;
5° een beslissing van de VMSW tot verlies van het recht op financiering als vermeld in artikel 2.33/1, 2°, b), e) of f), voor een verrichting conform artikel 2.33/20, tweede en derde lid.
Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid betekend met een beveiligde zending binnen een termijn van zestig kalenderdagen, die ingaat op de dag na de invoering van het advies of de beslissing van het agentschap of de VMSW in het Projectportaal.
De kwaliteitskamer neemt over het beroep een beslissing binnen een termijn van negentig kalenderdagen, die ingaat op de dag na de betekening, vermeld in het tweede lid. Het agentschap voert de beslissing van de kwaliteitskamer in het Projectportaal in, en brengt de initiatiefnemer met een beveiligde zending op de hoogte.
Als de kwaliteitskamer door de onvolledigheid van het dossier bijkomende documenten of inlichtingen moet opvragen, wordt de vervaltermijn, vermeld in het derde lid, geschorst. De termijn begint opnieuw te lopen op de zevende kalenderdag nadat de initiatiefnemer alle bijkomende documenten of inlichtingen met een beveiligde zending heeft betekend.
Als de beslissing van de kwaliteitskamer niet tijdig wordt betekend aan de initiatiefnemer, wordt het beroep geacht ingewilligd te zijn.
De beslissing van de kwaliteitskamer heeft dezelfde gevolgen als het advies van het agentschap, vermeld in artikel 2.33/4, artikel 2.33/11, §3, en artikel 2.33/14, §3, de beslissing van het agentschap, vermeld in artikel 2.33/17, en de beslissing van de VMSW, vermeld in artikel 2.33/20.
Artikel 2.33/25. ( 01/01/2023 - ... )
De bedragen, vermeld in artikel 2.33/9, vierde lid, 2°, artikel 2.33/14, §4, eerste lid, 1°, en artikel 2.33/16, §2, eerste lid, 2°, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de ABEX-index van november van het voorgaande jaar, met als basis de ABEX-index van november 2017. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende veelvoud van 100 euro.
Artikel 2.34. ( 01/01/2021 - ... )
De minister kan een gemeente geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de specifieke inhaalbeweging onder de voorwaarden en volgens de procedure, vermeld in deze titel.
Artikel 2.35. ( 01/01/2021 - ... )
Een gemeente die een specifieke inhaalbeweging moet realiseren, kan met een beveiligde zending een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de specifieke inhaalbeweging indienen bij het agentschap.
In het eerste lid wordt verstaan onder beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen:
1° een aangetekende brief;
2° een afgifte tegen ontvangstbewijs;
3° een elektronische aangetekende zending;
4° elke andere betekeningswijze die de minister bepaalt, waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld.
Artikel 2.36. ( 01/01/2021 - ... )
De aanvraag tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de specifieke inhaalbeweging bevat het wetenschappelijk onderbouwde dossier, vermeld in artikel 2.32, §2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Artikel 2.37. ( 01/01/2021 - ... )
Binnen een termijn van een maand vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag deelt het agentschap de gemeente schriftelijk mee of de aanvraag ontvankelijk is en, in voorkomend geval, op welke wijze de aanvraag moet worden aangepast om ontvankelijk te zijn.
Nadat een aanvraag ontvankelijk is verklaard, oordeelt het agentschap of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2.32, §2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en in deze titel. Het agentschap legt het dossier voor aan de minister.
Binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum waarop de aanvraag ontvankelijk wordt verklaard, neemt de minister een beslissing over de aanvraag tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de specifieke inhaalbeweging.
Als de minister binnen de termijn, vermeld in het derde lid, geen beslissing neemt, wordt de aanvraag geacht te zijn goedgekeurd.
Het agentschap brengt de gemeente schriftelijk op de hoogte van de beslissing over de aanvraag, vermeld in het derde lid, en van het gebrek aan een beslissing binnen de termijn, vermeld in het vierde lid.
Artikel 2.38. ( 01/01/2021 - ... )
De minister kan de gemeente die aantoont dat voldaan is aan het criterium, vermeld in artikel 2.32, §2, eerste lid, 1°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, geheel vrijstellen van de specifieke inhaalbeweging.
De minister kan de gemeente die op de wijze, vermeld in artikel 2.32, §2, eerste lid, 1°, van de voormelde codex, aantoont dat de specifieke inhaalbeweging niet volledig kan worden gerealiseerd, gedeeltelijk vrijstellen van de specifieke inhaalbeweging.
In afwijking van het eerste en het tweede lid kan de minister een gemeente niet geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de specifieke inhaalbeweging als de gemeente geen actieprogramma als vermeld in artikel 2.6 van de voormelde codex, heeft vastgesteld.
Artikel 2.39. ( 01/01/2021 - ... )
De minister kan de gemeente die aantoont dat voldaan is aan het criterium, vermeld in artikel 2.32, §2, eerste lid, 2°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, geheel vrijstellen van de specifieke inhaalbeweging.
Artikel 2.40. ( 01/01/2021 - ... )
De minister kan de gemeente die aantoont dat op haar grondgebied woningen of voorzieningen als vermeld in artikel 2.32, §2, eerste lid, 3°, a), van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, aanwezig zijn, conform artikel 2.32, §2, tweede lid, van de voormelde codex een vermindering van de specifieke inhaalbeweging met maximaal de helft verlenen.
Die vermindering bedraagt één te verwezenlijken sociale huurwoning per vijftien woningen als vermeld in het eerste lid, of per vijftien opvangplaatsen in voorzieningen als vermeld in het eerste lid.
Artikel 2.41. ( 01/01/2021 - ... )
§1. De minister kan de gemeente die aantoont dat op haar grondgebied een open asielcentrum aanwezig is, conform artikel 2.32, §2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 een vermindering van de specifieke inhaalbeweging met maximaal de helft verlenen.
Die vermindering bedraagt één te verwezenlijken sociale huurwoning per vijftien opvangplaatsen in het open asielcentrum, vermeld in het eerste lid.
In afwijking van het eerste lid kan de minister de gemeente die aantoont dat op haar grondgebied een open asielcentrum met ten minste tweehonderd opvangplaatsen aanwezig is, conform artikel 2.32, §2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 een vermindering van de specifieke inhaalbeweging met meer dan de helft verlenen.
§2. De minister kan de gemeente die aantoont dat op haar grondgebied een gesloten asielcentrum aanwezig is, een vermindering van de specifieke inhaalbeweging met maximaal een vierde verlenen.
Die vermindering bedraagt één te verwezenlijken sociale huurwoning per vijftien opvangplaatsen in het gesloten asielcentrum, vermeld in het eerste lid.
Artikel 2.42. ( 01/01/2021 - ... )
De minister kan de gemeente die aantoont dat op haar grondgebied een of meer doortrekkersterreinen of residentiële woonwagenterreinen aanwezig zijn, conform artikel 2.32, §2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 een vermindering van de specifieke inhaalbeweging met maximaal de helft verlenen.
De vermindering bedraagt één te verwezenlijken sociale huurwoning per tien standplaatsen op het doortrekkersterrein.
De vermindering bedraagt één te verwezenlijken sociale huurwoning per standplaats op het residentiële woonwagenterrein.
Artikel 2.43. ( 01/01/2021 - ... )
De minister kan de gemeente die aantoont dat op haar grondgebied een of meer huurwoningen als vermeld in artikel 2.32, §2, eerste lid, 4°, a), van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, aanwezig zijn conform artikel 2.32, §2, tweede lid, van de voormelde codex een vermindering van de specifieke inhaalbeweging met maximaal de helft verlenen.
Die vermindering bedraagt één te verwezenlijken sociale huurwoning per huurwoning als vermeld in het eerste lid.
Een huurwoning als vermeld in het eerste lid, die leidt tot een vermindering van de specifieke inhaalbeweging van de gemeente waar de woning ligt, telt niet mee voor het bindend sociaal objectief van de gemeente in kwestie, ook al wordt de woning later overgedragen of in beheer gegeven aan een andere sociale woonorganisatie of aan een ander openbaar bestuur dat actief is in de gemeente.
Artikel 2.44. ( 01/01/2021 - ... )
In deze titel wordt verstaan onder beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen:
1° een aangetekende brief;
2° een afgifte tegen ontvangstbewijs;
3° een elektronische aangetekende zending;
4° elke andere betekeniswijze die de minister heeft toegestaan, waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld.
Artikel 2.45. ( 01/01/2023 - ... )
Een sociaal woonaanbod is gerealiseerd vanaf de volgende tijdstippen:
1° bij de realisatie van huurwoningen die worden onderverhuurd door een woonmaatschappij: vanaf de datum van ondertekening van de onderhuurovereenkomst;
2° bij de realisatie van andere huurwoningen dan die, vermeld in punt 1°, die worden verhuurd door een initiatiefnemer als vermeld in artikel 4.13 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021: vanaf de datum van ondertekening van de huurovereenkomst;
3° bij de realisatie van koopwoningen en kavels die worden overgedragen door een initiatiefnemer als vermeld in artikel 4.13 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021: vanaf de datum van de voorlopige oplevering.
Artikel 2.46. ( 01/01/2021 - ... )
Met behoud van de toepassing van artikel 2.45 wordt onder een toename van het sociaal woonaanbod ten minste verstaan:
1° nieuwbouw van sociale woningen;
2° vervangingsbouw die leidt tot een uitbreiding van het aantal sociale woningen;
3° renovatie die leidt tot een uitbreiding van het aantal sociale woningen;
4° omvorming van gebouwen tot sociale woningen;
5° opsplitsing van een sociale woning in meerdere sociale woningen;
6° eerste verhuring of eerste onderverhuring van woningen conform een van de volgende reglementeringen:
a) het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode;
b) het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode;
c) het provinciaal reglement betreffende de werking en het beheer van het Agentschap voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant - Vlabinvest apb, werkwijze van het beoordelingscomité en de samenstelling en werkwijze van het beroepscomité van Vlabinvest apb, goedgekeurd bij besluit van de Provincieraad van Vlaams-Brabant op 25 februari 2014;
d) boek 6 van dit besluit;
7° verwezenlijking van sociale kavels;
8° opsplitsing van een perceel of kavel in sociale kavels;
9° overdracht van woningen of kavels conform een van de volgende reglementeringen:
a) het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode;
b) het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode;
c) het provinciaal reglement betreffende de werking en het beheer van het Agentschap voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant - Vlabinvest apb, werkwijze van het beoordelingscomité en de samenstelling en werkwijze van het beroepscomité van Vlabinvest apb, goedgekeurd bij besluit van de Provincieraad van Vlaams-Brabant op 25 februari 2014;
d) artikel 4.55 tot en met 4.58, artikel 4.150 tot en met 4.155 en boek 5, deel 8, van dit besluit;
10° terugname van huurwoningen met toepassing van het recht van wederinkoop, vermeld in artikel 5.92, §1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Onder een afname van het aanbod aan sociale huurwoningen wordt ten minste verstaan:
1° sloop of afbraak van sociale huurwoningen;
2° vervangingsbouw die leidt tot een vermindering van het aantal sociale huurwoningen;
3° renovatie die leidt tot een vermindering van het aantal sociale huurwoningen;
4° omvorming van sociale huurwoningen tot gebouwen met een andere functie dan wonen;
5° samenvoeging van twee of meer sociale huurwoningen tot één sociale huurwoning;
6° einde van de verhuring of onderverhuring van woningen conform een van de volgende reglementeringen:
a) het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode;
b) het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode;
c) het provinciaal reglement betreffende de werking en het beheer van het Agentschap voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant - Vlabinvest apb, werkwijze van het beoordelingscomité en de samenstelling en werkwijze van het beroepscomité van Vlabinvest apb, goedgekeurd bij besluit van de Provincieraad van Vlaams-Brabant op 25 februari 2014;
d) boek 6 van dit besluit;
7° verkoop van sociale huurwoningen aan de zittende huurder in het kader van het kooprecht, vermeld in artikel 43 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zoals van kracht voor 24 april 2017;
8° verkoop van sociale huurwoningen aan de zittende huurder of aan derden conform de voorwaarden en de procedure voor de vrijwillige verkoop van sociale huurwoningen, vastgesteld krachtens artikel 4.45, derde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Artikel 2.47. ( 01/01/2023 - ... )
Het agentschap maakt jaarlijks uiterlijk op 30 april het overzicht op van het geplande sociaal woonaanbod per gemeente, waarbij ze een onderscheid maakt tussen de volgende categorieën van verrichtingen:
1° de bouw van een of meer sociale of daarmee gelijkgestelde woningen die een toename van het sociaal woonaanbod oplevert en aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
a) de verrichting is opgenomen in de meerjarenplanning;
b) de verrichting is opgenomen in de kortetermijnplanning;
c) voor de verrichting zijn middelen toegewezen op een jaarbudget, en de werkzaamheden zijn nog niet voltooid;
d) de financiering gebeurt met eigen middelen van de initiatiefnemer of met een marktconforme lening en de VMSW heeft vastgesteld dat naargelang het geval het voorontwerp, het uitvoeringsdossier of het gunningsdossier in overeenstemming is met de technische normen en de prijsnormen;
2° de investering in de renovatie, verbetering of aanpassing van een of meer sociale of daarmee gelijkgestelde woningen die een toename van het sociaal woonaanbod oplevert en aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
a) de verrichting is opgenomen in de meerjarenplanning;
b) de verrichting is opgenomen in de kortetermijnplanning;
c) voor de verrichting zijn middelen toegewezen op een jaarbudget, en de werkzaamheden zijn nog niet voltooid;
d) de financiering gebeurt met eigen middelen van de initiatiefnemer of met een marktconforme lening en de VMSW heeft vastgesteld dat naargelang het geval het voorontwerp, het uitvoeringsdossier of het gunningsdossier in overeenstemming is met de technische normen en de prijsnormen;
3° de verkaveling van gronden met infrastructuuraanleg:
a) de verrichting is opgenomen in de meerjarenplanning;
b) de verrichting is opgenomen in de kortetermijnplanning;
c) voor de verrichting zijn middelen toegewezen op een jaarbudget, en de werkzaamheden zijn nog niet voltooid;
d) de financiering gebeurt met eigen middelen van de initiatiefnemer of met een marktconforme lening en de VMSW heeft vastgesteld dat naargelang het geval het voorontwerp, het uitvoeringsdossier of het gunningsdossier in overeenstemming is met de technische normen en de prijsnormen.
Voor elk van de verrichtingen, vermeld in het eerste lid, geeft de VMSW de omvang aan van het geplande sociaal woonaanbod, uitgedrukt in aantallen bijkomende huurwoningen, koopwoningen en kavels.
Artikel 2.48. ( 01/01/2023 - ... )
Het agentschap maakt jaarlijks uiterlijk op 30 april het overzicht op van de volgende typen sociaal woonaanbod in elke gemeente:
1° een lijst van huurwoningen die op 31 december van het voorgaande jaar door de VMSW of de woonmaatschappijen worden verhuurd of onderverhuurd conform een van de volgende reglementeringen:
a) het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode;
b) het provinciaal reglement betreffende de werking en het beheer van het Agentschap voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant - Vlabinvest apb, werkwijze van het beoordelingscomité en de samenstelling en werkwijze van het beroepscomité van Vlabinvest apb, goedgekeurd bij besluit van de Provincieraad van Vlaams-Brabant op 25 februari 2014;
c) boek 6 van dit besluit;
2° een lijst van koopwoningen en kavels die de VMSW of de woonmaatschappijen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december van het voorgaande jaar hebben overgedragen conform een van de volgende reglementeringen:
a) het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode;
b) het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode;
c) het provinciaal reglement betreffende de werking en het beheer van het Agentschap voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant - Vlabinvest apb, werkwijze van het beoordelingscomité en de samenstelling en werkwijze van het beroepscomité van Vlabinvest apb, goedgekeurd bij besluit van de Provincieraad van Vlaams-Brabant op 25 februari 2014;
d) artikel 4.55 tot en met 4.58, artikel 4.150 tot en met 4.155 en boek 5, deel 8, van dit besluit.
Artikel 2.49. ( 01/01/2021 - ... )
Het VWF bezorgt het agentschap jaarlijks uiterlijk op 30 april een overzicht van de volgende typen sociaal woonaanbod in elke gemeente:
1° een lijst van huurwoningen die het VWF op 31 december van het voorgaande jaar verhuurt of onderverhuurt conform een van de reglementeringen, vermeld in artikel 2.48, 1°;
2° een lijst van koopwoningen die het VWF in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december van het voorgaande jaar door heeft overgedragen conform een van de reglementeringen, vermeld in artikel 2.48, 2°.
Artikel 2.50. ( 01/01/2021 - ... )
Elke gemeente bezorgt het agentschap jaarlijks uiterlijk op 30 april een overzicht van de volgende typen sociaal woonaanbod:
1° de huurwoningen op haar grondgebied waarvan de eerste verhuring of onderverhuring conform een van de volgende reglementeringen dateert van na de nulmeting, en die een openbaar bestuur op 31 december van het voorgaande jaar verhuurt of onderverhuurt conform een van de reglementeringen, vermeld in artikel 2.48, 1°;
2° de koopwoningen en kavels op haar grondgebied die een openbaar bestuur in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december van het voorgaande jaar heeft overgedragen conform een van de reglementeringen, vermeld in artikel 2.48, 2°.
Artikel 2.51. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 2.52. ( 01/01/2021 - ... )
Het VWF bezorgt het agentschap jaarlijks uiterlijk op 30 april een overzicht per provincie van de bijzondere sociale leningen die in het voorgaande jaar zijn verstrekt voor de financiering van de aankoop van een woning die in het Vlaamse Gewest ligt als vermeld in artikel 5.66, eerste lid, 1°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Artikel 2.53. ( 01/01/2021 - ... )
Het agentschap maakt jaarlijks in de maand januari op basis van de beschikbare informatie een lijst bekend van het bestaande aanbod van standplaatsen voor woonwagens op residentiële woonwagenterreinen en doortrekkersterreinen.
Uiterlijk op 30 april van dat jaar bezorgt elke gemeente het agentschap een overzicht van residentiële woonwagenterreinen en doortrekkersterreinen op haar grondgebied die niet voorkomen op de lijst, vermeld in het eerste lid.
Op basis van de tijdig bezorgde aanvullingen van de gemeenten, vermeld in het tweede lid, maakt het agentschap op het moment van de bekendmaking, vermeld in artikel 2.59, tweede lid, een geactualiseerd overzicht per gemeente bekend van het bestaande aanbod van standplaatsen voor woonwagens op residentiële woonwagenterreinen en doortrekkersterreinen.
Artikel 2.54. ( 01/01/2021 - ... )
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de tweejaarlijkse voortgangstoetsen die het agentschap na 2014 uitvoert.
Artikel 2.55. ( 01/01/2021 - ... )
Voor elke gemeente waar het bindend sociaal objectief nog niet is bereikt, berekent het agentschap:
1° het percentage geplande sociale huurwoningen op basis van de formule Plan Huur/Obj Huur, waarbij:
a) Plan Huur: het aantal geplande sociale en daarmee gelijkgestelde huurwoningen, vermeld in artikel 2.47;
b) Obj Huur: het gemeentelijk objectief voor sociale huurwoningen, vastgesteld conform artikel 2.31 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° het percentage gerealiseerde sociale huurwoningen op basis van de formule Real Huur/Obj Huur, waarbij:
a) Real Huur: het aantal gerealiseerde sociale en daarmee gelijkgestelde huurwoningen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december van het jaar voor het jaar waarin de voortgangstoets wordt uitgevoerd;
b) Obj Huur: het gemeentelijk objectief voor sociale huurwoningen, vastgesteld conform artikel 2.31 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Het percentage geplande sociale huurwoningen, vastgesteld conform het eerste lid, 1°, en het percentage gerealiseerde sociale huurwoningen, vastgesteld conform het eerste lid, 2°, worden vergeleken met het groeipad voor sociale huurwoningen.
Een gemeente volgt het groeipad voor sociale huurwoningen als aan een of elk van de volgende criteria is voldaan:
1° het percentage gerealiseerde sociale huurwoningen is gelijk aan of groter dan het groeipad;
2° de som van het percentage geplande sociale huurwoningen en het percentage gerealiseerde sociale huurwoningen is groter dan het groeipad, verhoogd met 20%.
Artikel 2.56. ( 01/01/2021 - ... )
Op basis van de resultaten van de berekeningen en vergelijkingen, vermeld in artikel 2.55, brengt het agentschap de gemeenten voorlopig onder in een van de volgende categorieën:
1° categorie 1: gemeenten die het groeipad volgen;
2° categorie 2: gemeenten die het groeipad niet volgen.
Het agentschap brengt de gemeenten met een beveiligde zending op de hoogte van de voorlopige indeling in categorieën, vermeld in het eerste lid.
Artikel 2.57. ( 01/01/2021 - ... )
§1. Elke gemeente die voorlopig wordt ingedeeld in categorie 2, bezorgt het agentschap met een beveiligde zending een plan van aanpak binnen een termijn van drie maanden die ingaat op de dag na de dag van de kennisgeving door het agentschap over de voorlopige indeling in categorieën. In dat plan van aanpak toont de gemeente aan dat ze voldoende inspanningen levert om het bindend sociaal objectief te bereiken door een van de volgende opties uit werken:
1° het vooropgestelde sociaal woonaanbod kan volledig gerealiseerd worden door de sociale woonorganisaties of de openbare besturen, vermeld in paragraaf 2;
2° de gemeente wendt het instrumentarium voor de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod regelmatig aan als vermeld in paragraaf 3, en bereikt voor elk van de prestatievelden, vermeld in paragraaf 4, het minimaal vereiste uitvoeringsniveau.
Het plan van aanpak wordt voorafgaandelijk goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen.
§2. Een gemeente toont aan dat het vooropgestelde sociaal woonaanbod volledig en binnen de termijn voor realisatie van de verschillende deelobjectieven gerealiseerd kan worden op gronden van de sociale woonorganisaties of de openbare besturen door het agentschap elk van de volgende documenten te bezorgen:
1° een lijst met gronden die de sociale woonorganisaties of de openbare besturen in eigendom hebben;
2° een op het lokaal woonoverleg afgesproken planning voor de realisatie van een bijkomend sociaal woonaanbod op de gronden, vermeld in punt 1°.
§3. Een gemeente wendt het instrumentarium voor de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod regelmatig aan als ze elk van de volgende verplichtingen nakomt:
1° de rechtsplicht, vermeld in artikel 2.29, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, nakomen;
2° de gezamenlijke oppervlakte berekenen van de onbebouwde bouwgronden en kavels die Vlaamse besturen in eigendom hebben en, in voorkomend geval, van de Vlaamse semipublieke rechtspersonen aan de hand van een geactualiseerd register van onbebouwde percelen als vermeld in artikel 2.2.5 van het decreet Grond- en Pandenbeleid, en een actieprogramma als vermeld in artikel 2.6 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, opmaken en uitvoeren.
§4. Met behoud van de toepassing van paragraaf 3 wordt een gemeente beoordeeld op de onderstaande prestatievelden:
1° voeren van een beleid inzake bestrijding van leegstand van gebouwen en woningen;
2° aanwenden van het lokaal woonoverleg, vermeld in artikel 2.2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, om het bindend sociaal objectief te bereiken.
Voor het prestatieveld, vermeld in het eerste lid, 1°, beschikt de gemeente minimaal over een geactualiseerd leegstandsregister als vermeld in artikel 2.9 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Voor het prestatieveld, vermeld in het eerste lid, 2°, beschikt de gemeente minimaal over een lokaal woonoverleg dat ten minste twee keer per jaar samenkomt, en een verslag waaruit blijkt dat de gemeente:
1° actief gezocht heeft naar locaties voor sociale woonprojecten;
2° doelgroepen voor sociaal wonen afbakent op basis van wachtlijsten of gegevens van het lokaal sociaal beleid.
§5. Na mededeling aan de Vlaamse Regering kan de minister het minimaal vereiste uitvoeringsniveau van de prestatievelden, vermeld in paragraaf 4, verhogen of bijkomende prestatievelden opleggen.
Artikel 2.58. ( 01/01/2021 - ... )
§1. Het agentschap brengt de gemeenten die voorlopig ondergebracht zijn in categorie 2, onder in een van de volgende categorieën:
1° categorie 2a: gemeenten die het groeipad niet volgen, maar voldoende inspanningen leveren om het bindend sociaal objectief te bereiken;
2° categorie 2b: gemeenten die het groeipad niet volgen en onvoldoende inspanningen leveren om het bindend sociaal objectief te bereiken.
Een gemeente die nalaat tijdig een plan van aanpak als vermeld in artikel 2.57, aan het agentschap te bezorgen en daarvoor geen geldige reden opgeeft, wordt ondergebracht in categorie 2b als vermeld in het eerste lid, 2°.
Het agentschap bezorgt de minister een lijst met de gemeenten die ondergebracht worden in categorie 2b. Na mededeling aan de Vlaamse Regering keurt de minister de lijst goed. De goedgekeurde lijst wordt bekendgemaakt.
§2. Een gemeente die definitief wordt ondergebracht in categorie 2b, kan een overeenkomst sluiten met een of meer sociale woonorganisaties of openbare besturen. In die overeenkomst gaan de partijen het engagement aan om in de periode van drie jaar die volgt op de datum van sluiting de maatregelen voor een bijkomend sociaal woonaanbod in de gemeente op te starten. De minister kan zich als derde partij aansluiten bij die overeenkomst.
§3. Een gemeente die definitief wordt ingedeeld in categorie 2b en geen overeenkomst als vermeld in paragraaf 1 heeft gesloten, wordt geacht kennelijk onvoldoende inspanningen te leveren om het bindend sociaal objectief te bereiken als vermeld in artikel 2.23, §2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Na mededeling aan de Vlaamse Regering sluit de minister een overeenkomst met een sociale woonorganisatie die bereid is om het vereiste sociaal woonaanbod op het grondgebied van een gemeente als vermeld in het eerste lid, te realiseren.
In de overeenkomst wordt bepaald dat de sociale woonorganisatie de minister periodiek een voortgangsrapport bezorgt waarin ze, naast een stand van zaken van de realisatie van het vereiste sociaal woonaanbod, aangeeft in welke mate de gemeente meewerkt aan de implementatie van de overeenkomst. Als een sociale woonorganisatie van oordeel is dat een gemeente niet of onvoldoende meewerkt, motiveert de sociale woonorganisatie dat in het voortgangsrapport. De sociale woonorganisatie bezorgt de gemeente met een beveiligde zending een afschrift van het voortgangsrapport.
Als een sociale woonorganisatie in een voortgangsrapport als vermeld in het eerste lid, aangeeft dat een gemeente niet of onvoldoende meewerkt, kan de gemeente in kwestie binnen een termijn van een maand, die ingaat op de dag na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, de sociale woonorganisatie met een beveiligde zending een reactie op het voortgangsrapport bezorgen. De gemeente bezorgt de minister een afschrift van de reactie.
Op basis van het voortgangsrapport van de sociale woonorganisatie, vermeld in het eerste lid, en de reactie van de gemeente, vermeld in het tweede lid, beslist de minister of een gemeente haar verplichting tot medewerking aan de implementatie van de overeenkomst al dan niet nakomt. Als de minister oordeelt dat de gemeente haar verplichting niet nakomt, kan hij het sanctiemechanisme, vermeld in artikel 2.23, §2, derde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, in werking stellen.
Artikel 2.59. ( 01/01/2021 - ... )
Op basis van de gegevens waarover het agentschap op 30 april van elk jaar beschikt met toepassing van artikel 2.47, artikel 2.48, artikel 2.49 en artikel 2.50:
1° maakt het agentschap per gemeente een actueel overzicht van het geplande en het gerealiseerde sociaal woonaanbod;
2° berekent het agentschap per gemeente voor de sociale en daarmee gelijkgestelde huurwoningen de nettotoename ten opzichte van de nulmeting. Dat is het verschil tussen de toename en de afname van sociale huurwoningen.
Het agentschap maakt de resultaten van de berekening, vermeld in het eerste lid, bekend.
Het bindend sociaal objectief van een gemeente is pas bereikt als voor de sociale en daarmee gelijkgestelde huurwoningen de nettotoename ten opzichte van de nulmeting overeenstemt met het objectief voor sociale huurwoningen.
Artikel 2.60. ( 01/01/2021 - ... )
Als het agentschap op basis van de berekening, vermeld in artikel 2.59, eerste lid, vaststelt dat het bindend sociaal objectief van een gemeente bereikt is, wordt de gemeente daarvan met een beveiligde zending op de hoogte gebracht.
De kennisgeving, vermeld in het eerste lid, geeft de gemeente het recht om een gemeentelijk bericht bekend te maken waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief bereikt is.
Artikel 2.61. ( 01/01/2021 - ... )
Op basis van de gegevens waarover het agentschap op 30 april 2026 beschikt, gaat het voor elke gemeente na of het bindend sociaal objectief uiterlijk op 31 december 2025 is bereikt.
Als een gemeente met toepassing van artikel 2.31, derde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 een uitstel van ten hoogste vijf jaar gekregen heeft, gaat het agentschap in afwijking van het eerste lid na het verstrijken van die termijn van uitstel na of het bindend sociaal objectief van die gemeente tijdig is bereikt.
Artikel 2.62. ( 01/01/2021 - ... )
Als een gemeente van oordeel is dat haar bindend sociaal objectief is bereikt, meldt ze dat aan het agentschap, samen met een motiveringsnota ter staving van het feit dat het bindend sociaal objectief bereikt is.
De minister bepaalt de vorm en de minimale inhoud van de motiveringsnota, vermeld in het eerste lid. De gemeente voegt minstens een actueel overzicht toe van de typen sociaal woonaanbod, respectievelijk vermeld in artikel 2.50, 1°.
Artikel 2.63. ( 01/01/2023 - ... )
Op basis van de gegevens over de toe- en afname van het sociaal woonaanbod waarover het beschikt, berekent het agentschap voor de sociale en daarmee gelijkgestelde huurwoningen de nettotoename ten opzichte van de nulmeting. Dat is het verschil tussen de toename en de afname van sociale en daarmee gelijkgestelde huurwoningen.
Het agentschap kan voor de berekening, vermeld in het eerste lid, bij het VWF een actueel overzicht opvragen van de typen sociaal woonaanbod, vermeld in artikel 2.49, in de gemeente.
Artikel 2.59, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2.64. ( 01/01/2021 - ... )
§1. Als het agentschap op basis van de berekening, vermeld in artikel 2.63, eerste lid, vaststelt dat het bindend sociaal objectief van de gemeente bereikt is, wordt de gemeente daarvan met een beveiligde zending op de hoogte gebracht.
De kennisgeving, vermeld in het eerste lid, geeft de gemeente het recht om een gemeentelijk bericht bekend te maken waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief bereikt is.
§2. Als het agentschap op basis van de berekening, vermeld in artikel 2.63, eerste lid, vaststelt dat het bindend sociaal objectief van een gemeente nog niet bereikt is, wordt de gemeente daarvan met een beveiligde zending op de hoogte gebracht.
Artikel 2.65. ( 01/01/2021 - ... )
Zonder afbreuk te doen aan de bepaling van artikel 2.67, eerste lid, worden de gebieden als woonvernieuwingsgebied erkend, die gevormd zijn door de statistische buurten samen te voegen, zoals vastgesteld door het Nationaal Instituut van de Statistiek, die gelegen zijn in het Vlaamse Gewest en die aan al de volgende criteria voldoen:
1° de statistische buurt telt minstens tweehonderd inwoners;
2° de bevolkingsdichtheid in de statistische buurt bedraagt minstens vier inwoners per hectare;
3° minstens 11% van de woningen in de statistische buurt vertoont minstens één gebrek aan de buitenkant of minstens 20% van de woningen beschikt niet over klein comfort;
4° de statistische buurt behoort tot een cluster van buurten met vergelijkbare kenmerken die op de meeste of op alle van de volgende variabelen merkelijk slechter scoort dan het Vlaamse gemiddelde:
a) aandeel slechte woningen;
b) aandeel woningen zonder klein comfort;
c) aandeel woningen gebouwd voor 1945;
d) aandeel woningen met een cumulatie van ontbrekende gerieflijkheden;
e) aandeel woningen met privétoilet;
f) aandeel woningen met badkamer;
g) aandeel woningen met centrale verwarming;
h) aandeel huurappartementen;
i) aandeel woningen van minder dan 35 m²;
j) oppervlakte per bewoner.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder:
1° gebrek aan de buitenkant: een gebrek aan een essentieel uitwendig bouwonderdeel, namelijk het dak, een gevel of een raam;
2° klein comfort: stromend water, toilet met waterspoeling en een badkamer of stortbad;
3° gerieflijkheden: stromend water, met privétoilet, een badkamer of stortbad, een afvoersysteem voor afvalwater en een minimale oppervlakte van de woning.
De gebieden, aangeduid in de bijlage 2 van dit besluit, worden als woonvernieuwingsgebieden beschouwd. Deze lijst van woonvernieuwingsgebieden, kan na advies van de onderzoekscel, vermeld in artikel 2.39 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, periodiek worden aangepast door de Vlaamse Regering, op basis van de actualisering van de gegevens, vermeld in artikel 2.38, tweede lid, van de voormelde codex.
Artikel 2.66. ( 01/01/2021 - ... )
Zonder afbreuk te doen aan artikel 2.67, eerste lid, worden de gebieden als woningbouwgebied erkend, die gevormd worden door de statistische buurten samen te voegen, zoals vastgesteld door het Nationaal Instituut voor de Statistiek, die gelegen zijn in het Vlaamse Gewest, die aan al de volgende criteria voldoen, en die niet erkend zijn als woonvernieuwingsgebied conform artikel 2.65:
1° de statistische buurt telt minstens tweehonderd inwoners;
2° de bevolkingsdichtheid in de statistische buurt bedraagt vier inwoners per hectare.
De gebieden, aangeduid in de bijlage 3 van dit besluit, worden als woningbouwgebieden beschouwd. De lijst van woningbouwgebieden, kan na advies van de onderzoekscel, vermeld in artikel 2.39 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, periodiek worden aangepast door de Vlaamse Regering, op basis van de actualisering van de gegevens, vermeld in artikel 2.38, tweede lid, van de voormelde codex.
Artikel 2.67. ( 01/01/2021 - ... )
De renovatie, verbetering of aanpassing van woningen en de bouw ervan binnen de woonvernieuwings- en de woningbouwgebieden blijft onderworpen aan de geldende bepalingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw.
Het agentschap bezorgt aan elke gemeente een plan waarop de afbakening van de woonvernieuwings- en woningbouwgebieden gedetailleerd is weergegeven, alsook een dossier met de meest recente gegevens op basis waarvan de statistische buurten zijn geselecteerd.
Artikel 2.67/1. ( 01/01/2023 - ... )
§ 1. Voordat het agentschap een SVK Pro-oproep lanceert, bevraagt het de woonmaatschappijen over hun bereidheid om deel te nemen aan de SVK Pro-oproep en over hun behoeften op het vlak van de inhuurneming van bijkomende woningen in het kader van de SVK Pro-oproep.
§ 2. Een woonmaatschappij stelt de behoefte aan de inhuurneming van bijkomende woningen vast en bespreekt die behoeftebepaling op het lokaal woonoverleg van de gemeente of gemeenten waar de woonmaatschappij een behoefte heeft vastgesteld. De bespreking van de behoeftebepaling op het lokaal woonoverleg van een gemeente impliceert een aanvraag bij die gemeente om een toets aan het gemeentelijke beleid uit te voeren.
De bespreking op het lokaal woonoverleg gebeurt op basis van een fiche die al de volgende gegevens bevat:
1° het gebied waar de inhuurneming van bijkomende woningen door de woonmaatschappij gewenst is, namelijk het volledige grondgebied van de gemeente of een gedeelte ervan;
2° het gewenste aantal bijkomende woningen in het gebied, vermeld in punt 1°;
3° de gewenste typologie van de woningen, vermeld in punt 2°.
§ 3. Binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat op de dag na de bespreking van de behoeftebepaling op het lokaal woonoverleg, voert de gemeente een toets aan het gemeentelijke beleid uit. In de toets aan het gemeentelijke beleid neemt de gemeente een beslissing over de toets van de behoeftebepaling aan het gemeentelijke beleid. De gemeente brengt de woonmaatschappij op de hoogte van haar beslissing.
Als de gemeente door de onvolledigheid van de aanvraag bijkomende documenten of inlichtingen moet opvragen, wordt de vervaltermijn, vermeld in het eerste lid, geschorst. De termijn begint opnieuw te lopen op de zevende kalenderdag nadat de gemeente alle bijkomende documenten of inlichtingen heeft ontvangen.
Als de gemeente beslist dat de behoeftebepaling past in het gemeentelijke beleid, kan de woonmaatschappij voor de gemeente in kwestie de behoeftebepaling indienen bij het agentschap om deel te nemen aan de SVK Pro-oproep.
Als de gemeente beslist dat de behoeftebepaling niet past in het gemeentelijke beleid, past de woonmaatschappij haar behoeftebepaling aan en bespreekt ze die opnieuw op het lokaal woonoverleg.
Als de gemeente niet tijdig een beslissing neemt over de toets aan het gemeentelijke beleid, wordt de behoeftebepaling geacht te passen in het gemeentelijke beleid.
§ 4. Het college van burgemeester en schepenen voert de toets aan het gemeentelijke beleid uit.
Als de gemeente beschikt over een goedgekeurde visie op het vlak van lokaal sociaal woonbeleid, kan het college van burgemeester en schepenen de uitvoering van en de beslissing over de toets aan het gemeentelijke beleid:
1° delegeren aan een lid van het college of aan een of meer personeelsleden van de gemeente die daarvoor speciaal zijn aangewezen;
2° toevertrouwen aan een intergemeentelijke administratieve eenheid.
§ 5. Bij de lancering van een SVK Pro-oproep kan een woonmaatschappij de behoeftebepaling die bij de vorige SVK Pro-oproep werd vastgesteld, opnieuw gebruiken als bij die vorige SVK Pro-oproep geen projecten werden gegund.
Artikel 3.1. ( 18/02/2023 - ... )
In dit boek wordt verstaan onder:
1° aangepaste gezondheidsindex: de gezondheidsindex van de maand november die voorafgaat aan de aanpassing;
2° ...
3° brandtoezichter: de persoon die door de gemeente belast is met de opdracht van toezicht op de brandveiligheid van woningen;
4° gezondheidsindex: de gezondheidsindex, vermeld in artikel 2, §1, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ’s lands concurrentievermogen.
5° kennisgeving: een bekendmaking of mededeling zonder specifieke vormvoorwaarden;
Artikel 3.1/1. ( 18/02/2023 - ... )
Behoudens afwijkende bepalingen gebeuren de betekeningen die door dit boek worden opgelegd en het aanvangspunt vormen van een termijn, altijd met een beveiligde zending.
Behoudens afwijkende bepalingen neemt de termijn, vermeld in het eerste lid, een aanvang de dag na de dag waarop de beveiligde zending is ontvangen. Dit is ook het geval voor de termijn die aanvangt nadat een beroep wordt ontvangen. Termijnen worden geteld in dagen.
De beveiligde zending met een aangetekende brief wordt geacht te zijn ontvangen op de derde werkdag na de afgifte bij de post, behalve als het tegendeel wordt bewezen.
Zaterdagen, zondagen en de feestdagen, vermeld in artikel 1 van het Koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen, zijn geen werkdagen als vermeld in het derde lid.
Artikel 3.2. ( 08/01/2024 - ... )
§1. De vereisten en normen waaraan elke woning moet voldoen conform artikel 3.1, §1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, zijn vermeld in de modellen van het technisch verslag, die opgenomen zijn in bijlage 4, 5, 6 en 6/2, die bij dit besluit zijn gevoegd.
§2. Elke zelfstandige woning en kamerwoning is per bouwlaag uitgerust met minstens één rookmelder als vermeld in artikel 3.1, §1, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Een zolder of een kelder, al dan niet bestemd voor gedeeld gebruik, waarin zich een technische installatie bevindt of die een directe toegang heeft en normaal en onmiddellijk te betreden is, wordt als bouwlaag beschouwd. Buiten de individuele woning is een rookmelder verplicht in elke ruimte voor gedeeld gebruik waarin zich een technische installatie bevindt.
Elke kamer is uitgerust met een rookmelder.
De minister kan nadere regels bepalen voor de correcte plaatsing van rookmelders en voor de verplichtingen, vermeld in het eerste lid.
In deze paragraaf wordt verstaan onder technische installatie: een installatie met elektrische voeding of die warmte produceert en die vast verbonden is met het gebouw.
§3. In deze paragraaf wordt verstaan onder gemeenschappelijke leefruimte: een zitplaats, keuken of eetkamer die ter beschikking staat van de bewoners van een kamerwoning voor arbeidskrachten en die een nettovloeroppervlakte heeft van minstens 6 m².
Een kamer heeft een oppervlakte van minimaal 12 m². De oppervlakte van de kamer is de totale nettovloeroppervlakte van de woonlokalen, vermeld in deel F van bijlage 5, die bij dit besluit is gevoegd.
In afwijking van het tweede lid geldt er een minimale oppervlakte van 8 m² voor een kamer die verhuurd wordt of te huur of ter beschikking gesteld wordt met het oog op de huisvesting van een of meer studenten en die voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze is gebouwd of gerealiseerd voor 1 september 1998;
2° er is op basis van een aanvraag van voor 1 september 2001 een eerste conformiteitsattest afgegeven dat zonder onderbreking is verlengd en nooit ingetrokken of vervallen is op basis van een ander criterium dan de oppervlakte.
In het derde lid wordt verstaan onder een student: iedere persoon die ingeschreven is bij een instelling die voltijds onderwijs aanbiedt.
Een eerste conformiteitsattest is zonder onderbreking verlengd als vermeld in het derde lid, 2°, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° er is een nieuw conformiteitsattest afgegeven dat is aangevraagd is voor 12 februari 2016;
2° na het nieuwe conformiteitsattest, vermeld in punt 1°, worden er conformiteitsattesten afgegeven die telkens minimaal drie maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur dat is vastgesteld met toepassing van artikel 3.9, eerste lid, 5°, of tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, aangevraagd worden.
In afwijking van het tweede lid geldt er een minimale oppervlakte van 8 m² voor een kamer die verhuurd wordt of te huur of ter beschikking gesteld wordt aan seizoenarbeiders, op voorwaarde dat de kamer en de gemeenschappelijke ruimte samen een totale oppervlakte van minimaal 18 m² hebben.
In afwijking van het tweede lid geldt er een minimale oppervlakte van 8 m² voor een kamer die verhuurd wordt of te huur of ter beschikking gesteld wordt aan arbeidskrachten, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
1° er is een vergunning als vermeld in artikel 3.2, eerste lid, 5°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, afgeleverd;
2° de totale nettovloeroppervlakte van de gemeenschappelijke leefruimten voldoet aan de criteria, vermeld in het achtste tot en met het tiende lid.
De minimale totale nettovloeroppervlakte van de gemeenschappelijke leefruimten bedraagt minstens 2 m² per bewoner die in de kamerwoning kan verblijven op basis van de som van de maximale toegestane woningbezetting van de kamers, die is vastgesteld conform deel F van bijlage 6/2, die bij dit besluit is gevoegd.
In afwijking van het achtste lid volstaat een minimale totale nettovloeroppervlakte van de gemeenschappelijke leefruimten van 1,75 m² per bewoner als de som van de maximale toegestane woningbezetting van de kamers in de kamerwoning minstens 50 bedraagt en maximaal 99. Als de som van de maximale toegestane woningbezetting van de kamers in de kamerwoning groter is dan 99, volstaat 1,5 m² per bewoner.
De gemeenschappelijke leefruimten worden in of aanpalend aan een of meer kamerwoningen ingericht. Als de gemeenschappelijke leefruimten aanpalend aan een of meer kamerwoningen worden ingericht, compenseert het totaal van de nettovloeroppervlakte van die gemeenschappelijke leefruimten de ontbrekende nettovloeroppervlakte aan gemeenschappelijke leefruimte in de aanpalende kamerwoningen. De gemeenschappelijke leefruimte mag bereikt worden via een niet-interne overdekte doorgang.
§4. In afwijking van de minimale totale nettovloeroppervlakte, vermeld in paragraaf 3, tweede lid, en deel C, punt 241, en deel D van bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd, geldt voor een woning die gebouwd of vergund is vóór 1 oktober 2016, dat de gemeten nettovloeroppervlakte die kleiner is dan de minimale oppervlaktenorm van 12 m² of 18 m²:
1° wordt verhoogd met 2 m² als de woning bij wijze van structurele plaatsbesparende maatregel uitgerust is met een bed van minimaal 2 m² dat gemonteerd is op een hoogte van minimaal 180 cm en op een afstand van minimaal 100 cm onder het plafond, of uitgerust is met een wandmeubel met een opklapbaar bed van minimaal 2 m², dat dubbel gebruik aantoont;
2° wordt verhoogd met maximaal 3 m² van de gemeten oppervlakte van de aparte badkamer.
De afwijkingen in het eerste lid kunnen niet gecumuleerd worden met de afwijkingen, vermeld in paragraaf 3, derde en zesde lid.
§5. Voor de verhuring buiten het sociale huurstelsel voor het doeleinde, vermeld in 6.72, eerste lid, van dit besluit, zijn afwijkingen toegestaan op de vereisten en normen, vermeld in bijlage 4 en 5, die bij dit besluit zijn gevoegd, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de verhuring gebeurt uitsluitend voor de opvang van dak- en thuislozen tijdens de winterperiode, vermeld in artikel 14, §1, van het Samenwerkingsakkoord van 12 mei 2014 inzake dak- en thuisloosheid, waarbij een termijn van zes maanden niet overschreden wordt;
2° de woning vertoont geen gebreken van categorie III of gebreken van categorie II in verband met brandveiligheid, ontploffing, elektrocutie, CO-vergiftiging, vocht, stabiliteit en toegankelijkheid;
3° de intermediaire instelling, vermeld in artikel 1.2, eerste lid, 64°, van dit besluit, zorgt voor woonbegeleiding van de personen die in de woning worden opgevangen.
§6. De gemeenteraad kan opleggen dat kamers in hetzelfde gebouw uitsluitend verhuurd worden aan, ter beschikking gesteld worden van, of te huur gesteld worden voor arbeidskrachten als vermeld in artikel 3.2, eerste lid, 4°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, als er een verordening als vermeld in artikel 3.2, eerste lid, 5°, van voormelde codex, is vastgesteld en er op basis van de voormelde verordening een vergunning noodzakelijk is.
Artikel 3.3. ( 08/01/2024 - ... )
De termijn van zestig dagen, vermeld in artikel 3.2, derde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, neemt een aanvang vanaf de datum van de ontvangstmelding die het agentschap aan de gemeenteraad bezorgt nadat het de definitieve ontwerptekst van de verordening, vermeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, heeft ontvangen.
Artikel 3.4. ( 01/06/2024 - ... )
Om vast te stellen of een woning voldoet aan de vereisten en normen vastgesteld met toepassing van artikel 3.1, § 1, § 2 en § 3, eerste en tweede lid van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, voert een woningcontroleur een conformiteitsonderzoek uit. De gewestelijke ambtenaar en de personeelsleden van het agentschap die bij besluit aangewezen zijn als wooninspecteur of als agent van gerechtelijke politie voor de handhaving van boek 3, deel 9, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, kunnen ook een conformiteitsonderzoek uitvoeren.
Bij de uitvoering van een conformiteitsonderzoek worden de veiligheid, gezondheid en kwaliteit van een woning beoordeeld aan de hand van de modellen van het technisch verslag, vermeld in artikel 3.2, §1, conform de criteria die in die modellen zijn opgenomen. In de vrije velden in die modellen kunnen alleen technische gegevens en de beoordeling ervan worden opgenomen. Een technisch verslag kan worden aangevuld met een schets van het grondplan, met detailfoto's van de vastgestelde gebreken of met overzichtsfoto's die geen personen afbeelden.
De minister kan over het gebruik van de modellen van het technisch verslag, vermeld in het tweede lid, nadere regels bepalen voor:
1° de werkwijze van de woningcontroleur;
2° de wijze waarop gebreken worden waargenomen;
3° de meetmethodes en het gebruik van meettoestellen;
4° de te beoordelen onderdelen van een woning;
5° de aanduiding van de voor quotering te gebruiken rubrieken in de modellen van technische verslagen aan de hand van een niet-limitatieve opsomming van concrete toepassingsgevallen;
6° de meer nauwkeurige afbakening van de grens tussen de verschillende categorieën waarin specifieke gebreken kunnen worden gequoteerd, aan de hand van een niet-limitatieve opsomming van concrete toepassingsgevallen.
De vergoeding, vermeld in artikel 3.3/1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, bedraagt maximaal 200 euro per onderzochte woning en is in ieder geval beperkt tot de werkelijke kosten. Dat bedrag wordt jaarlijks op 1 januari aangepast en voor de eerste maal op 1 januari 2025 volgens de volgende formule: nieuw bedrag = basisbedrag x aangepaste gezondheidsindex / gezondheidsindex van november 2023 (basisjaar 2013).
Artikel 3.5. ( 01/04/2022 - ... )
...
Artikel 3.6. ( 08/01/2024 - ... )
§1. De aanvraag van een conformiteitsattest wordt ondertekend en met een beveiligde zending ingediend bij de burgemeester of via een beveiligd webformulier dat de gemeente hiervoor ter beschikking kan stellen en dat een automatische ontvangstbevestiging aflevert.
De aanvraag van een conformiteitsattest bevat de volgende gegevens:
1° de identificatiegegevens van de verhuurder;
2° de identificatiegegevens van de houder van het zakelijk recht;
3° de identificatiegegevens van de woning;
4° het aantal slaapkamers in de woning.
De aanvraag van een conformiteitsattest bevat daarnaast in voorkomend geval de volgende bijkomende gegevens:
1° de identificatiegegevens van het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt;
2° de identificatiegegevens van de kamerwoning;
3° de identificatiegegevens van de kamer of kamers.
§2. De aanvrager voegt bij de aanvraag een afschrift van het eventuele brandweerattest en van de attesten van erkende keuringsdiensten voor de elektrische installaties en de gasinstallaties waarover hij beschikt.
§3. Als de aanvraag volledig is, bezorgt de burgemeester aan de aanvrager een ontvangstbewijs met vermelding van de datum waarop de aanvraag volledig was.
§4. De aanvraag vervalt als de toegang tot de woning binnen zestig dagen na de aanvraag twee keer zonder afdoende reden geweigerd wordt. De aanvrager wordt onmiddellijk schriftelijk op de hoogte gebracht van het verval van zijn aanvraag.
Artikel 3.7. ( 01/06/2024 - ... )
§1. Als de woningcontroleur heeft vastgesteld dat de woning conform is, willigt de burgemeester de aanvraag in, en geeft hij het conformiteitsattest af, samen met een afschrift van het technisch verslag.
De minister stelt de modellen van conformiteitsattesten voor woningen en kamerwoningen vast en regelt de manier waarop het agentschap kennis krijgt van de afgifte van een conformiteitsattest.
§2. Als de woningcontroleur heeft vastgesteld dat de woning niet conform is, wordt de afgifte van een conformiteitsattest geweigerd.
De beslissing wordt samen met een afschrift van het technisch verslag aan de aanvrager betekend. Daarbij worden de gevolgen van de beslissing en eventuele begeleidende maatregelen meegedeeld.
Artikel 3.8. ( 08/01/2024 - ... )
Artikel 3.6 en 3.7 van dit besluit zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvraag bij de gewestelijk ambtenaar, vermeld in artikel 3.7, §2, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, met dien verstande dat de aanvraag met een beveiligde zending wordt ingediend bij de gewestelijk ambtenaar of via een beveiligd webformulier dat het agentschap hiervoor ter beschikking stelt en dat een automatisch ontvangstbevestiging aflevert. In dat geval legt de aanvrager ook het ontvangstbewijs van de burgemeester, vermeld in artikel 3.6, §3, van dit besluit, voor, of, als dat ontbreekt, het bewijs van de indiening van een volledig dossier bij de burgemeester. De gewestelijk ambtenaar brengt de burgemeester ook op de hoogte van zijn beslissing over de aanvraag.
Artikel 3.9. ( 01/06/2024 - ... )
...
Artikel 3.10. ( 01/01/2021 - ... )
Dit artikel voorziet in de gedeeltelijke omzetting van artikel 20, lid 1, van richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider.
Artikel 3.4, 3.6, 3.7, 3.8 en 3.9 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en de bepalingen van dit deel zijn van toepassing op kamers die verhuurd worden voor de huisvesting van seizoenarbeiders.
Artikel 3.10/1. ( 01/10/2023 - ... )
Artikel 3.6, 3.7, 3.8 en 3.9 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en de bepalingen van dit deel zijn van toepassing op kamers die verhuurd, ter beschikking gesteld of te huur gesteld worden voor de huisvesting van arbeidskrachten als vermeld in artikel 3.2, eerste lid, 5°, van de voormelde codex.
Artikel 3.11. ( 08/04/2022 - ... )
De korte termijn waarover een gemeente beschikt om een conformiteitsonderzoek uit te voeren als vermeld in artikel 3.10, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, begint te lopen op de dag van de melding over de mogelijk gebrekkige kwaliteit van een woning. Die termijn bedraagt een maand.
De gemeente kan conform artikel 3.10, tweede lid, van de voormelde codex, aan de houder van het zakelijk recht een hersteltermijn geven, als ze oordeelt dat de kans op een gunstig resultaat groot is.”.
Artikel 3.12. ( 08/01/2024 - ... )
Het verzoek, vermeld in artikel 3.13, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, is alleen ontvankelijk als het met een beveiligde zending wordt ingediend bij de burgemeester van de gemeente waar de woning ligt of via een beveiligd webformulier dat de gemeente, waar de woning ligt, hiervoor ter beschikking kan stellen en dat een automatische ontvangstbevestiging aflevert.
Als het verzoek geen motivering bevat of manifest ongegrond is, wijst de burgemeester het onmiddellijk af zonder de gewestelijk ambtenaar om advies te vragen.
Artikel 3.13. ( 01/01/2021 - ... )
§1. De gewestelijk ambtenaar stelt in het advies, vermeld in artikel 3.12, §1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, aan de burgemeester voor de woning ongeschikt te verklaren als de woningcontroleur heeft vastgesteld dat de woning niet conform is.
De gewestelijk ambtenaar baseert het advies over de onbewoonbaarverklaring, vermeld in artikel 3.12, §1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, op de inschatting van de directe veiligheids- en gezondheidsrisico's of de mensonwaardige levensomstandigheden die de gebreken van categorie III, vermeld in artikel 3.1, §1, derde lid, 3°, van de voormelde codex, veroorzaken, zoals de woningcontroleur die aanduidt en omstandig toelicht in het technisch verslag.
§2. Het advies, vermeld in paragraaf 1, bevat al de volgende gegevens:
1° de naam van de gewestelijk ambtenaar die het advies heeft opgesteld;
2° het adres van de administratieve eenheid waartoe hij behoort;
3° de datum van het advies.
§3. Als er geen controleverslag van de brandweer of brandtoezichter is opgemaakt, maar er zijn vermoedens dat de woning ernstige brandveiligheidsproblemen vertoont of dat de woning wegens brandveiligheidsproblemen ontruimd moet worden, vermeldt de gewestelijk ambtenaar dat in zijn advies aan de burgemeester. De burgemeester kan daarmee rekening houden bij de opmaak van zijn besluit.
Artikel 3.14. ( 01/04/2022 - ... )
Als er geen advies van de gewestelijk ambtenaar vereist is met toepassing van artikel 3.12, §3, of artikel 3.13, derde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, stelt de gemeentelijke woningcontroleur het omstandig verslag, vermeld in artikel 3.13, §1, tweede lid, van dit besluit, op en voegt er de melding, vermeld in artikel 3.13, §3, van dit besluit, aan toe.
Artikel 3.15. ( 01/04/2022 - ... )
Onmiddellijk nadat hij het advies van de gewestelijk ambtenaar heeft ontvangen, zendt de burgemeester een afschrift van het advies en het technische verslag naar de verzoeker, de bewoner en de houder van het zakelijk recht.
Als er een ongeschiktverklaring of een ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring geadviseerd wordt, nodigt de burgemeester de bewoner en de houder van het zakelijk recht uit om hun argumenten schriftelijk of mondeling bekend te maken.
Als er geen advies vereist is met toepassing van artikel 3.14, zendt de burgemeester, die een ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring overweegt, een afschrift van het onderzoeksverslag naar de verzoeker, de bewoner en de houder van het zakelijk recht en nodigt hij hen uit om hun argumenten schriftelijk of mondeling bekend te maken.
Bij een mondelinge procedure wordt er een proces-verbaal opgemaakt van de hoorzitting, dat door alle deelnemers ondertekend wordt.
Artikel 3.16. ( 18/02/2023 - ... )
De burgemeester betekent zijn beslissing aan de verzoeker, de houder van het zakelijk recht en de bewoner.
De burgemeester brengt de personen, vermeld in het eerste lid, op de hoogte van de gevolgen van zijn beslissing en van de eventuele begeleidende maatregelen en geeft hen informatie over de beroepsmogelijkheid, vermeld in artikel 3.17.
De burgemeester bezorgt een afschrift van zijn beslissing en de bewijzen van de beveiligde zendingen aan de gewestelijk ambtenaar en aan de wooninspecteur. De minister kan bepalen op welke manier dat gebeurt.
Artikel 3.17. ( 18/02/2023 - ... )
§1. De verzoeker, de bewoner, de houder van het zakelijk recht en de gewestelijk ambtenaar kunnen met toepassing van artikel 3.14, eerste lid, of artikel 3.15, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 met een verzoekschrift bij de minister beroep aantekenen tegen de beslissing of het stilzitten van de burgemeester.
Het beroep, vermeld in het eerste lid, is alleen ontvankelijk als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° het beroep wordt tijdig aangetekend met een beveiligde zending op het adres van het agentschap in Brussel of via een beveiligd webformulier dat het agentschap hiervoor ter beschikking kan stellen en dat een automatische ontvangstbevestiging aflevert;
2° het beroep wordt aangetekend door een van de personen, vermeld in het eerste lid, of door een persoon die het bewijs levert dat hij de voormelde personen rechtsgeldig mag vertegenwoordigen;
3° het verzoekschrift vermeldt de beslissing waartegen beroep wordt aangetekend, het adres van de woning die het voorwerp uitmaakt van het beroep en de reden van het beroep;
4° de woning die het voorwerp is van een beslissing als vermeld in artikel 3.13, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, bestaat nog altijd op het moment dat de beveiligde zending waarmee het beroep wordt aangetekend, wordt verstuurd.
Het verzoekschrift van de gewestelijk ambtenaar als vermeld in het eerste lid, kan vervangen worden door een gemotiveerde kennisgeving via VLOK.
§2. Het beroep tegen een besluit tot ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring werkt schorsend voor de opname op de inventaris.
§3. De minister kan in beroep de volgende beslissingen nemen:
1° de minister kan beslissen om de woning ongeschikt of ongeschikt en onbewoonbaar te verklaren en kan de nodige maatregelen treffen;
2° de minister kan beslissen dat de woning conform is;
3° de minister kan beslissen om het beroep zonder voorwerp te verklaren;
4° de minister kan oordelen dat hij geen beslissing kan nemen.
Het agentschap betekent de beslissing van de minister en de eventuele gevolgen aan de verzoeker, de houder van het zakelijk recht, de bewoner en de burgemeester. De betekening aan de burgemeester kan gebeuren door een kennisgeving.
§4. Voor de behandeling van het beroep, vermeld in paragraaf 1:
1° is de verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang;
2° kunnen de volgende persoonsgegevens verwerkt worden:
a) Identificatiegegevens: naam, voornaam, adres en rijksregisternummer;
b) Contactgegevens: emailadres, telefoonnummer, mobiel telefoonnummer;
c) Woningkenmerken: adres en indeling van de woning en kenmerken met betrekking tot de veiligheid, de gezondheid en de kwaliteit van de woning;
d) Informatie in het beroepsdossier over betrokkenen.
Artikel 3.17/1. ( 18/02/2023 - ... )
§1. De kennisgeving van de ontvankelijkheid van het beroep, vermeld in artikel 3.14, eerste lid, en 3.15, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, gebeurt met een beveiligde zending. Ten aanzien van de gewestelijk ambtenaar volstaat een kennisgeving via VLOK.
§2. De termijn waarin men de argumenten, vermeld in artikel 3.14, eerste lid, en 3.15, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 schriftelijk bekend kan maken, bedraagt twintig dagen na de dag waarop de kennisgeving van de ontvankelijkheid is ontvangen.
§3. Het personeelslid dat daarvoor door het hoofd van het agentschap is aangesteld, kan de opdracht geven aan de volgende personen om een conformiteitsonderzoek uit te voeren als dat noodzakelijk is voor de beoordeling van het beroep:
1° een woningcontroleur die tewerkgesteld is door het agentschap;
2° een wooninspecteur;
3° een agent van de gerechtelijke politie die is aangesteld voor de handhaving van boek 3, deel 9, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Het technisch verslag van het conformiteitsonderzoek, vermeld in het eerste lid, wordt betekend aan de verzoeker, de bewoner en de houder van het zakelijk recht. Ten aanzien van de gewestelijk ambtenaar en de burgemeester volstaat een kennisgeving. Binnen een vervaltermijn van tien dagen na de dag waarop de voormelde betekening is ontvangen, kunnen de verzoeker, de bewoner en de houder van het zakelijk recht schriftelijk hun argumenten over de vaststellingen van het conformiteitsonderzoek bekendmaken aan de minister op het adres van het agentschap in Brussel.
Artikel 3.18. ( 01/04/2022 - ... )
Als het besluit van de burgemeester waarbij een woning ongeschikt of onbewoonbaar wordt verklaard, gepaard gaat met het opleggen van renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden zoals vermeld in artikel 3.12, § 2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, stelt de burgemeester de gewestelijke ambtenaar daarvan in kennis voor de termijn verstreken is die hij voor de uitvoering van die werkzaamheden heeft toegekend.
De persoon die de renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden, vermeld in het eerste lid, moet uitvoeren binnen de termijn, vermeld in artikel 3.12, §1, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, stelt de gewestelijke ambtenaar onmiddellijk schriftelijk in kennis zodra de werkzaamheden zijn uitgevoerd.
Artikel 3.19. ( 01/01/2025 - ... )
Een gemeente kan de vrijstelling van de verplichting om het advies van de gewestelijk ambtenaar te vragen, vermeld in artikel 3.12, §1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, verkrijgen en behouden, als ze voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° VLOK gebruiken, ten minste voor de volgende doeleinden:
a) om de resultaten van conformiteitsonderzoeken te verwerken;
b) om gegevens uit te wisselen met het Vlaamse Gewest;
2° bij verzoeken om een woning ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren:
a) de verzoeken registreren in VLOK;
b) de verzoekers een ontvangstbewijs bezorgen en hen informeren over hun rechten;
3° de conformiteitsonderzoeken in de gemeente laten uitvoeren door een erkende woningcontroleur, vermeld in artikel 3.48;
4° de burgemeester neemt, rekening houdende met de beslissingstermijn, vermeld in artikel 3.13, tweede lid van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, een beslissing over elk verzoek als vermeld in artikel 3.12, §1, van de voormelde codex;
5° op eenvoudig verzoek binnen acht dagen het dossier of delen ervan ter beschikking stellen van het agentschap met het oog op de behandeling van het beroep, vermeld in artikel 3.14 en 3.15, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
De minister verleent de vrijstelling, vermeld in het eerste lid, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, en meldt de aanvangsdatum van de vrijstelling in de beslissing.
Artikel 3.20. ( 01/01/2025 - ... )
De minister kan de vrijstelling, vermeld in artikel 3.19, eerste lid, intrekken of opschorten voor een periode die de minister bepaalt als niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3.19, eerste lid.
De minister kan de vrijstelling na de intrekking opnieuw verlenen of de opschorting opheffen als de minister vaststelt dat opnieuw voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3.19, eerste lid.
Artikel 3.21. ( 01/01/2025 - ... )
...
Artikel 3.22 ( 01/01/2025 - ... )
...
Artikel 3.23. ( 01/01/2025 - ... )
...
Artikel 3.24. ( 01/01/2025 - ... )
...
Artikel 3.25. ( 01/01/2025 - ... )
...
Artikel 3.26. ( 01/04/2022 - ... )
Het agentschap beheert in VLOK de inventaris, die bestaat uit twee lijsten met adresgegevens van woningen en eventueel aanvullende informatie ter identificatie van de woningen.
De ambtenaren die het hoofd van het agentschap aanwijst, oefenen de bevoegdheden die verbonden zijn aan het beheer van de inventaris uit op het grondgebied van alle gemeenten van het Vlaamse Gewest.
Het agentschap is verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens die opgenomen zijn in VLOK.
In VLOK zijn de gegevens van de personen die betrokken zijn bij de instrumenten en procedures, vermeld in boek 3, deel 1 tot en met 8, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, alleen toegankelijk voor personeelsleden van het agentschap en van de Vlaamse steden en gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, voor de uitoefening van de hen opgedragen taken. Die gegevens kunnen met het oog op de toepassing van titel 2, hoofdstuk 5, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, aan het agentschap Vlaamse Belastingdienst, opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot oprichting van het agentschap Vlaamse Belastingsdienst, meegedeeld worden.
De persoonsgegevens die verzameld zijn in het kader van de strafrechtelijke handhaving, vermeld in boek 3, deel 9, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, worden in VLOK afgescheiden van de gegevens vermeld in het vierde lid, en zijn alleen toegankelijk voor personeelsleden van het agentschap voor de uitoefening van de hen opgedragen taken.
De toepassing van de regels, vermeld in het vierde en vijfde lid, wordt verzekerd op basis van lijsten van bevoegde personen door een digitale identificatieprocedure. Personen die toegang hebben tot die gegevens nemen het vertrouwelijk karakter ervan in acht.
De gegevens vermeld in het vierde en vijfde lid, worden bewaard gedurende de termijn die vastgesteld wordt met toepassing van titel III, hoofdstuk 3, afdeling 5, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018. Als die termijn niet is vastgesteld, is de bewaartermijn tien jaar.
De documenten die in VLOK worden opgenomen en die gebruikt worden voor communicatie met de burger, vermelden de vindplaats van de privacyverklaring van het agentschap.
Artikel 3.27. ( 01/01/2021 - ... )
Het registratieattest, vermeld in artikel 3.21 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, bevat de volgende gegevens:
1° het adres van de ongeschikt of onbewoonbaar verklaarde woning;
2° de kadastrale gegevens van de ongeschikt of onbewoonbaar verklaarde woning;
3° de identiteit en het adres van de houders van het zakelijk recht;
4° het nummer en de datum van het besluit tot ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring;
5° de datum van het registratieattest;
6° de gronden van de inventarisatie;
7° de verdere gevolgen van de inventarisatie;
8° de beroepsmogelijkheden.
De minister kan een model van registratieattest opmaken.
De registratieattesten worden op de datum van de inventarisatie met een beveiligde zending betekend aan de houders van het zakelijk recht, zoals bekend bij de Federale Overheidsdienst Financiën, dienst Patrimoniumdocumentatie.
Artikel 3.28. ( 01/01/2021 - ... )
Bij de overdracht van een zakelijk recht als vermeld in artikel 2.5.2.0.1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, bevat het formulier, vermeld in artikel 3.22, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, de gegevens van het registratieattest en de identificatiegegevens van de verkrijger van het zakelijk recht, met inbegrip van het nummer in de Kruispuntbank van Ondernemingen of het btw-nummer van rechtspersonen en het rijksregisternummer van natuurlijke personen.
Artikel 3.29. ( 01/01/2021 - ... )
In het laatste kwartaal dat voorafgaat aan de verjaardag van de inventarisatie, stuurt de inventarisbeheerder een brief naar de houder van het zakelijk recht waarin hij wijst op al de volgende feiten:
1° het feit dat de woning in kwestie nog altijd geïnventariseerd is;
2° de gevolgen van de verjaardag van de inventarisatie;
3° de mogelijkheid tot schrapping, vermeld in artikel 3.23 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Artikel 3.30. ( 08/01/2024 - ... )
Het verzoek, vermeld in artikel 3.24, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, is ontvankelijk als het met een beveiligde zending wordt ingediend bij de burgemeester van de gemeente waar de woning ligt of via een beveiligd webformulier dat de gemeente, waar de woning ligt, hiervoor ter beschikking kan stellen en dat een automatische ontvangstbevestiging aflevert.
Als het verzoek geen motivering bevat of manifest ongegrond is, wijst de burgemeester het onmiddellijk af zonder de gewestelijk ambtenaar om advies te vragen.
Artikel 3.31. ( 08/01/2024 - ... )
§1. De gewestelijk ambtenaar baseert het advies over de overbewoondverklaring, vermeld in artikel 3.24, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, op de inschatting van de mensonwaardige levensomstandigheden of de ernst van het veiligheids- en gezondheidsrisico, vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 37°, van de voormelde codex, zoals dat blijkt uit een omstandig verslag dat een woningcontroleur opstelt. De minister kan aanvullende regels bepalen voor de wijze waarop overbewoning in het omstandig verslag wordt gemotiveerd.
§2. Het advies, vermeld in paragraaf 1, bevat al de volgende gegevens:
1° de naam van de gewestelijk ambtenaar die het advies heeft opgesteld;
2° het adres van de administratieve eenheid waartoe hij behoort;
3° de datum van het advies.
§3. Als er geen controleverslag van de brandweer of brandtoezichter is opgemaakt, maar er zijn vermoedens dat de woning ernstige brandveiligheidsproblemen vertoont of dat de woning wegens brandveiligheidsproblemen ontruimd moet worden, vermeldt de gewestelijk ambtenaar dat in zijn advies aan de burgemeester. De burgemeester kan daarmee rekening houden bij de opmaak van zijn besluit.
Artikel 3.32. ( 01/04/2022 - ... )
Als er geen advies van de gewestelijk ambtenaar vereist is met toepassing van artikel 3.25 of 3.29 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, stelt de gemeentelijke woningcontroleur het omstandig verslag, vermeld in artikel 3.31, §1, van dit besluit, op en voegt er de melding, vermeld in artikel 3.31, §3, van dit besluit, aan toe.
Artikel 3.33. ( 01/01/2021 - ... )
Onmiddellijk nadat hij het advies van de gewestelijk ambtenaar heeft ontvangen, zendt de burgemeester een afschrift van het advies, het technisch verslag en in voorkomend geval het omstandig verslag, vermeld in artikel 3.31, §1, naar de verzoeker, de bewoner en de houder van het zakelijk recht.
Als er een overbewoondverklaring geadviseerd wordt, nodigt de burgemeester de bewoner en de houder van het zakelijk recht uit om hun argumenten schriftelijk of mondeling bekend te maken.
Als er geen advies vereist is met toepassing van artikel 3.32, zendt de burgemeester die een overbewoondverklaring overweegt, een afschrift van het onderzoeksverslag naar de verzoeker, de bewoner en de houder van het zakelijk recht en nodigt hij hen uit om hun argumenten schriftelijk of mondeling bekend te maken.
Bij een mondelinge procedure wordt er een proces-verbaal opgemaakt van de hoorzitting, dat door alle deelnemers ondertekend wordt.
Artikel 3.34. ( 18/02/2023 - ... )
De burgemeester betekent zijn beslissing aan de verzoeker, de houder van het zakelijk recht en de bewoner.
De burgemeester brengt de personen, vermeld in het eerste lid, op de hoogte van de gevolgen van zijn beslissing en van de eventuele begeleidende maatregelen en geeft hen informatie over de beroepsmogelijkheid, vermeld in artikel 3.35.
De burgemeester bezorgt ook een afschrift van zijn beslissing en de bewijzen van de beveiligde zendingen aan de gewestelijk ambtenaar en aan de wooninspecteur. De minister kan bepalen op welke manier dat gebeurt.
Artikel 3.35. ( 18/02/2023 - ... )
§1. De verzoeker, de bewoner, de houder van het zakelijk recht en de gewestelijk ambtenaar kunnen met toepassing van artikel 3.26, eerste lid, of artikel 3.27, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 met een verzoekschrift bij de minister beroep aantekenen tegen de beslissing of het stilzitten van de burgemeester.
Het beroep, vermeld in het eerste lid, is alleen ontvankelijk als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° het beroep wordt tijdig aangetekend met een beveiligde zending op het adres van het agentschap in Brussel of via een beveiligd webformulier dat het agentschap hiervoor ter beschikking kan stellen en dat een automatische ontvangstbevestiging aflevert;
2° het beroep wordt aangetekend door een van de personen, vermeld in het eerste lid, of door een persoon die het bewijs levert dat hij de voormelde personen rechtsgeldig mag vertegenwoordigen;
3° het verzoekschrift vermeldt de beslissing waartegen beroep wordt aangetekend, het adres van de woning die het voorwerp uitmaakt van het beroep en de reden van het beroep.
Het verzoekschrift van de gewestelijk ambtenaar als vermeld in het eerste lid, kan vervangen worden door een gemotiveerde kennisgeving via VLOK.
§2. De minister kan in beroep de volgende beslissingen nemen:
1° de minister kan beslissen om een besluit te nemen om de woning overbewoond te verklaren en de minister kan de nodige maatregelen treffen;
2° de minister kan beslissen dat de woning niet overbewoond is;
3° de minister kan beslissen om het beroep zonder voorwerp te verklaren;
4° de minister kan oordelen dat hij geen beslissing kan nemen.
Het agentschap betekent de beslissing van de minister en de eventuele gevolgen aan de verzoeker, de houder van het zakelijk recht, de bewoner en de burgemeester. De betekening aan de burgemeester kan gebeuren door een kennisgeving.
§3. Voor de behandeling van het beroep, vermeld in paragraaf 1:
1° is de verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang;
2° kunnen de volgende persoonsgegevens verwerkt worden:
a) Identificatiegegevens: naam, voornaam, adres en rijksregisternummer;
b) Contactgegevens: emailadres, telefoonnummer, mobiel telefoonnummer;
c) Woningkenmerken: adres en indeling van de woning en kenmerken met betrekking tot de veiligheid, de gezondheid en de kwaliteit van de woning;
d) Informatie in het beroepsdossier over betrokkenen.
Artikel 3.35/1. ( 18/02/2023 - ... )
§1. De kennisgeving van de ontvankelijkheid van het beroep, vermeld in artikel 3.26, eerste lid, en artikel 3.27, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, gebeurt met een beveiligde zending. Ten aanzien van de gewestelijk ambtenaar volstaat een kennisgeving via VLOK.
§2. De termijn waarin men de argumenten als vermeld in artikel 3.26, eerste lid, en 3.27, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 schriftelijk bekend kan maken, bedraagt twintig dagen na de dag waarop de kennisgeving van de ontvankelijkheid is ontvangen.
§3. Het personeelslid dat daarvoor door het hoofd van het agentschap is aangesteld, kan de opdracht geven aan de volgende personen om een onderzoek uit te voeren als dat noodzakelijk is voor de beoordeling van het beroep:
1° een woningcontroleur die tewerkgesteld is door het agentschap;
2° een wooninspecteur;
3° een agent van de gerechtelijke politie die is aangesteld voor de handhaving van boek 3, deel 9, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Het omstandig verslag, vermeld in artikel 3.31, §1, wordt betekend aan de verzoeker, de bewoner en de houder van het zakelijk recht. Ten aanzien van de gewestelijk ambtenaar en de burgemeester volstaat een kennisgeving via VLOK. Binnen een vervaltermijn van tien dagen na de dag waarop de betekening is ontvangen, kunnen de verzoeker, de bewoner en de houder van het zakelijk recht schriftelijk hun argumenten over de vaststellingen in het omstandig verslag bekendmaken aan de minister op het adres van het agentschap in Brussel.
Artikel 3.36. ( 01/01/2025 - ... )
De vrijstelling die is verleend overeenkomstig artikel 3.19, omvat ook de vrijstelling tot het advies van de gewestelijk ambtenaar over de overbewoondverklaring, vermeld in artikel 3.29 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Artikel 3.37. ( 01/01/2025 - ... )
...
Artikel 3.38. ( 01/01/2025 - ... )
...
Artikel 3.39. ( 01/01/2025 - ... )
...
Artikel 3.40. ( 01/01/2025 - ... )
...
Artikel 3.41. ( 01/01/2025 - ... )
...
Artikel 3.42. ( 01/01/2025 - ... )
...
Artikel 3.43. ( 01/01/2021 - ... )
§1. Om het maximumbedrag voor de huurprijs, voor het verhuren van de woningen vermeld in artikel 3.30, §2, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, te berekenen, wordt rekening gehouden met de volgende criteria:
1° het geïndexeerd kadastraal inkomen dat van toepassing is op het ogenblik waarop het onderzoek plaatsvindt;
2° de geraamde kostprijs van de nodige werkzaamheden;
3° de geraamde einddatum voor de uitvoering van die werkzaamheden;
4° de einddatum van de hoofdhuurovereenkomst.
De minister stelt op basis van de criteria, vermeld in het eerste lid, de berekeningswijze voor het maximumbedrag vast.
In deze paragraaf wordt verstaan onder het geïndexeerd kadastraal inkomen: het kadastraal inkomen dat aangepast is aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk, vermeld in artikel 518 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992.
§2. De sociale woonorganisaties, vermeld in artikel 3.30, §2, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, verhuren of onderverhuren de woningen, vermeld in paragraaf 1, met toepassing van boek 6 van de voormelde codex.
De andere instanties dan de sociale woonorganisaties, vermeld in artikel 3.30, §2, van de voormelde codex, verhuren of onderverhuren de woningen aan kandidaten die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3.44 van dit besluit. De initiatiefnemer stelt de aan de huurder of onderhuurder aangerekende jaarlijkse huurprijs of onderhuurprijs vast. Die huurprijs mag niet meer bedragen dan de jaarlijkse (huur)kosten van de initiatiefnemer, verhoogd met de intrestkosten voor de prefinanciering van een toegekende subsidie, met de jaarkosten voor het onderhoud, het herstel en het beheer van de woning, en met een theoretische intrest- en aflossingsannuïteit van de kosten voor de renovatie-, verbeterings- en aanpassingswerkzaamheden die niet door een subsidie gedekt worden.
Artikel 3.44. ( 01/01/2021 - ... )
De voorwaarden waaraan bewoners moeten voldoen om geherhuisvest te worden, vermeld in artikel 3.30, §2, tweede lid, of artikel 3.32 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, zijn de voorwaarden die vastgesteld zijn krachtens artikel 6.8, §1, eerste lid, 2°, van de voormelde codex, met dien verstande dat in geen geval rekening gehouden wordt met de woning die onbewoonbaar of overbewoond verklaard is.
Artikel 3.45. ( 01/04/2022 - ... )
§1. Binnen tien dagen na de dag waarop de persoon die beroep kan instellen tegen de verzegeling, de schriftelijke kennisgeving van de effectieve verzegeling, vermeld in artikel 3.54, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, heeft ontvangen, kan hij daartegen bij de minister beroep aantekenen met een gemotiveerd verzoekschrift. De schriftelijke kennisgeving gebeurt met een beveiligde zending.
Het verzoek is ontvankelijk als het met een beveiligde zending wordt verstuurd naar het adres van het agentschap in Brussel.
Binnen drie maanden na de dag waarop de Vlaamse Regering het verzoekschrift heeft ontvangen, neemt de minister een beslissing. Als er binnen die termijn geen beslissing is, wordt het beroep geacht afgewezen te zijn.
§2. Binnen dertig dagen na de dag waarop de persoon die beroep kan instellen tegen een weigering om de verzegeling op te heffen, de schriftelijke kennisgeving van de weigering om de verzegeling op te heffen, vermeld in artikel 3.54, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, heeft ontvangen, kan hij daartegen bij de minister beroep aantekenen met een gemotiveerd verzoekschrift. De schriftelijke kennisgeving gebeurt met een beveiligde zending.
Het verzoekschrift is ontvankelijk als het met een beveiligde zending wordt verstuurd naar het adres van het agentschap in Brussel.
Binnen drie maanden na de dag waarop de Vlaamse Regering het verzoekschrift heeft ontvangen, neemt de minister een beslissing. Als er binnen die termijn geen beslissing is, wordt het beroep geacht afgewezen te zijn.
§3. Het hoofd van het agentschap wijst de beboetingsambtenaar, vermeld in boek 3, deel 9, titel 4, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, aan en stelt zijn ambtsgebied vast.
Artikel 3.46. ( 08/01/2024 - ... )
Het register van herstelvorderingen, vermeld in artikel 3.44, §1, derde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, bevat de volgende gegevens uit VLOK:
1° het dossiernummer van de administratie;
2° het nummer van het aanvankelijke proces-verbaal;
3° het adres van het goed waarop de herstelvordering rust;
4° de kadastrale omschrijving;
5° het voorwerp van de herstelvordering;
6° de datum waarop de herstelvordering is opgesteld;
7° het bestaan van een dagvaarding met herstelvordering op basis van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
8° het bestaan van een definitieve veroordeling tot uitvoering van herstel;
9° de datum waarop het register de laatste keer geactualiseerd is.
De gegevens, vermeld in het eerste lid, worden minstens maandelijks geactualiseerd, waarbij uitgevoerde herstelvorderingen uit het register geschrapt worden.
Met het oog op de bescherming van hun rechtmatige belangen wordt het register van herstelvorderingen openbaar gemaakt voor kandidaat-huurders en kandidaat-kopers op de website van het agentschap. De personeelsleden, vermeld in artikel 3.26, vierde lid, van dit besluit, de instrumenterende ambtenaar, vermeld in artikel 3.51, vierde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, en tussenpersonen bij verkoop en verhuur van woningen, kunnen het register ook raadplegen. Het agentschap is verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.
Artikel 3.47. ( 01/01/2021 - ... )
§1. De vergoeding voor de controle ter plaatse, vermeld in artikel 3.46 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, bedraagt:
1° 62,50 euro voor een zelfstandige woning;
2° 87,50 euro + 12,50 euro x (N-1) in de andere gevallen, waarbij N gelijk is aan het aantal kamers dat bij de controle ter plaatse onderzocht moet worden en minstens gelijk is aan 1.
Er is maar een keer 62,50 euro verschuldigd als er in een pand met meer zelfstandige woningen alleen een controle wordt uitgevoerd met het oog op het invullen van deel B van het technisch verslag, dat opgenomen is in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd.
Het resultaat van de berekening, vermeld in het eerste lid, 2°, bedraagt per pand maximaal 1.250 euro.
De vergoeding wordt voor de controle ter plaatse betaald op de rekening van het Fonds voor de Wooninspectie, vermeld in artikel 19 van het decreet van 29 juni 2007 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2007.
§2. De bedragen in euro, vermeld in paragraaf 1, worden jaarlijks op 1 januari aangepast conform de volgende formule: nieuw bedrag = basisbedrag x aangepaste gezondheidsindex/gezondheidsindex december 2011.
§3. In afwijking van paragraaf 1 bedraagt de vergoeding voor de controle ter plaatse 0 euro als die wordt uitgevoerd na een eerste melding van herstel door de overtreder, die volgt op het uitbrengen van een herstelvordering door de wooninspecteur.
Artikel 3.48. ( 30/08/2024 - ... )
Een natuurlijke persoon die beschikt over een beroepskwalificatie woningcontroleur, wordt van rechtswege en voor onbepaalde termijn erkend als woningcontroleur en is gemachtigd om conformiteitsonderzoeken als vermeld in artikel 3.4, uit te voeren zodra hij in VLOK geregistreerd is en als hij aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
1° als woningcontroleur tewerkgesteld zijn door het agentschap, een Vlaamse gemeente of een intergemeentelijk samenwerkingsverband om conformiteitsonderzoeken uit te voeren in opdracht van die werkgever of in opdracht van een gemeente die behoort tot hetzelfde intergemeentelijke samenwerkingsverband als de gemeente die de woningcontroleur tewerkstelt;
2° tewerkgesteld of aangesteld zijn door een keuringsinstelling die geaccrediteerd is op basis van de criteria van de norm ISO/IEC 17020, om conformiteitsonderzoeken uit te voeren in opdracht van het hoofd van het agentschap, een burgemeester of een intergemeentelijk samenwerkingsverband;
3° tewerkgesteld zijn door een rechtspersoon van publiek of privaat recht die als een projectuitvoerder als vermeld in artikel 2.2, 6°, deelneemt aan een intergemeentelijk samenwerkingsverband conform artikel 392 van het decreet van 22 december 2017, om conformiteitsonderzoeken te verrichten ter uitvoering van een project van hetzelfde intergemeentelijke samenwerkingsverband, die beperkt zijn tot het grondgebied van de gemeenten die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband.
De machtiging, vermeld in het eerste lid, is beperkt tot de uitvoering van conformiteitsonderzoeken in het kader van procedures die behoren tot de bevoegdheid van de overheid die de opdracht geeft.
Met behoud van de toepassing van artikel 1.8, §2, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, zijn de woningcontroleurs, vermeld in het eerste lid, 1°, de agenten van de gerechtelijke politie die de Vlaamse Regering heeft aangewezen voor de handhaving van boek 3, deel 9, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en de gewestelijk ambtenaar van rechtswege toezichthouder als vermeld in artikel 9, §1, van het kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving van 22 maart 2019. De woningcontroleurs, vermeld in het eerste lid, 1°, en de gewestelijk ambtenaren kunnen in het kader van de voormelde bevoegdheid geen proces-verbaal of verslag van vaststelling opstellen.
Artikel 3.49. ( 01/04/2022 - ... )
De onderwijsinstellingen of opleidingscentra die een bewijs van beroepskwalificatie woningcontroleur afleveren, brengen het agentschap daarvan op de hoogte.
Gemeenten, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en keuringsinstellingen die een natuurlijk persoon met beroepskwalificatie woningcontroleur tewerkstellen of aanstellen, of, na een opheffing van een erkenning als woningcontroleur en het verstrijken van de termijn, vermeld in artikel 3.56, opnieuw als woningcontroleur tewerkstellen of aanstellen, brengen het agentschap daarvan op de hoogte.
Op basis van de informatie, vermeld in het eerste en tweede lid, geeft het agentschap toegang tot VLOK aan de personen die voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 3.48, eerste lid. Wanneer deze personen zich een eerste keer aanmelden in VLOK, worden zij als erkend woningcontroleur geregistreerd in VLOK en wordt automatisch een individueel erkenningsnummer als woningcontroleur toegekend.
De minister kan bepalen langs welke weg en in welke vorm de gegevensuitwisseling, vermeld in het eerste en het tweede lid, gebeurt.
De minister kan de vorm, de inhoud en de werkwijze bepalen voor de afgifte van een legitimatiebewijs voor erkende woningcontroleurs en een werkwijze bepalen voor de teruggave ervan na verval, schorsing of opheffing van de erkenning als woningcontroleur.
Artikel 3.50. ( 08/01/2024 - ... )
Het gebruik van de erkenning als woningcontroleur is onderworpen aan de volgende gebruikseisen:
1° het gebruik van de erkenning als woningcontroleur verloopt op een kwalitatief goede wijze. De woningcontroleur neemt daarbij een objectieve en onafhankelijke houding aan;
2° de woningcontroleur past de normen en de werkwijze toe, vermeld in het ministerieel besluit van 14 augustus 2023 houdende regels voor het invullen van technische verslagen van het onderzoek van de kwaliteit van woningen door een woningcontroleur en de toelichting in het technisch handboek, zoals gepubliceerd en bijgehouden door het agentschap;
3° de woningcontroleur blijft op de hoogte van de technische en juridische evolutie van de materie en volgt de bijscholingen en opfrissingscursussen die het agentschap met toepassing van artikel 3.52 van dit besluit als essentieel aanwijst voor de doelgroep waartoe hij behoort;
4° de technische verslagen en andere documenten die de woningcontroleur aflevert, zijn voldoende duidelijk en worden door hem ondertekend;
5° de woningcontroleur maakt, zelfs nadat hij zijn functie heeft beëindigd, geen dossiergegevens bekend waarvan hij bij de uitvoering van zijn opdrachten kennis heeft gekregen;
6° de woningcontroleur verleent zijn medewerking aan periodieke evaluaties als vermeld in artikel 3.53 van dit besluit;
7° de woningcontroleur beschikt over de instrumenten die nodig zijn om een conformiteitsonderzoek uit te voeren;
8° de woningcontroleur die een conformiteitsonderzoek uitvoert, gebruikt VLOK om het technische verslag op te stellen;
9° de woningcontroleur mag zijn erkenning als woningcontroleur en erkenningsnummer niet gebruiken in de volgende gevallen:
a) hij heeft rechtstreeks of onrechtstreeks een persoonlijk belang;
b) een bloed- of aanverwant in de rechte lijn tot en met de derde graad en in de zijlijn tot en met de vierde graad is betrokken;
c) hij neemt in rechte of in feite bestuursmandaten op of oefent bestuursfuncties uit bij een betrokkene in het dossier;
d) er zijn financiële banden tussen hem en een betrokkene in het dossier;
e) hij voert werkzaamheden uit buiten het kader van een opdracht als vermeld in artikel 3.48, eerste lid, 1° en 2°, van dit besluit;
10° de woningcontroleur geeft in VLOK een e-mailadres op waarop hij altijd bereikbaar is;
11° de woningcontroleur loopt geen veroordeling op voor misdrijven als vermeld in artikel 3.34 en 3.35 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 of artikel 433decies van het Strafwetboek;
12° de woningcontroleur voert geen conformiteitsonderzoeken uit in de periode waarin hij met toepassing van artikel 3.54, § 1, van dit besluit geschorst is.
Artikel 3.51. ( 01/04/2022 - ... )
De gemeente, het intergemeentelijke samenwerkingsverband of de keuringsinstelling die de woningcontroleur tewerkstelt of heeft aangesteld, brengt het agentschap van al de volgende gebeurtenissen onmiddellijk op de hoogte en stelt op verzoek van het agentschap alle inlichtingen en documenten ter beschikking:
1° elke wijziging in de identificatiegegevens;
2° elke wijziging van de gegevens waardoor de woningcontroleur niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden of de gebruikseisen;
3° de definitieve stopzetting van de tewerkstelling of aanstelling;
4° de stopzetting van het gebruik van de erkenning als woningcontroleur.
Artikel 3.52. ( 01/04/2022 - ... )
Het agentschap communiceert ruim op voorhand met gemeenten, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, keuringsinstellingen en woningcontroleurs over bijscholingen en opfrissingscursussen. Het agentschap geeft daarbij aan of en voor welke doelgroep die bijscholingen en opfrissingscursussen essentieel zijn en maakt met onderwijsinstellingen of opleidingscentra afspraken over een voldoende ruim aanbod ervan. Om het essentiële karakter van een bijscholing of opfrissingscursus te bepalen, houdt het agentschap rekening met alle concrete opleidingsbehoeften op het terrein en in het bijzonder met:
1° de wijziging van de regelgeving;
2° de evolutie van rechtspraak en technische inzichten;
3° de perioden van verminderde activiteit of inactiviteit van woningcontroleurs.
Artikel 3.53. ( 01/04/2022 - ... )
Het hoofd van het agentschap wijst onder de erkende woningcontroleurs van het agentschap evaluatoren aan die uitgevoerde conformiteitsonderzoeken kunnen nazien, aan de hand van hercontroles of langs administratieve weg, en die deze evalueren.
De evaluatoren stellen van de evaluatie een verslag op en sturen daarvan een kopie naar de woningcontroleur van wie het onderzoek is geëvalueerd. Zij sturen periodieke, samenvattende overzichten van de evaluaties naar het hoofd van het agentschap en naar de werkgever of aansteller van de woningcontroleur van wie de conformiteitsonderzoeken werden geëvalueerd. De evaluatoren kunnen ook, op eigen initiatief of op verzoek van het hoofd van het agentschap of voormelde werkgever of aansteller, de individuele evaluatieverslagen opsturen.
Artikel 3.54. ( 01/04/2022 - ... )
§ 1. Het hoofd van het agentschap kan de erkenning als woningcontroleur schorsen gedurende maximaal zes maanden of gedurende een periode die nodig is om een bijkomende opleiding te volgen, of de erkenning als woningcontroleur opheffen als een of meer van de volgende gevallen zich voordoen:
1° de woningcontroleur heeft in de periode van drie jaar die de erkenning als woningcontroleur van rechtswege voorafgaat, in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte een strafrechtelijke veroordeling opgelopen voor misdrijven als vermeld in artikel 3.34 en 3.35 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 of artikel 433decies van het Strafwetboek;
2° de woningcontroleur heeft bij herhaling een of meer van de gebruikseisen van de erkenning als woningcontroleur geschonden;
3° bij een evaluatie zijn ernstige of terugkerende fouten of nalatigheden vastgesteld bij de uitvoering van een conformiteitsonderzoek of het opstellen van het technische verslag.
§ 2. Het agentschap brengt de woningcontroleur met een beveiligde zending op de hoogte van het voornemen om de erkenning als woningcontroleur te schorsen of op te heffen, met vermelding van de redenen, en nodigt hem tegelijkertijd uit zijn verweermiddelen in te dienen.
Op straffe van verval dient de woningcontroleur zijn verweermiddelen in bij het agentschap binnen dertig dagen na de dag waarop hij de beveiligde zending heeft ontvangen.
§ 3. Het hoofd van het agentschap neemt een beslissing over de schorsing of opheffing van de erkenning als woningcontroleur binnen dertig dagen na de dag waarop de termijn, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, is verstreken.
Het hoofd van het agentschap kan de beslissing, vermeld in het eerste lid, beperken tot het geven van een waarschuwing en kan de woningcontroleur verplichten om de opleiding voor de beroepskwalificatie woningcontroleur volledig of gedeeltelijk te volgen of opnieuw te volgen.
§ 4. Het agentschap betekent de beslissing, vermeld in paragraaf 3, met een beveiligde zending aan de woningcontroleur in kwestie en aan zijn werkgever of aansteller.
§ 5. Tegen de beslissing van het hoofd van het agentschap, vermeld in paragraaf 3, kan, op straffe van verval binnen dertig dagen na de betekening, vermeld in paragraaf 4, beroep aangetekend worden bij de Vlaamse Regering, die in dat geval een beslissing neemt over de opheffing of schorsing van de erkenning als woningcontroleur, het geven van een waarschuwing of het opleggen van een verplichting om de opleiding voor de beroepskwalificatie woningcontroleur volledig of gedeeltelijk te volgen of opnieuw te volgen.
Op straffe van niet-ontvankelijkheid wordt het beroep met een beveiligde zending ingediend op het adres van het agentschap in Brussel, en bevat het alle argumenten waarop het gebaseerd is. Als de indiener van het beroep mondeling gehoord wil worden, vermeldt hij dat in zijn beroepschrift.
De Vlaamse Regering neemt een beslissing binnen zestig dagen na de dag waarop het agentschap het beroep heeft ontvangen. Die termijn wordt verlengd tot negentig dagen als er op verzoek van de indiener van het beroepschrift een mondelinge hoorzitting gehouden wordt. Als er geen beslissing genomen wordt binnen die termijn, wordt het beroep geacht ingewilligd te zijn.
§ 6. Het agentschap voert de beslissing tot schorsing of opheffing uit door de registratie van de woningcontroleur in VLOK tijdelijk of definitief ongedaan te maken zodra een beslissing tot opheffing of schorsing van de erkenning als woningcontroleur definitief geworden is.
§ 7. Als de procedure tot schorsing of opheffing van de erkenning wordt stopgezet, worden de woningcontroleur en zijn werkgever of aansteller daarvan op de hoogte gebracht.
Artikel 3.55. ( 01/04/2022 - ... )
De erkenning vervalt van rechtswege zodra een einde gekomen is aan de tewerkstelling of aanstelling, vermeld in artikel 3.48, eerste lid, 1° of 2°. In dat geval maakt agentschap de registratie van de woningcontroleur in VLOK ongedaan.
Artikel 3.56. ( 01/04/2022 - ... )
Een erkenning van rechtswege als woningcontroleur met toepassing van artikel 3.48, eerste lid, na een opheffing van de erkenning als woningcontroleur is op zijn vroegst mogelijk nadat twee jaar verstreken is na de beslissing tot opheffing van de erkenning als woningcontroleur, en gaat in op de datum van de nieuwe registratie in VLOK.
Artikel 3.57. ( 08/01/2024 - ... )
Voor de toepassing van dit deel:
1° is de verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang;
2° kunnen de volgende persoonsgegevens verwerkt worden:
a) Identificatiegegevens: naam, voornaam, adres en rijksregisternummer;
b) Contactgegevens: emailadres, telefoonnummer, mobiel telefoonnummer;
c) Disciplinaire sancties: meldingen, vaststellingen en gegevens over het al dan niet naleven van gebruiksvoorwaarden, de procedurestukken en briefwisseling en de beslissing van het hoofd van het agentschap met toepassing van titel 4 van dit deel. Deze gegevens worden bewaard tot twee jaar verstreken zijn na de eindbeslissing met toepassing van de procedure van titel 4;
d) Gerechtelijke gegevens: een attest afgeleverd door de bevoegde overheid, of het afschrift van een vonnis, waaruit het bestaan blijkt van een veroordeling als vermeld in artikel 3.54, § 1, 1°. Deze gegevens worden bewaard tot drie jaar na de eindbeslissing met toepassing van de procedure van titel 4;
e) tewerkstellingsgegevens: de vermelding van de naam en het adres van de werkgever die de woningcontroleur tewerkstelt, de datum van indiensttreding, de vermelding van de stopzetting van de tewerkstelling en de datum ervan. Die gegevens worden bewaard zolang de woningcontroleur in VLOK geregistreerd is;
f) gegevens over de opleiding: de beroepskwalificatie en het bewijs van het volgen van de opleidingen, vermeld in artikel 3.50, 3°, en artikel 3.54, §1 en §3, tweede lid;
g) evaluatie van werkzaamheden: alle gegevens die zijn verzameld naar aanleiding van de toepassing van de bepalingen van titel 3 van dit deel.
De persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, punt 2°, waarvoor geen bewaartermijn is vermeld, blijven bewaard tot vijf jaar na de definitieve beëindiging van de registratie als woningcontroleur in VLOK, vermeld in artikel 3.54, §6, en artikel 3.55.
Artikel 3.58. ( 01/01/2025 - ... )
De gemeente brengt het agentschap op de hoogte van een gemeentelijke verordening als vermeld in artikel 3.59, §1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. De minister kan de wijze bepalen waarop de voormelde melding gebeurt.
Artikel 3.59. ( 01/01/2025 - ... )
§1. De houder van het zakelijk recht of de onderverhuurder die een woning verhuurt of te huur of ter beschikking stelt, vraagt een kotlabel aan bij de burgemeester van de gemeente waarin de studentenhuisvesting ligt. De minister kan de aanvraagprocedure nader bepalen.
De aanvraag van een kotlabel, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende gegevens:
1° de identificatiegegevens van de verhuurder;
2° de identificatiegegevens van de houder van het zakelijk recht;
3° de identificatiegegevens van de woning.
De aanvraag van een kotlabel, vermeld in het eerste lid, bevat naast de gegevens, vermeld in het tweede lid, in voorkomend geval de volgende bijkomende gegevens:
1° de identificatiegegevens van het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt;
2° de identificatiegegevens van de kamerwoning;
3° de identificatiegegevens van de kamer of kamers.
De burgemeester bezorgt de aanvrager van een kotlabel een ontvangstbewijs van de aanvraag, vermeld in het eerste lid, met vermelding van de aanvraagdatum. Als de aanvraag, vermeld in het eerste lid, wordt ingediend via een beveiligd webformulier, kan een automatische ontvangstbevestiging worden afgeleverd.
§2. De burgemeester beheert de aanvragen voor een kotlabel in VLOK.
§3. Het agentschap kan de modellen voor het kotlabel vaststellen.
Artikel 3.60. ( 01/01/2025 - ... )
De burgemeester levert een kotlabel af, als de volgende documenten, die bewijzen dat aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3.59, §2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, is voldaan, voorliggen:
1° een conformiteitsattest als vermeld in artikel 3.6 van de voormelde codex;
2° in voorkomend geval, een bewijs dat het lokaal bestuur aflevert, waaruit blijkt dat de kamer voldoet aan de strengere veiligheids- en kwaliteitsnormen die de gemeenteraad kan opleggen conform artikel 3.2, eerste lid, 2°, van de voormelde codex;
3° een positief brandweerattest of een positief rapport van een brandtoezichter;
4° een bewijs dat het aantal woongelegenheden vergund is of vergund wordt geacht conform de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009.
Het kotlabel vervalt van rechtswege vanaf het ogenblik dat een van de documenten, vermeld in het eerste lid, vervalt.
Artikel 4.1. ( 07/09/2023 - ... )
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
1° bouwverrichting: de nieuwbouw of vervangingsbouw van een of meer woningen;
2° initiatiefnemer:
a) de VMSW;
b) het Financieringsfonds;
c) een woonmaatschappij als vermeld in artikel 4.36 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
d) ...
e) ...
f) ...
g) initiatiefnemers als vermeld in artikel 5.29 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, die de Vlaamse Regering als initiatiefnemer erkend heeft;
h) het Agentschap voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant, opgericht bij artikel 1 van het besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant van 22 oktober 2013;
i) private actoren, alleen voor CBO-oproepen;
3° investeringsverrichting: de investering in de renovatie, verbetering of aanpassing van een of meer woningen of de omvorming van een niet-residentieel gebouw naar een woongebouw met sociale woningen;
4° project: een of meer verrichtingen die betrekking hebben op een of meer van de volgende typen woonprojecten:
a) een sociaal woonproject;
b) een woonproject met sociaal karakter;
c) ...;
d) een project voor de realisatie of de instandhouding van niet-residentiële ruimten.
Artikel 4.2. ( 31/07/2024 - ... )
De normen waaraan sociale woningen, basiskoten en de infrastructuuraanleg voor sociale woonprojecten moeten voldoen, worden vastgesteld in de vorm van een beveiligd digitaal bestand.
De normen, vermeld in het eerste lid, bevatten:
1° een inhoudelijke omschrijving en de vereiste dossiersamenstelling voor elk van de volgende ontwerpfasen, zowel van een infrastructuurverrichting als van een bouwverrichting en een investeringsverrichting:
a) het voorontwerp;
b) het uitvoeringsdossier, voor investeringsverrichtingen waarvoor geen voorontwerp is vereist;
c) de basisaanbesteding;
d) het gunningsdossier;
2° een simulatietabel om het maximale subsidiabele bedrag voor een bouwverrichting te bepalen, opgenomen in bijlage 6/1, die bij dit besluit is gevoegd;
3° een simulatietabel om het maximale subsidiabele bedrag voor een investeringsverrichting te bepalen, opgenomen in bijlage 6/1, die bij dit besluit is gevoegd;
4° het Bouwtechnisch Bestek Woningbouw voor bouwverrichtingen.
Voor een bouw- of investeringsverrichting van sociale koopwoningen of sociale huurwoningen die worden gefinancierd op de wijze, vermeld in artikel 2.33/1, 2°, i), is alleen het Bouwtechnisch Bestek Woningbouw voor bouwverrichtingen, vermeld in het tweede lid, 4°, van toepassing.
De normen zijn te raadplegen op de website van het agentschap.
Na advies van de kwaliteitskamer kan de Vlaamse Regering de simulatietabellen, vermeld in het tweede lid, 2° en 3°, wijzigen.
Na advies van de kwaliteitskamer kan de minister de omschrijving en de dossiersamenstelling, vermeld in het tweede lid, 1°, en het bestek, vermeld in het tweede lid, 4°, wijzigen.
Op voorstel van het agentschap en na advies van de kwaliteitskamer kan de minister voor een infrastructuurverrichting, een bouw- of investeringsverrichting een afwijking toestaan op de omschrijving en de dossiersamenstelling, vermeld in het tweede lid, 1°, en het bestek, vermeld in het tweede lid, 4°.
Artikel 4.3. ( 31/07/2024 - ... )
De bouwtechnische en conceptuele richtlijnen voor de realisatie en instandhouding van sociale huurwoningen en basiskoten, en voor de infrastructuuraanleg voor sociale woonprojecten zijn opgenomen in bijlage 7, die bij dit besluit is gevoegd. De richtlijnen waarborgen de kwaliteit en het comfort van de woningen op het vlak van veiligheid, gezondheid, energiezuinigheid, milieuvriendelijkheid en bruikbaarheid.
Bijlage 7 van dit besluit is van overeenkomstige toepassing op basiskoten, met dien verstande dat met “kamerwoning” telkens een basiskot wordt bedoeld.
Na advies van de kwaliteitskamer kan de Vlaamse Regering de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen wijzigen.
Op gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer kan het agentschap voor een infrastructuurverrichting, een bouwverrichting of een investeringsverrichting een afwijking van de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen toestaan als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
1° stedenbouwkundige reglementeringen verhinderen dat de richtlijnen gevolgd worden;
2° het alternatief waarborgt de veiligheid, gezondheid, energiezuinigheid, milieuvriendelijkheid en bruikbaarheid.
Op gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer kan de kwaliteitskamer, los van een concreet project, een afwijking van de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen toestaan op voorwaarde dat het alternatief de veiligheid, gezondheid, energiezuinigheid, milieuvriendelijkheid en bruikbaarheid waarborgt.
Artikel 4.4. ( 01/01/2023 - ... )
§1. Een kwaliteitskamer wordt opgericht.
De kwaliteitskamer wordt als volgt samengesteld:
1° de minister of zijn gemachtigde, die optreedt als voorzitter;
2° ...;
3° één vertegenwoordiger van het agentschap;
4° één vertegenwoordiger, voorgedragen door de woonmaatschappijen;
5° de Vlaamse bouwmeester of een vertegenwoordiger van zijn team.
Het secretariaat van de kwaliteitskamer wordt waargenomen door het agentschap.
§2. De kwaliteitskamer houdt jaarlijks ten minste vier keer, verspreid over het jaar, een bijeenkomst. Op de derde bijeenkomst van een werkingsjaar legt de kwaliteitskamer de data vast van de bijeenkomsten in het volgende werkingsjaar.
§3. De kwaliteitskamer neemt op elke bijeenkomst een beslissing over de volgende aangelegenheden:
1° verzoeken om een afwijking van de bouwtechnisch en conceptuele richtlijnen toe te staan conform artikel 4.3, vierde lid;
2° de beroepen die bij de kwaliteitskamer zijn ingediend conform artikel 2.33/24.
Artikel 4.4/1. ( 31/07/2024 - ... )
§ 1. Een initiatiefnemer als vermeld in artikel 4.13, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, voldoet aan de herinvesteringsverplichting, vermeld in artikel 4.1/1 van de voormelde codex, door de venale waarde van de sociale huurwoning, de geconventioneerde huurwoning of het basiskot te herinvesteren in de sociale huisvestingssector op een of meer van de volgende manieren:
1° de realisatie en instandhouding van sociale huurwoningen, vermeld in artikel 5.37, § 1, eerste lid, van dit besluit, van geconventioneerde huurwoningen en van basiskoten;
2° de aanleg of aanpassing van wooninfrastructuur, vermeld in artikel 5.57, eerste lid, van dit besluit;
3° de investering in de werkings- en onderhoudskosten van de woonmaatschappij;
4° de versterking van de financiële leefbaarheid van de woonmaatschappij als de VMSW op basis van haar kredietwaardigheidsbeoordeling van de woonmaatschappij oordeelt dat dat noodzakelijk is;
5° de vervroegde terugbetaling van de leningen die voor de financiering van de sociale huurwoning, vermeld in artikel 4.1/1, eerste lid, van de voormelde codex, is opgenomen bij de VMSW, het Financieringsfonds of Vlabinvest apb;
6° een inbreng in de woonmaatschappij;
7° een investering die voor een financiering, als vermeld in artikel 4.60, eerste lid, 2°, in aanmerking komt.
§ 2. Behalve in het geval, vermeld in paragraaf 1, 4°, herinvesteren woonmaatschappijen minstens 50% van de venale waarde van de sociale huurwoning, die overblijft na eventuele terugbetaling van de leningen die nog uitstaan op de sociale huurwoning, de geconventioneerde huurwoning en het basiskot, vermeld in artikel 4.1/1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, in verrichtingen voor de realisatie en instandhouding van sociale huurwoningen als vermeld in artikel 5.37, § 1, eerste lid, van dit besluit.
§ 3. De venale waarde wordt bij verkoop van de sociale huurwoning, de geconventioneerde huurwoning en het basiskot bepaald conform de definitie, vermeld in artikel 1.3, § 1, eerste lid, 57°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. De venale waarde wordt bij stopzetting van de sociale verhuring of bij bestemmingswijziging van de sociale huurwoning bepaald door een schattingsverslag als vermeld in artikel 4.5 van de voormelde codex.
Artikel 4.4/2. ( 31/07/2024 - ... )
Woonmaatschappijen mogen met toepassing van artikel 4.4/1, § 2, de overige 50% van de venale waarde, die overblijft na eventuele terugbetaling van de leningen die nog uitstaan op de sociale huurwoning, de geconventioneerde huurwoning of het basiskot, herinvesteren op de manier zoals voorzien in artikel 4.4/1, § 1, 3°.
Bij de goedkeuring van de jaarlijkse financiële planning, motiveert de woonmaatschappij het doeleinde van elk bedrag waarin in toepassing van het eerste lid zal worden geherinvesteerd.
In het jaarverslag rapporteert de woonmaatschappij over de effectieve bestedingen, vermeld in het tweede lid.
Artikel 4.4/3. ( 25/04/2022 - ... )
In uitvoering van artikel 4.4/1, § 1, 4° stelt het orgaan van de VMSW, dat in uitvoering van de artikelen 4.38 en 4.65 de kredietwaardigheid beoordeelt, het bedrag vast dat ontstaan is of zal ontstaan naar aanleiding van de herinvesteringsverplichting dat mag worden aangewend ter versterking van de financiële leefbaarheid, evenals de eventuele voorwaarden die daarvoor moeten worden nageleefd.
De voorwaarden moeten deel uitmaken van een door de woonmaatschappij en het orgaan van de VMSW, vermeld in het eerste lid, goedgekeurd plan van aanpak, dat concrete en meetbare voorstellen bevat, die leiden tot een verbetering van de financiële leefbaarheid, en waarvan de uitvoering opgevolgd wordt door het orgaan van de VMSW dat in uitvoering van artikel 4.38 en artikel 4.65 bevoegd is voor het opvolgen van de financiële situatie van de initiatiefnemer.
Artikel 4.4/4. ( 19/04/2025 - ... )
Een inbreng in de woonmaatschappij, zoals beschreven in artikel 4.4/1, § 1, 6°, kan de vorm aannemen van hetzij een inbreng van een geldsom en van onroerende goederen tegen uitgifte van aandelen door de woonmaatschappij, zoals bedoeld in artikel 1:8 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, hetzij een kapitaalsubsidie.
De aandelen die de initiatiefnemer ontvangt in ruil voor de inbreng van een geldsom en van onroerende goederen kunnen een dividend opleveren van maximaal de helft van de rentevoet vermeld in artikel 4.46/3, 3° van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
De initiatiefnemer kan bij overdracht van die aandelen, ongeacht de oorzaak daarvan, niet meer ontvangen als prijs of scheidingsaandeel dan de nominale waarde van de door de aandeelhouder werkelijk gestorte en nog niet terugbetaalde inbreng in het vermogen van de woonmaatschappij zoals geboekt op het ogenblik van de inbreng daarvan. In het geval van een uittreding of uitsluiting van de initiatiefnemer, of ontbinding van de woonmaatschappij, zal het scheidingsaandeel, respectievelijk de teruggenomen nominale waarde van de door de aandeelhouder werkelijk gestorte en de nog niet terugbetaalde inbreng in het vermogen van de woonmaatschappij zoals geboekt op het ogenblik van de inbreng door de initiatiefnemer worden geherinvesteerd overeenkomstig artikel 4.1/1 van de voormelde codex.
Artikel 4.4/5. ( 31/07/2024 - ... )
De minister kan de modaliteiten bepalen waaronder initiatiefnemers kunnen herinvesteren op de manieren, vermeld in artikel 4.4/1, § 1, 3°, 4°, 6° en 7°.
Artikel 4.4/6. ( 31/07/2024 - ... )
De initiatiefnemer toont aan dat hij aan de herinvesteringsverplichting, vermeld in artikel 4.1/1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, heeft voldaan door jaarlijks in het jaarverslag in een verantwoording te voorzien over de evolutie van de herinvesteringsverplichting.
Een herinvestering door woonmaatschappijen als vermeld in artikel 4.4/1, § 1, 1°, 2° en 7°, is alleen geldig als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de uitgave verloopt via de rekening-courant die die initiatiefnemer aanhoudt bij de VMSW;
2° de uitgave, vermeld in punt 1°, betreft een niet-gesubsidieerd gedeelte van een verrichting.
Artikel 4.4/7. ( 25/04/2022 - ... )
Gemeenten, OCMW's, welzijnsverenigingen en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden kunnen ter uitvoering van artikel 4.1/1, vierde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 met een gemotiveerd verzoekschrift bij de minister beroep aantekenen tegen de oplegging van een administratieve geldboete.
De minister brengt binnen vijftien dagen na de dag waarop hij het verzoekschrift heeft ontvangen, de verzoeker op de hoogte van zijn beslissing tot inwilliging of afwijzing van het beroep. Als de minister geen kennisgeving doet binnen de voorgeschreven termijn, wordt de minister geacht het verzoek te hebben toegestaan.
Tegen de beslissing, vermeld in het tweede lid, kan de verzoeker beroep instellen conform de wetten op de Raad van State, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 12 januari 1973.
Artikel 4.4/8. ( 25/04/2022 - ... )
Met uitzondering van het Vlaams Woningfonds wendt de overdrager, vermeld in artikel 4.38, § 7, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, de overblijvende middelen aan conform de bepalingen van dit hoofdstuk. De woonmaatschappijen herinvesteren de overblijvende middelen van een overdracht als vermeld in artikel 4.38, § 7, tweede lid, van de voormelde codex, binnen de subsidiabele prijsplafonds van verrichtingen voor de realisatie en instandhouding van sociale huurwoningen, vermeld in artikel 5.37, § 1, eerste lid, van dit besluit.
De minister bepaalt de nadere regels voor de aanwending van de overblijvende middelen, vermeld in artikel 4.38, § 7, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, door het Vlaams Woningfonds.
Artikel 4.5. ( 01/01/2021 - ... )
De statuten van de VMSW, op 27 juni 2006 goedgekeurd door de buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, vermeld in artikel 4.7, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, over de omvorming van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, vermeld in artikel 4.7, tweede lid, van de voormelde codex, tot de VMSW, zoals bepaald in artikel 4.7, zesde lid, van de voormelde codex, worden goedgekeurd met uitsluiting van artikel 3, §1, 6°, 7° en 8°, van de statuten.
Artikel 4.6. ( 01/01/2021 - ... )
De VMSW geldt met ingang van 1 juli 2006 als de algemene rechtsopvolger van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, vermeld in artikel 4.7, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, waarvan ze de rechtspersoonlijkheid voortzet.
De goederen, de rechten en de verplichtingen van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, vermeld in artikel 4.7, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, met inbegrip van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de hangende en toekomstige gerechtelijke procedures, en met uitzondering van de goederen, de rechten en de verplichting die vermeld zijn in artikel 4.7, behoren met ingang van de datum, vermeld in het eerste lid, toe aan de VMSW.
Artikel 4.7. ( 01/01/2021 - ... )
De roerende goederen, de rechten en de verplichtingen van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, vermeld in artikel 4.7, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, met inbegrip van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de hangende en toekomstige gerechtelijke procedures, die betrekking hebben op taken en opdrachten die ter uitvoering van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 worden toevertrouwd aan het Vlaams Ministerie van Omgeving, worden overgedragen aan het Vlaamse Gewest en toegewezen aan de entiteiten van het Vlaams Ministerie van Omgeving conform de verdeling die opgenomen is in de inventaris, vermeld in artikel 4.9, tweede lid.
Artikel 4.8. ( 01/01/2021 - ... )
De goederen, de rechten en de verplichtingen van het Vlaamse Gewest die betrekking hebben op taken en opdrachten inzake woonbeleid, die uitgeoefend worden door de afdeling Gesubsidieerde Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, met inbegrip van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de hangende en toekomstige gerechtelijke procedures, worden conform de verdeling die opgenomen is in de inventaris, vermeld in artikel 4.9, tweede lid:
1° overgedragen aan de VMSW als ze betrekking hebben op taken en opdrachten die krachtens boek 4, deel 1, titel 2, hoofdstuk 3 en 4, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 worden toevertrouwd aan de VMSW;
2° toegewezen aan entiteiten van het Vlaams Ministerie van Omgeving als ze betrekking hebben op taken en opdrachten die ter uitvoering van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 worden toevertrouwd aan het Vlaams Ministerie van Omgeving.
Artikel 4.9. ( 01/01/2021 - ... )
De goederen, rechten en verplichtingen, vermeld in artikel 4.7 en 4.8, worden kosteloos overgedragen in de staat waarin ze zich bevinden en, als het gaat om onroerende goederen, met inbegrip van hun actieve en passieve erfdienstbaarheden, de bijzondere lasten die verbonden zijn aan de verwerving ervan, alsook de eventuele rechten die aan derden verleend zijn.
Van die goederen, rechten en verplichtingen wordt een inventaris, met inbegrip van de verdeling ervan, opgemaakt in gezamenlijk overleg tussen de leidinggevende ambtenaren van de VMSW en de betrokken entiteiten van het Vlaams Ministerie van Omgeving. Die inventaris wordt opgenomen in een proces-verbaal van overdracht dat wordt ondertekend door de leidende ambtenaren die bij de verdeling betrokken zijn.
Artikel 4.9/1. ( 01/01/2023 - ... )
De personeelsleden, vermeld in artikel 4.8, eerste lid, 2°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, zijn:
1° het hoofd van de subentiteit die door het hoofd van het agentschap wordt belast met het financiële beheer van de opdrachten die overeenkomstig de Vlaamse Codex Wonen van 2021 aan de VMSW zijn toevertrouwd, of zijn plaatsvervanger of de waarnemend titularis, conform artikel V.42 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006;
2° het hoofd van de subentiteit die door het hoofd van het agentschap wordt belast met de ondersteuning van de werking van de woonmaatschappijen, of zijn plaatsvervanger of de waarnemend titularis, conform artikel V.42 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006.
Artikel 4.10. ( 01/01/2023 - ... )
In deze afdeling wordt verstaan onder initiatiefnemer: een van de initiatiefnemers, vermeld in artikel 4.15, §1, tweede lid, 2°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Artikel 4.11. ( 01/01/2023 - ... )
De VMSW verleent, conform artikel 4.15, §1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en onder de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, renteloze leningen aan Vlabinvest apb.
Artikel 4.12. ( 01/01/2023 - ... )
Op verzoek van Vlabinvest apb kan de VMSW aan Vlabinvest apb een renteloze lening verstrekken die zal worden aangewend op een van de volgende wijzen:
1° voor het toestaan van leningen aan de initiatiefnemers van woonprojecten met sociaal karakter, conform artikel 4.15, §1, tweede lid, 2°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° voor de financiering van bouwverrichtingen die Vlabinvest apb zelf realiseert, conform artikel 4.15, §1, tweede lid, 1°, van de voormelde codex.
Bij de aanvraag van een lening die zal worden aangewend voor het doel, vermeld in het eerste lid, 1°, voegt Vlabinvest apb alle documenten ter staving van het leningsbedrag dat de initiatiefnemer gevraagd heeft, met vermelding van de begunstigde, de beoogde projectrealisatie, de voorgestelde looptijd en het aflossingsschema. Als de initiatiefnemer een lening voor een grondaankoop aangevraagd heeft, wordt minstens het schattingsverslag bij de aanvraag gevoegd.
Bij de aanvraag van een lening die zal worden aangewend voor het doel, vermeld in het eerste lid, 2°, voegt Vlabinvest apb alle documenten ter staving van het gevraagde leningsbedrag, met vermelding van de begunstigde, de beoogde projectrealisatie, de voorgestelde looptijd en het aflossingsschema.
Artikel 4.13. ( 01/01/2023 - ... )
De VMSW sluit voor het toegestane leningsbedrag een individuele kredietovereenkomst met Vlabinvest apb.
Als de lening verstrekt wordt voor het doel, vermeld in artikel 4.12, eerste lid, 1°, kunnen de volgende types van kredieten gebruikt worden:
1° de financiering van de bouw van een of meer huurwoningen in het kader van een woonproject met sociaal karakter;
2° de financiering van de bouw van een of meer koopwoningen in het kader van een woonproject met sociaal karakter;
3° de financiering van een grondaankoop in het Vlabinvest-werkingsgebied.
Als de lening verstrekt wordt voor het doel, vermeld in artikel 4.12, eerste lid, 2°, kunnen de volgende types van kredieten gebruikt worden:
1° de financiering van de bouw van een of meer huurwoningen in het kader van een woonproject met sociaal karakter;
2° de financiering van de bouw van een of meer koopwoningen in het kader van een woonproject met sociaal karakter.
Als de VMSW een lening aan Vlabinvest apb verstrekt, reserveert ze een gedeelte van de verbintenissenmachtiging, vermeld in artikel 4.15, §2, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, dat overeenkomt met het toegestane leningsbedrag.
Artikel 4.14. ( 01/01/2023 - ... )
Als de VMSW een lening aan Vlabinvest apb verstrekt voor het doel, vermeld in artikel 4.12, eerste lid, 1°, gelden de volgende voorwaarden voor de geldopnames, de aflossingen en de looptijd van de lening:
1° het toegestane leningsbedrag is niet hoger dan het bestelbedrag, verhoogd met 10% voor de studiekosten;
2° de geldopnames worden gedaan afhankelijk van de geldaanvragen die de initiatiefnemer bij Vlabinvest apb indient, op basis van facturen of andere stavingsdocumenten, voor de realisatie van het beoogde woonproject met sociaal karakter, en zijn beperkt tot het saldo van het leningsbedrag;
3° de kapitaalaflossingen worden gedaan op basis van het aflossingsschema dat tussen Vlabinvest apb en de initiatiefnemer afgesproken is, rekening houdend met de bepalingen, vermeld in punt 4° en 5°;
4° als er sprake is van consolidatie van de lening, worden de kapitaalaflossingen jaarlijks gedaan volgens een annuïteitenlening en vindt de eerste aflossing een jaar na de consolidatie plaats;
5° de looptijd van de lening:
a) als er sprake is van consolidatie van de lening, vindt het tijdstip van consolidatie uiterlijk vijf jaar na de ondertekening van de kredietovereenkomst plaats en wordt de lening uiterlijk 35 jaar na de ondertekening van de kredietovereenkomst volledig terugbetaald;
b) als er geen sprake is van consolidatie van de lening, wordt de lening uiterlijk tien jaar na de ondertekening van de kredietovereenkomst volledig terugbetaald.
Vlabinvest apb neemt een rekening-courant bij de VMSW. De VMSW stort de geldopname op die rekening-courant en Vlabinvest apb machtigt de VMSW om dat bedrag door te storten aan de initiatiefnemer op dezelfde valutadag. De initiatiefnemer stort de kapitaalaflossing op die rekening-courant en Vlabinvest apb machtigt de VMSW om ze van de rekening-courant te halen.
Artikel 4.15. ( 01/01/2023 - ... )
Als de VMSW een lening aan Vlabinvest apb verstrekt voor het doel, vermeld in artikel 4.12, eerste lid, 2°, gelden de volgende voorwaarden voor de geldopnames, de aflossingen en de looptijd van de lening:
1° het toegestane leningsbedrag is niet hoger dan het bestelbedrag, verhoogd met 10% voor de studiekosten;
2° de geldopnames worden gedaan naargelang van de geldaanvragen die Vlabinvest apb heeft ingediend, op basis van facturen of andere stavingsdocumenten, om de beoogde bouwverrichting te realiseren, en zijn beperkt tot het saldo van het leningsbedrag;
3° de kapitaalaflossingen worden gedaan op basis van het aflossingsschema dat Vlabinvest apb gevraagd heeft, rekening houdend met de bepalingen, vermeld in punt 4° en 5°;
4° als er sprake is van consolidatie van de lening, worden de kapitaalaflossingen jaarlijks gedaan volgens een annuïteitenlening en vindt de eerste aflossing één jaar na de consolidatie plaats;
5° de looptijd van de lening:
als er sprake is van consolidatie van de lening, vindt de consolidatie uiterlijk vijf jaar na de ondertekening van de kredietovereenkomst plaats en wordt de lening uiterlijk 35 jaar na de ondertekening van de kredietovereenkomst volledig terugbetaald;
als er geen sprake is van consolidatie van de lening, wordt de lening uiterlijk tien jaar na de ondertekening van de kredietovereenkomst volledig terugbetaald.
Artikel 4.16. ( 01/01/2023 - ... )
De leningen die toegestaan zijn met toepassing van deze afdeling, worden verstrekt met inachtneming van de voorwaarden van het besluit (EG) nr. 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.
De VMSW voert op geregelde tijdstippen, en ten minste om de drie jaar, controles op overcompensatie uit. In geval van een overcompensatie vordert de VMSW het overschot terug.
Artikel 4.16/1. ( 01/03/2024 - ... )
Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbaar zijn, kan de VMSW voor de volgende verrichtingen een renteloze lening verstrekken aan een hogeronderwijsinstelling om basiskoten te realiseren:
1° de verwerving van een of meer onroerende goederen;
2° de sloop van een of meer constructies;
3° de nieuwbouw of vervangingsbouw;
4° de investering in de renovatie, verbetering of aanpassing;
5° de aanleg of aanpassing van wooninfrastructuur, vermeld in artikel 5.57;
6° elke combinatie van de verrichtingen, vermeld in punt 1° tot en met 5°.
De minister kan de verrichtingen, vermeld in het eerste lid, nader bepalen.
Op voorstel van de VMSW en na overleg over het leningsbedrag met de hogeronderwijsinstelling, stelt de minister het bedrag van de lening vast.
De looptijd van de renteloze lening bedraagt niet meer dan 30 jaar. De looptijd van de renteloze lening die wordt verstrekt voor de verrichtingen, vermeld in het eerste lid, op een onroerend goed waarop de hogeronderwijsinstelling een zakelijk of persoonlijk recht heeft, is nooit langer dan de resterende looptijd van dat zakelijk of persoonlijk recht.
De hogeronderwijsinstelling verhuurt de basiskoten aan studenten conform de voorwaarden uit het beleidsplan, vermeld in artikel IV.43 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, om het werkveld huisvesting, vermeld in artikel II.348, eerste lid, 2°, van de voormelde codex, te realiseren.
De hogeronderwijsinstelling rapporteert over de naleving van de leningsovereenkomst aan de bevoegde commissaris van de Vlaamse Regering, vermeld in artikel IV.96 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013. De VMSW zal met het oog op het uitvoeren van het toezicht met het college van regeringscommissarissen, vermeld in artikel IV.103 van de voormelde codex, over de concrete werkwijze een samenwerkingsprotocol sluiten.
Als de hogeronderwijsinstelling de lening, vermeld in het eerste lid, niet aanwendt voor de verrichting waarvoor ze is bestemd, kan met behoud van de toepassing van artikel 4.68 de uitbetaling van subsidies die het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap aan de hogeronderwijsinstelling verstrekt, worden stopgezet tot de lening, inclusief het ontvangen rentevoordeel, vervroegd is terugbetaald.
Artikel 4.17. ( 01/01/2023 - ... )
In deze afdeling wordt verstaan onder:
1° leegstand: het ontbreken van een huurovereenkomst gedurende meer dan drie opeenvolgende maanden;
2° wanbetaling: de gehele of gedeeltelijke niet-betaling van de reële huurprijs, vermeld in artikel 6.46, en de eventuele huurlasten aan de LHI gedurende een periode van meer dan zes opeenvolgende maanden.
Artikel 4.18. ( 01/01/2023 - ... )
De VMSW kan gehele of gedeeltelijke tegemoetkomingen toekennen voor de bouw en uitbating van PPS-woningen.
Artikel 4.19. ( 01/01/2023 - ... )
De LHI, die partij is bij de ondertekende PPS-overeenkomst, deelt aan de VMSW, op sanctie van opschorting van de financiële tegemoetkomingen, jaarlijks vóór 31 oktober schriftelijk het volgende mee:
1° de reële huurprijs, vermeld in artikel 6.46, van de PPS-woningen voor de maand januari van het volgende kalenderjaar, alsook de berekeningswijze van die reële huurprijs;
2° de laatst bekende reële huurprijs, met vermelding van het tijdstip van de laatste verhuring, van de PPS-woningen die niet meer verhuurd zijn of die in januari van het volgende kalenderjaar niet meer verhuurd zullen zijn;
3° de maanden waarvoor tijdens de voorbije twaalf maanden van 1 oktober tot en met 30 september een huurovereenkomst ontbreekt voor de PPS-woningen;
4° de maanden van niet-betaling van de reële huurprijs en de eventuele huurlasten van de PPS-woningen tijdens de voorbije twaalf maanden van 1 oktober tot en met 30 september.
Artikel 4.20. ( 01/01/2023 - ... )
De tegemoetkomingen worden jaarlijks voor de duur van een volledig kalenderjaar bepaald op basis van de gegevens die verstrekt zijn conform artikel 4.19. De VMSW betaalt de tegemoetkomingen maandelijks, voor de vijftiende van elke maand, aan de LHI, die partij is bij de PPS-overeenkomst.
Artikel 4.21. ( 01/01/2023 - ... )
De tegemoetkomingen die ten onrechte uitgekeerd zijn, worden verrekend met tegemoetkomingen die nog verschuldigd zijn. Bij gebrek aan verschuldigde tegemoetkomingen vordert de VMSW de tegemoetkomingen terug die ten onrechte uitgekeerd zijn.
Artikel 4.22. ( 01/01/2023 - ... )
De LHI is verplicht om de VMSW onmiddellijk op de hoogte te brengen als de LHI, om welke reden ook, geen erfpachtcanon is verschuldigd. De overeenkomstige tegemoetkomingen van de VMSW vervallen op het ogenblik dat geen erfpachtcanon verschuldigd is.
Artikel 4.23. ( 01/01/2023 - ... )
Onder de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, betaalt de VMSW de volgende tegemoetkomingen uit aan de LHI uit:
1° een verhuursubsidie, die het verschil is tussen de basishuurprijs, vermeld in artikel 6.46, en de reële huurprijs, vermeld in artikel 6.46;
2° een eventuele tegemoetkoming voor een netto te financieren saldo, die het verschil is tussen de erfpachtcanon en de basishuurprijs, vermeld in artikel 6.46;
3° een forfaitaire tegemoetkoming voor leegstand en wanbetalingen.
Artikel 4.24. ( 01/01/2023 - ... )
Het maandelijkse bedrag van de verhuursubsidie en de tegemoetkoming voor een netto te financieren saldo voor de PPS-woningen voor het kalenderjaar waarvoor de reële huurprijzen worden opgegeven in artikel 4.19, aangegeven als T, is het resultaat van de volgende formule:
T = Em - R,
waarbij:
1° Em staat voor de maandelijkse erfpachtcanon (btw inbegrepen);
2° R de som is van de reële huurprijzen van alle PPS-woningen van een PPS- overeenkomst voor de maand januari van het kalenderjaar waarvoor de tegemoetkoming wordt bepaald. Als de reële huurprijs van januari niet bepaald kan worden, komt de laatst bekende reële huurprijs, geïndexeerd met 2,5%, in de plaats. De indexering van 2,5% wordt zo veel keer toegepast als er een verschil van jaartallen is tussen het kalenderjaar waarvoor de tegemoetkoming is bepaald en het jaartal van de laatst bekende reële huurprijs. Als de PPS-woning nog nooit is verhuurd, komt 75% van de geïndexeerde basishuurprijs in de plaats van de reële huurprijs.
Artikel 4.25. ( 01/01/2023 - ... )
§ 1. Als de mate van leegstand meer dan 3% bedraagt of als de mate van wanbetalingen meer dan 2% bedraagt, wordt voor het gedeelte dat deze procenten overschrijdt een vermindering op de verhuursubsidie en de tegemoetkoming voor een netto te financieren saldo toegepast.
§ 2. De mate van leegstand wordt cijfermatig uitgedrukt voor een periode van 1 oktober tot en met 30 september als een leegstandspercentage, aangegeven als Lpc. Het leegstandspercentage Lpc is gelijk aan het quotiënt van twee grootheden.
De eerste grootheid, het deeltal van het quotiënt, is de som van het aantal maanden dat woningen door leegstand getroffen worden volgens de leegstandsdefinitie, vermeld in artikel 4.17, 1°. Per leegstaande woning wordt één term van de som bepaald als het aantal maanden in de voormelde periode dat de drie maanden, vermeld in artikel 4.17, 1°, overtreft.
De tweede grootheid, de deler van het quotiënt, is gelijk aan het product van het totale aantal woningen met het aantal maanden erfpacht van die periode.
§ 3. De mate van wanbetalingen wordt cijfermatig uitgedrukt voor een periode van 1 oktober tot en met 30 september als een wanbetalingspercentage, aangegeven als Wpc. Het wanbetalingspercentage Wpc is het quotiënt van twee grootheden.
De eerste grootheid, het deeltal van het quotiënt, is de som van het aantal maanden dat woningen door wanbetalingen getroffen worden volgens de wanbetalingsdefinitie, vermeld in artikel 4.17, 2°. Per woning met wanbetaling wordt één term van de som bepaald als het aantal maanden in de vermelde periode dat de zes maanden, vermeld in artikel 4.17, 2°, overtreft.
De tweede grootheid, de deler van het quotiënt, is gelijk aan het product van het totale aantal woningen met het aantal maanden erfpacht van deze periode.
§ 4. De verminderingscoëfficiënt, aangegeven als dLpc, voor de overschrijding van de leegstandsnorm van 3% is gelijk aan het verschil tussen het leegstandspercentage Lpc en de leegstandsnorm van 3%.
De verminderingscoëfficiënt, aangegeven als dWpc, voor de overschrijding van de wanbetalingsnorm van 2% is gelijk aan het verschil tussen het wanbetalingspercentage Wpc en de wanbetalingsnorm van 2%.
De verminderingscoëfficiënten worden telkens voor één periode van 1 oktober tot en met 30 september bepaald op basis van de gegevens, verstrekt volgens de bepalingen van artikel 4.19.
De verhuursubsidie en de tegemoetkoming voor een netto te financieren saldo voor de voormelde periode worden procentueel verminderd met de som van de verminderingscoëfficiënten dLpc en dWpc.
De verminderingen worden verrekend conform artikel 4.21. Die verminderingen worden indien mogelijk in gelijke schijven ingehouden op de maandelijkse betalingen van het komende kalenderjaar.
§ 5. Een afsluitende verrichting voor de laatste kalendermaanden gebeurt na afloop van de erfpacht. Daarvoor bezorgt de LHI binnen drie maanden vanaf de laatste erfpachtbetaling de volgende gegevens aan de VMSW:
1° de maanden waarvoor een huurovereenkomst ontbreekt voor de PPS-woningen over de periode van 1 oktober tot het einde van de erfpacht;
2° de maanden van niet-betaling van de reële huurprijs en de eventuele huurlasten van de PPS-woningen over de periode van 1 oktober tot het einde van de erfpacht.
De eventuele verminderingen worden bepaald conform paragraaf 4. Ze worden door de VMSW gevorderd van de LHI conform artikel 4.21.
Artikel 4.26. ( 01/01/2023 - ... )
De forfaitaire tegemoetkoming voor leegstand wordt voor een bepaald kalenderjaar, ongeacht de mate van leegstand, vastgesteld op 3% van de reële huurprijs van dat kalenderjaar voor al de PPS-woningen die opgenomen zijn in een PPS-overeenkomst.
De forfaitaire tegemoetkoming voor wanbetalingen wordt voor een bepaald kalenderjaar, ongeacht de mate van wanbetalingen, vastgesteld op 2% van de reële huurprijs van dat kalenderjaar voor al de PPS-woningen die opgenomen zijn in een PPS-overeenkomst.
De forfaitaire tegemoetkoming voor leegstand en wanbetaling die de VMSW maandelijks betaalt, wordt aangegeven als LW. LW wordt berekend op basis van de volgende formule: LW = 0,05 x R, waarbij R staat voor de som van de reële huurprijzen, vermeld in artikel 4.24.
Artikel 4.27. ( 01/01/2023 - ... )
Als de minister op de hoogte is van de voorafgaande ingebrekestelling van de LHI en de minister oordeelt dat de LHI een van de verbintenissen, bepaald in de PPS-overeenkomst, zoals de verhuring aan sociale huurders, de onderhoudsverplichting en de betaling van de erfpachtcanon aan de private partner, kennelijk niet nakomt, treedt de VMSW ambtshalve in de plaats van de LHI voor de uitvoering van die overeenkomst.
Die indeplaatsstelling wordt onmiddellijk schriftelijk aan de LHI en aan de private partij meegedeeld.
Bij de indeplaatsstelling beschikt de VMSW over dezelfde rechten en plichten als de LHI, zoals overeengekomen in de PPS-overeenkomst.
Artikel 4.27/1. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.28. ( 01/01/2023 - ... )
PPS-woningen worden verhuurd conform boek 6 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Artikel 4.29. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.29/1. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.30. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.31. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.32. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.33. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.34. ( 01/01/2023 - ... )
De woonmaatschappijen storten maandelijks de saldi van de vorige kalendermaand van hun rekeningen die niet worden beheerd door de VMSW, op hun rekening-courant bij de VMSW, na aftrek van de uitgaven die nodig zijn voor hun dagelijks bestuur als vermeld in artikel 5:79, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, en die betaald moeten worden in de kalendermaand waarin de saldi gestort worden.
De woonmaatschappijen rapporteren op het einde van elke kalendermaand aan de VMSW over de saldi van de eigen middelen buiten de VMSW.
De woonmaatschappijen kunnen al hun waarborgen laten beheren door de VMSW. De raad van bestuur van de VMSW kan beslissen om daarvoor aparte rekening-courant(en) te creëren, al dan niet op basis van een specifieke reglementering.
Artikel 4.35. ( 25/04/2022 - ... )
De rekening-courant van een woonmaatschappij kan op haar eigen verzoek opgesplitst worden in een “rekening-courant korte termijn” voor tegoeden op minder dan één jaar, en een “rekening-courant lange termijn” voor tegoeden op één jaar en meer.
De raad van bestuur van de VMSW kan ook beslissen een aparte rekening- courant te creëren, al dan niet op basis van een specifieke reglementering.
Artikel 4.36. ( 01/01/2021 - ... )
De creditrentevoet op overschotten op de “rekening-courant korte termijn” voor een bepaalde maand wordt vastgesteld op een creditreferentie met een creditmarge en geldt voor die volledige kalendermaand. De referentie is het gemiddelde van alle fixings van Euribor 1 maand (Bloomberg, pagina EUR001M) van de vorige kalendermaand, afgerond op drie cijfers na de komma.
De creditrentevoet kan evenwel niet lager zijn dan die, bepaald in het derde lid.
Op het bedrag dat in de loop van het jaar niet gepland overgedragen moet worden van de “rekening-courant lange termijn” naar de “rekening-courant korte termijn”, wordt vanaf 1 januari tot de dag van de ontvangst van de opvraging bij de VMSW een intrest van 0,50% toegepast, vermeerderd of verminderd met een marge.
De creditrentevoet op overschotten op de “rekening-courant lange termijn” voor een bepaald kalenderjaar wordt vastgesteld op een creditreferentie met een creditmarge en geldt voor dat volledige kalenderjaar. De referentie is de voorlaatste fixing van Euribor 12 maand (Bloomberg, pagina EUR012M) van het vorige kalenderjaar, afgerond op drie cijfers na de komma.
De debetrentevoet voor de debetsaldi op de “rekening-courant korte termijn” wordt vastgesteld als een debetreferentie met een debetmarge en geldt voor een volledige kalendermaand. De referentie voor een bepaalde kalendermaand is het tarief voor kaskredieten zoals het meest recent gepubliceerd voor de vorige kalendermaand.
De intrest wordt jaarlijks op 31 december verrekend.
Artikel 4.37. ( 25/04/2022 - ... )
Iedere woonmaatschappij dient minstens één keer per jaar een door haar bestuursorgaan goedgekeurde financiële planning in bij de VMSW.
Die planning bevat twee delen:
1° een investeringsplanning, gedetailleerd voor de eerstkomende twee jaar, rudimentair voor het derde tot en met het vijfde jaar;
2° een planning van de operationele verrichtingen, gedetailleerd voor de eerstkomende twee jaar, rudimentair voor het derde tot en met het vijfde jaar.
Artikel 4.38. ( 01/01/2021 - ... )
De raad van bestuur van de VMSW keurt de uitvoeringsmodaliteiten van het reglement goed, na advies van de sector. De VMSW organiseert het overleg daarover.
Artikel 4.39. ( 01/01/2023 - ... )
§ 1. De VMSW creëert een apart intern financieringsfonds, hierna Rollend Grondfonds te noemen, waarin de financiële stromen voor de verrichtingen in het kader van artikel 4.17, eerste lid, 5°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 worden geboekt. De VMSW wordt belast met het beheer van het Rollend Grondfonds.
Binnen de kredieten die daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap zijn uitgetrokken, kan de minister een rentesubsidie toekennen aan de VMSW om het Rollend Grondfonds in staat te stellen de taken te realiseren die eraan zijn toevertrouwd. De rentesubsidie moet de financieringskosten dekken van de leningen die aangegaan zijn om de activiteiten van het Rollend Grondfonds te financieren.
Bij het begin van elk kwartaal bezorgt de VMSW het agentschap een overzicht van alle leningen die ze is aangegaan met de middelen van het Rollend Grondfonds, waarvan de vervaldag in het lopende kwartaal valt. Op basis van dat overzicht betaalt het agentschap het subsidiebedrag voor het lopende kwartaal uit aan de VMSW.
§ 2. De VMSW rapporteert jaarlijks aan het agentschap over de activiteiten van het Rollend Grondfonds. Het rapport omvat een overzicht van de genomen grondbeleidsmaatregelen, de geïnvesteerde middelen en de projecten die gerealiseerd zijn met de middelen vanuit het Rollend Grondfonds.
Artikel 4.40. ( 01/01/2023 - ... )
De VMSW heeft als opdracht om grondbeleidsmaatregelen, als vermeld in artikel 4.17, eerste lid, 5°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, te treffen die noodzakelijk worden geacht om een hoogwaardige woonkwaliteit te behouden of te bevorderen.
Onder grondbeleidsmaatregelen wordt verstaan:
1° onroerende goederen verwerven en vervreemden, zowel openbaar als uit de hand;
2° zakelijke rechten op onroerende goederen vestigen of afstaan;
3° tijdelijke participaties nemen;
4° onteigeningsbevoegdheden uitoefenen;
5° een recht van voorkoop uitoefenen;
6° leningen verstrekken aan woonmaatschappijen en gemeenten om verwervingen te financieren in het kader van artikel 4.17, eerste lid, 5°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
7° leningen verstrekken aan Vlabinvest apb om verwervingen te financieren voor de realisatie van huurwoningen in het kader van artikel 4.17, eerste lid, 5°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Voor de grondbeleidsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, 1° tot en met 5° en 7°, kan de VMSW een beroep doen op het Rollend Grondfonds.
Voor de grondbeleidsmaatregel, vermeld in het tweede lid, 6°, kan de VMSW een beroep doen op de verbintenissenmachtiging die opgenomen is in het begrotingsdecreet van de Vlaamse Gemeenschap om woonmaatschappijen en gemeenten in staat te stellen om sociale woningen ter beschikking te stellen als vermeld in artikel 5.36, §1, en artikel 5.44, §1. Jaarlijks kan de minister daarvoor een volume reserveren.
Als de grondbeleidsmaatregel, vermeld in het eerste lid, een grondaankoop betreft, moet die grondaankoop beantwoorden aan een of meer van de volgende criteria:
1° de grond komt onmiddellijk in aanmerking voor bebouwing;
2° de grond komt niet onmiddellijk voor bebouwing in aanmerking omdat:
a) de grond in een woonuitbreidingsgebied ligt als vermeld in het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen;
b) volgens de huidige bestemming van het gewestplan de grond niet onmiddellijk voor woningbouw in aanmerking komt. Een ruimtelijk structuurplan, een ruimtelijk beleidsplan of een ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan stelt echter een woonbestemming in het vooruitzicht op basis van een principebeslissing van een gemeente, provincie of de Vlaamse overheid;
c) de grond gelegen is in een ontsluitbare woonzone.
Onder een hoogwaardige woonkwaliteit wordt de kwaliteit van de woningen en de woonomgeving verstaan, waarbij aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de woningen voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten, vastgesteld bij of krachtens artikel 3.1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° als er sociale woningen worden opgericht, voldoen die woningen aan de door de minister vast te stellen technische normen waaraan sociale woningen moeten voldoen;
3° de woonomgeving is kwalitatief hoogstaand door een combinatie van de volgende kenmerken:
a) een behoorlijke wooninfrastructuur, met inbegrip van gemeenschapsvoorzieningen;
b) een vermenging van soorten woningen en woningtypes;
c) een vermenging van voorzieningen voor verschillende doelgroepen;
d) een goede integratie van nieuwe projecten in de bestaande omgeving.
Artikel 4.41. ( 01/01/2021 - ... )
De middelen van het Rollend Grondfonds kunnen alleen worden aangewend om grondbeleidsmaatregelen te financieren in gemeenten die minstens aan een van de volgende criteria voldoen:
1° de gemeente behoort tot de 50% van de Vlaamse gemeenten waar de gemiddelde bouwgrondprijs per vierkante meter het hoogst is;
2° de gemeente behoort tot het Vlabinvest-gebied.
Voor de eerste vaststelling van de lijst van gemeenten, die als bijlage 8 bij dit besluit is gevoegd, wordt de gemiddelde bouwgrondprijs per vierkante meter voor het jaar 2007 gehanteerd, op basis van de gegevens van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. Er wordt geen rekening gehouden met de gemeenten waarvoor niet voldoende statistisch cijfermateriaal voorhanden is.
Tweejaarlijks, en voor het eerst in 2014, actualiseert de minister de lijst van gemeenten, vermeld in het tweede lid, uiterlijk zes maanden na de bekendmaking van de meest recente statistische gegevens van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. Zolang geen nieuwe lijst in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, blijft de vorige lijst van kracht.
Artikel 4.42. ( 07/09/2023 - ... )
De middelen van het Rollend Grondfonds worden aangewend binnen het Vlabinvest-gebied volgens de doelstellingen die krachtens boek 5, deel 1, titel 3, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 geformuleerd zijn.
In de gemeenten buiten het Vlabinvest-gebied die behoren tot het werkingsgebied, vastgesteld bij artikel 4.41, kunnen de middelen van het Rollend Grondfonds op verzoek van een woonmaatschappij aangewend worden om een grondbeleidsmaatregel te financieren als de volgende voorwaarden vervuld zijn:
1° de grondbeleidsmaatregel past in een grootschalig project. Onder een grootschalig project wordt verstaan:
a) in de centrumsteden Aalst, Antwerpen, Brugge, Genk, Gent, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout: een project met een vloeroppervlakte van ten minste 5000 m² of een project met een grondoppervlakte van ten minste 5000 m²;
b) elders in het Vlaamse Gewest: een project met een grondoppervlakte van ten minste 5000 m²;
2° het project heeft een gemengde bestemming. De grondverwerving is gericht op de realisatie van in hoofdzaak een sociaal woonaanbod in combinatie met een andere bestemming, zoals zorgvoorzieningen, studentenhuisvesting, geconventioneerd huuraanbod en andere functiegebonden gebouwen;
3° in de gemeente waar de grondbeleidsmaatregel toegepast wordt, maakt de woonmaatschappij een nota over de reservegronden in die gemeente. Daarbij geeft de woonmaatschappij aan welke visie en ontwikkelingsperspectief die gronden hebben.
Voor ze verbintenissen aangaat voor grondbeleidsmaatregelen als vermeld in het tweede lid, die gefinancierd worden met middelen die afkomstig zijn van het Rollend Grondfonds, beoordeelt de VMSW de opportuniteit van de grondbeleidsmaatregel, waarbij zowel de maatschappelijke als financiële kosten en baten in rekening worden genomen. Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan het verwachte rendement op projectbasis en aan het rollend karakter van het Rollend Grondfonds in zijn geheel. Als het initiatief voor de grondbeleidsmaatregel uitgaat van de woonmaatschappij, wordt een niet-bindend advies van de gemeente ingewonnen. Als de gemeente haar advies niet verleent binnen dertig kalenderdagen, wordt het geacht gunstig te zijn.
Artikel 4.43. ( 25/04/2022 - ... )
§1. Een verwerving als vermeld in artikel 4.40, tweede lid, 6° en 7°, moet voldoen aan dezelfde voorwaarden als de voorwaarden, vermeld in artikel 4.40, 4.41 en 4.42, eerste en tweede lid.
De woonmaatschappij of Vlabinvest apb, die een lening met toepassing van artikel 4.40, tweede lid, 6° en 7°, bij de VMSW wil aangaan, dient daarvoor een gemotiveerde aanvraag in bij de VMSW, voorafgaand aan de verwerving. De VMSW onderzoekt het voorstel van de initiatiefnemer. Binnen twee maanden nadat de VMSW het aanvraagdossier volledig heeft verklaard, maakt de VMSW een advies op, rekening houdend met de criteria, vermeld in dit besluit. De minister neemt op basis van het advies van de VMSW een beslissing over de toekenning.
§2. Het gedeelte van de verwerving dat gefinancierd kan worden met een lening als vermeld in artikel 4.40, tweede lid, 6°, van dit besluit, blijft beperkt tot het subsidiabele bedrag, vermeld in artikel 5.38, §1, met betrekking tot het gedeelte van de grond waarop sociale huurwoningen en de wooninfrastructuur die daarmee samenhangt, zullen worden gerealiseerd.
In afwijking van artikel 5.44, §1 wordt de lening aan woonmaatschappijen verstrekt binnen een periode van drie maanden na de datum van de beslissing over de toekenning door de minister, vermeld in paragraaf 1, tweede lid. De aflossingsperiode van de lening start op het einde van de tweede maand die volgt op de datum van de vaststelling van de eindafrekening van de werken door de VMSW, van de sociale huurwoningen die op de grond worden gerealiseerd en uiterlijk tien jaar na het verstrekken van de lening.
§3. Het gedeelte van de verwerving dat gefinancierd kan worden met een lening als vermeld in artikel 4.40, tweede lid, 7°, blijft beperkt tot het gedeelte van de grond waarop sociale huurwoningen en de wooninfrastructuur die daarmee samenhangt, zullen worden gerealiseerd. Het bedrag van de lening is gelijk aan de reële kostprijs van de aankoop, en beperkt tot de schattingswaarde van dat gedeelte.
Aan Vlabinvest apb wordt een renteloze bulletlening verstrekt binnen een periode van drie maanden na de datum van de beslissing over de toekenning door de minister, vermeld in paragraaf 1, tweede lid. De lening heeft een looptijd van vijf jaar, en kan door de VMSW één keer verlengd worden met vijf jaar. De lening wordt terugbetaald bij de verkoop van de grond waarop de lening betrekking heeft.
§4. In afwijking van paragraaf 1 kan de VMSW binnen het volume, vermeld in artikel 4.40, vierde lid, een lening als vermeld in paragraaf 2, tweede lid, verstrekken aan woonmaatschappijen die gronden van de VMSW willen aankopen die eerder met middelen uit het Rollend Grondfonds zijn aangekocht.
In afwijking van paragraaf 1 kan de VMSW, binnen de verbintenissenmachtiging van het Rollend Grondfonds, een lening als vermeld in paragraaf 3, tweede lid, verstrekken aan Vlabinvest apb die gronden van de VMSW wil aankopen die eerder met middelen uit het Rollend Grondfonds zijn aangekocht.
Artikel 4.44. ( 01/01/2021 - ... )
Verbintenissen die de VMSW is aangegaan voor grondbeleidsmaatregelen die gefinancierd worden met de middelen van het Rollend Grondfonds in een of meer gemeenten die niet meer voorkomen op de meest recente lijst die bekendgemaakt is in het Belgisch Staatsblad, vermeld in artikel 4.41, behouden hun uitwerking totdat de eerstvolgende actualisatie van de lijst van gemeenten, vermeld in artikel 4.41, in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Artikel 4.45. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.46. ( 01/01/2023 - ... )
De VMSW stelt een digitaal projectplatform ter beschikking, hierna het Projectportaal te noemen. Het Projectportaal heeft de volgende doelstellingen:
1° de interactie tussen de VMSW, het agentschap, de initiatiefnemers van projecten, de gemeenten en de intergemeentelijke projecten lokaal woonbeleid;
2° de melding van projecten en de projectopvolging;
3° de opvolging van de programmatie.
De volgende instanties of verenigingen hebben toegang tot het Projectportaal:
1° de initiatiefnemers, voor de projecten op het grondgebied van de gemeenten waar ze actief zijn;
2° de gemeenten, voor de projecten op hun grondgebied;
3° de intergemeentelijke projecten lokaal woonbeleid, voor de projecten in hun werkingsgebied;
4° het agentschap;
5° de Visitatieraad, vermeld in artikel 4.115.
De VMSW staat in voor het digitale beheer van het Projectportaal. De initiatiefnemers staan in voor de actualisatie van de projectgegevens, vermeld in artikel 2.33/4, tweede en derde lid.
Artikel 4.47. ( 01/01/2021 - ... )
De verhuurder dient het verzoek tot overname van de verplichting tot betaling van de huurprijs in bij de VMSW met het formulier dat de VMSW ter beschikking stelt.
Bij het verzoek, vermeld in het eerste lid, worden minstens de volgende documenten gevoegd:
1° de huurovereenkomst;
2° een verklaring op erewoord dat een huurprijs die conform de huurovereenkomst, vermeld in punt 1°, vervallen en verschuldigd is, niet is betaald;
3° een verklaring op erewoord dat de vervallen en verschuldigde huurprijs, vermeld in punt 2°, niet wordt betwist.
Artikel 4.48. ( 25/04/2022 - ... )
§1. De VMSW vraagt aan de woonmaatschappij waarom de huurprijs niet betaald is. Ze doet dat binnen drie werkdagen na de ontvangst van het verzoek tot overname van de verplichting tot betaling van de huurprijs.
Als de woonmaatschappij de verschuldigde huurprijs bewust niet heeft betaald of als de woonmaatschappij niet reageert binnen twee werkdagen na de vraag van de VMSW, vermeld in het eerste lid, onderzoekt de VMSW of ze het verzoek tot overname van de verplichting tot betaling van de huurprijs kan inwilligen en kan overgaan tot betaalbaarstelling. De VMSW betaalt in voorkomend geval de verschuldigde huurgelden binnen drie werkdagen na de melding, vermeld in artikel 4.20, §2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
In andere gevallen dan de gevallen, vermeld in het tweede lid, dringt de VMSW bij de woonmaatschappij aan op een betaling binnen drie werkdagen. Als de woonmaatschappij de verschuldigde huurprijs niet heeft betaald binnen drie werkdagen, onderzoekt de VMSW of ze het verzoek tot overname van de verplichting tot betaling van de huurprijs kan inwilligen en kan overgaan tot betaalbaarstelling. De VMSW betaalt in voorkomend geval de verschuldigde huurgelden binnen drie werkdagen na de melding, vermeld in artikel 4.20, §2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
§2. De VMSW brengt de woonmaatschappij met een beveiligde zending op de hoogte van het onderzoek, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, en van de mogelijke gevolgen van niet-betaling van de verschuldigde huurprijs.
Artikel 4.49. ( 25/04/2022 - ... )
De verhuurder dient het verzoek tot overname van de verplichting tot betaling van de vergoeding van de huurschade in bij de VMSW met het formulier dat de VMSW ter beschikking stelt.
Bij het verzoek, vermeld in het eerste lid, worden minstens de volgende documenten gevoegd:
1° de huurovereenkomst;
2° een afschrift van een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak waaruit blijkt dat de woonmaatschappij verantwoordelijk wordt gesteld voor de betaling van de vergoeding van de huurschade;
3° een verklaring op erewoord dat de verschuldigde vergoeding van de huurschade, vermeld in punt 2°, niet is betaald.
Artikel 4.50. ( 25/04/2022 - ... )
§1. De VMSW vraagt aan de woonmaatschappij waarom de huurschade niet betaald is. Ze doet dat binnen drie werkdagen na de ontvangst van het verzoek tot overname van de verplichting tot betaling van de vergoeding van de huurschade.
Als de woonmaatschappij de vergoeding van de huurschade bewust niet heeft betaald of als de woonmaatschappij niet reageert binnen twee werkdagen na de vraag van de VMSW, vermeld in het eerste lid, onderzoekt de VMSW of ze het verzoek tot overname van de verplichting tot betaling van de vergoeding van de huurschade kan inwilligen en kan overgaan tot betaalbaarstelling. De VMSW betaalt in voorkomend geval de verschuldigde vergoeding van de huurschade binnen drie werkdagen na de melding, vermeld in artikel 4.21, §2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
In andere gevallen dan de gevallen, vermeld in het tweede lid, dringt de VMSW bij de woonmaatschappij aan op een betaling binnen drie werkdagen. Als de woonmaatschappij de verschuldigde vergoeding van de huurschade niet heeft betaald binnen drie werkdagen, onderzoekt de VMSW of ze het verzoek tot overname van de verplichting tot betaling van de verschuldigde vergoeding van de huurschade kan inwilligen en kan overgaan tot betaalbaarstelling. De VMSW betaalt in voorkomend geval de verschuldigde vergoeding van de huurschade binnen drie werkdagen na de melding, vermeld in artikel 4.21, §2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
§2. De VMSW brengt de woonmaatschappij met een beveiligde zending op de hoogte van het onderzoek, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, en van de mogelijke gevolgen van niet-betaling van de verschuldigde huurschade.
Artikel 4.51. ( 01/01/2021 - ... )
Binnen de perken van de daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten kan de minister volgens de voorwaarden, vermeld in boek 5, deel 2, titel 3, hoofdstuk 2, de kosten van de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur geheel of gedeeltelijk ten laste nemen of subsidies verlenen om initiatiefnemers als vermeld in artikel 5.57, tweede en derde lid, in staat te stellen sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of sociale kavels ter beschikking te stellen.
De minister stelt de subsidies ter beschikking van de VMSW. De terbeschikkingstelling aan de VMSW gebeurt op basis van een jaarlijkse uitbetaling van de reële te verlenen subsidies.
De VMSW geeft de subsidies door aan de initiatiefnemers, vermeld in artikel 5.57, tweede en derde lid.
Artikel 4.52. ( 01/01/2021 - ... )
De VMSW bezorgt het agentschap jaarlijks in de maand januari een betalingsplan dat het totale geraamde bedrag aan subsidies bevat die in dat werkingsjaar uitbetaald zullen worden aan de initiatiefnemers, vermeld in artikel 5.57, tweede en derde lid. In het betalingsplan wordt voor elke subsidie het jaar van de meerjaren- en kortetermijnplanning vermeld waarop de verrichting waarvoor de subsidie verleend wordt, betrekking heeft.
De VMSW bezorgt het agentschap jaarlijks in de maand januari een betalingsoverzicht dat het totale werkelijke bedrag aan subsidies bevat die in het voorgaande werkingsjaar uitbetaald zijn aan de initiatiefnemers, vermeld in artikel 5.57, tweede en derde lid. In het betalingsoverzicht wordt voor elke subsidie het jaar van de meerjaren- en kortetermijnplanning vermeld waarop de verrichting waarvoor de subsidie verleend wordt, betrekking heeft.
Artikel 4.53. ( 01/01/2021 - ... )
Bij het begin van elk kwartaal stelt het agentschap 25% van het totale geraamde bedrag aan subsidies op het betalingsplan, vermeld in artikel 4.52, eerste lid, voor het lopende werkingsjaar als voorschot ter beschikking van de VMSW.
Als uit het betalingsoverzicht, vermeld in artikel 4.52, tweede lid, blijkt dat in het voorgaande werkingsjaar een bedrag ter beschikking is gesteld van de VMSW dat hoger of lager is dan het totale werkelijke bedrag aan uitbetaalde subsidies, wordt naargelang het geval het teveel verrekend of het tekort bijgepast bij de eerstvolgende uit te betalen voorschotten, vermeld in het eerste lid.
Artikel 4.53/1. ( 01/03/2024 - ... )
Binnen de perken van de kredieten op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, kan de VMSW op verzoek van een hogeronderwijsinstelling een grond verwerven om een erfpacht te verlenen om basiskoten te realiseren.
De VMSW kan voor doeleinden die te maken hebben met het aanbod van betaalbare studentenhuisvesting, geen zakelijke rechten verwerven op onroerende goederen waarop een hogeronderwijsinstelling een zakelijk recht heeft.
Artikel 4.53/2. ( 01/03/2024 - ... )
§1. Een hogeronderwijsinstelling dient een aanvraag tot grondaankoop als vermeld in artikel 4.53/1, in bij de VMSW.
Bij de aanvraag, vermeld in het eerste lid, voegt de hogeronderwijsinstelling al de volgende gegevens en documenten:
1° de beslissing van de raad van bestuur van de hogeronderwijsinstelling om bij de VMSW een aanvraag tot grondaankoop in te dienen;
2° een rechtsgeldige verkoopbelofte voor alle gronden met de vermelding van de vraagprijs en het voorwerp. Die verkoopbelofte is minstens zes maanden geldig vanaf de aanvraag, vermeld in het eerste lid;
3° de aanwijzing van de gemeente, de straat of de ligging, de kadastrale gegevens en de oppervlakte van de grond die het voorwerp uitmaakt van de aanvraag. De voormelde gegevens worden aangeduid op een kadastraal plan;
4° een projectbeschrijving met minstens de vermelding van de geschatte duurtijd en het minimum aantal te realiseren basiskoten;
5° een verklaring op erewoord dat de aanvrager zal voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel 4.53/3;
6° een beslissing van het college van burgemeester en schepenen dat de gemeente principieel instemt met de realisatie van het project;
7° de gewenste duurtijd van het erfpachtrecht voor de hogeronderwijsinstelling;
8° een verklaring dat de grond of delen ervan geen eigendom zijn van de hogeronderwijsinstelling;
9° als de hogeronderwijsinstelling niet zelf een aanvraag indient, een volmacht waaruit blijkt dat de aanvrager handelt in naam en voor rekening van de hogeronderwijsinstelling.
Binnen vijftien werkdagen na de werkdag waarop de VMSW het aanvraagdossier, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen, bezorgt de VMSW de aanvrager een ontvangstmelding.
Binnen vijftien werkdagen na de werkdag waarop de ontvangstmelding, vermeld in het derde lid, is verstuurd, beoordeelt de VMSW de volledigheid van het aanvraagdossier, vermeld in het tweede lid.
Als het aanvraagdossier conform het tweede lid volledig is, brengt de VMSW de aanvrager daarvan op de hoogte.
Als het aanvraagdossier conform het tweede lid onvolledig is, vraagt de VMSW bij de aanvrager aanvullende documenten of inlichtingen op. De aanvrager bezorgt de VMSW de aanvullende documenten of inlichtingen binnen de termijn die de VMSW bepaalt. Binnen vijftien werkdagen na de werkdag waarop de VMSW de aanvullende documenten of inlichtingen heeft ontvangen, bezorgt de VMSW de aanvrager een ontvangstmelding.
Binnen tien werkdagen nadat de VMSW de volledigheid van het aanvraagdossier heeft beoordeeld, verzoekt de VMSW de Vlaamse Belastingdienst om een schattingsverslag van de grond op te maken.
§2. De aanvraag tot grondaankoop, vermeld in paragraaf 1, wordt voorgelegd aan de raad van bestuur van de VMSW, als de onderhandelde verkoopprijs niet hoger ligt dan de schattingsprijs uit het schattingsverslag, vermeld in paragraaf 1, zevende lid.
De raad van bestuur van de VMSW beslist over de aanvraag tot grondaankoop, vermeld in paragraaf 1, en bepaalt in overleg met de hogeronderwijsinstelling de duurtijd van het erfpachtrecht en de erfpachtcanon.
De eerste werkdag na de beslissing van de raad van bestuur van de VMSW, vermeld in het tweede lid, brengt de VMSW de aanvrager op de hoogte van die beslissing.
Artikel 4.53/3. ( 01/03/2024 - ... )
Minimaal 80% van de nettovloeroppervlakte van het gebouw wordt functioneel aangewend als basiskot, gemeenschappelijke ruimte of technische ruimte. De nettovloeroppervlakte van de delen van het gebouw waarvoor de vergunningverlenende overheid een andersoortig functioneel gebruik verplicht, telt niet mee voor de berekening van het voormelde percentage.
In het eerste lid wordt verstaan onder:
1° nettovloeroppervlakte: de som van de vloeroppervlakten die wordt gemeten tussen de begrenzende constructiedelen. De oppervlakte wordt gemeten tussen de muren, zonder de constructiedikte van de wanden en zonder rekening te houden met de plinten. De vloeroppervlakte die wordt ingenomen door leidingen, radiatoren en andere verwarmingselementen, kastenwanden en aanverwante elementen, behoort tot de nettovloeroppervlakte en wordt dus niet in mindering gebracht;
2° technische ruimte: alle ruimtes die hoofdzakelijk voorzien in installaties die noodzakelijk zijn voor het functioneren van een gebouw.
Artikel 4.53/4. ( 01/03/2024 - ... )
De hogeronderwijsinstelling verhuurt de basiskoten die zijn gerealiseerd op een onroerend goed van de VMSW dat aan de hogeronderwijsinstelling via een erfpachtconstructie ter beschikking is gesteld, aan studenten conform de voorwaarden uit het beleidsplan, vermeld in artikel IV.43 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, om het werkveld huisvesting, vermeld in artikel II.348, eerste lid, 2°, van de voormelde codex, te realiseren.
Artikel 4.53/5. ( 01/03/2024 - ... )
Om de vergoeding, vermeld in artikel 3.176 van het Burgerlijk Wetboek, te bepalen, doet de VMSW een beroep op een schatter-onderhandelaar van de Vlaamse Belastingdienst die bevoegd is voor schattingen.
Artikel 4.53/6. ( 01/03/2024 - ... )
De hogeronderwijsinstelling rapporteert over de naleving van de erfpachtovereenkomst aan de bevoegde commissaris van de Vlaamse Regering, vermeld in artikel IV.96 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013. De VMSW zal met het oog op het uitvoeren van het toezicht met het college van regeringscommissarissen, vermeld in artikel IV.103 van de voormelde codex, over de concrete werkwijze een samenwerkingsprotocol sluiten.
Artikel 4.53/7. ( 31/07/2024 - ... )
Binnen de perken van de kredieten op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, kan de VMSW op verzoek van een woonmaatschappij een grond verwerven om een erfpacht te verlenen om basiskoten te realiseren.
Artikel 4.53/8. ( 31/07/2024 - ... )
§1. Een woonmaatschappij dient een aanvraag tot grondaankoop als vermeld in artikel 4.53/7, in bij de VMSW.
Bij de aanvraag, vermeld in het eerste lid, voegt de woonmaatschappij al de volgende gegevens en documenten:
1° de beslissing van de raad van bestuur van de hogeronderwijsinstelling om de woonmaatschappij te verzoeken een aanvraag tot grondaankoop in te dienen en om de te realiseren basiskoten in te huren van de woonmaatschappij conform artikel 5.45/3;
2° een rechtsgeldige verkoopbelofte voor alle gronden met de vermelding van de vraagprijs en het voorwerp. Die verkoopbelofte is minstens drie maanden geldig vanaf de aanvraag, vermeld in het eerste lid;
3° de aanwijzing van de gemeente, de straat of de ligging, de kadastrale gegevens en de oppervlakte van de grond die het voorwerp uitmaakt van de aanvraag. De voormelde gegevens worden aangeduid op een kadastraal plan;
4° een projectbeschrijving met minstens de vermelding van de geschatte duurtijd en het minimum aantal te realiseren basiskoten;
5° een beslissing van het college van burgemeester en schepenen dat de gemeente principieel instemt met de realisatie van het project;
6° een schattingsverslag van de grond, opgemaakt door de Vlaamse Belastingdienst;
7° de gewenste duurtijd van het erfpachtrecht voor de woonmaatschappij;
8° een verklaring dat de grond of delen ervan geen eigendom zijn van de hogeronderwijsinstelling.
Binnen vijftien werkdagen na de werkdag waarop de VMSW het aanvraagdossier, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen, bezorgt de VMSW de aanvrager een ontvangstmelding.
Binnen vijftien werkdagen na de werkdag waarop de ontvangstmelding, vermeld in het derde lid, is verstuurd, beoordeelt de VMSW de volledigheid van het aanvraagdossier, vermeld in het tweede lid.
Als het aanvraagdossier conform het tweede lid volledig is, brengt de VMSW de aanvrager daarvan op de hoogte.
Als het aanvraagdossier conform het tweede lid onvolledig is, vraagt de VMSW bij de aanvrager aanvullende documenten of inlichtingen op. De aanvrager bezorgt de VMSW de aanvullende documenten of inlichtingen binnen de termijn die de VMSW bepaalt. Binnen vijftien werkdagen na de werkdag waarop de VMSW de aanvullende documenten of inlichtingen heeft ontvangen, bezorgt de VMSW de aanvrager een ontvangstmelding.
§2. De aanvraag tot grondaankoop, vermeld in paragraaf 1, wordt voorgelegd aan de raad van bestuur van de VMSW, als de onderhandelde verkoopprijs niet hoger ligt dan de schattingsprijs uit het schattingsverslag, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 6°.
De raad van bestuur van de VMSW beslist over de aanvraag tot grondaankoop, vermeld in paragraaf 1, en bepaalt in overleg met de woonmaatschappij de duurtijd van het erfpachtrecht en de erfpachtcanon.
De eerste werkdag na de beslissing van de raad van bestuur van de VMSW, vermeld in het tweede lid, brengt de VMSW de aanvrager op de hoogte van die beslissing.
Artikel 4.53/9. ( 31/07/2024 - ... )
Om de vergoeding, vermeld in artikel 3.176 van het Burgerlijk Wetboek, te bepalen, doet de VMSW een beroep op een schatter-onderhandelaar van de Vlaamse Belastingdienst die bevoegd is voor schattingen.
Artikel 4.54. ( 25/04/2022 - ... )
In deze afdeling wordt onder referentiedatum verstaan: de datum waarop de raad van bestuur van de VMSW ingestemd heeft met de verkoop.
Artikel 4.55. ( 01/01/2023 - ... )
De VMSW kan onroerende goederen verkopen, in erfpacht afstaan of er een recht van opstal op verlenen volgens de voorwaarden, vermeld in de Vlaamse Codex Wonen van 2021, in deze afdeling en in bijlage 9 of 12, die bij dit besluit zijn gevoegd.
In afwijking van het eerste lid zijn de bepalingen van deze afdeling en van voormelde bijlage niet van toepassing op de woningen die gefinancierd worden door het Financieringsfonds of door Vlabinvest apb.
Artikel 4.56. ( 25/04/2022 - ... )
§1. Bij de vrijwillige verkoop van sociale huurwoningen aan de zittende huurder wordt de kandidaat-koper als woonbehoeftig beschouwd als hij op de referentiedatum aan al de volgende voorwaarden voldoet:
1° hij of een van zijn gezinsleden heeft geen woning of perceel, bestemd voor woningbouw, volledig of gedeeltelijk in volle eigendom;
2° hij of een van zijn gezinsleden heeft geen volledig of gedeeltelijk recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw;
3° hij of een van zijn gezinsleden heeft geen woning die of perceel, bestemd voor woningbouw, dat volledig of gedeeltelijk in erfpacht of opstal is gegeven;
4° hij of een van zijn gezinsleden heeft geen woning die of perceel, bestemd voor woningbouw, dat hij of een van zijn gezinsleden zelf volledig of gedeeltelijk in vruchtgebruik heeft gegeven;
5° hij of een van zijn gezinsleden is geen zaakvoerder, bestuurder of aandeelhouder van een vennootschap waarin hij zakelijke rechten als vermeld in punt 1° tot en met 4°, heeft ingebracht.
Met behoud van de toepassing van het derde lid worden voor de toepassing van het eerste lid de gezinsleden die de sociale huurwoning niet mee zullen bewonen, niet mee in aanmerking genomen.
In afwijking van het eerste lid, 1° tot en met 4°, kan de kandidaat-koper als woonbehoeftig beschouwd worden als:
1° hij samen met zijn echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoont, zijn feitelijke partner, zijn ex-echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoonde of zijn ex-feitelijkepartner een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, volledig in volle eigendom heeft als die persoon de sociale huurwoning niet mee zal bewonen;
2° hij samen met zijn echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoont, zijn feitelijke partner, zijn ex-echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoonde of zijn ex-feitelijkepartner een volledig recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik heeft op een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, als die persoon de sociale huurwoning niet mee zal bewonen;
3° hij samen met zijn echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoont, zijn feitelijke partner, zijn ex-echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoonde of zijn ex-feitelijkepartner een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, volledig in erfpacht, opstal of vruchtgebruik heeft gegeven, als die persoon de sociale huurwoning niet mee zal bewonen;
4° hij of een van zijn gezinsleden een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, ten kosteloze titel gedeeltelijk in volle eigendom heeft verworven;
5° hij of een van zijn gezinsleden een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw gedeeltelijk ten kosteloze titel heeft verworven;
6° hij of een van zijn gezinsleden een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, waarop een recht van erfpacht of opstal is gegeven, gedeeltelijk ten kosteloze titel heeft verworven.
Als het derde lid van toepassing is, moet de kandidaat-koper of, in voorkomend geval, een van zijn gezinsleden een jaar na het verlijden van de aankoopakte van de woning voldoen aan de onroerende bezitsvoorwaarde, vermeld in het eerste lid. Als ze daarvoor gegronde redenen kunnen aanvoeren, kunnen ze de verkoper verzoeken om die termijn van een jaar te verlengen. Als de koper of, in voorkomend geval, een van zijn gezinsleden niet voldoet aan de onroerende bezitsvoorwaarde na een jaar of, in voorkomend geval, de verlengde termijn, wordt de koopovereenkomst van rechtswege ontbonden.
§2. De kandidaat-koper, vermeld in paragraaf 1, kan bewijzen dat hij voldoet aan de onroerende bezitsvoorwaarden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, met een verklaring op erewoord voor de onroerende goederen in het buitenland.
§3. De onroerende bezitsvoorwaarden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, zijn niet van toepassing als:
1° de woning overbewoond verklaard is of als dusdanig geadviseerd is conform boek 3, deel 6, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° de andere woning onbewoonbaar verklaard is met toepassing van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet, of als de woning onbewoonbaar verklaard is of als dusdanig geadviseerd is conform artikel 3.12 van de voormelde codex;
3° de woning in een ruimtelijke bestemmingszone in België ligt waar wonen niet toegestaan is.
In het geval, vermeld in het eerste lid, 1°, voldoet de koper binnen een jaar vanaf de datum waarop de aankoopakte verleden is aan de onroerende bezitsvoorwaarden, vermeld in paragraaf 1. Als de koper daarvoor gegronde redenen kan aanvoeren, kan hij de verkoper verzoeken om de vermelde termijn van een jaar te verlengen.
De koper kan ook, binnen een termijn van een jaar vanaf de datum waarop de aankoopakte verleden is, de woning voor twintig jaar, in ruil voor een periodieke vergoeding, bij authentieke akte ter beschikking stellen van een sociale woonorganisatie. Alle kosten die verbonden zijn aan die keuzes, zijn ten laste van de koper.
In het geval, vermeld in het eerste lid, 2°, moet de kandidaat-koper de woning slopen of de bestemming ervan wijzigen binnen een termijn van een jaar vanaf de datum waarop de aankoopakte verleden is.
Als de koper binnen de bepaalde termijn niet heeft voldaan aan de vereisten, vermeld in deze paragraaf, is de verkoop van rechtswege ontbonden.
De uitzonderingsregel bepaald in deze paragraaf kan maar één keer voor dezelfde personen worden toegepast en is niet van toepassing op woningen met een kadastraal inkomen van meer dan 2.000 euro na indexatie.
§4. Met betrekking tot de verkoop van sociale huurwoningen met toepassing van artikel 43 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zoals van kracht vóór 24 april 2017, wordt de kandidaat-koper beschouwd als woonbehoeftig als hij voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 43, §1, eerste lid, 3°, van het voormelde decreet, zoals van kracht vóór 24 april 2017.
Artikel 4.57. ( 01/01/2021 - ... )
Sociale huurwoningen worden verkocht door de VMSW conform het reglement betreffende de verkoop van sociale huurwoningen, dat is opgenomen in bijlage 9, die bij dit besluit is gevoegd.
Artikel 4.58. ( 01/01/2021 - ... )
§1. In dit artikel wordt onder de bevoegde overheden en instellingen verstaan:
1° het Rijksregister van de natuurlijke personen, vermeld in artikel 1 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;
2° de instellingen van de sociale zekerheid, vermeld in artikel 1 en 2, eerste lid, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en de personen waartoe het netwerk van de sociale zekerheid met toepassing van artikel 18 van de voormelde wet wordt uitgebreid;
3° de Federale Overheidsdienst Financiën;
4° het intern verzelfstandigd agentschap Informatie Vlaanderen, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016 houdende de oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Informatie Vlaanderen, de bepaling van diverse maatregelen voor de ontbinding zonder vereffening van het AGIV, de regeling van de overdracht van de activiteiten en het vermogen van het AGIV aan het agentschap Informatie Vlaanderen en de vaststelling van de werking, het beheer en de boekhouding van het Eigen Vermogen Informatie Vlaanderen.
§2. Met behoud van de toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens, namelijk de regelgeving die specifiek van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze in voorkomend geval op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd, vraagt de VMSW bij de bevoegde overheden en instellingen en bij de lokale besturen de noodzakelijke documenten of gegevens over de voorwaarden en de verplichtingen, vermeld in deze afdeling, op.
§3. Voor de uitvoering van de bepalingen van deze afdeling doet de VMSW een beroep op informatie die de bevoegde overheden of instellingen haar elektronisch kunnen bezorgen. Als op die manier geen of onvoldoende gegevens worden verkregen, wordt de kandidaat-koper of koper gevraagd de nodige gegevens te bezorgen. Als via de verkregen informatie van de bevoegde overheden of instellingen blijkt dat de kandidaat-koper of koper niet meer voldoet aan de voorwaarden en de verplichtingen, vermeld in deze afdeling, wordt die vaststelling meegedeeld aan de kandidaat-koper of koper. Die kan dan binnen een termijn van vijftien kalenderdagen na de mededeling reageren.
§4. De VMSW coördineert de elektronische gegevensstromen en elektronische informatie-uitwisseling tussen de diverse actoren, vermeld in deze afdeling. Alle elektronische gegevens mogen in dat kader via de VMSW uitgewisseld worden. De VMSW mag de gegevens ook gebruiken voor statistische verwerking en mag ze ter beschikking stellen van de andere entiteiten van het beleidsdomein Omgeving voor statistische verwerking. De VMSW benoemt een functionaris voor gegevensbescherming als vermeld in artikel 37 van de algemene verordening gegevensbescherming.
Artikel 4.59. ( 25/04/2022 - ... )
In deze afdeling wordt verstaan onder :
1° begeleidingscommissie : het orgaan binnen de VMSW dat de financiële situatie van de woonmaatschappijen opvolgt en, in overleg met de betrokken woonactoren, de woonactor met een zwakke financiële situatie begeleidt en ondersteunt in hun traject naar een structureel gezonde financiële situatie;
2° leningsovereenkomst : een overeenkomst waarbij de VMSW voor de ontlener een maximaal op te nemen leningsbedrag bepaalt waarvan de contractuele bepalingen in overeenstemming zijn met deze afdeling en met het besluit dat krachtens artikel 4.62 is vastgesteld.
Artikel 4.60. ( 31/07/2024 - ... )
Deze afdeling is van toepassing op de volgende leningen die de VMSW toekent :
1° een lening die bestemd is om een of meer sociale woonprojecten, als vermeld in artikel 1.3, § 1, eerste lid, 70°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, of basiskoten, en die bestemd is voor woonmaatschappijen, volledig of gedeeltelijk te financieren;
2° een lening, die geen lening is als vermeld in punt 1° en die bestemd is voor woonmaatschappijen om verrichtingen, als vermeld in artikel 4.48, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, volledig of gedeeltelijk te financieren. In bijzondere gevallen kan die lening gebruikt worden om oudere leningen te herfinancieren. De VMSW motiveert en verduidelijkt dat in de leningsovereenkomst;
3° een lening voor de overdracht van onroerende goederen bij de vorming van woonmaatschappijen, vermeld in artikel 4.38, § 4 en § 5, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en artikel 209, § 3, van het decreet van 9 juli 2021 houdende de wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen;
4° een lening aan hogeronderwijsinstellingen om basiskoten te realiseren, vermeld in artikel 4.17, eerste lid, 8°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
In het eerste lid, 1°, wordt verstaan onder sociaal woonproject : een woonproject is overeenkomstig artikel 1.3, § 1, eerste lid, 70°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 sociaal als het de realisatie van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of sociale kavels, met inbegrip van eventuele gemeenschappelijke voorzieningen en bescheiden huurwoningen betreft.
In het tweede lid wordt verstaan onder gemeenschappelijke voorzieningen : de voorzieningen voor sociale huurders of kopers. Gemeenschappelijke voorzieningen hebben een beperkter doelpubliek dan gemeenschapsvoorzieningen die niet alleen voor sociale huurders of kopers bestemd zijn. Gemeenschapsvoorzieningen vallen niet onder gemeenschappelijke voorzieningen en maken dus geen deel uit van het sociaal woonproject.
Artikel 4.61. ( 01/01/2023 - ... )
Deze afdeling is niet van toepassing op de leningen die verstrekt worden aan particulieren, vermeld in artikel 5.58 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Artikel 4.62. ( 01/03/2024 - ... )
Op voorstel van de raad van bestuur van de VMSW legt de minister, bevoegd voor het woonbeleid, de voorwaarden voor de toekenning en uitbetaling van de leningen die de VMSW verstrekt en voor de terugbetaling ervan, vast.
Het besluit dat krachtens het eerste lid is vastgesteld, legt de voorwaarden vast voor de toekenning, de uitbetaling en de terugbetaling van de leningen die de VMSW verstrekt, vermeld in :
1° artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 houdende regeling tot de toekenning van subsidies aan de Vlaamse huisvestingsmaatschappij voor de financiering van haar investeringsprogramma;
2° artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 houdende de financiering van de sociale huisvestingsmaatschappijen voor de realisatie van sociale huurwoningen en de daaraan verbonden werkingskosten;
3° artikel 87, § 2, van het Financieringsbesluit van 21 december 2012, zoals van kracht voor de inwerkingtreding van dit besluit;
4° artikel 4.43, 4.74, 5.44 en artikel 5.76, derde en vierde lid, van dit besluit.
5° artikel 4.155/1 en artikel 4.155/2 van dit besluit;
6° artikel 4.16/1 van dit besluit.
Het besluit dat krachtens het eerste lid is vastgesteld, legt alle voorwaarden vast van de marktconforme leningen die geen lening zijn als vermeld in het tweede lid, en die bestemd zijn voor de volledige of gedeeltelijke financiering van verrichtingen, vermeld in artikel 4.48, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Het besluit dat krachtens het eerste lid is vastgesteld, stelt de volgende elementen vast :
1° voor de aangerekende rentevoet : de berekeningswijze van de referentie en hoe de eventuele marge wordt vastgesteld;
2° de berekeningsbasis van de eventuele interesten;
3° andere mogelijke modaliteiten die samenhangen met de rentevoet of de interesten, zoals de periodiciteit van de interestbetalingen of de betaling van verwijlinteresten;
4° de voorwaarden van waarborgverstrekking;
5° commissies en andere kosten;
6° de eventuele wederbeleggingsvergoeding;
7° de modaliteiten van een geldopname bij de VMSW;
8° de terugbetalingsmodaliteiten.
Artikel 4.63. ( 01/01/2021 - ... )
De raad van bestuur van de VMSW kan, als de financiële toestand en vooruitzichten van de VMSW dat toelaten, bij algemene maatregel voor een bepaald leningstype kortingen toestaan tot een bepaalde rentevoet, eventueel voor een beperkte periode of voor een bepaald type ontlener. De modaliteiten om die kortingen toe te staan, worden bepaald in gezamenlijk overleg tussen de Vlaamse minister, bevoegd voor het woonbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid.
Artikel 4.64. ( 25/04/2022 - ... )
Om de belangen van de woonmaatschappijen die bij de VMSW eigen middelen in beheer hebben, te waarborgen, adviseert de commissie beheer rekening-courant die is opgericht ter uitvoering van artikel 4.38, de raad van bestuur van de VMSW over voorstellen om de referentie aan te passen of vast te leggen en de eventuele marges die de rentevoet bepalen, vermeld in artikel 4.62, vierde lid, 1°, of de kortingen, vermeld in artikel 4.63.
Artikel 4.65. ( 01/01/2023 - ... )
De VMSW kan om de volgende redenen een aangevraagde lening weigeren :
1° met toepassing van artikel 2.33/10, als de financiële situatie of vooruitzichten van de ontlener dat niet toelaten;
2° met toepassing van artikel 2.33/20;
3° als de aangevraagde financiering de realisatie van het sociale woonaanbod van de ontlener in gevaar brengt;
4° als de VMSW zich geen beeld kan vormen van de financiële situatie of de financiële vooruitzichten van de ontlener;
5° als de VMSW een negatieve kredietwaardigheidsbeoordeling geeft.
De VMSW motiveert elke weigering als vermeld in het eerste lid.
Artikel 4.66. ( 25/04/2022 - ... )
Na overleg met de ontlener stelt de VMSW het definitieve leningsbedrag vast als ze een lening toestaat. Daarbij houdt het definitieve leningsbedrag rekening met het maximale subsidiabele bedrag, vermeld in artikel 4.155/1, 4.155/2, 5.38, § 1, artikel 5.39, eerste lid, artikel 5.40, § 1, artikel 5.41, § 1, artikel 5.42, § 1, eerste lid, en artikel 5.63, § 1 en § 2.
Artikel 4.67. ( 01/01/2021 - ... )
De ontlener kan een lening volledig of gedeeltelijk vervroegd terugbetalen conform de voorwaarden, vermeld in het besluit dat krachtens artikel 4.62 is vastgesteld. Bij een verplichte volledige of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling is er geen wederbeleggingsvergoeding of financieel verlies verschuldigd.
Bij een volledige of gedeeltelijke vrijwillige vervroegde terugbetaling van een marktconforme lening rekent de VMSW, als dat van toepassing is, een wederbeleggingsvergoeding of financieel verlies aan. De wederbeleggingsvergoeding of het financiële verlies wordt altijd aangerekend als de VMSW de onmiddellijke vervroegde terugbetaling eist met toepassing van artikel 4.68.
De VMSW maakt een afrekening van de wederbeleggingsvergoeding of het financiële verlies op grond van al de volgende gegevens :
1° bedrag : het kapitaalbedrag op de vervaldag in kwestie;
2° duur : de periode die begint op de datum van de vervroegde terugbetaling en die eindigt op de vervaldag in hoofdsom;
3° interestvoet : verschil tussen de interestvoet van de lening en de interestvoet op de interbankenmarkt voor een belegging met dezelfde kenmerken;
4° actualisatie : het aldus verkregen resultaat zal worden geactualiseerd op grond van de interestvoet van de belegging.
De wederbeleggingsvergoeding of het financiële verlies op de terugbetaling wordt berekend met de volgende formule :
som [(bedragj * (R - OLOj) * (duurj/360))/(1 + OLOj) ^ (duur/360)], waarbij :
1° J : de dagindex van de verschillende vervaldagen in kapitaal tussen de vervroegde terugbetaling en de eindvervaldag;
2° R : de interestvoet van de lening;
3° OLOj : de marktreferentierente voor dezelfde duur als die vervaldag j (als marktreferentie worden voor j > 1 jaar de OLO-referentietarieven van de voorafgaande werkdag genomen zoals die gepubliceerd zijn op de website van de Nationale Bank Van België via de Belgostat - Online Database en voor j <= 1 jaar de Euribor-rentevoeten zoals die gepubliceerd zijn op Reuters pagina EURIBOR01) Als die Euribor-rentevoet niet bestaat voor vervaldag j, wordt hij berekend door lineaire interpolatie;
4° duurj : het aantal dagen tussen de vervroegde terugbetaling en dag j;
5° bedragj : de aflossing in kapitaal op dag j (initiële aflossingstabel) - aflossing in kapitaal op dag j (nieuwe aflossingstabel).
De afrekening van de wederbeleggingsvergoeding of het financiële verlies kan niet negatief zijn en bedraagt maximaal zes maanden interest op het kapitaal dat vervroegd wordt terugbetaald.
Artikel 4.68. ( 01/01/2023 - ... )
De VMSW kan in de volgende gevallen de onmiddellijke vervroegde terugbetaling eisen van toegestane leningen :
1° de ontlener gebruikt de lening niet voor de verrichting waarvoor ze is bestemd, als vermeld in artikel 4.60;
2° de ontlener voldoet niet meer aan de verplichtingen vermeld in het besluit dat krachtens artikel 4.62 is vastgesteld, of in de leningsovereenkomst;
3° de ontlener heeft het onroerend goed dat gefinancierd wordt met de lening, zonder toestemming van de VMSW, bezwaard met een hypotheek ten gunste van een derde die geen overheid is;
4° er is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2.33/20, tweede lid;
5° de erkenningen die bij of krachtens de Vlaamse Codex Wonen van 2021 aan de ontlener zijn verleend, nemen een einde doordat ze worden ingetrokken of op een andere manier.
De VMSW motiveert haar eis tot vervroegde terugbetaling. De VMSW brengt de ontlener op de hoogte van de eis. De ontlener kan met een beveiligde zending binnen een maand na de dag waarop hij de voormelde kennisgeving heeft ontvangen, een weerwoord geven.
De ontlener is van rechtswege verplicht alle verschuldigde bedragen in kapitaal en interest voor alle aangegane leningen onmiddellijk terug te betalen aan de VMSW, als hij zijn erkenning verliest.
Artikel 4.69. ( 01/01/2021 - ... )
Als VMSW de rechten, vermeld in artikel 4.68, eerste lid, tijdelijk niet uitoefent, houdt dat geen rechtsafstand of verzaking in van een of meer van die rechten of van andere rechten.
Artikel 4.70. ( 01/01/2021 - ... )
De ontlener brengt de VMSW meteen op de hoogte van alle informatie die relevant is voor een correct beeld van zijn huidige en toekomstige financiële en juridische situatie. Daaronder valt ook de informatie die noodzakelijk om de regelgeving over de leningen die verstrekt worden, correct toe te passen.
Om te voldoen aan de verplichting, vermeld in het eerste lid, bezorgt de ontlener aan de VMSW :
1° informatie over elke omstandigheid en elke handeling, vermeld in artikel 4.68, eerste lid, van dit besluit;
2° informatie over elke wijziging van zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid, maatschappelijke zetel of exploitatiezetels of over de creatie van bijkomende exploitatiezetels;
3° als de VMSW dat vraagt, informatie over zijn huidige en toekomstige inkomsten en uitgaven die relevant zijn om financiële analyses en prognoses over de ontlener op te maken;
4° als de VMSW dat vraagt, een kopie van de boekhoudstaten van de ontlener die zijn opgesteld conform artikel III.82 tot en met III.95 van het Wetboek van Economisch Recht.
Artikel 4.71. ( 01/01/2021 - ... )
De VMSW kan op elk moment en zonder dat het akkoord van de ontlener vereist is, al zijn rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de leningsovereenkomst, of een gedeelte ervan, overdragen aan een derde, op voorwaarde dat het niet resulteert in extra kosten voor de ontlener.
Als de ontlener fusioneert met een vennootschap die gerechtigd is leningen te krijgen van de VMSW, neemt de overnemende vennootschap of de vennootschap die uit de fusie ontstaat van rechtswege alle rechten en verplichtingen over die voortvloeien uit de leningsovereenkomst.
De ontlener mag geen van zijn rechten of verplichtingen die voortvloeien uit een leningsovereenkomst met de VMSW overdragen, aan een derde zonder het voorafgaande schriftelijke akkoord van de VMSW.
Artikel 4.72. ( 01/01/2021 - ... )
Eventuele belastingen, taksen en voorheffingen die verschuldigd zijn op de interesten en aflossingen van de lening, zijn ten laste van de VMSW.
Artikel 4.73. ( 01/01/2021 - ... )
De leningsovereenkomst die is gesloten met de VMSW en alles wat daaruit voortvloeit, met inbegrip van de geldigheid en de uitvoering, valt onder de Belgische wetgeving. Bij betwisting of geschillen zijn alleen de rechtbanken in Brussel bevoegd.
Artikel 4.74. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.75. ( 25/04/2022 - ... )
§ 1. Aan een woonmaatschappij kan de VMSW een lening toekennen om tijdelijke liquiditeitstekorten op te vangen.
Bij de leningsaanvraag toont de woonmaatschappij het tijdelijke karakter van de liquiditeitstekorten aan.
§ 2. De raad van bestuur van de VMSW bepaalt de modaliteiten van de verstrekte lening.
§ 3. Woonmaatschappijen waaraan de lening wordt verstrekt, worden minimaal voor de duur van de lening begeleid door de begeleidingscommissie.
Artikel 4.76. ( 19/04/2025 - ... )
De woonmaatschappijen betalen een beheersvergoeding voor de financiële dienstverlening van de VMSW.
Elke woonmaatschappij doet daarvoor een basisbijdrage van 50.000 euro. De VMSW stelt daarnaast jaarlijks een marge vast die wordt aangerekend op het openstaand kapitaal van de leningen die zijn afgesloten conform artikel 5.44, §2. De marge bedraagt maximaal 50 basispunten. De VMSW stelt de marge zo vast dat het totale geïnde bedrag aan basisbijdragen en marge het richtcijfer 17.023.000 euro benadert.
De basisbijdrage en het richtcijfer, vermeld in het tweede lid, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex van de maand juni van het voorgaande jaar, met als basis het gezondheidsindexcijfer van 121,02 van juni 2022 (basis 2013).
In afwijking van het tweede lid kunnen de minister van wonen en de minister van begroting beslissen dat de VMSW een ander richtcijfer hanteert dan het richtcijfer vermeld in het tweede lid, jaarlijks aangepast conform het derde lid, voor de vaststelling van de marge. De minister van wonen en de minister van begroting winnen hiervoor advies in bij de woonmaatschappijen.
De VMSW rekent de basisbijdrage aan op 1 januari en de marge op leningen op de vervaldagen van de leningen in kwestie. De VMSW haalt de overeenkomstige bedragen ambtshalve van de rekening-courant van de woonmaatschappij. De woonmaatschappijen krijgen jaarlijks een toelichting bij de toegepaste marge en de geïnde bedragen.
Artikel 4.77. ( 01/01/2024 - ... )
De woonmaatschappijen financieren het Solidariseringsfonds, vermeld in artikel 4.46/1/1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, met een jaarlijkse toelage die wordt berekend als een percentage van de theoretische huurinkomsten, vermeld in artikel 5.75, §1, eerste en tweede lid, van dit besluit. De VMSW stelt het percentage vast zodat het totale geïnde bedrag de meerkosten benadert die voortvloeien uit de hervorming van de huursubsidie voor huurders van ingehuurde sociale woningen door het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2023 tot wijziging van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, wat betreft de sociale huurprijsberekening en huursubsidie voor huurders van ingehuurde sociale woningen. De VMSW neemt de overeenkomstige bedragen ambtshalve van de rekening-courant van de woonmaatschappijen en stort die in het Solidariseringsfonds.
De VSMW stort de financiële middelen binnen het Solidariseringsfonds, vermeld in het eerste lid, door naar het Vlaamse Gewest.
Artikel 4.78. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.79. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.80. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.81. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.82. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.83. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.84. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.85. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.86. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.87. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.88. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.89. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.90. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.91. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.92. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.93. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 4.94. ( 01/01/2021 - ... )
Binnen de VMSW wordt een fonds opgericht dat de financiële stromen bevat die worden bepaald in gezamenlijk overleg tussen de minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen.
Met toepassing van artikel 4.33 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 kan een toelage worden verleend die afhankelijk is van de resultaatsberekening van het fonds, vermeld in het eerste lid.
De bij de berekening van het resultaat van het fonds, vermeld in het eerste lid, in rekening te brengen componenten en de rapporteringsvereisten worden bepaald in gezamenlijk overleg tussen de minister en de Vlaamse minister van financiën en begrotingen.
Artikel 4.95. ( 01/01/2021 - ... )
De minister kan de VMSW machtigen om roerende en onroerende giften en legaten te aanvaarden.
Artikel 4.95/1. ( 25/04/2022 - ... )
In deze titel wordt verstaan onder beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen:
1° een aangetekende brief;
2° een afgifte tegen ontvangstbewijs;
3° een elektronische aangetekende zending;
4° een e-mail met ontvangstbevestiging;
5° elke andere betekeningswijze dan de betekeningswijzen, vermeld in punt 1° tot en met 4°, die de minister bepaalt, waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld.
Artikel 4.96 ( 25/04/2022 - ... )
Onder de voorwaarden, vermeld in artikel 4.36, § 2, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en in artikel 4.97 van dit besluit, en volgens de procedure, vermeld in deze onderafdeling, kan de minister vennootschappen erkennen als woonmaatschappij.
Artikel 4.97. ( 25/04/2022 - ... )
Met behoud van de toepassing van de voorwaarden, vermeld in artikel 4.36, § 2, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, zijn vennootschappen voldoende actief in hun werkingsgebied om als woonmaatschappij erkend te worden en te blijven.
Artikel 4.97/1. ( 03/12/2022 - ... )
Overeenkomstig artikel 4.38, §1, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, kan de minister beslissen om een uitzondering als vermeld in dat artikel toe te staan, in geval van een gemotiveerd verzoek van de vennootschap bij de erkenningsaanvraag, vermeld in artikel 4.98, of in geval van een gemotiveerd verzoek bij de aanvraag tot voorafgaande goedkeuring van de wijziging van de statuten, vermeld in artikel 4.102, §1.
De uitzondering, vermeld in het eerste lid, voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze heeft een tijdelijk karakter;
2° ze brengt de toegankelijkheid en bereikbaarheid voor de kandidaat-sociale huurders, sociale huurders en andere belanghebbenden niet in het gedrang;
3° ze is noodzakelijk voor de continuïteit van de dienstverlening.
Artikel 4.98. ( 03/12/2022 - ... )
§ 1. De vennootschappen, vermeld in artikel 4.96, dienen hun aanvraag tot erkenning als woonmaatschappij met een beveiligde zending in bij het agentschap.
Het aanvraagdossier bevat de gegevens en de stukken waaruit blijkt dat voldaan is aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4.96 van dit besluit. Het aanvraagdossier bevat de volgende gegevens en stukken:
1° het ontwerp van statuten, opgesteld volgens de modelstatuten, vermeld in artikel 4.101 van dit besluit, en, in voorkomend geval, het ontwerp van intern reglement;
2° een toelichting en, in voorkomend geval, bewijsstukken over:
a) het werkingsgebied waarvoor een erkenning als woonmaatschappij wordt aangevraagd;
b) de activiteiten buiten het werkingsgebied in een overzicht met duiding erbij;
c) de wijze waarop een voldoende laagdrempelige bereikbaarheid voor de doelgroep wordt gewaarborgd;
d) de aandeelhouders van de vennootschap, met inbegrip van het aantal aandelen dat ze elk bezitten en de stemrechten die aan die aandelen zijn verbonden;
e) het sociaal woonpatrimonium waarover de vennootschap beschikt, hetzij als houder van een zakelijk recht, hetzij als verhuurster van woningen ingehuurd overeenkomstig artikel 4.40,4° VCW, binnen het werkingsgebied in een overzicht;
f) de expertise en kennis op het vlak van sociale verhuuractiviteiten en sociale huisvesting;
g) de personeelsformatie;
h) de wijze waarop wordt voldaan of zal worden voldaan aan de vereiste, vermeld in artikel 4.46/2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
i) de inschrijvings- en toewijzingsprocedure en het interne huurreglement;
j) de huurdersbegeleiding en -participatie;
k) de lokale netwerkvorming, de lokale inbedding en verankering, gestaafd met een advies van de lokale besturen in het werkingsgebied;
l) de interne controle;
m) het debiteurenreglement;
3° een financieel plan dat de financiële leefbaarheid van de woonmaatschappij voor de komende tien jaar aantoont. Daarbij wordt rekening gehouden met het patrimonium dat de woonmaatschappij verworven heeft of verworven zal hebben conform artikel 209, § 3, van het decreet van 9 juli 2021 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen of conform artikel 4.38, § 4 tot en met § 7, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Dat financiële plan voldoet aan al de volgende voorwaarden:
a) het voorspelt de geldstromen en de liquide middelen van de woonmaatschappij over een tijdshorizon van minimaal tien jaar;
b) het bevat alle lopende en geplande projecten van de woonmaatschappij in haar toekomstige werkingsgebied;
c) het is inhoudelijk consistent met de investerings-, renovatie- en onderhoudsplanning van de woonmaatschappij;
4° in voorkomend geval een gemotiveerd verzoek tot uitzondering als vermeld in artikel 4.38, §1, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
De minister kan de inhoud en de vorm van de gegevens en stukken die in het aanvraagdossier worden opgenomen, nader bepalen.
§ 2. Binnen tien dagen na de dag waarop het agentschap het aanvraagdossier heeft ontvangen, bezorgt het agentschap de aanvrager met een beveiligde zending een ontvangstmelding.
Het agentschap kan bij de aanvrager met een beveiligde zending aanvullende documenten of inlichtingen opvragen. De aanvrager bezorgt het agentschap met een beveiligde zending de aanvullende documenten of inlichtingen binnen de termijn die het agentschap bepaalt. Binnen tien dagen na de dag waarop het agentschap de aanvullende documenten of inlichtingen heeft ontvangen, bezorgt het agentschap de aanvrager met een beveiligde zending een ontvangstmelding.
§ 3. Binnen negentig dagen na de dag waarop de aanvrager de ontvangstmelding, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, of, in voorkomend geval, paragraaf 2, tweede lid, heeft ontvangen, beslist de minister over de aanvraag. De aanvrager wordt met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van die beslissing. De minister bezorgt een afschrift van die beslissing aan de VMSW en de toezichthouder.
De beslissing tot toekenning van de erkenning als woonmaatschappij geldt als voorafgaande goedkeuring van de statutenwijzigingen die daarmee gepaard zouden gaan. De beslissing tot weigering van de erkenning als woonmaatschappij geldt als weigering van de goedkeuring van de statutenwijzigingen die daarmee gepaard zouden gaan, behoudens andersluidende beslissing.
Als de minister binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, geen beslissing neemt over de aanvraag, wordt de erkenning als woonmaatschappij geacht te zijn verleend.
Tenzij het om een woonmaatschappij gaat die erkend is conform artikel 205, § 2, van het decreet van 9 juli 2021 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, bepaalt de minister in zijn beslissing tot toekenning van de erkenning de termijn waarbinnen de woonmaatschappij moet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4.38, § 2 en § 4, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Artikel 4.99. ( 25/04/2022 - ... )
De erkenning als woonmaatschappij gaat in op de datum die in de erkenningsbeslissing van de minister vastgesteld is.
De erkenning als woonmaatschappij geldt voor 33 jaar.
Als de minister binnen de termijn, vermeld in artikel 4.98 § 3, eerste lid, geen beslissing neemt over de aanvraag, wordt de erkenning als woonmaatschappij geacht te zijn verleend. In dat geval gaat de erkenning in op de datum van het verstrijken van de termijn vermeld in artikel 4.98 § 3, eerste lid.
Artikel 4.100. ( 25/04/2022 - ... )
Woonmaatschappijen verwerven binnen vijf jaar na hun erkenning alle rechten van de onroerende goederen die geschikt zijn voor de sociale huisvesting en die binnen hun werkingsgebied liggen, van sociale huisvestingsmaatschappijen, sociale verhuurkantoren, het Vlaams Woningfonds en van andere woonmaatschappijen.
In afwachting van de verwerving van alle rechten van de onroerende goederen die geschikt zijn voor de sociale huisvesting, vermeld in het eerste lid, verwerft de woonmaatschappij zo snel mogelijk minstens het beheer van die onroerende goederen.
Artikel 4.100/1. ( 25/04/2022 - ... )
De Vlaamse Regering kan in de volgende gevallen de erkenning als woonmaatschappij intrekken:
1° de vennootschap voldoet niet meer aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4.96 van dit besluit;
2° de vennootschap leeft de verplichtingen niet na die aan de woonmaatschappij door of krachtens de Vlaamse Codex Wonen van 2021 zijn opgelegd;
3° uit een prestatiebeoordeling die ten minste vier jaar na de vorige prestatiebeoordeling plaatsvindt, blijkt dat de vennootschap er niet in slaagt voor de operationele doelstellingen waarvoor ze tijdens de vorige prestatiebeoordeling een beoordeling "onvoldoende" of "voor verbetering vatbaar" heeft behaald, een beoordeling "goed" of "zeer goed" te behalen.
De Vlaamse Regering kan de erkenning als woonmaatschappij alleen intrekken nadat de vennootschap is gehoord. De vennootschap kan zich daarbij laten bijstaan.
Artikel 4.100/2. ( 25/04/2022 - ... )
De erkende woonmaatschappijen kunnen vrijwillig afstand doen van hun erkenning. Ze dienen daarvoor hun aanvraag met een beveiligde zending in bij het agentschap.
De aanvraag tot intrekking van de erkenning als woonmaatschappij bevat al de volgende documenten en gegevens:
1° een gedetailleerd stappenplan over de vereffening van de vennootschap;
2° een gedetailleerd stappenplan over de voortzetting van de sociale woonactiviteiten in het werkingsgebied in kwestie;
3° een gedetailleerd voorstel tot verdeling van het woonpatrimonium aan een of meer woonmaatschappijen;
4° de datum waarop de afstand ingaat. Die datum ligt ten minste drie maanden na de datum van de verzending, vermeld in het eerste lid.
Binnen tien dagen na de dag waarop het agentschap het aanvraagdossier heeft ontvangen, bezorgt het agentschap de aanvrager met een beveiligde zending een ontvangstmelding.
Binnen negentig dagen na de dag waarop de aanvrager de ontvangstmelding, vermeld in het derde lid, heeft ontvangen, beslist de minister over de vrijwillige afstand van erkenning. De minister brengt de aanvrager met een beveiligde zending op de hoogte van die beslissing.
De minister bezorgt een afschrift van de beslissing tot bekrachtiging van de verklaring tot afstand en de bijbehorende stukken aan de VMSW en de toezichthouder.
Artikel 4.101. ( 25/04/2022 - ... )
De modelstatuten voor nieuwe woonmaatschappijen en voor woonmaatschappijen die zonder onderbreking van de rechtspersoonlijkheid een omvorming zijn van een of meer bestaande sociale huisvestingsmaatschappijen, zijn opgenomen in bijlage 10 en bijlage 11, die bij dit besluit zijn gevoegd.
De modelstatuten omvatten de bepalingen die minimaal moeten worden opgenomen in de statuten.
De woonmaatschappij kan aanvullende statutaire bepalingen opnemen als die niet strijdig zijn met de modelstatuten, de Vlaamse Codex Wonen van 2021, de dwingende bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen of andere dwingende regelgeving.
Artikel 4.102. ( 03/12/2022 - ... )
§ 1. In de statuten van de woonmaatschappijen kunnen geen wijzigingen worden aangebracht zonder de voorafgaande goedkeuring van de minister.
De woonmaatschappijen dienen hun aanvraag tot wijziging van de statuten met een beveiligde zending in bij het agentschap. Binnen zestig dagen na de dag waarop het agentschap de gewijzigde statuten heeft ontvangen, neemt de minister een beslissing over de statutenwijziging. De woonmaatschappij wordt met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van de ministeriële beslissing.
In voorkomend geval omvat de aanvraag, vermeld in het tweede lid, het gemotiveerde verzoek tot uitzondering, vermeld in artikel 4.38, §1, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Als de minister binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, geen beslissing neemt, wordt de statutenwijziging geacht te zijn goedgekeurd.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, is de voorafgaande goedkeuring door de minister niet vereist voor de volgende statutenwijzigingen:
1° het in overeenstemming brengen van de statuten van woonmaatschappijen met de modelstatuten, vermeld in artikel 4.101;
2° een wijziging van de door de woonmaatschappij toegevoegde inhoud, met uitzondering van de inhoud die aan de modelstatuten verbonden is;
3° de vervanging van een of meer met naam genoemde personen, aandeelhouders of vennoten, op voorwaarde dat die vervanging geen andere wijzigingen van de statuten inhoudt;
4° de wijziging van de benaming van de vennootschap, op voorwaarde dat de rechtsvorm wordt behouden en dat de wijziging niet leidt tot aanpassingen aan het aantal aandeelhouders of vennoten;
5° een uitgifte van aandelen.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, brengt de woonmaatschappij het agentschap met een beveiligde zending op de hoogte van de statutenwijziging.
Artikel 4.102/1. ( 25/04/2022 - ... )
§ 1. De woonmaatschappij die een rechtstreeks of onrechtstreeks belang wil nemen in een andere rechtspersoon als vermeld in artikel 4.46/1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, dient daarvoor met een beveiligde zending een gemotiveerd voorstel in bij het agentschap.
De minister kan de gegevens en de stukken die in het voorstel opgenomen worden, nader bepalen.
§ 2. Binnen vijftien werkdagen na de dag waarop het agentschap het voorstel, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, heeft ontvangen, bezorgt het agentschap de woonmaatschappij een ontvangstmelding met een beveiligde zending of met een e-mail met ontvangstbevestiging.
Het agentschap kan bij de woonmaatschappij met een beveiligde zending aanvullende documenten of inlichtingen opvragen. De woonmaatschappij bezorgt het agentschap met een beveiligde zending de aanvullende documenten of inlichtingen binnen de termijn die het agentschap bepaalt.
§ 3. Binnen negentig dagen na de dag waarop de woonmaatschappij de ontvangstmelding, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, heeft ontvangen, of, in voorkomend geval, binnen negentig dagen na de dag waarop het agentschap de aanvullende documenten of inlichtingen, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, heeft ontvangen, beslist de minister over het voorstel. De woonmaatschappij wordt met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van die beslissing. De minister bezorgt een afschrift van die beslissing aan de VMSW en de toezichthouder.
Als de minister binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, geen beslissing neemt over het voorstel, wordt het voorstel geacht te zijn toegestaan.
Artikel 4.102/2. ( 25/04/2022 - ... )
§ 1. Wanneer een werkingsgebied voor een woonmaatschappij is afgebakend, legt de Vlaamse Regering, na het advies van de gemeenteraad van de gemeenten uit het werkingsgebied te hebben gevraagd, de stemverhouding, vermeld in artikel 4.39/2, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, vast op basis van de volgende criteria:
1° de verhouding tussen het aantal sociale huurwoningen per gemeente;
2° de verhouding tussen het aantal huishoudens per gemeente.
In voorkomend geval kan de Vlaamse Regering bij de vastlegging van de stemverhouding ook rekening houden met andere criteria die vermeld zijn in een advies van de gemeenteraad van een of meerdere gemeenten uit het werkingsgebied.
§ 2. De Vlaamse Regering kan de stemverhouding, vermeld in artikel 4.39/2, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 ambtshalve wijzigen, waarbij zij rekening houdt met de criteria vermeld in paragraaf 1, eerste lid. In voorkomend geval kan de Vlaamse Regering bij de wijziging van de stemverhouding ook rekening houden met andere criteria die vermeld zijn in een advies van de gemeenteraad van een of meerdere gemeenten uit het werkingsgebied.
De minister kan in geval van een verzoek als vermeld in artikel 4.102/3, paragraaf 1, de stemverhouding wijzigen, waarbij hij rekening houdt met de criteria vermeld in paragraaf 1, eerste lid. In voorkomend geval kan de minister bij de wijziging van de stemverhouding ook rekening houden met andere criteria die vermeld zijn in het verzoek of in de eventuele opmerkingen, vermeld in artikel 4.102/3, § 2, tweede lid.
Artikel 4.102/3. ( 25/04/2022 - ... )
§ 1. Een of meer gemeenten of OCMW's die in het werkingsgebied van de woonmaatschappij liggen en aandeelhouder zijn van de woonmaatschappij, kunnen bij het agentschap een gemotiveerd verzoek tot wijziging van de stemverhouding, vermeld in artikel 4.39/2, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, indienen.
Een verzoek kan alleen ontvankelijk worden ingediend binnen het jaar na de eerste vernieuwde samenstelling van het bestuursorgaan van de woonmaatschappij die volgt op de lokale verkiezingen.
Het verzoek, vermeld in het eerste lid, wordt met een beveiligde zending bezorgd aan het agentschap. Het agentschap bezorgt binnen veertien dagen na ontvangst van het verzoek een ontvangstbevestiging aan de initiatiefnemers.
§ 2. Het agentschap bezorgt een kopie van het verzoek, vermeld in § 1, eerste lid, aan de gemeenten en OCMW's die in het werkingsgebied van de woonmaatschappij liggen, aandeelhouder zijn van de woonmaatschappij en het verzoek niet hebben ondertekend.
De gemeenten en OCMW's, vermeld in het eerste lid, kunnen hun schriftelijke opmerkingen bij het verzoek met een beveiligde zending aan het agentschap bezorgen binnen zestig dagen na de dag waarop ze de kopie van het verzoek hebben ontvangen.
§ 3. Binnen honderdtwintig dagen na de dag waarop de initiatiefnemers de ontvangstmelding, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, hebben ontvangen, brengt het agentschap alle gemeenten en OCMW's die in het werkingsgebied van de woonmaatschappij liggen en er aandeelhouder van zijn, met een beveiligde zending op de hoogte van de beslissing over het verzoekschrift en, in voorkomend geval, van de nieuwe stemverhouding tussen gemeenten en OCMW's. Een afschrift ervan wordt meegedeeld aan de woonmaatschappij, de VMSW en de toezichthouder.
Als binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, geen beslissing wordt genomen, wordt het voorstel geacht te zijn geweigerd.
Artikel 4.103. ( 25/04/2022 - ... )
Er wordt een systeem van prestatiebeoordeling van de woonmaatschappijen ingesteld.
Het systeem van prestatiebeoordeling, vermeld in het eerste lid, heeft de volgende doelstellingen:
1° transparante en eenduidige informatie over de werking van woonmaatschappijen verschaffen;
2° de woonmaatschappijen in staat stellen hun eigen prestaties te verbeteren;
3° de minister alle relevante informatie verstrekken voor de Vlaamse beleidsbeoordeling;
4° de minister toe laten de prestaties van de woonmaatschappijen te meten en te volgen.
Artikel 4.104. ( 25/04/2022 - ... )
§ 1. De minister stelt per doelstelling, vermeld in artikel 4.105 tot en met 4.110, de vereisten vast in een prestatiehandboek.
§1/1. De woonmaatschappijen worden beoordeeld op de volgende prestatievelden:
1° de beschikbaarheid van woningen;
2° de kwaliteit van de woningen en de woonomgeving;
3° de betaalbaarheid;
4° het sociale beleid;
5° de financiële performantie;
6° de klantgerichtheid.
§2. De woonmaatschappijen zijn ertoe gehouden voor elk van de prestatievelden, vermeld in paragraaf 1/1, 1°, 2° en 3°, een bijdrage te leveren aan de realisatie van de strategische doelstellingen.
De mate waarin de woonmaatschappijen een bijdrage leveren aan de realisatie van de strategische doelstellingen, wordt gemeten aan de hand van effectindicatoren.
§3. De woonmaatschappijen zijn ertoe gehouden voor elk van de prestatievelden, vermeld in paragraaf 1/1, een of meer operationele doelstellingen te realiseren.
De mate waarin de woonmaatschappijen de operationele doelstellingen realiseren, wordt gemeten aan de hand van prestatie-indicatoren.
§4. Bij het meten van de prestaties van de woonmaatschappijen wordt alleen rekening gehouden met de prestatie-indicatoren.
Bij het beoordelen van de prestaties van de woonmaatschappijen wordt rekening gehouden met de prestatie-indicatoren, de specifieke kenmerken die eigen zijn aan de woonmaatschappijen, hun woningpatrimonium, de context waarin de woonmaatschappijen functioneren en de mate waarin de woonmaatschappijen de processen beheersen om de vereiste prestaties te garanderen.
Artikel 4.105. ( 25/04/2022 - ... )
In het kader van het prestatieveld, vermeld in artikel 4.104, § 1/1, 1°, realiseren de woonmaatschappijen de volgende operationele doelstellingen als ze van toepassing zijn:
1° nieuwe sociale huurwoningen bouwen;
2° woningen inhuren op de private huurwoningenmarkt voor sociale onderverhuring;
3° vormen van sociale eigendomsverwerving aanbieden;
4° gronden en panden verwerven om sociale woonprojecten te realiseren;
5° een aantrekkelijke huurder zijn en kandidaat-verhuurders en verhuurders ontzorgen;
6° het aanbod afstemmen op de noden van de verschillende groepen.
Artikel 4.106. ( 25/04/2022 - ... )
In het kader van het prestatieveld, vermeld in artikel 4.104, § 1/1, 2°, realiseren de woonmaatschappijen de volgende operationele doelstellingen:
1° instaan voor het onderhoud en het herstel van het eigen sociaal woonpatrimonium;
2° bewaken van de kwaliteit van het huurpatrimonium gedurende de volledige looptijd van het hoofdhuurcontract;
3° instaan voor de renovatie, de verbetering, de aanpassing of de vervanging van het eigen sociaal woningpatrimonium waar nodig;
4° kwaliteitsvolle woningen in een behoorlijke woonomgeving realiseren.
Artikel 4.107. ( 25/04/2022 - ... )
In het kader van het prestatieveld, vermeld in artikel 4.104, § 1/1, 3°, realiseren de woonmaatschappijen de volgende operationele doelstellingen:
1° prijsbewust bouwen;
2° prijsbewust huren;
3° prijsbewust verhuren.
Artikel 4.108. ( 25/04/2022 - ... )
In het kader van het prestatieveld, vermeld in artikel 4.104, § 1/1, 4°, realiseren de woonmaatschappijen de volgende operationele doelstellingen:
1° huisvestingsondersteuning bieden aan bewoners;
2° huurdersbegeleiding bieden aangepast aan de noden van de bewoners;
3° zich inzetten voor een zo goed mogelijke woonzekerheid;
4° bewonersgroepen betrekken bij sociale huurprojecten en wijkbeheer;
5° leefbaarheidsproblemen voorkomen en aanpakken.
Artikel 4.109. ( 25/04/2022 - ... )
In het kader van het prestatieveld, vermeld in artikel 4.104, § 1/1, 5°, realiseren de woonmaatschappijen de volgende operationele doelstellingen:
1° financieel leefbaar zijn op korte en lange termijn;
2° de kosten goed beheersen;
3° leegstand voorkomen en bestrijden;
4° huurachterstallen, sociale fraude en domiciliefraude voorkomen en bestrijden.
Artikel 4.110. ( 25/04/2022 - ... )
In het kader van het prestatieveld, vermeld in artikel 4.104, § 1/1, 6°, realiseren de woonmaatschappijen de volgende operationele doelstellingen:
1° burgers snel en duidelijk informeren;
2° beleidsinstanties en andere belanghebbende instanties snel en duidelijk informeren;
3° de dienstverlening afstemmen op hun klanten.
Artikel 4.111. ( 01/01/2023 - ... )
§1. Onafhankelijk van de prestatiebeoordeling door de visitatiecommissie, vermeld in artikel 4.116, kan de minister woonmaatschappijen verplichten om een verbeterplan als vermeld in paragraaf 2, op te maken en uit te voeren, een of meer van de maatregelen, vermeld in artikel 4.51, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, opleggen of de Vlaamse Regering voorstellen om een van de maatregelen, vermeld in artikel 4.51, tweede lid, van de voormelde codex, op te leggen, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op:
1° de verplichting voor de woonmaatschappijen om een bijdrage te leveren aan de realisatie van de strategische doelstellingen, vermeld in artikel 4.104, §2;
2° de verplichting voor de woonmaatschappijen om de operationele doelstellingen te realiseren, vermeld in artikel 4.104, §3;
3° de verplichting voor de woonmaatschappijen om de wettelijke en reglementaire verplichtingen en de principes van behoorlijk bestuur in acht te nemen.
§2. Het verbeterplan omvat de concrete acties die de woonmaatschappij in kwestie voorstelt om de prestaties te verbeteren met het oog op de naleving van de verplichtingen, vermeld in paragraaf 1. De voorgestelde acties moeten specifiek, meetbaar, acceptabel, resultaatgericht en tijdsgebonden zijn.
De minister bepaalt de termijn waarin het verbeterplan aan hem voorgelegd moet worden en kan het agentschap ermee belasten de woonmaatschappij te ondersteunen bij de opmaak ervan.
De beslissing van de minister tot gehele of gedeeltelijke goed- of afkeuring van het verbeterplan wordt samen met de eventuele voorwaarden, bemerkingen of voorstellen tot aanpassing en met de termijn voor de uitvoering ervan, met een beveiligde zending bezorgd aan de woonmaatschappij in kwestie.
Een afschrift van het verbeterplan en van de beslissing van de minister wordt bezorgd aan het agentschap, aan de voorzitter van de Visitatieraad, vermeld in artikel 4.115, en aan de toezichthouder.
Artikel 4.112. ( 25/04/2022 - ... )
De woonmaatschappijen bezorgen de actuele gegevens over de operationele doelstellingen, vermeld in artikel 4.105 tot en met 4.110, in de vorm van een digitaal prestatieregister aan de Prestatiedatabank.
De minister bepaalt welke gegevens minimaal in het digitaal prestatieregister van een woonmaatschappij moeten worden opgenomen, en de frequentie waarmee en de wijze waarop die gegevens van het digitaal prestatieregister in de Prestatiedatabank moeten worden overgenomen.
De woonmaatschappijen zijn verantwoordelijk voor de juistheid van hun gegevens. Ze worden geacht de gegevens te controleren en indien nodig te verbeteren of aan te vullen.
De gegevens van de digitale prestatieregisters worden samengebracht en eventueel geaggregeerd onder de verantwoordelijkheid van de minister of zijn gemachtigde.
Artikel 4.113. ( 01/01/2021 - ... )
De entiteiten van het beleidsveld Wonen bezorgen de Prestatiedatabank, elk wat hun bevoegdheid en werking betreft, de actuele gegevens over de operationele doelstellingen, vermeld in artikel 4.105 tot en met 4.110.
Elke entiteit, vermeld in het eerste lid, is ervoor verantwoordelijk haar eigen gegevens aan te leveren of in te voeren in de Prestatiedatabank conform de technische richtlijnen die het agentschap ter beschikking stelt.
De minister bepaalt de gegevens die elke entiteit, vermeld in het eerste lid, minimaal ter beschikking stelt van de Prestatiedatabank, en de frequentie waarmee en de wijze waarop de gegevens ter beschikking gesteld worden.
Artikel 4.114. ( 25/04/2022 - ... )
§1. De entiteiten van het beleidsveld Wonen hanteren de Prestatiedatabank als beleidsinstrument om een efficiënt sociaal woonbeleid te ontwikkelen en uit te voeren en om de visitatiecommissie toe te laten de prestaties van een woonmaatschappij te beoordelen.
§2. De gegevens van de Prestatiedatabank worden bewaard zolang ze nodig zijn om de administratieve taken in het kader van de erkenningen van de woonmaatschappijen, om het sociaal woonbeleid uit te voeren en om de ontwikkeling van het sociaal woonbeleid beleidsmatig op te volgen.
§3. De entiteiten van het beleidsveld Wonen hebben toegang tot de gegevens in de Prestatiedatabank die ze zelf verstrekken.
Toegang tot de gegevens uit de Prestatiedatabank kan alleen verleend worden aan ambtenaren van de entiteiten van het beleidsveld Wonen en aan leden van de visitatiecommissie, in zoverre die toegang vereist is voor de beoordeling van de prestaties van woonmaatschappijen, voor de verificatie van de uitvoering van een verbeterplan of voor het technische onderhoud van de databank.
De minister of zijn gemachtigde kan de gegevens uit de Prestatiedatabank onder contractuele voorwaarden en binnen de perken van de opdrachten doorgeven voor beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek waarvan de output eigendom blijft van de Vlaamse Gemeenschap. Afgeleide statistische informatie kan in geaggregeerde vorm worden gebruikt om het publiek te informeren.
Artikel 4.115. ( 25/04/2022 - ... )
§1. Er wordt een ploeg van visitatoren, hierna Visitatieraad te noemen, opgericht die bestaat uit maximaal vijftien personen die samen over de volgende deskundigheid en ervaring beschikken:
1° kennis van sociale aspecten en welzijnsaspecten van het wonen, namelijk leefbaarheid, woonzekerheid, integratie en gelijke kansen van bewoners;
2° kennis van financiën, bedrijfskunde en bestuurskunde en ervaring in het bedrijfsleven;
3° kennis van de organisatie en financiering van de sociale huisvesting;
4° kennis van de verkoop, verhuring, inhuring en onderverhuring van onroerende goederen en ervaring in de ontwikkeling van woonprojecten.
De minister benoemt de leden en de voorzitter van de Visitatieraad, vermeld in het eerste lid, na een openbare oproep tot kandidaatstelling.
§2. Per prestatiebeoordeling wordt een visitatiecommissie opgericht, waarin de volgende leden van de Visitatieraad op basis van hun specifieke expertise worden opgenomen:
1° één lid dat minimaal beschikt over de competentie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°;
2° één lid dat minimaal beschikt over de competentie en ervaring, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°;
3° één lid dat minimaal beschikt over de competentie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°.
Minstens een van de leden van de visitatiecommissie moet ook beschikken over de competentie en ervaring, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 4°.
De voorzitter van de Visitatieraad stelt de visitatiecommissies samen na overleg in de Visitatieraad en wijst per visitatiecommissie onder de leden van de Visitatieraad een voorzitter, twee leden en drie plaatsvervangers aan.
§3. De minister bepaalt het bedrag van de vergoeding voor de voorzitter van de Visitatieraad en voor de voorzitters en de leden van de visitatiecommissies.
§4. Binnen de perken van de kredieten die daarvoor beschikbaar zijn op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, kan de minister de kosten voor de organisatie van de prestatiebeoordeling geheel of gedeeltelijk ten laste nemen.
Artikel 4.116. ( 25/04/2022 - ... )
De visitatiecommissie beoordeelt periodiek, één keer om de zes jaar, de prestaties van elke woonmaatschappij na een visitatie van de woonmaatschappij in kwestie.
In afwijking van het eerste lid kan de minister beslissen om:
1° de prestatiebeoordeling van een of meer woonmaatschappijen te vervroegen als de woonmaatschappij in kwestie bij de laatste prestatiebeoordeling voor een of meer operationele doelstellingen een beoordeling ‘voor verbetering vatbaar’ of ‘onvoldoende’ behaald heeft;
2° de prestatiebeoordeling van een of meer woonmaatschappijen uit te stellen.
Artikel 4.117. ( 25/04/2022 - ... )
§1. Minstens drie maanden voor de datum waarop een visitatie bij een woonmaatschappij zal plaatsvinden, genereert de visitatiecommissie voor de woonmaatschappij in kwestie op een gestandaardiseerde manier een output uit de Prestatiedatabank.
Uiterlijk tien weken vóór de eerste visitatiedag bezorgt de woonmaatschappij aan de visitatiecommissie een geactualiseerde versie van de lijst van lokale woon- en welzijnsactoren en vertegenwoordigers van bewonersgroeperingen die in de prestatiedatabank opgenomen is.
De visitatiecommissie brengt de woonmaatschappij in kwestie onmiddellijk met een beveiligde zending op de hoogte van de output uit de Prestatiedatabank.
§2. Als de woonmaatschappij in kwestie vaststelt dat de gegevens waarop de output uit de Prestatiedatabank gebaseerd is, niet correct, niet volledig of niet recent zijn, actualiseert ze binnen een termijn van één maand, die ingaat op de dag na de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, derde lid, haar digitaal prestatieregister in de Prestatiedatabank.
Artikel 4.118. ( 01/01/2021 - ... )
Uiterlijk één maand voor de datum waarop een visitatie bij een sociale huisvestingsmaatschappij plaatsvindt, bezorgt de sociale huisvestingsmaatschappij in kwestie de visitatiecommissie met een beveiligde zending alle gegevens en stukken die relevant zijn voor de prestatiebeoordeling van de sociale huisvestingsmaatschappij.
De minister kan de gegevens en stukken die voor de prestatiebeoordeling van de sociale huisvestingsmaatschappijen aan de visitatiecommissie bezorgd moeten worden, nader bepalen.
Als de visitatiecommissie vaststelt dat de gegevens of stukken die haar conform het eerste lid bezorgd zijn, niet correct, niet volledig of niet recent zijn, kan ze bij de sociale huisvestingsmaatschappij in kwestie de ontbrekende gegevens of stukken opvragen. De sociale huisvestingsmaatschappij in kwestie bezorgt de visitatiecommissie met een beveiligde zending de ontbrekende gegevens of stukken.
Artikel 4.119. ( 25/04/2022 - ... )
Uiterlijk tien werkdagen voor de datum waarop een visitatie bij een woonmaatschappij plaatsvindt, bezorgt de visitatiecommissie de woonmaatschappij in kwestie de meest recente output uit de Prestatiedatabank voor de woonmaatschappij in kwestie.
Artikel 4.120. ( 25/04/2022 - ... )
De visitatie door de visitatiecommissie verloopt op basis van de richtlijnen in het prestatiehandboek, vermeld in artikel 4.104, § 1. Voorafgaandelijk aan de beslissing over de vaststelling van het prestatiehandboek deelt de minister het prestatiehandboek en elke wijziging ervan mee aan de Vlaamse Regering.
Het prestatiehandboek, vermeld in het eerste lid, omvat de methodologie en de criteria aan de hand waarvan wordt beoordeeld of de woonmaatschappij in voldoende mate bijdraagt aan het bereiken van het bindend sociaal objectief van de gemeenten in het werkingsgebied waarvoor ze erkend is, vermeld in artikel 4.40/1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Artikel 4.121. ( 25/04/2022 - ... )
§1. De visitatiecommissie legt haar beoordeling van de prestaties van de woonmaatschappij in kwestie vast in een voorlopig visitatierapport, dat binnen een termijn van zes weken, die ingaat op de dag na de laatste dag van de visitatie, met een beveiligde zending wordt bezorgd aan de woonmaatschappij in kwestie.
Het voorlopige visitatierapport bevat ten minste de volgende gegevens:
1° een inleiding met een korte toelichting bij de opzet van de prestatiebeoordeling;
2° een samenvatting met de beoordeling van de prestaties van de woonmaatschappij per operationele doelstelling;
3° een beknopte beschrijving van de woonmaatschappij, haar voorgeschiedenis en haar werkingsgebied;
4° voor elk van de operationele doelstellingen, voor zover van toepassing, een beoordeling 'zeer goed', 'goed', 'voor verbetering vatbaar' of 'onvoldoende', met een motivering voor die beoordeling, verwijzend naar de prestatie-indicatoren en naar de informatie uit de gesprekken;
5° aanbevelingen voor de woonmaatschappij;
6° een advies voor de minister over de te nemen maatregelen voor de woonmaatschappij;
7° ...
§2. Tot drie weken vóór de dag waarop de visitatiecommissie een toelichting geeft aan het bestuursorgaan als vermeld in paragraaf 4, kan de woonmaatschappij met een beveiligde zending technische correcties op de eerste versie van het voorlopige visitatierapport aan de visitatiecommissie bezorgen.
§3. Uiterlijk één week vóór de dag waarop de visitatiecommissie een toelichting geeft aan het bestuursorgaan als vermeld in paragraaf 4, bezorgt de visitatiecommissie met een beveiligde zending een nieuw voorlopig visitatierapport aan de woonmaatschappij, rekening houdend met de technische correcties.
§ 4. De visitatiecommissie licht de meest recente versie van het voorlopige visitatierapport toe op een vergadering van het bestuursorgaan van de woonmaatschappij die volgt op de terbeschikkingstelling van het voorlopige visitatierapport. Die vergadering wordt georganiseerd binnen een termijn van vijftien weken, die ingaat op de dag na de dag waarop het eerste voorlopige visitatierapport ter beschikking wordt gesteld.
Binnen een termijn van zes weken, die ingaat op de dag na de dag waarop de visitatiecommissie de toelichting, vermeld in het eerste lid, geeft, kan de woonmaatschappij de visitatiecommissie met een beveiligde zending haar opmerkingen over het voorlopige visitatierapport bezorgen.
Artikel 4.122. ( 25/04/2022 - ... )
Rekening houdend met de opmerkingen van de woonmaatschappij, vermeld in artikel 4.121, § 4, tweede lid, stelt de visitatiecommissie een definitief visitatierapport op, dat binnen tien weken na de eerste visitatiedag door de voorzitter van de Visitatieraad, vermeld in artikel 4.115, aan de minister bezorgd wordt en dat met een beveiligde zending aan de woonmaatschappij bezorgd wordt.
Binnen dertig dagen na de dag van de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, kan de woonmaatschappij de minister een reactie op het definitieve visitatierapport bezorgen, waarin ze in voorkomend geval aangeeft welke initiatieven ze zal nemen om haar prestaties te verbeteren. De minister bezorgt die reactie ook aan de voorzitter van de Visitatieraad, vermeld in art. 4.115.
Artikel 4.123. ( 25/04/2022 - ... )
De minister beslist welke van de maatregelen, vermeld in onderafdeling 4, hij verbindt aan de prestatiebeoordeling van de woonmaatschappij in kwestie. De beslissing van de minister wordt bezorgd aan de voorzitter van de Visitatieraad, het agentschap en met een beveiligde zending aan de woonmaatschappij in kwestie.
Artikel 4.124. ( 25/04/2022 - ... )
Het agentschap maakt de beslissing van de minister over de prestatiebeoordeling, het definitieve visitatierapport van de prestatiebeoordeling en de eventuele reactie van de woonmaatschappij in kwestie publiek bekend.
De minister bepaalt de wijze waarop de publieke bekendmaking, vermeld in het eerste lid, verloopt.
Artikel 4.125. ( 25/04/2022 - ... )
Als uit het definitieve visitatierapport van de prestatiebeoordeling van een woonmaatschappij blijkt dat ze voor een of meer operationele doelstellingen een beoordeling 'zeer goed' of 'goed' behaald heeft, kan de minister een of meer van de volgende maatregelen opleggen:
1° een uitstel van de eerstvolgende prestatiebeoordeling;
2° de aanduiding van de operationele doelstellingen waarvoor de woonmaatschappij een beoordeling 'zeer goed' of goed' behaald heeft, als voorbeeld voor andere woonmaatschappijen.
Artikel 4.126. ( 25/04/2022 - ... )
§1. Als uit het definitieve visitatierapport van de prestatiebeoordeling van een woonmaatschappij blijkt dat ze voor een of meer operationele doelstellingen een beoordeling 'voor verbetering vatbaar' of 'onvoldoende' behaald heeft, kan de minister de woonmaatschappij in kwestie verplichten om een verbeterplan op te maken en uit te voeren.
Het verbeterplan omvat de concrete acties die de woonmaatschappij in kwestie voorstelt om de prestaties te verbeteren op het vlak van een of meer operationele doelstellingen waarvoor de woonmaatschappij in kwestie een beoordeling 'voor verbetering vatbaar' of 'onvoldoende' behaald heeft. De voorgestelde acties moeten specifiek, meetbaar, acceptabel, resultaatgericht en tijdsgebonden zijn.
§2. De bepalingen van artikel 4.111, §2, tweede, derde en vierde lid, zijn van toepassing op dit artikel.
Als de minister het verbeterplan als niet voldoende of niet haalbaar beschouwt of als binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, geen verbeterplan wordt bezorgd, kan hij beslissen om een of meer van de maatregelen, vermeld in artikel 4.127, op te leggen.
Artikel 4.127. ( 25/04/2022 - ... )
Als uit het definitieve visitatierapport van de prestatiebeoordeling van een woonmaatschappij blijkt dat ze voor een of meer operationele doelstellingen een beoordeling ‘onvoldoende' behaald heeft, kan de minister de maatregel, vermeld in artikel 4.126 van dit besluit, en een of meer van de maatregelen, vermeld in artikel 4.51, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, opleggen, met uitzondering van punt 6° van de voormelde bepaling.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid kan de minister de Vlaamse Regering voorstellen om een van de maatregelen, vermeld in artikel 4.51, eerste lid, 6°, en tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, op te leggen.
Artikel 4.128. ( 25/04/2022 - ... )
Als een woonmaatschappij fuseert met een andere woonmaatschappij door die woonmaatschappij over te nemen, houdt de visitatiecommissie bij haar eerstvolgende prestatiebeoordeling rekening met de definitieve visitatierapporten van de laatste prestatiebeoordeling voor de fusie en beoordeelt ze in voorkomend geval de uitvoering van de verbeterplannen die het gevolg waren van die prestatiebeoordeling.
Artikel 4.128/1. ( 25/04/2022 - ... )
De minister kan nadere regels vaststellen over de wijze waarop het bestuursorgaan het bindend advies van de sociale huurders verkrijgt voor de aanstelling van een bijkomende bestuurder als vermeld in artikel 4.39/5, § 4, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Ter uitvoering van artikel 4.39/5, § 5, van de voormelde codex, wordt voor het vaststellen van het aantal sociale huurwoningen dat in beheer is, gebruik gemaakt van het totaal van de sociale huurwoningen die de woonmaatschappij beheert, inhuurt of in erfpacht heeft genomen, zoals opgenomen in de prestatiedatabank, op basis van de gegevens op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de aanstelling of de mandaatverlenging van een lid van het orgaan van dagelijks bestuur. Die vaststelling vindt plaats bij elke aanstelling van een lid van het orgaan van dagelijks bestuur en bij elke verlenging van een mandaat.
Artikel 4.129. ( 25/04/2022 - ... )
Elke beslissing van het bestuursorgaan over het beheer van de vennootschap met een significante impact op de financiële middelen of op de personeelsinzet, wordt omstandig gemotiveerd en houdt rekening met:
1° de maatschappelijke opdracht van de woonmaatschappij;
2° de huidige en te verwachten toekomstige financieel-economische toestand.
Artikel 4.130. ( 25/04/2022 - ... )
Nadat de woonmaatschappijen een schriftelijke machtiging van de minister hebben ontvangen, mogen ze roerende en onroerende giften en legaten aanvaarden.
De machtiging, vermeld in het eerste lid, is niet vereist om roerende en onroerende giften te aanvaarden die uitgaan van een andere woonmaatschappij, een gemeente, een OCMW, een andere publiekrechtelijke rechtspersoon of het Vlaams Woningfonds.
Artikel 4.131. ( 25/04/2022 - ... )
De minister is ertoe gemachtigd om nadere regels uit te werken voor:
1° de interne beheersaspecten van de woonmaatschappijen;
2° de indeling van de verrichtingen in de financiële administratie, de boekhoudkundige waarderings- en rubriceringsregels, de financiële rapportering aan de Vlaamse overheid, de boekhoudkundige verrichtingen en de boekhoudkundige rapportering van de woonmaatschappijen.
Artikel 4.132. ( 01/01/2025 - ... )
§1. Elke woonmaatschappij zorgt voor een behoorlijk werkend systeem van interne controle waarbij de kritieke processen formeel worden beschreven in procedures, die het bestuursorgaan heeft vastgesteld en die taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastleggen en aangeven hoe, door wie en tijdens welk onderdeel van het proces controles worden uitgevoerd. Het gaat om de processen in verband met:
1° de financiële procedures voor activiteiten inzake kas- en liquiditeitenbeheer, voorraad- en materialenbeheer, inkomende facturen en betalingen en loonadministratie, bestellingen en overheidsopdrachten;
2° het personeelsbeheer, namelijk de aanwijzing van de verantwoordelijke voor het personeelskader, de processen om personeel aan te werven en te ontslaan en om lonen en sociale voordelen uit te betalen;
3° het beheer, de beveiliging van gegevens en activa en het voorkomen van fraude;
4° procedures zoals de controle op het correcte verloop van de toewijzingen, de opvolging van het debiteurenbeheer en de behandeling van klachten met toepassing van titel II, hoofdstuk 5, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.
5° de verantwoording van de verdeelsleutels die de woonmaatschappij hanteert voor de toewijzing van kosten aan haar verschillende activiteiten.
§2. Elke woonmaatschappij die minstens 5000 sociale huurwoningen in beheer heeft, beschikt over een intern auditcomité.
Het interne auditcomité bestaat uit minimum drie bestuurders waarvan maximum een uitvoerende bestuurder en onder wie een voorzitter, die worden benoemd door het bestuursorgaan. Het interne auditcomité vergadert als het dat noodzakelijk acht om zijn taken naar behoren te vervullen en minstens vier keer per jaar. Het interne auditcomité brengt telkens verslag uit over die vergaderingen aan het bestuursorgaan en rapporteert jaarlijks aan het bestuursorgaan ter voorbereiding van de algemene vergadering.
De leden van het interne auditcomité beschikken samen over de vereiste bekwaamheden en een voldoende graad van onafhankelijkheid ten opzichte van het dagelijks bestuur van de vennootschap.
De bevoegdheden, verantwoordelijkheden, taken en wijze van verslaggeving van het interne auditcomité aan het bestuursorgaan van de woonmaatschappij worden nader omschreven in het auditcharter.
In het vierde lid wordt verstaan onder auditcharter: een handvest waarin de functie, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden omschreven van het interne auditcomité, vastgesteld door het bestuursorgaan van de woonmaatschappij.
Het interne auditcomité heeft toegang tot alle informatie en kan op autonome wijze elk onderzoek laten uitvoeren door een beroep te doen op interne medewerkers en op externe experten.
Artikel 4.132/1. ( 25/04/2022 - ... )
Elke woonmaatschappij heeft een debiteurenreglement dat door haar bestuursorgaan is goedgekeurd, en waarin minimaal de volgende elementen worden opgenomen:
1° de procedure die de vennootschap hanteert op het vlak van de inning en betaling van vorderingen op huurders;
2° de regels en de voorwaarden die gehanteerd worden bij het dubieus verklaren van een vordering op een huurder,
3° de regels voor het boeken van waardeverminderingen en de definitieve afboeking wegens oninbaarheid.
De minister kan bijkomende regels bepalen voor het debiteurenbeheer en de minimale waarderingsregels bij het boeken van waardeverminderingen.
Artikel 4.132/2. ( 25/04/2022 - ... )
De minister kan de rubrieken die minstens in het jaarverslag worden opgenomen en de boekhoudings- en rapporteringsregels nader bepalen.
Artikel 4.133. ( 25/04/2022 - ... )
Met het oog op elke aanwerving van een directeur stelt het bestuursorgaan onder de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, een functiebeschrijving op met leidinggevende en andere competenties die daaraan verbonden zijn, en andere specifieke vereisten, de aanwervingsvoorwaarden, de aanwervingsprocedure en de bezoldigingsvoorwaarden.
Artikel 4.134. ( 25/04/2022 - ... )
De kandidaat-directeur moet houder zijn van een van de volgende diploma's of bekwaamheidsbewijzen:
1° een masterdiploma of een licentiaatsdiploma van het universitair onderwijs;
2° een diploma van het hoger onderwijs van twee cycli dat gelijkgesteld is met universitair onderwijs;
3° een bewijs van bekwaamheid dat een validerende instantie verleend heeft op basis van elders verworven competenties.
In afwijking van het eerste lid, kan het bestuursorgaan van een woonmaatschappij toelaten dat houders van een bachelordiploma, een kandidaatsdiploma of een diploma van het hoger onderwijs van één cyclus of daarmee gelijkgesteld onderwijs zich kandidaat stellen. In dat laatste geval bepaalt de woonmaatschappij het minimumaantal jaren nuttige werkervaring in een leidinggevende functie, dat minstens drie jaar moet bedragen.
Artikel 4.135. ( 01/01/2021 - ... )
Om toegang te hebben tot de functie van directeur, moet de kandidaat een gedrag vertonen dat in overeenstemming is met de eisen van de functie waarvoor hij solliciteert, en de burgerlijke en politieke rechten genieten.
Het passende gedrag wordt onder meer getoetst aan de hand van een uittreksel uit het strafregister. Als daarop ongunstige vermeldingen voorkomen, mag de kandidaat daarover een schriftelijke toelichting voorleggen.
Artikel 4.136. ( 25/04/2022 - ... )
Het bestuursorgaan van de woonmaatschappij kan bijkomende aanwervingsvoorwaarden opleggen.
Artikel 4.137. ( 25/04/2022 - ... )
Het bestuursorgaan geeft een selectiebureau minstens de volgende opdrachten, rekening houdend met de vastgestelde functiebeschrijving en de aanwervings- en bezoldigingsvoorwaarden:
1° een vacaturebericht opstellen en publiceren in de daarvoor geschikte bovenlokale media;
2° de kandidaten screenen en selecteren;
3° een beperkte lijst van geselecteerde kandidaten bezorgen aan het bestuursorgaan.
Het bestuursorgaan organiseert een gesprek met de kandidaten die zijn opgenomen in de lijst, vermeld in het eerste lid, 3°, en kiest daaruit de kandidaat die hij het meest geschikt acht voor de functie van directeur.
Artikel 4.138. ( 25/04/2022 - ... )
Het bestuursorgaan stelt bij elke aanwerving van de directeur een geïndividualiseerde bezoldigingsregeling voor de functie vast volgens de voorwaarden, vermeld in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Die bezoldiging moet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4.139 en 4.140 van dit besluit.
Bij elke beslissing tot toekenning van een barema in een salarisschaal van een directeur of van een managementtoelage aan een directeur, en bij elke andere beslissing over het bezoldigingspakket van de directeur, wordt er rekening gehouden met de bepalingen, vermeld in artikel 4.129 en met de doelstellingen die aan de directeur worden opgelegd, en met de evaluatie vooraf, vermeld in artikel 4.139, §3.
Artikel 4.139. ( 19/04/2025 - ... )
§1. De directeur ontvangt bij de aanstelling door het bestuursorgaan een salarisschaal die overeenstemt met het aantal jaren nuttige werkervaring en het barema dat daaraan verbonden is.
De woonmaatschappij past voor de verloning van de directeur de barema's en de salarisschalen toe, vermeld in artikel VIIbis 16, §1, van het Vlaams Personeelsstatuut.
Bij de toekenning van een overeenstemmende salarisschaal en het bijbehorende barema wordt rekening gehouden met de voorwaarden en de beperkingen, vermeld in dit artikel, en wordt alleen gebruikgemaakt van de salarisschalen, vermeld in dit artikel.
§2. Het aanvangssalaris van een directeur kan maximaal overeenkomen met een overeenstemmend barema in de salarisschaal A285.
§3. De toe te kennen salarisschalen worden ingedeeld in de volgende twee groepen:
1° A111, A112, A113, A114 en A122;
2° A211, A212, A213, A285, A286 en A288.
Voor een salarisverhoging binnen dezelfde groep moet er minimaal twee jaar zijn verstreken tussen de aanstelling en de salarisschaalverhoging, alsook tussen twee salarisverhogingen binnen dezelfde groep. Het is de woonmaatschappij toegestaan om tijdens een te bepalen proefperiode na de aanwerving een lagere loonschaal toe te passen, in afwachting van een positieve evaluatie.
Een salarisverhoging naar de eerstvolgende groep van salarisschalen is mogelijk als er minimaal een periode van zes jaar is verstreken tussen de aanstelling als directeur en de toekenning van een overeenstemmend barema in een salarisschaal van een volgende groep, na een voorafgaande positieve evaluatie.
In afwijking van het tweede en derde lid kan beslist worden tot een snellere salarisverhoging of overgang naar een volgende groep van salarisschalen vanwege het uitzonderlijk presteren van de directeur. Die afwijking moet gebaseerd zijn op een bijzondere prestatie.
§4. De salarisschalen, vermeld in dit artikel, bevatten bruto bedragen en zijn sinds 1 januari 2009 van toepassing op het personeel van de Vlaamse overheid (spilindex 138,01).
De brutobedragen worden aan de index aangepast volgens het indexeringsmechanisme voor de salarissen van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid. Na de start in een bepaalde loonschaal kan het loon verder worden geïndexeerd volgens de algemene wettelijke bepalingen.
Artikel 4.140. ( 25/04/2022 - ... )
Het salaris van de directeur kan door het bestuursorgaan uitsluitend aangevuld worden met een managementtoelage.
De aanvullende managementtoelage bedraagt maximaal 20% van het geïndexeerde jaarsalaris dat van toepassing is in de maand december van het evaluatiejaar en kan alleen worden toegekend vanwege het uitzonderlijk presteren van de directeur. De woonmaatschappij moet daarvoor sinds minstens een jaar beschikken over een stelsel van beoordeling van de prestaties van de directeur, met inbegrip van een functiebeschrijving en een evaluatie.
Bij een fusie van woonmaatschappijen kan een managementtoelage van maximaal 20% van het geïndexeerde jaarsalaris worden toegekend aan alle directeurs die hebben bijgedragen aan de realisatie van de fusie, ook al bekleden ze die functie niet meer in de nieuwe gefuseerde maatschappij. In dat geval is het niet noodzakelijk dat de woonmaatschappij sinds minstens een jaar beschikt over een stelsel van beoordeling van de prestaties van de directeur.
Artikel 4.141. ( 25/04/2022 - ... )
De woonmaatschappij maakt het volledige bezoldigingspakket van de directeur bekend door het op transparante, maar niet nominatieve wijze op te nemen in het jaarverslag en openbaar te maken op de website van het agentschap. Het bezoldigingspakket omvat de salarisschaal, met vermelding van de geldelijke minima en maxima die daarmee overeenkomen, de eventuele managementtoelage, het beschikken over een dienstwagen en een groepsverzekering. Bij de eventuele managementtoelage en de groepsverzekering worden de voorwaarden en de minima en maxima vermeld.
Artikel 4.142. ( 01/01/2021 - ... )
De raad van bestuur is ervoor bevoegd een groepsverzekering voor de directeur af te sluiten. Het totale uit te keren verzekeringsbedrag mag niet hoger zijn dan het verschil tussen het pensioen van de directeur en het maximale pensioen dat een Vlaamse ambtenaar kan genieten.
Artikel 4.143. ( 25/04/2022 - ... )
§1. Het bestuursorgaan neemt een beslissing over de aankoop of financiële huur (lease) van een bedrijfswagen voor de directeur conform de bepalingen van dit artikel.
De reële aankoopprijs voor een bedrijfswagen bedraagt maximaal 25.000 euro, in voorkomend geval verhoogd met de overnamewaarde van een vorige bedrijfswagen die minimaal vijf jaar in gebruik genomen is. De financiële huur (lease) van een bedrijfswagen is afgestemd op hetzelfde maximumbedrag en heeft een maximale kostprijs van 580 euro per maand, inclusief onderhoud en verzekering.
In afwijking van het tweede lid bedraagt de reële aankoopprijs maximaal 30.000 euro en bedraagt de maximale kostprijs voor de financiële huur maximaal 660 euro per maand voor een bedrijfswagen die uitsluitend aangedreven wordt door een elektrische motor of waterstof, of waarvan de motor, ook al is het maar gedeeltelijk of tijdelijk, aangedreven wordt met aardgas of die een plug-in hybridevoertuig is.
In het derde lid wordt verstaan onder plug-in hybride voertuig: een plug-in hybridevoertuig als vermeld in artikel 2.2.6.0.7, eerste lid, 2°, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013.
In geval van een beslissing tot aankoop of inhuurname van een voertuig waarvan de motor, ook al is het maar gedeeltelijk of tijdelijk, aangedreven wordt met aardgas, of van een plug-in hybride voertuig, motiveert het bestuursorgaan de keuze vanuit de afweging van energie-efficiëntie. De beslissing voorziet tegelijk in de invoering van een wagenreglement dat toelaat het gebruik van het plug-in hybride voertuig te monitoren op het vlak van energieverbruik en rij- en laadgedrag.
Alle bedragen, vermeld in dit artikel, zijn exclusief btw en worden jaarlijks op 1 januari geactualiseerd op basis van de gezondheidsindex van de maand december, vertrekkend van het indexcijfer 100 voor het jaar 2013 (basis 2013)
§2. Terug te betalen professionele onkosten van de directeur moeten gerechtvaardigd zijn voor de uitoefening van de functie en moeten altijd worden verantwoord met bewijsstukken. Voor verplaatsingen met de eigen wagen zijn verklaringen op erewoord toegelaten.
In afwijking van het eerste lid kunnen forfaitaire vergoedingen en premies worden toegekend die zijn afgesproken binnen het sociaal overleg tussen werkgever en werknemer en kunnen forfaitaire vergoedingen worden toegekend voor professionele onkosten, zoals voor het gebruik van telefonie, internet en openbaar vervoer, conform het kostenbeleid dat het bestuursorgaan daarover heeft vastgelegd.
Artikel 4.144. ( 01/01/2025 - ... )
De leden van het bestuursorgaan kunnen ten laste van de woonmaatschappij een presentiegeld ontvangen voor hun aanwezigheid op de beraadslagende vergaderingen van het bestuursorgaan, het interne auditcomité of van het orgaan van dagelijks bestuur waarvan ze deel uitmaken.
De algemene vergadering bepaalt het bedrag van het presentiegeld per zitting. Dat bedrag mag niet hoger zijn dan het hoogste bedrag aan presentiegeld dat aan de gemeenteraadsleden van een gemeente binnen het werkingsgebied van de woonmaatschappij wordt toegekend.
In afwijking van het tweede lid kan aan de voorzitter of plaatsvervangende voorzitter van het bestuursorgaan die conform het intern reglement van woonmaatschappij is aangewezen, maximaal een dubbel presentiegeld worden toegekend voor het bijwonen van de beraadslagende vergaderingen van het bestuursorgaan of van het orgaan van dagelijks bestuur.
Beraadslagende vergaderingen van de comités waaraan leden van het bestuursorgaan deelnemen, komen niet in aanmerking voor een presentiegeld.
Artikel 4.145. ( 25/04/2022 - ... )
Een woonmaatschappij vergoedt per bestuurder maximaal 24 aanwezigheden op zittingen van het bestuursorgaan of van het orgaan van dagelijks bestuur met een presentiegeld.
Artikel 4.146. ( 25/04/2022 - ... )
De bestuurders die deelnemen aan vergaderingen van het bestuursorgaan, van het orgaan van dagelijks bestuur, of van de comités, of aan de vergaderingen van het lokaal woonoverleg, kunnen alle kosten die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun mandaat, terugbetaald krijgen. De kosten worden altijd met bewijsstukken verantwoord. Voor verplaatsingen met de eigen wagen zijn verklaringen op erewoord toegelaten.
Artikel 4.147. ( 25/04/2022 - ... )
De overeenkomsten voor het huren van woningen op de private huurmarkt, vermeld in artikel 4.53/2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, worden opgesteld conform de typehuurovereenkomsten die opgenomen zijn in bijlage 13 en 14, die bij dit besluit zijn gevoegd.
Artikel 4.148. ( 25/04/2022 - ... )
De minister is ertoe gemachtigd om nadere regels uit te werken voor de onroerende transacties, vermeld in artikel 4.27, eerste lid, 1°, 2°, en 4°, en artikel 4.45 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, in het kader van de erkenning van een woonmaatschappij.
Artikel 4.149. ( 25/04/2022 - ... )
In deze afdeling wordt onder referentiedatum verstaan: de datum waarop het bestuursorgaan van de woonmaatschappij ingestemd heeft met de verkoop.
Artikel 4.150. ( 25/04/2022 - ... )
De woonmaatschappijen kunnen onroerende goederen verkopen, in erfpacht afstaan of er een recht van opstal op verlenen volgens de voorwaarden, vermeld in de Vlaamse Codex Wonen van 2021, in deze afdeling en in de bijlagen 9 en 12, die bij dit besluit zijn gevoegd.
In afwijking van het eerste lid zijn de bepalingen van dit besluit en de voormelde bijlagen niet van toepassing op de woningen die gefinancierd worden door het Financieringsfonds of door Vlabinvest apb.
Artikel 4.151. ( 25/04/2022 - ... )
§1. Bij de vrijwillige verkoop van sociale huurwoningen aan de zittende huurder wordt de kandidaat-koper als woonbehoeftig beschouwd als hij op de referentiedatum aan al de volgende voorwaarden voldoet:
1° hij of een van zijn gezinsleden heeft geen woning of perceel, bestemd voor woningbouw, volledig of gedeeltelijk in volle eigendom;
2° hij of een van zijn gezinsleden heeft geen volledig of gedeeltelijk recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een woning of perceel, bestemd voor woningbouw;
3° hij of een van zijn gezinsleden heeft geen woning die of perceel, bestemd voor woningbouw, dat volledig of gedeeltelijk in erfpacht of opstal is gegeven;
4° hij of een van zijn gezinsleden heeft geen woning die of perceel, bestemd voor woningbouw, dat hij of een van zijn gezinsleden zelf volledig of gedeeltelijk in vruchtgebruik heeft gegeven;
5° hij of een van zijn gezinsleden is geen zaakvoerder, bestuurder of aandeelhouder van een vennootschap waarin hij zakelijke rechten als vermeld in punt 1° tot en met 4°, heeft ingebracht.
Met behoud van de toepassing van het derde lid worden voor de toepassing van het eerste lid de gezinsleden die de sociale huurwoning niet mee zullen kopen en niet mee zullen bewonen, niet mee in aanmerking genomen.
In afwijking van het eerste lid, 1° tot en met 4°, kan de kandidaat-koper als woonbehoeftig beschouwd worden als:
1° hij samen met zijn echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoont, zijn feitelijke partner, zijn ex-echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoonde of zijn ex-feitelijkepartner een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, volledig in volle eigendom heeft als die persoon de sociale huurwoning niet mee zal bewonen;
2° hij samen met zijn echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoont, zijn feitelijke partner, zijn ex-echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoonde of zijn ex-feitelijkepartner een volledig recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik heeft op een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, als die persoon de sociale huurwoning niet mee zal bewonen;
3° hij samen met zijn echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoont, zijn feitelijke partner, zijn ex-echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoonde of zijn ex-feitelijkepartner een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, volledig in erfpacht, opstal of vruchtgebruik heeft gegeven, als die persoon de sociale huurwoning niet mee zal bewonen;
4° hij of een van zijn gezinsleden een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, ten kosteloze titel gedeeltelijk in volle eigendom heeft verworven;
5° hij of een van zijn gezinsleden een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw gedeeltelijk ten kosteloze titel heeft verworven;
6° hij of een van zijn gezinsleden een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, waarop een recht van erfpacht of opstal is gegeven, gedeeltelijk ten kosteloze titel heeft verworven.
Als het derde lid van toepassing is, moet de kandidaat-koper, of in voorkomend geval, een van zijn gezinsleden, een jaar nadat de aankoopakte van de woning verleden is, voldoen aan de onroerende bezitsvoorwaarde, vermeld in het eerste lid. Als hij daarvoor gegronde redenen kan aanvoeren, kan hij de verkoper verzoeken om die termijn van een jaar te verlengen. Als de koper of, in voorkomend geval, een van zijn gezinsleden, niet voldoet aan de onroerende bezitsvoorwaarde na een jaar of, in voorkomend geval, de verlengde termijn, wordt de koopovereenkomst van rechtswege ontbonden.
§2. De kandidaat-koper, vermeld in paragraaf 1, kan bewijzen dat hij voldoet aan de onroerende bezitsvoorwaarden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, met een verklaring op erewoord voor de onroerende goederen in het buitenland.
§3. De onroerende bezitsvoorwaarden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, zijn niet van toepassing als:
1° de woning overbewoond verklaard is of als dusdanig geadviseerd is conform boek 3, deel 6, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° de andere woning onbewoonbaar verklaard is met toepassing van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet of als de woning onbewoonbaar verklaard is of als dusdanig geadviseerd is conform artikel 3.12 van de voormelde codex;
3° de woning in een ruimtelijke bestemmingszone in België ligt waar wonen niet toegestaan is.
In het geval, vermeld in het eerste lid, 1°, voldoet de koper binnen een jaar vanaf de datum waarop de aankoopakte verleden is aan de onroerende bezitsvoorwaarden, vermeld in paragraaf 1. Als de koper daarvoor gegronde redenen kan aanvoeren, kan hij de verkoper verzoeken om de vermelde termijn van een jaar te verlengen.
De koper kan ook, binnen een termijn van een jaar vanaf de datum waarop de aankoopakte verleden is, die woning voor twintig jaar, in ruil voor een periodieke vergoeding, bij authentieke akte ter beschikking stellen van een woonmaatschappij. Alle kosten die verbonden zijn aan die keuzen, zijn ten laste van de koper.
In het geval, vermeld in het eerste lid, 2°, moet de kandidaat-koper die woning slopen of de bestemming ervan wijzigen binnen een termijn van een jaar nadat de aankoopakte verleden is.
Als de koper binnen de bepaalde termijn niet heeft voldaan aan de vereisten, vermeld in deze paragraaf, is de verkoop van rechtswege ontbonden.
De uitzonderingsregel, vermeld in deze paragraaf, kan maar één keer voor dezelfde personen worden toegepast en is niet van toepassing op woningen met een kadastraal inkomen van meer dan 2000 euro na indexatie.
§4. Met betrekking tot de verkoop van sociale huurwoningen met toepassing van artikel 43 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zoals van kracht vóór 24 april 2017, wordt de kandidaat-koper beschouwd als woonbehoeftig als hij voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 43, §1, eerste lid, 3°, van het voormelde decreet, zoals van kracht vóór 24 april 2017.
Artikel 4.152. ( 25/04/2022 - ... )
Sociale huurwoningen worden verkocht door een woonmaatschappij conform het reglement betreffende de verkoop van sociale huurwoningen, dat is opgenomen in bijlage 9, die bij dit besluit is gevoegd.
Artikel 4.153. ( 25/04/2022 - ... )
Niet-residentiële ruimten worden verkocht door een woonmaatschappij conform het reglement betreffende de verkoop van niet-residentiële ruimten, dat is opgenomen in bijlage 12, die bij dit besluit is gevoegd.
Artikel 4.154. ( 25/04/2022 - ... )
De minister is ertoe gemachtigd om nadere regels uit te werken voor de verwerving, de realisatie, de verhuring en de verkoop van niet-residentiële ruimten en gemeenschapsvoorzieningen door de woonmaatschappijen.
Artikel 4.155. ( 22/07/2024 - ... )
§ 1. Ter uitvoering van artikel 4.45, § 7, derde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 worden de volgende persoonsgegevens verwerkt:
1° de voor- en achternaam, de geboorteplaats en -datum, het geslacht en de nationaliteit;
2° de burgerlijke staat;
3° de aanduiding of er personen ten laste zijn, met vermelding van de categorie, vermeld in artikel 4.149, eerste lid, 3°, a), b) of c), waartoe ze behoren;
4° de mate van verwantschap tussen de gezinsleden, vermeld in artikel 4.149, tweede lid;
5° de aanduiding of de kandidaat-koper ernstig gehandicapt is, conform de voorwaarden die bepaald zijn ter uitvoering van artikel 6.1, eerste lid, 4°, c);
6° gegevens over de onroerende rechten, vermeld in artikel 4.151.
Alleen persoonsgegevens die toereikend, ter zake dienend en noodzakelijk zijn voor de doeleinden, worden verwerkt. De verwerking van de persoonsgegevens voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 6, lid 1, c), van de algemene verordening gegevensbescherming.
§ 2. Met toepassing van artikel 6/1 en 7/1 van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator vraagt een woonmaatschappij de noodzakelijke documenten of gegevens op over de voorwaarden en de verplichtingen, vermeld in deze afdeling. Als de woonmaatschappij op die manier geen of onvoldoende gegevens verkrijgt, wordt de kandidaat-koper of koper gevraagd de nodige gegevens te bezorgen.
Als uit de verkregen informatie blijkt dat de kandidaat-koper of koper niet meer voldoet aan de voorwaarden en de verplichtingen, vermeld in deze afdeling, wordt die vaststelling meegedeeld aan de kandidaat-koper of koper. Die kan dan binnen een termijn van vijftien kalenderdagen na de mededeling reageren.
Artikel 4.155/1. ( 25/04/2022 - ... )
§ 1. Voor de verwerving van een sociale huurwoning, met toepassing van artikel 4.38, § 4 en § 5, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en artikel 209, § 3, van het decreet van 9 juli 2021 houdende de wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, kan een woonmaatschappij een renteloze lening aangaan bij de VMSW voor een bedrag dat berekend wordt conform paragraaf 2.
De looptijd van de renteloze lening bedraagt twintig jaar en kan verlengd worden tot de resterende looptijd van de lening die voor de financiering van de sociale huurwoning is aangegaan bij de VMSW, het Financieringsfonds of Vlabinvest apb, en die bij de overdracht van de sociale huurwoning wordt overgenomen door de woonmaatschappij. De looptijd van de renteloze lening kan niet meer dan 33 jaar bedragen.
§ 2. Als de verwerving van de sociale huurwoning de aankoop van een of meer sociale huurwoningen betreft, bedraagt de lening ten hoogste de prijs, vermeld in artikel 4.38, § 7, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, na verrekening van:
1° het openstaande saldo van een of meer leningen die voor de financiering van de sociale huurwoning zijn aangegaan bij de VMSW, het Financieringsfonds of Vlabinvest apb, en die bij de overdracht van de rechten worden overgenomen door de overnemende woonmaatschappij;
2° in voorkomend geval de subsidies, met uitzondering van de subsidies die op geen enkele wijze hebben bijgedragen tot de marktwaarde van het onroerend goed in kwestie.
Als de verwerving van een sociale huurwoning de vestiging van een recht van erfpacht betreft, is de lening gelijk aan het bedrag dat op het moment van de vestiging van het zakelijk recht wordt betaald. Het leningsbedrag wordt beperkt tot de prijs van de eenmalige canon van de erfpachtrechten, vermeld in artikel 4.38, § 7, van de voormelde codex, verminderd met het openstaande saldo van een of meer leningen die voor de financiering van de erfpachtrechten van de sociale huurwoning zijn aangegaan bij de VMSW, en die bij de overdracht van de rechten worden overgenomen door de overnemende woonmaatschappij, en, na verrekening, in voorkomend geval verminderd met de subsidies, met uitzondering van de subsidies die op geen enkele wijze hebben bijgedragen tot de marktwaarde van het onroerend goed.
Het tweede lid is alleen van toepassing in een van de volgende gevallen:
1° de sociale huurwoning wordt overgenomen van een gemeente of een OCMW en op die sociale huurwoning rust geen openstaand saldo meer van een lening die is gesloten bij de VMSW, het Financieringsfonds of Vlabinvest apb;
2° de sociale huurwoning wordt overgenomen van een initiatiefnemer die alleen de erfpachtrechten van de sociale huurwoning of de opstalrechten van de grond waarop de woning is opgericht, bezit.
Artikel 4.155/2. ( 03/12/2022 - ... )
§ 1. Voor de verwerving van onbebouwde percelen of bebouwde percelen die nog niet werden ingezet in de sociale huisvestingssector en die geschikt zijn voor de realisatie van een sociaal woonproject, met toepassing van artikel 4.38, § 4 en § 5, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en artikel 209, § 3, van het decreet van 9 juli 2021 houdende de wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, kan een woonmaatschappij een renteloze bulletlening aangaan bij de VMSW voor een bedrag dat berekend wordt conform paragraaf 2. Een renteloze bulletlening is een lening waarop de initiatiefnemer tijdens de looptijd geen kapitaalaflossingen doet. Het geleende kapitaal wordt uiterlijk op het einde van de looptijd van de bulletlening in een keer afgelost.
De looptijd van de renteloze bulletlening kan nooit meer dan tien jaar bedragen.
Op voorwaarde dat een verrichting voor de realisatie of de instandhouding van sociale huurwoningen op de grond in kwestie vatbaar is voor toewijzing op een jaarbudget conform artikel 4.28, § 1, vijfde lid, zet de VMSW binnen dertig dagen na de datum van kennisneming van de gunning de renteloze bulletlening om in een marktconforme lening als vermeld in artikel 5.44, § 2, eerste lid, gekoppeld aan een tussenkomst in de leningslast als vermeld in artikel 5.44, § 3, waarbij het subsidiabele bedrag wordt vastgesteld conform artikel 5.38, rekening houdend met het openstaande saldo van de leningen, vermeld in artikel 5.44, § 1, die bij de aankoop mee zijn overgedragen als de initiatiefnemer daarvan wil gebruik maken of een andere financiering. Als de VMSW in de maand december op de hoogte wordt gebracht van de gunning van de werkzaamheden, zet ze de renteloze bulletlening om in een marktconforme lening, in de maand januari van het jaar dat volgt.
Als de woonmaatschappij de verwerving van de onroerende goederen met eigen middelen heeft gefinancierd, verstrekt de VMSW op de wijze, vermeld in het derde lid, een marktconforme lening als vermeld in artikel 5.44, § 2, eerste lid, gekoppeld aan een tussenkomst in de leningslast als vermeld in artikel 5.44, § 3, als de initiatiefnemer daarvan wil gebruikmaken.
§ 2. Als de verwerving van het onroerend goed de aankoop van een of meer onbebouwde percelen of bebouwde percelen die nog niet werden ingezet in de sociale huisvestingssector en die geschikt zijn voor de realisatie van een sociaal woonproject betreft, bedraagt de lening ten hoogste de prijs, vermeld in artikel 4.38, § 7, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, na verrekening van:
1° het openstaande saldo van een of meer leningen die voor de financiering van dit perceel zijn aangegaan bij de VMSW, het Financieringsfonds of Vlabinvest apb, en die bij de overdracht worden overgenomen door de overnemende woonmaatschappij;
2° in voorkomend geval de subsidies, met uitzondering van de subsidies die op geen enkele wijze hebben bijgedragen tot de marktwaarde van het onroerend goed in kwestie.
Als de verwerving van het onroerend goed de vestiging van een recht van erfpacht of een recht van opstal op een of meer onbebouwde percelen of bebouwde percelen die nog niet werden ingezet in de sociale huisvestingssector en die geschikt zijn voor de realisatie van een sociaal woonproject betreft, is de lening gelijk aan het bedrag dat op het moment van de vestiging van het zakelijk recht wordt betaald. Het leningsbedrag wordt beperkt tot de prijs van de eenmalige canon van de erfpachtrechten, vermeld in artikel 4.38, § 7, van de voormelde codex, verminderd met het openstaande saldo van een of meer leningen die voor de financiering van de erfpachtrechten of opstalrechten van de onbebouwde percelen zijn aangegaan bij de VMSW en die bij de overdracht van de rechten worden overgenomen door de overnemende woonmaatschappij en, na verrekening, in voorkomend geval verminderd met de subsidies, met uitzondering van de subsidies die op geen enkele wijze hebben bijgedragen tot de marktwaarde van het onroerend goed.
Het tweede lid is alleen van toepassing in een van de volgende gevallen:
1° het onbebouwde perceel wordt overgenomen van een gemeente of een OCMW en op dat perceel rust geen openstaand saldo meer van een lening die bij de VMSW, het Financieringsfonds of Vlabinvest apb is gesloten;
2° het onbebouwde perceel wordt overgenomen van een initiatiefnemer die alleen de erfpachtrechten of opstalrechten van het onbebouwde perceel bezit.
Artikel 4.155/3. ( 04/03/2023 - ... )
Als een overdracht als vermeld in artikel 4.38, § 4 of § 5, van de Vlaamse Codex Wonen 2021 of artikel 209, § 3, van het decreet van 9 juli 2021 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, niet kan plaatsvinden tegen vergoeding in aandelen en de partijen het niet eens raken over de prijs voor de overdracht van die rechten, richt de meest gerede partij een aanvraag aan het agentschap om de overdrachtsprijs te laten vaststellen. De aanvrager motiveert waarom de overdracht niet kan plaatsvinden tegen vergoeding in aandelen. Als het agentschap vaststelt dat de overdracht niet kan plaatsvinden tegen vergoeding in aandelen en de partijen het niet eens raken over de prijs voor de overdracht van de rechten, vraagt het agentschap aan een schatter-onderhandelaar als vermeld in artikel 4.5, eerste lid, 1°, van de voormelde codex, om de venale waarde, vermeld in artikel 4.38, § 7, van de voormelde codex, van de over te dragen rechten vast te stellen. De minister stelt op basis van de aldus vastgestelde venale waarde de overdrachtsprijs vast.
De gezamenlijke overdrachtsprijs van alle over te dragen onroerende goederen van dezelfde initiatiefnemer naar dezelfde woonmaatschappij kan niet negatief zijn.
Artikel 4.155/4. ( 01/11/2023 - ... )
De netto-opbrengst uit de verkoop van sociale huurwoningen en onbebouwde onroerende goederen met toepassing van artikel 4.38, § 4 en § 5, van voormelde codex en artikel 209, § 3, van het decreet van 9 juli 2021 houdende de wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, namelijk de prijs, vermeld in artikel 4.38, § 7, van voormelde codex, na verrekening van het bedrag van de uitstaande financiering, vermeld in artikel 4.38, § 6, van de voormelde codex, die mee wordt overgedragen, wordt allereerst aangewend voor de vervroegde terugbetaling van de leningen, vermeld in artikel 4.155/1 en 4.155/2 van dit besluit, die de overdrager heeft gesloten voor de verwerving van sociale huurwoningen en onbebouwde percelen in het kader van de vorming van de woonmaatschappijen. Het saldo wordt vervolgens aangewend voor de vervroegde terugbetaling van de leningen, vermeld in artikel 5.44, § 2, van dit besluit. De geconsolideerde lening, vermeld in artikel 5.44, § 2, van dit besluit, met de langste resterende looptijd wordt het eerst vervroegd terugbetaald. Het resterende bedrag wordt op een renteloze rekening-courant gestort bij de VMSW en wordt aangewend conform artikel 4.4/1 van dit besluit.
In afwijking van het eerste lid kan de overdrager ervoor kiezen om het saldo dat moet worden aangewend voor de vervroegde terugbetaling van de leningen, vermeld in artikel 5.44, § 2,van dit besluit, volledig of gedeeltelijk te plaatsen op de renteloze rekening-courant bij de VMSW, vermeld in het eerste lid, als hij aantoont voor welke verwervingen als vermeld in artikel 4.38, § 4 en § 5, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en artikel 209 van het decreet van 9 juli 2021 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, dit bedrag in de toekomst kan worden aangewend. In voorkomend geval wordt het bedrag aangewend voor de financiering van de eerstvolgende verwervingen, met toepassing van artikel 4.38, § 4 en § 5, van de voormelde codex en artikel 209 van het voormelde decreet. Uiterlijk op 31 december 2027 of vroeger, als de ontvanger dat vraagt, wordt het saldo op de rekening-courant, vermeld in het eerste lid, aangewend voor de vervroegde terugbetaling van de leningen, vermeld in artikel 5.44, § 2, van dit besluit. De geconsolideerde lening, vermeld in artikel 5.44, § 2, van dit besluit, met de langste resterende looptijd wordt het eerst vervroegd terugbetaald. Het resterende bedrag wordt aangewend conform artikel 4.4/1 van dit besluit.
Artikel 4.156. ( 25/04/2022 - ... )
In deze afdeling wordt verstaan onder herstructurering: een herstructurering als vermeld in boek 12 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
Artikel 4.157. ( 25/04/2022 - ... )
Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap vastgelegd zijn, kan de minister, onder de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, een subsidie toekennen aan een woonmaatschappij voor de volledige of gedeeltelijke compensatie van de eventuele nadelige financiële gevolgen door haar rechtsvorm, organisatie, werking en vermogen in overeenstemming te brengen met de bepalingen, vermeld in het decreet van 9 juli 2021 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen.
Artikel 4.158. ( 03/12/2022 - ... )
§ 1. De minister kan aan een woonmaatschappij een toelage toekennen die cumulatief als volgt wordt samengesteld en berekend:
1° de volgende forfaitaire compenserende toelage per overgenomen sociale huurwoning of kadastraal perceel of deel ervan, waarop geen sociale huurwoning is gerealiseerd:
a) vanaf de eerste tot en met de 2.000ste overname: 100 euro;
b) vanaf de 2.001ste tot en met de 5.000ste overname: 50 euro;
c) vanaf de 5.001ste overname: 25 euro;
2° de volgende forfaitaire compenserende toelage voor een herstructurering:
a) 50.000 euro als minstens twee sociale huisvestingsmaatschappijen of woonmaatschappijen bij de herstructurering betrokken zijn;
b) 25.000 euro per bijkomende sociale huisvestingsmaatschappij of woonmaatschappij met huur- of gemengde activiteiten die bij de herstructurering betrokken is;
c) 12.500 euro per bijkomende sociale huisvestingsmaatschappij die bij de herstructurering betrokken is, maar die alleen koopactiviteiten ontwikkelt;
3° een forfaitaire compenserende toelage per overname van een in huur genomen of in erfpacht genomen woning of kamer op de private
huurmarkt, vermeld in artikel 4.40, 4°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021:
a) vanaf de 1ste tot en met de 100ste overname: 150 euro;
b) vanaf de 101ste overname: 100 euro.
§ 2. Om de overnamen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, te berekenen, komen alleen overnamen van eigendomsrechten in aanmerking van onroerende goederen die liggen in het werkingsgebied van de woonmaatschappij die de toelage aanvraagt en die aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
1° overnamen die tegen een vergoeding in aandelen of via een overdracht om niet gebeuren;
2° de eerste honderd overnamen van dezelfde overdrager die gebeuren op een andere manier dan de wijze, vermeld in punt 1°;
3° alle overnamen, ongeacht de overdrachtswijze, van het VWF, de VMSW, een gemeente, een intergemeentelijk samenwerkingsverband, een OCMW of een welzijnsvereniging.
De toelage, vermeld in paragraaf 1, 3°, wordt alleen toegekend als de woonmaatschappij minstens vijftig overnamen als vermeld in paragraaf 1, 3°, heeft verricht
§ 3. De cumulatieve toelagen, vermeld in paragraaf 1, kunnen in geen geval meer bedragen dan de reële kosten die eraan verbonden zijn de rechtsvorm, de organisatie, de werking en het vermogen in overeenstemming te brengen met de bepalingen, vermeld in het decreet van 9 juli 2021 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, en ze worden in voorkomend geval gereduceerd tot de werkelijk uitgegeven en aangetoonde bedragen.
De volgende kosten komen in aanmerking voor de cumulatieve toelagen, vermeld in paragraaf 1 en 2, op voorwaarde dat de woonmaatschappij aantoont dat ze zijn gemaakt om de rechtsvorm, de organisatie, de werking en het vermogen in overeenstemming te brengen met de bepalingen, vermeld in het voormelde decreet:
1° de notariskosten;
2° de advieskosten;
3° de kosten voor informatisering, hard- en software en automatisering;
4° de verhuis- en huisvestingskosten;
5° de communicatiekosten;
6° de opmetingskosten;
7° de betaalde verbrekingsvergoedingen, met uitzondering van de verbrekings- en opzegvergoedingen naar aanleiding van het beëindigen van een arbeidscontract.
§ 4. De woonmaatschappij kan een toelage als vermeld in paragraaf 1, alleen verkrijgen op voorwaarde dat zijzelf of haar rechtsvoorganger vanaf de dag van bekendmaking van dit besluit, maximaal honderd sociale huurwoningen of kadastrale percelen of delen ervan tegen een andere vergoeding dan in aandelen heeft overgedragen aan dezelfde woonmaatschappij of sociale huisvestingsmaatschappij.
Als de woonmaatschappij na haar aanvraag, vermeld in artikel 4.159, alsnog tegen een andere vergoeding dan in aandelen sociale huurwoningen of kadastrale percelen of delen ervan overdraagt, waarbij meer dan honderd overdrachten aan dezelfde woonmaatschappij of sociale huisvestingsmaatschappij gebeuren, kan de minister de subsidieaanvraag weigeren. Als de subsidie al is betaald, kan de minister de subsidie volledig of gedeeltelijk terugvorderen, met vermeerdering van de wettelijke verwijlinteresten vanaf de dag waarop de subsidie is ontvangen.
§ 5. De cumulatieve toelagen, vermeld in paragraaf 1, kunnen gecumuleerd worden met andere toelagen, premies of subsidies die dezelfde kosten compenseren, zolang die samen niet meer bedragen dan de reële kosten door de rechtsvorm, de organisatie, de werking en het vermogen in overeenstemming te brengen met de bepalingen, vermeld in het decreet van 9 juli 2021 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, inclusief niet-recupereerbare fiscale lasten. In voorkomend geval wordt de toelage beperkt tot de werkelijk uitgegeven bedragen. De woonmaatschappij voegt in voorkomend geval een verklaring op erewoord bij het aanvraagdossier, met een overzicht van alle gecumuleerde toelagen, premies en subsidies.
§ 6. De cumulatieve toelagen, vermeld in paragraaf 1, kunnen maar één keer per woonmaatschappij worden aangevraagd uiterlijk op 30 juni 2028.
Artikel 4.159. ( 25/04/2022 - ... )
§ 1. De toelage, vermeld in artikel 4.158, kan worden aangevraagd bij de VMSW.
§ 2. Bij de aanvraag, vermeld in paragraaf 1, voegt de woonmaatschappij minstens al de volgende documenten:
1° een lijst met alle huurcontracten die aan de woonmaatschappij zijn overgedragen;
2° de bewijsstukken van de werkelijk uitgegeven kosten door haar rechtsvorm, organisatie, werking en vermogen in overeenstemming te brengen met de bepalingen, vermeld in het decreet van 9 juli 2021 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen;
3° een verklaring op erewoord over de andere toelagen, premies of subsidies dan de toelagen, premies of subsidies, vermeld in deze afdeling, die door haar rechtsvorm, organisatie, werking en vermogen in overeenstemming te brengen met de bepalingen, vermeld in het voormelde decreet, werden of zullen worden ontvangen;
4° een verklaring op erewoord waarin de juistheid van de bezorgde bewijsstukken wordt bevestigd, met de uittreksels van de akten of notulen waaruit blijkt dat de persoon die de subsidieaanvraag indient, daarvoor gemandateerd is.
§ 3. Als de woonmaatschappij in aanmerking wil komen voor de toelage, vermeld in artikel 4.158, § 1, 1° en 2°, voegt ze bij haar subsidieaanvraag al de volgende documenten:
1° het bewijs van neerlegging op de griffie van de ondernemingsrechtbank van de fusieakte of, in geval van splitsing, de splitsingsakte of, in voorkomend geval, de akte houdende de vaststelling van de inbreng of van de overdracht van algemeenheid of van de inbreng of de overdracht van bedrijfstak;
2° een lijst met alle kadastrale percelen of delen ervan waarop geen sociale huurwoningen zijn gerealiseerd die door de herstructurering aan de woonmaatschappij zijn overgedragen;
3° een lijst met alle sociale huurwoningen die door de herstructurering aan de woonmaatschappij zijn overgedragen.
§ 4. Om een toelage als vermeld in artikel 4.158, § 1, eerste lid, 1° en 2°, te kunnen krijgen wordt alleen rekening gehouden met herstructureringen waarvoor de neerlegging van de akte, vermeld in paragraaf 3, 1°, is gedaan tussen 1 januari 2022 en 30 juni 2028 en met bewijsstukken met datum vanaf 1 januari 2020 die niet eerder werden ingediend voor het krijgen van een toelage als vermeld in artikel 49, § 3, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode of in artikel 4.50 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
§ 5. De VMSW controleert of de aanvraagdossiers voldoen aan de voorwaarden die bij of krachtens deze afdeling zijn gesteld. De VMSW kan daarvoor alle nuttige documenten en bewijzen opvragen. De woonmaatschappij geeft gevolg aan de verzoeken van de VMSW in het kader van de voormelde controle.
Uiterlijk binnen negentig dagen na de dag waarop de VSMW de aanvraag heeft ontvangen, beoordeelt ze of de voorwaarden vervuld zijn en brengt ze de minister op de hoogte van haar bevindingen, in voorkomend geval inclusief de berekening van de subsidie. De minister beslist over de toekenning van de subsidie. De VMSW brengt de aanvrager met een beveiligde zending op de hoogte van de beslissing van de minister en betaalt, in voorkomend geval, de subsidie uit binnen negen maanden nadat ze de kennisgeving verzonden heeft.
Artikel 4.160. ( 19/04/2025 - ... )
§1. Binnen de perken van de daartoe op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten kan de minister de kosten van de externe bijstand, die niet door het agentschap wordt geleverd en waarop een woonmaatschappijj vrijwillig een beroep wil doen, voor maximaal 50% subsidiëren. Als voorwaarde geldt dat de meest recente prestatiebeoordeling aantoont dat de woonmaatschappij voldoende inspanningen heeft geleverd om tot de nodige prestatieverbetering te komen, zonder dat ze met toepassing van artikel 4.51, eerste lid, 2°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 verplicht is om een beroep te doen op externe bijstand om het bedrijfsbeheer te verbeteren.
De externe bijstand, vermeld in het eerste lid, wordt aangetrokken met een overheidsopdracht waarvan de minister de opdrachtomschrijving vaststelt.
§2. Op straffe van onontvankelijkheid mailt de woonmaatschappij die vrijwillig een beroep doet op externe bijstand als vermeld in paragraaf 1, voorafgaand aan de gunning van de overheidsopdracht of de afname van het raamcontract, namens haar bestuursorgaan haar aanvraag tot subsidiëring van die externe bijstand naar het agentschap. Het agentschap bevestigt de ontvangst van de subsidieaanvraag. Het aanvraagdossier bevat op straffe van onontvankelijkheid al de volgende elementen:
1° een specifieke omschrijving van een of meer aspecten van het bedrijfsbeheer waarvoor de woonmaatschappij een subsidie aanvraagt;
2° de wijze waarop de externe bijstand een oplossing biedt voor de problemen op basis waarvan de woonmaatschappij in haar laatste visitatierapport een oordeel `voor verbetering vatbaar' of `onvoldoende' kreeg;
3° de inspanningen die de aanvrager al heeft geleverd om voor de operationele doelstellingen in kwestie tot een prestatieverbetering te komen, en de redenen waarom hij daarin niet of onvoldoende geslaagd is. Die inspanningen worden ook gestaafd door het laatste visitatierapport.
§3. Als het agentschap van oordeel is dat het aanvraagdossier ontvankelijk is, wordt de woonmaatschappij daarvan per e-mail op de hoogte gebracht binnen een termijn van 14 kalenderdagen vanaf de bevestiging van de ontvangst van de aanvraag. Die kennisgeving vermeldt ook het verloop van het proces om de subsidie te verkrijgen.
Als het agentschap van oordeel is dat het aanvraagdossier niet ontvankelijk is, wordt de woonmaatschappij daarvan per e-mail op de hoogte gebracht binnen een termijn van 14 kalenderdagen vanaf de bevestiging van de ontvangst van de aanvraag. In die kennisgeving motiveert het voormelde agentschap aan welke ontvankelijkheidsvereisten niet is voldaan en vraagt het aan de aanvrager om aanvullende documenten of inlichtingen te mailen naar het agentschap. Het agentschap brengt de aanvrager ervan op de hoogte als het de bijkomende documenten of inlichtingen ontvangen heeft.
De minister beoordeelt de aanvraag en bepaalt in geval van een positieve beoordeling de opdrachtomschrijving van de overheidsopdracht. De minister kan ook beslissen dat de aanvrager de subsidie krijgt om gebruik te maken van raamcontracten die het agentschap heeft gesloten in het kader van de verbetering van het bedrijfsbeheer van een woonmaatschappij.
Binnen zes maanden na de dag waarop de beslissing van de minister over de aanvraag met een brief aan de aanvrager is bezorgd, mailt de woonmaatschappij het voorstel van gunning of het voorstel tot afname van een raamcontract dat het agentschap heeft gesloten naar het agentschap. Het agentschap bevestigt de ontvangst van het voorstel. Binnen zestig kalenderdagen na de dag waarop het agentschap het voorstel heeft ontvangen, beslist de minister, na advies van het agentschap, over de toekenning van de subsidie. Het agentschap legt na de beslissing van de minister de kredieten vast die 50% van het goedgekeurde offertebedrag bedragen. Het agentschap brengt de aanvrager met een beveiligde zending op de hoogte van de ministeriële beslissing.
Het agentschap betaalt de subsidie in één keer uit nadat de aanvrager de overeenstemmende facturen heeft voorgelegd. Als op basis van de voorgelegde facturen de werkelijk betaalde kostprijs lager is dan het goedgekeurde offertebedrag, wordt de uitbetaalde subsidie beperkt tot 50% van het gefactureerde bedrag. De btw op het gefactureerde bedrag is subsidiabel voor zover die niet wordt teruggevorderd door de woonmaatschappij. Het recht op subsidie vervalt op de vijfde verjaardag van de subsidietoezegging van de minister. Een woonmaatschappij kan voor dezelfde of soortgelijke opdracht maar één keer een subsidie krijgen.
Artikel 4.160/1. ( 03/12/2022 - ... )
Ter uitvoering van artikel 163, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 wordt het bedrag van de retributie die vereist is in het kader van de overdracht van onroerende goederen tussen sociale huisvestingsmaatschappijen enerzijds, en voor overdrachten tussen woonmaatschappijen onderling en tussen sociale huisvestingsmaatschappijen en woonmaatschappijen, en voor overdrachten ter uitvoering van artikel 4.38, § 4 of § 5, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en ter uitvoering van artikel 209, §3, van het decreet van 9 juli 2021 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen anderzijds om bodemattesten aan een van de volgende instellingen of instanties uit te reiken, vastgesteld op 0 euro:
1° een sociale huisvestingsmaatschappij die of een sociaal verhuurkantoor dat op 19 september 2021 erkend is conform de erkenningsvoorwaarden die op die datum van toepassing zijn;
2° een woonmaatschappij;
3° de VMSW;
4° een gemeente;
5° een intergemeentelijk samenwerkingsverband;
6° een OCMW;
7° een welzijnsvereniging
8° het Vlaams Woningfonds.
Het nultarief, vermeld in het eerste lid, geldt voor aanvragen van een bodemattest die vóór 1 januari 2028 bij de OVAM worden ingediend.
Enkel overdrachten die tegen een vergoeding in aandelen of om niet gebeuren, de overdrachten van de VMSW, de lokale besturen en het VWF aan de sociale huisvestingsmaatschappijen en woonmaatschappijen, en de eerste honderd overdrachten van andere overdragers dan de VMSW, de lokale besturen of het VWF aan een sociale huisvestingsmaatschappij of woonmaatschappij naar dezelfde overnemer tegen een andere vergoeding dan in aandelen of om niet, komen in aanmerking voor het nultarief, vermeld in het eerste lid..
Artikel 4.160/2. ( 03/12/2022 - ... )
De verplichtingen, vermeld in artikel 33/14, §1 tot en met §3, van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaal kringlopen en afvalstoffen, gelden niet voor de overdrachten die plaatsvinden tussen sociale huisvestingsmaatschappijen enerzijds en voor overdrachten tussen woonmaatschappijen onderling en tussen sociale huisvestingsmaatschappijen en woonmaatschappijen, en voor overdrachten ter uitvoering van artikel 4.38, §4 en §5, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, en ter uitvoering van artikel 205, §7, vierde lid, en ter uitvoering van artikel 209, §3, van het decreet van 9 juli 2021 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen anderzijds.
Het eerste lid geldt enkel voor overdrachten die tegen een vergoeding in aandelen of om niet gebeuren, voor de overdrachten van de VMSW, de lokale besturen en het VWF aan de sociale huisvestingsmaatschappijen en woonmaatschappijen, en voor de eerste honderd overdrachten van andere overdragers dan van de VMSW, de lokale besturen of het VWF aan een woonmaatschappij of sociale huisvestingsmaatschappij naar dezelfde overnemer tegen een andere vergoeding dan in aandelen of om niet.
In het kader van de overdrachten, vermeld in het eerste lid, beschikt de overnemer van een toegankelijke constructie met risicobouwjaar als vermeld in artikel 3, §2, 9°, van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaal kringlopen en afvalstoffen, over een geldig asbestinventarisattest als vermeld in artikel 33/11 van het voormelde decreet, binnen twee jaar na de definitieve overdracht.
Artikel 4.160/3. ( 03/12/2022 - ... )
Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap vastgelegd zijn, worden, onder de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, de volgende subsidies toegekend aan de erkende woonmaatschappij voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 4.40, 4°, 5° en 6°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021:
1° een basissubsidie-enveloppe;
2° een aanvullende subsidie-enveloppe;
3° een VIA-subsidie;
4° een groeisubsidie.
Bij een dreigend budgettekort kan een proratering van de subsidies, vermeld in het eerste lid, doorgevoerd worden.
De minister kan in het begrotingsjaar 2016 een subsidie toekennen bestemd voor het aanzuiveren van het overgedragen verlies en voor het opvangen van de verliezen ingevolge het oninvorderbaar worden van huurvorderingen.
De minister kan in het begrotingsjaar 2020 een subsidie van ten hoogste 25.000 euro toekennen bij aanwerving van een bijkomend halftijds personeelslid dat gedurende 12 maanden zal ingezet worden om prospecties uit te voeren met het oog op nieuwe inhuurnemingen. De minister bepaalt de wijze waarop de bijkomende personeelskost verbonden aan de aanwerving door het erkende woonmaatschappij worden aangetoond en stelt de uitbetalingsvoorwaarden vast.
De minister kan in het begrotingsjaar 2021 naast de subsidie, vermeld in het vierde lid, een bijkomende subsidie van maximaal 25.000 euro toekennen voor de voortzetting van de tewerkstelling van een bijkomend halftijds personeelslid dat ingezet wordt voor prospecties op de private huurmarkt. Alleen de erkende woonmaatschappijen die, met toepassing van het vierde lid, uiterlijk op 1 juni 2021 een bijkomend personeelslid hebben aangeworven, komen in aanmerking voor de bijkomende subsidie. De loonkosten die verbonden zijn aan de verlengde tewerkstelling, kunnen voor een periode van maximaal twaalf maanden, die ingaat op 1 oktober 2021, worden gesubsidieerd. De halftijdse prospectiemedewerker wordt ingezet om prospecties uit te voeren met het oog op nieuwe inhuurnemingen. De minister bepaalt de wijze waarop de bijkomende personeelskosten die verbonden zijn aan de aanwerving door de erkende woonmaatschappij, worden aangetoond en stelt de uitbetalingsvoorwaarden vast.
De minister kan in het begrotingsjaar 2022 naast de subsidie, vermeld in het vijfde lid, een bijkomende subsidie van maximaal 25.000 euro toekennen voor de voortzetting van de tewerkstelling van een bijkomend halftijds personeelslid dat ingezet wordt voor prospecties op de private huurmarkt. Alleen de erkende woonmaatschappijen die met toepassing van het vijfde lid, uiterlijk op 1 juni 2022 gebruik maakten van de verlengde tewerkstelling, komen in aanmerking voor de bijkomende subsidie. De loonkosten die verbonden zijn aan de verlengde tewerkstelling, kunnen voor een periode van maximaal twaalf maanden, die ingaat op 1 oktober 2022, worden gesubsidieerd. De halftijdse prospectiemedewerker wordt ingezet om prospecties uit te voeren met het oog op nieuwe inhuurnemingen. De minister bepaalt de wijze waarop de bijkomende personeelskosten die verbonden zijn aan de aanwerving door de erkende woonmaatschappij, worden aangetoond en stelt de uitbetalingsvoorwaarden vast.
Artikel 4.160/4. ( 19/04/2025 - ... )
§ 1. De basissubsidie-enveloppe, de aanvullende subsidie-enveloppe, de groeisubsidie en de VIA-subsidie worden toegekend als de woonmaatschappij voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° de woonmaatschappij toont de tewerkstelling aan van minstens één personeelslid met minimaal een bachelordiploma of met minimaal twee jaar nuttige ervaring in huisvestings- of welzijnsthematiek. Die personeelsleden staan in voor minstens een halftijdse coördinatiefunctie die wordt ingezet om de opdrachten, vermeld in artikel 4.40, 4°, 5° en 6°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, uit te voeren;
2° de woonmaatschappij toont aan dat ze beschikt over een personeelsformatie om de opdrachten, vermeld in artikel 4.40, 4°, 5° en 6°, van de voormelde codex, uit te voeren;
3° de woonmaatschappij heeft minstens vijftig woningen in huur;
4° de woonmaatschappij dient een gemotiveerde planning in van de woningaangroei die ze verwacht te realiseren in de komende vijf jaar;
5° de woonmaatschappij maakt een financiële planning op als vermeld in artikel 4.37 van dit besluit.
Voor de toepassing van het eerste lid, 3°, wordt alleen rekening gehouden met de sociale huurwoningen die de woonmaatschappij heeft ingehuurd conform artikel 4.40, 4°, van de voormelde codex en met de sociale huurwoningen, vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 49°, d), van de voormelde codex.
§ 2. Er wordt voor de toepassing van paragraaf 1, eerste lid, 3°, rekening gehouden met kamers, vermeld in artikel 1.3, § 1, eerste lid, 25°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, die de woonmaatschappij op de private huurwoningmarkt inhuurt als ze verhuurd worden in het kader van een samenwerkingsovereenkomst die gesloten is met een erkende welzijnsinstantie.
De aanvullende subsidie-enveloppe wordt toegekend als het aantal woningen respectievelijk meer bedraagt dan vijftig en honderd. Het aantal woningen dat in aanmerking wordt genomen, is het aantal woningen op 1 november van het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend. Dat aantal wordt met een omstandige overzichtstabel bewezen, waaruit blijkt dat de woningen voldoen aan de voorwaarden vermeld in paragraaf 1, tweede lid, en paragraaf 2, eerste lid.
Artikel 4.160/5. ( 25/04/2022 - ... )
De aanvraag van de basissubsidie-enveloppe wordt ingediend bij het agentschap en bevat de bewijzen waaruit blijkt dat aan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 4.160/4, is voldaan.
De minister of zijn gemachtigde beslist over de subsidieaanvraag binnen een termijn van drie maanden nadat het agentschap een volledig aanvraagdossier heeft ontvangen en daarvan een ontvangstmelding heeft gestuurd.
Artikel 4.160/6. ( 25/04/2022 - ... )
Het agentschap betekent het subsidiebesluit over de basissubsidie-enveloppe aan de woonmaatschappij met een afschrift aan de toezichthouder en de vzw HUURpunt of haar rechtsopvolger.
De woonmaatschappij dient jaarlijks, uiterlijk op 15 november, bij het agentschap een overzichtstabel in van de woningen die ze in huur heeft op 1 november, om aan te tonen dat ze voldoet aan artikel 4.160/4, § 1, eerste lid, 3°.
Artikel 4.160/7. ( 03/12/2022 - ... )
De aanvraag van de aanvullende subsidie-enveloppe wordt jaarlijks uiterlijk op 15 november bij het agentschap ingediend en bevat de bewijzen dat aan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 4.160/4, § 1, is voldaan.
De minister of zijn gemachtigde beslist over de subsidieaanvraag binnen een termijn van drie maanden nadat het agentschap een volledig aanvraagdossier heeft ontvangen en daarvan een ontvangstmelding heeft gestuurd.
Het agentschap betekent het subsidiebesluit over de aanvullende subsidie-enveloppe aan de woonmaatschappij met een afschrift aan de toezichthouder en de vzw HUURpunt of haar rechtsopvolger.
Het subsidiebesluit vermeldt het maximumbedrag van de aanvullende subsidie-enveloppe. De periode waarin de woonmaatschappij in aanmerking komt voor de aanvullende subsidie-enveloppe, gaat in op de eerste dag van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de aanvraag is ingediend en loopt tot en met 31 december van dat kalenderjaar.
De groeisubsidie wordt jaarlijks door de minister of zijn gemachtigde toegekend aan een woonmaatschappij die aantoont dat het in het afgelopen werkingsjaar een groter aantal gesubsidieerde woningen in huur heeft. De groeisubsidie wordt toegekend op basis van de vergelijking van het aantal woningen, vermeld in de twee recentste overzichtstabellen, vermeld in artikel 4.160/6, tweede lid. Gesubsidieerde woningen waarvan de huurovereenkomsten in de loop van het werkingsjaar tussen woonmaatschappijen worden overgedragen vanwege een wijziging in het werkingsgebied, komen niet in aanmerking voor de berekening van de groeisubsidie.
Om de groeisubsidie te berekenen die de minister of zijn gemachtigde voor het werkingsjaar 2022 aan een sociaal verhuurkantoor toekent, wordt bij de vergelijking van het aantal ingehuurde gesubsidieerde woningen tussen de twee recentste overzichtstabellen, vermeld in artikel 4.160/6, tweede lid, rekening gehouden met de lopende huurovereenkomsten die het sociaal verhuurkantoor vóór 1 november 2022 aan een woonmaatschappij heeft overgedragen.
In het werkingsjaar 2023 wordt de groeisubsidie door de minister of zijn gemachtigde toegekend aan een woonmaatschappij die in de overzichtstabel, vermeld in artikel 4.160/6, tweede lid, aantoont dat ze in haar werkingsgebied op 1 november 2023 een groter aantal gesubsidieerde woningen in huur heeft genomen dan het totale aantal gesubsidieerde woningen dat op 1 november 2022 is ingehuurd door de sociale verhuurkantoren die actief waren in de gemeenten die behoren tot het werkingsgebied van de woonmaatschappij.
De VIA-subsidie wordt jaarlijks door de minister of zijn gemachtigde toegekend aan een woonmaatschappij volgens de verdeelsleutel, vermeld in artikel 4.160/8, §1, vijfde lid
Artikel 4.160/8. ( 08/01/2024 - ... )
§ 1. De basissubsidie-enveloppe bedraagt maximaal 121.127,86 euro per kalenderjaar voor een woonmaatschappij die minstens 50 woningen en maximaal 99 woningen in huur heeft. De aanvullende subsidie-enveloppe bedraagt per kalenderjaar 1.586,32 euro per woning voor de 51ste tot en met de 99ste woning.
De basissubsidie-enveloppe bedraagt maximaal 216.818,78 euro per kalenderjaar voor een woonmaatschappij die minstens 100 woningen in huur heeft. De aanvullende subsidie-enveloppe bedraagt per kalenderjaar 1.586,32 euro per woning vanaf de 101ste woning tot de 199ste woning.
De basissubsidie-enveloppe bedraagt maximaal 385.000,76 euro per kalenderjaar voor een woonmaatschappij die minstens 200 woningen in huur heeft. De aanvullende subsidie-enveloppe bedraagt per kalenderjaar 1.586,32 euro per woning vanaf de 201ste woning tot de 250ste woning. Vanaf de 251ste woning bedraagt de aanvullende subsidie per kalenderjaar 1.637,49 euro.
De groeisubsidie bedraagt 1586,32 euro per woning.
De VIA-subsidie bedraagt 1.136.949,20 euro en wordt verdeeld over de woonmaatschappijen volgens een verdeelsleutel die op de volgende wijze wordt vastgesteld: aandeel van de woonmaatschappij in de VIA-subsidie = aantal gesubsidieerde woningen in het werkingsgebied op 1 november 2022 / totaal aantal gesubsidieerde woningen op 1 november 2022.
§ 2. Een woonmaatschappij met minder dan honderd woningen in huur huurt vanaf 1 november van het derde kalenderjaar nadat de periode van de eerste basissubsidie-enveloppe is ingegaan, minstens honderd woningen.
Een woonmaatschappij met minstens honderd woningen, maar minder dan honderdvijftig woningen in huur huurt vanaf 1 november van het vierde kalenderjaar nadat de periode van de basissubsidie-enveloppe die gekoppeld is aan honderd woningen, is ingegaan, minstens honderdvijftig woningen.
Een woonmaatschappij met een werkingsgebied waar een gemeente met meer dan 150.000 inwoners deel van uitmaakt, en met minstens honderdvijftig woningen, maar minder dan tweehonderd woningen in huur huurt vanaf 1 november van het derde kalenderjaar nadat de periode van de basissubsidie-enveloppe en de aanvullende subsidie-enveloppe die gekoppeld is aan honderdvijftig woningen, is ingegaan, minstens tweehonderd woningen. Een woonmaatschappij met een werkingsgebied waar een stad met meer dan 150.000 inwoners deel van uitmaakt, en met minstens tweehonderd woningen, maar minder dan tweehonderdvijftig woningen in huur, huurt vanaf 1 november van het vierde kalenderjaar nadat de periode van de basissubsidie-enveloppe en de aanvullende subsidie-enveloppe die gekoppeld is aan 200 woningen, is ingegaan, minstens 250 woningen.
Als het minimumaantal woningen in huur, vermeld in het eerste, tweede en derde lid, niet wordt behaald, wordt de basissubsidie-enveloppe voor het daaropvolgende kalenderjaar verminderd met 10% totdat de woonmaatschappij respectievelijk minstens honderd, honderdvijftig, tweehonderd of tweehonderdvijftig woningen in huur heeft.
De minister kan een afwijking toestaan van de vermindering met 10%, vermeld in het vierde lid. De minister kan de afwijking toestaan op voorwaarde dat de woonmaatschappij voldoende geobjectiveerd aantoont waarom de vooropgestelde woninggroei niet is gehaald. Daarbij worden minstens twee van de volgende redenen of realisaties door de woonmaatschappij aangetoond, die in de beslissing tot afwijking tot uiting kunnen worden gebracht:
1° er is een jaarlijkse gemiddelde woninggroei van 7,5% gerealiseerd;
2° de woonmaatschappij heeft al een belangrijk aandeel van de private huurmarkt in haar werkingsgebied in beheer;
3° het lokale betaalbare private huurwoningaanbod is beperkt;
4° er is een substantiële brutogroei, maar de nettogroei is beperkt omdat een groot aantal woningen uit beheer is gegaan;
5° de groei is beperkt door een grondig gemotiveerde situatie van overmacht.
De woonmaatschappij kan voor de motivering, vermeld in het vijfde lid, alle relevante elementen inbrengen die aantonen dat de verwachte woninggroei, vermeld in dit artikel, niet haalbaar was, op voorwaarde dat er effectief een deel van de woninggroei is gerealiseerd.
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 en 2 en artikel 4.160/4, §1, eerste lid, 3°, verleent de minister of zijn gemachtigde voor de werkingsjaren 2023, 2024, 2025 en 2026 voor iedere huurovereenkomst die een woonmaatschappij van een sociaal verhuurkantoor heeft overgenomen en die nog loopt, een subsidie die gelijk is aan de som van de laatste aan het sociaal verhuurkantoor toegekende basissubsidie-enveloppe en aanvullende subsidie-enveloppe gedeeld door het aantal ingehuurde woningen dat in aanmerking is genomen bij de berekening van de laatste aan het sociaal verhuurkantoor toegekende basissubsidie-enveloppe en aanvullende subsidie-enveloppe.
In afwijking van paragraaf 1 en 2 en artikel 4.160/4, §1, eerste lid, 3°, verleent de minister of zijn gemachtigde voor de werkingsjaren 2024, 2025 en 2026 een aanvullende subsidie van 1.611,91 euro per bijkomende door de woonmaatschappij in huur genomen gesubsidieerde woning. De aanvullende subsidie voor het werkingsjaar 2024, 2025 en 2026 wordt berekend op basis van het aantal bijkomende woningen waarvoor met toepassing van artikel 4.160/7, zevende lid, in het vorige werkingsjaar een groeisubsidie is toegekend.
Voor de werkingsjaren 2023, 2024, 2025 en 2026 dient de woonmaatschappij geen aanvraag als vermeld in artikel 4.160/5 in.
Woonmaatschappijen die minder dan 50 ingehuurde woningen hebben overgenomen van sociale verhuurkantoren en de grens van 50 ingehuurde woningen overschrijden in de werkingsjaren 2024, 2025 of 2026, kunnen in afwijking van het derde lid een aanvraag indienen als vermeld in artikel 4.160/5. Deze woonmaatschappijen kunnen vervolgens in aanmerking komen voor een basis- en aanvullende subsidie-enveloppe volgens de voorwaarden vermeld in paragraaf 1.
§ 4. Met behoud van de toepassing van artikel 4.160/10 worden de subsidies, vermeld in paragraaf 1, eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid, besteed aan de volgende kosten:
1° de personeelskosten;
2° de kosten die verbonden zijn aan frictieleegstand;
3° de waardeverminderingen doordat huurvorderingen oninbaar worden;
4° de werkingskosten, met inbegrip van de afschrijvingen op andere activa dan de huurwoningen.
Als de aangetoonde werkingskosten hoger zijn dan 30% van de totale subsidie-enveloppe, wordt maar 30% ervan aanvaard. Alleen de kosten, vermeld in dit lid, die verbonden zijn aan de uitvoering van de opdrachten van de woonmaatschappij, vermeld in artikel 4.40, 4°, 5° en 6°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, komen in aanmerking voor de subsidies, vermeld in paragraaf 1, eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid.
§ 5. Na de voorafgaande goedkeuring door het agentschap kunnen de volgende kosten als personeelskosten worden beschouwd:
1° kostenvergoedingen voor externe personeelsleden die ingezet worden voor de uitvoering van de opdracht van de woonmaatschappij, vermeld in artikel 4.40, 4°, 5° en 6°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, waarvan de woonmaatschappij aantoont dat ze noodzakelijk zijn om structureel te voorzien in de personeelsformatie;
2° kosten voor de uitbesteding van de boekhouding aan een boekhouder die erkend is door het Instituut voor Belastingadviseurs en Accountants.
§ 6. De bedragen, vermeld in dit artikel, worden jaarlijks geïndexeerd. Het loonaandeel wordt geïndexeerd conform de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, en met behoud van de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. Het is gekoppeld aan de spilindex die van toepassing is op 1 januari 2019. Het niet-loonaandeel wordt geïndexeerd volgens de indexatieparameter voor de werkingskredieten die in de begrotingsinstructies is opgenomen.
Artikel 4.160/9. ( 03/12/2022 - ... )
De basissubsidie-enveloppe en de aanvullende subsidie-enveloppe, vermeld in artikel 4.160/8, §1, worden voor elk volledig kalenderjaar uitbetaald via één voorschot van 90% van het toegestane maximumbedrag.
Het voorschot, vermeld in het eerste lid, wordt ambtshalve uitbetaald in de loop van januari van het werkingsjaar. De jaarlijkse afrekening wordt uiterlijk op 30 september van het volgende kalenderjaar opgemaakt op basis van de stukken, vermeld in artikel 4.160/11, en de aanvullende stukken die de minister vaststelt om het saldo uit te betalen. De groeisubsidie, vermeld in artikel 4.160/8, §1, vierde lid, en in artikel 4.160/7, vijfde, zesde en zevende lid, wordt toegekend in de maand december die volgt op de voorlegging van de overzichtstabel, vermeld in artikel 4.160/6, tweede lid, waarmee de woonmaatschappij aantoont dat het aantal in huur genomen woningen is toegenomen.
De basissubsidie-enveloppe voor de maanden tussen de inwerkingtreding van het subsidiebesluit en 1 januari van het eerste volledige kalenderjaar worden berekend in verhouding tot het aantal maanden. Ze worden uitbetaald volgens de voorschottenregeling, vermeld in het eerste lid.
De subsidiëring voor de personeelskosten, die de woonmaatschappij maakt in het kader van de opdracht vermeld in artikel 4.40, 4°, 5° en 6° van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, wordt bij de jaarlijkse afrekening berekend op grond van de werkelijke lasten van de bezoldiging van de voltijds of deeltijds tewerkgestelde personeelsleden, met inbegrip van de werkgeverslasten, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en het vervroegde vakantiegeld bij uitdiensttreding. Er wordt rekening gehouden met de anciënniteit in een voltijdse of deeltijdse dagtaak. Als de woonmaatschappij een goedkeuring heeft verkregen, conform artikel 4.160/8, § 5, toont het de loonkosten van het personeel aan door middel van een omstandige afrekeningsnota van de betreffende werkgever. De werkgever houdt de individuele jaarrekening en de loonfiches van de tewerkgestelde personeelsleden ter beschikking voor controle door het agentschap.
Artikel 4.160/10. ( 25/04/2022 - ... )
Het niet-aangewende saldo van de subsidie, vermeld in artikel 4.160/3, derde lid, wordt jaarlijks overgedragen en bestemd als reserve voor toekomstige kosten die verbonden zijn aan niet-recupereerbare huurschade of definitief oninbare huurvorderingen die ontstaan zijn bij de uitvoering van de opdrachten van de woonmaatschappij vermeld in artikel 4.40, 4°, 5° en 6° van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Het gedeelte van de groeisubsidie dat niet in het jaar van de toekenning kan worden aangewend, wordt eenmalig overgedragen en kan in het volgende werkingsjaar aangewend worden voor de volgende kosten als die kosten verbonden zijn aan de uitvoering van de opdrachten van de woonmaatschappij, vermeld in artikel 4.40, 4°, 5° en 6°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021:
1° de personeelskosten;
2° de kosten die verbonden zijn aan frictieleegstand;
3° de kosten die verbonden zijn aan waardeverminderingen doordat huurvorderingen oninbaar worden;
4° de werkingskosten.
Artikel 4.160/11. ( 03/12/2022 - ... )
Elke woonmaatschappij maakt met betrekking tot zijn opdrachten, vermeld in artikel 4.40, 4°, 5° en 6°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, een jaarverslag op conform het model dat het agentschap ter beschikking stelt.
Het jaarverslag wordt jaarlijks uiterlijk op 30 juni bij het agentschap ingediend, voor de eerste keer uiterlijk op 30 juni van het jaar dat volgt op het jaar waarin de woonmaatschappij is opgericht.
Artikel 4.160/12. ( 25/04/2022 - ... )
Met behoud van de toepassing van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen, af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, kan de minister na gemotiveerd advies van het agentschap of de toezichthouder, nadat hij de woonmaatschappij heeft gehoord en na de kennisgeving daarvan die met een beveiligde zending wordt verstuurd, de uitbetaling van de subsidies stopzetten en de al uitbetaalde subsidies terugvorderen als de Vlaamse Regering een van de sancties oplegt, vermeld in artikel 4.51 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Met behoud van de toepassing van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen, af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, zal de minister na gemotiveerd advies van het agentschap of de toezichthouder, nadat hij de woonmaatschappij heeft gehoord en na de kennisgeving daarvan die met een beveiligde zending wordt verstuurd, de uitbetaling van de subsidies stopzetten en de al uitbetaalde subsidies terugvorderen als:
1° de woonmaatschappij ten onrechte een erkenning of subsidiëring heeft ontvangen op grond van onjuiste informatie;
2° de woonmaatschappij de controle op de aanwending van de toegekende subsidies verhindert.
Artikel 4.160/12/1. ( 28/09/2023 - ... )
De woonmaatschappij die niet erkend is als kredietbemiddelaar, faciliteert het verstrekken van bijzondere sociale leningen door de volgende acties te nemen:
1° documentatie aan kandidaat-ontleners ter beschikking stellen die het VWF aanlevert;
2° een lokaal en faciliteiten, eventueel tegen een vergoeding, in haar kantoor ter beschikking stellen als het VWF daarom verzoekt, om zitdagen te organiseren waarop een bijzondere sociale lening verstrekt kan worden.
Het VWF sluit met de woonmaatschappij, vermeld in het eerste lid, een overeenkomst waarin de wederzijdse rechten en plichten worden vastgelegd en werkafspraken worden gemaakt. Op voorstel van het VWF stelt het agentschap een model van samenwerkingsovereenkomst vast.
Artikel 4.160/12/2. ( 28/09/2023 - ... )
Het VWF sluit een samenwerkingsovereenkomst met elke woonmaatschappij die erkend is als kredietbemiddelaar, waarin de wederzijdse rechten en plichten worden vastgelegd en werkafspraken worden gemaakt. Op voorstel van het VWF stelt het agentschap een model van samenwerkingsovereenkomst vast.
Artikel 4.160/12/3. ( 28/09/2023 - ... )
Aan de woonmaatschappij, die een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten, conform artikel 4.160/12/2, wordt, binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap vastgelegd zijn, een subsidie van 1000 euro toegekend per ontvangen voorschot op de dossierkosten, vermeld in artikel 5.117, eerste lid, 10°. De woonmaatschappij betaalt de helft van de subsidie terug als niet op het leningsaanbod wordt ingegaan of als er geen leningsaanbod wordt gedaan door het VWF.
Het VWF bezorgt per semester aan het agentschap een overzicht van het aantal ontvangen en terugbetaalde voorschotten op de dossierkosten, vermeld in artikel 5.117, eerste lid, 10°, waarbij een woonmaatschappij als kredietbemiddelaar is opgetreden. Op basis van het voormelde overzicht betaalt het agentschap de subsidie uit aan de VMSW, die instaat voor de uitbetaling van die subsidie aan de woonmaatschappijen.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex (basisjaar 2013) van december van het voorgaande jaar, met als basis de gezondheidsindex van de maand december 2022, die 127,89 bedraagt. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende natuurlijke getal.
Artikel 4.160/13. ( 28/09/2023 - ... )
Het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatsteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen is van toepassing op:
1° de subsidies vermeld in boek 4, deel 1, titel 3, hoofdstuk 5, afdeling 1 en afdeling 2;
2° de subsidies vermeld in boek 4, deel 1, titel 3, hoofdstuk 4.1,
3° de subsidies vermeld in boek 4, deel 1, titel 3, hoofdstuk 5, afdeling 4 en afdeling 4/1;
4° de subsidies vermeld in boek 4, deel 1, titel 3, hoofdstuk 7.
De VMSW voert op geregelde tijdstippen, en ten minste om de twee jaar, controles op overcompensatie uit. In het geval van een overcompensatie vordert de VMSW het overschot terug. Als het bedrag van de overcompensatie niet meer bedraagt dan 10% van het bedrag van de gemiddelde jaarcompensatie, mag de overcompensatie naar de volgende periode worden overgedragen en op het voor die periode te betalen compensatiebedrag in mindering worden gebracht.
Artikel 4.161. ( 01/01/2023 - ... )
§1. Binnen de perken van de daartoe op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten kunnen de kosten van de externe bijstand, die niet door het agentschap wordt geleverd, waarop een woonmaatschappij met toepassing van artikel 4.51, eerste lid, 2°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 verplicht is een beroep te doen, voor maximaal 50% gesubsidieerd worden als de externe bijstand dient om het bedrijfsbeheer te verbeteren.
De externe bijstand, vermeld in het eerste lid, wordt aangetrokken met een overheidsopdracht waarvan de minister de opdrachtomschrijving vaststelt.
§2. Op straffe van onontvankelijkheid mailt de woonmaatschappij die verplicht wordt een beroep te doen op externe bijstand als vermeld in paragraaf 1, voorafgaand aan de gunning van de overheidsopdracht of de afname van het raamcontract, namens haar bestuursorgaan haar aanvraag tot subsidiëring van die externe bijstand naar het agentschap op het e-mailadres shm.woonbeleid@vlaanderen.be. Het agentschap bevestigt de ontvangst van de subsidieaanvraag. Het aanvraagdossier bevat op straffe van onontvankelijkheid al de volgende elementen:
1° een specifieke omschrijving van een of meer aspecten van het bedrijfsbeheer waarvoor de woonmaatschappij een subsidie aanvraagt;
2° de wijze waarop de externe bijstand een oplossing biedt voor de problemen op basis waarvan de minister of de Vlaamse Regering de woonmaatschappij tot externe bijstand heeft verplicht.
§3. Als het agentschap van oordeel is dat het aanvraagdossier ontvankelijk is, wordt de woonmaatschappij daarvan per e-mail op de hoogte gebracht binnen een termijn van 14 kalenderdagen vanaf de bevestiging van de ontvangst van de aanvraag. Die kennisgeving vermeldt ook het verloop van het proces om de subsidie te verkrijgen.
Als het agentschap van oordeel is dat het aanvraagdossier niet ontvankelijk is, wordt de woonmaatschappij daarvan per e-mail op de hoogte gebracht binnen een termijn van 14 kalenderdagen vanaf de bevestiging van de ontvangst van de aanvraag. In die kennisgeving motiveert het voormelde agentschap aan welke ontvankelijkheidsvereisten niet is voldaan en vraagt het aan de aanvrager om aanvullende documenten of inlichtingen te mailen naar het e-mailadres shm.woonbeleid@vlaanderen.be. Het agentschap brengt de aanvrager ervan op de hoogte als het de bijkomende documenten of inlichtingen ontvangen heeft.
De minister beoordeelt de aanvraag en bepaalt in geval van een positieve beoordeling de opdrachtomschrijving van de overheidsopdracht. De minister kan ook beslissen dat de aanvrager de subsidie krijgt om gebruik te maken van raamcontracten die het agentschap heeft gesloten in het kader van de verbetering van het bedrijfsbeheer van een woonmaatschappij.
Binnen zes maanden na de dag waarop de beslissing van de minister over de aanvraag met een brief aan de aanvrager is bezorgd, mailt de woonmaatschappij het voorstel van gunning of het voorstel tot afname van een raamcontract dat het agentschap heeft gesloten naar het e-mailadres shm.woonbeleid@vlaanderen.be. Het agentschap bevestigt de ontvangst van het voorstel. Binnen zestig kalenderdagen na de dag waarop het agentschap het voorstel heeft ontvangen, beslist de minister, na advies van het agentschap, over de toekenning van de subsidie. Het agentschap legt na de beslissing van de minister de kredieten vast die 50% van het goedgekeurde offertebedrag bedragen. Het agentschap brengt de aanvrager met een beveiligde zending op de hoogte van de ministeriële beslissing.
Het agentschap betaalt de subsidie in één keer uit nadat de aanvrager de overeenstemmende facturen heeft voorgelegd. Als op basis van de voorgelegde facturen de werkelijk betaalde kostprijs lager is dan het goedgekeurde offertebedrag, wordt de uitbetaalde subsidie beperkt tot 50% van het gefactureerde bedrag. De btw op het gefactureerde bedrag is subsidiabel voor zover die niet wordt teruggevorderd door de woonmaatschappij. Het recht op subsidie vervalt op de vijfde verjaardag van de subsidietoezegging van de minister. Een woonmaatschappij kan voor dezelfde of soortgelijke opdracht maar één keer een subsidie krijgen.
Artikel 4.161/1. ( 01/02/2024 - ... )
De minister kan onder de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, een erkenning verlenen aan een ondersteuningsstructuur voor de woonmaatschappijen.
Een ondersteuningsstructuur voor de woonmaatschappijen kan erkend worden en kan erkend blijven als ze aan al de volgende voorwaarden voldoet:
1° ze voert de opdrachten uit, vermeld in artikel 4.53/4, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° ze is opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk conform het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, en de raad van bestuur is als volgt samengesteld:
a) hij bestaat uit ten hoogste vijftien leden;
b) minimaal de helft plus één van het aantal leden van de raad van bestuur zijn voorzitters of bestuurders van woonmaatschappijen;
c) ten hoogste twee derde van de leden van de raad van bestuur is van hetzelfde geslacht;
d) een deel van het aantal leden van de raad van bestuur kan een onafhankelijke expert zijn;
e) in de raad van bestuur is voldoende expertise aanwezig voor de uitvoering van de verschillende opdrachten, en er is ook voldoende diversiteit in competenties en achtergrond;
f) de raad van bestuur is een representatieve vertegenwoordiging van de woonmaatschappijen;
g) de voorzitter van de raad van bestuur wordt gekozen uit de leden van de raad van bestuur die voorzitter zijn van een woonmaatschappij;
3° ze verbindt zich ertoe aan het agentschap elke wijziging in de statuten en elke wijziging waardoor niet meer voldaan wordt aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in dit artikel, mee te delen;
4° ze maakt een jaarplan op en voert dat uit. Ze rapporteert over de uitvoering van het voormelde jaarplan conform artikel 4.161/5, §2, van dit besluit, op het Overlegplatform Sociaal Wonen, vermeld in artikel 3, vierde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Wonen in Vlaanderen;
5° ze erkent het belang van de Nederlandse taal bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten en gebruikt bij voorkeur de Nederlandse taal in de communicatie, samenwerkingen en de algemene werking voor de gesubsidieerde activiteiten.
De minister kan een afwijking toestaan op de voorwaarde, vermeld in het tweede lid, 2°, b), op voorwaarde dat de ondersteuningsstructuur voor de woonmaatschappijen gemotiveerd aantoont waarom het vooropgestelde aantal niet is gehaald.
Artikel 4.161/2. ( 01/02/2024 - ... )
De aanvraag tot erkenning als ondersteuningsstructuur voor de woonmaatschappijen wordt ingediend bij het agentschap en bevat al de volgende gegevens en stukken:
1° gegevens en stukken waaruit blijkt of kan blijken dat voldaan is aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4.161/1, tweede lid;
2° in voorkomend geval, de gemotiveerde vraag tot afwijking, vermeld in artikel 4.161/1, derde lid;
3° ten minste toelichting over:
a) de structuur van de organisatie;
b) de personeelsformatie;
c) de statuten en het huishoudelijk reglement;
d) het jaarplan voor het eerste jaar van de erkenning met acties en beoogde resultaten.
Het agentschap bezorgt de aanvrager onmiddellijk een ontvangstbevestiging van de erkenningsaanvraag, vermeld in het eerste lid, en beoordeelt binnen dertig dagen vanaf de dag van de verzending van de ontvangstbevestiging of het dossier volledig is conform het eerste lid.
Als het agentschap beslist dat het aanvraagdossier conform het eerste lid onvolledig is, brengt het de aanvrager daarvan op de hoogte. De aanvrager bezorgt de ontbrekende stukken aan het agentschap binnen dertig dagen vanaf de dag waarop de aanvrager de vraag tot vervollediging heeft ontvangen.
Als het agentschap beslist dat het aanvraagdossier conform het eerste lid volledig is, brengt het de aanvrager daarvan op de hoogte. Binnen negentig dagen na de dag waarop het agentschap de voormelde beslissing heeft genomen, beslist de minister over de erkenningsaanvraag.
Artikel 4.161/3. ( 01/02/2024 - ... )
§1. Het erkenningsbesluit, vermeld in artikel 4.161/2, vierde lid, wordt aan de ondersteuningsstructuur voor de woonmaatschappijen betekend. Het voormelde besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de ondertekening ervan door de minister en geldt tot 31 december van het vijfde kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin het erkenningsbesluit in werking is getreden.
§2. De erkenningsperiode, vermeld in paragraaf 1, kan telkens met vijf jaar worden verlengd als de ondersteuningsstructuur voor de woonmaatschappijen uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode in kwestie een aanvraag tot verlenging van de erkenning indient bij het agentschap.
De minister beslist over de verlengingsaanvraag, vermeld in het eerste lid, op basis van de inhoudelijke en financiële evaluatie van de werking van de ondersteuningsstructuur voor de woonmaatschappijen tijdens de voorgaande jaren, vermeld in artikel 4.161/5.
De verlengingsaanvraag, vermeld in het eerste lid, wordt behandeld conform de procedure, vermeld in artikel 4.161/2.
Artikel 4.161/4. ( 01/02/2024 - ... )
Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de minister gedurende de erkenningsperiode, vermeld in artikel 4.161/3, §1 van dit besluit, jaarlijks een subsidie aan de erkende ondersteuningsstructuur voor de woonmaatschappijen toekennen van maximaal 374.000 euro als tegemoetkoming in de personeels- en werkingskosten, die verbonden zijn aan de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 4.53/4, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. De voormelde subsidie wordt gedurende de erkenningsperiode, vermeld in artikel 4.161/3, §1, van dit besluit, jaarlijks toegekend nadat het agentschap aan de hand van de stukken, vermeld in artikel 4.161/5, van dit besluit, heeft vastgesteld dat de ondersteuningsstructuur voor de woonmaatschappijen voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4.161/1, tweede lid, van dit besluit.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, wordt jaarlijks geïndexeerd. Het loonaandeel wordt geïndexeerd conform de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld en met behoud van de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. Het is gekoppeld aan de spilindex die van toepassing is op 1 januari 2023. Het niet-loonaandeel wordt geïndexeerd volgens de indexatieparameter voor de werkingskredieten die in de begrotingsinstructies is opgenomen.
Artikel 4.161/5. ( 01/02/2024 - ... )
§1. De erkende ondersteuningsstructuur voor de woonmaatschappijen voert een boekhouding conform artikel III.82 tot en met III.95 van het Wetboek van Economisch Recht, de andere relevante bepalingen van het voormelde wetboek en het koninklijk besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het wetboek van Economisch recht, en voldoet aan de jaarrekeningverplichtingen conform de relevante bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019 en het Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 29 april 2019. Als de werking van de ondersteuningsstructuur voor woonmaatschappijen deel uitmaakt van een breder opdrachtenpakket, wordt een analytische boekhouding gevoerd. De activa en passiva en de kosten en opbrengsten die verband houden met de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 4.53/4, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, kunnen worden afgezonderd in de balans en de resultatenrekening.
De ondersteuningsstructuur voor woonmaatschappijen bezorgt jaarlijks uiterlijk op 31 maart al de volgende stukken aan het agentschap:
1° een gedetailleerde afrekening van de kosten en opbrengsten van haar werking die verband houdt met de opdrachten, vermeld in artikel 4.53/4, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, over het voorbije kalenderjaar en een begroting voor het lopende kalenderjaar, die goedgekeurd is door het bevoegde bestuursorgaan;
2° een gedetailleerde afrekening van de personeelskosten in de gesubsidieerde periode, met een afschrift van de RSZ-staten van de tewerkgestelde personeelsleden;
3° de balans en resultatenrekening waarmee de activa en passiva en de kosten en opbrengsten die verband houden met de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 4.53/4, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, worden aangetoond.
Het agentschap is belast met de controle op de stukken, vermeld in het tweede lid.
§2. De erkende ondersteuningsstructuur voor woonmaatschappijen rapporteert minstens drie keer per jaar op het Overlegplatform Sociaal Wonen, vermeld in artikel 3, vierde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Wonen in Vlaanderen, over de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 4.53/4, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Het agentschap legt de drie vergaderingen vast in onderling overleg met de ondersteuningsstructuur voor woonmaatschappijen en bezorgt telkens een uitnodiging.
Op de eerste vergadering van het jaar evalueert het agentschap de uitvoering van de opdrachten van het afgelopen jaar aan de hand van het jaarplan, vermeld in artikel 4.161/1, tweede lid, 4°. De ondersteuningsstructuur voor woonmaatschappijen bezorgt minstens twee weken voor de vergadering een rapportering over de uitvoering van het voormelde jaarplan aan het agentschap, op basis van een sjabloon dat het agentschap ter beschikking stelt. Het verslag van de voormelde vergadering vervolledigt de rapportering over het afgelopen jaar en maakt er integraal deel van uit.
Op de laatste vergadering van het jaar worden de geplande acties en de beoogde resultaten voor het volgende jaar besproken. De ondersteuningsstructuur voor woonmaatschappijen bezorgt minstens twee weken voor de vergadering een ontwerp van jaarplan aan het agentschap, op basis van een sjabloon dat het agentschap ter beschikking stelt. Het verslag van die vergadering vervolledigt het voormelde ontwerp van jaarplan en maakt er integraal deel van uit.
Met behoud van de toepassing van het tweede en derde lid volgt het agentschap op elke vergadering de uitvoering van het jaarplan op. De ondersteuningsstructuur voor woonmaatschappijen bezorgt minstens twee weken voor de vergadering een rapportering over de uitvoering van het jaarplan, vermeld in artikel 4.161/1, tweede lid, 4°, aan het agentschap, op basis van een sjabloon dat het agentschap ter beschikking stelt. Het verslag van die vergadering vervolledigt de tussentijdse rapportering en maakt er integraal deel van uit.
§3. Het agentschap maakt een ontwerp op van een afrekening als vermeld in artikel 4.161/6, §1, nadat het de stukken, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, heeft gecontroleerd en nadat het verslag, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, is opgemaakt.
Artikel 4.161/6. ( 01/02/2024 - ... )
§1. De subsidie wordt voor elk volledig kalenderjaar uitbetaald via drie voorschotten van elk 30% op het toegestane maximumbedrag. De voorschotten worden ambtshalve betaalbaar gesteld door het agentschap bij het begin van elke periode van vier maanden. Ze worden afgetrokken bij de afrekening van de subsidie voor elk kalenderjaar die het agentschap opmaakt, vermeld in artikel 4.161/5, §3.
De subsidiëring voor de personeelskosten wordt bij de jaarlijkse afrekening berekend op grond van de werkelijke lasten van de bezoldiging van de voltijds of deeltijds tewerkgestelde personeelsleden, met inbegrip van de werkgeverslasten, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage, het vervroegde vakantiegeld en de opzeggingsvergoedingen bij uitdiensttreding.
§2. De subsidie voor de maanden tussen de datum van de inwerkingtreding van dit besluit en 1 januari van het eerste volledige kalenderjaar wordt berekend in verhouding tot het aantal maanden. Ze wordt uitbetaald volgens de voorschottenregeling, vermeld in paragraaf 1, per periode van maximaal vier maanden.
Artikel 4.161/7. ( 01/02/2024 - ... )
Met behoud van de toepassing van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof en het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaring af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen kan de uitbetaling van de subsidie volledig of gedeeltelijk worden stopgezet of kan de erkenning worden ingetrokken in de volgende gevallen:
1° nadat het agentschap de ondersteuningsstructuur voor woonmaatschappijen heeft gehoord, stelt het vast dat de ondersteuningsstructuur niet meer voldoet aan een van de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4.161/1, tweede lid, van dit besluit. De ondersteuningsstructuur kan niet aantonen dat ze opnieuw aan de voorwaarden zal voldoen binnen drie maanden die volgen op de datum waarop het agentschap heeft vastgesteld dat de ondersteuningsstructuur voor woonmaatschappijen niet meer voldoet aan een van de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4.161/1, tweede lid, van dit besluit;
2° de ondersteuningsstructuur voor woonmaatschappijen begaat een ernstige onregelmatigheid bij de uitvoering van haar opdracht.
Artikel 4.162. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.163. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.164. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.165. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.166. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.167. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.168. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.169. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.170. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.171. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.172. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.173. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.174. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.175. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.176. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.177. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.178. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.179. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.180. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.181. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.182. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.183. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.184. ( 01/01/2023 - ... )
Met toepassing van artikel 4.63 en artikel 5.69 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 kan aan het VWF een toelage worden verleend voor de financiering van de bijzondere sociale leningen, de huurwaarborgleningen, het afhandelen van aanvullende woonleningen die provincies hebben toegekend, de huurhulpverrichtingen en de verzekering gewaarborgd wonen.
De toelage bestaat uit:
1° de toelage ter financiering van de werkingskosten die wordt berekend op basis van het verschil tussen de uit de werking voortvloeiende ontvangsten en uitgaven;
2° de financieringstoelage die wordt berekend als het verschil van de financiële opbrengsten en de financiële kosten.
De bij de berekening van de toelage, vermeld in het tweede lid, 1° en 2°, in rekening te brengen componenten en de rapporteringsvereisten, worden bepaald in gezamenlijk overleg tussen de minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen.
De uitgavenkredieten in de begroting van het VWF zijn limitatief. De minister kan overschrijdingen van deze limitatieve kredieten toestaan.
Artikel 4.185. ( 01/01/2021 - ... )
Het Vlaamse Gewest waarborgt, ten opzichte van de inschrijvers, de goede afloop van de leningen waarvoor aan het VWF toelating is verleend onder de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk.
Artikel 4.186. ( 25/04/2022 - ... )
De opbrengst van de leningen zal door de vennootschap worden geboekt op een rekening "Fonds B2" genaamd, waarop ook de voorschotten worden geboekt, die haar eventueel worden verleend door het "Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België".
De voorwaarden waaronder de in het Fonds B2 aanwezige gelden worden aangewend worden bij besluit van de Vlaamse regering vastgesteld.
De hypothecaire leningen en de huurwaarborgleningen die de vennootschap toekent, verwezenlijkt door middel van de kapitalen van het Fonds B2, worden in een onderscheiden boekhouding geboekt.
De winst die het Fonds B2 maakt, komt het Vlaamse Gewest ten goede. Ze wordt in een reserve gestort waarvan de aanwending in gezamenlijk overleg wordt geregeld door de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en de Vlaamse minister van Wonen.
Artikel 4.187. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.188. ( 25/04/2022 - ... )
Het VWF is ertoe gemachtigd om, onder de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, de kapitalen van het Fonds B2 aan te wenden voor:
1° ...
2° ...
3° ...
4° andere verrichtingen waartoe de Vlaamse Regering opdracht geeft en die passen in het Vlaamse woonbeleid en in de specifieke opdracht van het VWF voor woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden;
5° ...
Het VWF geeft prioriteit aan woningen die ongeschikt of onbewoonbaar zijn verklaard conform boek 3, deel 5, titel 1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
De minister stelt jaarlijks vast welk gedeelte van de leningen of kredieten het VWF in kwestie moet besteden aan de verwerving en/of renovatie, en zo nodig de sloping en vervanging, van ongeschikte woningen of ongeschikte gebouwen, aan de verbetering of aanpassing van woningen en/of het toestaan van leningen voor dergelijke verrichtingen aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden. Dat gedeelte bedraagt minstens 30%.
Artikel 4.189. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.190. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.191. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.192. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.193. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.194. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 4.195. ( 01/01/2021 - ... )
In het Vlaamse Gewest kan per provincie ten hoogste één huurdersbond erkend worden. Als er meerdere huurdersbonden per provincie om een erkenning vragen gaat de erkenning naar de organisatie met de grootste representativiteit. Die representativiteit wordt gemeten aan de hand van het aantal individuele en collectieve leden.
Om die indicator te bepalen, wordt het aantal collectieve leden met een factor vijf verhoogd. Het aantal individuele en collectieve leden wordt vastgesteld op het moment van de aanvraag.
Om als huurdersbond erkend te kunnen worden en te blijven, moet de huurdersbond aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° de opdrachten, vermeld in artikel 4.198, vervullen;
2° samenwerken met de erkende ondersteuningsstructuur huurdersinitiatieven;
3° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk conform het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen;
4° beschikken over een centraal secretariaat met een consultatieruimte;
5° gedurende ten minste twintig uur per week voor advies beschikbaar zijn voor het publiek op het centraal secretariaat en ten minste drie uur per week 's avonds na 18 uur of tijdens het weekend. Ten minste vierentwintig adviesuren per maand worden georganiseerd in andere gemeenten dan de gemeenten waar het centraal secretariaat zich bevindt;
6° het bewijs leveren dat hij gedurende ten minste één jaar voor de erkenningsaanvraag de opdrachten, vermeld in artikel 4.198, heeft vervuld;
7° ten minste één voltijdsequivalent personeelslid met een diploma universitair onderwijs of met vijf jaar nuttige ervaring in de huisvestingsproblematiek en één voltijdsequivalent personeelslid met een diploma niet-universitair hoger onderwijs of met drie jaar nuttige ervaring in de huisvestingsproblematiek tewerkstellen;
8° een overzicht opstellen van de doelstellingen die hij de volgende vijf jaar wil realiseren, alsook een gemotiveerd actieprogramma waarin de activiteiten zijn opgenomen om die doelstellingen te bereiken;
9° een gemotiveerde planning opstellen voor een optimaal territoriaal bereik van de huurders, met bijzondere aandacht voor de ondersteuning van de adviesverlening van de lokale besturen en de ontwikkeling van lokale samenwerkingsnetwerken;
10° zich verbinden tot mededeling aan het agentschap van elke wijziging in de statuten, van het werkingsgebied en van elke wijziging waardoor niet meer voldaan wordt aan de erkenningsvoorwaarden;
11° een jaarverslag opmaken of zich ertoe verbinden om een jaarverslag op te maken over de eigen werking van het voorbije jaar, alsook, in voorkomend geval, over de werking van zijn regionale steunpunt of steunpunten.
Artikel 4.196. ( 01/01/2021 - ... )
De aanvraag tot erkenning wordt ingediend bij het agentschap en bevat de volgende gegevens en stukken:
1° bewijzen waaruit blijkt dat aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4.195, derde lid, is voldaan;
2° ten minste toelichting over:
a) de structuur van de organisatie;
b) de personeelsformatie;
c) de statuten en het huishoudelijk reglement;
d) het werkingsgebied;
e) de lokale netwerkvorming en de ondersteuning van de lokale besturen;
f) de beleidsplannen voor de komende vijf jaar.
Zodra het agentschap een ontvangstmelding van een volledig aanvraagdossier heeft gegeven, beslist de minister binnen een termijn van drie maanden over de erkenningsaanvraag. De gemotiveerde beslissing wordt door het agentschap betekend aan de huurdersbond met een afschrift aan de toezichthouder.
Artikel 4.197. ( 01/01/2021 - ... )
§1. Het erkenningsbesluit wordt aan de huurdersbond betekend. Het besluit treedt in werking op de datum van de ondertekening ervan door de minister. De periode waarin de huurdersbond wordt erkend, gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de inwerkingtreding van het erkenningsbesluit en loopt tot 31 december van het vijfde kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin het erkenningsbesluit in werking is getreden.
§2. De periode, vermeld in paragraaf 1, kan telkens met vijf jaar worden verlengd als de huurdersbond uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode in kwestie een aanvraag tot verlenging van de erkenning indient bij het agentschap.
De minister beslist over de verlengingsaanvraag op basis van de evaluatie van de werking van de huurdersbond tijdens de voorgaande jaren.
De verlengingsaanvraag wordt behandeld conform de procedure, vermeld in artikel 4.196, tweede lid.
Artikel 4.198. ( 01/01/2021 - ... )
Een huurdersbond heeft als opdracht:
1° op individuele of collectieve basis informatie en advies te verstrekken over alle aangelegenheden inzake het wonen in huurwoningen, onder meer bevattelijke huurinformatie en huuradvies. Hij kan juridische bijstand verlenen aan huurders en kandidaat-huurders in het algemeen en aan de meest behoeftige huurders in het bijzonder;
2° op te treden als belangenbehartiger van huurders in het algemeen en van de meest behoeftige huurders in het bijzonder;
3° de kwaliteit van een goede rechtshulp inzake bereikbaarheid, beschikbaarheid, begrijpbaarheid, bruikbaarheid en betaalbaarheid te bevorderen met bijzondere aandacht voor de ondersteuning van de adviesverlening van de lokale besturen en de ontwikkeling van lokale samenwerkingsnetwerken.
Artikel 4.199. ( 01/01/2021 - ... )
Een erkende huurdersbond kan één regionaal steunpunt uitbouwen met het oog op een betere regionale spreiding en lokale inbedding van de adviesconsultaties. De afbakening van het regionale werkingsgebied van het regionale steunpunt moet aan de hand van de beschikbare indicatoren inzake de huurderspopulatie, de kansarmoede of de sociaal-economische achterstelling, de kwaliteit en het comfort van de woningen en de betaalbaarheid voldoende worden gemotiveerd.
Artikel 4.200. ( 01/01/2021 - ... )
Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbaar zijn, wordt er onder de voorwaarden, vermeld in dit besluit, een basissubsidie-enveloppe toegekend aan de erkende huurdersbond.
De basissubsidie-enveloppe voor de huurdersbonden van de provincies Limburg en Vlaams-Brabant bedraagt 202.059,71 euro per kalenderjaar en voor de huurdersbond van de provincie West-Vlaanderen 263.225,05 euro per kalenderjaar. Voor de huurdersbonden van de provincies Oost-Vlaanderen en Antwerpen bedraagt de subsidie 249.212,69 euro per kalenderjaar.
Artikel 4.201. ( 01/01/2021 - ... )
Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbaar zijn, kan, met ingang van 1 januari 2010, aan een erkende huurdersbond een aanvullende subsidie-enveloppe van 122.279,48 euro per kalenderjaar worden toegekend voor de werking van een nieuw regionaal steunpunt als vermeld in artikel 4.199.
Om voor de aanvullende subsidie-enveloppe in aanmerking te komen, moet het regionale steunpunt aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° de voorwaarden, vermeld in artikel 4.195, derde lid, 1°, naleven;
2° zich ertoe verbinden om binnen een termijn van drie maanden na de toekenning van de aanvullende subsidie-enveloppe over een centraal secretariaat met een consultatieruimte als vermeld in artikel 4.195, derde lid, 4°, te beschikken;
3° zich ertoe verbinden om binnen een termijn van drie maanden na de toekenning van de aanvullende subsidie-enveloppe gedurende ten minste tien extra uur per week voor advies beschikbaar te zijn voor het publiek, waarvan ten minste één uur per week 's avonds na 18 uur of tijdens het weekend;
4° ten minste één voltijdsequivalent personeelslid met een diploma niet-universitair hoger onderwijs of met drie jaar nuttige ervaring in de huisvestingsproblematiek tewerkstellen of zich ertoe verbinden om binnen een termijn van drie maanden na de toekenning van de aanvullende subsidie-enveloppe daaraan te voldoen.
Artikel 4.202. ( 01/01/2021 - ... )
De aanvraag van de aanvullende subsidie-enveloppe wordt ingediend bij het agentschap en bevat de volgende gegevens en stukken:
1° bewijzen waaruit blijkt dat aan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 4.201, tweede lid, is voldaan;
2° de motivatie, vermeld in artikel 4.199.
De minister of zijn gemachtigde beslist over de subsidieaanvraag binnen een termijn van drie maanden na de ontvangstmelding door het agentschap van een volledig aanvraagdossier.
Artikel 4.203. ( 01/01/2021 - ... )
§1. Het subsidiebesluit over de aanvullende subsidie-enveloppe voor de uitbouw van een regionaal steunpunt wordt door het agentschap betekend aan de huurdersbond met een afschrift aan de toezichthouder. Het subsidiebesluit treedt in werking op de datum van de ondertekening door de minister. De periode waarin de huurdersbond in aanmerking komt voor de aanvullende subsidie-enveloppe begint op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de inwerkingtreding van het subsidiebesluit. De subsidieperiode loopt tot de einddatum van het erkenningsbesluit dat de basissubsidie-enveloppe toekent.
§2. De periode, vermeld in paragraaf 1, kan telkens met vijf jaar worden verlengd als de huurdersbond uiterlijk zes maanden voor het einde van de lopende periode een aanvraag tot verlenging van de subsidie indient bij het agentschap.
De verlengingsaanvraag wordt behandeld conform de procedure, vermeld in artikel 4.202, tweede lid.
Artikel 4.204. ( 01/01/2021 - ... )
De basissubsidie-enveloppe, eventueel vermeerderd met een aanvullende subsidie-enveloppe voor het regionale steunpunt, wordt besteed aan de werkings- en personeelskosten van de huurdersbond en, in voorkomend geval, van haar regionale steunpunt.
De subsidiëring voor de personeelskosten wordt bij de jaarlijkse afrekening berekend op grond van de uitbetaalde brutopersoneelskosten inclusief sociale bijdragen, toelagen en vergoedingen volgens de voorwaarden die vastgelegd zijn binnen het Paritair Subcomité 319.01 voor de Opvoedings- en Huisvestingsinrichtingen en Diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Als de aangetoonde personeelskosten lager zijn dan 75% van de totale subsidie-enveloppe, wordt er bij de jaarlijkse afrekening alleen rekening gehouden met de aangetoonde personeelskosten. Als de aangetoonde werkingskosten lager zijn dan 25% van de totale subsidie-enveloppe, wordt er bij de jaarlijkse afrekening alleen rekening gehouden met de aangetoonde werkingskosten. Als ze hoger zijn, dan worden ze maar voor 25% van de totale subsidie-enveloppe aanvaard.
Artikel 4.205. ( 01/01/2021 - ... )
De bedragen, vermeld in artikel 4.200 en 4.201, worden jaarlijks geïndexeerd. Het loonaandeel wordt geïndexeerd conform de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en met behoud van de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. Het is gekoppeld aan de spilindex die van toepassing is op 1 september 2018. Het niet-loonaandeel wordt geïndexeerd volgens de indexatieparameter voor werkingskredieten die in de begrotingsinstructies is opgenomen.
Artikel 4.206. ( 01/01/2021 - ... )
De basissubsidie-enveloppe, eventueel vermeerderd met een aanvullende subsidie-enveloppe voor het regionale steunpunt, wordt uitbetaald voor elk volledig kalenderjaar via twee voorschotten van 45% op het toegestane maximumbedrag. Ze worden, respectievelijk, betaalbaar gesteld bij het begin van het kalenderjaar en het begin van het tweede semester. De jaarlijkse afrekening wordt uiterlijk op 31 mei van het volgende kalenderjaar opgemaakt op basis van de stukken, vermeld in artikel 4.207, tweede lid, met het oog op de uitbetaling van het saldo.
De basissubsidie-enveloppe, eventueel vermeerderd met een aanvullende subsidie-enveloppe voor een regionaal steunpunt, voor de maanden tussen de inwerkingtreding van het subsidiebesluit en 1 januari van het eerste volledige kalenderjaar wordt berekend in verhouding tot het aantal maanden.
Ze wordt uitbetaald volgens de voorschotregeling, vermeld in het eerste lid. Als na controle van de verantwoordingsstukken blijkt dat niet-verschuldigde subsidies zijn uitbetaald, kunnen die bedragen worden afgetrokken van het voorschot of de afrekening voor het volgende kalenderjaar.
Artikel 4.207. ( 01/01/2021 - ... )
Elke erkende huurdersbond voert een dubbele boekhouding, gebaseerd op het genormaliseerde rekeningstelsel, conform de nadere regelen die de minister heeft bepaald.
Jaarlijks legt de erkende huurdersbond uiterlijk op 15 maart, en voor de eerste keer uiterlijk op 15 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarin de huurdersbond werd erkend en gesubsidieerd, de volgende stukken voor aan het agentschap:
1° een gedetailleerde afrekening van de met de subsidiemiddelen gedane kosten, met onder meer een resultatenrekening en een balans van het voorbije kalenderjaar, conform het genormaliseerde rekeningstelsel, vermeld in het eerste lid, alsook een begroting voor het lopende kalenderjaar, zoals goedgekeurd door de algemene ledenvergadering;
2° een gedetailleerde afrekening van de personeelskosten, met onder meer een afschrift van de RSZ-staten en de individuele jaarrekeningen over de gesubsidieerde periode met betrekking tot de tewerkgestelde personeelsleden;
3° een detailafrekening van de met subsidies gefinancierde effect-uitgaven;
4° het jaarverslag, vermeld in artikel 4.195, tweede lid, 11°, dat een beschrijving van en een toelichting bij de activiteiten en de werking van het voorbije jaar bevat.
Artikel 4.208. ( 01/01/2021 - ... )
§1. Met behoud van de toepassing van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen kan de uitbetaling van de subsidie geheel of gedeeltelijk worden stopgezet en/of de erkenning worden ingetrokken als:
1° wordt vastgesteld, na de huurdersbond en de erkende ondersteuningsstructuur huurdersinitiatieven te hebben gehoord, dat de huurdersbond niet meer voldoet aan een van de erkenningsvoorwaarden en niet kan aantonen dat ze opnieuw aan de voorwaarden zal voldoen binnen drie maanden die volgen op de datum van de vaststelling, en dit vanaf het moment dat wordt vastgesteld dat de huurdersbond niet meer voldoet aan een van de erkennings- en subsidievoorwaarden;
2° de huurdersbond een ernstige onregelmatigheid begaat bij de uitvoering van zijn opdracht;
3° de huurdersbond ten onrechte een erkenning heeft ontvangen op grond van onjuiste informatie. In dat geval wordt de uitbetaling onmiddellijk stopgezet en wordt de uitbetaalde subsidie teruggevorderd;
4° wordt vastgesteld, na de huurdersbond en de erkende ondersteuningsstructuur huurdersinitiatieven te hebben gehoord, dat het regionale steunpunt van de erkende huurdersbond niet meer voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 4.201, tweede lid, 1° tot en met 4°, en de huurdersbond niet kan aantonen dat het regionale steunpunt opnieuw aan die voorwaarden zal voldoen binnen drie maanden na de datum van de vaststelling.
Artikel 4.209. ( 01/01/2021 - ... )
§1. De ondersteuningsstructuur huurdersinitiatieven heeft, conform artikel 4.73 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, als opdracht:
1° de erkende huurdersbonden ondersteunen bij de uitvoering van hun taken, vermeld in artikel 4.69 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, en in het bijzonder:
a) het overleg en de ervaringsuitwisseling tussen de huurdersbonden voorbereiden, organiseren en coördineren;
b) zorgen voor de doorstroming en uitwisseling van de informatie over de beleidsontwikkelingen, de regelgeving en de goede praktijkvormen;
c) de huurdersbonden ondersteunen op het vlak van methodiek-, proces- en organisatie-ontwikkeling;
d) vorming en bijscholing uitwerken en aanbieden;
e) de netwerkvorming met relevante organisaties bevorderen;
f) de huurdersbonden in advies- en overlegorganen inzake wonen vertegenwoordigen;
2° bewonersgroepen in de sociale huisvesting op Vlaams niveau ondersteunen, en meer bepaald de werking van VIVAS ondersteunen, en in het bijzonder:
a) het overleg en de ervaringsuitwisseling tussen de bewonersgroepen die deel uitmaken van VIVAS, voorbereiden, organiseren en coördineren;
b) zorgen voor de doorstroming en uitwisseling van de informatie over de beleidsontwikkelingen, de regelgeving en de goede praktijkvormen;
3° initiatieven nemen ten aanzien van andere organisaties en instanties, ter bevordering van de positie van kandidaat-huurders en huurders op de private huurmarkt en in de sociale huisvesting, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbare gezinnen en alleenstaanden.
§2. Bij de uitvoering van de opdrachten, vermeld in paragraaf 1, treedt de ondersteuningsstructuur op als belangenbehartiger van kandidaat-huurders en huurders op de private huurmarkt en in de sociale huisvesting, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbare gezinnen en alleenstaanden.
Artikel 4.210. ( 01/01/2021 - ... )
De minister kan onder de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, een erkenning verlenen aan een ondersteuningsstructuur huurdersinitiatieven. De minister kent, binnen de kredieten die daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbaar zijn, onder de voorwaarden, vermeld in dit besluit, subsidies toe voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in dit hoofdstuk.
Artikel 4.211. ( 01/01/2021 - ... )
De ondersteuningsstructuur huurdersinitiatieven kan pas worden erkend en gesubsidieerd als ze voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° ze voert de opdrachten, vermeld in artikel 4.209, uit;
2° ze beschikt over een centraal secretariaat;
3° ze is opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk conform het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen;
4° ze verbindt zich ertoe een stuurgroep op te richten, met daarin evenwaardige participatie van VIVAS en Samenlevingsopbouw, met het oog op de aansturing, in nauw overleg met die organisaties, van de opdrachten vermeld in artikel 4.209, §1, 2° en 3°, voor zover het de sociale huisvesting betreft;
5° ze verbindt zich ertoe elke wijziging in de statuten en de personeelsformatie, en elke wijziging waardoor niet meer voldaan wordt aan de erkenningsvoorwaarden, aan het agentschap te melden;
6° ze verbindt zich ertoe een jaarverslag op te maken over de eigen werking van het voorbije jaar;
7° ze verbindt zich ertoe een planning op te maken voor het volgende werkingsjaar in overleg met het agentschap, voor het einde van het lopende werkingsjaar.
In het eerste lid, 4°, wordt verstaan onder Samenlevingsopbouw: het maatschappelijk opbouwwerk dat erkend en gesubsidieerd is conform het decreet van 26 juni 1991 betreffende de erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk.
De vereniging dient de aanvraag tot erkenning en subsidiëring in bij het agentschap. Zodra het agentschap het ontvangstbewijs van het volledige aanvraagdossier heeft bezorgd, beslist de minister over de aanvraag binnen een termijn van drie maanden na de datum van het ontvangstbewijs. De beslissing van de minister wordt betekend aan de aanvrager met een afschrift aan de toezichthouder.
Artikel 4.212. ( 01/01/2021 - ... )
De erkenning en de subsidiëring gaan in op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de ondertekening van het erkennings- en subsidiëringsbesluit door de minister, en gelden tot en met 31 december van het vijfde kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de ondertekening heeft plaatsgevonden.
De periode, vermeld in het eerste lid, kan telkens met vijf jaar worden verlengd op voorwaarde dat de ondersteuningsstructuur huurdersinitiatieven uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode in kwestie een aanvraag tot verlenging van de erkenning en de subsidiëring indient bij het agentschap.
De verlengingsaanvraag wordt afgehandeld conform de procedure, vermeld in artikel 4.211, derde lid.
Artikel 4.213. ( 01/01/2021 - ... )
§1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten bedraagt de subsidie-enveloppe maximaal 328.010,06 euro per kalenderjaar. De subsidie-enveloppe wordt besteed aan de werkings- en personeelskosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de opdrachten van de ondersteuningsstructuur huurdersinitiatieven.
§2. De subsidie wordt voor elk volledig kalenderjaar uitbetaald via drie voorschotten van elk 30% op het toegestane maximumbedrag. De voorschotten worden ambtshalve betaalbaar gesteld door het agentschap bij het begin van elke periode van vier maanden. Ze worden afgetrokken bij de afrekening van de subsidie voor elk kalenderjaar nadat de minister het jaarverslag over de werking heeft goedgekeurd en nadat de bewijsstukken van de personeels- en werkingskosten zijn gecontroleerd.
De subsidiëring van de personeelskosten wordt bij de jaarlijkse afrekening berekend op grond van de werkelijke lasten van de bezoldiging van de voltijds of deeltijds tewerkgestelde personeelsleden, met inbegrip van de werkgeverslasten, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en het vervroegde vakantiegeld bij uitdiensttreding. Er wordt rekening gehouden met de anciënniteit in een voltijdse of deeltijdse dagtaak.
§3. De subsidie voor de maanden tussen de datum van de ondertekening van het erkennings- en subsidiebesluit door de minister en 1 januari van het eerste volledige kalenderjaar wordt berekend in verhouding tot het aantal maanden. Ze wordt uitbetaald volgens de voorschottenregeling, vermeld in paragraaf 2, per periode van maximaal vier maanden.
Artikel 4.214. ( 01/01/2021 - ... )
§1. De ondersteuningsstructuur huurdersinitiatieven voert een boekhouding die gebaseerd is op een minimaal genormaliseerd rekeningstelsel conform de voorwaarden, bepaald door de minister.
Ze bezorgt jaarlijks uiterlijk op 31 maart de volgende stukken aan het agentschap:
1° een gedetailleerde afrekening van de kosten en opbrengsten die verbonden zijn aan de werking van de ondersteuningsstructuur huurdersinitiatieven, aangevuld met de resultatenrekening en een balans over het voorbije kalenderjaar, conform het genormaliseerde rekeningstelsel, vermeld in het eerste lid, alsook een begroting voor het lopende kalenderjaar, die goedgekeurd is door het bevoegde bestuursorgaan;
2° een gedetailleerde afrekening van de personeelskosten, met onder meer een afschrift van de RSZ-staten en de individuele jaarrekeningen over de gesubsidieerde periode met betrekking tot de tewerkgestelde personeelsleden;
3° een jaarverslag over de eigen activiteiten en de resultaten met betrekking tot de opdrachten, vermeld in artikel 4.209.
Ze bezorgt bovendien jaarlijks uiterlijk op 15 mei de verslagen met een analyse van de werking van de huurdersbonden en de werking van VIVAS tijdens het voorbije kalenderjaar.
§2. Het agentschap is belast met de controle op de stukken, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1° en 2°. Het maakt een ontwerp van afrekening op als vermeld in artikel 4.213, §2.
Het agentschap legt uiterlijk op 31 mei de verslagen, vermeld in paragraaf 1, derde lid, samen met een advies over de werking en activiteiten van de erkende ondersteuningsstructuur huurdersinitiatieven, met het ontwerp van afrekening ter goedkeuring voor aan de minister.
Artikel 4.215. ( 01/01/2021 - ... )
Het bedrag, vermeld in artikel 4.213, §1, is uitgedrukt tegen 100% op basis van de spilindex die van toepassing is op 1 januari 2019. Het wordt, wat het loonaandeel betreft, geïndexeerd conform de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van het Rijk gekoppeld worden. Het niet-loonaandeel wordt geïndexeerd volgens de indexatieparameter voor werkingskredieten die in de begrotingsinstructies is opgenomen.
Artikel 4.216. ( 01/01/2021 - ... )
Met behoud van de toepassing van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen, af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, zal de minister na gemotiveerd advies van het agentschap of de toezichthouder en nadat hij de ondersteuningsstructuur heeft gehoord, de uitbetaling van de subsidie stopzetten, de reeds uitbetaalde subsidie terugvorderen en de erkenning intrekken als:
1° wordt vastgesteld dat de ondersteuningsstructuur huurdersinitiatieven niet meer voldoet aan een van de erkennings- en subsidievoorwaarden en ze niet kan aantonen dat ze opnieuw aan de voorwaarden zal voldoen binnen drie maanden die volgen op de datum van de vaststelling, vanaf het moment dat wordt vastgesteld dat de ondersteuningsstructuur huurdersinitiatieven niet meer voldoet aan een van de erkennings- en subsidievoorwaarden;
2° de ondersteuningsstructuur huurdersinitiatieven een voldoende ernstige onregelmatigheid begaat bij de uitvoering van haar opdracht;
3° de ondersteuningsstructuur huurdersinitiatieven ten onrechte een erkenning en subsidiëring heeft verkregen op grond van onjuiste informatie;
4° de ondersteuningsstructuur huurdersinitiatieven de controle, vermeld in artikel 4.213, §2, verhindert.
Artikel 4.217. ( 01/01/2021 - ... )
In deze titel wordt verstaan onder project: een planmatig opgezette thematische of experimentele actie met concrete doelstellingen, die afgebakend is in de tijd.
Artikel 4.218. ( 01/01/2021 - ... )
In het Vlaamse Gewest kunnen ten hoogste twee verhuurdersorganisaties die private verhuurders vertegenwoordigen, en één verhuurdersorganisatie die vastgoedmakelaars vertegenwoordigt, erkend worden.
Als meer verhuurdersorganisaties een erkenning vragen, worden de organisaties met de grootste representativiteit erkend. Die representativiteit wordt gemeten aan de hand van het aantal leden. Het aantal leden wordt vastgesteld op het moment van de aanvraag.
Om als verhuurdersorganisatie erkend te kunnen worden en te blijven, moet de verhuurdersorganisatie aan al de volgende voorwaarden voldoen:
1° de opdrachten, vermeld in artikel 4.221, vervullen;
2° particuliere verhuurders of vastgoedmakelaars vertegenwoordigen;
3° deelnemen aan overlegstructuren of samenwerken met het agentschap voor beleidsinitiatieven op de private huurmarkt;
4° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk conform het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen;
5° beschikken over een centraal secretariaat met een consultatieruimte en gedurende ten minste twintig uur per week voor advies ter plaatse, telefonisch en per e-mail beschikbaar zijn voor het publiek en ten minste drie uur per week 's avonds na 18 uur of tijdens het weekend. In provincies waar geen centraal secretariaat is, worden ten minste vijf adviesuren per maand georganiseerd;
6° het bewijs leveren dat ze gedurende ten minste één jaar voor de erkenningsaanvraag de opdrachten, vermeld in artikel 4.221, heeft vervuld;
7° ten minste één voltijdsequivalent personeelslid met een diploma universitair onderwijs of met vijf jaar nuttige ervaring in de huisvestingsproblematiek en één voltijdsequivalent personeelslid met een diploma niet-universitair hoger onderwijs of met drie jaar nuttige ervaring in de huisvestingsproblematiek tewerkstellen;
8° een beleidsplan opstellen, waarin een overzicht wordt gegeven van de doelstellingen die ze de volgende vijf jaar wil realiseren, alsook een gemotiveerd actieprogramma waarin de activiteiten zijn opgenomen om die doelstellingen te bereiken. De minister kan inhoudelijke prioriteiten bepalen waarmee de verhuurdersorganisatie rekening moet houden bij de opmaak van het beleidsplan;
9° zich ertoe verbinden elke wijziging in de statuten en in het werkingsgebied, en elke wijziging waardoor ze niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, mee te delen aan het agentschap;
10° een jaarverslag over de eigen werking in het voorbije jaar opmaken.
De voorwaarde, vermeld in het derde lid, 5°, geldt niet voor een verhuurdersorganisatie die vastgoedmakelaars vertegenwoordigt.
In afwijking van het derde lid, 6°, hoeft de opdracht, vermeld in artikel 4.221, §1, eerste lid, 3°, en §2, eerste lid, 3°, niet kosteloos te zijn vervuld.
Artikel 4.219. ( 01/01/2021 - ... )
De aanvraag tot erkenning wordt ingediend bij het agentschap en bevat al de volgende gegevens en stukken:
1° de bewijzen waaruit blijkt dat aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4.218, is voldaan;
2° een toelichting over:
a) de structuur van de organisatie;
b) de personeelsformatie;
c) de statuten en het huishoudelijk reglement;
d) het werkingsgebied;
e) het aantal leden;
f) het beleidsplan voor de komende vijf jaar.
Het agentschap bezorgt de aanvrager onmiddellijk een ontvangstbevestiging en beoordeelt de volledigheid van het dossier binnen dertig kalenderdagen vanaf de dag van de ontvangstbevestiging.
Als het aanvraagdossier onvolledig is, brengt het agentschap de aanvrager daarvan op de hoogte. De aanvrager bezorgt de ontbrekende stukken binnen dertig kalenderdagen vanaf de vraag tot vervollediging aan het agentschap.
Als het aanvraagdossier volledig is, brengt het agentschap de aanvrager daarvan op de hoogte. Binnen negentig kalenderdagen na de dag van de volledigverklaring neemt de minister een beslissing over de erkenningsaanvraag.
De minister legt vijfjaarlijks de periode vast waarin een aanvraag tot erkenning kan worden ingediend.
Artikel 4.220. ( 01/01/2021 - ... )
§1. Het erkenningsbesluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de minister het erkenningsbesluit heeft ondertekend en geldt tot en met 31 december van het vijfde kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin het erkenningsbesluit in werking is getreden.
§2. De periode, vermeld in paragraaf 1, kan telkens met vijf jaar worden verlengd als de verhuurdersorganisatie op zijn vroegst negen maanden en uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode in kwestie een aanvraag tot verlenging van de erkenning indient bij het agentschap.
De minister beslist over de verlengingsaanvraag op basis van de evaluatie van de werking van de verhuurdersorganisatie tijdens de voorgaande jaren.
De verlengingsaanvraag wordt behandeld conform de procedure, vermeld in artikel 4.219.
Artikel 4.221. ( 01/01/2021 - ... )
§1. Een verhuurdersorganisatie die private verhuurders vertegenwoordigt, heeft de volgende opdrachten:
1° ertoe bijdragen om het recht op wonen voor iedereen te helpen realiseren;
2° optreden als belangenbehartiger van verhuurders op de privéwoninghuurmarkt;
3° op individuele of collectieve basis informatie en advies verstrekken over alle aangelegenheden in verband met het verhuren van woningen;
4° juridische bijstand verlenen aan verhuurders en potentiële verhuurders.
De verhuurdersorganisatie vervult de opdracht, vermeld in het eerste lid, 3°, in de vorm van een eerste kosteloze raadpleging ten aanzien van niet-leden.
§2. Een verhuurdersorganisatie die vastgoedmakelaars vertegenwoordigt, heeft de volgende opdrachten:
1° ertoe bijdragen het recht op wonen voor iedereen te helpen realiseren;
2° optreden als belangenbehartiger van vastgoedmakelaars;
3° op individuele of collectieve basis informatie en advies verstrekken over alle aangelegenheden in verband met het verhuren van woningen.
De verhuurdersorganisatie vervult de opdracht, vermeld in het eerste lid, 3°, kosteloos ten aanzien van niet-leden.
Artikel 4.222. ( 01/01/2021 - ... )
Binnen de perken van de kredieten die daarvoor beschikbaar zijn op de algemene uitgavenbegroting wordt een basissubsidie-enveloppe toegekend aan de erkende verhuurdersorganisaties.
De basissubsidie-enveloppe wordt gedurende de erkenningsperiode, vermeld in artikel 4.220, §1, jaarlijks toegekend nadat het agentschap aan de hand van de stukken, vermeld in artikel 4.230, tweede lid, heeft vastgesteld dat de verhuurdersorganisatie aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4.218, derde lid, voldoet. Als het agentschap vaststelt, nadat het de verhuurdersorganisatie heeft gehoord, dat de verhuurdersorganisatie niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4.218, derde lid, toont de verhuurdersorganisatie binnen drie maanden vanaf de vaststelling, aan dat zij opnieuw aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4.218, derde lid, voldoet.
De basissubsidie-enveloppe voor een verhuurdersorganisatie die private verhuurders vertegenwoordigt, bedraagt 164.500 euro per kalenderjaar.
De basissubsidie-enveloppe voor de verhuurdersorganisatie die vastgoedmakelaars vertegenwoordigt, bedraagt 98.700 euro per kalenderjaar.
Artikel 4.223. ( 22/02/2021 - ... )
De basissubsidie-enveloppe wordt besteed aan de werkings- en personeelskosten van de verhuurdersorganisatie.
De subsidiëring van de personeelskosten wordt bij de jaarlijkse afrekening berekend op grond van de uitbetaalde brutopersoneelskosten, inclusief sociale bijdragen, toelagen en vergoedingen, volgens de voorwaarden die vastgelegd zijn in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité 200 voor Bedienden.
Artikel 4.224. ( 01/01/2021 - ... )
De bedragen, vermeld in artikel 4.222, zijn uitgedrukt tegen 100% op basis van de spilindex die van toepassing is op 1 januari 2019. Binnen de perken van de begroting wordt het bedrag geïndexeerd conform de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Het niet-loonaandeel wordt geïndexeerd volgens de indexatieparameter voor werkingskredieten die in de begrotingsinstructies is opgenomen.
Artikel 4.225. ( 01/01/2021 - ... )
De basissubsidie-enveloppe wordt uitbetaald voor elk volledig kalenderjaar via twee voorschotten van 45% op het toegestane maximumbedrag. De voorschotten worden betaald bij het begin van het kalenderjaar en het begin van het tweede semester. De jaarlijkse afrekening wordt uiterlijk op 15 september van het volgende kalenderjaar opgemaakt op basis van de stukken, vermeld in artikel 4.230, tweede lid, met het oog op de uitbetaling van het saldo.
De basissubsidie-enveloppe voor de maanden tussen de inwerkingtreding van het subsidiebesluit en 1 januari van het eerste volledige kalenderjaar wordt berekend in verhouding tot het aantal maanden. Ze wordt uitbetaald volgens de voorschotregeling, vermeld in het eerste lid.
Als na controle van de bewijsstukken blijkt dat niet-verschuldigde subsidies zijn uitbetaald, worden die bedragen in mindering gebracht van het voorschot bij de afrekening voor het volgende kalenderjaar. Als de bedragen die in mindering gebracht moeten worden, groter zijn dan het voorschot, worden ze teruggevorderd.
Artikel 4.226. ( 01/01/2021 - ... )
Binnen de perken van de kredieten die daarvoor beschikbaar zijn op de algemene uitgavenbegroting, kan een projectsubsidie-enveloppe voor een thematische actie worden toegekend aan een erkende verhuurdersorganisatie.
Artikel 4.227. ( 01/01/2021 - ... )
Binnen de perken van de kredieten die daarvoor beschikbaar zijn op de algemene uitgavenbegroting, kan er een projectsubsidie-enveloppe voor een experimentele actie worden toegekend aan een erkende verhuurdersorganisatie of een andere actor.
Artikel 4.228. ( 01/01/2021 - ... )
De projectsubsidie-enveloppe, vermeld in artikel 4.226 en 4.227, wordt gebruikt om thematische of experimentele acties tijdelijk te ondersteunen op het vlak van de werkings- en personeelskosten die inherent zijn aan de realisatie ervan.
Artikel 4.229. ( 01/01/2021 - ... )
De minister legt jaarlijks, na voorafgaande mededeling aan de Vlaamse Regering, de onderwerpen vast van de thematische en experimentele acties waarvoor een projectsubsidie-enveloppe kan worden aangevraagd. De minister regelt de procedure voor de aanvraag en beoordeling en bepaalt de regels voor de inhoudelijke en financiële verantwoording over de aanwending van de projectsubsidie-enveloppe.
Artikel 4.229/1. ( 22/02/2021 - ... )
De subsidiebedragen die worden toegestaan met toepassing van dit hoofdstuk, worden verleend met inachtneming van de voorwaarden, vermeld in de verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.
De steun die via de erkende verhuurdersorganisaties ten goede komt van een private verhuurder of vastgoedmakelaar, bedraagt per drie jaar ten hoogste 1500 euro per private verhuurder of vastgoedmakelaar.
Artikel 4.230. ( 01/01/2021 - ... )
Elke erkende verhuurdersorganisatie voert een dubbele boekhouding die gebaseerd is op het genormaliseerde rekeningstelsel, conform de nadere regels die de minister heeft bepaald.
Jaarlijks legt de erkende verhuurdersorganisatie uiterlijk op 30 juni en voor de eerste keer uiterlijk op 30 juni van het jaar dat volgt op het jaar waarin de verhuurdersorganisatie is erkend en gesubsidieerd, de volgende stukken voor aan het agentschap:
1° een gedetailleerde afrekening van de kosten die met de subsidiemiddelen betaald zijn, met een resultatenrekening en een balans van het voorbije kalenderjaar, conform het genormaliseerde rekeningstelsel, vermeld in het eerste lid, alsook een begroting voor het lopende kalenderjaar, zoals goedgekeurd door de algemene ledenvergadering;
2° een gedetailleerde afrekening van de personeelskosten, met een afschrift van de RSZ-staten en de individuele jaarrekeningen over de gesubsidieerde periode met betrekking tot de tewerkgestelde personeelsleden;
3° een detailafrekening van de effectuitgaven die met subsidies gefinancierd zijn;
4° het jaarverslag, vermeld in artikel 4.218, derde lid, 10°, dat een beschrijving van en een toelichting bij de activiteiten en de werking gedurende het voorbije jaar bevat.
Artikel 4.231. ( 01/01/2021 - ... )
Met behoud van de toepassing van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof en het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaring af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen kan de uitbetaling van de subsidie geheel of gedeeltelijk worden stopgezet of kan de erkenning worden ingetrokken in de volgende gevallen:
1° nadat het agentschap de verhuurdersorganisatie heeft gehoord, stelt het vast dat de verhuurdersorganisatie niet meer voldoet aan een van de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4.218, derde lid. De verhuurdersorganisatie kan niet aantonen dat ze opnieuw aan de voorwaarden zal voldoen binnen drie maanden die volgen op de datum waarop het agentschap heeft vastgesteld dat de verhuurdersorganisatie niet meer voldoet aan een van de erkennings- en subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 4.218, derde lid;
2° de verhuurdersorganisatie begaat een ernstige onregelmatigheid bij de uitvoering van haar opdracht.
Artikel 4.232. ( 01/01/2021 - ... )
Voorbehouden voor toekomstig gebruik
Artikel 4.233. ( 01/01/2021 - ... )
In dit deel wordt verstaan onder:
1° beveiligde zending: een van de hiernavolgende betekeningswijzen:
a) een aangetekende brief;
b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;
c) elke andere betekeningswijze die door de minister is toegestaan, waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;
2° woonactoren: de organisaties, vermeld in artikel 4.79 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Artikel 4.234. ( 01/01/2021 - ... )
De toezichthouder is belast met het toezicht op de activiteiten van de huurdersbonden, de naleving van de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4.195, derde lid, en het optimale gebruik van de toegekende subsidies.
Artikel 4.235. ( 01/01/2021 - ... )
De toezichthouder is belast met het toezicht op de activiteiten van de verhuurdersorganisaties en de actoren, de naleving van de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4.218, derde lid, en het optimale gebruik van de toegekende subsidies.
Artikel 4.236. ( 01/01/2023 - ... )
Het hoofd van de subentiteit, dat door het hoofd van het agentschap wordt belast met de organisatie van het toezicht op de woonactoren, vermeld in artikel 4.79 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, oefent de functie uit van toezichthouder. De overige toezichthouders worden aangesteld onder de ambtenaren van niveau A die minstens één jaar hebben gewerkt bij de subentiteit, die door het hoofd van het agentschap wordt belast met de organisatie van het toezicht op de woonactoren, vermeld in artikel 4.79 van de voormelde codex, en onder de ambtenaren van niveau B die minstens drie jaar hebben gewerkt bij de subentiteit, die door het hoofd van het agentschap wordt belast met de organisatie van het toezicht op de woonactoren, vermeld in artikel 4.79 van de voormelde codex. De lijnmanager van het agentschap waartoe de subentiteit, die door het hoofd van het agentschap wordt belast met de organisatie van het toezicht op de woonactoren, vermeld in artikel 4.79 van de voormelde codex, behoort, kan voor kandidaat-toezichthouders van niveau B bijzondere vereisten in overeenstemming met de functiebeschrijving en het competentieprofiel vaststellen.
De ambtenaren die als toezichthouder zijn aangesteld, blijven in die hoedanigheid onderworpen aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid.
Artikel 4.237. ( 25/04/2022 - ... )
De functie van toezichthouder is onverenigbaar met:
1° de functie van voorzitter of lid van het bestuursorgaan van de beheersorganen van de instanties of van elk ander beheersorgaan van de organisaties, vermeld in artikel 4.79 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, die tot zijn ambtsgebied behoren;
2° een bestuursfunctie of andere functie bij een koepelorganisatie van de organisaties, vermeld in punt 1°.
Artikel 4.238. ( 01/01/2021 - ... )
Tenzij hem een beperkter ambtsgebied wordt toegewezen, oefent de toezichthouder zijn bevoegdheden uit op het hele grondgebied van het Vlaamse Gewest.
Een territoriaal ambtsgebied, als dat beperkter is dan het ambtsgebied van het Vlaamse Gewest, wordt toegewezen voor een termijn van ten hoogste vijf jaar. Daarna krijgt de toezichthouder een ander ambtsgebied toegewezen.
Artikel 4.239. ( 25/04/2022 - ... )
§1. De woonactoren bezorgen aan de toezichthouder een lijst met een beknopte beschrijving van de beslissingen die betrekking hebben op de verrichtingen vermeld in artikel 4.79 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
§2. De woonactoren bezorgen aan de toezichthouder op zijn uitdrukkelijk verzoek en binnen de termijn, die hij bepaalt, de volgende informatie:
1° rapporten over de aangelegenheden, die hij heeft aangeduid;
2° agenda's en notulen van de beraadslaging van de organen met beslissingsbevoegdheid over aangelegenheden als vermeld in artikel 4.79 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
3° de documenten die de grondslag vormen van de beslissingen die de toezichthouder heeft aangeduid.
§3. De woonmaatschappijen, vermeld in artikel 4.36, §1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, en de erkende huurdiensten bezorgen de volgende beslissingen, documenten of gegevens aan de toezichthouder:
1° de agenda met een korte omschrijving van elk agendapunt van de algemene en buitengewone vergadering, uiterlijk vijftien kalenderdagen voor de vergadering;
2° de notulen van de beraadslaging van de algemene en buitengewone algemene vergadering;
3° de benoeming of ambtsbeëindiging van de bestuurders, alsook de verkiezing of het ontslag van de voorzitter, binnen acht kalenderdagen na de beslissing;
4° in voorkomend geval, jaarlijks het aantal aandelen dat elke vennoot bezit, de inschrijvingen op nieuwe aandelen en de terugbetalingen;
5° beslissingen die betrekking hebben op de verrichtingen krachtens de Vlaamse Codex Wonen van 2021 of op de opdrachten die opgelegd zijn door de voormelde codex, de besluiten ter uitvoering ervan en elk ander decreet of besluit, als dat betrekking heeft op aspecten van het sociale woonbeleid.
§4. De erkende kredietmaatschappijen bezorgen de volgende beslissingen, documenten of gegevens aan de toezichthouder:
1° de agenda met korte omschrijving van elk agendapunt van de algemene en buitengewone vergadering, uiterlijk vijftien kalenderdagen voor de vergadering;
2° de notulen van de beraadslaging van de algemene en buitengewone vergadering;
3° de beslissing van het bevoegde beheersorgaan tot toekenning van een bindend aanbod voor een sociale lening, binnen vijf kalenderdagen na de beslissing tot toekenning van een bindend aanbod.
De erkende kredietmaatschappij stelt voor elke sociale lening een dossier op dat aan de toezichthouder ter beschikking wordt gesteld. De minister bepaalt de samenstelling van dat dossier en de wijze waarop de toezichthouder er kennis van krijgt.
§5. Voor de berekening van de termijnen, vermeld in dit artikel, is de vervaldag in de termijn begrepen. Als de vervaldag een zaterdag, een zondag, een wettelijke of decretale feestdag is, wordt die verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.
Het overmaken van de stukken, vermeld in paragraaf 1, 3 en 4, eerste lid, gebeurt met een beveiligde zending of elektronisch, als dat een ontvangstbewijs van de toezichthouder oplevert.
De termijn om de stukken, vermeld in paragraaf 1, 3, 2° en 5° en 4, eerste lid, 2°, over te maken, is vijf kalenderdagen na de desbetreffende vergadering of beslissing.
Artikel 4.240. ( 01/01/2021 - ... )
De toezichthouder kan zich laten bijstaan door deskundigen, in het bijzonder bij het afleggen van plaatsbezoeken.
Conform artikel 4.81, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 beschikt de toezichthouder over de bevoegdheid om alle informatie te verkrijgen die noodzakelijk of nuttig is voor de uitoefening van zijn toezichtsfunctie. Die informatie wordt hem kosteloos bezorgd.
Artikel 4.241. ( 25/04/2022 - ... )
De toezichthouder wordt op alle vergaderingen van het bestuursorgaan van het VWF uitgenodigd.
Artikel 4.242. ( 08/08/2024 - ... )
De toezichthouder heeft vrije toegang tot de lokalen van de erkende huurdersbonden en regionale steunpunten. Hij heeft het recht zich ter plaatse alle administratieve stukken die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn opdracht, ter inzage te laten overhandigen.
De toezichthouder heeft bovendien het recht deel te nemen aan alle overlegvergaderingen die worden belegd door de huurdersbonden.
De toezichthouder kan een kopie van alle administratieve documenten laten overhandigen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn opdracht.
Artikel 4.243. ( 01/01/2021 - ... )
De toezichthouder heeft de vrije toegang tot de lokalen van de verhuurdersorganisaties en de actoren. Hij heeft het recht zich ter plaatse alle administratieve stukken ter inzage te laten overhandigen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn opdracht.
De toezichthouder heeft daarnaast het recht om zich een kopie van alle administratieve stukken te laten overhandigen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn opdracht.
De toezichthouder heeft het recht deel te nemen aan alle overlegvergaderingen die de verhuurdersorganisaties en de actoren beleggen.
Artikel 4.244. ( 01/01/2021 - ... )
De toezichthouder geeft kennis van de schorsing met een beveiligde zending. Als de toezichthouder een beslissing schorst of vernietigt op de vergadering zelf van het beheersorgaan, wordt de beslissing tot schorsing of vernietiging, binnen twee werkdagen na de mondelinge beslissing tot schorsing of vernietiging, met een beveiligde zending overgemaakt aan het beheersorgaan. Als daaraan niet voldaan is, is de beslissing tot schorsing of vernietiging niet geldig.
Voor de berekening van de termijn, vermeld in dit artikel, is de vervaldag in de termijn begrepen. Als de vervaldag een zaterdag, een zondag of een wettelijke of decretale feestdag is, wordt die verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.
Elke beslissing tot schorsing of vernietiging van de toezichthouder vermeldt de geschonden regels, een toelichting over de schending van de regels, of, in voorkomend geval, een motivering over de wijze waarop het algemeen belang is geschonden. Als die vermeldingen ontbreken, is de beslissing niet geldig.
Artikel 4.245. ( 01/01/2021 - ... )
Het beroep, vermeld in artikel 4.87 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, wordt op straffe van onontvankelijkheid ingediend met een beveiligde zending die gericht is aan de minister op het adres van het agentschap.
Artikel 4.246. ( 01/01/2021 - ... )
Als de toezichthouder, conform artikel 4.88 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, de aangelegenheid bepaalt waarover en de termijn waarin een beheersorgaan een beslissing moet nemen, brengt hij het betrokken beheersorgaan daarvan op de hoogte met een beveiligde zending of elektronisch, als dat een ontvangstbewijs van het beheersorgaan oplevert.
Als de toezichthouder, conform artikel 4.88 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, de plaats inneemt van een beheersorgaan, is de uitvoering van de door hem genomen beslissing ten laste van de gemachtigden van het betrokken beheersorgaan. De toezichthouder bepaalt de termijn waarin de beslissing moet worden uitgevoerd. Als de beslissing niet is uitgevoerd binnen de gestelde termijn, of als de beslissing op een foutieve wijze is uitgevoerd, kan de toezichthouder de beslissing zelf uitvoeren.
Artikel 4.247. ( 01/01/2023 - ... )
§1. De ingebrekestelling, vermeld in artikel 4.89 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, bevat:
1° de uiteenzetting van de feiten, de bepalingen waarop de feiten een overtreding vormen en, in voorkomend geval, een lijst van de documenten waarop de ingebrekestelling is gebaseerd;
2° de melding dat een voortzetting van de overtreding of een overtreding van dezelfde reglementaire bepalingen als vermeld in de ingebrekestelling aanleiding geeft tot een administratieve geldboete;
3° de melding dat de woonactor, die in gebreke gesteld is, een schriftelijk verweerschrift kan indienen.
De ingebrekestelling wordt met een beveiligde zending bezorgd.
§2. Het verweerschrift, vermeld in artikel 4.89, derde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, wordt op straffe van onontvankelijkheid ingediend met een beveiligde zending, gericht aan de toezichthouder op het adres van de de subentiteit, die door het hoofd van het agentschap wordt belast met de organisatie van het toezicht op de woonactoren, vermeld in artikel 4.79 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Het verweerschrift moet, op straffe van onontvankelijkheid, binnen dertig kalenderdagen na de ingebrekestelling ingediend worden. De termijn om een verweerschrift in te dienen begint te lopen de dag na de kennisname van de ingebrekestelling.
§3. Als er geen verweer wordt gevoerd of de toezichthouder het verweer onontvankelijk of ongegrond acht, en de overtreding, vermeld in de ingebrekestelling, gehandhaafd blijft, kan de toezichthouder een administratieve geldboete opleggen binnen een vervaltermijn van drie maanden na de datum van de ingebrekestelling, vermeld in paragraaf 1, maar op zijn vroegst dertig kalenderdagen na de ingebrekestelling. Die vervaltermijn van drie maanden geldt niet voor het opleggen van een administratieve geldboete voor een overtreding van dezelfde reglementaire bepalingen als vermeld in de ingebrekestelling.
Artikel 4.248. ( 01/01/2021 - ... )
§1. Bij het vaststellen van het bedrag van de administratieve geldboete houdt de toezichthouder minstens rekening met:
1° de ernst van de inbreuk;
2° eventuele soortgelijke precedenten;
3° verzachtende omstandigheden;
4° de voortdurende of tijdelijke, volledige of gedeeltelijke onmogelijkheid om aan de verplichtingen te voldoen.
§2. Bij het vaststellen van het bedrag van de administratieve geldboete, vermeld in artikel 4.90 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, wegens een overtreding van dezelfde reglementaire bepalingen als vermeld in de ingebrekestelling, houdt de toezichthouder bijkomend rekening met:
1° de tijd tussen de ingebrekestelling en de vastgestelde overtreding;
2° eventueel gewijzigde omstandigheden na de ingebrekestelling.
§3. Een administratieve geldboete kan niet worden opgelegd als een gerechtelijke uitspraak voor de overtreding in kwestie gezag van gewijsde heeft gekregen.
§4. De woonactor wordt van de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete op de hoogte gebracht met een beveiligde zending.
Die beslissing bevat minstens:
1° in voorkomend geval, de uiteenzetting van de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de ingebrekestelling;
2° in voorkomend geval, de wettelijke regel of het algemeen belang waarop die feiten een overtreding vormen;
3° in voorkomend geval, de datum van ingebrekestelling;
4° in voorkomend geval, de vastgestelde feiten na de ingebrekestelling;
5° in voorkomend geval, een antwoord op het verweerschrift;
6° het bedrag van de opgelegde administratieve geldboete en de elementen die in aanmerking zijn genomen om dat bedrag te bepalen;
7° de termijn waarin en het rekeningnummer waarop de administratieve geldboete moet worden voldaan;
8° de vermelding van de mogelijkheid om tegen die beslissing in beroep te gaan.
Artikel 5.1. ( 01/01/2021 - ... )
Voorbehouden voor toekomstig gebruik
Artikel 5.2. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.3. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.4. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.5. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.6. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.7. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.8. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.9. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.10. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.11. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.12. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.13. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.14. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.15. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.16. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.17. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.18. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.19. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.20. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.21. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.22. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.23. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.24. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.25. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.26. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.27. ( 01/01/2023 - ... )
...
Artikel 5.28. ( 21/10/2022 - ... )
In deze titel wordt verstaan onder:
1° begeleidingsovereenkomst: de overeenkomst tussen de huurder, de verhuurder en het OCMW waarin afspraken over de afbetaling van de huurachterstal en de begeleiding van de huurder door het OCMW worden vastgelegd;
2° fonds: het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen, vermeld in artikel 5.16 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
3° huurachterstal: de som van de vervallen huurgelden, het vervallen forfaitair bepaalde bedrag voor de kosten en de lasten, de vervallen provisie voor de kosten en de lasten en het vervallen saldo na de afrekening van de kosten en lasten;
4° huurder: de persoon die als huurder wordt vermeld in een woninghuurovereenkomst als vermeld in boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling II, van het Burgerlijk Wetboek of in titel 2 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018 of in een huurovereenkomst die is opgemaakt conform boek 6 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 als de woning wordt verhuurd door een woonmaatschappij in het kader van haar opdracht, vermeld in artikel 4.40, 4°, van de voormelde codex;
5° huurprijs: de prijs die de huurder betaalt voor het gebruik van de woning en de gemeenschappelijke delen, met uitsluiting van de kosten en de lasten;
6° verhuurder: de persoon die als verhuurder wordt vermeld in een woninghuurovereenkomst als vermeld in boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling II, van het Burgerlijk Wetboek of in titel 2 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018 of in een huurovereenkomst die is opgemaakt conform boek 6 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 als de woning wordt verhuurd door een woonmaatschappij in het kader van haar opdracht, vermeld in artikel 4.40, 4°, van de voormelde codex.
Artikel 5.29. ( 01/01/2021 - ... )
Binnen de kredieten die daarvoor worden ingeschreven op de begroting van het Vlaamse Gewest, en onder de voorwaarden, vermeld in deze titel, verleent het Fonds een financiële tegemoetkoming aan het OCMW dat een huurder met huurachterstal begeleidt om een uithuiszetting te vermijden.
Artikel 5.30. ( 01/01/2021 - ... )
Als het OCMW ambtshalve of na ontvangst van een melding van betalingsachterstand van een huurder beslist om die huurder specifiek te begeleiden bij de afbetaling van zijn huurachterstal, deelt het zijn beslissing mee aan het Fonds. Het OCMW bezorgt die mededeling met een formulier, dat minstens de identiteit van de huurder en van de verhuurder, de huurprijs, het bedrag van de huurachterstal, een kopie van de begeleidingsovereenkomst en de contactgegevens van het OCMW vermeldt. Het Fonds stelt het formulier vast.
Het Fonds meldt binnen vijf werkdagen de ontvangst van het dossier en deelt het dossiernummer en de ontvangstdatum mee aan het OCMW.
Artikel 5.31. ( 21/10/2022 - ... )
Nadat het Fonds de beslissing van het OCMW, vermeld in artikel 5.30, eerste lid, ontvangen heeft, verleent het de tegemoetkoming, vermeld in artikel 5.33, §1, eerste lid, 1° en 2°, als op de ontvangstdatum, vermeld in artikel 5.30, tweede lid, de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° de huurder heeft een huurachterstal;
2° het OCMW heeft een sociaal onderzoek als vermeld in artikel 60, §1, van de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, uitgevoerd, waaruit blijkt dat de huurder in aanmerking komt voor dienstverlening en dat de huurder onder begeleiding zijn huurachterstal kan afbetalen;
3° de huurder, de verhuurder en het OCMW ondertekenen een begeleidingsovereenkomst.
De begeleidingsovereenkomst wordt opgesteld volgens de typeovereenkomst die opgenomen is in bijlage 17, die bij dit besluit is gevoegd.
Artikel 5.32. ( 01/01/2021 - ... )
Het OCMW streeft er met de begeleiding van de huurder naar de huurachterstal af te betalen en een stabiele woonsituatie voor de huurder te creëren. Een stabiele woonsituatie kan gerealiseerd worden in dezelfde huurwoning of in een andere woning.
Als de huurder dezelfde huurwoning blijft bewonen, is er sprake van een stabiele woonsituatie als hij de begeleidingsovereenkomst heeft uitgevoerd en als hij op dat ogenblik en twaalf maanden na de ondertekening van de begeleidingsovereenkomst geen nieuwe huurachterstal heeft opgebouwd.
Als de huurder de huurovereenkomst heeft beëindigd, is er sprake van een stabiele woonsituatie als hij de begeleidingsovereenkomst heeft uitgevoerd en op het ogenblik van de beëindiging van de huurovereenkomst geen nieuwe huurachterstal heeft opgebouwd.
Artikel 5.33. ( 01/01/2021 - ... )
§1. De tegemoetkoming van het Fonds aan het OCMW bedraagt:
1° bij de start van de begeleiding door het OCMW een vast bedrag van 200 euro;
2° bij de start van de begeleiding door het OCMW een bedrag van een vierde van de huurachterstal, met een maximum van 625 euro;
3° bij de beëindiging van de begeleiding door het OCMW een bedrag van 35% van de huurachterstal, met een maximum van 875 euro.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, 3°, wordt alleen toegekend nadat het OCMW op basis van een schriftelijke bevestiging van de verhuurder verklaard heeft dat de huurder zich in een stabiele woonsituatie als vermeld in artikel 5.32, tweede en derde lid, bevindt.
Het OCMW vraagt het bedrag, vermeld in het eerste lid, 3°, aan het Fonds met een formulier, dat minstens het dossiernummer, de identiteit van de huurder, een beknopt overzicht van de geboden begeleiding, de afbetalingen door de huurder aan het OCMW, de huidige of laatst bekende woonsituatie van de huurder en de contactgegevens van het OCMW vermeldt. Het OCMW voegt de schriftelijke bevestiging van de verhuurder, vermeld in het tweede lid, bij het formulier. Het Fonds stelt het formulier vast.
Het OCMW vraagt het bedrag, vermeld in het eerste lid, 3°, aan het Fonds binnen zes maanden nadat de stabiele woonsituatie is ontstaan, vermeld in artikel 5.32, tweede en derde lid.
Het Fonds betaalt de bedragen, vermeld in dit artikel, aan het OCMW uiterlijk een maand nadat het het formulier, vermeld in het derde lid of in artikel 5.30, eerste lid, heeft ontvangen.
§2. De bedragen in euro, vermeld in dit artikel, worden jaarlijks op 1 januari aangepast volgens de volgende formule: nieuw bedrag = basisbedrag x aangepaste gezondheidsindex/gezondheidsindex oktober 2018.
In het eerste lid wordt verstaan onder:
1° aangepaste gezondheidsindex: de gezondheidsindex van de maand oktober die voorafgaat aan de aanpassing, vermeld in het eerste lid;
2° gezondheidsindex: het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.
Artikel 5.34. ( 01/01/2021 - ... )
Als het Fonds door bedrog, list of valse verklaringen overgegaan is tot een niet-verschuldigde betaling, vordert het de terugbetaling van de niet-verschuldigde sommen, verhoogd met een nalatigheidsinterest die berekend wordt tegen de wettelijke interestvoet, vanaf de dag van de betaling van die sommen.
Het bedrag dat terugbetaald moet worden aan het Vlaamse Gewest, wordt gestort ten voordele van het Fonds.
Artikel 5.35. ( 01/01/2021 - ... )
Het Fonds verkrijgt van het OCMW de identiteits- en contactgegevens van de huurder en de verhuurder en de noodzakelijke financiële informatie voor de controle op de naleving van het afbetalingsplan, zoals vermeld in dit besluit.
Het Fonds is voor de ontvangen documenten en gegevens de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.
Het Fonds gebruikt de ontvangen documenten en gegevens alleen voor de controle van de aanvragen van het OCMW en de betaling van de vergoedingen aan het OCMW.
De bewaartermijn van de ontvangen documenten en gegevens bedraagt zeven jaar na de betaling van de laatste tegemoetkoming. Na pseudonimisering mogen de ontvangen documenten en gegevens ook na de vermelde bewaartermijn bewaard worden.
Het Fonds mag de ontvangen documenten en gegevens gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek of statistische verwerking nadat ze gepseudonimiseerd zijn. Het Fonds mag de ontvangen documenten en gegevens na pseudonimisering ter beschikking stellen van de andere entiteiten van het beleidsdomein Omgeving, vermeld in artikel 29 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie.
Het Fonds stelt een functionaris voor gegevensbescherming aan als vermeld in artikel 37 van de algemene verordening gegevensbescherming.
Artikel 5.36. ( 31/07/2024 - ... )
§1. Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbaar zijn, kan de minister volgens de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 2, jaarlijks subsidies verlenen om initiatiefnemers in staat te stellen sociale huurwoningen en basiskoten ter beschikking te stellen.
De minister stelt de subsidies voor de financiering van verrichtingen voor de realisatie en de instandhouding van sociale huurwoningen en basiskoten, vermeld in artikel 5.37, §1, eerste lid, ter beschikking van de VMSW. De VMSW geeft de subsidies in de vorm van een tussenkomst in de leningslast door aan de initiatiefnemers.
§2. Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbaar zijn, kan de minister volgens de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 3, jaarlijks subsidies verlenen om initiatiefnemers in staat te stellen sociale huurwoningen en basiskoten ter beschikking te stellen.
De minister stelt de subsidies voor de financiering van verrichtingen voor de realisatie en de instandhouding van sociale huurwoningen en basiskoten, vermeld in artikel 5.37, §2, eerste lid, ter beschikking van de VMSW. De VMSW geeft de subsidies in de vorm van een tussenkomst in de prefinanciering door aan de initiatiefnemers.
Artikel 5.37. ( 31/07/2024 - ... )
§1. Een tussenkomst in de leningslast kan worden verstrekt aan de initiatiefnemers voor de volgende verrichtingen voor de realisatie en de instandhouding van sociale huurwoningen en basiskoten:
1° de verwerving van een of meer onroerende goederen;
2° de sloop van een of meer constructies;
3° de nieuwbouw of vervangingsbouw van een of meer sociale huurwoningen of basiskoten;
4° de investering in de renovatie, verbetering of aanpassing van een of meer sociale huurwoningen of basiskoten;
5° elke combinatie van de verrichtingen, vermeld in punt 1°, 2°, 3° en 4°.
De tussenkomst in de leningslast voor de verrichtingen vermeld in het eerste lid, wordt verstrekt aan de volgende initiatiefnemers:
1° de woonmaatschappijen;
2° ...
3° ...
4° ...
§2. Een tussenkomst in de prefinanciering kan worden verstrekt aan de initiatiefnemers voor de verwervingen van onroerende goederen voor de realisatie van sociale huurwoningen en basiskoten.
De tussenkomst in de prefinanciering voor de verwervingen van onroerende goederen voor de realisatie van sociale huurwoningen en basiskoten, vermeld in het eerste lid, wordt verstrekt aan de initiatiefnemers, vermeld in paragraaf 1, tweede lid.
§3. De VMSW kan de financiering, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, en paragraaf 2, tweede lid, ook zelf aanwenden volgens dezelfde voorwaarden.
Artikel 5.38. ( 31/07/2024 - ... )
§1. Voor de verwerving, vermeld in artikel 5.37, §1, eerste lid, 1°, is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som van:
1° de kostprijs van de verwerving, vermeld in paragraaf 2;
2° de extra kosten bij de verwerving, vermeld in paragraaf 3;
3° ...;
4° de btw of de registratierechten op de kostprijs van de verwerving van een onroerend goed en op de extra kosten bij de verwerving van een onroerend goed.
§2. Als de verwerving van het onroerend goed de aankoop van een of meer onroerende goederen betreft, is de kostprijs gelijk aan de reële kostprijs van de aankoop, beperkt tot de schattingsprijs, verminderd met eventuele subsidies die voor de aankoop zijn verstrekt op een andere basis dan deze titel. Onroerende goederen kunnen aangekocht worden door de tussenkomst van een commissaris van de Vlaamse Belastingdienst. In dat geval, of bij uitoefening van het recht van voorkoop, is er geen beperking op de reële kostprijs.
De kostprijs, vermeld in het eerste lid, wordt beperkt tot een prijsplafond dat wordt vastgesteld op het moment van de ondertekening van de verkoopovereenkomst. Als basis voor de berekening van het prijsplafond wordt het bedrag gebruikt dat gelijk is aan 32.500 euro per te realiseren sociale huurwoning of basiskoten, cumulatief verhoogd met:
1° 11.000 euro als het onroerend goed in woongebied ligt;
2° 11.000 euro als de te realiseren huurwoningen eengezinswoningen zijn;
3° 27.100 euro als de grond volledig uitgerust is.
Het bedrag, vermeld in het tweede lid, wordt vermenigvuldigd met een factor van de gemeente waar de grond ligt en die is opgenomen in bijlage 33, die bij dit besluit is gevoegd.
De factoren per gemeente, die zijn opgenomen in bijlage 33, die bij dit besluit is gevoegd, worden vastgesteld op basis van de liggingscoëfficiënten die zijn vastgesteld op basis van data van de Nationale Bank van België. De factoren hebben een ondergrens van 0,75 en een bovengrens van 1,50. Vijfjaarlijks, en voor het eerst in 2027, actualiseert de minister de factoren van gemeenten op basis van de meest recente beschikbare gegevens.
Als de kostprijs, vermeld in het eerste lid, onder het prijsplafond ligt dat is berekend conform het tweede en het derde lid, kan het saldo worden toegevoegd aan de prijsplafonds voor toekomstige aankopen, op voorwaarde dat die plaatsvinden binnen een termijn van vijf jaar na de huidige aankoop. De som van de bedragen die aan de prijsplafonds voor toekomstige aankopen worden toegevoegd, blijft beperkt tot het beschikbare saldo van de huidige aankoop. Voor elke individuele toekomstige aankoop mag het toepasselijke prijsplafond op basis van deze regel met maximaal 20% verhoogd worden. Als de verwerving van het onroerend goed is gebeurd in het kader van de realisatie van basiskoten, is dat principe niet van toepassing.
Als de verwerving van het onroerend goed de onteigening van een of meer onroerende goederen betreft, is de kostprijs gelijk aan het bedrag van de onteigeningsvergoeding, met inbegrip van de wederbeleggingsvergoeding. Dat bedrag wordt beperkt tot een prijsplafond, dat wordt vastgesteld op het moment van de onteigeningsakte. Het prijsplafond wordt vastgesteld conform het tweede en het derde lid. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op een onteigening.
Als de verwerving van het onroerend goed de vestiging van een recht van erfpacht of een recht van opstal op een of meer onroerende goederen betreft, is de kostprijs gelijk aan het bedrag dat op het moment van de vestiging van het zakelijk recht wordt betaald. Dat bedrag wordt beperkt tot een prijsplafond dat wordt vastgesteld op het moment van de vestiging van het recht van erfpacht of het recht van opstal. Het prijsplafond bedraagt 25% van het prijsplafond, berekend conform het eerste tot en met het derde lid, voor een erfpacht- of opstalperiode van maximaal veertig jaar, en wordt vermeerderd met een half procentpunt per extra jaar. Het vijfde lid is niet van toepassing op de vestiging van een recht van erfpacht of een recht van opstal.
§3. De extra kosten bij de verwerving van het onroerend goed betreffen de reële uitgaven met betrekking tot:
1° het ereloon van de notaris en de aktekosten;
2° de opmeting van het onroerend goed;
3° het grondmechanische en milieutechnische onderzoek;
4° het archeologisch vooronderzoek;
5° keuringen of proeven.
De extra kosten worden beperkt tot 2% van de kostprijs van de verwerving, vermeld in paragraaf 2.
Artikel 5.39. ( 31/07/2024 - ... )
Voor de sloop, vermeld in artikel 5.37, §1, eerste lid, 2°, is het subsidiabele bedrag gelijk aan de reële kostprijs van de sloop, verminderd met eventuele subsidies die voor de sloop zijn verstrekt op een andere basis dan dit besluit. De reële kostprijs van de sloop is de som van:
1° de kosten voor de aanneming van de sloop;
2° de erelonen;
3° de btw op de aanneming;
4° ...
Technisch ondeelbare werken die niet uitsluitend voor de te realiseren sociale huurwoningen of basiskoten worden uitgevoerd, worden in het subsidiabele bedrag opgenomen naar rato van het grondaandeel van de sociale huurwoningen of basiskoten in kwestie.
Artikel 5.40. ( 31/07/2024 - ... )
§1. Voor de bouw, vermeld in artikel 5.37, §1, eerste lid, 3°, is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som van:
1° de kostprijs van de bouw, vermeld in paragraaf 2;
2° de studiekosten, vermeld in paragraaf 3;
3° de btw op de kostprijs van de bouw en op de studiekosten;
4° ...
§2. De kostprijs van de bouw is gelijk aan de reële kostprijs van de bouw, verminderd met eventuele subsidies die voor de bouw zijn verstrekt op een andere basis dan dit deel, beperkt tot een prijsplafond dat wordt bepaald op basis van de simulatietabel voor bouwverrichtingen die is opgenomen in de normen waaraan sociale woningen moeten voldoen, vastgesteld krachtens artikel 4.1.
Het prijsplafond wordt vastgesteld op de datum van de opening van de bieding. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden worden de contractueel overeengekomen prijsherzieningen pro rata toegepast op het prijsplafond, op basis van de procentuele stijging van het totale aanbestedingsbedrag. Als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden de investering in het aantal sociale huurwoningen of basiskoten naar beneden wordt bijgesteld, wordt het prijsplafond herrekend met het nieuwe aantal sociale huurwoningen of basiskoten.
Op voorstel van het agentschap kan de minister het prijsplafond, vermeld in het eerste lid, tijdelijk verhogen.
In afwijking van het eerste lid kan de minister, op voorstel van het agentschap en na advies van de kwaliteitskamer, het prijsplafond vaststellen van een verrichting waarvoor met toepassing van artikel 4.2, zevende lid, of artikel 4.3, derde en vierde lid, een afwijking wordt toegestaan op de omschrijving en de dossiersamenstelling, het bestek of de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen.
§3. De studiekosten betreffen de reële uitgaven, exclusief btw, voor:
1° de studie en de leiding van de werkzaamheden;
2° de veiligheids- en de gezondheidscoördinatie;
3° het toezicht op de uitvoering van de opdracht;
4° het archeologisch vooronderzoek;
5° keuringen of proeven;
6° het houden van de plaatsingsprocedure;
7° de asbestinventaris, ingevolge het koninklijk besluit van 16 maart 2006 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest;
8° de EPB-aangifte, ingevolge het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet;
9° kosten omgevingsvergunning;
10° juridische kosten;
11° andere kosten die worden vastgesteld door de minister.
De studiekosten worden beperkt tot 10% van het prijsplafond van de bouw, vermeld in paragraaf 2.
Artikel 5.41. ( 31/07/2024 - ... )
§1. Voor de investering, vermeld in artikel 5.37, §1, eerste lid, 4°, is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som van:
1° de kostprijs van de investering, vermeld in paragraaf 2;
2° de studiekosten, vermeld in paragraaf 3;
3° de btw op de kostprijs van de investering en op de studiekosten;
4° ...
§2. De kostprijs van de investering is gelijk aan de reële kostprijs van de investering, verminderd met eventuele subsidies die voor de investering zijn verstrekt op een andere basis dan deze titel, beperkt tot een prijsplafond dat wordt bepaald op basis van de simulatietabel voor investeringsverrichtingen die is opgenomen in de normen waaraan sociale woningen moeten voldoen, vastgesteld bij artikel 4.2.
Het prijsplafond wordt vastgesteld op de datum van de opening van de bieding. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden worden de contractueel overeengekomen prijsherzieningen pro rata toegepast op het prijsplafond, op basis van de procentuele stijging van het totale aanbestedingsbedrag. Als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden de investering in het aantal sociale huurwoningen of basiskoten naar beneden wordt bijgesteld, wordt het prijsplafond herrekend met het nieuwe aantal sociale huurwoningen of basiskoten.
Als de investering wordt gedaan in gebouwen, woningen of aanhorigheden die zijn aangekocht conform artikel 5.42, en als het gedeelte van het subsidiabele bedrag dat aan de verwervingskosten is toegeschreven en dat het subsidiabele bedrag voor grondverwerving, vermeld in artikel 5.38, overschrijdt, groter is dan 50% van het subsidiabele bedrag, vermeld in artikel 5.40, dat van toepassing is op de bouw van dezelfde woningtypes, wordt de lening bijkomend beperkt tot het subsidiabele bedrag, vermeld in artikel 5.40, dat van toepassing is op de bouw van dezelfde woningtypes, verminderd met de niet-afgeschreven investeringskosten. De niet-afgeschreven investeringskosten worden berekend als de som van:
1° de kosten van verrichtingen als vermeld in artikel 5.37, §1, eerste lid, 3° of 4°, waarvoor een renteloze lening als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 houdende de financiering van de sociale huisvestingsmaatschappijen voor de realisatie van sociale huurwoningen en de daaraan verbonden werkingskosten, of een marktconforme lening als vermeld in artikel 5.44, §2, eerste lid, van dit besluit, is verleend;
2° het gedeelte van het subsidiabele bedrag dat conform artikel 5.42 aan de verwervingskosten is toegeschreven en dat het subsidiabele bedrag voor grondverwerving, vermeld in artikel 5.38, overschrijdt.
Elk van de uitgaven, vermeld in het vierde lid, 1° en 2°, wordt individueel verminderd met een drieëndertigste per volledig jaar dat is verlopen sinds 1 januari van het jaar waarin de uitgave plaatsvond.
Op voorstel van het agentschap kan de minister het prijsplafond, vermeld in het eerste lid, tijdelijk verhogen.
In afwijking van het eerste lid kan de minister, op voorstel van het agentschap en na advies van de kwaliteitskamer, het prijsplafond vaststellen van een verrichting waarvoor met toepassing van artikel 4.2, zevende lid, of artikel 4.3, derde en vierde lid, een afwijking wordt toegestaan op de omschrijving en de dossiersamenstelling, het bestek of de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen.
§3. De studiekosten bij een investering betreffen de reële uitgaven, exclusief btw, vermeld in artikel 5.40, §3, en worden beperkt tot 10% van het prijsplafond van de investering, vermeld in paragraaf 2.
Artikel 5.42. ( 31/07/2024 - ... )
§1. Voor de combinatie van een verwerving als vermeld in artikel 5.37, §1, eerste lid, 1°, en een bouw als vermeld in artikel 5.37, §1, eerste lid, 3°, of een investering als vermeld in artikel 5.37, §1, eerste lid, 4°, is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som van het subsidiabele bedrag voor de verwerving, vermeld in artikel 5.38, §1, en het subsidiabele bedrag voor de bouw, vermeld in artikel 5.40, §1, die van toepassing zijn op een verwerving en een bouw voor dezelfde combinatie van woningtypes en aanhorigheden als betrokken in het woonproject. Bij het bepalen van het subsidiabele bedrag wordt geen rekening gehouden met eigenschappen van de grond die een kostprijsverhogend effect hebben op de bouw. Het gedeelte van het subsidiabele bedrag dat aan de verwerving van het onroerend goed kan worden toegeschreven, blijft beperkt tot de schattingsprijs. Voor de verwerving van het onroerend goed wordt het prijsplafond genomen dat van toepassing is op het moment van de ondertekening van de verkoopovereenkomst, de onteigeningsakte of de vestiging van het recht van erfpacht of het recht van opstal. Voor de bouw of de investering wordt het prijsplafond genomen dat van toepassing is op de datum van de opening van de bieding. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden worden de contractueel overeengekomen prijsherzieningen pro rata toegepast op het prijsplafond, op basis van de procentuele stijging van het totale aanbestedingsbedrag.
De verwerving van een bestaande woning waarin geen investeringen gedaan hoeven te worden voor ze ter beschikking kan worden gesteld als sociale huurwoning, wordt gelijkgesteld met de combinatie van een verwerving van een onroerend goed en een bouw of een investering als vermeld in het eerste lid. De respectieve prijsplafonds zijn die welke van toepassing zijn op het moment van de ondertekening van de verkoopovereenkomst, de onteigeningsakte of de vestiging van het recht van erfpacht of het recht van opstal.
De verwerving van een bestaand gebouw dat bestaat uit een of meer basiskoten waarin geen investeringen gedaan hoeven te worden voor ze ter beschikking kunnen worden gesteld als basiskot, wordt gelijkgesteld met de combinatie van een verwerving van een onroerend goed en een bouw of een investering als vermeld in het eerste lid. De respectieve prijsplafonds zijn de prijsplafonds die van toepassing zijn op het moment van de ondertekening van de verkoopovereenkomst, de onteigeningsakte of de vestiging van het recht van erfpacht of het recht van opstal.
Als de verwerving de vestiging van een recht van erfpacht betreft, is de kostprijs gelijk aan het bedrag dat op het moment van de vestiging van het zakelijk recht wordt betaald. Dat bedrag wordt beperkt tot een prijsplafond dat wordt vastgesteld op het moment van de vestiging van het recht van erfpacht. Het prijsplafond bedraagt 25% van het prijsplafond van de verwerving, berekend conform het eerste lid, voor een erfpachtperiode van maximaal veertig jaar, en wordt vermeerderd met een half procentpunt per extra jaar. Paragraaf 2 is niet van toepassing op de vestiging van een erfpachtrecht.
§2. Het eventuele saldo onder het toepasselijke prijsplafond van een verwerving van een onroerend goed dat conform artikel 5.38, §2, vierde lid, aan het prijsplafond voor een andere verwerving van een onroerend goed wordt toegevoegd, kan voor de toepassing van paragraaf 1 in rekening gebracht worden als dat ook werkelijk aan die verwerving wordt besteed. Als het bedrag dat besteed wordt aan de verwerving van een onroerend goed, lager is dan het toepasselijke prijsplafond voor de verwerving, vermeld in artikel 5.38, §2, eerste tot en met derde lid, wordt het eventuele bedrag dat daardoor extra aan de bouw of de investering wordt besteed, afgetrokken van het saldo, vermeld in artikel 5.38, §2, vierde lid.
Artikel 5.43. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 5.44. ( 30/08/2024 - ... )
§1. Voor de financiering van verwervingen van onbebouwde onroerende goederen als vermeld in artikel 5.37, §1, eerste lid, 1°, verstrekt de VMSW in aanvang een bulletlening op tien jaar, gekoppeld aan een tussenkomst in de prefinanciering als vermeld in hoofdstuk 3, als de initiatiefnemer daarvan wil gebruikmaken. Een bulletlening is een marktconforme lening waarop de initiatiefnemer tijdens de looptijd geen kapitaalaflossingen doet, maar op 31 december alleen de jaarlijkse intresten betaalt. Het ontleende kapitaal wordt uiterlijk aan het einde van de looptijd van de bulletlening in een keer afgelost.
Voor de financiering van verwervingen van goede woningen als vermeld in artikel 1.2, eerste lid, 51°, verstrekt de VMSW in afwijking van het eerste lid een markconforme lening als vermeld in paragraaf 2, eerste lid, gekoppeld aan een tussenkomst in de leningslast als vermeld in paragraaf 3, als de initiatiefnemer daarvan wil gebruikmaken. Voor de financiering van verwervingen van andere bebouwde onroerende goederen dan goede woningen verstrekt de VMSW een bulletlening op tien jaar als vermeld in het eerste lid, gekoppeld aan een tussenkomst in de prefinanciering als vermeld in hoofdstuk 3, als de initiatiefnemer daarvan wil gebruikmaken.
Op voorwaarde dat een verrichting voor de realisatie of de instandhouding van sociale huurwoningen op de grond in kwestie vatbaar is voor toewijzing op een jaarbudget conform artikel 2.33/19, §1, vijfde lid, zet de VMSW binnen een termijn van een maand na de datum van kennisneming van de gunning de bulletlening, vermeld in het eerste en het tweede lid, om in een markconforme lening als vermeld in paragraaf 2, eerste lid, gekoppeld aan een tussenkomst in de leningslast als vermeld in paragraaf 3, als de initiatiefnemer daarvan wil gebruikmaken. Als de VMSW in de maand december op de hoogte wordt gebracht van de gunning van de werkzaamheden, zet ze de bulletlening om in een marktconforme lening in de maand januari van het jaar dat volgt.
Als een initiatiefnemer de verwerving van het onroerend goed met eigen middelen heeft gefinancierd, verstrekt de VMSW op de wijze, vermeld in het derde lid, een marktconforme lening als vermeld in paragraaf 2, eerste lid, gekoppeld aan een tussenkomst in de leningslast als vermeld in paragraaf 3, als de initiatiefnemer daarvan wil gebruikmaken. Als een initiatiefnemer de verwerving van het onroerend goed met middelen van het Financieringsfonds of van Vlabinvest apb heeft gefinancierd, die de initiatiefnemer aan dat fonds of dat agentschap moet terugbetalen, wordt dat gelijkgesteld met een verwerving van een onroerend goed met eigen middelen.
Voor de financiering van sloop-, bouw- en investeringsverrichtingen als vermeld in artikel 5.37, §1, eerste lid, 2°, 3° en 4°, verstrekt de VMSW naargelang de vordering van de werkzaamheden een marktconforme lening als vermeld in paragraaf 2, eerste lid, gekoppeld aan een tussenkomst in de leningslast als vermeld in paragraaf 3, als de initiatiefnemer daarvan wil gebruikmaken.
§2. De marktconforme lening die de VMSW verstrekt, is een lening met een looptijd van 33 jaar met de toepasselijke referentierentevoet, in voorkomend geval verhoogd met een marge. De methodiek van vaststelling van de referentierentevoet en de marge worden door de raad van bestuur van de VMSW bepaald. De kapitaalaflossingen op die lening stemmen overeen met de kapitaalaflossingen op een theoretische lening voor hetzelfde bedrag en met dezelfde looptijd, maar met een negatieve rentevoet van -1% waarvan de annuïteiten jaarlijks met 2% toenemen.
Als de initiatiefnemer een bedrag wil lenen dat hoger is dan het subsidiabele bedrag voor de verrichting in kwestie, verstrekt de VMSW een marktconforme lening als vermeld in het eerste lid voor het subsidiabele bedrag en een aanvullende lening voor het gedeelte dat het subsidiabele bedrag overschrijdt. De kapitaalaflossingen op de aanvullende lening verlopen volgens een annuïteitentabel met vaste annuïteiten met de toepasselijke referentierentevoet, in voorkomend geval verhoogd met een marge. De methodiek waarmee de referentierentevoet en de marge worden vastgesteld, worden door de raad van bestuur van de VMSW bepaald.
§3. De tussenkomst in de leningslast wordt verleend bij elke aflossing op de marktconforme lening, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, inclusief de eventuele tussentijdse vereffening van interesten.
De tussenkomst is gelijk aan de verschuldigde rente op de marktconforme lening die de VMSW verstrekt, vermeld in paragraaf 2, eerste lid.
Zodra de aflossingsperiode van de marktconforme lening begint te lopen, wordt de tussenkomst verhoogd met 1% van het openstaande af te lossen kapitaal.
§4. Op voorstel van de raad van bestuur van de VMSW legt de minister de voorwaarden voor de toekenning en uitbetaling van de leningen die de VMSW verstrekt conform dit artikel en voor de terugbetaling ervan, vast in een basisreglement.
Artikel 5.45. ( 25/04/2022 - ... )
De woonmaatschappij kan, na advies van de VMSW, een lening sluiten bij een regionale of lokale overheid en bij een publiekrechtelijke instelling als de lening wordt verstrekt tegen een voordelige rentevoet. De woonmaatschappij bezorgt de aflossingstabel aan de VMSW. De lening komt niet in aanmerking bij de berekening van de GSC, vermeld in titel 4 van dit deel.
Artikel 5.45/1. ( 31/07/2024 - ... )
Een initiatiefnemer komt voor de bouw of renovatie van een kamer als vermeld in artikel 1.3, § 1, eerste lid, 25°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, alleen in aanmerking voor een lening als vermeld in artikel 5.44, § 2, van dit besluit, als ze verhuurd wordt in het kader van een samenwerkingsovereenkomst die gesloten is met een erkende welzijnsinstantie. De initiatiefnemer voegt de samenwerkingsovereenkomst bij zijn verzoek van de bouw- of investeringsverrichting tot opname in de meerjarenplanning, vermeld in artikel 2.33/11 van dit besluit.
Artikel 5.45/2. ( 03/12/2022 - ... )
Een woonmaatschappij kan beslissen om bescheiden huurwoningen om te vormen tot sociale huurwoningen.
Als de woonmaatschappij de beslissing, vermeld in het eerste lid, neemt, komt ze in aanmerking voor een marktconforme lening als vermeld in artikel 5.44, §2 van dit besluit. Daarbij geldt dezelfde programmatiecyclus als voor een project als vermeld in artikel 2.33/5, §1, eerste lid, 3°.
Artikel 5.45/3. ( 31/07/2024 - ... )
§1. Een woonmaatschappij komt voor de verrichtingen, vermeld in artikel 5.37, §1, eerste lid, van een basiskot alleen in aanmerking voor een lening als vermeld in artikel 5.44, §2, als de woonmaatschappij het basiskot verhuurt aan een lokaal bestuur of hogeronderwijsinstelling conform de voorwaarden, vermeld in dit artikel.
De woonmaatschappij stelt bij de verhuring van de basiskoten een huurprijs vast die minstens kostendekkend is. De minister kan bepalen wat kostendekkend is.
De hogeronderwijsinstelling of de gemeente verhuurt de basiskoten aan studenten conform de voorwaarden uit het beleidsplan, vermeld in artikel IV.43 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, om het werkveld huisvesting, vermeld in artikel II.348 van de voormelde codex, te realiseren. De gemeente baseert zich op het beleidsplan van een hogeronderwijsinstelling die in de gemeente ligt. De hogeronderwijsinstelling of de gemeente geeft daarbij voorrang aan beursstudenten als vermeld in artikel 1.3, 13°, van de voormelde codex, en aan bijna-beursstudenten als vermeld in artikel 1.3, 16°, van de voormelde codex.
De hogeronderwijsinstelling rapporteert over de naleving van de huurovereenkomst aan de bevoegde commissaris van de Vlaamse Regering, vermeld in artikel IV.96 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013. De VMSW zal met het oog op het uitvoeren van het toezicht met het college van regeringscommissarissen, vermeld in artikel IV.103 van de voormelde codex, over de concrete werkwijze een samenwerkingsprotocol sluiten.
§2. Voor de toepassing van dit artikel worden persoonsgegevens verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° nagaan of voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in dit artikel;
2° de juridische afwikkeling van de huurovereenkomst verzekeren.
De verwerkingsverantwoordelijken zijn:
1° de hogeronderwijsinstelling;
2° de gemeente.
De volgende persoonsgegevens worden verwerkt:
1° de persoonsgegevens die noodzakelijk zijn om na te gaan of een student in aanmerking komt voor een studietoelage conform het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap;
2° de persoonsgegevens die noodzakelijk zijn om na te gaan of een student voldoet aan de voorwaarden uit het beleidsplan, vermeld in paragraaf 1, derde lid.
De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in het tweede lid, past op de verwerkte persoonsgegevens een bewaartermijn van maximaal één jaar toe na de definitieve beëindiging van de administratieve, gerechtelijke en buitengerechtelijke procedures.
De studenten zijn de betrokkenen bij de verwerking van persoonsgegevens.
Artikel 5.46. ( 31/07/2024 - ... )
§1. De tussenkomst in de prefinanciering van verwervingen van onroerende goederen voor de realisatie van sociale huurwoningen of basiskoten wordt verstrekt zodra de bouwverrichting principieel in aanmerking komt voor opname in de meerjarenplanning conform artikel 2.33/11, §3, vierde of zesde lid.
De tussenkomst in de prefinanciering, vermeld in het eerste lid, wordt verleend bij elke betaling op 31 december van de jaarlijkse intresten op de bulletlening, vermeld in artikel 5.44, §1, eerste lid. De tussenkomst is gelijk aan de verschuldigde rente op 40% van het subsidiabele bedrag, vermeld in artikel 5.38, §1, met een rentevoet die overeenstemt met de rentevoet die aangerekend wordt op de bulletlening.
§2. De tussenkomst in de prefinanciering van verwervingen van onroerende goederen voor de realisatie van sociale huurwoningen of basiskoten wordt stopgezet zodra de bulletlening conform artikel 5.44, §1, derde lid, wordt omgezet in een markconforme lening, gekoppeld aan een tussenkomst in de leningslast, en uiterlijk na vijf jaar.
Artikel 5.47. ( 01/11/2023 - ... )
De prijsplafonds, vermeld in artikel 5.38, §2, tweede lid, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de verkoopprijs van appartementen die in het Vlaamse Gewest liggen, zoals die door de bevoegde federale instantie wordt bekendgemaakt, van het laatst bekende kwartaal, met als basis de verkoopprijs van het vierde kwartaal van 2022, die 239.000 euro bedraagt. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende veelvoud van 100 euro.
Artikel 5.47/0. ( 31/07/2024 - ... )
Het maximumpercentage van 5% van het jaarlijkse investeringsvolume van een woonmaatschappij, vermeld in artikel 4.42/2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, wordt berekend op basis van het rekenkundig gemiddelde van de investeringsvolumes van de vijf jaar die voorafgaan aan het jaar waarin de berekening wordt uitgevoerd. Alle investeringsverrichtingen, vermeld in artikel 4.40, 4.42, 4.42/2 en 4.43 van de voormelde codex, worden in aanmerking genomen voor de berekening van het jaarlijkse investeringsvolume.
Als het project nog niet gerealiseerd is, controleert het agentschap de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, op het ogenblik dat de initiatiefnemer de gegevens heeft ingevoerd in het projectportaal, ter uitvoering van artikel 2.33/3, tweede lid.
Artikel 5.47/1. ( 31/07/2024 - ... )
§1. Voor de financiering van de realisatie van het aanbod van geconventioneerde huurwoningen, vermeld in artikel 4.42 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, kan de VMSW naargelang de vordering van de werkzaamheden een lening aan de woonmaatschappij verstrekken.
§2. Het maximumpercentage van 20% van het jaarlijks investeringsvolume van een woonmaatschappij, vermeld in artikel 4.42 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, wordt berekend op basis van het rekenkundig gemiddelde van de investeringsvolumes van de vijf jaar die voorafgaan aan het jaar waarin de berekening wordt uitgevoerd. Alle investeringsverrichtingen, vermeld in artikel 4.40, 4.42, 4.42/2 en 4.43 van de voormelde codex, worden in aanmerking genomen voor de berekening van het jaarlijkse investeringsvolume.
Als het project nog niet gerealiseerd is, controleert het agentschap de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, op het ogenblik van de principiële aanvraag van de woonmaatschappij, vermeld in paragraaf 4, eerste lid.
§3. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de minister of zijn gemachtigde een subsidie verstrekken aan de woonmaatschappij voor een project dat de realisatie van geconventioneerde huurwoningen tot doel heeft en waarvan de geconventioneerde huurwoningen verhuurd worden volgens de voorwaarden, vermeld in deel 10.
Een project kan bestaan uit:
1° een nieuwbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 110°, van het Energiebesluit van 19 november 2010;
2° een herbouw als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 47/2°, van het vermelde besluit, tot woningen;
3° een gedeeltelijke herbouw als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 46/2°, van het vermelde besluit, tot woningen;
4° een grondige renovatie als vermeld in artikel 5.47/8;
5° een ingrijpende energetische renovatie van gebouwen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 50°, van het vermelde besluit, tot woningen;
6° een combinatie van de verrichtingen, vermeld in punt 1° tot en met 5°.
De subsidie, vermeld in het eerste lid, bedraagt 30% van de markthuurprijs van de geconventioneerde huurwoning. Voor de bepaling van de markthuurprijs maakt het agentschap gebruik van het schattingsmodel dat gebaseerd is op de webtoepassing, vermeld in artikel 5.111 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Bij de berekening van de subsidies voor de geconventioneerde huurwoningen wordt voor een woning die deel uitmaakt van het project rekening gehouden met de markthuurprijs die van toepassing is op het moment van de openstelling van de eerste oproep tot kandidaatstelling, vermeld in artikel 5.255, §1, tweede lid, of als artikel 5.255/1 van toepassing is op het moment van de eerste registratie van de huurprijs, vermeld in artikel 5.258, zesde lid.
De subsidies voor de geconventioneerde huurwoningen worden toegekend voor een termijn van zevenentwintig jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de eerste huurovereenkomst die gesloten is tussen de woonmaatschappij en de huurder van een geconventioneerde huurwoning voor een woning die deel uitmaakt van het project.
De minister bepaalt de technische modaliteiten voor de uitbetaling van de subsidies zoals de periodiciteit van de betalingen, het toekennen van voorschotten en de afrekening van de definitief verschuldigde subsidies.
Het agentschap brengt de VMSW op de hoogte van de beslissing van de minister of zijn gemachtigde, vermeld in paragraaf 4, vierde en zevende lid, en paragraaf 5, vierde lid, en stelt de subsidies ter beschikking van de VMSW. De VMSW betaalt de subsidies aan de begunstigde woonmaatschappij.
De subsidies worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd met toepassing van de volgende formule:
initieel toegekende subsidie x gezondheidsindex van de maand december van het jaar voorafgaand aan de indexering / gezondheidsindex van de maand voorafgaand aan de openstelling van de eerste oproep tot kandidaatstelling, vermeld in artikel 5.255, §1, tweede lid.
Als artikel 5.255/1 van toepassing is, worden de subsidies jaarlijks op 1 januari geïndexeerd met toepassing van de volgende formule:
initieel toegekende subsidie x gezondheidsindex van de maand december van het jaar voorafgaand aan de indexering / gezondheidsindex van de maand voorafgaand aan de eerste registratie van de huurprijs, vermeld in artikel 5.258, zesde lid.
§4. Als het project nog niet gerealiseerd is, dient de woonmaatschappij haar principiële aanvraag voor de subsidie, vermeld in paragraaf 3, in bij het agentschap via het Projectportaal.
De subsidieaanvraag bevat de volgende informatie en stukken:
1° een beschrijving van het project, vermeld in artikel 2.33/1, 8°, volgens het model dat het agentschap bepaalt;
2° alle elementen die noodzakelijk zijn om de markthuurprijs te bepalen aan de hand van het schattingsmodel dat gebaseerd is op de webtoepassing, vermeld in artikel 5.111 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
3° de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of in voorkomend geval de omgevingsvergunningen voor stedenbouwkundige handelingen zijn maximaal zes jaar oud op de datum van de subsidieaanvraag als het project een nieuwbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 110°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, een herbouw als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 47/2°, van het vermelde besluit tot woningen, een gedeeltelijke herbouw als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 46/2°, van het vermelde besluit, tot woningen of een ingrijpende energetische renovatie van bestaande gebouwen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 50°, van het Energiebesluit van 19 november 2010 tot woningen omvat;
4° een verklaring op eer waarin opgenomen is dat:
a) de woningen zullen worden verhuurd conform de typehuurovereenkomst, opgenomen in bijlage 30, die bij dit besluit is gevoegd of, in voorkomend geval, conform de typehuurovereenkomst, vermeld in artikel 5.255/1, §3;
b) het energieprestatiecertificaat bij de bouw, vermeld in artikel 9.2.11 van het Energiebesluit van 19 november 2010, van de woningen zal worden voorgelegd als het project een nieuwbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 110°, van het vermelde besluit, een herbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 47/2°, van het vermelde besluit of een gedeeltelijke herbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 46/2°, van het vermelde besluit of een ingrijpende energetische renovatie van bestaande gebouwen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 50°, van het vermelde besluit, tot woningen, omvat;
c) de akte van voorlopige oplevering of in voorkomend geval de akten van voorlopige oplevering zullen worden voorgelegd van de woningen of in voorkomend geval de goedkeuringen van de werken door de woonmaatschappij;
d) de energieprestatiecertificaten, vermeld in artikel 5.47/8 van dit besluit, zullen worden voorgelegd als het project een grondige renovatie als vermeld in artikel 5.47/8, omvat.
Het agentschap neemt binnen een termijn van veertien dagen volgend op de datum van de ontvangst van de subsidieaanvraag een beslissing over de volledigheid van de subsidieaanvraag. Als het agentschap geen beslissing neemt binnen de vermelde termijn, wordt de subsidieaanvraag als volledig beschouwd.
De minister of zijn gemachtigde neemt een principiële beslissing binnen een termijn van twee maanden volgend op de datum van de kennisgeving van de volledigheid van de aanvraag door het agentschap of, als het agentschap de aanvraag niet binnen de termijn, vermeld in het derde lid, heeft volledig verklaard, volgend op de datum waarop die termijn verlopen is.
Binnen een termijn van vijf jaar volgend op de datum van de principiële beslissing dient de woonmaatschappij een definitieve aanvraag in bij het agentschap. De aanvraag bevat de volgende stukken:
1° de akten van voorlopige oplevering, of in voorkomend geval, de goedkeuringen van de werken door de woonmaatschappij;
2° als het project een grondige renovatie als vermeld in artikel 5.47/8, omvat: de energieprestatiecertificaten, vermeld in artikel 5.47/8.
Het agentschap neemt binnen een termijn van veertien dagen volgend op de datum van de ontvangst van de definitieve subsidieaanvraag een beslissing over de volledigheid van de subsidieaanvraag. Als het agentschap geen beslissing neemt binnen de vermelde termijn, wordt de subsidieaanvraag als volledig beschouwd.
De minister of zijn gemachtigde neemt een definitieve beslissing binnen een termijn van twee maanden volgend op de datum van de beslissing over de volledigheid of, bij ontstentenis daarvan, volgend op de datum dat de termijn, vermeld in het zesde lid, verlopen is.
Tegen de beslissing, vermeld in het vierde en zevende lid, kan de woonmaatschappij met een beveiligde zending beroep aantekenen bij de administrateur-generaal van het agentschap binnen een termijn van dertig dagen vanaf de datum van de beslissing, vermeld in het vierde en zevende lid. Het agentschap bezorgt de woonmaatschappij een ontvangstbevestiging.
De administrateur-generaal van het agentschap brengt binnen een termijn van dertig dagen na de dag waarop hij het beroep heeft ontvangen, de woonmaatschappij op de hoogte van zijn beslissing tot inwilliging of afwijzing van het beroep. Als de administrateur-generaal van het agentschap geen kennisgeving doet binnen de voorgeschreven termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.
§5. Als het project al volledig kan worden bewoond, dient de woonmaatschappij haar definitieve aanvraag voor de subsidie, vermeld in paragraaf 3, in bij het agentschap via het Projectportaal.
De subsidieaanvraag bevat de volgende informatie en stukken:
1° een beschrijving van het project, vermeld in artikel 2.33/1, 8°, volgens het model dat het agentschap bepaalt;
2° alle elementen die noodzakelijk zijn om de markthuurprijs te bepalen aan de hand van het schattingsmodel dat gebaseerd is op de webtoepassing, vermeld in artikel 5.111 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
3° de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of in voorkomend geval de omgevingsvergunningen voor stedenbouwkundige handelingen als het project een nieuwbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 110°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, een herbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 47/2°, van het vermelde besluit of een gedeeltelijke herbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 46/2°, van het vermelde besluit of een ingrijpende energetische renovatie van bestaande gebouwen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 50°, van het vermelde besluit , tot woningen omvat;
4° de energieprestatiecertificaten, vermeld in artikel 5.47/8 van dit besluit, als het project een grondige renovatie als vermeld in artikel 5.47/8, omvat;
5° de akten van voorlopige oplevering of in voorkomend geval de goedkeuringen van de werken door de woonmaatschappij;
6° een verklaring op eer waarin opgenomen is dat:
a) de woningen zullen worden verhuurd conform de typehuurovereenkomst, opgenomen in bijlage 30, die bij dit besluit is gevoegd of, in voorkomend geval, conform de typehuurovereenkomst, vermeld in artikel 5.255/1, §3;
b) het energieprestatiecertificaat bij de bouw, vermeld in artikel 9.2.11 van het Energiebesluit van 19 november 2010, van de woningen zal worden voorgelegd als het project een nieuwbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 110°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, een herbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 47/2°, van het vermelde besluit of een gedeeltelijke herbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 46/2°, van het vermelde besluit of een ingrijpende energetische renovatie van bestaande gebouwen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 50°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, tot woningen, omvat.
Het agentschap neemt binnen een termijn van veertien dagen volgend op de datum van de ontvangst van de subsidieaanvraag een beslissing over de volledigheid van de subsidieaanvraag. Als het agentschap geen beslissing neemt binnen de vermelde termijn, wordt de subsidieaanvraag als volledig beschouwd.
De minister of zijn gemachtigde beslist over de subsidieaanvraag binnen een termijn van twee maanden volgend op de datum van de kennisgeving van de volledigheid van de aanvraag door het agentschap of als het agentschap geen beslissing heeft genomen binnen de termijn, vermeld in het derde lid, volgend op de datum dat de termijn, vermeld in het derde lid, verlopen is.
Tegen de beslissing vermeld in het vierde lid, kan de woonmaatschappij met een beveiligde zending beroep aantekenen bij de administrateur-generaal van het agentschap binnen een termijn van dertig dagen vanaf de datum van de beslissing, vermeld in het vierde lid. Het agentschap bezorgt de woonmaatschappij een ontvangstbevestiging.
De administrateur-generaal van het agentschap brengt binnen een termijn van dertig dagen na de dag waarop hij het beroep heeft ontvangen, de woonmaatschappij op de hoogte van zijn beslissing tot inwilliging of afwijzing van het beroep. Als de administrateur-generaal van het agentschap geen kennisgeving doet binnen de voorgeschreven termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.
§6. Als een energieprestatiecertificaat bij de bouw als vermeld in artikel 9.2.11 van het Energiebesluit van 19 november 2010, moet worden voorgelegd, bezorgt de woonmaatschappij dat document aan het agentschap via het Projectportaal vanaf dat het document beschikbaar is.
§7. De subsidie, vermeld in paragraaf 3, wordt uitbetaald vanaf het ogenblik van de inwerkingtreding van de eerste huurovereenkomst die in het Woningportaal opgeladen is, en die conform de typehuurovereenkomst, opgenomen in bijlage 30, die bij dit besluit is gevoegd, of, in voorkomend geval, conform de typehuurovereenkomst, vermeld in artikel 5.255/1, §3, is gesloten tussen de woonmaatschappij en de huurder van een geconventioneerde huurwoning. Als die eerste huurovereenkomst na zijn inwerkingtreding wordt opgeladen, wordt de subsidie uitbetaald vanaf de maand waarin de eerste huurovereenkomst wordt opgeladen. De subsidie wordt uitbetaald voor alle geconventioneerde huurwoningen die deel uitmaken van het project, ook al zijn ze nog niet verhuurd.
§8. De subsidie, vermeld in paragraaf 3, en de uitbetaling ervan wordt per woning opgeschort als:
1° de woning niet voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 3.1, §1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° de woning wordt verhuurd aan een persoon die bij het sluiten van de huurovereenkomst niet beschikt over een geldig attest als vermeld in artikel 5.247, 2°;
3° de bepalingen, vermeld in deel 10, niet worden nageleefd bij de verhuur van de geconventioneerde huurwoning;
4° de woning drie opeenvolgende kalendermaanden niet als hoofdverblijfplaats wordt verhuurd.
Het recht op de subsidie, vermeld in paragraaf 3, hervat als de inbreuk, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, stopgezet is of als de woning opnieuw als hoofdverblijfplaats is verhuurd.
De subsidie, vermeld in paragraaf 3, wordt per woning stopgezet vanaf het ogenblik dat ze vijf opeenvolgende jaren is opgeschort, conform het eerste lid.
Het agentschap vordert de onterecht uitbetaalde subsidies terug. Als de subsidies ingevolge list, bedrog of valse verklaringen zijn verkregen, wordt het terug te vorderen bedrag verhoogd met de wettelijke intrest die verschuldigd is vanaf de dag van de uitbetaling van de subsidie.
De teruggevorderde bedragen worden conform artikel 5.2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 toegewezen aan het Fonds voor de Huisvesting. De entiteit die is belast met de uitoefening van de controle op de voorwaarden, de verbintenissen en de aanwending van subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen die worden toegekend ter ondersteuning van het beleid inzake huisvesting, wordt belast met de invordering als de begunstigde de subsidie niet vrijwillig terugbetaalt.
Het agentschap gaat uitsluitend op basis van de gegevens van bewoning, vermeld in het Rijksregister, na of de geconventioneerde huurwoning als hoofdverblijfplaats als vermeld in het eerste lid, 4°, verhuurd is.
Tegen de beslissing tot opschorting van de subsidie, vermeld in het eerste lid, of tot stopzetting van de subsidie, vermeld in het derde lid, kan de woonmaatschappij met een beveiligde zending beroep aantekenen bij de administrateur-generaal van het agentschap, binnen dertig dagen die volgen op de betekening van de beslissing tot opschorting of stopzetting van de subsidie. Het agentschap bezorgt de woonmaatschappij een ontvangstbevestiging.
De administrateur-generaal van het agentschap brengt binnen een termijn van dertig dagen na de dag waarop hij het beroep heeft ontvangen de woonmaatschappij op de hoogte van zijn beslissing tot inwilliging of afwijzing van het beroep. Als de administrateur-generaal van het agentschap geen kennisgeving doet binnen de voorgeschreven termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.
Artikel 5.47/2. ( 30/06/2023 - ... )
Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de minister de kosten van de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur geheel of gedeeltelijk ten laste nemen of subsidies verlenen aan de woonmaatschappijen, voor de kosten van de verrichtingen die verbonden zijn aan de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur, vermeld in artikel 5.57, eerste lid, die noodzakelijk zijn om de woonmaatschappij in staat te stellen geconventioneerde huurwoningen ter beschikking te stellen. Deel 2, titel 3, hoofdstuk 2, van dit boek, met uitzondering van artikel 5.60, is van overeenkomstige toepassing op deze verrichtingen met dien verstande dat met "sociale huurwoningen" telkens de sociale en geconventioneerde huurwoningen worden bedoeld die deel uitmaken van een project als vermeld in artikel 2.33/1, 8°.
De minister stelt de subsidies ter beschikking van de VMSW. De VMSW geeft de subsidies door aan de woonmaatschappijen.
Artikel 5.47/3. ( 30/08/2024 - ... )
§1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de minister of zijn gemachtigde een subsidie verlenen aan een private initiatiefnemer als vermeld in artikel 5.52/1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, voor een project dat de realisatie van sociale en geconventioneerde huurwoningen tot doel heeft, als er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1° het project kan bestaan uit:
a) een nieuwbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 110°, van het Energiebesluit van 19 november 2010;
b) een herbouw als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 47/2°, van het vermelde besluit, tot woningen;
c) een gedeeltelijke herbouw als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 46/2°, van het vermelde besluit, tot woningen;
d) een grondige renovatie als vermeld in artikel 5.47/8;
e) een ingrijpende energetische renovatie van bestaande gebouwen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 50°, van het vermelde besluit, tot woningen;
f) een combinatie van de verrichtingen, vermeld in punt a) tot en met e);
2° het project bestaat uit minstens drie woningen in het Vlaamse Gewest. Als het totaal aantal woningen in het project kleiner is dan vijf, worden de woningen op dezelfde plaats gerealiseerd;
3° minstens een derde van het aantal woningen wordt bestemd als sociale huurwoningen waarvoor hoofdhuurovereenkomsten met een woonmaatschappij worden gesloten die conform de typehoofdhuurovereenkomst, opgenomen in bijlage 29, die bij dit besluit is gevoegd, zijn opgesteld, behalve als de woonmaatschappij de woningen niet in huur kan nemen. In dat geval wordt het minimum, vermeld in punt 4°, verhoogd naar twee derde. De gemotiveerde beslissing van het bestuursorgaan van de woonmaatschappij tot weigering van de inhuurneming van de aangeboden sociale huurwoningen wordt afzonderlijk voorgelegd aan de toezichthouder. Het bestuursorgaan van de woonmaatschappij neemt de gemotiveerde beslissing binnen een termijn van zestig dagen. Bij ontstentenis van een afdoende motivering treedt de toezichthouder op tegen de betreffende beslissing;
4° minstens een derde van het aantal woningen wordt bestemd als geconventioneerde huurwoningen waarvoor hoofdhuurovereenkomsten met een woonmaatschappij of een geconventioneerde verhuurorganisatie worden gesloten die conform de typehoofdhuurovereenkomst, opgenomen in bijlage 31, die bij dit besluit is gevoegd, of, in voorkomend geval, conform de typehuurovereenkomst, vermeld in artikel 5.255/1, §3, zijn opgesteld, of waarvoor huurovereenkomsten worden gesloten die conform de typehuurovereenkomst, opgenomen in bijlage 30, die bij dit besluit is gevoegd, zijn opgesteld en die worden verhuurd conform de voorwaarden, vermeld in deel 10;
5° als een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen vereist is, is ze maximaal zes jaar oud op de datum van de subsidieaanvraag;
6° voor de geconventioneerde en sociale huurwoningen die deel uitmaken van het project, is er geen verbouwlening als vermeld in artikel 5.162/1 en 5.162/2, aangegaan en zal er geen worden aangegaan.
Als de woningen, vermeld in het eerste lid, 3°, op het ogenblik van de aanvraag van de subsidie nog niet zijn gerealiseerd, sluit de private initiatiefnemer met de woonmaatschappij een intentieovereenkomst om de woningen voor maximaal zevenentwintig jaar te verhuren aan de woonmaatschappij. De woningen in kwestie worden identificeerbaar opgenomen in de intentieovereenkomst.
Als de woningen, vermeld in het eerste lid, 4°, op het ogenblik van de aanvraag van de subsidie nog niet zijn gerealiseerd, verklaart de private initiatiefnemer op erewoord dat hij de woningen zal verhuren met de huurovereenkomsten, vermeld in het eerste lid, 4°. Als de woningen, vermeld in het eerste lid, 4°, op het ogenblik van de aanvraag van de subsidie nog niet zijn gerealiseerd en de private initiatiefnemer de intentie heeft om de woningen te verhuren aan de woonmaatschappij of een geconventioneerde verhuurorganisatie, sluit de private initiatiefnemer met de woonmaatschappij of een geconventioneerde verhuurorganisatie een intentieovereenkomst om de woningen voor maximaal zevenentwintig jaar te verhuren aan de woonmaatschappij of een geconventioneerde verhuurorganisatie. De woningen in kwestie worden identificeerbaar opgenomen in de intentieovereenkomst.
Het agentschap stelt voor de intentieovereenkomst, vermeld in het tweede en derde lid, een model van intentieovereenkomst op.
De huurprijs van de sociale huurwoning mag niet hoger zijn dan de markthuurprijs verminderd met een korting die minimaal 62,5% bedraagt van de subsidie. De markthuurprijs wordt berekend op het ogenblik van het sluiten van de hoofdhuurovereenkomst, die conform de typehoofdhuurovereenkomst, opgenomen in bijlage 29, die bij dit besluit is gevoegd.
Voor de bepaling van de markthuurprijs, vermeld in het vijfde lid, stelt het agentschap een schattingsmodel ter beschikking. Het schattingsmodel is gebaseerd op de webtoepassing, vermeld in artikel 5.111 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. De private initiatiefnemer gebruikt het schattingsmodel.
In afwijking van het eerste lid, 3° en 4°, hanteert de private initiatiefnemer, als het totaal aantal woningen in een project, vermeld in het eerste lid, 1°, geen veelvoud is van drie, de volgende afrondingsregel. Voor de berekening van het minimale aandeel sociale huurwoningen, vermeld in het eerste lid, 3°, en het minimale aandeel geconventioneerde huurwoningen, vermeld in het eerste lid, 4°, beschouwt de private initiatiefnemer de eerste woning die een veelvoud van drie te boven gaat, als een sociale huurwoning, de tweede als een geconventioneerde huurwoning.
Als het project nog niet gerealiseerd is, controleert het agentschap de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 5°, op het ogenblik van de principiële aanvraag van de private initiatiefnemer, vermeld in artikel 5.47/4, §1, eerste lid.
De minister of zijn gemachtigde kan de subsidie, vermeld in het eerste lid, ook verlenen aan twee private initiatiefnemers als aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, voldaan is, waarbij een van de private initiatiefnemers aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 3°, voldoet en de andere private initiatiefnemer aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 4°, voldoet en als de twee private initiatiefnemers verbonden vennootschappen als vermeld in artikel 1:20, 1°, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019, zijn. De aandelen van het aantal woningen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, worden berekend op basis van het totale aantal woningen dat de twee private initiatiefnemers samen realiseren.
§2. Bij de berekening van de subsidies voor de sociale huurwoningen wordt rekening gehouden met de markthuurprijs die van toepassing is op het moment van de sluiting van de eerste hoofdhuurovereenkomst, die conform de typehoofdhuurovereenkomst, opgenomen in bijlage 29, die bij dit besluit is gevoegd, is opgesteld en die betrekking heeft op een woning die deel uitmaakt van het project.
De subsidie voor een sociale huurwoning bedraagt 40% van de markthuurprijs van de sociale huurwoning.
De subsidie voor een geconventioneerde huurwoning bedraagt 30% van de markthuurprijs van de geconventioneerde huurwoning.
Bij de berekening van de subsidies voor de geconventioneerde huurwoningen die door de private initiatiefnemer rechtstreeks worden verhuurd aan de huurder van een geconventioneerde huurwoning, wordt voor een woning die deel uitmaakt van het project rekening gehouden met de markthuurprijs die van toepassing is op het moment van de openstelling van de eerste oproep tot kandidaatstelling, vermeld in artikel 5.255, §1, tweede lid, of als artikel 5.255/1 van toepassing is op het moment van de eerste registratie van de huurprijs, vermeld in artikel 5.258, zesde lid.
Bij de berekening van de subsidies voor de geconventioneerde huurwoningen die door de private initiatiefnemer worden verhuurd aan een woonmaatschappij of aan een geconventioneerde verhuurorganisatie, wordt rekening gehouden met de markthuurprijs die van toepassing is op het moment van het sluiten van de eerste hoofdhuurovereenkomst voor een woning die deel uitmaakt van het project en die conform de typehoofdhuurovereenkomst, opgenomen in bijlage 31, die bij dit besluit is gevoegd, is opgesteld.
Voor de bepaling van die markthuurprijzen maakt het agentschap gebruik van het schattingsmodel dat gebaseerd is op de webtoepassing, vermeld in artikel 5.111 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
De subsidies voor de sociale huurwoningen, vermeld in het eerste lid, worden toegekend voor een termijn van zevenentwintig jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de eerste hoofdhuurovereenkomst, vermeld in het eerste lid.
De subsidies voor de geconventioneerde huurwoningen, vermeld in het vierde lid, worden toegekend voor een termijn van zeventwintig jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de eerste huurovereenkomst die betrekking heeft op een geconventioneerde huurwoning die deel uitmaakt van het project.
De subsidies voor de geconventioneerde huurwoningen, vermeld in het vijfde lid, worden toegekend voor een termijn van zeventwintig jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de eerste hoofdhuurovereenkomst die betrekking heeft op een geconventioneerde huurwoning die deel uitmaakt van het project.
De minister bepaalt de technische modaliteiten voor de uitbetaling van de subsidies zoals de periodiciteit van de betalingen, het toekennen van voorschotten en de afrekening van de definitief verschuldigde subsidies.
Het agentschap brengt de VMSW op de hoogte van de beslissing van de minister of zijn gemachtigde, vermeld in artikel 5.47/4, §1, vierde en zevende lid en §2, vierde lid, en stelt de subsidies ter beschikking van de VMSW. De VMSW betaalt de subsidies aan de begunstigde private initiatiefnemer.
§3. De subsidies, vermeld in paragraaf 2, eerste en vijfde lid, worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd met toepassing van de volgende formule:
initieel toegekende subsidie x gezondheidsindex van de maand december van het jaar voorafgaand aan de indexering/gezondheidsindex van de maand voorafgaand aan het sluiten van de eerste hoofdhuurovereenkomst, vermeld in paragraaf 2, eerste of vijfde lid
De subsidies, vermeld in paragraaf 2, vierde lid, worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd met toepassing van de volgende formule:
initieel toegekende subsidie x gezondheidsindex van de maand december van het jaar voorafgaand aan de indexering/ gezondheidsindex van de maand voorafgaand aan de openstelling van de eerste oproep tot kandidaatstelling vermeld in artikel 5.255, §1, tweede lid.
Als artikel 5.255/1 van toepassing is, worden de subsidies, vermeld in paragraaf 2, vijfde lid, jaarlijks op 1 januari geïndexeerd met toepassing van de volgende formule:
initieel toegekende subsidie x gezondheidsindex van de maand december van het jaar voorafgaand aan de indexering / gezondheidsindex van de maand voorafgaand aan de eerste registratie van de huurprijs, vermeld in artikel 5.258, zesde lid.
Artikel 5.47/4. ( 30/08/2024 - ... )
§1. Als het project nog niet gerealiseerd is, dient de private initiatiefnemer, en in voorkomend geval, de private initiatiefnemers, vermeld in artikel 5.47/3, §1, negende lid, de principiële aanvraag van de subsidies, vermeld in artikel 5.47/3, in bij het agentschap via het Projectportaal.
De subsidieaanvraag bevat de volgende informatie en stukken:
1° een beschrijving van het project, vermeld in artikel 2.33/1, 8°, volgens het model dat het agentschap bepaalt;
2° alle elementen die noodzakelijk zijn om de markthuurprijs te bepalen aan de hand van het schattingsmodel dat gebaseerd is op de webtoepassing, vermeld in artikel 5.111 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
3° de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of in voorkomend geval de omgevingsvergunningen voor stedenbouwkundige handelingen als het project een nieuwbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 110°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, een herbouw als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 47/2°, van het vermelde besluit tot woningen, een gedeeltelijke herbouw als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 46/2°, van het vermelde besluit, tot woningen of een ingrijpende energetische renovatie van bestaande gebouwen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 50°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, tot woningen, omvat;
4° de intentieovereenkomst, vermeld in artikel 5.47/3, §1, tweede of derde lid;
5° een verklaring op eer waarin opgenomen is dat:
a) de geconventioneerde huurwoningen zullen worden verhuurd conform de voorwaarden, vermeld in artikel 5.47/3, §1, eerste lid, 4°;
b) het energieprestatiecertificaat bij de bouw, vermeld in artikel 9.2.11 van het Energiebesluit van 19 november 2010, van de woningen in kwestie zal worden voorgelegd als het project een nieuwbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 110°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, een herbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 47/2°, van het vermelde besluit of een gedeeltelijke herbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 46/2°, van het vermelde besluit of een ingrijpende energetische renovatie van bestaande gebouwen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 50°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, tot woningen, omvat;
c) de akten van voorlopige oplevering zullen worden voorgelegd van de woningen in kwestie of in voorkomend geval de goedkeuringen van de werken door de bouwheer;
d) de energieprestatiecertificaten, vermeld in artikel 5.47/8 van dit besluit, zullen worden voorgelegd als het project een grondige renovatie als vermeld in artikel 5.47/8, omvat.
Het agentschap neemt binnen een termijn van veertien dagen volgend op de datum van de ontvangst van de subsidieaanvraag een beslissing over de volledigheid van de subsidieaanvraag. Als het agentschap geen beslissing neemt binnen de vermelde termijn, wordt de subsidieaanvraag als volledig beschouwd.
De minister of zijn gemachtigde neemt een principiële beslissing binnen een termijn van twee maanden volgend op de datum van de kennisgeving van de volledigheid van de aanvraag door het agentschap of, als het agentschap de aanvraag niet binnen de termijn, vermeld in het derde lid, heeft volledig verklaard, volgend op de datum waarop die termijn verlopen is.
Binnen een termijn van vijf jaar volgend op de datum van de principiële beslissing dient de private initiatiefnemer, en in voorkomend geval, de private initiatiefnemers, vermeld in artikel 5.47/3, §1, negende lid, een definitieve aanvraag in bij het agentschap. De aanvraag bevat de volgende stukken:
1° de akten van voorlopige oplevering, of in voorkomend geval, de goedkeuringen van de werken door de bouwheer;
2° als het project een grondige renovatie als vermeld in artikel 5.47/8, omvat: de energieprestatiecertificaten, vermeld in artikel 5.47/8 van dit besluit;
3° in voorkomend geval, de eerste hoofdhuurovereenkomst, die conform de typehoofdhuurovereenkomst opgenomen in bijlage 29, die bij dit besluit is gevoegd, is gesloten;
4° in voorkomend geval de eerste hoofdhuurovereenkomst, die conform de typehoofdhuurovereenkomst opgenomen in bijlage 31, die bij dit besluit is gevoegd, is gesloten.
Het agentschap neemt binnen een termijn van veertien dagen volgend op de datum van de ontvangst van de definitieve subsidieaanvraag een beslissing over de volledigheid van de subsidieaanvraag. Als het agentschap geen beslissing neemt binnen de vermelde termijn, wordt de subsidieaanvraag als volledig beschouwd.
De minister of zijn gemachtigde neemt een definitieve beslissing binnen een termijn van twee maanden volgend op de datum van de beslissing over de volledigheid of, bij ontstentenis daarvan, volgend op de datum dat de termijn, vermeld in het zesde lid, verlopen is.
Tegen de beslissing, vermeld in het vierde en zevende lid, kan de private initiatiefnemer met een beveiligde zending beroep aantekenen bij de administrateur-generaal van het agentschap binnen een termijn van dertig dagen vanaf de datum van de beslissing, vermeld in het vierde en zevende lid. Het agentschap bezorgt de private initiatiefnemer een ontvangstbevestiging.
De administrateur-generaal van het agentschap brengt binnen een termijn van dertig dagen na de dag waarop hij het beroep heeft ontvangen, de private initiatiefnemer op de hoogte van zijn beslissing tot inwilliging of afwijzing van het beroep. Als de administrateur-generaal van het agentschap geen kennisgeving doet binnen de voorgeschreven termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.
§2. Als het project al volledig kan worden bewoond dient de private initiatiefnemer, en in voorkomend geval, de private initiatiefnemers, vermeld in artikel 5.47/3, §1, negende lid, de definitieve aanvraag van de subsidies, vermeld in artikel 5.47/3, in bij het agentschap via het Projectportaal.
De subsidieaanvraag bevat de volgende informatie en stukken:
1° een beschrijving van het project, vermeld in artikel 2.33/1, 8°, volgens het model dat het agentschap bepaalt;
2° alle elementen die noodzakelijk zijn om de markthuurprijs te bepalen aan de hand van het schattingsmodel dat gebaseerd is op de webtoepassing, vermeld in artikel 5.111 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
3° de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of in voorkomend geval de omgevingsvergunningen voor stedenbouwkundige handelingen als het project een nieuwbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 110°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, een herbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 47/2°, van het vermelde besluit of een gedeeltelijke herbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 46/2°, van het vermelde besluit of een ingrijpende energetische renovatie van bestaande gebouwen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 50°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, tot woningen, omvat;
4° de energieprestatiecertificaten, vermeld in artikel 5.47/8 van dit besluit als het project een grondige renovatie als vermeld in artikel 5.47/8, omvat;
5° de akten van voorlopige oplevering van de woningen of in voorkomend geval de goedkeuringen van de werken door de bouwheer;
6° een verklaring op eer waarin opgenomen is dat het energieprestatiecertificaat bij de bouw, vermeld in artikel 9.2.11 van het Energiebesluit van 19 november 2010, van de woningen in kwestie zal worden voorgelegd als het project een nieuwbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 110°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, een herbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 47/2°, van het vermelde besluit of een gedeeltelijke herbouw van woningen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 46/2°, van het vermelde besluit of een ingrijpende energetische renovatie van bestaande gebouwen als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 50°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, tot woningen, omvat;
7° al naargelang de aard van het project:
a) de eerste hoofdhuurovereenkomst, vermeld in artikel 5.47/3, §1, eerste lid, 3°, die gesloten is tussen de private initiatiefnemer of zijn rechtsopvolgers en de woonmaatschappij voor de verhuur van de sociale huurwoning;
b) de eerste hoofdhuurovereenkomst, vermeld in artikel 5.47/3, §1, eerste lid, 4°, die gesloten is tussen de private initiatiefnemer of zijn rechtsopvolgers en de woonmaatschappij of een geconventioneerde verhuurorganisatie voor de verhuur van de geconventioneerde huurwoning;
c) in voorkomend geval een verklaring op eer dat de geconventioneerde huurwoningen die rechtstreeks door de private initiatiefnemer zullen worden verhuurd, worden verhuurd conform de typehuurovereenkomst, opgenomen in bijlage 30, die bij dit besluit is gevoegd, of, in voorkomend geval, conform de typehuurovereenkomst, vermeld in artikel 5.255/1, §3.
Het agentschap neemt binnen een termijn van veertien dagen volgend op de datum van de ontvangst van de subsidieaanvraag een beslissing over de volledigheid van de subsidieaanvraag. Als het agentschap geen beslissing neemt binnen de vermelde termijn, wordt de subsidieaanvraag als volledig beschouwd.
De minister of zijn gemachtigde beslist over de subsidieaanvraag binnen een termijn van twee maanden volgend op de datum van de kennisgeving van de volledigheid van de aanvraag door het agentschap of als het agentschap geen beslissing heeft genomen binnen de termijn, vermeld in het derde lid, volgend op de datum dat de termijn, vermeld in het derde lid, verlopen is.
Tegen de beslissing, vermeld in het vierde lid, kan de private initiatiefnemer met een beveiligde zending beroep aantekenen bij de administrateur-generaal van het agentschap binnen een termijn van dertig dagen vanaf de datum van de beslissing, vermeld in het vierde lid. Het agentschap bezorgt de private initiatiefnemer een ontvangstbevestiging.
De administrateur-generaal van het agentschap brengt binnen een termijn van dertig dagen na de dag waarop hij het beroep heeft ontvangen, de private initiatiefnemer op de hoogte van zijn beslissing tot inwilliging of afwijzing van het beroep. Als de administrateur-generaal van het agentschap geen kennisgeving doet binnen de voorgeschreven termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.
§3. Na de definitieve goedkeuring door de minister of zijn gemachtigde bezorgt de private initiatiefnemer de gesloten hoofdhuurovereenkomsten, vermeld in artikel 5.47/3, §1, eerste lid, 3° of 4°, voor elke tot het project behorende sociale of geconventioneerde huurwoning aan het agentschap via het Projectportaal.
§4. Als een energieprestatiecertificaat bij de bouw als vermeld in artikel 9.2.11 van het Energiebesluit van 19 november 2010, moet worden voorgelegd, bezorgt de private initiatiefnemer dat document aan het agentschap via het Projectportaal vanaf dat het document beschikbaar is.
Artikel 5.47/5. ( 22/07/2024 - ... )
§1. De subsidie, vermeld in artikel 5.47/3, §2, eerste lid, wordt uitbetaald op het ogenblik van de inwerkingtreding van de eerste hoofdhuurovereenkomst opgeladen in het Projectportaal die is gesloten tussen de woonmaatschappij en de private initiatiefnemer. Als die eerste hoofdhuurovereenkomst na zijn inwerkingtreding wordt opgeladen, wordt de subsidie uitbetaald vanaf de maand waarin de eerste hoofdhuurovereenkomst wordt opgeladen.
De subsidie, vermeld in het eerste lid, wordt uitbetaald voor alle sociale huurwoningen die deel uitmaken van het project, ook al zijn ze nog niet verhuurd.
§2. De subsidie, vermeld in artikel 5.47/3, §2, vierde en vijfde lid, wordt uitbetaald al naargelang het geval op een van de volgende tijdstippen:
1° vanaf het ogenblik van de inwerkingtreding van de eerste hoofdhuurovereenkomst die in het Projectportaal opgeladen is, en die gesloten is tussen de woonmaatschappij of een geconventioneerde verhuurorganisatie en de private initiatiefnemer. Als die eerste hoofdhuurovereenkomst na zijn inwerkingtreding wordt opgeladen, wordt de subsidie uitbetaald vanaf de maand waarin de eerste hoofdhuurovereenkomst wordt opgeladen;
2° vanaf het ogenblik van de inwerkingtreding van de eerste huurovereenkomst die in het Woningportaal opgeladen is, en die gesloten is tussen de private initiatiefnemer en de huurder van een geconventioneerde huurwoning. Als die eerste huurovereenkomst na zijn inwerkingtreding wordt opgeladen, wordt de subsidie uitbetaald vanaf de maand waarin de eerste huurovereenkomst wordt opgeladen.
De subsidie, vermeld in het eerste lid, wordt uitbetaald voor alle geconventioneerde huurwoningen die deel uitmaken van het project, ook al zijn ze nog niet verhuurd.
Artikel 5.47/6. ( 22/07/2024 - ... )
De subsidie, vermeld in artikel 5.47/3, §1, en de uitbetaling ervan, wordt per woning opgeschort als:
1° de woning niet voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 3.1, §1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° de private initiatiefnemer of zijn rechtsopvolger de geconventioneerde huurwoning verhuurt aan een persoon die bij het sluiten van de huurovereenkomst niet beschikt over een geldig attest als vermeld in artikel 5.247, 2°;
3° de private initiatiefnemer of zijn rechtsopvolger de sociale huurwoning verhuurt aan een andere persoon dan een woonmaatschappij;
4° de bepalingen, vermeld in deel 10, niet worden nageleefd bij de verhuur van de geconventioneerde huurwoning;
5° de huurprijs van de sociale huurwoning de drempel, vermeld in artikel 5.47/3, §1, vijfde lid, overschrijdt;
6° de geconventioneerde huurwoning drie opeenvolgende kalendermaanden niet als hoofdverblijfplaats wordt verhuurd.
Het recht op de subsidie, vermeld in artikel 5.47/3, §1, hervat als de inbreuk, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 5°, stopgezet is of als de geconventioneerde huurwoning opnieuw als hoofdverblijfplaats is verhuurd.
De subsidie, vermeld in artikel 5.47/3, §1, wordt per woning stopgezet vanaf het ogenblik dat ze vijf opeenvolgende jaren is opgeschort, conform het eerste lid.
Het agentschap vordert de onterecht uitbetaalde subsidies terug. Als de subsidies ingevolge list, bedrog of valse verklaringen zijn verkregen, wordt het terug te vorderen bedrag verhoogd met de wettelijke intrest die verschuldigd is vanaf de dag van de uitbetaling van de subsidie.
De teruggevorderde bedragen worden conform artikel 5.2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 toegewezen aan het Fonds voor de Huisvesting. De entiteit die is belast met de uitoefening van de controle op de voorwaarden, de verbintenissen en de aanwending van subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen die worden toegekend ter ondersteuning van het beleid inzake huisvesting, wordt belast met de invordering als de begunstigde de subsidie niet vrijwillig terugbetaalt.
Het agentschap gaat uitsluitend op basis van de gegevens van bewoning, vermeld in het Rijksregister, na of de geconventioneerde huurwoning als hoofdverblijfplaats als vermeld in het eerste lid, 6°, wordt verhuurd.
Tegen de beslissing tot opschorting van de subsidie, vermeld in het eerste lid, of tot stopzetting van de subsidie, vermeld in het derde lid, kan de private initiatiefnemer met een beveiligde zending beroep aantekenen bij de administrateur-generaal van het agentschap, binnen dertig dagen die volgen op de betekening van de beslissing tot opschorting of stopzetting van de subsidie. Het agentschap bezorgt de private initiatiefnemer een ontvangstbevestiging.
De administrateur-generaal van het agentschap brengt binnen een termijn van dertig dagen na de dag waarop hij het beroep heeft ontvangen de private initiatiefnemer op de hoogte van zijn beslissing tot inwilliging of afwijzing van het beroep. Als de administrateur-generaal van het agentschap geen kennisgeving doet binnen de voorgeschreven termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.
Artikel 5.47/7. ( 30/06/2023 - ... )
Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de minister de kosten van de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur geheel of gedeeltelijk ten laste nemen of subsidies verlenen aan de private initiatiefnemers voor de kosten van de verrichtingen die verbonden zijn aan de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur, vermeld in artikel 5.57, eerste lid, die de private initiatiefnemer die een beperkt zakelijk recht heeft op een grond in eigendom van een bestuur als vermeld in artikel 1.3 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, uitvoert voor het gedeelte dat gebruikt wordt voor de realisatie van sociale of geconventioneerde huurwoningen in het kader van een project als vermeld in artikel 5.47/3, §1. Deel 2, titel 3, hoofdstuk 2, van dit boek, met uitzondering van artikel 5.60, is van overeenkomstige toepassing op deze verrichtingen met dien verstande dat met "sociale huurwoningen" telkens de sociale en geconventioneerde huurwoningen worden bedoeld die deel uitmaken van een project als vermeld in artikel 5.47/3, §1.
De minister stelt de subsidies, vermeld in het eerste lid, ter beschikking van de VMSW. De VMSW geeft de subsidies door aan de private initiatiefnemer.
De aanvraag van de subsidie, vermeld in het eerste lid, wordt ingediend via het Projectportaal en omvat de volgende documenten:
1° een raming van de kosten die gestaafd wordt met een offerte, of, als de werken al zijn uitgevoerd of in uitvoering zijn, de verrichte betalingen die betrekking hebben op de verrichtingen die verbonden zijn aan de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur, vermeld in artikel 5.57, eerste lid, waarvoor een omgevingsvergunning werd toegestaan binnen de vijf jaar die voorafgaan aan de aanvraag van de subsidie en die zijn uitgevoerd in het kader van een project als vermeld in artikel 5.47/3, §1;
2° de verbintenis van de gemeente om de waarin of waarop de infrastructuurwerken worden uitgevoerd en de infrastructuurwerken zelf, over te nemen in het gemeentelijk openbaar domein.
Binnen een termijn van veertien dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de aanvraag brengt het agentschap een advies uit. Het agentschap voert het advies in het Projectportaal in en brengt de private initiatiefnemer ervan op de hoogte. Als het agentschap door de onvolledigheid van de aanvraag bijkomende documenten of inlichtingen opvraagt, wordt de termijn geschorst. De termijn begint opnieuw te lopen op de zevende dag nadat het agentschap alle bijkomende documenten of inlichtingen heeft ontvangen.
De minister of zijn gemachtigde neemt een beslissing over de toekenning van de subsidie uiterlijk drie maanden na de datum waarop het advies van het agentschap is opgeladen in het Projectportaal.
Als de werken reeds zijn uitgevoerd wordt de subsidie uitbetaald na voorlegging van de facturen of verantwoordingsstukken die betrekking hebben op de verrichtingen die verbonden zijn aan de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur, vermeld in artikel 5.57, eerste lid, en die zijn uitgevoerd in het kader van een project als vermeld in artikel 5.47/3, §1.
De private initiatiefnemer leeft de verplichtingen, vermeld in artikel 2.33/12, na.
De overdracht, vermeld in het zesde lid, 2°, wordt geregeld met een akte die verleden is door een notaris, als de gemeente in kwestie daarmee instemt, of door de burgemeester met toepassing van artikel 9 van de wet van 27 mei 1870 houdende vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten inzake onteigening voor openbaar nut, op basis van een opmetingsplan van de private initiatiefnemer.
Artikel 5.47/8. ( 30/06/2023 - ... )
In de titel 1/1 en 1/2 wordt verstaan onder grondige renovatie: een energetische renovatie, met uitzondering van een ingrijpende energetische renovatie als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 50°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, waarvan de initiatiefnemer aantoont dat die in de vijf jaar voorafgaand aan de datum van de subsidieaanvraag, uitgevoerd is, waarbij het label van het geldige energieprestatiecertificaat van de woning, vermeld in artikel 1.1.1, §2, 37°, van het vermelde besluit, verbetert met minstens twee labels en minstens tot label B als vermeld in artikel 73 van het ministerieel besluit van 28 december 2018 houdende algemene bepalingen inzake de energieprestatieregelgeving, energieprestatiecertificaten en de certificering van aannemers en installateurs.
Als het bestaande gebouw niet in aanmerking komt voor een energieprestatiecertificaat als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 37°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, is er sprake van een grondige renovatie als de woning na de renovatie, waarvan de initiatiefnemer aantoont dat die in de vijf jaar voorafgaand aan de datum van de subsidieaanvraag, uitgevoerd is, minstens het vermelde label B van het geldige energieprestatiecertificaat van de woning, vermeld in artikel 1.1.1, §2, 37°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, heeft.
Artikel 5.47/9. ( 22/07/2024 - ... )
De subsidies, vermeld in titel 1/1 en titel 1/2, worden verleend als compensatie voor de openbare dienst. Het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatsteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belast ondernemingen is van toepassing op de subsidies, vermeld in titel 1/1 en titel 1/2. Naar gelang wie de subsidie verstrekt, voert het agentschap of de VMSW op geregelde tijdstippen en ten minste om de drie jaar controles op overcompensatie uit. In geval van overcompensatie vordert het agentschap of de VMSW het overschot terug. Als het bedrag van de overcompensatie niet meer bedraagt dan 10% van het bedrag van de gemiddelde jaarcompensatie, mag de overcompensatie naar de volgende periode worden overgedragen en in mindering worden gebracht op het compensatiebedrag dat voor die periode te betalen is.
De woonmaatschappij en de private initiatiefnemer bezorgen alle informatie die het agentschap of de VMSW voor het onderzoek op overcompensatie, vermeld in het eerste lid, of naar aanleiding van controles op overcompensatie door de daartoe bevoegde controlerende overheden, opvraagt.
Van de woonmaatschappijen en private initiatiefnemers worden alleen de gegevens, die bepalend zijn voor het onderzoek op overcompensatie, opgevraagd en verwerkt.
Artikel 5.48. ( 15/10/2023 - ... )
Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
1° energielabel: het label, vermeld in artikel 73, tweede lid, van het ministerieel besluit van 28 december 2018;
2° EPC bouw: het energieprestatiecertificaat bij de bouw, vermeld in artikel 9.2.11 van het Energiebesluit van 19 november 2010;
3° EPC: het energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen, vermeld in artikel 1.1.1, §2, 37°, van het Energiebesluit van 19 november 2010;
4° geprefabriceerd gevel- en dakelement: gestandaardiseerde wanden, wandcomponenten of dakelementen die in een atelier of fabriek in een gecontroleerde omgeving voorbereid worden, vervolgens getransporteerd worden naar de werf en ter plekke gemonteerd worden;
5° herbouw: volledige of gedeeltelijke herbouw die geen renovatie is en waarbij het nieuwe deel een beschermd volume heeft dat groter dan 800 m³ is, of minstens een wooneenheid bevat, of waarbij minstens 75% van de scheidingsconstructies die het totale beschermd volume van het gebouw na de werken omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, nieuw is;
6° industrieel gebouw: gebouw dat bestemd is voor de productie, de bewerking, de opslag of manipulatie van goederen;
7° ingrijpende energetische renovatie: een functiewijziging met een beschermd volume groter dan 800 m3 of een renovatie waarbij minstens de opwekkers om een specifiek binnenklimaat te realiseren volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermde volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, wordt geïsoleerd, en die geen renovatie, ontmanteling of herbouw is;
8° ministerieel besluit van 28 december 2018: het ministerieel besluit van 28 december 2018 houdende algemene bepalingen inzake de energieprestatieregelgeving, energieprestatiecertificaten en de certificering van aannemers en installateurs;
9° ministerieel besluit van 20 mei 2022: het ministerieel besluit van 20 mei 2022 tot vaststelling van de nadere regels en technische vereisten, vermeld in artikel 6.4.1/1, 6.4.1/1/1, 6.4.1/5 en 6.4.1/5/1 van het Energiebesluit van 19 november 2010;
10° ministerieel besluit van 23 mei 2022: het ministerieel besluit van 23 mei 2022 tot vaststelling van de nadere regels en technische vereisten en de hoogten van de premies trajectbegeleidingen en collectieve renovatieprojecten, vermeld in artikel 6.4.1/1/2, 6.4.1/1/3, 6.4.1/1/5, 6.4.1/5/2, 6.4.1/9, 6.4.1/9/1 en 12.3.29 van het Energiebesluit van 19 november 2010;
11° ontmanteling: het verbouwen van een gebouw met een beschermd volume dat, voorafgaand aan de werkzaamheden, groter dan 3 000 m3 is, waarbij de dragende structuur van het gebouw behouden blijft, maar waarbij de installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren en minstens 75% van de scheidingsconstructies die grenzen aan de buitenomgeving, worden vervangen;
12° reductiefactor: de reductiefactor voor vraaggestuurde ventilatie fred, vent, heat als vermeld in bijlage 11 bij het ministerieel besluit van 28 december 2018;
13° renovatie: als het geen ontmanteling, herbouw of ingrijpende energetische renovatie betreft:
a) het uitvoeren van aanpassingswerkzaamheden aan een bestaand gebouw, met inbegrip van het bouwen van een nieuw deel aan een bestaand gebouw, waarbij het nieuwe deel een beschermd volume heeft dat kleiner is dan of gelijk is aan 800 m3 en geen extra wooneenheden bevat, al dan niet voorafgegaan door sloopwerkzaamheden;
b) een functiewijziging met een beschermd volume kleiner dan of gelijk aan 800 m3.
Artikel 5.49. ( 31/07/2024 - ... )
De subsidies uit het Vlaams Klimaatfonds die via een toelage op basis van het begrotingsartikel QF0-1QDG2QK-IS aan de VMSW worden toegekend, om een premie te verstrekken als vermeld in artikel 5.51, kunnen alleen aangewend worden voor de energetische renovatie en herbouw van sociale huurwoningen en basiskoten in eigendom van woonmaatschappijen.
De sociale huurwoningen of de basiskotenwoningen hebben na de uitvoering van de werkzaamheden minstens een EPC met energielabel C of een EPC bouw met energielabel A. Het energielabel wordt aangetoond met een rechtsgeldig EPC.
De voorwaarden, vermeld in het tweede lid, gelden niet voor het verstrekken van de premie voor een individuele warmtepompboiler als vermeld in artikel 5.51, §2, eerste lid, 23°, en de premie voor elektrische sturing en regeling van elektrische boilers en accumulatoren als vermeld in artikel 5.51, §2, eerste lid, 27°.
Artikel 5.50. ( 31/07/2024 - ... )
Een herbouw komt niet in aanmerking voor de premie, vermeld in artikel 5.51, als:
1° bij de herbouw een industrieel gebouw of gebouw met als hoofdbestemming landbouw en niet bestemd voor bewoning, wordt gesloopt voor de realisatie van sociale huurwoningen of basiskoten;
2° niet dezelfde woonmaatschappij de sloop en nieuwbouw laat uitvoeren;
3° er meer dan vijf jaar verstreken is tussen de datum van de voorlopige oplevering van de sloopwerkzaamheden en de premieaanvraag voor de herbouw.
Bij de berekening van de premie van een herbouw kunnen aaneengesloten percelen die in eigendom zijn van dezelfde woonmaatschappij, als een geheel beschouwd worden.
Artikel 5.51. ( 19/04/2025 - ... )
§1. De VMSW verstrekt voor een herbouw, een ontmanteling of een ingrijpende energetische renovatie een premie van 15.000 euro per eengezinswoning of niet-gestapelde kamer- of basiskotenwoning van het type gesloten bebouwing, 20.000 euro per eengezinswoning of niet-gestapelde kamer- of basiskotenwoning van het type halfopen of open bebouwing en 10.000 euro per appartement of gestapelde kamer- of basiskotenwoning.
De premie, vermeld in het eerste lid, wordt verhoogd met:
1° 200 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning als een luchtdichtheidstest voorgelegd kan worden waarmee een V50 van maximaal 3 m³/hm² voor de woning of kamer- of basiskotenwoning in kwestie kan worden aangetoond. De luchtdichtheid wordt gemeten volgens het kwaliteitskader luchtdichtheidsmetingen, in overeenstemming met bijlage 6 van het ministerieel besluit van 28 december 2018;
2° 4000 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor een collectieve geothermische warmtepomp die door een aannemer nieuw geplaatst is;
3° 6400 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor een individuele geothermische warmtepomp die door een aannemer nieuw geplaatst is;
4° 3000 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor een collectieve lucht-waterwarmtepomp die door een aannemer nieuw geplaatst is;
5° 4800 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor een individuele lucht-waterwarmtepomp die door een aannemer nieuw geplaatst is;
6° 2000 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor een collectieve hybride lucht-waterwarmtepomp die door een aannemer nieuw geplaatst is;
7° 3200 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor een individuele hybride lucht-waterwarmtepomp die door een aannemer nieuw geplaatst is;
8° 900 euro per eengezinswoning of niet-gestapelde kamer- of basiskotenwoning voor een premieaanvraag waarbij minstens 20 en maximaal 29 woningen binnen hetzelfde project vervangen of gerenoveerd worden;
9° 1200 euro per eengezinswoning of niet-gestapelde kamer- of basiskotenwoning voor een premieaanvraag waarbij minstens 30 en maximaal 44 woningen binnen hetzelfde project vervangen of gerenoveerd worden;
10° 1500 euro per eengezinswoning of niet-gestapelde kamer- of basiskotenwoning voor een project waarbij minstens 45 woningen binnen hetzelfde project vervangen of gerenoveerd worden.
11° 6000 euro voor een eengezinswoning of niet-gestapelde kamer- of basiskotenwoning als na het beëindigen van de werkzaamheden energielabel A wordt behaald;
12° 4500 euro voor een appartement of gestapelde kamer- of basiskotenwoning als na het beëindigen van de werkzaamheden energielabel A wordt behaald.
De verhoging van de premie, vermeld in het eerste lid, 11° en 12°, is niet van toepassing op een herbouw. Om in aanmerking te komen voor de verhoging van de premie, vermeld in het eerste lid, 11° en 12°, legt de woonmaatschappij bij de aanvraag een geldig EPC voor dat is uitgereikt vanaf 1 januari 2019, waaruit blijkt dat de eengezinswoning of de niet-gestapelde kamer- of basiskotenwoning een energielabel E of F had, of dat het appartement of de gestapelde kamer- of basiskotenwoning een energielabel D, E of F had. Binnen een jaar na het beëindigen van de werkzaamheden beschikt de woonmaatschappij over een nieuw geldig EPC of EPC-bouw.
De kosten van de werkzaamheden voor gemeenschappelijke beheerde delen van een appartementsgebouw en waarvoor geen premie als vermeld in het eerste lid, is ontvangen, komen in aanmerking voor de premie, vermeld in paragraaf 2.
§2. Voor alle renovaties en niet-vergunningsplichtige werkzaamheden verstrekt de VMSW de volgende premies aan de woonmaatschappij:
1° een premie van 21 euro per m² voor dak- of zoldervloerisolatie die door een aannemer nieuw geplaatst is, als het geen plat dak is;
2° een premie van 51 euro per m² voor dakisolatie die door een aannemer nieuw geplaatst is, als het een plat dak is;
3° een premie van 16 euro per m² om een bestaande spouwmuur te laten navullen door een aannemer;
4° een premie van 60 euro per m² voor isolatie aan de buitenkant van een buitenmuur bij pleistersystemen, die door een aannemer nieuw geplaatst is;
5° een premie van 115 euro per m² bij andere systemen van isolatie aan de buitenkant van een buitenmuur, dan de systemen vermeld in punt 4°;
6° een premie van 15 euro per m² voor isolatie aan de binnenkant van een buitenmuur, die door een aannemer nieuw geplaatst is;
7° een premie van 20 euro per m² voor vloerisolatie op volle grond die door een aannemer nieuw geplaatst is, of voor isolatie op het plafond van een kelder of een verluchte ruimte onder een verwarmde ruimte, die door een aannemer nieuw geplaatst is;
8° een premie van 200 euro per m² voor een raamsysteem dat door een aannemer nieuw geplaatst is. Het raamsysteem wordt gemeten volgens de dagmaat;
9° een premie van 650 euro per wooneenheid die aangesloten is op de geoptimaliseerde collectieve verwarmingsinstallatie;
10° een premie van 4000 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor een gemeenschappelijke geothermische warmtepomp die door een aannemer nieuw geplaatst is;
11° een premie van 6400 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor een individuele geothermische warmtepomp die door een aannemer nieuw geplaatst is;
12° een premie van 8000 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor een gemeenschappelijke geothermische warmtepomp die door een aannemer nieuw geplaatst is in een gebouw waarin de elektrische weerstandsverwarming of stookolieketel vervangen wordt of dat in een gebied zonder aardgasnet ligt;
13° een premie van 9600 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor een individuele geothermische warmtepomp die door een aannemer nieuw geplaatst is in een woning waarin de elektrische weerstandsverwarming of stookolieketel vervangen wordt, of die in een gebied zonder aardgasnet ligt;
14° een premie van 3000 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor een gemeenschappelijke lucht-waterwarmtepomp die door een aannemer nieuw geplaatst is;
15° een premie van 4800 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor een individuele lucht-waterwarmtepomp die door een aannemer nieuw geplaatst is;
16° een premie van 6000 euro per appartement voor een gemeenschappelijke lucht-waterwarmtepomp die door een aannemer nieuw geplaatst is in een gebouw waarin de elektrische weerstandsverwarming of stookolieketel vervangen wordt, of dat in een gebied zonder aardgasnet ligt;
17° een premie van 7200 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor een individuele lucht-waterwarmtepomp die door een aannemer nieuw geplaatst is in een woning waarin de elektrische weerstandsverwarming of stookolieketel vervangen wordt, of die in een gebied zonder aardgasnet ligt;
18° een premie van 2000 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor een gemeenschappelijke hybride lucht-waterwarmtepomp die door een aannemer nieuw geplaatst is;
19° een premie van 3200 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor een individuele hybride lucht-waterwarmtepomp die door een aannemer nieuw geplaatst is;
20° een premie van 4800 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor individuele hybride lucht-waterwarmtepomp die door een aannemer nieuw geplaatst is in een woning waarin de elektrische weerstandsverwarming of stookolieketel vervangen wordt;
21° een premie voor de aansluiting van een bestaande gebouw op een warmtenet volgens de volgende regels:
a) per eengezinswoning of niet-gestapelde kamer- of basiskotenwoning, een premie van 3000 euro per wooneenheid;
b) per appartement of gestapelde kamer- of basiskotenwoning met individuele stookketels per wooneenheid een premie van 3000 euro per wooneenheid;
c) per appartement of gestapelde kamer- of basiskotenwoning met een collectieve stookplaats en twee tot en met tien wooneenheden, een premie van 3000 euro + (1500 euro * (aantal wooneenheden - 1));
d) per appartement of gestapelde kamer- of basiskotenwoning met een collectieve stookplaats en elf tot en met dertig wooneenheden, een premie van 16.500 euro + (900 euro * (aantal wooneenheden - 10));
e) per appartement of gestapelde kamer- of basiskotenwoning met een collectieve stookplaats met meer dan dertig wooneenheden, een premie van 34.500 euro + (400 euro * (aantal gebouweenheden - 30)) met een maximum van 47.000 euro;
22° een premie van 150 euro per lage-temperatuursradiator voor de installatie of vervanging van nieuwe warmwaterradiatoren met lage temperatuur door een aannemer als de bestaande verwarmingsinstallatie geschikt is voor een lage temperatuursafgifte, namelijk een gascondensatieketel of warmtepomp of een premie van 20 euro per m² vloerverwarming op lage temperatuur die geïnstalleerd wordt door een aannemer als de bestaande verwarmingsinstallatie geschikt is voor een lage temperatuursafgifte, namelijk een gascondensatieketel of warmtepomp;
23° een premie van 1080 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor een individuele warmtepompboiler die door een aannemer nieuw geplaatst is, die uitsluitend gebruikt wordt voor de productie van sanitair warm water en die beschikt over een regeling om de warmwatertemperatuur te verhogen bij een extern signaal om zo aan thermische opslag te kunnen doen;
24° een premie van 660 euro per m² apertuuroppervlakte voor de eerste 5 m², te vermeerderen met 250 euro per m² voor apertuuroppervlakte boven de 5 m² voor een thermisch zonnecollectorsysteem dat door een aannemer nieuw geplaatst is voor de productie van sanitair warm water. De totale premie wordt beperkt tot 2750 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning in geval van een gemeenschappelijke installatie;
25° een premie van 1500 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning bij de installatie van een vraaggestuurd ventilatiesysteem met vrije toevoer en mechanische afvoer met een reductiefactor vanaf 0,90 tot 0,79;
26° een premie van 2000 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning bij de installatie van een vraaggestuurd ventilatiesysteem met vrije toevoer en mechanische afvoer met een reductiefactor vanaf 0,79 of van een ventilatiesysteem met mechanische aan- en afvoer met warmteterugwinning.
27° een premie van 250 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning voor de levering, plaatsing en activering van sturings- en meetapparatuur voor zelflerende sturing en regeling van elektrische boilers voor sanitair warm water en accumulatoren voor woningverwarming.
De premies, vermeld in het eerste lid, worden verhoogd met:
1° 4500 euro voor een eengezinswoning of niet-gestapelde kamer- of basiskotenwoning als na het beëindigen van de werkzaamheden energielabel B wordt behaald;
2° 6000 euro voor een eengezinswoning of niet-gestapelde kamer- of basiskotenwoning als na het beëindigen van de werkzaamheden energielabel A wordt behaald;
3° 3000 euro voor een appartement of gestapelde kamer- of basiskotenwoning als na het beëindigen van de werkzaamheden energielabel B wordt behaald;
4° 4500 euro voor een appartement of gestapelde kamer- of basiskotenwoning als na het beëindigen van de werkzaamheden energielabel A wordt behaald.
De verhoging van de premie, vermeld in het tweede lid, is niet van toepassing op herbouw, ontmanteling of ingrijpende energetische renovatie. Om in aanmerking te komen voor de verhoging van de premie, vermeld in het tweede lid, legt de woonmaatschappij bij de aanvraag een geldig EPC voor dat is uitgereikt vanaf 1 januari 2019 waaruit blijkt dat de eengezinswoning of de niet-gestapelde kamer- of basiskotenwoning een energielabel E of F had, of dat het appartement of de gestapelde kamer- of basiskotenwoning een energielabel D, E of F had. Binnen een jaar na het beëindigen van de werkzaamheden beschikt de woonmaatschappij over een nieuw geldig EPC.
De premie, vermeld in eerste lid, 1° en 2°, wordt verhoogd met 8 euro per m² als de plaatsing van de dak- of zoldervloerisolatie wordt voorafgegaan door de verwijdering van asbesthoudende dakbedekking of een asbesthoudend onderdak. De data van de facturen voor de isolatie en de asbestverwijdering mogen maximaal twaalf maanden uit elkaar liggen.
De premie, vermeld in eerste lid, 4° en 5°, wordt verhoogd met 8 euro per m² als de plaatsing van de isolatie aan de buitenkant van een buitenmuur wordt voorafgegaan door de verwijdering van asbesthoudende gevelbekleding. De data van de facturen voor de isolatie en de asbestverwijdering mogen maximaal twaalf maanden uit elkaar liggen.
De premie, vermeld in het eerste lid, 8°, wordt verhoogd met een bijkomend bedrag van 200 euro als een luchtdichtheidstest voorgelegd kan worden waarmee een V50 van max 3 m³/hm² aangetoond kan worden voor de eengezinswoning, de kamer- of basiskotenwoning of het appartement in kwestie of op gebouwniveau. De luchtdichtheid wordt gemeten volgens het kwaliteitskader luchtdichtheidsmetingen, in overeenstemming met bijlage 6 van het ministerieel besluit van 28 december 2018.
De premie, vermeld in het eerste lid, 23°, wordt verhoogd tot 1620 euro per woning of kamer- of basiskotenwoning als de warmtepompboiler geplaatst wordt ter vervanging van elektrische boilers, elektrische doorstroomtoestellen of een stookolieketel, of als de woning in een gebied zonder aardgasnet ligt.
§3. Voor een ingrijpende energetische renovatie en een renovatie die gebruik maakt van een versnelde constructiemethode op basis van geprefabriceerde gevelelementen verstrekt de VMSW een premie van 3000 euro per eengezinswoning of niet-gestapelde kamer- of basiskotenwoning van het type gesloten bebouwing of 6000 euro per eengezinswoning of niet-gestapelde kamer- of basiskotenwoning van het type halfopen of open bebouwing.
De premie, vermeld in het eerste lid, wordt verhoogd met:
1° 2000 euro per eengezinswoning of niet-gestapelde kamer- of basiskotenwoning voor de renovatie van het dak met een versnelde constructiemethode op basis van geprefabriceerde dakelementen.
2° 1500 euro per eengezinswoning of niet-gestapelde kamer- of basiskotenwoning voor de plaatsing of vernieuwing van de technische installaties op een geïntegreerde manier. De premie wordt opgesplitst in drie deelbedragen:
a) 500 euro voor de integratie van elementen van het ventilatiesysteem;
b) 500 euro voor de integratie van elementen van het centrale verwarmingssysteem;
c) 500 euro voor de integratie van elementen van het sanitair warm watersysteem.
De verhoging van de premie, vermeld in het tweede lid, 2°, mag ook worden aangevraagd voor de ingrijpende energetische renovatie of de renovatie van een eengezinswoning en niet-gestapelde kamer- of basiskotenwoning waarbij buitengevelisolatie geplaatst wordt volgens een klassieke methode zonder geprefabriceerde gevel- en dakelementen.
Om in aanmerking te komen voor de premies, vermeld in het eerste en tweede lid, moet de woning na afronding van de werken beschikken over een ventilatiesysteem conform de norm NBN D50-001.
De premiebedragen, vermeld in het eerste en tweede lid, kunnen worden toegekend als de premie voor 1 januari 2026 aangevraagd is.
§4. De premiebedragen, vermeld in paragraaf 1 en 3 of 2 en 3, mogen onderling en met andere energieprestatie-bevorderende voordelen en subsidies gecumuleerd worden, als ze samen de totale gefactureerde kostprijs van de werkzaamheden die betrekking hebben op de subsidiabele maatregelen, exclusief btw, niet overschrijden. Als de premiebedragen, gecumuleerd met andere voordelen en subsidies, de totale gefactureerde kostprijs overschrijden, worden de premiebedragen verminderd tot het verschil van de totale gefactureerde kostprijs en de gecumuleerde andere voordelen en subsidies.
In afwijking van het eerste lid kunnen de premie, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 11° en 12°, en de verhoging van de premie, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, niet worden gecumuleerd met de premie, vermeld in artikel 6.4.1/1/4 van het Energiebesluit van 19 november 2010.
In afwijking van het eerste lid kan de premie, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 27°, niet worden gecumuleerd met de premie, vermeld in artikel 6.4.1/1/5 van het Energiebesluit van 19 november 2010.
Artikel 5.52. ( 15/10/2023 - ... )
De woonmaatschappij komt in aanmerking voor de premiebedragen, vermeld in artikel 5.51, als voldaan is aan de stedenbouwkundige voorschriften en de EPB-eisen, vermeld in het Energiebesluit van 19 november 2010, als het gaat om vergunningsplichtige renovatiewerkzaamheden, ontmanteling en herbouw.
De woonmaatschappij komt in aanmerking voor de premiebedragen, vermeld in artikel 5.51, als, in geval van niet-vergunningsplichtige werkzaamheden, al de volgende voorwaarden vervuld zijn:
1° de nieuw toegevoegde dak- of zolderisolatie heeft een Rd-waarde van minstens 4,5 m²K/W en voldoet minstens aan de criteria, vermeld in artikel 2, 1°, van het ministerieel besluit van 20 mei 2022;
2° de na-isolatie van de spouw voldoet minstens aan de criteria, vermeld in artikel 2, 2°, van het ministerieel besluit van 20 mei 2022;
3° de nieuw toegevoegde gevelisolatie aan de buitenkant van de buitenmuur heeft een Rd-waarde van minstens 3 m²K/W en voldoet minstens aan de criteria, vermeld in artikel 2, 3°, van het ministerieel besluit van 20 mei 2022;
4° de nieuw toegevoegde isolatie aan de binnenkant van een buitenmuur heeft een warmteweerstand van minimaal 2 m²K/W en voldoet minstens aan de criteria, vermeld in artikel 2, 4°, van het ministerieel besluit van 20 mei 2022;
5° de nieuw toegevoegde vloerisolatie op volle grond of de nieuw geplaatste isolatie op het plafond van een kelder of een verluchte ruimte onder een verwarmde ruimte heeft een Rd-waarde van minstens 2 m²K/W en voldoet minstens aan de criteria, vermeld in artikel 2, 5°, van het ministerieel besluit van 20 mei 2022;
6° de nieuw geplaatste raamsystemen hebben een maximale gemiddelde Uw-waarde 1,5 W/m²K, berekend als een oppervlaktegewogen gemiddelde van alle transparante scheidingsconstructies per woning, met uitzondering van deuren en poorten, lichte gevels, glasbouwstenen en andere scheidingsconstructies dan glas. Voor opake deuren bedraagt de maximale UD-waarde 2,0 W/m²K. Het glas heeft een maximale Ug-waarde van 1,0 W/m²K. De maximale Up-waarde van het ondoorschijnende vulpaneel bedraagt 1,1 W/m²K. In elk woonlokaal bevindt zich minstens één raamrooster of een gelijkwaardige ventilatievoorziening, conform de ventilatienorm NBN D50-001, tenzij in dat lokaal een andere ventilatievoorziening aanwezig is conform dezelfde norm. Na uitvoering van de werkzaamheden mag in geen van de lokalen van het beschermde volume nog enkele beglazing voorkomen. Ze voldoen minstens aan de criteria, vermeld in artikel 2, 6°, van het ministerieel besluit van 20 mei 2022;
7° de warmtepomp voldoet minstens aan de criteria, vermeld in artikel 3, 2°, van het ministerieel besluit van 20 mei 2022;
8° de warmteverdeelleidingen van het systeem, alsook kleppen, pompen, bochten en alle toebehoren worden geïsoleerd volgens de specificaties van de EPB-regelgeving, vermeld in hoofdstuk 3.3.11 van bijlage 18 bij het ministerieel besluit van 28 december 2018, en hoofdstuk 7.1.2 van bijlage XII bij het Energiebesluit van 19 november 2010;
9° de radiatoren en de vloerverwarming zijn geschikt voor gebruik bij lage temperaturen. De verwarmingsemissies van de radiator worden berekend volgens de norm EN 442, bij een temperatuur van 55°/45° C (kamertemperatuur 20°C). De radiator is voorzien van het CE-merkteken. Voor een vloerverwarming bedraagt de ontwerpvertrektemperatuur maximaal 45°C. Een dimensioneringsnota toont aan dat bij het gekozen temperatuurregime de afgifte-elementen in staat zijn om het berekende warmteverlies te compenseren;
10° de warmtepompboiler voldoet minstens aan de criteria, vermeld in artikel 3, 3°, van het ministerieel besluit van 20 mei 2022;
11° de zonneboiler voldoet minstens aan de criteria, vermeld in artikel 3, 1°, van het ministerieel besluit van 20 mei 2022;
12° het ventilatiesysteem voldoet minstens aan de criteria, vermeld in artikel 3 van het ministerieel besluit van 23 mei 2022;
13° de beoogde sturings- en meetapparatuur biedt minstens de volgende functionaliteiten: energiebesparende vermogensbegrenzing rekening houdend met het tijdstip en de nood aan warmtevraag van het toestel, de verlaging van het piekverbruik, het inspelen op variabele elektriciteitsprijzen, de verhoging van zelfconsumptie van lokale zonne-energie waar beschikbaar en een tool voor het predictieve onderhoud van de toestellen. Het systeem voldoet minstens aan de criteria, vermeld in artikel 4 van het ministerieel besluit van 23 mei 2022;
14° de werkzaamheden voor de verwijdering van asbest voldoen aan de criteria, vermeld in artikel 2, 7°, van het ministerieel besluit van 20 mei 2022.
Artikel 5.53. ( 31/07/2024 - ... )
§1. De woonmaatschappij vraagt de premie, vermeld in artikel 5.51, aan vóór de bestelling van de werkzaamheden en na de opening van de bieding met het typeformulier dat de VMSW ter beschikking stelt.
De VMSW bezorgt een ontvangstbevestiging binnen een maand na de ontvangst van de aanvraag en controleert of de aanvraag volledig is.
De VMSW rangschikt de premieaanvragen in volgorde van indiening. Aan de eerst gerangschikte aanvragen die volledig zijn, wordt een premie verstrekt.
De VMSW betekent de goedkeuring van het aanvraagdossier aan de woonmaatschappij. Die betekening geldt als belofte voor het verstrekken van de premie. Om de premie te kunnen verkrijgen, mogen de werkzaamheden niet worden besteld vóór de betekening van de goedkeuring van het aanvraagdossier.
§2. De eerste schijf van 80% van het premiebedrag wordt als voorschot uitbetaald nadat het bewijs van de bestelling is voorgelegd.
Na voltooiing van de werkzaamheden waarvoor een premie aangevraagd is, controleert de VMSW of de premieaanvraag voldoet aan de bij of krachtens dit besluit gestelde voorwaarden. De VMSW kan daarvoor alle nuttig geachte documenten en bewijzen opvragen en een controle ter plaatse verrichten.
De VMSW maakt de afrekening van het premiebedrag op basis van de documenten die de woonmaatschappij heeft bezorgd, vermeld in artikel 5.54.
De VMSW betaalt het saldo van het premiebedrag uit na de eindafrekening.
§3. Als de documenten, vermeld in artikel 5.54, eerste lid, niet zijn ingediend uiterlijk 24 maanden na de voorlopige oplevering van de werkzaamheden, of als de werkzaamheden niet voldoen aan de bij of krachtens dit besluit gestelde voorwaarden, vervalt het recht op een premie en vordert de VMSW het voorschot terug.
§4. De woonmaatschappij kan de premie, vermeld in artikel 5.51, §1, per woning of kamer- of basiskotenwoning maar één keer aanvragen. Nadat ze de premie heeft verkregen, kan ze geen andere premies als vermeld in artikel 5.51, §2, aanvragen.
Als de VMSW een premie als vermeld in artikel 5.51, §2, eerste lid, 1° tot en met 8°, verstrekt, kan de VMSW gedurende vijf jaar vanaf de aanvraagdatum van de verstrekte premie, geen nieuwe premie voor dezelfde woning of kamer- of basiskotenwoning verstrekken.
Als de VMSW een premie als vermeld in artikel 5.51, §2, eerste lid, 9° tot en met 27° verstrekt, kan ze gedurende tien jaar vanaf de aanvraagdatum van de verstrekte premie, geen nieuwe premie verstrekken voor dezelfde woning of kamer- of basiskotenwoning.
Artikel 5.54. ( 15/10/2023 - ... )
De woonmaatschappij voegt de volgende documenten bij de premieaanvraag:
1° het digitaal ondertekende en volledig ingevulde typeformulier dat de VMSW ter beschikking stelt;
2° het gunningsdossier;
3° in voorkomend geval een kopie van de goedgekeurde plannen en de omgevingsvergunning;
4° in voorkomend geval het EPC van de toestand vóór de aanvang van de werkzaamheden.
Op het moment van de bestelling van de werkzaamheden bezorgt de woonmaatschappij de bestelbrief aan de VMSW.
Na de voltooiing van de werkzaamheden bezorgt de woonmaatschappij de volgende documenten aan de VMSW:
1° een kopie van de vorderingsstaten over de investeringskosten die in aanmerking worden genomen;
2° het EPC of EPC bouw na de uitvoering van de werkzaamheden;
3° de EPB-aangifte met ventilatieprestatieverslag in geval van vergunningsplichtige werkzaamheden;
4° het merk, het type en de nodige technische specificaties van de systemen die toegepast worden in geval van niet-vergunningsplichtige werkzaamheden;
5° de verklaring van de woonmaatschappij dat ze voor de subsidiabele werkzaamheden al dan niet een subsidie van een andere overheid of instantie heeft aangevraagd, heeft ontvangen of zal aanvragen met, in voorkomend geval, de vermelding van het bedrag;
6° het ingevulde sjabloon van een dimensioneringsnota, dat door de VMSW ter beschikking stelt, als de premie, vermeld in artikel 5.52, tweede lid, 9°, wordt aangevraagd.
Artikel 5.55. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 5.56. ( 01/01/2021 - ... )
Binnen de perken van de daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten kan de minister volgens de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 2, de kosten van de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur geheel of gedeeltelijk ten laste nemen, of subsidies verlenen om initiatiefnemers in staat te stellen sociale huur- of koopwoningen ter beschikking te stellen.
De minister stelt de subsidies voor de financiering van verrichtingen voor de realisatie en de instandhouding van sociale huur- of koopwoningen, vermeld in artikel 5.57, eerste lid, ter beschikking van de VMSW. De VMSW geeft de subsidies door aan de initiatiefnemers of betaalt daarmee de tenlastenemingen.
Artikel 5.56/1. ( 31/07/2024 - ... )
Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de minister de kosten van de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur geheel of gedeeltelijk ten laste nemen of subsidies verlenen aan een woonmaatschappij, voor de kosten van de verrichtingen die verbonden zijn aan de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur, vermeld in artikel 5.57, eerste lid, die noodzakelijk zijn om een woonmaatschappij in staat te stellen basiskoten ter beschikking te stellen. Hoofdstuk 2 van deze titel, met uitzondering van artikel 5.60, is van overeenkomstige toepassing op die verrichtingen, met dien verstande dat met “sociale huurwoningen” telkens de basiskoten worden bedoeld.
De minister stelt de subsidies en de subsidies in het kader van de tenlasteneming ter beschikking van de VMSW. De VMSW geeft de subsidies door aan de woonmaatschappijen.
Artikel 5.56/2. ( 19/04/2025 - ... )
Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbaar zijn, kan de minister voor de reële kosten van de stockage, het transport, de installatie en de aansluiting aan de nutsvoorzieningen van mobiele woonunits die dienen voor de tijdelijke herhuisvesting, vermeld in artikel 6.43, §2, derde lid, subsidies verlenen om initiatiefnemers in staat te stellen mobiele woonunits ter beschikking te stellen, als de mobiele woonunits minstens drie jaar op dezelfde plaats verankerd blijven. De minister kan een afwijking van de minimumduur toestaan.
De minister stelt de subsidies voor de plaatsing van de mobiele woonunits ter beschikking van de VMSW. De VMSW kent de subsidies toe aan de initiatiefnemers.
Artikel 5.57. ( 07/09/2023 - ... )
De kosten kunnen geheel of gedeeltelijk ten laste worden genomen of een subsidie kan worden toegekend aan de initiatiefnemers voor de aanleg of aanpassing van wooninfrastructuur, in het bijzonder:
1° bouwrijp maken van gronden en, alleen voor verrichtingen voor de realisatie en de instandhouding van sociale koopwoningen in een gemengd sociaal woonproject als vermeld in artikel 5.60, sloop van de aanwezige constructies;
2° uitvoering van infrastructuurwerken;
3° oprichting van gemeenschapsvoorzieningen;
4° ...
De tenlasteneming of subsidie voor de verrichtingen, vermeld in het eerste lid, wordt verstrekt aan de volgende initiatiefnemers:
1° de woonmaatschappijen;
2° ...
3° ...
4° ...
5° ...
De VMSW kan de financiering, vermeld in het eerste lid, ook zelf aanwenden volgens dezelfde voorwaarden.
In afwijking van het tweede lid kan de subsidie voor de verrichtingen, vermeld in het eerste lid, worden verstrekt aan gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden als vermeld in deel 3, titel 3, van het decreet van 22 december 2017, als ze ter uitvoering van artikel 5.58 van dit besluit optreden als aanbestedende overheid bij een project van een woonmaatschappij.
Artikel 5.57/1. ( 09/05/2022 - ... )
Voor de initiatiefnemers, met uitzondering van de VMSW en de woonmaatschappijen die van het Vlaamse Gewest subsidies ontvingen of ontvangen voor de verrichtingen, vermeld in artikel 5.57, eerste lid, voor de realisatie of de instandhouding van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of sociale kavels, gelden de volgende bepalingen:
1° de verplichting voor de verkoper met betrekking tot de oppervlaktenorm voor sociale kavels, vermeld in artikel 5.223, tweede lid;
2° artikel 5.218;
3° de woonbehoeftigheidsvoorwaarden voor de kandidaat-kopers van kavels of woningen, vermeld in artikel 5.220;
4° artikel 5.225;
5° artikel 5.227;
6° het reglement van de verplichtingen en sancties voor de kopers van sociale koopwoningen en sociale kavels, opgenomen in bijlage 24, die bij dit besluit is gevoegd.
Artikel 5.58. ( 01/01/2021 - ... )
§1. De initiatiefnemer treedt op als aanbestedende overheid voor de aanleg of de aanpassing van de wooninfrastructuur, vermeld in artikel 5.57, eerste lid, tenzij hij met de VMSW, de gemeente en eventuele andere betalende partijen afspreekt wie van hen in hun naam zal optreden als aanbestedende overheid.
Als de VMSW optreedt als aanbestedende of als medeaanbestedende overheid voor de aanleg of de aanpassing van de wooninfrastructuur, verleent de VMSW een tenlasteneming conform de bepalingen van artikel 5.61 en 5.62. Zo niet verleent de VMSW een subsidie aan de aanbestedende overheid conform de bepalingen van artikel 5.63.
§2. In afwijking van paragraaf 1 komt de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur, vermeld in artikel 5.57, eerste lid, niet in aanmerking voor een tenlasteneming of een subsidie als voor de verwerving van de grond waarop de infrastructuur wordt aangelegd of aangepast, een financiering als uitgeruste grond in de zin van artikel 4, §2, tweede lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 houdende de financiering van de sociale huisvestingsmaatschappijen voor de realisatie van sociale huurwoningen en de daaraan verbonden werkingskosten, of in de zin van artikel 5.38, §2, tweede lid, 3°, van dit besluit, is verleend.
Artikel 5.59. ( 01/01/2021 - ... )
De ontwerpers van een stedenbouwkundige studie voor de aanleg of aanpassing van wooninfrastructuur moeten voldoen aan de volgende kwalificaties om in aanmerking te komen:
1° ontwerper stedenbouw: master in stedenbouw en de ruimtelijke planning of gelijkwaardig;
2° ontwerper wegen- en rioleringswerken: master in de ingenieurswetenschappen optie bouwkunde, master in de industriële ingenieurswetenschappen optie bouwkunde of gelijkwaardig;
3° ontwerper omgevingswerken: professionele bachelor in de landschapsarchitectuur of gelijkwaardig.
Artikel 5.60. ( 19/04/2025 - ... )
Het minimumaandeel sociale huurwoningen van het gemengd sociaal woonproject, vermeld in artikel 5.22, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, wordt vastgesteld op 75% van het totale aantal te realiseren sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of bescheiden huurwoningen van datzelfde project. In dat geval komt het volledige project volgens de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, in aanmerking voor de tenlasteneming of subsidiëring van de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur.
Artikel 5.61. ( 01/11/2023 - ... )
§1. Voor de verrichting, vermeld in artikel 5.57, eerste lid, 1°, is het bedrag waarop de tenlasteneming berekend wordt, gelijk aan de som, inclusief btw, van:
1° de kostprijs van het bouwrijp maken, vermeld in paragraaf 2;
2° de algemene kosten, vermeld in paragraaf 3;
3° de contractuele prijsherzieningen.
§2. De kostprijs van het bouwrijp maken van de gronden is gelijk aan de reële kostprijs van het bouwrijp maken, met inbegrip van de eventuele sloop van de aanwezige constructies.
Magazijnkosten, beheer- en coördinatiekosten, vervoerskosten, alsook eventuele kosten voor de uitvoering van archeologisch vooronderzoek of van verplichte archeologische opgravingen, maken deel uit van de kostprijs, vermeld in het eerste lid.
§3. De algemene kosten zijn de reële uitgaven voor:
1° de studie en de leiding van de werkzaamheden;
2° de veiligheids- en de gezondheidscoördinatie;
3° het toezicht op de uitvoering van de opdracht;
4° het grondmechanisch en milieutechnisch onderzoek;
5° keuringen of proeven;
6° ...;
7° het houden van de plaatsingsprocedure.
§4. De tenlasteneming bedraagt 100% van het bedrag, vermeld in paragraaf 1.
Een verrichting die enerzijds de belangen van de sociale huurwoningen die tot het project behoren, of de belangen van de sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of bescheiden huurwoningen in een gemengd sociaal woonproject als vermeld in artikel 5.60, en anderzijds andere gemeenschappelijke belangen of private belangen ten goede komt, wordt ten laste genomen op basis van door de minister vastgestelde criteria voor evenredige verdeling.
§5. De kosten van meerwerken worden ten laste genomen als de VMSW oordeelt dat ze bestemd en noodzakelijk zijn voor de oprichting of de bruikbaarheid van de sociale huurwoningen die tot het woonproject behoren, of van de sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of bescheiden huurwoningen in een gemengd sociaal woonproject als vermeld in artikel 5.60.
Artikel 5.62. ( 01/01/2021 - ... )
§1. Voor de verrichtingen, vermeld in artikel 5.57, eerste lid, 2° en 3°, is het bedrag waarop de tenlasteneming berekend wordt, gelijk aan de som, inclusief btw, van:
1° de kostprijs van de uitvoering van de infrastructuurwerken of van de oprichting van de gemeenschapsvoorzieningen, vermeld in paragraaf 2;
2° de algemene kosten, vermeld in artikel 5.61, §3;
3° de contractuele prijsherzieningen.
§2. De kostprijs van de uitvoering van de infrastructuurwerken is gelijk aan de reële kostprijs van de uitvoering van de infrastructuurwerken.
De kostprijs van de oprichting van de gemeenschapsvoorzieningen is gelijk aan de reële kostprijs van de oprichting van de gemeenschapsvoorzieningen.
Magazijnkosten, beheer- en coördinatiekosten en vervoerskosten maken deel uit van de kostprijs, vermeld in het eerste lid.
§3. De tenlasteneming wordt als volgt berekend:
1° als de verrichting betrekking heeft op de realisatie of de instandhouding van sociale huurwoningen binnen een bestaande woonkern of op de realisatie of de instandhouding van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of bescheiden huurwoningen in een gemengd sociaal woonproject als vermeld in artikel 5.60, binnen een bestaande woonkern, bedraagt de tenlasteneming 100% van het bedrag, vermeld in paragraaf 1;
2° ...;
3° als de verrichting betrekking heeft op de realisatie of de instandhouding van sociale huurwoningen buiten een bestaande woonkern of op de realisatie of de instandhouding van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of bescheiden huurwoningen in een gemengd sociaal woonproject als vermeld in artikel 5.60, buiten een bestaande woonkern, bedraagt de tenlasteneming 80% van het bedrag, vermeld in paragraaf 1;
4° ...;
5° het gedeelte van een technisch ondeelbare verrichting die andere gemeenschappelijke belangen dan de belangen van de sociale huurwoningen die tot het project behoren, of de belangen van de sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of bescheiden huurwoningen in een gemengd sociaal woonproject als vermeld in artikel 5.60, ten goede komt, wordt ten laste genomen voor 60%;
6° een verrichting die enerzijds de belangen van de sociale huurwoningen die tot het project behoren of de belangen van de sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of bescheiden huurwoningen in een gemengd sociaal woonproject als vermeld in artikel 5.60, en anderzijds andere gemeenschappelijke belangen of private belangen ten goede komt, wordt ten laste genomen op basis van door de minister vastgestelde criteria voor evenredige verdeling.
Het maximumbedrag van de tenlasteneming, berekend conform het eerste lid, wordt vastgesteld op 20.000 euro, inclusief btw, per bestaande of toekomstige sociale huurwoning of per bestaande of toekomstige sociale huurwoning, sociale koopwoning of bescheiden huurwoning in een gemengd sociaal woonproject als vermeld in artikel 5.60, met ontsluiting via de aan te leggen of aan te passen wooninfrastructuur.
Op gemotiveerd verzoek van de VMSW kan de minister beslissen dat de tenlasteneming, berekend conform het eerste lid, het maximumbedrag, vermeld in het tweede lid, met ten hoogste 50% mag overschrijden. In haar verzoek licht de VMSW toe welke elementen tot een overschrijding van het maximumbedrag leiden en om welke redenen het Vlaamse Gewest de overschrijding toch ten laste zou moeten nemen.
§4. De kosten van meerwerken worden ten laste genomen conform de bepalingen van artikel 5.61, §5.
Artikel 5.63. ( 01/01/2021 - ... )
§1. Voor de verrichting, vermeld in artikel 5.57, eerste lid, 1°, is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som, inclusief de niet-aftrekbare btw, van:
1° de kostprijs van het bouwrijp maken, vermeld in artikel 5.61, §2;
2° de algemene kosten, forfaitair vastgesteld op 10% van de kostprijs, inclusief decontractuele prijsherzieningen.
Als het een verrichting voor de realisatie van sociale koopwoningen in een gemengd sociaal woonproject als vermeld in artikel 5.60, betreft, wordt de som, vermeld in het eerste lid, verhoogd met het gedeelte van de verschuldigde btw op de verkoopprijs van de sociale koopwoningen als gevolg van de verrekening van de subsidie met de verkoopprijs voor de berekening van de btw.
De subsidie bedraagt 100% van het subsidiabele bedrag, vermeld in het eerste lid.
Als een verrichting enerzijds de belangen van de sociale huurwoningen die tot het project behoren of de belangen van de sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of bescheiden huurwoningen in een gemengd sociaal woonproject als vermeld in artikel 5.60, en anderzijds andere gemeenschappelijke belangen of private belangen ten goede komt, wordt de subsidie berekend op basis van de door de minister vastgestelde criteria voor evenredige verdeling.
§2. Voor de verrichtingen, vermeld in artikel 5.57, eerste lid, 2° en 3°, is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som, inclusief de niet-aftrekbare btw, van:
1° de kostprijs van de uitvoering van de infrastructuurwerken of van de oprichting van de gemeenschapsvoorzieningen, vermeld in artikel 5.62, § 2;
2° de algemene kosten, forfaitair vastgesteld op 10% van de kostprijs, inclusief de contractuele prijsherzieningen.
Als het een verrichting voor de realisatie van sociale koopwoningen in een gemengd sociaal woonproject als vermeld in artikel 5.60, betreft, wordt de som, vermeld in het eerste lid, verhoogd met het gedeelte van de verschuldigde btw op de verkoopprijs van de sociale koopwoningen als gevolg van de verrekening van de subsidie met de verkoopprijs voor de berekening van de btw.
De subsidie wordt berekend conform artikel 5.62, §3, eerste lid, met dien verstande dat:
1° met “de tenlasteneming” telkens “de subsidie” bedoeld wordt en dat met “het bedrag, vermeld in paragraaf 1” telkens “het subsidiabele bedrag, vermeld in het eerste lid” bedoeld wordt;
2° het maximumbedrag van de subsidie per bestaande of toekomstige sociale huurwoning of per bestaande of toekomstige sociale huurwoning, sociale koopwoning of bescheiden huurwoning in een gemengd sociaal woonproject als vermeld in artikel 5.60, met ontsluiting via de aan te leggen of aan te passen wooninfrastructuur wordt vastgesteld op:
a) 20.000 euro, inclusief btw, in geval van een openbare of niet-openbare procedure conform de overheidsopdrachtenwetgeving;
b) 16.000 euro, inclusief btw, in andere gevallen.
Als voor een verrichting als vermeld in artikel 5.57, eerste lid, 2° of 3°, zowel tenlastenemingen als subsidies verleend worden, is een cumulatie mogelijk tot een maximumbedrag van 20.000 euro, inclusief btw, per bestaande of toekomstige sociale huurwoning of per bestaande of toekomstige sociale huurwoning, sociale koopwoning of bescheiden huurwoning in een gemengd sociaal woonproject als vermeld in artikel 5.60, met ontsluiting via de aan te leggen of aan te passen wooninfrastructuur, naar rato van het deel of de delen van de verrichting waarvoor de procedure van een openbare of niet-openbare procedure conform de overheidsopdrachtenwetgeving wordt toegepast.
Op gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer en na advies van de VMSW kan de minister beslissen dat de som van de tenlastenemingen en subsidies, respectievelijk berekend conform artikel 5.62, §3, eerste lid, en het derde lid van deze paragraaf, het maximumbedrag, vermeld in het vierde lid, met ten hoogste 50% mag overschrijden. In zijn verzoek licht de initiatiefnemer toe welke elementen tot een overschrijding van het maximumbedrag leiden en om welke redenen het Vlaamse Gewest de overschrijding toch ten laste zou moeten nemen of zou moeten subsidiëren.
§3. De kosten voor meerwerken kunnen gesubsidieerd worden als de VMSW, op basis van door de initiatiefnemer aangebrachte gegevens, oordeelt dat ze bestemd en noodzakelijk zijn voor de oprichting of de bruikbaarheid van de sociale huurwoningen die tot het project behoren, of van de sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of bescheiden huurwoningen in een gemengd sociaal woonproject als vermeld in artikel 5.60.
Artikel 5.64. ( 01/01/2021 - ... )
Per begrotingsjaar kan de minister slechts overschrijdingen van de maximumbedragen, vermeld in artikel 5.62, §3, tweede lid, en in artikel 5.63, §2, vierde lid, ten laste nemen of subsidiëren tot maximaal 3% van het daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap voorziene budget voor de verrichtingen, vermeld in artikel 5.57, eerste lid.
Artikel 5.65. ( 01/01/2023 - ... )
§1. Als voor een verrichting als vermeld in artikel 5.57, eerste lid, een tenlasteneming of een subsidie is aangevraagd, geldt het verstrijken van een termijn van veertien kalenderdagen vanaf een verzoek tot toewijzing op een jaarbudget als vermeld in artikel 2.33/18, §2, derde lid, als beslissing tot toekenning van de tenlasteneming of de subsidie.
§2. Voor de uitbetaling van de subsidies, vermeld in artikel 5.63, §1, tweede lid, en §2, tweede lid, worden aan de initiatiefnemers voorschotten uitgekeerd die worden berekend op basis van het gunningsbedrag van de werken, inclusief btw.
De voorschotten worden als volgt uitbetaald:
1° een eerste schijf van 30% van het subsidiebedrag na de overlegging van het aanvangsbevel;
2° een tweede schijf van 30% van het subsidiebedrag als de kostprijs van de uitgevoerde werkzaamheden, met uitzondering van de kosten van meerwerken en de prijsherzieningen, meer bedraagt dan 75% van het voorschot, vermeld in punt 1°;
3° een derde schijf van 30% van het subsidiebedrag als de kostprijs van de uitgevoerde werkzaamheden, met uitzondering van de kosten van meerwerken en de prijsherzieningen, meer bedraagt dan 75% van de voorschotten, vermeld in punt 1° en 2°.
Het saldo van het subsidiebedrag wordt uitbetaald na de goedkeuring van de eindafrekening.
Artikel 5.66. ( 01/11/2023 - ... )
De grond waarin of waarop de infrastructuurwerken worden uitgevoerd, en de wooninfrastructuur zelf worden uiterlijk twaalf maanden na de voorlopige oplevering van de weg- en rioleringswerkzaamheden aan de gemeente overgedragen om in het gemeentelijk openbaar domein te worden opgenomen, of aan een rioolbeheerder die de gemeente aanwijst die instaat voor het beheer en onderhoud van de rioleringen in de gemeente.
De initiatiefnemer kan de gemeenschapsvoorzieningen conform artikel 5.24, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, aan de gemeente overdragen om in het gemeentelijk openbaar domein te worden opgenomen.
De overdracht, vermeld in het eerste en het tweede lid, wordt geregeld bij akte, verleden door een notaris, als de gemeente in kwestie daarmee instemt, of door de burgemeester met toepassing van artikel 9 van de wet van 27 mei 1870 houdende vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten inzake onteigening voor openbaar nut, en op basis van een opmetingsplan van de initiatiefnemer.
Artikel 5.67. ( 01/01/2021 - ... )
Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing op de verrichtingen, vermeld in artikel 5.57, eerste lid, die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter, met dien verstande dat:
1° met "sociale huurwoningen" telkens de huurwoningen worden bedoeld die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter;
2° met "sociale huur- en koopwoningen in een gemengd sociaal woonproject als vermeld in artikel 5.60" telkens de huurwoningen, sociale koopwoningen of bescheiden huurwoningen worden bedoeld die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter waarin het aandeel huurwoningen minimaal 80% bedraagt van het totale aantal te realiseren huurwoningen, sociale koopwoningen of bescheiden huurwoningen.
Als de kandidaat-koper of -erfpachtnemer van een koopwoning of een kavel die gefinancierd is met middelen van het Financieringsfonds of van Vlabinvest apb, niet voldoet aan de inkomensvoorwaarden, vermeld in artikel 5.220, §1, wordt het bedrag van de tenlasteneming of het bedrag van de forfaitaire subsidie voor de aanleg of aanpassing van wooninfrastructuur verrekend in de verkoopprijs van de woning of kavel of verrekend in de erfpachtcanon.
De verkoper of erfpachtgever betaalt conform artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof het bedrag van de tenlasteneming of de forfaitaire subsidie terug aan het Vlaamse Gewest, ten bate van het Fonds voor de Huisvesting, vermeld in boek 5, deel 1, titel 1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Artikel 5.68. ( 01/01/2023 - ... )
§1. Het agentschap oordeelt of een project in een bestaande woonkern ligt. Het levert daarvoor een attest “ligging in een bestaande woonkern” af.
§2. De initiatiefnemer kan het agentschap, vermeld in paragraaf 1, een aanvraag van een attest ‘ligging in een bestaande woonkern’ bezorgen.
Binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de aanvraag, vermeld in het eerste lid, oordeelt het agentschap of het project in een bestaande woonkern ligt. Het agentschap voert de beslissing in het Projectportaal, vermeld in artikel 4.46, in en brengt de initiatiefnemer op de hoogte. De vaststelling van de ligging in een bestaande woonkern wordt neergelegd in een attest, dat in voorkomend geval bij de beslissing van het agentschap gevoegd wordt.
Als het agentschap vanwege de onvolledigheid van de aanvraag bijkomende documenten of inlichtingen moet opvragen, wordt de vervaltermijn, vermeld in het tweede lid, geschorst. De termijn begint opnieuw te lopen op de zevende kalenderdag na de ontvangst van de bijkomende documenten of inlichtingen.
Als het agentschap niet tijdig een beslissing neemt, wordt het project geacht in een bestaande woonkern te liggen.
§3. De initiatiefnemer van wie de aanvraag van een attest ‘ligging in een bestaande woonkern’ afgewezen wordt, kan daartegen beroep aantekenen.
Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingediend met een beveiligde zending op het adres van het agentschap, vermeld in paragraaf 1. De minister doet uitspraak over het beroep binnen een termijn van vijfenveertig kalenderdagen, die ingaat op de dag na de betekening van het beroepschrift.
Een weigering van het agentschap om een attest ‘ligging in een bestaande woonkern’ af te geven, is definitief als binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat op de dag nadat het agentschap de beslissing heeft meegedeeld, geen beroep is ingesteld, bij een negatieve uitspraak van de minister over het beroep of bij gebrek aan een uitspraak binnen de termijn van vijfenveertig kalenderdagen, vermeld in het tweede lid.
Het agentschap voert de beslissing van de minister over het beroep in het Projectportaal, vermeld in artikel 4.46, in en brengt de initiatiefnemer met een beveiligde zending op de hoogte. In voorkomend geval wordt een attest “ligging in een bestaande woonkern” bij de beslissing van de minister gevoegd.
Als vanwege de onvolledigheid van het dossier bijkomende documenten of inlichtingen opgevraagd moeten worden, wordt de vervaltermijn, vermeld in het tweede lid, geschorst. De termijn begint opnieuw te lopen op de zevende kalenderdag na de betekening met een beveiligde zending van de bijkomende documenten of inlichtingen.
§4. In paragraaf 3 wordt verstaan onder beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen:
1° een aangetekende brief;
2° een afgifte tegen ontvangstbewijs;
3° elke andere betekeningswijze die door de minister is toegestaan, waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld.
Artikel 5.69. ( 01/01/2023 - ... )
Met behoud van de toepassing van artikel 3, tweede lid, 13°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Wonen in Vlaanderen is de toezichthouder bevoegd om controle uit te oefenen op de aanwending van de tenlastenemingen en subsidies, toegekend conform hoofdstuk 2.
Artikel 5.70. ( 01/01/2021 - ... )
De maximumbedragen, vermeld in artikel 5.62, §3, tweede lid, en artikel 5.63, §2, derde en vierde lid, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de ABEX-index van november van het voorgaande jaar, met als basis de ABEX-index van november 2008. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende veelvoud van 100 euro.
Artikel 5.71. ( 25/04/2022 - ... )
Om woonmaatschappijen in staat te stellen huurverminderingen als vermeld in artikel 5.33 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, toe te kennen, kent de minister de woonmaatschappijen een GSC toe volgens de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk.
Artikel 5.72. ( 25/04/2022 - ... )
§1. De GSC wordt aan een woonmaatschappij toegekend als de inkomsten in het referentiejaar, vermeld in hoofdstuk 2, lager zijn dan de uitgaven in het referentiejaar, vermeld in hoofdstuk 3.
De inkomsten en uitgaven, vermeld in het eerste lid, van een woonmaatschappij hebben betrekking op:
1° alle sociale huurwoningen in eigendom of in huur van de woonmaatschappij in kwestie die verband houden met de uitvoering van haar opdrachten, vermeld in artikel 4.40, 1°, 2° en 3°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, met uitzondering van alle woningen binnen een woonproject met sociaal karakter die gefinancierd zijn met middelen van het Financieringsfonds of van Vlabinvest apb;
2° alle niet-residentiële ruimten van de woonmaatschappij in kwestie die gesubsidieerd zijn door het Vlaamse Gewest.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt een niet-residentiële ruimte van een woonmaatschappij vermoed gesubsidieerd te zijn door het Vlaamse Gewest, tenzij de woonmaatschappij aantoont dat de realisatie ervan met eigen middelen is bekostigd en dat er geen overeenkomstige financieringskosten in de uitgaven voor de GSC worden verrekend.
§2. De GSC voor een referentiejaar is gelijk aan het negatieve verschil tussen de inkomsten en uitgaven van dat referentiejaar, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, na de verrekening van eventuele positieve saldo's van voorgaande referentiejaren conform het tweede lid.
Als de inkomsten in een referentiejaar hoger zijn dan de uitgaven in datzelfde referentiejaar, dat ten vroegste 2011 betreft, wordt het positieve saldo overgedragen naar het volgende referentiejaar. Als zich in het volgende referentiejaar een negatief saldo voordoet, wordt dat met het positieve saldo van het voorgaande referentiejaar verrekend. Het eventuele resterende positieve saldo wordt verder overgedragen naar de volgende referentiejaren, waarbij het positieve saldo van het vroegste referentiejaar als eerste wordt verrekend. In het zesde jaar na het oorspronkelijke referentiejaar vervalt het eventuele resterende positieve saldo van dat oorspronkelijke referentiejaar.
Artikel 5.73. ( 01/01/2023 - ... )
§1. De minister stelt de berekeningswijze van de GSC vast. Het agentschap berekent jaarlijks de GSC aan de hand van de gegevens uit het referentiejaar, die de woonmaatschappijen elektronisch ter beschikking stellen van het agentschap volgens de procedure die de minister vaststelt. Het agentschap stelt de VMSW op de hoogte van de berekening van de GSC. De VMSW gaat op basis van de berekening van het agentschap over tot de uitbetaling van de GSC.
De minister kan de uitbetaling van de GSC of een gedeelte ervan gedurende maximaal vijf jaar inhouden als een woonmaatschappij de gegevens, vermeld in het eerste lid, niet of laattijdig ter beschikking stelt.
§2. In het referentiejaar wordt aan de woonmaatschappij een voorschot op de GSC toegekend. Bij de vaststelling van het voorschot op de GSC wordt rekening gehouden met de evolutie van de inkomsten en uitgaven van de voorbije jaren, en met de beschikbare informatie over het referentiejaar zelf. De woonmaatschappij waaraan het voorgaande referentiejaar een GSC is toegekend, ontvangt een voorschot van maximaal 90% van de voor het voorgaande referentiejaar toegekende GSC. De minister kan de nadere voorwaarden voor het vaststellen van het voorschot op de GSC bepalen en legt de verdere voorwaarden voor de uitbetaling van de GSC aan de woonmaatschappijen vast.
In het jaar dat volgt op het referentiejaar wordt de definitieve GSC vastgesteld op basis van de gegevens over het referentiejaar. Het saldo van de GSC wordt verrekend met het voorschot op de GSC voor het volgende referentiejaar.
§3. Als aanvullende informatie later uitwijst dat de berekening van de GSC niet correct was, wordt het saldo verrekend bij de vaststelling van het voorschot voor het lopende referentiejaar, op voorwaarde dat die verrekening maximaal vijf jaar na het oorspronkelijke referentiejaar plaatsvindt. Als een door een woonmaatschappij te veel ontvangen bedrag niet verrekend kan worden omdat er geen GSC meer verschuldigd is aan de woonmaatschappij, stelt de woonmaatschappij het te veel ontvangen bedrag ter beschikking van de VMSW binnen een jaar nadat de VMSW om terugbetaling van het te veel ontvangen bedrag heeft verzocht, op voorwaarde dat het verzoek binnen vijf jaar na het referentiejaar plaatsvindt.
§4. In geval van een fusie van twee of meer woonmaatschappijen, een herstructurering door splitsing, of bij inbreng van een bedrijfstak of een algemeenheid in een woonmaatschappij, wordt de GSC voor het referentiejaar waarin de fusie, splitsing of inbreng plaatsvindt, ongeacht de datum van de boekhoudkundige retroactiviteit, met ingang van 1 januari van dat referentiejaar berekend door de betrokken verrichtingen van alle vennootschappen of delen van vennootschappen samen te voegen op basis van de vennootschappen die ontstaan na de fusie, splitsing of inbreng. Voor de referentiejaren die de fusie voorafgaan, worden de GSC en eventuele latere correcties daarop berekend voor de afzonderlijke vennootschappen, zonder onderlinge verrekening. De resulterende bedragen komen ten goede van of zijn verschuldigd door de fusievennootschap, en worden in geval van een splitsing of inbreng verdeeld op basis van de verdeling van het vermogen die in de splitsings- of inbrengakte is bepaald.
In het referentiejaar waarin de fusie plaatsvindt, vervallen alle eventuele positieve saldi van de voorgaande referentiejaren, vermeld in artikel 5.72, §2, tweede lid.
Artikel 5.74. ( 19/04/2025 - ... )
De volgende inkomsten van de woonmaatschappij worden in aanmerking genomen voor de berekening van de GSC:
1° de theoretische huurinkomsten, vermeld in artikel 5.75, §1;
2° de positieve interest op de rekening-courant bij de VMSW;
3° de positieve interest van andere rekeningen dan die bij de VMSW;
4° de financiële tegemoetkomingen, vermeld in:
a) artikel 4.23 en artikel II.5 en III.9 van bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd;
b) artikel 4 tot en met 11 en artikel 12 tot en met 17 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1992 tot uitvoering van artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992;
c) artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 1987 tot instelling van een huurcompensatie;
d) artikel 2, eerste lid, b) van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 1990 tot aanmoediging van de bouw van sociale huurwoningen;
5° ...;
6° andere door de minister te bepalen inkomsten, na overleg met de sector en na mededeling aan de Vlaamse Regering;
7° de vergoeding, vermeld in artikel 6.60, §1, eerste lid, als de plaatsing van de fotovoltaïsche installatie is gefinancierd met een marktconforme lening als vermeld in artikel 5.44, §2, eerste lid.
8° de compensatie bij de erkenning als woonmaatschappij, vermeld in artikel 5.75/1 van dit besluit.
Artikel 5.75. ( 25/04/2022 - ... )
§1. De theoretische huurinkomsten zijn de reële huurinkomsten van alle woningen of gebouwen in eigendom of in huur van de woonmaatschappij die conform artikel 5.72, §1, in aanmerking genomen worden voor de GSC-berekening.
Met betrekking tot de sociale huurwoningen die verhuurd worden volgens boek 6, wordt in afwijking van het eerste lid rekening gehouden met de huurinkomsten die de woonmaatschappij in het referentiejaar zou ontvangen in de veronderstelling dat alle huurders gedurende de twaalf maanden van het referentiejaar de volledig verschuldigde, reële huurprijs betalen. Voor die berekening wordt rekening gehouden met de aangepaste huurprijs, vermeld in artikel 6.52.
Als de verhuring van een sociale huurwoning als vermeld in het tweede lid, gedurende een bepaalde periode van het jaar onderbroken is door niet-structurele leegstand, wordt daarvoor gedurende die periode de gemiddelde verschuldigde reële huurprijs van alle zittende huurders in het referentiejaar van die woonmaatschappij in aanmerking genomen.
Als artikel 7.51, §2, op een of meer woningen van de woonmaatschappij van toepassing is, wordt, met behoud van het tweede, derde en vierde lid, voor de vaststelling van de theoretische huurinkomsten rekening gehouden met de totale huurprijs, met toepassing van artikel 6.46 tot en met 6.55.
§2. Voor de berekening van de GSC wordt de positieve interest op de rekening-courant bij de VMSW, vermeld in artikel 5.74, 2°, verminderd met het product van de interestvoet op de rekening-courant op lange termijn en het bedrag van 15.000 euro per volle schijf van 500 sociale huurwoningen in het patrimonium van de woonmaatschappij. De vermindering bedraagt maximaal 20.000 euro.
Artikel 5.75/1. ( 03/12/2022 - ... )
In dit artikel wordt verstaan onder:
1° sociale huisvestingsmaatschappij: een sociale huisvestingsmaatschappij als vermeld in artikel 4.36 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, zoals van toepassing op 19 september 2021;
2° herstructurering: een herstructurering als vermeld in boek 12 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
Aan een woonmaatschappij wordt jaarlijks in de eerste vijf jaar na de overdracht van de sociale huurwoningen een compensatie toegekend als een sociale huurwoning van een sociale huisvestingsmaatschappij of woonmaatschappij via een herstructurering is opgenomen in de woonmaatschappij en als de inkomsten van die sociale huisvestingsmaatschappij, vermeld in dit hoofdstuk, in een van de referentiejaren in de periode van 2017 tot en met 2021 lager zijn dan de uitgaven, vermeld in hoofdstuk 3.
De compensatie, vermeld in het tweede lid, is het gemiddelde van de toegekende GSC van de referentiejaren 2017 tot en met 2021 van de sociale huisvestingsmaatschappij waar de sociale huurwoning vandaan komt. Dat resultaat wordt gedeeld door het aantal sociale huurwoningen die bij de berekening van de GSC voor het referentiejaar 2021 van de sociale huisvestingsmaatschappij in rekening zijn gebracht, en wordt vermenigvuldigd met het aantal sociale huurwoningen van die sociale huisvestingsmaatschappij die via een herstructurering deel uitmaken van de woonmaatschappij en die binnen het werkingsgebied ervan liggen.
De compensatie, vermeld in het tweede lid, wordt uitbetaald bij de berekening van de GSC, vermeld in artikel 5.73.
Artikel 5.76. ( 01/01/2024 - ... )
De volgende uitgaven van de woonmaatschappij worden in aanmerking genomen voor de berekening van de GSC:
1° de onroerende voorheffing, vermeld in artikel 5.77, §1;
2° de kapitaals- en interestlasten van leningen die aangegaan zijn bij de VMSW, vermeld in artikel 5.77, §2, in voorkomend geval verminderd met de verleende tussenkomst in de leningslast, vermeld in artikel 5.44, §3, en de verleende tussenkomst in de prefinanciering, vermeld in artikel 5.46, § 1;
3° de kapitaals- en interestlasten van leningen, die aangegaan zijn bij een andere instelling dan de VMSW voor 1 januari 2008, waarvan kan worden aangetoond dat ze rechtstreeks zijn aangewend voor de realisatie of de instandhouding van sociale huurwoningen;
3°/1 de kapitaals- en interestlasten van de leningen, vermeld in artikel 4.155/1, die aangegaan zijn voor de aankoop van sociale huurwoningen van het Vlaams Woningfonds, de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of lokale besturen. De lasten hebben enkel betrekking op een leningsbedrag dat niet hoger ligt dan de venale waarde van die sociale huurwoningen, vastgesteld door de persoon, vermeld in artikel 1.2, eerste lid, 119°, a), rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de sociale huisvestingsmaatschappijen respectievelijk woonmaatschappijen, vermeld in artikel 4.38, §7, eerste lid, van de voormelde codex, waarop de leningen, vermeld in artikel 4.38, §6, van de voormelde codex en in artikel 209, §3, van het decreet van 9 juli 2021 houdende de wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, en de subsidies met uitzondering van de subsidies die op geen enkele wijze hebben bijgedragen tot de marktwaarde van het betrokken onroerend goed, in mindering worden gebracht;
4° de huurachterstand, forfaitair vastgesteld op 1% van de theoretische huurinkomsten, vermeld in artikel 5.75, §1;
5° de kosten die verbonden zijn aan leegstand, forfaitair vastgesteld op 1,5% van de theoretische huurinkomsten, vermeld in artikel 5.75, §1;
6° de algemene werkings- en onderhoudskosten, vermeld in artikel 5.77, §3;
7° de kosten voor een sociale dienst, vermeld in artikel 5.77, §4;
8° de vergoeding voor geïnvesteerde rekening-courantmiddelen, vermeld in artikel 5.77, §5;
9° de toelage aan het solidariseringsfonds, vermeld in artikel 4.77 van dit besluit;
10° het bedrag, verschuldigd op basis van artikel 4.76;
11° de erfpachtcanon, vermeld in artikel III.4 van de bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd;
12° de huurprijs die betaald is met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 1987 tot instelling van een huurcompensatie of van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 1990 tot aanmoediging van de bouw van sociale huurwoningen;
13° de met toepassing van artikel 6.53 effectief verrekende vermindering van de onroerende voorheffing;
14° ...;
15° de kosten voor het vervullen van de functie van een conciërge, vermeld in artikel 5.77, §6;
16° andere door de minister te bepalen uitgaven, na overleg met de sector en na mededeling aan de Vlaamse Regering.
In afwijking van het eerste lid, 2°, en met behoud van de toepassing van het derde en vierde lid worden de kapitaals- en interestlasten van een lening bij de VMSW die is verstrekt vanaf 1 januari 1996 en op 31 december 2012 nog niet volledig is terugbetaald, niet in aanmerking genomen voor de berekening van de GSC als de totale looptijd van de lening in kwestie, namelijk het aantal jaren tussen de begin- en eindtermijn van de kapitaalaflossingen, minder dan dertig jaar is.
De VMSW geeft de woonmaatschappijen vanaf 2013 de mogelijkheid om bij haar aangegane leningen met een looptijd van minder dan dertig jaar die op 31 december van het volgende jaar nog niet volledig zijn terugbetaald, vervroegd terug te betalen met een nieuwe marktconforme lening met een looptijd van dertig jaar, in die zin dat de totale looptijd van bij de aanvang van de kapitaalaflossing op de vervroegd terugbetaalde lening tot de laatste aflossing op de nieuwe lening dertig jaar bedraagt. De vertrekbasis voor die herfinanciering is dan 31 december van het voorgaande jaar voor de bepaling van de resterende looptijd en het uitstaande saldo. De verschuldigde wederbeleggingsvergoeding kan mee in de nieuwe lening worden opgenomen.
In de GSC van het referentiejaar waarin de lening wordt geherfinancierd, wordt rekening gehouden met de aflossingen volgens de aflossingstabel van de nieuw afgesloten lening.
Artikel 5.77. ( 31/07/2024 - ... )
§1. De onroerende voorheffing betreft de aanslag voor het referentiejaar. Als de aanslag met betrekking tot het referentiejaar voor bepaalde woningen of gebouwen nog niet bekend is of voorwerp uitmaakt van een geschil, wordt die aanslag naar best vermogen geschat in het referentiejaar en eventueel later verrekend op de wijze, vermeld in artikel 5.73, §3.
§2. De kapitaals- en interestlasten van leningen bij de VMSW bevatten alle lasten, uitgezonderd de vervroegde kapitaalaflossingen of kapitaalaflossingen op overbruggingskredieten en de eventuele wederbeleggingsvergoedingen of andere kosten die te wijten zijn aan de aflossingen, met betrekking tot volgende leningen:
1° de leningen bij de VMSW met betrekking tot sociale huurwoningen, uitgezonderd de aanvullende leningen, vermeld in artikel 5.44, §2, tweede lid, en de bulletleningen, vermeld in artikel 5.44, §1;
2° de bulletleningen, vermeld in artikel 5.44, §1, eerste lid, met betrekking tot de strategische grondaankoop en gedurende de eerste tien jaar na het aangaan van de leningen;
3° de leningen met toepassing van:
a) het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1992 tot uitvoering van artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992;
b) het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 1987 tot instelling van een huurcompensatie;
c) het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 1990 tot aanmoediging van de bouw van sociale woningen.
§3. Na mededeling aan de Vlaamse Regering wordt de wijze van berekening van de algemene werkings- en onderhoudskosten vastgesteld door de minister op basis van geëvalueerde objectieve gegevens die de woonmaatschappijen aanreiken volgens de richtlijnen van de minister.
§4. Voor de kosten voor een sociale dienst wordt per volledige schijf van 500 sociale huurwoningen in het patrimonium van de woonmaatschappij forfaitair een uitgave van 20.000 euro gerekend, op voorwaarde dat de woonmaatschappij aantoont dat ze per volledige schijf effectief minstens een personeelslid halftijds inzet voor de basisbegeleidingstaken, die de minister vaststelt.
§5. De vergoeding voor geïnvesteerde rekening-courantmiddelen is gelijk aan de interest op een marktconforme lening met een afbetalingstermijn van dertig jaar, van kracht op 1 januari van het referentiejaar, verhoogd met 0,5 procentpunt, vermenigvuldigd met de som van de subsidiabele bedragen met betrekking tot de verrichtingen, vermeld in artikel 5.37, §1, eerste lid, die met eigen middelen die de woonmaatschappij beschikbaar heeft op de rekening-courant bij de VMSW en die geen herinvestering zijn in uitvoering van artikel 4.4/1 van dit besluit, zijn bekostigd.
De vergoeding voor geïnvesteerde rekening-courantmiddelen wordt gedurende dertig jaar verrekend voor die verrichtingen, vanaf het jaar van de opname ervan in een uitvoeringsprogramma of de meerjaren- en kortetermijnplanning, vanaf 1 januari 2008.
§6. De kosten voor het vervullen van de functie van conciërge worden in aanmerking genomen op voorwaarde dat de conciërge wordt aangeworven in het kader van een erkenning voor lokale diensteneconomie als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juli 2008 betreffende de erkenning van initiatieven huisbewaarder in de sociale huisvesting in het kader van de lokale diensteneconomie.
De kosten die conform het eerste lid in aanmerking genomen worden, zijn gelijk aan het totale bedrag van de bewezen loon- en omkaderingskosten voor het vervullen van de functie van een conciërge, in voorkomend geval verminderd met de volgende premies of betoelagingen:
1° de loonpremie en de omkaderingspremie, toegekend in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2007 betreffende de lokale diensteneconomie;
2° de doelgroepvermindering, toegekend in het kader van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet van 24 december 2002 betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen;
3° de lokale en bovenlokale cofinanciering in het kader van de erkenning van lokale diensteneconomie;
4° alle andere tegemoetkomingen in de loon- en omkaderingskosten.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid worden de kosten die conform het tweede lid in aanmerking worden genomen, beperkt tot 40.000 euro per voltijds equivalent dat de functie van conciërge uitoefent.
Artikel 5.78. ( 25/04/2022 - ... )
De vergoeding voor geïnvesteerde rekening-courantmiddelen, vermeld in artikel 5.77, §5, kan alleen worden toegepast als de woonmaatschappij de bepalingen inzake het beheer van de eigen middelen van de woonmaatschappijen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, vermeld in artikel 4.34 tot en met 4.38, correct uitvoert.
Artikel 5.79. ( 01/01/2021 - ... )
Het bedrag met betrekking tot de vrijstelling op de rekening-courant, vermeld in artikel 5.75, §2, en het bedrag met betrekking tot de sociale dienst, vermeld in artikel 5.77, §4, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex, naar het gezondheidsindexcijfer van de maand december van het voorgaande jaar en met als basis het gezondheidsindexcijfer van 102,15 van 2005. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende veelvoud van 100 euro.
Het bedrag, vermeld in artikel 5.77, §6, derde lid, wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex, naar het gezondheidsindexcijfer van de maand december van het voorgaande jaar en met als basis het gezondheidsindexcijfer van 110,90 van 2009. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende veelvoud van 100 euro.
Artikel 5.79/1. ( 25/04/2022 - ... )
Het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatsteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen is van toepassing op de subsidies vermeld in boek 5, deel 2, titel 1 tot en met titel 4.
De VMSW voert op geregelde tijdstippen, en ten minste om de twee jaar, controles op overcompensatie uit. In het geval van een overcompensatie vordert de VMSW het overschot terug. Als het bedrag van de overcompensatie niet meer bedraagt dan 10% van het bedrag van de gemiddelde jaarcompensatie, mag de overcompensatie naar de volgende periode worden overgedragen en op het voor die periode te betalen compensatiebedrag in mindering worden gebracht.
Artikel 5.80. ( 01/01/2021 - ... )
Met toepassing van artikel 5.52, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 kan de minister volgens de regeling, vermeld in dit artikel, met een of meer gemeenten een sociaal woonbeleidsconvenant sluiten.
Als het agentschap op basis van de jaarlijkse meting van het sociaal woonaanbod, vermeld in artikel 2.59, eerste lid, 1°, vaststelt dat een gemeente in aanmerking komt voor het sluiten van een sociaal woonbeleidsconvenant, brengt het de gemeente daarvan met een beveiligde zending op de hoogte.
In het tweede lid wordt verstaan onder beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen:
1° een aangetekende brief;
2° een afgifte tegen ontvangstbewijs;
3° een elektronische aangetekende zending;
4° elke andere betekeningswijze die door de minister is toegestaan, waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld.
De kennisgeving, vermeld in het tweede lid, geeft de gemeente de mogelijkheid om een sociaal woonbeleidsconvenant te sluiten. In het convenant verbindt de gemeente zich ertoe samen met de lokale woonactoren binnen een periode van drie jaar de uitvoering of de gunningsprocedure op te starten van een bepaald aantal sociale huurwoningen in projecten op haar grondgebied.
Een gemeente kan pas een nieuw convenant sluiten als de duurtijd van het vorige convenant is afgelopen.
Artikel 5.81. ( 01/01/2021 - ... )
In dit deel wordt verstaan onder:
1° initiatiefnemer: een instantie als vermeld in artikel 5.55 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° renovatie: de uitvoering van structurele of bouwfysische ingrepen die aan al de volgende voorwaarden voldoen:
a) de ingrepen hebben betrekking op de infrastructuur, op de collectieve of individuele dienstgebouwen of op de technische uitrusting van het woonwagenterrein of de dienstgebouwen;
b) de ingrepen worden uitgevoerd voor het volledige woonwagenterrein of voor alle standplaatsen of dienstgebouwen die in dezelfde fase zijn gerealiseerd.
Artikel 5.82. ( 01/01/2021 - ... )
Binnen de kredieten die daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbaar zijn, kan de minister, onder de voorwaarden vermeld in dit deel en de uitvoeringsmaatregelen ervan, de subsidie, vermeld in artikel 5.56 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, verlenen aan de initiatiefnemers die, afzonderlijk of in onderlinge samenwerking, woonwagenterreinen verwerven, inrichten, renoveren of uitbreiden.
Artikel 5.83. ( 25/04/2022 - ... )
§1. Het woonwagenterrein ligt in een gezonde omgeving, waar gemakkelijk een aansluiting op bestaande infrastructuur gerealiseerd kan worden. In de omgeving zijn primaire voorzieningen van dagelijkse, commerciële, dienstverlenende en socioculturele aard beschikbaar.
De omvang van het woonwagenterrein stemt overeen met de lokale behoeften. De oppervlakte van een standplaats op een residentieel woonwagenterrein bedraagt minimaal 150 m² en maximaal 250 m², en de standplaats is uitgerust met een individueel dienstgebouw. De oppervlakte van een standplaats op een doortrekkersterrein bedraagt minimaal 100 m² en maximaal 200 m².
Elke nieuwe inplanting of uitbreiding van een bestaand woonwagenterrein wordt vóór de subsidieaanvraag besproken op een lokaal woonoverleg als vermeld in artikel 2.2, §2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Op het lokaal woonoverleg wordt besproken op welke manier het woonwagenterrein tegemoetkomt aan de lokale behoeften en hoe de inspraak van de woonwagenbewoners gewaarborgd zal worden.
§2. De initiatiefnemer wijst een contactpersoon aan met ervaring en deskundigheid op het gebied van wonen, woonwagenbewoners of integratie, die als aanspreekpunt fungeert en de inspraak van de woonwagenbewoners bevordert in alle aangelegenheden met betrekking tot het woonwagenterrein.
§3. De initiatiefnemer verbindt zich ertoe:
1° het woonwagenterrein, waarvoor een subsidie is verkregen, in te richten en in gebruik te nemen binnen een jaar na de voorlopige oplevering van de collectieve of individuele dienstgebouwen of de uitgevoerde renovatiewerken;
2° in geval van verwerving van een onroerend goed met het oog op de inrichting van een woonwagenterrein, waarvoor een subsidie is verkregen, een ontwerpdossier als vermeld in artikel 5.89, in te dienen binnen twee jaar na de uitbetaling van het saldo, vermeld in artikel 5.90, §1, 2°;
3° de subsidie terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke intresten, als hij zich niet houdt aan de verbintenissen, vermeld in punt 1° en 2° of, in voorkomend geval, aan de verbintenis, vermeld in het derde lid;
4° de subsidie pro rata terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke intresten, als hij de bestemming van het terrein wijzigt zonder de toestemming van het agentschap;
5° de subsidie pro rata terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke intresten, als hij het woonwagenterrein geheel of gedeeltelijk vervreemdt binnen een termijn van twintig jaar na de ingebruikname, vermeld in punt 1°;
6° de subsidie pro rata terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke intresten, als hij de normen, vermeld in artikel 5.84, niet naleeft.
De bepalingen, vermeld in het eerste lid, 3° tot 6°, gelden met behoud van de toepassing van artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.
Als de initiatiefnemer de VMSW of een woonmaatschappij is, verbindt hij zich ertoe met de gemeente of het OCMW een overeenkomst te sluiten voor het beheer van het woonwagenterrein.
§4. De initiatiefnemer verbindt zich ertoe de woonwagenbewoners te sensibiliseren over de kwaliteit van hun woonwagen aan de hand van het richtinggevend model van technisch verslag van het onderzoek van de kwaliteit van woonwagens, dat de minister vaststelt.
De initiatiefnemer van een residentieel woonwagenterrein verbindt zich ertoe geen woonwagens toe te laten groter dan 200 m². De initiatiefnemer van een doortrekkersterrein verbindt zich ertoe geen woonwagens toe te laten groter dan 150 m².
Als de initiatiefnemer de VMSW of een woonmaatschappij is, verbindt hij zich ertoe in de overeenkomst, vermeld in paragraaf 3, derde lid, afspraken te maken over die sensibilisering.
Artikel 5.84. ( 01/01/2021 - ... )
De toekenning van de subsidie is afhankelijk van de naleving van de normen die de minister vaststelt voor een minimale uitrusting met individuele en collectieve nutsvoorzieningen, voor de wegen-, riolerings- en omgevingswerken, voor de individuele en collectieve dienstgebouwen, voor de standplaatsen en voor het beheer.
Artikel 5.85. ( 01/01/2021 - ... )
Het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld op maximaal 100% van de kostprijs voor de verwerving, inrichting of uitbreiding van een woonwagenterrein.
Het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld op maximaal 90% van de kostprijs voor de renovatie van een woonwagenterrein.
Artikel 5.86. ( 04/03/2023 - ... )
§1. Voor de verwerving van een onroerend goed met het oog op de inrichting van een woonwagenterrein komen de volgende investeringen in aanmerking voor de subsidie:
1° de prijs of de onteigeningsvergoeding;
2° de registratie- en notariskosten;
3° de kosten voor de opmeting van het onroerend goed;
4° de kosten voor het grondmechanisch en milieutechnisch onderzoek.
De initiatiefnemer doet bij een verwerving een beroep op de Vlaamse Belastingdienst met toepassing van artikel 5 van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse vastgoedcodex. Bij een aankoop in volle eigendom wordt de prijs, vermeld in het eerste lid, 1°, beperkt tot de raming van de aankoopprijs die wordt opgemaakt door de schatter-onderhandelaar. Bij verkrijging van een recht van erfpacht of een recht van opstal wordt de prijs, vermeld in het eerste lid, 1°, beperkt tot 25% van de raming van de aankoopprijs van de volle eigendom, opgemaakt door de schatter-onderhandelaar voor een overeenkomst met een looptijd van maximaal veertig jaar. Voor ieder bijkomend jaar looptijd wordt de prijs vermeerderd met een half procentpunt. Bij een verwerving ingevolge onteigening wordt de onteigeningsvergoeding beperkt tot de raming, opgemaakt door de schatter-onderhandelaar. Als de rechter de onteigeningsvergoeding vaststelt, komt die vergoeding in aanmerking voor subsidiëring.
§2. Voor de inrichting, de renovatie en de uitbreiding van een woonwagenterrein komen de volgende kosten in aanmerking voor de subsidie:
1° de kostprijs van de opdracht, zoals die bij de eindafrekening wordt vastgesteld;
2° de kostprijs voor de uitvoering van aanvullende werken die conform artikel 26, §1, 2°, a), van de Wet Overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006 via onderhandelingsprocedure aan dezelfde opdrachtnemer gegund wordt als de hoofdopdracht;
3° de kosten voor archeologische prospecties en opgravingen en, voor zover ze niet begrepen zijn in de kostprijs, vermeld in paragaaf 1, eerste lid, 4°, voor het grondmechanisch en milieutechnisch onderzoek, die nodig zijn voor de uitvoering van de werken.
De kosten, vermeld in het eerste lid, zijn beperkt tot het initieel goedgekeurde aanbestedingsbedrag.
Het ereloon van de ontwerper, de kosten voor de aanbesteding en de kosten van het toezicht op de uitvoering worden als algemene kosten van de opdracht beschouwd en worden forfaitair vastgesteld op 7% van de subsidiabele kosten, vermeld in het eerste lid.
Als de werkzaamheden in eigen beheer worden uitgevoerd, wordt de subsidie berekend op basis van de kostenraming voor de aankoop van de materialen, de huur van het materieel dat opgenomen is in het ontwerpdossier, vermeld in artikel 5.89, en de personeelsinzet. Als de werkelijke uitgaven minder bedragen dan geraamd, gebeurt de berekening op basis van de werkelijke kostprijs. De minister kan deze subsidieberekening nader regelen.
Bij de berekening van de subsidie wordt rekening gehouden met het maximumbedrag, vermeld in artikel 5.87.
Artikel 5.87. ( 01/01/2021 - ... )
De subsidie voor de individuele of collectieve nutsvoorzieningen, de individuele of collectieve dienstgebouwen en de wegen-, riolerings- en omgevingswerken bedraagt ten hoogste 55.000 euro per standplaats. Dat bedrag wordt gekoppeld aan de ABEX-index en jaarlijks aangepast in de maand januari met als basis de ABEX-index van 1 januari 2016.
Artikel 5.88. ( 01/01/2021 - ... )
De initiatiefnemer dient zijn subsidieaanvraag voor de verwerving van een onroerend goed met het oog op de inrichting van een woonwagenterrein in bij het agentschap. De minister bepaalt de stukken die in de subsidieaanvraag moeten zitten.
Het agentschap bezorgt de initiatiefnemer onmiddellijk een ontvangstbevestiging en beoordeelt de volledigheid van het aanvraagdossier binnen dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de verzending van de ontvangstbevestiging.
Als het aanvraagdossier onvolledig is, brengt het agentschap de initiatiefnemer daarvan op de hoogte. De initiatiefnemer bezorgt de ontbrekende stukken binnen negentig kalenderdagen aan het agentschap.
Als het aanvraagdossier volledig is, bezorgt het agentschap de initiatiefnemer een volledigverklaring.
Het agentschap onderzoekt of het aanvraagdossier in overeenstemming is met de voorwaarden, vermeld in artikel 5.83, §1, en verstrekt een advies over het aanvraagdossier aan de minister.
Binnen negentig kalenderdagen na de volledigverklaring, vermeld in het vierde lid, neemt de minister een principiële beslissing over het al dan niet subsidieerbaar zijn van de geplande verwerving van het onroerend goed.
Het agentschap brengt de initiatiefnemer op de hoogte van de principiële beslissing van de minister.
De initiatiefnemer bezorgt de bewijsstukken van de kosten, vermeld in artikel 5.86, §1, aan het agentschap. Het agentschap legt binnen vijfenveertig kalenderdagen een definitieve subsidieberekening en een voorstel van beslissing voor aan de minister of zijn gemachtigde. De minister of zijn gemachtigde beslist over de toekenning van de definitieve subsidie binnen vijfenveertig kalenderdagen te rekenen vanaf de verzending van de definitieve subsidieberekening en het voorstel van beslissing.
Artikel 5.89. ( 01/01/2023 - ... )
De initiatiefnemer dient zijn subsidieaanvraag voor de inrichting, de renovatie of de uitbreiding van een woonwagenterrein, met inbegrip van een ontwerpdossier, in bij het agentschap. De minister bepaalt de stukken die in de subsidieaanvraag en het ontwerpdossier moeten zitten.
Het agentschap bezorgt de initiatiefnemer onmiddellijk een ontvangstbevestiging en beoordeelt de volledigheid van het aanvraagdossier binnen dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de verzending van de ontvangstbevestiging.
Als het aanvraagdossier onvolledig is, brengt het agentschap de initiatiefnemer daarvan op de hoogte. De initiatiefnemer bezorgt de ontbrekende stukken binnen negentig kalenderdagen aan het agentschap.
Als het aanvraagdossier volledig is, bezorgt het agentschap de initiatiefnemer een volledigverklaring.
Het agentschap onderzoekt of het aanvraagdossier in overeenstemming is met de voorwaarden, vermeld in artikel 5.83, en gaat na of het ontwerpdossier in overeenstemming is met de normen, vermeld in artikel 5.84. Het agentschap verstrekt een advies over het aanvraagdossier aan de minister.
Binnen negentig kalenderdagen na de volledigverklaring, vermeld in het vierde lid, neemt de minister een principiële beslissing over het al dan niet subsidieerbaar zijn van de geplande investeringen.
Het agentschap brengt de initiatiefnemer op de hoogte van de principiële beslissing van de minister. De goedkeuring van de minister geeft de initiatiefnemer het recht om de gunningsprocedure te starten. De initiatiefnemer vraagt in het bestek een afzonderlijke prijszetting voor elk van de kosten, vermeld in artikel 5.86, §2.
De initiatiefnemer bezorgt de gunningsbeslissing vooraf aan het agentschap dat binnen vijfenveertig kalenderdagen een subsidieberekening en een voorstel van beslissing aan de minister of zijn gemachtigde voorlegt. De minister bepaalt de stukken die bij de gunningsbeslissing moeten zitten. De minister of zijn gemachtigde beslist over de toekenning van de subsidie binnen vijfenveertig kalenderdagen te rekenen vanaf de verzending van de subsidieberekening en het voorstel van beslissing.
Artikel 5.90. ( 01/01/2021 - ... )
§1. De subsidie voor een verwerving als vermeld in artikel 5.86, §1, wordt als volgt uitbetaald:
1° de subsidie voor de prijs of de kosten van de onteigeningsvergoeding, vermeld in artikel 5.86, §1, eerste lid, 1°, wordt uitbetaald na de principiële beslissing van de minister, vermeld in artikel 5.88, zesde lid. Die subsidie wordt in zoveel mogelijk schijven uitbetaald als de prijs betaald moet worden, zoals vermeld in de overeenkomst van verwerving;
2° de subsidie voor de kosten, vermeld in artikel 5.86, §1, eerste lid, 2°, 3° en 4°, wordt uitbetaald na de beslissing van de minister over de toekenning van de definitieve subsidie, vermeld in artikel 5.88, achtste lid.
§2. De subsidie voor werkzaamheden als vermeld in artikel 5.86, §2, wordt als volgt uitbetaald:
1° een eerste schijf van 30% van de subsidie wordt uitbetaald na de overlegging van het aanvangsbevel;
2° een tweede schijf van 30% van de subsidie wordt uitbetaald als de kostprijs van de uitgevoerde werkzaamheden meer bedraagt dan 75% van het voorschot, vermeld in punt 1° ;
3° een derde schijf van 30% van de subsidie wordt uitbetaald als de kostprijs van de uitgevoerde werkzaamheden meer bedraagt dan 75% van de voorschotten, vermeld in punt 1° en 2°.
Het saldo van de subsidie wordt uitbetaald na de goedkeuring van de eindafrekening.
Artikel 5.91. ( 01/01/2021 - ... )
De subsidiebedragen die toegestaan zijn met toepassing van dit deel, worden verleend met inachtneming van de voorwaarden van het Besluit nr. 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.
Het agentschap voert op geregelde tijdstippen, en ten minste om de drie jaar, controles op overcompensatie uit. In geval van een overcompensatie vordert het agentschap het overschot terug. Als het bedrag van de overcompensatie niet meer bedraagt dan 10% van het bedrag van de gemiddelde jaarcompensatie, mag de overcompensatie naar de volgende periode worden overgedragen en op het voor die periode te betalen compensatiebedrag in mindering worden gebracht.
Artikel 5.92. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.93. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.94. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.95. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.96. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.97. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.98. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.99. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.100. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.101. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.102. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.103. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.104. ( 01/01/2022 - ... )
De aanvullende voorwaarden voor het behoud van de erkenning, vermeld in artikel 5.58 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, zijn de volgende:
1° de kredietmaatschappij heeft een eigen vermogen van minstens 6.000.000 euro;
2° de kredietmaatschappij heeft een solvabiliteitsratio die hoger dan 10% is en die berekend wordt als de verhouding van het eigen vermogen tot het totale vermogen (EV/TV *100);
3° de kredietmaatschappij gaat alleen over tot een kapitaalsvermindering, kapitaalsverhoging of opname van reserves in het kapitaal na het schriftelijke akkoord van de minister;
4° de kredietmaatschappij zorgt voor een behoorlijk werkend systeem van interne controle;
5° de kredietmaatschappij stelt een commissaris aan die belast wordt met de controles, vermeld in artikels 3.73 tot en met 3.75 en artikels 3.77 tot en met 3.80 in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;
6° de kredietmaatschappij houdt uitsluitend liquide middelen en geldbeleggingen in euro bij overheden en financiële instellingen aan binnen de Europese Economische Ruimte op lopende rekeningen, spaar- en termijnrekeningen of andere beleggingsvormen, waarbij een garantie op het behoud van het kapitaal wordt geboden, en die minimaal een A-rating hebben.
Artikel 5.105. ( 01/01/2022 - ... )
De kredietmaatschappijen kunnen onder de volgende voorwaarden intekenen op het maatschappelijk kapitaal van sociale woonorganisaties conform artikel 5.61, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021:
1° de kredietmaatschappij die wil intekenen op het maatschappelijk kapitaal van een andere rechtspersoon, legt minstens dertig dagen voor het begin van de deelneming een concreet participatieplan aan het agentschap voor, waarin de doelstellingen die met de deelname worden beoogd, op korte en lange termijn worden verduidelijkt;
2° een kredietmaatschappij kan alleen intekenen op het maatschappelijk kapitaal van een andere rechtspersoon als die rechtspersoon aan al de volgende voorwaarden voldoet:
a) de rechtspersoon vertegenwoordigt een beperkte aansprakelijkheid voor de aandeelhouders;
b) de rechtspersoon heeft nog niet ingetekend op het kapitaal van de intekenende kredietmaatschappij;
c) behalve als de rechtspersoon waarin wordt ingetekend een sociale woonorganisatie of een vennootschap is die erkend is bij of krachtens de Vlaamse Codex Wonen van 2021, behoort minstens drie vierde van het maatschappelijke kapitaal van de rechtspersoon waarin wordt ingetekend, toe aan openbare besturen, sociale woonorganisaties of vennootschappen die erkend zijn bij of krachtens de voormelde codex;
d) de statuten van de rechtspersoon bepalen dat hoofdzakelijk daden, handelingen of verrichtingen kunnen worden gesteld met het oog op de realisatie van de doelstellingen van het woonbeleid, vermeld in boek 1, deel 2, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
e) als de rechtspersoon een verzekeringstussenpersoon is als vermeld in artikel 5, 20°, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, mag die verzekeringstussenpersoon hoofdzakelijk overlijdensverzekeringen en brandverzekeringen aan particulieren aanbieden en verrichtingen doen die daar rechtstreeks uit voortvloeien, met inbegrip van accessoire waarborgen die aan een dergelijke verzekering kunnen worden verbonden;
3° een kredietmaatschappij kan alleen intekenen op het maatschappelijk kapitaal van een rechtspersoon als de som van alle deelnemingen niet meer bedraagt dan 5% van het eigen vermogen van de intekenende kredietmaatschappij, waarbij geen rekening wordt gehouden met nieuwe of bestaande deelnemingen in andere kredietmaatschappijen;
4° de kredietmaatschappij rapporteert jaarlijks, uiterlijk veertien dagen na de goedkeuring van de jaarrekening door de algemene vergadering, over het doel en de omvang van de deelnemingen.
De minister kan aan erkende kredietmaatschappijen aanvullende voorwaarden opleggen voor de intekening op het maatschappelijk kapitaal van sociale woonorganisaties, van vennootschappen die erkend zijn bij of krachtens de Vlaamse Codex Wonen van 2021, en van verzekeringstussenpersonen als vermeld in artikel 5, 20°, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen.
Artikel 5.106. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.107. ( 01/01/2021 - ... )
De kredietmaatschappijen verstrekken op eigen initiatief of op verzoek alle nuttige informatie aan het agentschap.
Artikel 5.108. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.109. ( 01/01/2022 - ... )
De erkenning wordt van rechtswege ingetrokken bij ontbinding of vereffening van de erkende kredietmaatschappij of als de kredietmaatschappij door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) niet langer vergund is als kredietgever.
De gewestwaarborg blijft behouden voor de leningen die de kredietmaatschappij voor het verlies van haar erkenning heeft toegestaan, op voorwaarde dat die leningen voor 1 januari 2022 zijn toegestaan.
Artikel 5.110. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.111. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.112. ( 01/01/2022 - ... )
Als de bepalingen van deze afdeling niet nageleefd worden, kan het agentschap de kredietmaatschappij in kwestie met een aangetekende brief in gebreke stellen na eerst de kredietmaatschappij te hebben gehoord. Het agentschap kan een termijn opleggen waarbinnen een regularisatieplan moet worden voorgelegd dat bindende termijnen moet bevatten waarbinnen de verplichtingen moeten worden nagekomen. Als de kredietmaatschappij in kwestie haar verplichtingen niet nagekomen is binnen de opgelegde termijnen, kan het agentschap met een aangetekende brief de volgende sancties opleggen:
1° het agentschap kan de erkenning van de kredietmaatschappij in kwestie schorsen. In voorkomend geval krijgt de kredietmaatschappij in kwestie uiterlijk drie maanden tijd om alle verplichtingen na te leven, op straffe van de intrekking van de erkenning;
2° in geval van bewuste en herhaalde nalatigheden of overtredingen, of in geval van fraude kan het agentschap de erkenning intrekken, na eerst de kredietmaatschappij in kwestie te hebben gehoord.
Het agentschap kan de erkenning intrekken als uit het toezicht blijkt dat de liquiditeit of solvabiliteit van de erkende kredietmaatschappij in gevaar gebracht wordt, na eerst de kredietmaatschappij in kwestie te hebben gehoord. De minister regelt de bijzondere voorwaarden voor de kredietwaardigheid van erkende kredietmaatschappijen.
Artikel 5.113. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.114. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.115. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.116. ( 01/01/2022 - ... )
...
Artikel 5.117. ( 01/01/2023 - ... )
In deze titel wordt verstaan onder:
1° aanvrager: de natuurlijke persoon of personen die de bijzondere sociale lening aanvragen, alsook de natuurlijke persoon of personen die het beleende onroerend goed zullen betrekken, met uitzondering van de personen ten laste;
2° inkomen: de som van de volgende inkomsten van de referentiepersoon die ontvangen zijn in het jaar waarop het laatst beschikbare aanslagbiljet betrekking heeft:
a) het gezamenlijk belastbaar inkomen en de afzonderlijke belastbare inkomsten;
b) het leefloon;
c) de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap;
d) de beroepsinkomsten uit het buitenland die van belasting vrijgesteld zijn, of de beroepsinkomsten die verworven zijn bij een Europese of internationale instelling en die van belasting vrijgesteld zijn;
3° kredietgever: het VWF;
4° lening: de bijzondere sociale lening die toegestaan is ter uitvoering van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en die de vorm kan aannemen van een hypothecaire lening of van een hypothecaire kredietopening;
5° ontlener: de natuurlijke persoon of personen die zich ertoe verbinden de bijzondere sociale lening terug te betalen en de andere leningsvoorwaarden na te leven;
6° persoon ten laste:
a) het kind dat op de referentiedatum bij de referentiepersoon gedomicilieerd is en dat minderjarig is, of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
b) het kind van de referentiepersoon dat niet gedomicilieerd is bij hem, maar op regelmatige basis bij hem verblijft en dat minderjarig is, of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
c) de persoon die beschouwd wordt als ernstig gehandicapt, of die op het ogenblik waarop hij met pensioen ging, beschouwd werd als ernstig gehandicapt;
7° referentiedatum:
a) bij het aangaan van de lening: de datum waarop de kredietgever of de instantie die de leningen lokaal aanbiedt, de storting van het voorschot op de dossierkosten ontvangt;
b) bij de vijfjaarlijkse herberekening van de rentevoet: respectievelijk twee maanden voor de vijfde, de tiende, de vijftiende, de twintigste en de vijfentwintigste verjaardag van de leningsakte;
8° referentiepersoon: naargelang het geval de aanvrager bij het aangaan van de lening of de ontlener en de natuurlijke persoon of personen die het beleende onroerend goed betrekken, met uitzondering van de personen ten laste;
9° verkoopwaarde: de door de kredietgever of in opdracht van de kredietgever geraamde waarde bij vrijwillige verkoop van de woning, met inbegrip van de grond;
10° voorschot op de dossierkosten: het bedrag dat de aanvrager aan de kredietgever of aan de instantie die de leningen lokaal aanbiedt, volledig moet storten voor de kredietgever aan de aanvrager een leningsaanbod kan doen, en dat volledig terugbetaald wordt als niet op het leningsaanbod wordt ingegaan.
In afwijking van het eerste lid, 2°, worden de inkomsten van ongehuwde en niet wettelijk samenwonende kinderen die vanaf hun meerderjarigheid zonder onderbreking deel uitmaken van het gezin en die minder dan 25 jaar oud zijn op de referentiedatum, en de inkomsten van de familieleden van de referentiepersoon van de eerste en de tweede graad die als ernstig gehandicapt erkend zijn of die ten minste 65 jaar oud zijn, niet meegerekend. De inkomsten van de inwonende ascendenten van de referentiepersoon worden maar voor de helft meegerekend.
Het aanslagbiljet, vermeld in het eerste lid, 2°, heeft betrekking op de inkomsten van maximaal drie jaar voorafgaand aan de toepassing.
Voor de bepaling van het gezamenlijk belastbaar inkomen, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt alleen rekening gehouden met de reële eigen beroepsinkomsten.
Het inkomen, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt geïndexeerd volgens de gezondheidsindex van de maand juni van het jaar dat aan de toepassing ervan voorafgaat, met als basis de maand juni van het jaar waarop het inkomen betrekking heeft.
Om als persoon ten laste als vermeld in het eerste lid, 6°, c), te worden beschouwd, gelden dezelfde voorwaarden als de voorwaarden die bepaald worden ter uitvoering van artikel 6.1, eerste lid, 4°, c).
Als een persoon beantwoordt aan de definitie van persoon ten laste, vermeld in het eerste lid, 6°, a) of b), en aan de definitie van persoon ten laste, vermeld in het eerste lid, 6°, c), telt die persoon voor twee personen ten laste.
Artikel 5.118. ( 28/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.119. ( 01/01/2021 - ... )
De kredietgever is ertoe gemachtigd om aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden leningen toe te staan voor de financiering van een of meer verrichtingen, vermeld in artikel 5.66 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Een lening voor de aankoop op plan van een op te bouwen of in opbouw zijnde woning wordt beschouwd als een lening voor de aankoop van een woning.
Een lening voor de aankoop of het behoud van de gezinswoning in geval van een echtscheidingsprocedure of een beëindiging van de samenwoning, of voor de renovatie, de verbetering of de aanpassing van een woning kan worden toegestaan als de verkoopwaarde van de woning, eventueel na het uitvoeren van de beleende werken, niet hoger is dan 200.000 euro.
Als er op de referentiedatum bij het aangaan van de lening personen ten laste zijn, wordt het bedrag, vermeld in het tweede lid, op de volgende wijze verhoogd:
1° 10.000 euro per persoon ten laste, vanaf de derde persoon ten laste;
2° 10.000 euro per persoon ten laste die jonger is dan zes jaar.
In afwijking van het tweede lid geldt de maximale verkoopwaarde niet als de lening wordt aangegaan om het eigendomsaandeel van een partner in een gezinswoning over te nemen in geval van echtscheiding of beëindiging van de samenwoning en op voorwaarde dat de over te nemen woning is gefinancierd met een lening bij de kredietgever.
Een lening voor de aankoop van een sociale koopwoning, met inbegrip van de grond, kan worden toegestaan als de verkoopprijs van de woning, met inbegrip van de grond, exclusief btw, verhoogd met de geraamde kostprijs van de nog uit te voeren werkzaamheden, exclusief btw, niet hoger is dan 200.000 euro.
Een lening voor de aankoop van een sociale koopwoning en het in erfpacht nemen van de grond kan worden toegestaan als de verkoopprijs van de woning, exclusief btw, verhoogd met enerzijds de erfpachtvergoeding die wordt betaald bij het aangaan van de erfpachtovereenkomst, exclusief registratierechten, en anderzijds de geraamde kostprijs van de nog uit te voeren werkzaamheden, exclusief btw, niet hoger is dan 200.000 euro. Als er in de erfpachtovereenkomst een aankoopoptie is opgenomen, geldt bijkomend dat de aankoopoptie ten vroegste tien jaar na het sluiten van de erfpachtovereenkomst mag worden gelicht, om in aanmerking te komen voor een lening.
Een lening voor de aankoop van een woning onder het btw-stelsel kan worden toegestaan als de verkoopwaarde van de woning, eventueel na het uitvoeren van de beleende werken, niet hoger is dan 200.000 euro.
Als er op de referentiedatum bij het aangaan van de lening personen ten laste zijn, wordt het bedrag, vermeld in het vijfde, zesde en zevende lid, op de volgende wijze verhoogd:
1° 10.000 euro per persoon ten laste, vanaf de eerste persoon ten laste;
2° 10.000 euro per persoon ten laste die jonger is dan zes jaar.
De bedragen, vermeld in dit artikel, worden verhoogd met 10% als de woning ligt in een gemeente die is opgenomen in cluster 1 van de lijst die opgenomen is in de bijlage 19 die bij dit besluit is gevoegd. Als de gemeente is opgenomen in cluster 2 van de voormelde lijst, worden de bedragen, vermeld in dit artikel, verhoogd met 20%.
Voor de vaststelling van de lijst van gemeenten, die opgenomen is in de bijlage 19 die bij dit besluit is gevoegd, wordt per gemeente een liggingscoëfficiënt vastgesteld op basis van de gegevens van de verkoopprijzen van woningen afkomstig van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de FOD Financiën van het jaar 2011. Aan de hand van die liggingscoëfficiënten worden de gemeenten in clusters verdeeld. Vijfjaarlijks, en voor het eerst in 2022, actualiseert de minister de lijst van gemeenten op basis van de meest recente beschikbare gegevens.
De bedragen, vermeld in dit artikel, worden gekoppeld aan de index, zoals berekend en gepubliceerd door de Associatie van Belgische Experten (ABEX) op de website www.abex.be, hierna ABEX-index te noemen, van november 2012. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de ABEX-index van de maand november, die aan de aanpassing voorafgaat, en afgerond naar het hogere honderdtal.
Artikel 5.120. ( 01/01/2021 - ... )
De kredietgever is er ook toe gemachtigd om met eigen middelen aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden die kandidaat-erfpachtnemer zijn van een perceel in een woonproject dat geheel of gedeeltelijk gefinancierd wordt met middelen van het Financieringsfonds of van Vlabinvest apb, een hypothecaire lening toe te staan om op dat perceel een woning te bouwen.
De kredietgever kan de leningen, vermeld in het eerste lid, alleen toestaan onder de voorwaarden, vermeld in deze titel, met uitzondering van de voorwaarden, vermeld in artikel 5.123.
Artikel 5.121. ( 30/08/2024 - ... )
Het bedrag van de lening mag niet hoger zijn dan een combinatie van de volgende elementen:
1° de koopprijs van de beleende woning, in voorkomend geval inclusief btw en registratierechten, en notariskosten;
2° de erfpachtvergoeding, vermeld in artikel 5.119, zesde lid, inclusief de registratierechten en notariskosten;
3° de door de kredietgever geraamde kostprijs van de door de kredietgever in aanmerking genomen werkzaamheden, inclusief BTW, als het gaat om het renoveren, verbeteren of aanpassen van een woning, op basis van het ramend bestek van de kredietgever, te verhogen met de notariskosten;
4° de som van de bedragen van de schulden, inclusief de wederbeleggingsvergoeding, als het gaat om de terugbetaling van schulden voor het behoud van de gezinswoning in geval van een echtscheidingsprocedure of beëindiging van de samenwoning, te verhogen met de registratierechten en notariskosten.
Het bedrag van de lening mag niet hoger zijn dan de verkoopwaarde van het beleende onroerend goed, in voorkomend geval na het uitvoeren van de beleende werken.
Artikel 5.122. ( 25/04/2022 - ... )
Een lening wordt aangevraagd bij de kredietgever, bij de bevoegde woonmaatschappij of bij een andere instantie, waarmee de kredietgever een overeenkomst heeft afgesloten om de leningen lokaal aan te bieden.
Artikel 5.123. ( 01/01/2022 - ... )
§ 1. Het inkomen van de aanvrager, in voorkomend geval de inkomsten die in aanmerking worden genomen conform het derde lid, bedragen op de referentiedatum bij het aangaan van de lening niet meer dan:
1° 35.123 euro voor een alleenstaande persoon zonder personen ten laste;
2° 38.630 euro voor een alleenstaande persoon met een handicap als vermeld in artikel 5.117, eerste lid, 6°, c), die geen andere personen ten laste heeft;
3° 52.679 euro voor andere personen, verhoogd met 3507 euro per persoon ten laste.
Als de woning waarop de lening betrekking heeft, in een gemeente ligt die is opgenomen in cluster 1 of cluster 2 van de lijst, die opgenomen is in bijlage 19 die bij dit besluit is gevoegd, mag in afwijking van het eerste lid, het inkomen van de aanvrager, en in voorkomend geval de inkomsten die in aanmerking worden genomen conform het derde lid, op de referentiedatum bij het aangaan van de lening niet meer bedragen dan:
1° 36.795 euro voor een alleenstaande persoon zonder personen ten laste;
2° 40.469 euro voor een alleenstaande persoon met een handicap als vermeld in artikel 5.117, eerste lid, 6°, c), die geen andere personen ten laste heeft;
3° 55.187 euro voor andere personen, verhoogd met 3674 euro per persoon ten laste.
Het inkomen van de aanvrager is op de referentiedatum bij het aangaan van de lening niet lager dan het minimuminkomen, vermeld in artikel 5.220, §1, eerste lid, 1°. Artikel 5.220, §1, zesde lid, en §2, zijn van overeenkomstige toepassing.
De bedragen, vermeld in het eerste en het tweede lid, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex (basis 2004), naar het gezondheidsindexcijfer van de maand juni van het voorgaande jaar en met als basis het gezondheidsindexcijfer van 119 voor juni 2012. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende natuurlijke getal.
§ 2. De aanvrager is op de referentiedatum bij het aangaan van de lening ingeschreven in de bevolkingsregisters, vermeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 1°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, of is op dat tijdstip ingeschreven op een referentieadres als vermeld in artikel 1, § 2, van de voormelde wet.
Artikel 5.124. ( 25/07/2024 - ... )
Uiterlijk bij de ondertekening van de leningsakte voldoet de aanvrager aan al de volgende voorwaarden:
1° hij heeft geen woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, volledig of gedeeltelijk in volle eigendom;
2° hij heeft geen volledig of gedeeltelijk recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een woning of op een perceel, bestemd voor woningbouw;
3° hij heeft geen woning die of een perceel, bestemd voor woningbouw, dat volledig of gedeeltelijk in erfpacht of opstal is gegeven;
4° hij heeft geen woning die of perceel, bestemd voor woningbouw, dat hij zelf volledig of gedeeltelijk in vruchtgebruik heeft gegeven;
5° hij is geen zaakvoerder, bestuurder of aandeelhouder van een vennootschap waarin hij zakelijke rechten als vermeld in punt 1° tot en met 4°, heeft ingebracht.
Het eerste lid is niet van toepassing als:
1° de aanvrager een sociale koopwoning aankoopt;
2° de aanvrager een perceel, bestemd voor woningbouw, of een andere woning ten kosteloze titel gedeeltelijk in volle eigendom heeft verworven;
3° de aanvrager een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een perceel, bestemd voor woningbouw of een andere woning gedeeltelijk ten kosteloze titel heeft verworven;
4° de aanvrager een perceel, bestemd voor woningbouw of een andere woning waarop een recht van erfpacht of opstal is gegeven, gedeeltelijk ten kosteloze titel heeft verworven.
In de gevallen, vermeld in het tweede lid, moet de ontlener een jaar na het verlijden van de leningsakte voldoen aan de onroerende bezitsvoorwaarde, vermeld in het eerste lid. Als hij daarvoor gegronde redenen kan aanvoeren, kan hij de kredietgever verzoeken om die termijn van een jaar te verlengen. Als ontlener niet voldoet aan de onroerende bezitsvoorwaarde na een jaar of, in voorkomend geval, de verlengde termijn, wordt de lening voortgezet tegen de referentierentevoet die wordt vermeld in de leningsakte en die wordt gebruikt bij het aangaan van de lening, verhoogd met twee procentpunten
Elke aanvrager die eigenaar is of wordt van de woning waarop de lening betrekking heeft, ondertekent de leningsakte als ontlener. Elke ontlener is of wordt eigenaar van de woning waarop de lening betrekking heeft.
Artikel 5.125. ( 01/01/2021 - ... )
De ontlener is op de referentiedatum bij het aangaan van de lening voldoende solvabel om de gevraagde lening te kunnen afbetalen. De betrokken instellingen voeren een grondige screening uit met betrekking tot de terugbetalingsrisico's. De ontlener wordt ook gewezen op de voorwaarden, onder meer de herzieningsperiode, van de gevraagde lening. De minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, bepalen na mededeling aan de Vlaamse regering gezamenlijk de methode die wordt gehanteerd bij de berekening van de solvabiliteit.
Als de ontlener ook bij de maximale duurtijd van de lening, vermeld in artikel 5.127, eerste lid, niet voldoende solvabel is, kan er geen lening worden toegekend.
Artikel 5.126. ( 01/01/2021 - ... )
§1. De referentierentevoet wordt op het einde van elke maand bepaald door de kredietgever en stemt overeen met het rekenkundig gemiddelde, afgerond naar de dichtstbijliggende tweede decimaal, van de referentietarieven die door de Nationale Bank van België worden gepubliceerd van de vijfentwintigste dag van de vorige maand tot en met de vierentwintigste dag van de lopende maand. Looptijd lening (in jaar) 20 of minder 1,60% 21 1,64% 22 1,68% 23 1,72% 24 1,76% 25 1,80% 26 1,84% 27 1,88% 28 1,92% 29 1,96% 30 2,00% Als de initiële looptijd van de lening gewijzigd wordt, blijft de rentevoet, vermeld in het vijfde lid, gelden zoals die van toepassing was op de referentiedatum bij het aangaan van de lening. Looptijd lening (in jaar) 20 of minder 1,20% 21 1,23% 22 1,26% 23 1,29% 24 1,32% 25 1,35% 26 1,38% 27 1,41% 28 1,44% 29 1,47% 30 1,50%
De referentierentevoet, vermeld in het eerste lid, geldt vanaf de eerste dag van de volgende maand tot en met de laatste dag van die maand. De referentierentevoet wordt aangepast als er een schommeling is van minstens 0,20 procentpunt tegenover de referentierentevoet die de kredietgever tot dan toe heeft gehanteerd.
§2. De oorspronkelijke jaarlijkse rentevoet van de lening is het eindresultaat van de volgende berekeningen:
1° de referentierentevoet die van toepassing is op de referentiedatum bij het aangaan van de lening wordt vermenigvuldigd met het inkomen, in voorkomend geval met de inkomsten die in aanmerking worden genomen conform artikel 5.123, derde lid, en dan gedeeld door het bedrag van 40.000 euro, met toepassing van de indexatie, vermeld in artikel 5.123, vierde lid, en afgerond naar de dichtstbijliggende vierde decimaal;
2° het resultaat van de berekening, vermeld in punt 1°, wordt per persoon ten laste verminderd met 10% van de referentierentevoet, afgerond naar de dichtstbijliggende tweede decimaal, die van toepassing is op de referentiedatum bij het aangaan van de lening;
3° het resultaat van de berekening, vermeld in punt 1°, wordt verminderd met 5% van de referentierentevoet, afgerond naar de dichtstbijliggende tweede decimaal, die van toepassing is op de referentiedatum bij het aangaan van de lening, als de woning gelegen is op het grondgebied van een gemeente die is opgenomen in cluster 1 van de lijst die opgenomen is in bijlage 19 die bij dit besluit is gevoegd. Als de gemeente is opgenomen in cluster 2 van de voormelde lijst, wordt het resultaat van de berekening, vermeld in punt 1°, verminderd met 10% van de referentierentevoet, afgerond naar de dichtstbijliggende tweede decimaal, die van toepassing is op de referentiedatum bij het aangaan van de lening.
Het resultaat van de berekening, vermeld in het eerste lid, wordt afgerond naar het eerst hogere 0,10 procentpunt en is nooit hoger dan vier derde van de referentierentevoet die van toepassing is op de referentiedatum bij het aangaan van de lening, en nooit lager dan twee derde van diezelfde referentierentevoet, afgerond naar de dichtstbij liggende tweede decimaal.
Op basis van die jaarrente wordt de maandrente berekend en afgerond naar de dichtstbijliggende vierde decimaal.
De oorspronkelijke jaarlijkse rentevoet wordt vermeld in de leningsakte.
De volgens het tweede lid berekende rentevoet van de lening mag niet lager zijn dan het percentage in de volgende tabel, rekening houdend met de looptijd van de lening:
§3. Jaarlijks wordt op de verjaardag van het verlijden van de leningsakte de op de lening toegepaste rentevoet aangepast als het aantal personen ten laste sinds de vaststelling van de oorspronkelijke jaarlijkse rentevoet of sinds de vorige jaarlijkse aanpassing of de herberekening van de rentevoet, vermeld in paragraaf 4, gestegen is. Die jaarlijkse aanpassing gebeurt niet in de jaren waarin de herberekening van de rentevoet, vermeld in paragraaf 4, plaatsvindt.
De aangepaste rentevoet is gelijk aan de rentevoet die op dat ogenblik op de lening van toepassing is, verminderd met 10% van de referentierentevoet, afgerond naar de dichtstbijliggende tweede decimaal, die van toepassing was op de referentiedatum bij het aangaan van de lening, per bijkomende persoon ten laste. Het resultaat van die berekening wordt afgerond en begrensd op de wijze, vermeld in paragraaf 2, tweede, vijfde en zesde lid.
De kredietgever past de rentevoet aan als hij minimaal vijf werkdagen voor de dag van de jaarlijkse aanpassing door de ontlener op de hoogte wordt gesteld van een stijging van het aantal personen ten laste.
§4. Vijfjaarlijks en voor de eerste keer op de vijfde verjaardag van het verlijden van de leningsakte, wordt de op de lening toegepaste rentevoet herberekend op de wijze, vermeld in paragraaf 2. Bij de vijfjaarlijkse herberekeningen wordt het gemiddelde inkomen berekend over een periode van vijf jaar, die ingaat het zevende jaar dat aan de herberekening voorafgaat. Als het inkomen in een of meer van voormelde jaren nihil bedroeg, wordt dat niet in dat gemiddelde inkomen meegerekend. Bij de berekening van dat gemiddelde inkomen wordt rekening gehouden met de gezinstoestand zoals die vastgesteld wordt op de referentiedatum bij de vijfjaarlijkse herberekening. Er wordt geen rekening gehouden met een vermindering van het aantal kinderen ten laste door overlijden.
§5. In afwijking van paragraaf 4, wordt de rentevoet niet herberekend als de referentierentevoet die van toepassing is op de referentiedatum bij het aangaan van de lening gelijk is aan of minder is dan de rentevoet vermeld in de volgende tabel, rekening houdend met de looptijd van de lening:
Artikel 5.127. ( 01/01/2021 - ... )
De duur van de lening bedraagt ten hoogste 300 maanden. In afwijking daarvan kan de looptijd van de lening maximaal 360 maanden bedragen als de ontlener onvoldoende solvabel is om de gevraagde lening af te betalen binnen 300 maanden. In dat geval wordt de looptijd van de lening als volgt vastgesteld: er wordt berekend wat het minimumaantal maanden is opdat de sociale ontlener wel solvabel is en dat resultaat wordt omgezet in jaren en afgerond naar het eerstvolgende natuurlijke getal. De lening moet bovendien volledig terugbetaald zijn in het jaar waarin de jongste ontlener 75 jaar wordt.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid bedraagt de duur van de lening, vermeld in artikel 5.119, zesde lid, niet meer dan twee derde van de duur van de erfpachtovereenkomst.
Artikel 5.128. ( 01/01/2021 - ... )
De ontlener gaat een brandverzekering aan voor de nieuwbouwwaarde van de woning waarop de kredietgever een hypotheek neemt en houdt haar in stand zolang de woning beleend is door de kredietgever.
Als de ontlener geen brandverzekering voor de nieuwbouwwaarde heeft, stuurt de kredietgever een aanmaning waarin wordt gewezen op de verplichting, vermeld in het eerste lid. Als de ontlener zijn verplichting niet nakomt, treedt de kredietgever in de plaats van de ontlener als het openstaande saldo van de lening meer dan 50.000 euro bedraagt. De kredietgever vordert de premie voor de brandverzekering terug bij de ontlener.
Artikel 5.129. ( 25/04/2022 - ... )
§1. De aflossing van de lening wordt gewaarborgd door de inschrijving van een hypotheek voor alle sommen op het onroerend goed waarop de lening betrekking heeft. Die hypotheek is in eerste rang in geval van aankoop. De hypothecaire hoofdsom dekt alle schulden bij de kredietgever.
De leningen met een hypotheek in lagere rang die toegestaan zijn door de kredietgever, bedragen niet meer dan het verschil tussen de verkoopwaarde van de woning, in voorkomend geval na de uitvoering van de beleende werken, en de som van de bedragen van de hypotheken in hogere rang.
§2. Bij wanbetaling rekent de kredietgever de volgende nalatigheidsintrest aan. Op het onbetaalde kapitaal wordt een nalatigheidsintrest pro rata temporis berekend tegen de periodieke rentevoet van het krediet, vermeerderd met een periodieke rentevoet die overeenstemt met een debetrentevoet van 0,25%. Die verwijlintresten lopen vanaf de datum van de wanbetaling tot de effectieve terugbetaling. Een maand na de wettelijke ingebrekestelling door de kredietgever wordt het saldo op de datum van de wanbetaling vermenigvuldigd met de periodieke rentevoet die overeenstemt met een debetrentevoet van 0,25%.
Het bestuursorgaan van de kredietgever stelt De procedures vast die bepalen hoe de kredietgever omgaat met de boekhoudkundige verwerking van dubieuze vorderingen en de procedure die wordt gevolgd bij wanbetaling van de ontlener. Die procedures worden meegedeeld aan de minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen.
§3. Op gemotiveerd verzoek van de ontlener kan de kredietgever om sociale, medische of economische redenen een hypotheekoverdracht toestaan, op voorwaarde dat de nieuwe woning voldoet aan de voorwaarden over de maximale verkoopwaarden, vermeld in artikel 5.119. In voorkomend geval wordt de netto-opbrengst van de verkoop aangewend als gedeeltelijk vervroegde terugbetaling van de lening.
In het eerste lid wordt verstaan onder netto-opbrengst van de verkoop: de opbrengst van de verkoop van het pand dat door de ontlener wordt verlaten, verminderd met de aankoopprijs van het pand, in voorkomend geval inclusief btw, dat de ontlener zal betrekken en in voorkomend geval verminderd met de registratiebelasting of registratierechten en de notariskosten voor de aankoop van het pand dat de ontlener zal betrekken, en ten slotte verminderd met een bedrag van 5000 euro.
Artikel 5.130. ( 30/08/2024 - ... )
De kredietgever bepaalt voor elke woning waarvoor een lening wordt aangevraagd, welke renovatiewerkzaamheden strikt noodzakelijk zijn om de woning te laten beantwoorden aan de veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsnormen, die vastgesteld worden met toepassing van artikel 3.1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. De ontlener moet het door de kredietgever geraamde bedrag dat noodzakelijk is voor de uitvoering van die werkzaamheden, en voor zover dit meer bedraagt dan 1000 euro, bijlenen om de werkzaamheden uit te voeren. Als de ontlener daardoor insolvabel zou worden, kan er geen lening worden toegestaan.
De renovatiewerkzaamheden, vermeld in het eerste lid, worden uitgevoerd binnen drie jaar na de datum waarop de leningsakte wordt ondertekend. De kredietgever kan die termijn verlengen bij overmacht. Als de werken niet uitgevoerd worden binnen de toegestane termijn of als de woning na de uitvoering van die werken niet beantwoordt aan de veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsnormen, die vastgesteld worden met toepassing van artikel 3.1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, wordt de lening door de kredietgever vervroegd opgeëist.
Als de lening wordt aangewend voor een aankoop op plan, of voor de renovatie, verbetering of aanpassing van een woning, wordt de lening aan de ontlener vrijgegeven conform de vordering van de werkzaamheden en de methode die door de kredietgever is bepaald.
Als voor bepaalde werkzaamheden een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is vereist, betaalt de kredietgever daarvoor alleen gelden uit na voorlegging van die vergunning.
Artikel 5.131. ( 01/01/2021 - ... )
De beleende woning moet hoofdzakelijk bestemd zijn voor bewoning. Als de woning ook voor handelsdoeleinden wordt gebruikt, kan de lening alleen worden toegestaan als de waarde, zoals geschat door de kredietgever, van het deel van de woning dat bestemd is voor bewoning, groter is dan de waarde van het deel van de woning dat bestemd is voor handelsdoeleinden. De lening mag daarenboven geen betrekking hebben op de renovatie, verbetering of aanpassing van het deel van de woning dat uitsluitend bestemd is voor handelsdoeleinden.
Zolang de lening niet integraal is terugbetaald, bewoont minstens één van de ontleners de woning waarop de lening betrekking heeft, persoonlijk. Als de woning niet langer bestemd is als hoofdverblijfplaats van een van de ontleners, wordt de lening voortgezet tegen de referentierentevoet die wordt vermeld in de leningsakte en die wordt gebruikt bij het aangaan van de lening, verhoogd met twee procentpunten.
De kredietgever kan een uitzondering toestaan op de plicht tot persoonlijke bewoning, vermeld in het tweede lid, om gewichtige redenen van overmacht. De plicht tot persoonlijke bewoning geldt niet tijdens de duur van de uitvoering van de beleende renovatie-, verbeterings-, of aanpassingswerken.
Artikel 5.132. ( 01/01/2021 - ... )
De aanvrager bezorgt de kredietgever bij de aanvraag van de lening op diens vraag alle noodzakelijke gegevens betreffende zijn gezinssamenstelling, zijn inkomen en de rechten die hij in onroerende goederen bezit, met vermelding van de aard en het aandeel van die rechten. Als de aanvrager die gegevens niet bezorgt of als die gegevens onjuist zijn, wordt de lening niet toegestaan.
De ontlener bezorgt de kredietgever bij de herziening van de rentevoet op diens vraag alle noodzakelijke gegevens over zijn gezinssamenstelling en zijn inkomen. Als de ontlener die gegevens niet bezorgt, wordt de lening voortgezet tegen de referentierentevoet, die wordt vermeld in de leningsakte en die wordt gebruikt bij het aangaan van de lening, verhoogd met twee procentpunten.
Als tijdens de duur van de lening blijkt dat de ontlener te kwader trouw onjuiste of onvolledige verklaringen heeft afgelegd, wordt de lening vervroegd opgeëist.
Artikel 5.133. ( 01/01/2021 - ... )
De kredietgever staat, op verzoek van de ontlener, een korting op de rentevoet toe voor alle hypothecaire leningen die hij heeft verstrekt, zonder dat de rentevoet met korting minder mag bedragen dan vier derde van de referentierentevoet die van toepassing is op de datum waarop de kredietgever een schriftelijk of digitaal voorstel bezorgt aan de ontlener. De rentevoet met korting mag nooit lager zijn dan 2%. Die rentevoet na de korting is een vaste rentevoet voor de resterende looptijd van de lening. De kredietgever rekent bij het toestaan van die korting een vergoeding aan die gelijk is aan de interest van drie maanden op het openstaande saldo van de lening, berekend aan de rentevoet zonder korting, te verhogen met de dossierkosten. Als de woning waarop de lening betrekking heeft, niet persoonlijk wordt bewoond door een van de ontleners, kan er geen korting worden toegestaan. Een korting op de rentevoet kan ook niet worden toegestaan binnen de eerste 24 maanden na het sluiten van de lening of als de ontlener een betalingsachterstand heeft opgelopen.
Artikel 5.134. ( 01/01/2021 - ... )
Ongeacht andersluidende bepalingen in de leningsovereenkomsten die afgesloten zijn voor 1 januari 2014, wordt in voorkomend geval, bij de in die overeenkomsten vermelde vijfjaarlijkse herberekening van de rentevoet, het kind dat niet gedomicilieerd is op het adres van de ontlener maar dat er wel regelmatig verblijft ingevolge de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijke gezag eveneens als persoon ten laste in aanmerking genomen.
Artikel 5.135. ( 01/01/2021 - ... )
De kredietgever kan gemotiveerd de lening weigeren aan de aanvrager die bij de kredietgever nog schulden heeft die niet tijdig zijn afgelost, of die bij de kredietgever een financieel verlies heeft veroorzaakt.
Artikel 5.135/1. ( 03/12/2022 - ... )
§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder:
1° appartement: een zelfstandige woning in een gebouw waarin zich minimaal twee zelfstandige woningen in verschillende bouwlagen boven elkaar bevinden;
2° energielabel: het label dat de energieprestatie van een woning aangeeft en dat blijkt uit een energieprestatiecertificaat;
3° energieprestatiecertificaat: het energieprestatiecertificaat, vermeld in artikel 9.2.1 van het Energiebesluit van 19 november 2010;
4° niet-energiezuinige eengezinswoning of appartement: een eengezinswoning met een energielabel E of F die in het Vlaamse Gewest ligt en een appartement met een energielabel D, E of F dat in het Vlaamse Gewest ligt, en waarbij dat energielabel blijkt uit een energieprestatiecertificaat dat niet ouder is dan 2019.
§ 2. De kredietgever is er toe gemachtigd om binnen de beschikbare begrotingskredieten een energetische renovatielening toe te kennen samen met de lening, vermeld in punt 1°, aan natuurlijke personen die voldoen aan de volgende voorwaarden:
1° ze verwerven met een lening, vermeld in artikel 5.117, eerste lid, 4°, de volle eigendom van een niet-energiezuinige eengezinswoning of een niet-energiezuinig appartement waarvoor de authentieke akte is verleden na 31 december 2020 maar vóór 1 januari 2025;
2° ze verbinden zich tot de grondige energetische renovatie van de eengezinswoning of het appartement, vermeld in punt 1°.
§ 3. De energetische renovatielening heeft een rentevoet van 0% als de ontlener de voorwaarden, vermeld in deze paragraaf, naleeft.
De ontlener realiseert de grondige energetische renovatie van de niet-energiezuinige eengezinswoning of het niet-energiezuinig appartement.
Tegenover de toekenning van een energetische renovatielening met een bedrag van maximaal 30.000 euro verbindt de ontlener zich ertoe om binnen vijf jaar na de datum van de verwerving van de eengezinswoning of het appartement de niet-energiezuinige eengezinswoning energetisch te renoveren tot minstens energielabel C en het niet-energiezuinige appartement tot minstens energielabel B.
Tegenover de toekenning van de energetische renovatielening met een bedrag van maximaal 45.000 euro verbindt de ontlener zich ertoe om binnen vijf jaar na de datum van de verwerving van de eengezinswoning of het appartement de niet-energiezuinige eengezinswoning energetisch te renoveren tot minstens energielabel B en het niet-energiezuinige appartement tot minstens energielabel A.
Tegenover de toekenning van een energetische renovatielening met een bedrag van maximaal 60.000 euro verbindt de ontlener zich ertoe om binnen vijf jaar na de datum van de verwerving van de eengezinswoning de niet-energiezuinige eengezinswoning energetisch te renoveren tot minstens energielabel A.
Met behoud van de toepassing van de termijn van drie jaar, vermeld in artikel 5.130, tweede lid, legt de ontlener binnen vijf jaar na de datum van de authentieke akte van verwerving van de niet-energiezuinige eengezinswoning of het niet-energiezuinige appartement een nieuw energieprestatiecertificaat voor aan de kredietgever.
§ 4. Als de ontlener de voorwaarden, vermeld in paragraaf 3, niet naleeft, is hij op de energetische renovatielening een intrest verschuldigd die gelijk is aan de referentierentevoet bij het aangaan van de lening, vermeld in artikel 5.117, eerste lid, 4°, verhoogd met twee procentpunten.
De kredietgever brengt de ontlener op de hoogte van de toekomstige maandelijks te betalen aflossing van de energetische renovatielening, verhoogd met de intrest, en vordert het genoten voordeel terug. De kredietgever vordert het genoten voordeel niet terug bij een vervroegde terugbetaling van de lening als gevolg van het overlijden van de ontlener of als gevolg van overmacht.
In afwijking van het tweede lid vordert de kredietgever alleen een percentage van het genoten voordeel terug. Dat percentage bedraagt:
1° 25% als de ontlener zich ertoe heeft verbonden energielabel A te behalen na de grondige energetische renovatie, maar slechts energielabel B heeft behaald, of als de ontlener zich ertoe heeft verbonden energielabel B te behalen na de grondige energetische renovatie, maar slechts energielabel C heeft behaald;
2° 50% als de ontlener zich ertoe heeft verbonden energielabel A te behalen na de grondige energetische renovatie, maar slechts energielabel C heeft behaald.
§ 5. Bij de toekenning van een energetische renovatielening zijn artikel 5.117 tot en met 5.123, artikel 5.125, artikel 5.127 tot en met 5.132 en artikel 5.135 en 5.136 van toepassing.
In afwijking van artikel 5.119 wordt de maximale verkoopwaarde van de eengezinswoning of het appartement verhoogd met 50% van de kostprijs van de werken die worden gefinancierd met de energetische renovatielening.
In afwijking van artikel 5.127 bedraagt de duur van de energetische renovatielening ten hoogste driehonderd maanden. De duur van de energetische renovatielening is niet langer dan de duur van de lening, vermeld in artikel 5.117, eerste lid, 4°.
Artikel 5.136. ( 22/07/2024 - ... )
§ 1. Ter uitvoering van artikel 5.66/1, § 3, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 worden de volgende persoonsgegevens verwerkt:
1° de voor- en achternaam, de geboorteplaats en -datum, de plaats en datum van overlijden, het geslacht en de nationaliteit van de aanvrager of ontlener en zijn gezinsleden;
2° de burgerlijke staat van de aanvrager of ontlener;
3° de inschrijving van de aanvrager in het bevolkingsregister of op een referentieadres, vermeld in artikel 5.123, § 2;
4° de aanduiding of er personen ten laste zijn, met vermelding van de categorie, vermeld in artikel 5.137, eerste lid, 5°, a), b) of c), waartoe ze behoren;
5° de mate van verwantschap tussen de aanvrager of ontlener en zijn gezinsleden;
6° de aanduiding of de aanvrager of ontlener ernstig gehandicapt is, conform de voorwaarden die bepaald zijn ter uitvoering van artikel 6.1, eerste lid, 4°, c);
7° gegevens van de woning waarvoor een lening wordt aangevraagd als vermeld in artikel 5.121, alsook het adres;
8° de vaststelling of de ontlener een brandverzekering heeft gesloten, vermeld in artikel 5.128;
9° de vaststelling of de werkzaamheden aan de woning, vermeld in artikel 5.130, worden uitgevoerd;
10° de vaststelling of minstens een van de ontleners de woning waarop de lening betrekking heeft, persoonlijk bewoont als vermeld in artikel 5.131;
11° het inkomen van de aanvrager en de ontlener, vermeld in artikel 5.117, eerste lid, 2° ;
12° gegevens voor de berekening van de solvabiliteit van de ontlener, vermeld artikel 5.125;
13° gegevens van de onroerende rechten, vermeld in artikel 5.124;
14° gegevens van de woning waarvoor een energetische renovatielening wordt aangegaan als vermeld in artikel 5.135/1, § 2;
15° het energieprestatiecertificaat, vermeld in artikel 5.135/1, § 3, zesde lid;
16° gegevens over een overmachtssituatie als vermeld in artikel 5.130, tweede lid, artikel 5.131, derde lid, en artikel 5.135/1, § 4, tweede lid.
Alleen persoonsgegevens die toereikend, ter zake dienend en noodzakelijk zijn voor de doeleinden, worden verwerkt. De verwerking van de persoonsgegevens voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 6, lid 1, c), van de algemene verordening gegevensbescherming.
§ 2. Met toepassing van artikel 6/1 en 7/1 van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator vraagt de kredietgever de noodzakelijke informatie op over de voorwaarden en de verplichtingen, vermeld in deze titel. Als de kredietgever op die manier geen of onvoldoende gegevens verkrijgt, wordt de aanvrager gevraagd de nodige gegevens te bezorgen.
Als uit de verkregen informatie blijkt dat de aanvrager niet meer voldoet aan de voorwaarden en de verplichtingen, vermeld in deze titel, wordt die vaststelling meegedeeld aan de aanvrager. Die kan dan binnen een termijn van vijftien kalenderdagen na de mededeling reageren.
Artikel 5.137. ( 25/04/2022 - ... )
In deze titel wordt verstaan onder:
1° aanvrager: een of meer natuurlijke personen die het aanvraagformulier voor een huurwaarborglening ondertekenen en die ook de huurovereenkomst hebben ondertekend of zullen ondertekenen. Elke natuurlijke persoon die de huurovereenkomst heeft ondertekend of zal ondertekenen, wordt van rechtswege als aanvrager beschouwd;
2° inkomen: de som van de volgende inkomsten die ontvangen zijn in het jaar waarop het laatst beschikbare aanslagbiljet betrekking heeft:
a) het gezamenlijk belastbaar inkomen en de afzonderlijke belastbare inkomsten;
b) het leefloon;
c) de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap;
d) de beroepsinkomsten uit het buitenland die van belasting vrijgesteld zijn, of de beroepsinkomsten die verworven zijn bij een Europese of internationale instelling en die van belasting vrijgesteld zijn;
3° kredietgever: het VWF;
4° ontlener: een of meer natuurlijke personen aan wie een huurwaarborglening is toegestaan, die zich ertoe verbinden de huurwaarborglening terug te betalen en de andere leningsvoorwaarden na te leven;
5° persoon ten laste:
a) het kind dat bij de aanvrager gedomicilieerd is en dat minderjarig is of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
b) het kind van de aanvrager dat niet gedomicilieerd is bij hem, maar op regelmatige basis bij hem verblijft en dat minderjarig is of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
c) de persoon die beschouwd wordt als ernstig gehandicapt, of die op het ogenblik waarop hij met pensioen ging, beschouwd werd als ernstig gehandicapt;
6° sanctierentevoet: de rentevoet die maandelijks wordt vastgesteld op basis van de evolutie van de OLO20, de lineaire obligatie met een resterende looptijd van twintig jaar, die berekend wordt volgens de modaliteiten, bepaald in artikel 5.126, §1;
Het aanslagbiljet, vermeld in het eerste lid, 2°, heeft betrekking op de inkomsten van maximaal drie jaar voorafgaand aan de toepassing.
Voor de bepaling van het gezamenlijk belastbaar inkomen, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt alleen rekening gehouden met de reële eigen beroepsinkomsten.
Het inkomen, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt geïndexeerd volgens de gezondheidsindex van de maand juni van het jaar dat aan de toepassing ervan voorafgaat, met als basis de maand juni van het jaar waarop het inkomen betrekking heeft.
Om als persoon ten laste als vermeld in het eerste lid, 5°, c), te worden beschouwd, gelden dezelfde voorwaarden als die bepaald zijn ter uitvoering van artikel 6.1, eerste lid, 4°, c).
Als een persoon ten laste als vermeld in het eerste lid, 5°, a) of b), ook een persoon ten laste is als vermeld in het eerste lid, 5°, c), telt die persoon voor twee personen ten laste.
De sanctierentevoet, vermeld in het eerste lid, 6°, wordt voor elke huurwaarborglening vastgesteld op de datum van de toekenning van de huurwaarborglening en wordt vermeld in de beslissing tot toekenning van de huurwaarborglening. In afwijking van het eerste lid, 6°, stemt de eerste sanctierentevoet die op 1 januari 2019 door de kredietgever wordt toegepast, overeen met de referentierentevoet die wordt gebruikt bij de toekenning van bijzondere sociale leningen, met toepassing van de bepaling, vermeld in het eerste lid, 6°.
Artikel 5.138. ( 01/01/2021 - ... )
De kredietgever is ertoe gemachtigd om binnen de machtiging van de begroting aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden een huurwaarborglening toe te staan.
Het krediet bedraagt maximaal het bedrag van de huurwaarborg die bepaald is in de huurovereenkomst en die vastgesteld is conform artikel 37 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018.
Artikel 5.139. ( 01/01/2021 - ... )
De kredietgever wordt voor de toepassing van dit besluit erkend als kredietgever inzake consumentenkrediet en staat onder toezicht van de toezichthouder.
Artikel 5.140. ( 19/04/2025 - ... )
De aanvrager komt in aanmerking voor een huurwaarborglening als hij op het ogenblik van de beoordeling door de kredietgever voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° hij is ingeschreven in de bevolkingsregisters, vermeld in artikel 1, §1, eerste lid, 1°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, of hij is ingeschreven op een referentieadres als vermeld in artikel 1, §2, van de voormelde wet;
2° hij beschikt over een inkomen dat de grenzen, vermeld in het vierde lid, niet overschrijdt;
3° hij heeft geen woning of perceel, bestemd voor woningbouw, volledig of gedeeltelijk in volle eigendom;
4° hij heeft geen volledig of gedeeltelijk recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een woning of perceel, bestemd voor woningbouw;
5° hij heeft geen woning die of perceel, bestemd voor woningbouw, dat volledig of gedeeltelijk in erfpacht of opstal is gegeven;
6° hij heeft geen woning die of perceel, bestemd voor woningbouw, dat hij zelf volledig of gedeeltelijk in vruchtgebruik heeft gegeven;
7° hij blijkt na nazicht van de Centrale voor kredieten aan particulieren niet geregistreerd te staan met een betalingsachterstand;
8° hij huurt een woning in het Vlaamse Gewest op basis van titel 2 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018 of legt daarvan een ontwerphuurovereenkomst voor;
9° de woning, vermeld in punt 8°, is geen sociale huurwoning;
10° de huurovereenkomst, vermeld in punt 8°, is maximaal drie maanden geleden ondertekend op het ogenblik van de aanvraag.
Als het inkomen van de aanvrager niet vastgesteld kan worden door de kredietgever op basis van een aanslagbiljet, verklaart de aanvrager met een verklaring op erewoord dat zijn inkomen de grenzen, vermeld in het eerste lid, 2°, niet overschrijdt.
In afwijking van het eerste lid, 3°, 4°, 5° en 6°, komt de aanvrager in aanmerking voor een huurwaarborglening als hij:
1° samen met zijn echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoont, zijn feitelijke partner, zijn ex-echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoonde of zijn ex-feitelijkepartner een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, volledig in volle eigendom heeft als de vermelde personen de huurovereenkomst niet mee hebben ondertekend of mee zullen ondertekenen;
2° samen met zijn echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoont, zijn feitelijke partner, zijn ex-echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoonde of zijn ex-feitelijkepartner een volledig recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik heeft op een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, als de vermelde personen de huurovereenkomst niet mee hebben ondertekend of mee zullen ondertekenen;
3° samen met zijn echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoont, zijn feitelijke partner, zijn ex-echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoonde of zijn ex-feitelijkepartner een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, volledig in erfpacht, opstal of vruchtgebruik heeft gegeven als de vermelde personen de huurovereenkomst niet mee hebben ondertekend of mee zullen ondertekenen;
4° een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, kosteloos gedeeltelijk in volle eigendom heeft verworven;
5° een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, gedeeltelijk ten kosteloze titel heeft verworven;
6° een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, waarop een recht van erfpacht of opstal is gegeven, gedeeltelijk ten kosteloze titel heeft verworven.
De grenzen, vermeld in het eerste lid, 2°, zijn vastgesteld op:
1° 28.167 euro voor een alleenstaande persoon zonder personen ten laste;
2° 30.795 euro voor een alleenstaande persoon met een handicap als vermeld in het eerste lid, 2°, c), en die geen andere personen ten laste heeft;
3° 42.247 euro voor andere personen, verhoogd met 2.630 euro per persoon ten laste.
De bedragen, vermeld in het vierde lid, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex (basis 2004) naar het gezondheidsindexcijfer van de maand juni van het voorgaande jaar en met als basis het gezondheidsindexcijfer van 119 voor juni 2012. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende natuurlijke getal.
Artikel 5.141. ( 01/01/2021 - ... )
In afwijking van artikel 5.140 kan er geen huurwaarborglening toegekend worden als:
1° aan de aanvrager al eerder twee huurwaarborgleningen zijn toegekend, waarvan de terugbetalingstermijn nog niet verstreken is;
2° de aanvrager een betalingsachterstand heeft bij een eerder verleende huurwaarborglening;
3° een eerder verleende huurwaarborglening conform artikel 5.149 vervroegd opgeëist is en er is nog geen termijn van drie maanden verstreken sinds de volledige vervroegde terugbetaling na die opeising.
Artikel 5.142. ( 01/01/2021 - ... )
De aanvrager doet zijn aanvraag met een ingevuld en ondertekend aanvraagformulier dat hij op elektronische wijze, met de post of door persoonlijke afgifte aan de kredietgever bezorgt. Door de aanvraag in te dienen gaat de aanvrager akkoord met de terugbetalingsvoorwaarden als de huurwaarborglening toegekend wordt door de kredietgever.
De kredietgever stelt een model van het aanvraagformulier vast en bepaalt daarin welke stukken de aanvrager moet bijvoegen.
De kredietgever is vrijgesteld van de verplichtingen, vermeld in artikel VII.70 van het Wetboek van Economisch Recht.
De kredietgever kan bij de aanvraag of toekenning van een huurwaarborglening geen dossierkosten of vergoedingen aanrekenen aan de aanvrager.
Artikel 5.143. ( 01/01/2021 - ... )
De kredietgever beoordeelt binnen twee werkdagen nadat hij het aanvraagformulier heeft ontvangen, de volledigheid van de aanvraag.
Als de aanvraag onvolledig is of niet ondertekend is door de aanvrager, meldt de kredietgever de aanvrager binnen twee werkdagen nadat hij het aanvraagformulier heeft ontvangen, welke stukken of elementen ontbreken.
Artikel 5.144. ( 01/01/2025 - ... )
§1. Als de aanvrager bij de aanvraag een huurovereenkomst of, als die nog niet voorhanden is, een ontwerphuurovereenkomst voegt, voegt hij daarnaast een van de volgende bewijsstukken toe:
1° een bewijs waaruit blijkt dat hij een geïndividualiseerde rekening bij een financiële instelling op zijn naam, vermeld in artikel 37, §1, derde lid, van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, heeft geopend;
2° een bewijs waaruit blijkt dat hij een zakelijke zekerheidsstelling bij een financiële instelling op zijn naam, vermeld in artikel 37, §1, derde lid, van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, zal aangaan.
De kredietgever beoordeelt uiterlijk binnen tien werkdagen nadat de aanvraag volledig is of de aanvrager voldoet aan de toekenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.140, en hij brengt de aanvrager daarvan binnen die termijn op de hoogte.
§2. Als de kredietgever oordeelt dat de aanvraag voldoet aan de toekenningsvoorwaarden, wordt de huurwaarborglening verleend volgens de terugbetalingsvoorwaarden die de kredietgever heeft opgesteld.
Het bedrag van de huurwaarborglening bedraagt maximaal 1.800 euro, te verhogen met 12,5% per persoon ten laste en maximaal te verhogen met 50%.
Het bedrag of, in voorkomend geval, het verhoogde bedrag, vermeld in het tweede lid, wordt verhoogd met 10% als de woning op het grondgebied van een van de volgende gemeenten ligt:
1° de grootsteden Antwerpen en Gent;
2° de centrumsteden Aalst, Brugge, Genk, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout;
3° alle gemeenten in het grootstedelijk gebied Antwerpen: Aartselaar, Boechout, Edegem, Hemiksem, Hove, Kontich, Lint, Mortsel, Niel, Schelle, Wijnegem, Wommelgem en Beveren-Kruibeke-Zwijndrecht;
4° alle gemeenten in het grootstedelijk gebied Gent: Nazareth-De Pinte, Destelbergen, Evergem, Merelbeke-Melle en Sint-Martens-Latem;
5° alle gemeenten in het arrondissement Halle-Vilvoorde;
6° Bertem, Huldenberg, Kortenberg en Tervuren.
Het bedrag van 1.800 euro, vermeld in het tweede lid, wordt gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer 105,84 van oktober 2017. Het wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober, die voorafgaat aan de aanpassing, en afgerond naar het hogere tiental.
De kredietgever stort het bedrag van de huurwaarborglening binnen de termijn, vermeld in paragraaf 1, op de geïndividualiseerde rekening bij een financiële instelling op naam van de aanvrager, vermeld in artikel 37, §1, derde lid, van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018 of op de rekening van de financiële instelling waar de zakelijke zekerheidstelling, vermeld in artikel 37, §1, derde lid, van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, is aangegaan. Als de aanvrager wordt begeleid door het OCMW en het OCMW al een huurwaarborg heeft verstrekt, stort de kredietgever het bedrag van de huurwaarborglening aan het OCMW.
Als de huurwaarborglening wordt verleend, is de ontlener verplicht zich binnen drie maanden nadat de huurovereenkomst is ingegaan, te domiciliëren op het adres van de huurwoning.
§3. Als de kredietgever oordeelt dat de aanvraag niet voldoet aan de toekenningsvoorwaarden, deelt hij de voorwaarden die niet vervuld zijn, mee aan de aanvrager.
De aanvrager kan beroep aantekenen bij de toezichthouder tegen de beslissing van de kredietgever dat hij niet voldoet aan de toekenningsvoorwaarden. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid met een aangetekende brief ingediend binnen een vervaltermijn van dertig kalenderdagen vanaf de postdatum van de brief waarmee de beslissing is gemeld. De toezichthouder beoordeelt de gegrondheid van het beroep en bezorgt zijn beoordeling aan de aanvrager en de kredietgever binnen twee weken vanaf de datum van de afgifte op de post van de aangetekende brief van de aanvrager. Als de toezichthouder het beroep gegrond beoordeelt, kent de kredietgever de huurwaarborglening toe.
Artikel 5.145. ( 01/01/2021 - ... )
Als de aanvrager bij de aanvraag geen huurovereenkomst of ontwerphuurovereenkomst voegt, beoordeelt de kredietgever uiterlijk binnen tien werkdagen nadat de aanvraag volledig is of de aanvrager voldoet aan de toekenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.140, eerste lid, 1° tot en met 7°, en brengt hij de aanvrager daarvan binnen die termijn op de hoogte. Artikel 5.144, §3, is van overeenkomstige toepassing.
Als de aanvrager op basis van het eerste lid van de kredietgever de bevestiging heeft gekregen dat hij voldoet aan de toekenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.140, eerste lid, 1° tot en met 7°, kan hij binnen drie maanden na ontvangst van de bevestiging een huurovereenkomst of, als die nog niet voorhanden is, een ontwerphuurovereenkomst bezorgen aan de kredietgever. Hij voegt daarbij ook een van de volgende bewijsstukken:
1° het bewijs waaruit blijkt dat hij een geïndividualiseerde rekening bij een financiële instelling op zijn naam, vermeld in artikel 37, §1, derde lid, van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, heeft geopend;
2° een bewijs waaruit blijkt dat hij een zakelijke zekerheidsstelling bij een financiële instelling op zijn naam, vermeld in artikel 37, §1, derde lid, van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, zal aangaan.
De kredietgever beoordeelt in dat geval uiterlijk binnen drie werkdagen na ontvangst van de huurovereenkomst of ontwerphuurovereenkomst of de aanvrager voldoet aan de toekenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.140, eerste lid, 8° tot en met 10° en hij brengt de aanvrager daarvan binnen die termijn op de hoogte. Artikel 5.144, §2 en §3, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5.146. ( 01/01/2021 - ... )
§1. De ontlener betaalt de huurwaarborglening terug in vierentwintig maanden volgens de door de kredietgever meegedeelde aflossingstabel.
De verplichting tot terugbetaling vangt aan uiterlijk de tiende dag van de maand die volgt op de storting van het bedrag van het krediet, vermeld in artikel 5.144, §2, vijfde lid.
§2. Op gemotiveerd verzoek van de ontlener kan de kredietgever de termijn voor de terugbetaling met zes maanden verlengen en het verschuldigde maandbedrag daaraan aanpassen.
Op gemotiveerd verzoek van de ontlener kan de kredietgever in uitzonderlijke gevallen een uitstel van betaling toestaan. De termijn waarin de lening moet worden terugbetaald, wordt daarmee verlengd.
De ontlener kan beroep aantekenen bij de toezichthouder tegen de beslissingen van de kredietgever, vermeld in het eerste en tweede lid. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid met een aangetekende brief ingediend binnen een vervaltermijn van dertig kalenderdagen vanaf de postdatum van de brief waarmee de beslissing is gemeld. De toezichthouder beoordeelt de gegrondheid van het beroep en bezorgt zijn beoordeling aan de ontlener en de kredietgever binnen drie weken vanaf de datum van de afgifte op de post van de aangetekende brief van de ontlener. Als de toezichthouder het beroep gegrond beoordeelt, kent de kredietgever de gevraagde verlenging of uitstel van betaling toe.
Artikel 5.147. ( 01/01/2021 - ... )
Als de ontlener een betalingsachterstand van twee vervallen maandelijkse afbetalingen heeft, brengt de kredietgever het OCMW van de woonplaats van de ontlener binnen drie werkdagen op de hoogte. Het OCMW biedt hulp aan op de meest aangewezen wijze en binnen het kader van zijn wettelijke opdracht.
Artikel 5.148. ( 28/09/2023 - ... )
Als de ontlener de verplichting, vermeld in artikel 5.144, §2, zesde lid, niet nakomt, is hij een intrest verschuldigd van vier derde van de sanctierentevoet tot wanneer hij die verplichting nakomt. De aldus vastgestelde rentevoet mag nooit lager dan twee procent zijn.
Het uitstaande krediet wordt van rechtswege opeisbaar als de ontlener verzuimt ten minste twee vervallen maandelijkse afbetalingen of een bedrag dat gelijk is aan twintig procent van het nog terug te betalen totaalsaldo, te betalen en hij één maand nadat hij een aangetekende zending met ingebrekestelling ontvangen heeft, zijn verplichtingen niet is nagekomen. De ontlener is in afwachting van de vervroegde terugbetaling een intrest van twee procent op jaarbasis verschuldigd. Als de ontlener tegelijk de verplichting, vermeld in artikel 5.144, §2, zesde lid, niet nakomt, is de rentevoet, vermeld in het eerste lid, van toepassing.
Als de ontlener na de vervroegde opeisbaarheid, vermeld in het tweede lid, de vervallen maandelijkse afbetalingen en verschuldigde intresten aanzuivert, vervalt de van rechtswege vervroegde opeisbaarheid. De kredietgever deelt de ontlener mee dat de huurwaarborglening niet langer vervroegd opgeëist is en dat de aflossingstabel, vermeld in artikel 5.146, §1, eerste lid, opnieuw van toepassing is.
Artikel 5.149. ( 01/01/2021 - ... )
Als blijkt dat de ontlener de huurwaarborglening heeft verkregen op basis van onjuiste of onvolledige verklaringen, afgelegd te kwader trouw, wordt de huurwaarborglening vervroegd opgeëist en is de ontlener in afwachting van de vervroegde terugbetaling een intrest van vier derde van de sanctierentevoet verschuldigd. De aldus vastgestelde rentevoet is nooit lager dan 2%.
Artikel 5.150. ( 01/01/2021 - ... )
Artikel VII.166, §4, van het Wetboek van Economisch Recht is niet van toepassing op de huurwaarborglening.
Artikel 5.151. ( 22/07/2024 - ... )
§ 1. Ter uitvoering van artikel 5.68/1, § 3, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 worden de volgende persoonsgegevens verwerkt:
1° de voor- en achternaam, de geboorteplaats en -datum, de plaats en datum van overlijden, het geslacht en de nationaliteit van de aanvrager;
2° de burgerlijke staat van de aanvrager;
3° de aanduiding of er personen ten laste zijn, met vermelding van de categorie, vermeld in artikel 5.137, eerste lid, 5°, a), b) of c), waartoe ze behoren;
4° de aanduiding of de aanvrager ernstig gehandicapt is, conform de voorwaarden die bepaald zijn ter uitvoering van artikel 6.1, eerste lid, 4°, c);
5° de vaststelling of de aanvrager is ingeschreven in de bevolkingsregisters als vermeld in artikel 5.140, eerste lid, 1° ;
6° gegevens over het inkomen van de aanvrager als vermeld in artikel 5.137, eerste lid, 2° ;
7° de vaststelling dat de aanvrager een betalingsachterstand als vermeld in artikel 5.140, eerste lid, 7°, heeft;
8° gegevens over eerdere huurwaarborgleningen als vermeld in artikel 5.141;
9° gegevens uit de huurovereenkomst waarvoor een aanvraag wordt ingediend;
10° gegevens over de huurwaarborgrekening, vermeld in artikel 5.144, § 1, eerste lid, of artikel 5.145, tweede lid;
11° gegevens over de onroerende rechten, vermeld in artikel 5.140, eerste lid, 3°, 4°, 5° en 6°, en derde lid.
Alleen persoonsgegevens die toereikend, ter zake dienend en noodzakelijk zijn voor de doeleinden, worden verwerkt. De verwerking van de persoonsgegevens voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 6, lid 1, c), van de algemene verordening gegevensbescherming.
§ 2. Met toepassing van artikel 6/1 en 7/1 van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator vraagt de kredietgever de noodzakelijke informatie op over de voorwaarden en de verplichtingen, vermeld in deze titel. Als de kredietgever op die manier geen of onvoldoende gegevens verkrijgt, wordt de aanvrager of de ontlener gevraagd de nodige gegevens te bezorgen.
Artikel 5.152. ( 01/01/2023 - ... )
In deze titel wordt verstaan onder:
1° aanvraagdatum: de datum waarop de aanvraag van de verzekering is ingediend conform artikel 5.157 en die vermeld staat in de ontvangstmelding van het VWF;
2° aanvrager: de lener die de verzekering gewaarborgd wonen aanvraagt conform artikel 5.157;
3° gemiddeld maandelijks netto-inkomen:
a) van een werknemer: het gemiddelde over de laatste zes maanden die aan de werkloosheid of de arbeidsongeschiktheid voorafgaan, van het bruto belastbare maandloon, verminderd met het personenbelastingtarief dat erop van toepassing is. Voor seizoenarbeid wordt het gemiddelde berekend over de laatste twaalf maanden;
b) van een zelfstandige: het twaalfde deel van het nettoresultaat van het laatst beschikbare aanslagjaar, verlaagd met de basisbelasting en verhoogd met de belastingvermindering op de belastingvrije sommen. Als bij de laatst beschikbare aanslag het huwelijksquotiënt is toegepast, wordt het nettoresultaat bovendien verminderd met de basisbelasting voor de partner en verhoogd met de belastingvermindering op de belastingvrije som voor de partner;
4° inkomen: het aan de personenbelasting onderworpen inkomen van de lener;
5° lener: een of meer natuurlijke personen die de hypothecaire lening aangaan;
6° lening: een hypothecair krediet als vermeld in artikel I.9, 53° /1°, van het Wetboek Economisch Recht, gewaarborgd door een hypotheek of een voorrecht op de te kopen of te bouwen woning;
7° nettovervangingsinkomen: het brutovervangingsinkomen, verminderd met het personenbelastingtarief dat erop van toepassing is;
8° persoon ten laste:
a) het inwonende kind dat op de datum van de aanvraag van de verzekering geen achttien jaar is of dat op die datum recht geeft op gezinsbijslagen;
b) de aanvrager of een familielid dat deel uitmaakt van zijn gezin en met hem de woning betrekt of zal betrekken, als de aanvrager of het familielid als ernstig gehandicapt wordt beschouwd conform het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 1988 tot bepaling van de attesten die in aanmerking worden genomen om een ernstige handicap vast te stellen.
Artikel 5.153. ( 01/01/2023 - ... )
Onder de voorwaarden en voor de bedragen, vermeld in deze titel, neemt het VWF de premies ten laste van een verzekering voor de volgende risico's:
1° het risico van de werknemer die ten gevolge van onvrijwillige werkloosheid of arbeidsongeschiktheid niet in staat is de contractuele verplichtingen na te komen die voortvloeien uit een lening voor de bouw, de koop, de koop met renovatie of de renovatie van zijn enige woning;
2° het risico van de zelfstandige die ten gevolge van arbeidsongeschiktheid niet in staat is de contractuele verplichtingen na te komen die voortvloeien uit een lening voor de bouw, de koop, de koop met renovatie of de renovatie van zijn enige woning;
3° het risico van de zelfstandige die ten gevolge van de onvrijwillige stopzetting van zijn zelfstandige activiteit niet in staat is de contractuele verplichtingen na te komen die voortvloeien uit een lening voor de bouw, de koop, de koop met renovatie of de renovatie van zijn enige woning.
Het VWF besteedt de verzekering, vermeld in het eerste lid, uit aan een verzekeraar, die een geregelde verslaggeving en de nodige controlemogelijkheden biedt aan het VWF.
Artikel 5.154. ( 01/01/2021 - ... )
De aanvrager van een verzekering gewaarborgd wonen voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° een lening sluiten om een woning die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.155, §1:
a) te bouwen, met inbegrip van vervangingsbouw;
b) te kopen;
c) te kopen en te renoveren;
d) te renoveren;
2° niet arbeidsongeschikt zijn op de aanvraagdatum en de twaalf maanden die voorafgaan aan de aanvraagdatum, met uitzondering van onderbrekingen door het wettelijk zwangerschapsverlof en het profylactisch verlof;
3° op de aanvraagdatum en gedurende twaalf volledige maanden die voorafgaan aan de aanvraagdatum zonder onderbrekingen een beroepsactiviteit uitoefenen, waaronder wordt verstaan:
a) als de aanvrager een werknemer is en op de aanvraagdatum minstens in een deeltijdse betrekking werkt met een contract van onbepaalde duur waarvan de proefperiode al voltooid is of met een tijdelijk contract of op basis van een uitzendcontract, gedurende twaalf volledige maanden die voorafgaan aan de aanvraagdatum, ononderbroken verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst, met uitzondering van korte onderbrekingen waarvan de totale duur gedurende twaalf maanden die voorafgaan aan de aanvraagdatum niet meer bedraagt dan tien dagen. Voor de werknemer in het onderwijs wordt het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming beschouwd als werkgever en worden onderbrekingen van de arbeidsovereenkomst tijdens de maanden juli en augustus met uitgestelde bezoldiging gelijkgesteld met gewerkte periodes;
b) als de aanvrager een zelfstandige is, op de aanvraagdatum zijn zelfstandige activiteit gedurende minstens twaalf maanden in hoofdberoep uitoefenen.
De volgende leningen en personen komen niet in aanmerking voor de verzekering gewaarborgd wonen:
1° leningen waarvan de eerste kapitaalsopname plaatsvindt voor 1 april 2008;
2° leningen waarvan de eerste kapitaalsopname heeft plaatsgevonden meer dan een jaar voor de aanvraagdatum, behalve als die opname dateert van 1 april 2008 tot 1 juli 2008 en de aanvraag conform artikel 5.157, §1, uiterlijk op 1 juli 2009 wordt ingediend;
3° het gedeelte van een lening dat betrekking heeft op de vervanging van een andere hypothecaire lening;
4° leningen waarvan het geleende bedrag minder bedraagt dan:
a) 50.000 euro als het gaat over een lening voor het bouwen, het kopen, of het kopen en renoveren van een woning;
b) 25.000 euro als het gaat over een lening voor het renoveren van een woning;
5° het gedeelte van een lening dat wordt gesloten op naam van een rechtspersoon of dat bestemd is voor een gebouw of een deel van een gebouw dat gebruikt wordt voor handels- of beroepsdoeleinden;
6° leningen die alleen bestemd zijn voor de financiering van de aankoop van een bouwgrond;
7° overbruggingskredieten;
8° personen die voor dezelfde woning een verzekeringsdekking hebben genoten op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 1998 betreffende de verzekering tegen inkomensverlies door onvrijwillige werkloosheid en arbeidsongeschiktheid bij hypothecaire leningen voor de bouw, de koop, de renovatie of de koop met renovatie van bepaalde woningen in het Vlaamse Gewest;
9° personen die voor dezelfde woning een verzekeringsdekking hebben genoten op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de verzekering gewaarborgd wonen;
10° personen die voor dezelfde woning een verzekeringsdekking hebben genoten op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juni 2008 betreffende de verzekering gewaarborgd wonen;
11° personen die voor dezelfde woning een verzekeringsdekking hebben gekregen op basis van deze titel;
12° de lener die een lening aangaat voor het bouwen van een woning, met inbegrip van vervangingsbouw, waarvan het peil van primair energieverbruik, vermeld in artikel 1.1.3, 99°, van het Energiedecreet van 8 mei 2009, hoger is dan E70, voor zover het inkomen, vastgesteld op basis van het laatst gekende aanslagbiljet, meer bedraagt dan:
a) 35.000 euro voor een alleenstaande;
b) 50.000 euro voor wettelijk of feitelijk samenwonenden, te verhogen met 2.800 euro per persoon ten laste;
c) 50.000 euro voor een alleenstaande met een persoon ten laste, te verhogen met 2.800 euro per persoon ten laste vanaf de tweede persoon ten laste.
De bedragen, vermeld in het tweede lid, 12°, worden gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer 104,32 van oktober 2006. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober, die voorafgaat aan de aanpassing en afgerond naar het hogere tiental.
Artikel 5.155. ( 01/01/2023 - ... )
§1. De woning die de aanvrager bouwt, koopt, koopt en renoveert of renoveert, moet bestemd zijn om er zijn hoofdverblijfplaats te vestigen.
Conform artikel 5.71, §2, 3°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 mag de lener geen andere woning dan de woning, vermeld in het eerste lid, volledig in volle eigendom bezitten, tenzij die woning ongeschikt is.
De verkoopwaarde van de woning mag, eventueel na de uitvoering van de geplande werkzaamheden, niet hoger zijn dan 320.000 euro. De kredietinstelling raamt de verkoopwaarde bij het afsluiten van de hypothecaire lening.
Het bedrag van 320.000 euro, vermeld in het derde lid, wordt verhoogd met 15% als de woning gelegen is in een gemeente die is opgenomen in cluster 1 of cluster 2 van de lijst die is opgenomen in bijlage 19, die bij dit besluit is gevoegd.
De bedragen vermeld in het derde en vierde lid, worden gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer 108,26 van oktober 2018. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober, die voorafgaat aan de aanpassingen, en afgerond naar het hogere tiental.
§2. Op de aanvraagdatum moet de aanvrager de hypothecaire leningen bundelen waarvoor hij verzekerd wil worden.
Artikel 5.156. ( 01/01/2021 - ... )
De verzekeringsdekking vangt aan op de aanvraagdatum en loopt gedurende tien jaar of tot op het ogenblik dat de verzekerde de gehypothekeerde woning niet meer bewoont.
De looptijd van de verzekering kan niet worden opgeschort.
Artikel 5.157. ( 01/01/2023 - ... )
§1. De aanvraag wordt elektronisch ingediend bij het VWF met het daarvoor bestemde elektronische formulier, dat wordt opgemaakt door het VWF en bevat de volgende stukken:
1° een door de aanvrager ondertekende en gedateerde verklaring over:
a) de aard van de verrichting waarvoor hij de lening heeft aangegaan;
b) de bestemming van de woning als hoofdverblijfplaats gedurende de looptijd van de verzekering;
c) zijn volledige arbeidsgeschiktheid en zijn goede gezondheid;
2° het bewijs dat de aanvrager een beroepsactiviteit uitoefent, inzonderheid:
a) als hij een werknemer is: een attest van zijn werkgever waarin die bevestigt dat de aanvrager op het ogenblik van de aanvraag van de verzekering minstens deeltijds in zijn bedrijf werkt. De tijdelijke leerkracht legt de nodige werkattesten voor van het schoolbestuur of centrumbestuur waaruit blijkt dat hij voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 5.154, eerste lid, 3°, a);
b) als hij een zelfstandige is, een attest van het sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen waarin die instelling bevestigt dat de aanvrager op het ogenblik van de aanvraag voor de verzekering sinds ten minste twaalf maanden zijn zelfstandige activiteit in hoofdberoep uitoefent;
3° een door de kredietinstelling opgemaakte tabel van de maandelijkse lasten van de lening en een document van de kredietinstelling met het refertenummer van de betreffende lening. Bij leningen met variabele interestvoet wordt gerekend met de interestvoet die van toepassing was op het ogenblik dat de lening gesloten is;
4° een verklaring van de kredietinstelling dat ze op de hoogte is van het bestaan van de verzekering en dat ze de hypothecaire schuldenaars zal ontlasten van alle betalingen die ze ter uitvoering van de verzekering in de toekomst zal ontvangen en dat ze er zich toe verbindt ten onrechte ontvangen tegemoetkomingen aan de verzekeraar terug te storten op eenvoudig verzoek;
5° de raming door de kredietinstelling van de verkoopwaarde van de woning, eventueel na de uitvoering van de geplande werkzaamheden;
6° als de lening betrekking heeft op het bouwen van een woning, met inbegrip van vervangingsbouw:
a) een kopie van het laatst bekende aanslagbiljet voor de personenbelasting;
b) een kopie van de startverklaring, vermeld in artikel 11.1.7 van het Energiedecreet van 8 mei 2009, waaruit het peil van primair energieverbruik blijkt dat voor de woning wordt nagestreefd.
Het VWF vraagt bij de bevoegde diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën en het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap digitaal de noodzakelijke gegevens op over de naleving door de lener van de voorwaarden, vermeld in artikel 5.154, tweede lid, 12°, en artikel 5.155, §1, tweede lid.
Het VWF vraagt bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid digitaal de noodzakelijke gegevens op over de naleving door de aanvrager van de voorwaarden, vermeld in artikel 5.154, eerste lid, 2° en 3°.
§2. Het VWF stuurt met een elektronisch bericht of per brief als de aanvrager daar expliciet om vraagt, binnen vijftien werkdagen een ontvangstmelding waarin de datum van ontvangst, het dossiernummer en de behandelingsprocedure, met inbegrip van de bepaling van paragraaf 3, tweede lid, worden meegedeeld.
§3. Binnen dertig werkdagen nadat de ontvangstmelding, vermeld in paragraaf 2, verstuurd is, meldt het VWF met een elektronisch bericht of per brief, als de aanvrager daar expliciet om vraagt, aan de aanvrager dat het aanvraagdossier volledig is of verzoekt het de aanvrager de ontbrekende stukken in te dienen. De aanvrager vervolledigt zijn aanvraag binnen een termijn van twee maanden nadat hij op de hoogte is gebracht door het VWF. Zodra het dossier vervolledigd is, wordt de aanvrager daarvan door het VWF op de hoogte gebracht met een elektronisch bericht of per brief, als de aanvrager daar expliciet om vraagt.
Als de aanvrager in gebreke blijft, meldt het VWF met een elektronisch bericht of per brief, als de aanvrager daar expliciet om vraagt, dat aan zijn aanvraag voor de verzekering definitief geen gevolg wordt gegeven omdat zijn reactie uitblijft. Hij kan later geen nieuwe aanvraag meer indienen.
§4. Binnen negentig werkdagen na de datum van de melding dat de aanvraag volledig is, beslist het VWF of de aanvrager in aanmerking komt voor de verzekering. Als de aanvraag voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.71 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en deze titel, kent het VWF de verzekering gewaarborgd wonen toe.
De aanvrager wordt daarvan met een elektronisch bericht of per brief, als de aanvrager daar expliciet om vraagt, op de hoogte gebracht binnen dezelfde termijn. De verzekeraar wordt ook binnen dezelfde termijn op de hoogte gebracht.
Het uitblijven van een beslissing van het VWF binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt gelijkgesteld met een weigering.
§5. Tegen de beslissing, vermeld in paragraaf 4, kan met een elektronisch bericht of per aangetekende brief een intern beroep worden ingesteld bij het orgaan of de persoon die binnen het VWF met het dagelijks bestuur is belast, binnen zestig dagen na de betekening van de beslissing of na het verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 4.
Het VWF beslist of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.71 van de Vlaamse Codex Wonen en deze titel, binnen een termijn van zestig dagen na de datum van ontvangst van het elektronisch bericht of de aangetekende brief van de aanvrager, vermeld in het eerste lid. Het betekent zijn beslissing in beroep aan de aanvrager met een elektronisch bericht of per brief als de aanvrager daar expliciet om verzoekt.
Bij ontstentenis van een beslissing binnen de termijn, bedoeld in het tweede lid, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd en komt de aanvrager in aanmerking voor de verzekering.
§6. Na het doorlopen van het intern beroep, vermeld in paragraaf 5, kan de aanvrager van wie werd geoordeeld dat zijn aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.71 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en deze titel, met het daarvoor bestemde elektronische formulier een gemotiveerd verhaal indienen bij de toezichthouder binnen zestig dagen na de betekening van de beslissing, vermeld in paragraaf 5, tweede lid.
De toezichthouder beoordeelt de gegrondheid van het verhaal en beslist of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.71 van de Vlaamse Codex Wonen en deze titel, binnen een termijn van 60 dagen na de datum van ontvangst van het elektronische formulier van de aanvrager, vermeld in het eerste lid. Hij bezorgt zijn beslissing aan het VWF en de aanvrager.
Als de toezichthouder het verhaal gegrond verklaart, kent het VWF de verzekering gewaarborgd wonen toe.
Bij ontstentenis van een beslissing binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, wordt de toezichthouder geacht het verhaal gegrond te hebben verklaard. De aanvrager wordt geacht toegelaten te zijn tot de verzekering gewaarborgd wonen.
Artikel 5.158. ( 01/01/2021 - ... )
§1. De verzekeraar komt tegemoet in de aflossing van de hypothecaire lasten van de verzekerde nadat een wachttijd van drie maanden ononderbroken arbeidsongeschiktheid voltooid en door de verzekerde aangetoond is. De verzekeraar komt niet tegemoet in de aflossing van de hypothecaire lasten van de verzekerde als de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een arbeidsongeval of een beroepsziekte.
§2. De verzekeraar komt tegemoet in de aflossing van de hypothecaire lasten van de verzekerde werknemer die onvrijwillig werkloos is geworden nadat een wachttijd van drie maanden ononderbroken onvrijwillige volledige werkloosheid voltooid en door de verzekerde aangetoond is.
De verzekerde heeft recht op de tegemoetkomingen ingevolge onvrijwillige volledige werkloosheid gedurende maximaal achttien opeenvolgende maanden.
Om in aanmerking te komen voor een volgende periode van tegemoetkomingen, moeten voltijdse of deeltijdse arbeidsprestaties in het kader van een arbeidsovereenkomst worden aangetoond gedurende een periode van minimaal drie volledige maanden na de eerste periode van achttien maanden waarin de tegemoetkoming genoten werd. De berekeningswijze, vermeld in artikel 5.160, §2, blijft in dat geval onverminderd gelden.
§3. De verzekeraar komt tegemoet in de aflossing van de hypothecaire lasten van de verzekerde zelfstandige die zijn zelfstandige activiteit onvrijwillig heeft moeten stopzetten en voor wie het overbruggingsrecht geldt, vermeld in artikel 3 van de wet van 22 december 2016 houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen. De verzekerde heeft recht op de tegemoetkoming ingevolge onvrijwillige stopzetting van de zelfstandige activiteit voor de periode waarin het overbruggingsrecht wordt uitbetaald.
§4. De verzekeraar komt tegemoet in de aflossing van de hypothecaire lasten van de verzekerde zelfstandige die zijn zelfstandige activiteit heeft stopgezet en recht heeft op een werkloosheidsvergoeding, nadat een wachttijd van drie maanden ononderbroken onvrijwillige volledige werkloosheid voltooid en door de verzekerde aangetoond is.
De verzekerde heeft recht op de tegemoetkomingen ingevolge onvrijwillige volledige werkloosheid gedurende maximaal achttien opeenvolgende maanden.
Om in aanmerking te komen voor een volgende periode van tegemoetkomingen, worden voltijdse of deeltijdse arbeidsprestaties in het kader van een arbeidsovereenkomst aangetoond gedurende een periode van minimaal drie volledige maanden na de eerste periode van achttien maanden waarin de tegemoetkoming is verkregen. De berekeningswijze, vermeld in artikel 5.160, §2, blijft in dat geval onverminderd gelden.
§5. De verzekeraar komt tegemoet in de aflossing van de hypothecaire lasten gedurende maximaal 36 maanden. De periode van tegemoetkoming eindigt op het ogenblik dat de periode waarin het overbruggingsrecht wordt uitbetaald eindigt, of als de verzekerde niet langer onvrijwillig werkloos of arbeidsongeschikt is.
Als de periode van onvrijwillige werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of de periode van uitbetaling van het overbruggingsrecht eindigt tijdens de eerste vijftien dagen van een kalendermaand, wordt voor die maand geen tegemoetkoming verleend. In het andere geval wordt een tegemoetkoming voor de hele maand gegeven.
De periode van tegemoetkoming kan langer zijn dan de periode van de verzekering. Als de periode van maximaal achttien opeenvolgende maanden, vermeld in paragraaf 2, tweede lid en paragraaf 4, tweede lid, zich uitstrekt voorbij de periode van verzekering, is een volgende periode van tegemoetkoming, vermeld in paragraaf 2, derde lid en paragraaf 4, derde lid, uitgesloten.
Artikel 5.159. ( 01/01/2021 - ... )
De tegemoetkomingen worden maandelijks uitgekeerd. De begunstigde is de kredietinstelling waarbij de verzekerde zijn lening heeft gesloten.
Artikel 5.160. ( 01/01/2021 - ... )
§1. Het bedrag van de tegemoetkoming is afhankelijk van de hypothecaire lasten van de verzekerde, het gemiddelde maandelijkse netto-inkomen tijdens de periode die voorafgaat aan de periode van onvrijwillige werkloosheid, stopzetting van de zelfstandige activiteit of arbeidsongeschiktheid en het nettovervangingsinkomen tijdens de periode van onvrijwillige werkloosheid, stopzetting van de zelfstandige activiteit of arbeidsongeschiktheid.
De maandelijkse afbetaling is gelijk aan een twaalfde deel van het geheel van de financiële verplichtingen die de verzekerde in de loop van een jaar verschuldigd is. Bij een lening met schuldsaldoverzekering omvat dat geheel de interestlasten, de aflossingen van het kapitaal en de premie voor de schuldsaldoverzekering. Bij een lening met een gemengde levensverzekering bestaat het geheel uit de interesten en de premie voor de gemengde levensverzekering.
Het bedrag van de tegemoetkoming is niet groter dat het werkelijk geleden inkomensverlies. Het werkelijk geleden inkomensverlies van de verzekerde is gelijk aan het verschil van het gemiddelde maandelijkse netto-inkomen en het maandelijkse nettovervangingsinkomen tijdens de periode van onvrijwillige werkloosheid, de stopzetting van de zelfstandige activiteit of arbeidsongeschiktheid.
Het bedrag van de maandelijkse tegemoetkoming bedraagt maximaal vijfhonderd euro. Dat bedrag wordt verhoogd tot maximaal zeshonderd euro als de lening betrekking heeft op de bouw van een woning, met inbegrip van vervangingsbouw, waarvan het peil van primair energieverbruik, vermeld in artikel 1.1.3, 99°, van het Energiedecreet van 8 mei 2009, lager is of gelijk is aan E70 en de lener voldoet aan de inkomensgrenzen, vermeld in artikel 5.154, tweede lid, 12°.
§2. Het bedrag van de maandelijkse tegemoetkoming is daarnaast afhankelijk van de gecumuleerde duur van de periodes van onvrijwillige werkloosheid, stopzetting van de zelfstandige activiteit of arbeidsongeschiktheid gedurende de volledige looptijd van de verzekering.
Voor de eerste twaalf maanden van onvrijwillige werkloosheid, stopzetting van de zelfstandige activiteit of arbeidsongeschiktheid waarin de tegemoetkoming wordt genoten, wordt de maandelijkse tegemoetkoming beperkt tot 70% van de maandelijkse afbetaling.
Voor de volgende twaalf maanden van onvrijwillige werkloosheid, stopzetting van de zelfstandige activiteit of arbeidsongeschiktheid waarin de tegemoetkoming wordt genoten, wordt de tegemoetkoming beperkt tot 56% van de maandelijkse afbetaling.
Voor de daaropvolgende twaalf maanden van vergoede onvrijwillige werkloosheid, stopzetting van de zelfstandige activiteit of arbeidsongeschiktheid wordt de tegemoetkoming beperkt tot 42% van de maandelijkse afbetaling.
§3. De uitbetaling wordt in elk geval stopgezet met ingang van de maand die volgt op de volledige terugbetaling van de lening. De aanvrager of de kredietinstelling brengt de verzekeraar daarvan onmiddellijk op de hoogte. De kredietinstelling stort de eventueel te veel betaalde bedragen terug.
Artikel 5.161. ( 01/01/2021 - ... )
De aanvraag van de tegemoetkoming wordt met een aangetekende brief of tegen afgifte van een ontvangstbewijs ingediend bij de verzekeraar. Als de aanvraag van de tegemoetkoming meer dan twaalf maanden na het verlopen van de wachttijd van drie maanden, vermeld in artikel 5.158, §1, §2, eerste en derde lid, of §4, eerste en derde lid, wordt ingediend, of in voorkomend geval meer dan twaalf maanden nadat het overbruggingsrecht een aanvang heeft genomen, zoals vermeld op het attest van de sociale verzekeringskas, vermeld in het tweede lid, 4°, b), vervalt het recht op een tegemoetkoming voor de periode die overeenstemt met de periode waarin de aanvrager zijn aanvraag te laat heeft ingediend.
Bij de aanvraag worden de volgende stukken gevoegd:
1° als de verzekerde werknemer is en onvrijwillig werkloos:
a) kopieën van de loonfiches van de laatste zes maanden die aan de periode van onvrijwillige werkloosheid voorafgaan. Seizoenarbeiders voegen de loonfiches van de laatste twaalf maanden toe die aan de periode van onvrijwillige werkloosheid voorafgaan;
b) een attest van de RVA of van de instelling die de werkloosheidsvergoedingen uitbetaalt, dat de datum vermeldt waarop de werkloosheidsvergoedingen een aanvang genomen hebben, alsook een kopie van het werkloosheidsbewijs - arbeidsbewijs formulier C4 van de RVA en de opzeggingsbrief van de werkgever van de aanvrager;
c) een maandelijks bewijs van de betalingen van werkloosheidsuitkeringen zolang de werkloosheid aanhoudt;
d) een attest, verstrekt door de RVA, dat aantoont dat de verzekerde zich niet in een toestand bevindt van verminderde uitkeringen ingevolge sancties in het kader van de activering van het zoekgedrag naar werk;
2° als de verzekerde werknemer is en arbeidsongeschikt:
a) kopieën van de loonfiches van de laatste zes maanden die aan de periode van arbeidsongeschiktheid voorafgaan. Seizoenarbeiders voegen de loonfiches van de laatste twaalf maanden toe die aan de periode van onvrijwillige werkloosheid voorafgaan;
b) een medisch attest met vermelding van de aanvangsdatum en de aard van de arbeidsongeschiktheid;
c) een bewijs van de periodieke betalingen door het ziekenfonds zolang de arbeidsongeschiktheid aanhoudt;
3° als de verzekerde zelfstandig is en arbeidsongeschikt:
a) een afschrift van het laatste beschikbare aanslagbiljet van de directe belastingen;
b) een medisch attest met vermelding van de aanvang en de aard van de arbeidsongeschiktheid;
c) een bewijs van de periodieke betalingen door het ziekenfonds zolang de arbeidsongeschiktheid aanhoudt;
4° als de verzekerde zijn zelfstandige activiteit heeft stopgezet en als voor hem het overbruggingsrecht geldt:
a) een afschrift van het laatste beschikbare aanslagbiljet van de directe belastingen;
b) een attest van de sociale verzekeringskas met vermelding van de datum waarop het overbruggingsrecht een aanvang heeft genomen;
c) een maandelijks bewijs van de betalingen van het overbruggingsrecht zolang de uitbetaling duurt;
5° als de verzekerde zijn zelfstandige activiteit heeft stopgezet en een werkloosheidsuitkering krijgt op basis van een vroegere tewerkstelling:
a) een afschrift van het laatst beschikbare aanslagbiljet van de directe belastingen;
b) een attest van de RVA of van de instelling die de werkloosheidsvergoeding uitbetaalt, dat de datum vermeldt waarop de werkloosheidsvergoedingen een aanvang hebben genomen, alsook een kopie van het werkloosheidsbewijs - arbeidsbewijs formulier C4 van de RVA en de opzeggingsbrief van de voormalige werkgever of de attestering van de voormalige werkgever dat hij de verzekerde niet meer zal tewerk stellen;
c) een maandelijks bewijs van de betalingen van de werkloosheidsuitkeringen zolang de werkloosheid aanhoudt;
d) een attest van de RVA dat aantoont dat de verzekerde geen verminderde uitkeringen krijgt ingevolge sancties in het kader van de activering van het zoekgedrag naar werk.
Als de verzekerde aanspraak wil maken op de verhoging van de maandelijkse tegemoetkoming, vermeld in artikel 5.160, §1, vierde lid, voegt hij bij zijn aanvraag een uitdrukkelijke verklaring, die de verzekeraar machtigt bij het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap de gegevens over zijn EPB-aangifte te verifiëren.
Artikel 5.162. ( 01/01/2023 - ... )
Alleen persoonsgegevens die toereikend, ter zake dienend en noodzakelijk zijn voor de doeleinden worden verwerkt. De verwerking van de persoonsgegevens voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 6, lid 1, c), van de algemene verordening gegevensbescherming.
De persoonsgegevens worden gedurende maximaal zestig jaar bewaard. Dertien jaar na de aanvraagdatum worden alleen de persoonsgegevens bewaard die noodzakelijk zijn om de voorwaarde vermeld in artikel 5.154, tweede lid, 8°, 9°, 10° en 11°, te controleren en worden de overige persoonsgegevens vernietigd.
Artikel 5.162/1. ( 07/09/2023 - ... )
In deze titel wordt verstaan onder:
1° energiehuis: een energiehuis als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 33°/1, van het Energiebesluit van 19 november 2010;
2° verbouwlening: een verbouwlening als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 102°/3, van het Energiebesluit van 19 november 2010.
De particulier, niet-commerciële instelling of coöperatieve vennootschap, vermeld in artikel 7.9.2/0/7, § 2, eerste lid, 2°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, legt op de aanvraagdatum van de verbouwlening aan het energiehuis een huurbelofte voor. In deze huurbelofte verbindt enerzijds de particulier, niet-commerciële instelling of coöperatieve vennootschap zich om de woning na de uitvoering van de werken waarvoor de verbouwlening wordt aangevraagd, voor een duur van minstens negen jaar te verhuren met een geldig conformiteitsattest, als vermeld in artikel 3.6 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, aan een woonmaatschappij met het oog op de onderverhuring ervan en verklaart anderzijds de woonmaatschappij de woning voor dezelfde duur te huren. De huurbelofte wordt zowel door de particulier, niet-commerciële instelling of coöperatieve vennootschap als de woonmaatschappij ondertekend.
Artikel 5.162/2. ( 01/01/2025 - ... )
§1. In dit artikel wordt verstaan onder aanvrager: de particulier, niet-commerciële instelling of coöperatieve vennootschap, vermeld in artikel 7.9.2/0/7, §2, eerste lid, 3°, van het Energiebesluit van 19 november 2010.
Bij aanvraag van een verbouwlening bij het energiehuis verklaart de aanvrager op erewoord te voldoen aan de voorwaarden als vermeld in het derde lid.
De aanvrager verhuurt na uitvoering van de werken waarvoor de verbouwlening is verkregen, de woning gedurende minstens negen jaar conform al de volgende voorwaarden:
1° de woning wordt verhuurd aan een gezin of een alleenstaande met een huurovereenkomst op basis van titel II van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, waarbij het gezin of de alleenstaande de woning gebruikt als hoofdverblijfplaats;
2° in de huurovereenkomst wordt een huurprijs opgenomen die maximaal gelijk is aan de huurprijs, vastgesteld op basis van het gemiddelde van de vork van de webtoepassing, vermeld in artikel 5.111 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
3° in de huurovereenkomst wordt een maandelijkse korting op de huurprijs opgenomen. De maandelijkse korting is afhankelijk van het geleende bedrag:
4° als het verschil tussen de huurprijs, vermeld in punt 2°, en de maandelijkse korting, vermeld in punt 3°, meer dan 900 euro bedraagt, dan wordt de huurprijs begrensd zodat het verschil tussen de huurprijs en de korting maximaal 900 euro bedraagt;
tot en met 15.000 euro
20 euro
van 15.001 euro tot en met 30.000 euro
40 euro
van 30.001 euro tot en met 45.000 euro
60 euro
van 45.001 euro tot en met 60.000 euro
80 euro
5° de verhuurder beschikt gedurende de hele duur van de verhuring over een geldig conformiteitsattest;
6° in de huurovereenkomst wordt een bepaling opgenomen die vermeldt dat het agentschap de persoonsgegevens, vermeld in artikel 5.71/2, §2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, controleert. De huurovereenkomst bevat ook een verwijzing naar de vindplaats van de privacyverklaring die de verwerkingsverantwoordelijke ter beschikking stelt.
De parameters die worden gehanteerd bij het gebruik van de webtoepassing, vermeld in het derde lid, 2°, worden bij de huurovereenkomst en, in voorkomend geval, bij het addendum, vermeld in het zevende lid, gevoegd en worden voor akkoord ondertekend door de huurder en de verhuurder.
De verhuurder kent de maandelijkse korting, vermeld in het derde lid, 3°, toe voor een periode van negen jaar. Bij opeenvolgende huurovereenkomsten houdt de verhuurder voor de berekening van die periode alleen rekening met de perioden waarin de woning daadwerkelijk is verhuurd.
In afwijking van het derde lid, 4°, bedraagt het verschil tussen de huurprijs en de korting maximaal 1000 euro als de woning op het grondgebied van een van de volgende gemeenten ligt:
1° de grootsteden Antwerpen en Gent;
2° de centrumsteden Aalst, Brugge, Genk, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout;
3° alle gemeenten in het grootstedelijke gebied Antwerpen: Aartselaar, Boechout, Edegem, Hemiksem, Hove, Kontich, Lint, Mortsel, Niel, Schelle, Wijnegem, Wommelgem en Beveren-Kruibeke-Zwijndrecht;
4° alle gemeenten in het grootstedelijke gebied Gent: Nazareth-De Pinte, Destelbergen, Evergem, Merelbeke-Melle en Sint-Martens-Latem;
5° alle gemeenten in het arrondissement Halle-Vilvoorde;
6° Bertem, Huldenberg, Kortenberg en Tervuren.
Als de aanvrager de woning waarvoor een verbouwlening is verkregen, op het ogenblik van de aanvraag al verhuurt op basis van titel II van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, neemt hij de verbintenissen, vermeld in het derde lid, 2°, 3° en 6°, op in een addendum bij de lopende huurovereenkomst.
Het agentschap gaat uitsluitend op basis van de adresgegevens, vermeld in het Rijksregister, na of de huurder de woning huurt als hoofdverblijfplaats als vermeld in het derde lid, 1°.
De bedragen, vermeld in het derde lid, 4°, en in het zesde lid, worden gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer van juni 2022 en jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand december die voorafgaat aan de aanpassing. Het resultaat wordt naar boven afgerond tot op twee cijfers na de komma.
§2. De aanvrager bezorgt de huurovereenkomst, na de ondertekening ervan, aan het agentschap. Het agentschap controleert of de aanvrager of zijn rechtsopvolger voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1.
Als de aanvrager of zijn rechtsopvolger na de bezorging van de ondertekende huurovereenkomst aan het agentschap, vermeld in het eerste lid, of na opname van de verbouwlening, vermeld in artikel 7.9.2/0/7, §5, van het Energiebesluit van 19 november 2010, de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, niet naleeft, stuurt het agentschap een aanmaning per brief of via een elektronisch bericht waarin wordt gewezen op de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1.
Als de aanvrager of zijn rechtsopvolger na het verstrijken van een termijn van drie maanden en vijf dagen te rekenen vanaf de verzending van de aanmaning, vermeld in het tweede lid, de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, niet naleeft, kan de verbouwlening, vanaf de maand na ontvangst van de beslissing, vermeld in het vierde lid, voortgezet worden tegen de wettelijke rentevoet, vermeld in artikel 1.1.1, §2, 107/1°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, die geldt op het tijdstip van de beslissing, vermeld in het vierde lid.
Het agentschap meldt de beslissing tot voortzetting van de verbouwlening tegen de wettelijke rentevoet, vermeld in het derde lid, per brief of via een elektronisch bericht aan de aanvrager of zijn rechtsopvolger en het energiehuis.
Tegen de beslissing van het agentschap, vermeld in het vierde lid, kan de aanvrager of zijn rechtsopvolger met het formulier dat het agentschap ter beschikking stelt, beroep indienen bij de administrateur-generaal van het agentschap, binnen drie maanden te rekenen vanaf de verzending van de beslissing tot voortzetting van de verbouwlening tegen de wettelijke rentevoet, vermeld in het derde lid.
Artikel 5.163. ( 01/01/2024 - ... )
In deze titel wordt verstaan onder:
1° aanvraagdatum: de datum van het afgiftebewijs van de aanvraagdocumenten op een dienst van het agentschap, de postdatum bij verzending van de aanvraagdocumenten of de datum van de digitale indiening van het aanvraagformulier;
2° huurder: de particulieren die de huurovereenkomst ondertekenen en de partner met wie ze wettelijk samenwonen of met wie ze gehuwd zijn en die de woning mee bewoont;
3° huurovereenkomst:
a) een huurovereenkomst als vermeld in boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling II, van het Burgerlijk Wetboek;
b) een huurovereenkomst als vermeld in titel II van het decreet van 9 november 2018 houdende bepaling betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan;
c) een huurovereenkomst die is opgemaakt conform boek 6 als de woning wordt verhuurd door een woonmaatschappij in het kader van haar opdracht, vermeld in artikel 4.40, 4°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
4° huurprijs: de prijs die de huurder betaalt voor het gebruik van de woning en de gemeenschappelijke delen, met uitsluiting van alle bedragen die verschuldigd zijn voor beroepslokalen of garages of voor om het even welke levering van goederen of diensten;
5° inkomen: de som van de volgende inkomsten, die de huurder en de inwonende gezinsleden onder voorbehoud van het tweede lid, ontvangen in het jaar waarop het laatst beschikbare aanslagbiljet betrekking heeft:
a) het gezamenlijk belastbaar inkomen en de afzonderlijke belastbare inkomsten;
b) het leefloon;
c) de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap;
d) de beroepsinkomsten uit het buitenland die van belasting vrijgesteld zijn, of de beroepsinkomsten die verworven zijn bij een Europese of internationale instelling en die van belasting vrijgesteld zijn;
6° inschrijvingsregister: het centraal inschrijvingsregister;
6° /1 inwonend gezinslid: elke persoon die gedomicilieerd is op het adres van de huurder;
7° persoon ten laste:
a) het kind dat bij de huurder gedomicilieerd is en dat minderjarig is of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
b) het kind van de huurder dat niet gedomicilieerd is bij hem, maar op regelmatige basis bij hem verblijft en dat minderjarig is of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
c) de persoon die beschouwd wordt als ernstig gehandicapt of die op het ogenblik waarop hij met pensioen ging, beschouwd werd als ernstig gehandicapt.
Het inkomen van een persoon die een persoon ten laste is als vermeld in het eerste lid, 7°, a) of b), wordt niet meegerekend voor de toepassing van artikel 5.167. Het inkomen of een gedeelte ervan van de familieleden van de eerste, tweede en derde graad van de huurder die beschouwd worden als ernstig gehandicapt, wordt vrijgesteld. Het bedrag van die vrijstelling is gelijk aan de geïndexeerde inkomensvervangende tegemoetkoming die toegekend wordt aan de personen die behoren tot categorie B als vermeld in artikel 6, § 1, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap. De voormelde geïndexeerde inkomensvervangende tegemoetkoming is de tegemoetkoming zoals die van toepassing is op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan de vaststelling van het inkomen. De vrijstelling geldt per familielid van de eerste, tweede en derde graad van de huurder dat erkend is als ernstig gehandicapt. Als de vrijstelling groter is dan het inkomen van het familielid, wordt ze begrensd tot het inkomen van dat familielid.
Het aanslagbiljet, vermeld in het eerste lid, 5°, moet betrekking hebben op de inkomsten van maximaal drie jaar voorafgaand aan de aanvraagdatum of, in geval van een herberekening conform artikel 5.174, tweede en derde lid, maximaal drie jaar voorafgaand aan de datum waarop de tegemoetkoming wordt herberekend. Het aanslagbiljet mag niet dateren van na de datum waarop het agentschap de beslissing tot het verlenen of weigeren van de tegemoetkoming aan de huurder betekent, vermeld in artikel 5.169, derde lid.
Voor de bepaling van het gezamenlijk belastbaar inkomen, vermeld in het eerste lid, 5°, wordt rekening gehouden met de reële eigen beroepsinkomsten.
Het inkomen, vermeld in het eerste lid, 5°, wordt geïndexeerd volgens de gezondheidsindex van de maand juni van het jaar dat aan de toepassing ervan voorafgaat, met als basis de maand juni van het jaar waarop het inkomen betrekking heeft.
Om als persoon ten laste als vermeld in het eerste lid, 7°, c), te worden beschouwd, gelden dezelfde voorwaarden als de voorwaarden die bepaald zijn ter uitvoering van artikel 6.1, eerste lid, 4°, c).
Als een persoon zowel beantwoordt aan de definitie van persoon ten laste, vermeld in het eerste lid, 7°, a) of b), als aan de definitie van persoon ten laste, vermeld in het eerste lid, 7°, c), telt die persoon voor twee personen ten laste.
Artikel 5.164. ( 01/01/2024 - ... )
§1. Binnen de kredieten die daartoe worden ingeschreven op de begroting van het Vlaamse Gewest en onder de voorwaarden, vermeld in deze titel, en conform het zesde lid eventueel nader geregeld bij ministerieel besluit, wordt een tegemoetkoming verleend in de huurprijs van een woning die in het Vlaamse Gewest ligt, aan de huurder die daartoe een aanvraag indient en die:
1° een conforme woning als hoofdverblijfplaats in huur neemt:
a) nadat hij een woning verlaten heeft die onbewoonbaar of overbewoond verklaard is terwijl hij er zijn hoofdverblijfplaats had;
b) nadat hij een goed heeft verlaten dat aanleiding heeft gegeven tot de toepassing van artikel 3.35 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
c) nadat hij een woning verlaten heeft die, terwijl hij er zijn hoofdverblijfplaats had, met toepassing van artikel 3.12 of 3.16 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 ongeschikt verklaard is door minstens twee gebreken van categorie II of III in het technisch verslag;
d) nadat hij een openluchtrecreatief verblijf als vermeld in het decreet van 10 juli 2008 betreffende het toeristische logies verlaten heeft waarin hij al sinds 1 januari 2001 zijn hoofdverblijfplaats had;
e) waarvoor hij de verhoging van het leefloon heeft ontvangen, vermeld in artikel 14, §3, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie of de installatiepremie, ingesteld bij het koninklijk besluit van 21 september 2004 tot toekenning van een installatiepremie door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan bepaalde personen die hun hoedanigheid van dakloze verliezen;
f) nadat hij een woning verlaten heeft die gesloopt is;
2° een conforme woning als hoofdverblijfplaats in huur neemt, die aan de fysieke mogelijkheden van hemzelf of van een inwonend gezinslid aangepast is nadat hij een huurwoning verlaten heeft die niet aan die fysieke mogelijkheden aangepast was, als hij of het inwonend gezinslid op de aanvraagdatum ten minste 65 jaar oud is of beschouwd wordt als ernstig gehandicapt als vermeld in artikel 5.163, eerste lid, 7°, c);
3° een conforme woning in huur neemt als hoofdverblijfplaats van een woonmaatschappij die de woning of kamer huurde op de private huurmarkt conform haar opdracht, vermeld in artikel 4.40, 4°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
De voorwaarde van overbewoondverklaring, vermeld in het eerste lid, 1°, a), is alleen vervuld als de gezinssamenstelling in de woning waarvoor de tegemoetkoming in de huurprijs wordt aangevraagd, conform paragraaf 1, bij de aanvang van de huur dezelfde is als de gezinssamenstelling die eraan voorafgaat in de verlaten woning.
De voorwaarde met betrekking tot de verlaten woning, vermeld in het eerste lid, 1°, a) en c), is alleen vervuld als het besluit waarbij de woning ongeschikt, onbewoonbaar of overbewoond is verklaard, niet is opgeheven op de datum van de ondertekening van het huurcontract van de woning die de huurder in huur neemt, tenzij de huurder op de voormelde datum in een noodwoning woont.
De voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 1°, e), wordt als vervuld beschouwd als het OCMW verklaart dat de huurder niet in aanmerking komt voor de verhoging van het leefloon of de installatiepremie, uitsluitend omdat de huurder die al verkregen heeft voor een andere woning.
Het agentschap gaat uitsluitend op basis van de gegevens van bewoning, vermeld in het Rijksregister, na of de huurder de woning huurt als hoofdverblijfplaats als vermeld in het eerste lid.
De minister kan de voorwaarden, vermeld in deze titel, nader preciseren met detailmaatregelen en met uitvoeringsmaatregelen van bijkomende aard.
§2. De tegemoetkoming in de huurprijs, ingesteld bij dit besluit, wordt niet verleend aan de huurder die een tegemoetkoming ontvangt conform het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 1991 tot instelling van individuele huursubsidies en een installatiepremie bij het betrekken van een gezonde of aangepaste huurwoning of het besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012 tot instelling van een tegemoetkoming voor kandidaat-huurders.
Voor dezelfde periode kan de huurder maar een van de tegemoetkomingen vermeld in het eerste lid, ontvangen.
Artikel 5.165. ( 01/01/2021 - ... )
De woning die of het goed dat de huurder verlaten heeft, vermeld in artikel 5.164, §1, eerste lid, 1°, a) tot en met c), en 2°, ligt in het Vlaamse Gewest.
Dat de verlaten huurwoning niet aangepast is aan de fysieke mogelijkheden, vermeld in artikel 5.164, §1, eerste lid, 2°, wordt vastgesteld aan de hand van een onderzoek ter plaatse of op basis van de beschikbare informatie waaruit blijkt dat niet voldaan is aan de mobiliteitscriteria, vermeld in artikel 5.166, §2.
Artikel 5.166. ( 01/01/2025 - ... )
§1. De woning die de huurder in huur neemt, ligt in het Vlaamse Gewest. Het gaat niet om een sociale huurwoning als vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 49°, a) en c), van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, met uitzondering van de woning die wordt verhuurd door een woonmaatschappij in het kader van haar opdracht, vermeld in artikel 4.40, 4°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
De huurprijs van de woning bedraagt niet meer dan de maximale huurprijs. De maximale huurprijs bedraagt 485 euro, te verhogen met 20% per persoon ten laste en maximaal te verhogen met 50%. Voor de berekening van de huurprijs wordt gebruik gemaakt van een van de volgende indexeringsformules, tenzij de huurder kan aantonen dat zijn huurprijs niet geïndexeerd is of een lagere indexevolutie volgt:
1° de indexeringsformule die opgenomen is in de huurcalculator die op de website van het Belgische Statistiekbureau ter beschikking staat van het publiek;
2° huurprijs = huurprijs opgenomen in het huurcontract x gezondheidsindex van oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de berekening/aanvangsindex zoals bepaald in de huurprijscalculator die op de website van het Belgische Statistiekbureau ter beschikking staat van het publiek.
De indexeringsformule, vermeld in het tweede lid, die als resultaat de laagste huurprijs geeft, wordt toegepast. De huurprijs kan nooit lager zijn dan de huurprijs vermeld in het huurcontract.
In afwijking van het tweede lid bedraagt de maximale huurprijs 388 euro als de woning een kamer is. Dat bedrag wordt verhoogd met 20% per persoon ten laste en kan verhoogd worden met maximaal 50%.
De bedragen, vermeld in het tweede en vierde lid, worden, in voorkomend geval, verhoogd met 10% als de woning op het grondgebied van een van de volgende gemeenten ligt:
1° de grootsteden Antwerpen en Gent;
2° de centrumsteden Aalst, Brugge, Genk, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout;
3° alle gemeenten in het grootstedelijk gebied Antwerpen: Aartselaar, Boechout, Edegem, Hemiksem, Hove, Kontich, Lint, Mortsel, Niel, Schelle, Wijnegem, Wommelgem en Beveren-Kruibeke-Zwijndrecht;
4° alle gemeenten in het grootstedelijk gebied Gent: Nazareth-De Pinte, Destelbergen, Evergem, Merelbeke-Melle en Sint-Martens-Latem;
5° alle gemeenten in het arrondissement Halle-Vilvoorde;
6° Bertem, Huldenberg, Kortenberg en Tervuren.
De maximale huurprijs, vermeld in het tweede en vierde lid, wordt gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer 104,32 van oktober 2006 en wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober die voorafgaat aan de aanpassing. Het resultaat wordt naar boven afgerond tot op twee cijfers na de komma.
§2. Als de aanvraag ofwel wordt ingediend door een huurder die op de aanvraagdatum ten minste 65 jaar oud is of beschouwd wordt als ernstig gehandicapt, conform artikel 5.163, eerste lid, 7°, c), ofwel wordt ingediend met toepassing van artikel 5.164, §1, eerste lid, 2°, stelt het agentschap aan de hand van een onderzoek ter plaatse of op basis van de beschikbare informatie vast of de woning die de huurder in huur neemt, voldoet aan de mobiliteitscriteria die de minister vaststelt en die betrekking hebben op:
1° de technische uitrusting in de woning;
2° de toegankelijkheid van de vertrekken in de woning;
3° de toegankelijkheid van de woning en de bereikbaarheid vanaf het openbaar domein;
4° de aanwezigheid van aan het wonen complementaire functies in de omgeving van de woning.
Artikel 5.167. ( 01/11/2023 - ... )
§1. Het inkomen overschrijdt de grenzen, vermeld in artikel 6.13, niet.
De huurder die jonger is dan 25 jaar beschikt op de aanvraagdatum over andere inkomsten dan gezinsbijslagen, waarmee het saldo van de huurprijs kan worden betaald.
§2. ....
§3. De huurder voldoet aan de eigendomsvoorwaarde, vermeld in artikel 6.12 en 6.14. De huurder die ingeschreven is in het inschrijvingsregister, en de huurder, vermeld in artikel 5.164, §1, eerste lid, 3°, worden geacht te voldoen aan de eigendomsvoorwaarde, vermeld in artikel 6.12 en 6.14.
§4. Om na te gaan of de huurder recht heeft op de tegemoetkoming, doet het agentschap op grond van artikel 6, 1, eerste alinea, e), en artikel 9, van de algemene verordening gegevensbescherming, een beroep op de bevoegde diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën, op het Rijksregister, op de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, op de VMSW en op de lokale besturen om digitaal toegang te krijgen tot de noodzakelijke gegevens met toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze, in voorkomend geval, op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd. Het agentschap is verwerkingsverantwoordelijke.
De gegevens, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op de huurders en, als het voor de controle van de voorwaarden noodzakelijk is, hun inwonende gezinsleden.
Van de personen, vermeld in het tweede lid, worden alleen de volgende gegevens, die bepalend zijn voor de draagwijdte van het recht op de tegemoetkoming, rechtstreeks in de authentieke bronnen opgevraagd en verwerkt op grond van artikel 6, lid 1, eerste alinea, van de algemene verordening gegevensbescherming:
1° de gezinssamenstelling, de personen ten laste en het aantal personen dat in de woning van de huurder woont;
2° het huidig adres en de vorige adressen;
3° de leeftijd;
4° het inkomen;
5° de zakelijke rechten vermeld in artikel 6.12, 1° tot en met 4°;
6° de huurprijs van de woning;
7° de inschrijving en de schrapping in het inschrijvingsregister;
8° de toewijzing van een sociale woning;
9° de toekenning van de verhoging van het leefloon, vermeld in artikel 14, §3, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie of de installatiepremie, ingesteld bij het koninklijk besluit van 21 september 2004 tot toekenning van een installatiepremie door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan bepaalde personen die hun hoedanigheid van dakloze verliezen.
De vastgestelde handicap van de betrokkene wordt opgevraagd en verwerkt op grond van artikel 9 van de algemene verordening gegevensbescherming.
De Vlaamse Dienstenintegrator en de Kruispuntbank Sociale Zekerheid staan mee in voor de organisatie en coördinatie van de gegevensstromen. Alleen de personeelsleden van het agentschap die belast zijn met de beoordeling van de aanvragen tot tegemoetkoming, kunnen de gegevens, vermeld in het eerste lid, opvragen en verwerken. Het agentschap houdt een lijst van de personeelsleden ter beschikking. De verwerkte gegevens worden opgeslagen gedurende tien jaar volgend op de laatste betaling van de maandelijkse tegemoetkoming of op de beslissing tot weigering van de tegemoetkoming. Bij de verwerking van de persoonsgegevens van de betrokkenen neemt en handhaaft het agentschap passende technische en organisatorische maatregelen zodat de verwerking voldoet aan de vereisten van de Europese verordening en de bescherming van de rechten van de betrokkenen wordt gewaarborgd. Daarbij implementeert het agentschap passende technische en organisatorische maatregelen om een conform het risico afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen, in overeenstemming met artikel 32 van de algemene verordening gegevensbescherming.
Het agentschap neemt gepaste technische en organisatorische maatregelen tegen onbevoegde of onrechtmatige verwerking, evalueert op regelmatige basis de geschiktheid van die veiligheidsmaatregelen en past ze aan waar nodig.
Om het inschrijvingsregister te actualiseren, geeft het agentschap aan de VMSW door of een kandidaat-huurder een tegemoetkoming ontvangt. Op verzoek van een OCMW geeft het agentschap door of de cliënt van het OCMW een tegemoetkoming ontvangt.
Artikel 5.168. ( 01/11/2023 - ... )
§1. De aanvraag tot het verkrijgen van de tegemoetkoming in de huurprijs wordt bij het agentschap ingediend met een formulier dat daartoe door het agentschap of een gemeentelijke dienst ter beschikking wordt gesteld. De huurder kan de aanvraag pas indienen als hij de woning waarvoor hij de tegemoetkoming wil aanvragen, bewoont.
De aanvraag bevat:
1° het door de huurder ondertekende en volledig ingevulde aanvraagformulier;
2° de bewijsstukken waaruit blijkt dat een van de gevallen, vermeld in artikel 5.164, §1, van toepassing is;
3° de documenten of verklaringen waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.167;
4° als de huurder jonger is dan 25 jaar, een document of verklaring waaruit zijn actuele inkomsten blijken;
5° als de aanvraag wordt ingediend in het geval, vermeld in artikel 5.164, § 1, eerste lid, 3°, van dit besluit, het akkoord van de huurder en van de woonmaatschappij in het kader van haar opdracht, vermeld in artikel 4.40, 4°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, over de uitbetaling van de tegemoetkoming aan de woonmaatschappij conform artikel 5.172, derde lid.
Als de aanvraag wordt ingediend in de gevallen, vermeld in artikel 5.164, §1, eerste lid, 1° en 2°, wordt de aanvraag uiterlijk negen maanden na de aanvangsdatum van de huurovereenkomst ingediend.
§2. Een woning die gedurende minder dan zes maanden bewoond was door de huurder en die niet voldoet aan de voorwaarden die gelden voor de woning die verlaten wordt, noch aan de normen die gelden voor de woning die in huur genomen wordt, wordt beschouwd als een transitwoning. Het agentschap houdt bij de beoordeling of een van de gevallen, vermeld in artikel 5.164, §1, van toepassing is geen rekening met een transitwoning als het nadelig zou zijn voor de huurder om er wel rekening mee te houden.
§3. Het agentschap controleert de volledigheid van de aanvraag. Als de aanvraag onvolledig is, stuurt het agentschap binnen een maand na de aanvraagdatum een ontvangstmelding en vraagt het de ontbrekende stukken op. Als de aanvraag volledig is, stuurt het agentschap een ontvangstmelding waarin de normale behandelingstermijn en de beroepsmogelijkheid zijn aangegeven.
Als de huurder op de aanvraagdatum niet ingeschreven is in het inschrijvingsregister en de huurovereenkomst bij het agentschap is ingediend, wijst het agentschap de huurder op de mogelijkheid om zich in te schrijven in het inschrijvingsregister.
Artikel 5.169. ( 18/02/2023 - ... )
De voorwaarde dat de woning conform moet zijn, vermeld in artikel 5.164, §1, kan vastgesteld worden met toepassing van artikel 3.4.
Als de conformiteit van de woning niet binnen drie maanden nadat de aanvraag, vermeld in artikel 5.164, §1, volledig is, wordt vastgesteld conform het eerste lid, wordt de voorwaarde dat de woning conform moet zijn, vermeld in artikel 5.164, §1, geacht vervuld te zijn.
Binnen drie maanden en tien dagen nadat de aanvraag volledig is, betekent het agentschap de beslissing tot het verlenen of weigeren van de tegemoetkoming aan de huurder. De beslissing wordt per gewone post verstuurd naar het adres dat op het aanvraagformulier is aangegeven of op het adres waar hij volgens het rijksregister woont.
Tegen de beslissing of tegen het stilzitten van het agentschap kan met een beveiligde zending of met het daarvoor bestemde formulier dat het agentschap ter beschikking kan stellen beroep worden ingesteld bij de administrateur-generaal van het agentschap, binnen drie maanden die volgen op de betekening van de beslissing of op het verstrijken van de termijn, vermeld in het derde lid.
Artikel 5.170. ( 01/01/2024 - ... )
De tegemoetkoming bedraagt 75% van de maximale huurprijs, vermeld in artikel 5.166, §1, tweede en vierde lid, in voorkomend geval verhoogd conform artikel 5.166, §1, vijfde lid en aangepast conform artikel 5.166, §1, zesde lid, verminderd met 1/55 van het inkomen. De tegemoetkoming bedraagt maximaal 150 euro, te verhogen met 25 euro per persoon ten laste, tot en met de vierde persoon ten laste.
Met behoud van de toepassing van het elfde lid, bedraagt in afwijking van het eerste lid de tegemoetkoming maximaal 187,50 euro, te verhogen met 31,25 euro per persoon ten laste, tot en met de vierde persoon ten laste, voor de huurder, vermeld in artikel 5.164, §1, eerste lid, 3°.
Het percentage van 75%, vermeld in het eerste lid, wordt 85% als de huurder een conforme woning als hoofdverblijfplaats huurt van een woonmaatschappij, en als de datum van de ingebruikname of de voltooiing van de werken, zoals aangegeven conform artikel 473 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen van 1992, voor een nieuwbouw als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 110°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, of voor een herbouw als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 47/2°, van het voormelde besluit, of voor een gedeeltelijke herbouw als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 46/2°, van het voormelde besluit of voor een bestaande woning na een ingrijpende energetische renovatie als vermeld in artikel 1.1.1, §2, 50°, van het voormelde besluit niet dateert van meer dan drie jaar voor de datum van de hoofdhuurovereenkomst die de woonmaatschappij heeft gesloten voor die woning. De hoofdhuurovereenkomst die de woonmaatschappij heeft gesloten voor die woning, mag niet dateren van voor 1 januari 2019. De werkzaamheden worden uitgevoerd conform de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en titel IX, hoofdstuk I, van het voormelde besluit.
De woonmaatschappij legt de nodige bewijsstukken die aantonen dat voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het derde lid, voor aan het agentschap.
De bedragen van 150 euro en 25 euro, vermeld in het eerste lid, worden verhoogd met 10% als de woning op het grondgebied ligt van een van de gemeenten, vermeld in artikel 5.166, §1, vijfde lid. De bedragen van 187,50 euro en 31,25 euro, vermeld in het tweede lid, worden verhoogd met 20% als de woning op het grondgebied ligt van een van de gemeenten, vermeld in artikel 5.166, §1, vijfde lid.
De bedragen, vermeld in het eerste, tweede en elfde lid, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex (basis 2013) naar het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het voorafgaande jaar met als basis het gezondheidsindexcijfer van 108,26 voor oktober 2018. Het resultaat wordt afgerond tot op twee cijfers na de komma.
Aan de huurder die de aanvraag indient in het geval, vermeld in artikel 5.164, §1, eerste lid, 1°, wordt de tegemoetkoming uitbetaald gedurende maximaal negen jaar vanaf het moment dat het recht op de tegemoetkoming ontstaat conform artikel 5.172.
De huurder die op de aanvraagdatum ten minste 65 jaar oud is of beschouwd wordt als ernstig gehandicapt, conform artikel 5.163, eerste lid, 7°, c), behoudt het recht op de tegemoetkoming voor onbepaalde duur zolang hij als huurder een conforme woning bewoont die ook voldoet aan de mobiliteitscriteria, vermeld in artikel 5.166, §2, en zolang de huurder voldoet aan de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 3 van deze titel.
De huurder, vermeld in artikel 5.164, §1, eerste lid, 3°, behoudt het recht op de tegemoetkoming voor onbepaalde duur, zolang hij als huurder een woning in huur neemt conform artikel 5.164, §1, eerste lid, 3°, en hij voldoet aan de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 3 van deze titel.
Behalve in het geval, vermeld in artikel 5.164, §1, eerste lid, 1°, e), en 3°, bedraagt de tegemoetkoming voor de eerste maand vanaf de aanvangsdatum van de huurovereenkomst, inclusief een eenmalige installatiepremie, 400% van het bedrag dat berekend wordt op de wijze, vermeld in het eerste en het tweede lid.
Als de huurprijs van de woning van de huurder, vermeld in artikel 5.164, §1, eerste lid, 3°, verminderd met de tegemoetkoming, vermeld in het tweede lid, lager is dan ofwel 125 euro ofwel 35% van de vermelde huurprijs, wordt de tegemoetkoming beperkt tot het hoogste bedrag van de twee volgende bedragen:
1° het laagste bedrag van de twee volgende berekeningen:
a) het verschil tussen de vermelde huurprijs en 125 euro;
b) het verschil tussen de vermelde huurprijs en 35% van de vermelde huurprijs;
2° de tegemoetkoming, vermeld in het eerste lid.
Artikel 5.171. ( 01/01/2021 - ... )
Zodra de begunstigde van de tegemoetkoming, ingesteld bij deze titel, rechthebbende is als vermeld in artikel 5.176, eerste lid, 6°, wordt de uitbetaling van de tegemoetkoming, ingesteld bij deze titel, stopgezet.
Artikel 5.172. ( 25/04/2022 - ... )
Het recht op de tegemoetkoming ontstaat in de maand van de begindatum van de huurovereenkomst, maar nooit vroeger dan de tweede maand voorafgaand aan de aanvraagdatum, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 2 en 3 van deze titel.
De tegemoetkoming in de huurprijs wordt maandelijks uitbetaald door het agentschap en voor de eerste maal binnen vier maanden na de beslissing tot het verlenen ervan, vermeld in artikel 5.169, derde lid, of na de inwilliging van het beroep conform artikel 5.169, vierde lid.
De tegemoetkoming wordt uitbetaald ten gunste van de huurder of, met zijn akkoord, ten gunste van de instantie die hem de tegemoetkoming heeft voorgeschoten. Als de aanvraag is ingediend in het geval, vermeld in artikel 5.164, §1, eerste lid, 3°, wordt de tegemoetkoming uitbetaald aan de woonmaatschappij.
Het bedrag van de tegemoetkoming wordt onveranderlijk uitbetaald tot aan de volgende herberekening, vermeld in artikel 5.174, tweede en derde lid.
Artikel 5.173. ( 01/01/2024 - ... )
Als een inwonend gezinslid de huurovereenkomst voortzet na het overlijden van de huurder, wordt dat gezinslid voor de toepassing van deze titel geacht in de rechten van de huurder te treden, op voorwaarde dat:
1° dat gezinslid minstens een jaar voor de voortzetting van de huurovereenkomst gedomicilieerd was op het adres van de huurder;
2° hij voldoet aan de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 3 van deze titel.
Als artikel 5.170, achtste lid, van toepassing was op de huurder, blijft ze ook gelden voor wie de huurovereenkomst voortzet conform het eerste lid, voor zover hij op het ogenblik van de voortzetting van het huurcontract ten minste 65 jaar oud is of erkend is als persoon met een handicap.
Artikel 5.174. ( 01/11/2023 - ... )
Het agentschap controleert minstens ieder kwartaal of de huurder de woning waarop de aanvraag betrekking heeft, niet verlaten heeft en eventueel of zijn nieuwe woning aan dezelfde voorwaarden voldoet.
De huurder meldt elke verhuizing binnen een maand schriftelijk aan het agentschap. De huurder bezorgt een kopie van de huurovereenkomst van zijn nieuwe woning aan het agentschap en alle informatie die het agentschap aan de huurder opvraagt en die noodzakelijk is om de tegemoetkoming te herberekenen conform artikel 5.170. Als het agentschap die documenten heeft ontvangen, wordt de aanvraag na een verhuizing volledig geacht en begint de termijn van drie maanden, vermeld in artikel 5.169, tweede en derde lid, te lopen.
Het agentschap controleert jaarlijks of de huurder en de inwonende gezinsleden op de verjaardag van de dag waarop het recht op de tegemoetkoming ontstaat conform artikel 5.172, voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.166, §1, en artikel 5.167, §1, en herberekent de tegemoetkoming conform artikel 5.170.
Als de tegemoetkoming is opgeschort conform het vijfde lid, 3°, 4° en 5°, wordt de jaarlijkse controle, vermeld in het derde lid, ook opgeschort tot de tegemoetkoming opnieuw wordt gestart conform het vijfde lid, 3°, 4° en 5°. De jaarlijkse controle wordt vanaf dan uitgevoerd op de verjaardagen van de startdatum van het huurcontract van de woning waarvoor een tegemoetkoming wordt toegekend, of op de verjaardagen van de datum van het conformiteitsattest, als die laatste datum recenter is dan de startdatum van het huurcontract.
De tegemoetkoming wordt opgeschort:
1° zodra het agentschap vaststelt dat niet voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.166, §1, en artikel 5.167, §1, als gevolg van de jaarlijkse controle, vermeld in het derde lid, tot bij een volgende jaarlijkse controle blijkt dat de huurder wel voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 5.166, §1, en artikel 5.167, §1;
2° ...;
3° als de woning waarvoor een tegemoetkoming wordt verleend in de huurprijs, ongeschikt, overbewoond of onbewoonbaar wordt verklaard, tot uit een conformiteitsonderzoek of conformiteitsattest blijkt dat de woning conform is, of de huurder is verhuisd naar een woning waarvan de conformiteit is vastgesteld conform artikel 5.169, eerste en tweede lid, en voldaan is aan de voorwaarden vermeld in artikel 5.166, §1, en artikel 5.167, §1;
4° als de huurder, vermeld in artikel 5.164, §1, 1° en 2°, verhuist naar een andere woning, tot uit onderzoek blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.166, §1, en artikel 5.167, §1, en de andere woning conform is. Die conformiteit wordt vastgesteld conform artikel 5.169, eerste en tweede lid;
5° zodra het agentschap vaststelt dat de woning waarvoor een tegemoetkoming wordt verleend niet conform is, tot uit een conformiteitsonderzoek of conformiteitsattest blijkt dat de woning conform is, of de huurder verhuisd is naar een andere woning waarvan de conformiteit is vastgesteld conform artikel 5.169, eerste en tweede lid, en voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.166, §1, en artikel 5.167, §1.
6° als de tegemoetkoming in de huurprijs nul euro of minder bedraagt, tot de tegemoetkoming in de huurprijs na herberekening van de tegemoetkoming met toepassing van het tweede en derde lid meer bedraagt dan nul euro.
Als de uitbetaling van de tegemoetkoming wordt opgeschort met toepassing van het vijfde lid, 3°, 4° en 5°, wordt de uitbetaling van de tegemoetkoming hervat met terugwerkende kracht tot de datum van het conformiteitsattest of conformiteitsonderzoek of tot de begindatum van de huurovereenkomst van de andere woning conform artikel 5.172.
De tegemoetkoming wordt stopgezet:
1° vanaf de eerste dag van de derde maand die volgt op de datum waarop de begunstigde een sociale huurwoning als vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 49°, a) of c), van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, huurt, met uitzondering van de woning die wordt verhuurd door een woonmaatschappij in het kader van haar opdracht, vermeld in artikel 4.40, 4°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° ...;
3° ...;
4° als de huurder die de aanvraag indient, niet langer een woning als hoofdverblijfplaats in huur neemt van een woonmaatschappij als vermeld in artikel 5.164, § 1, eerste lid, 3°
5° zodra wordt vastgesteld dat de huurder niet voldoet aan de eigendomsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.167, §3, van dit besluit.
Tegen de herberekening, vermeld in het derde lid, kan met een beveiligde zending of met het daarvoor bestemde formulier dat het agentschap ter beschikking kan stellen, beroep worden ingesteld bij de administrateur-generaal van het agentschap, binnen drie maanden die volgen op de betekening van de beslissing.
Tegen de beslissing tot opschorting, vermeld in het vijfde lid, kan met een beveiligde zending beroep worden ingesteld bij de administrateur-generaal van het agentschap, binnen drie maanden die volgen op de betekening van de beslissing.
Artikel 5.175. ( 01/01/2021 - ... )
Het agentschap wordt aangeduid om de onterecht uitbetaalde tegemoetkomingen terug te vorderen. Bij terugvordering van tegemoetkomingen die ingevolge list, bedrog of valse verklaringen zijn verkregen, wordt het terug te vorderen bedrag verhoogd met de wettelijke intrest die verschuldigd is vanaf de dag van uitbetaling van de tegemoetkoming.
De teruggevorderde bedragen worden conform artikel 5.2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 toegewezen aan het Fonds voor de Huisvesting. De entiteit die is belast met de uitoefening van de controle op de voorwaarden, verbintenissen en aanwending van subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen die worden toegekend ter ondersteuning van het beleid inzake huisvesting, wordt belast met de invordering als de begunstigde de tegemoetkoming niet vrijwillig terugbetaalt.
Artikel 5.176. ( 01/01/2024 - ... )
In deze titel wordt verstaan onder:
1° domiciliemaatschappij: een woonmaatschappij waarvan het werkingsgebied zich uitstrekt tot de woonplaats van de kandidaat-huurder;
1° /1 huurder: de particulieren die de huurovereenkomst hebben ondertekend, en de partner met wie ze wettelijk samenwonen of met wie ze gehuwd zijn, die de woning mee bewoont
2° inkomen: de som van de volgende inkomsten, die de huurder en de inwonende gezinsleden onder voorbehoud van het derde lid, ontvangen in het jaar waarop het laatst beschikbare aanslagbiljet betrekking heeft:
a) het gezamenlijk belastbaar inkomen en de afzonderlijke belastbare inkomsten;
b) het leefloon;
c) de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap;
d) de beroepsinkomsten uit het buitenland die van belasting vrijgesteld zijn, of de beroepsinkomsten die verworven zijn bij een Europese of internationale instelling en die van belasting vrijgesteld zijn;
3° inschrijvingsregister: het centraal inschrijvingsregister;
3° /1 inwonend gezinslid: elke persoon die gedomicilieerd is op het adres van de huurder;
4° kandidaat-huurder: de kandidaat-huurder, vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 1° /1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
5° persoon ten laste:
a) het kind dat bij de huurder gedomicilieerd is en dat minderjarig is of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
b) het kind van de huurder dat niet gedomicilieerd is bij hem, maar op regelmatige basis bij hem verblijft en dat minderjarig is of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
c) de persoon die beschouwd wordt als ernstig gehandicapt of die op het ogenblik waarop hij met pensioen ging, beschouwd werd als ernstig gehandicapt;
6° rechthebbende: de kandidaat-huurder die minstens vier jaar ingeschreven is in het inschrijvingsregister en die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in deel 5, titel 2;
7° startdatum: de jongste van de volgende data waarop het recht op tegemoetkoming ontstaat:
a) de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de huurder voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 5.177, eerste lid, 2°;
b) 1 augustus 2012;
c) de eerste dag van de zesde maand die voorafgaat aan de indiening van het aangevulde invulformulier, vermeld in artikel 5.180, bij het agentschap;
d) de eerste dag van de maand waarin de huurder een andere woning huurt dan de woning, vermeld in artikel 5.177, vierde lid 1°, of 2°.
De VMSW bezorgt het agentschap een lijst waarop per gemeente de woonmaatschappij vermeld is die voor de kandidaat-huurder als domiciliemaatschappij beschouwd kan worden. Die lijst wordt bij elke wijziging van een werkingsgebied geactualiseerd.
Het inkomen van een persoon die een persoon ten laste is als vermeld in het eerste lid, 5°, a) of b), wordt niet meegerekend voor de toepassing van artikel 5.177. Het inkomen of een gedeelte ervan van de familieleden van de eerste, tweede en derde graad van de huurder, die beschouwd worden als ernstig gehandicapt, wordt vrijgesteld. Het bedrag van die vrijstelling is gelijk aan de geïndexeerde inkomensvervangende tegemoetkoming die toegekend wordt aan de personen die behoren tot categorie B als vermeld in artikel 6, § 1, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap. De voormelde geïndexeerde inkomensvervangende tegemoetkoming is de tegemoetkoming zoals die van toepassing is op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan de vaststelling van het inkomen. De vrijstelling geldt per familielid van de eerste, tweede en derde graad van de huurder dat erkend is als ernstig gehandicapt. Als de vrijstelling groter is dan het inkomen van het familielid, wordt ze begrensd tot het inkomen van dat familielid.
Het aanslagbiljet, vermeld in het eerste lid, 2°, moet betrekking hebben op de inkomsten van maximaal drie jaar voorafgaand aan de aanvraagdatum of, in geval van een herberekening conform artikel 5.182, §2, maximaal drie jaar voorafgaand aan de datum waarop de tegemoetkoming wordt herberekend. Het aanslagbiljet mag niet dateren van na de datum waarop het agentschap de beslissing tot het verlenen of weigeren van de tegemoetkoming aan de huurder meedeelt, vermeld in artikel 5.181, §1, derde lid.
Voor de bepaling van het gezamenlijk belastbaar inkomen, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt rekening gehouden met de reële eigen beroepsinkomsten.
Het inkomen, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt geïndexeerd volgens de gezondheidsindex van de maand juni van het jaar dat aan de toepassing ervan voorafgaat, met als basis de maand juni van het jaar waarop het inkomen betrekking heeft.
Om als persoon ten laste als vermeld in het eerste lid, 5°, c), te worden beschouwd, gelden dezelfde voorwaarden als de voorwaarden die bepaald zijn ter uitvoering van artikel 6.1, eerste lid, 4°, c).
Als een persoon zowel beantwoordt aan de definitie van persoon ten laste, vermeld in het eerste lid, 5°, a) of b), als aan de definitie van persoon ten laste, vermeld in het eerste lid, 5°, c), telt die persoon voor twee personen ten laste.
Artikel 5.177. ( 01/01/2024 - ... )
Binnen de kredieten die daartoe ingeschreven zijn in de begroting van het Vlaamse Gewest en onder de voorwaarden, vermeld in deze titel, wordt een tegemoetkoming verleend aan de huurder die:
1° in het Vlaams Gewest een conforme woning huurt als hoofdverblijfplaats met een huurovereenkomst als vermeld in boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling II, van het Burgerlijk Wetboek of met een huurovereenkomst als vermeld in titel II van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018;
2° minimaal vier jaar ononderbroken kandidaat-huurder is voor sociale huurwoningen van een domiciliemaatschappij;
3° op de aanvraagdatum beschikt over andere inkomsten dan gezinsbijslagen waarmee het saldo van de huurprijs kan worden betaald als hij jonger is dan 25 jaar.
Het agentschap gaat uitsluitend op basis van de gegevens van bewoning, vermeld in het Rijksregister, na of de huurder de woning huurt als hoofdverblijfplaats als vermeld in het eerste lid, 1°.
De tegemoetkoming, vermeld in het eerste lid, wordt verleend aan de persoon die als begunstigde wordt opgegeven op het invulformulier, vermeld in artikel 5.179.
In afwijking van het eerste lid wordt de tegemoetkoming niet verleend:
1° als de woning van de huurder een sociale huurwoning is als vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 49°, a) of c), van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° als de woning van de huurder verhuurd wordt door een familielid tot en met de tweede graad dat op hetzelfde adres woont;
3° als het inkomen rekening houdend met het aantal personen ten laste, de grenzen, vermeld in artikel 6.13, overschrijdt;
4° als de huurprijs meer bedraagt dan de maximale huurprijs, vermeld in artikel 5.166, §1, tweede en vierde lid, van dit besluit in voorkomend geval verhoogd conform artikel 5.166, §1, vijfde lid, van dit besluit en aangepast conform artikel 5.166, §1, zesde lid, van dit besluit;
5° als er voor de huurder al een tegemoetkoming verleend is met toepassing van deze titel, die stopgezet is met toepassing van artikel 5.184, eerste lid, 1° tot en met 5°, van dit besluit.
De voorwaarde dat de woning die de huurder huurt, conform moet zijn, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt geacht vervuld te zijn, tenzij de woning ongeschikt, overbewoond of onbewoonbaar is verklaard of tot de woning ongeschikt, overbewoond of onbewoonbaar wordt verklaard.
Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, wordt geen rekening gehouden met de onderbreking van het ingeschreven zijn als kandidaat-huurder voor sociale huurwoningen van de domiciliemaatschappij voor een periode van minder dan negen maanden als voldaan is aan de volgende voorwaarden:
1° de onderbreking is het gevolg van de verhuizing buiten het werkingsgebied van de oorspronkelijke domiciliemaatschappij;
2° de periodes van het ingeschreven zijn als kandidaat-huurder voor sociale huurwoningen van de oorspronkelijke en de nieuwe domiciliemaatschappij sluiten aaneen.
Voor de toepassing van het vierde lid, 4°, wordt rekening gehouden met de huurprijs op de startdatum of, in voorkomend geval, op de datum van de jongste verhuizing na de startdatum. Voor de berekening van de huurprijs wordt gebruik gemaakt van een van de volgende indexeringsformules, tenzij de huurder kan aantonen dat zijn huurprijs niet geïndexeerd is of een lagere indexevolutie volgt:
1° de indexeringsformule die opgenomen is in de huurcalculator die op de website van het Belgische Statistiekbureau ter beschikking staat van het publiek;
2° huurprijs = huurprijs opgenomen in het huurcontract x gezondheidsindex van oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de berekening/aanvangsindex zoals bepaald in de huurprijscalculator die op de website van het Belgische Statistiekbureau ter beschikking staat van het publiek.
De indexeringsformule, vermeld in het achtste lid, die als resultaat de laagste huurprijs geeft, wordt toegepast. De huurprijs kan nooit lager zijn dan de huurprijs vermeld in het huurcontract.
Artikel 5.178. ( 22/07/2024 - ... )
§1. Het agentschap houdt een referentiebestand bij dat dagelijks wordt bijgewerkt met nieuwe gegevens zodra die beschikbaar zijn.
Het referentiebestand bevat voor de kandidaat-huurders die langer dan drie jaar en zes maanden ingeschreven zijn in het inschrijvingsregister, minimaal de volgende geactualiseerde gegevens:
1° de code van de woonmaatschappij waar de kandidaat-huurder het langst ingeschreven is;
2° de code van de domiciliemaatschappij waar de kandidaat-huurder ingeschreven is;
3° de code van andere woonmaatschappijen dan de woonmaatschappij en de domiciliemaatschappij, vermeld in punt 1° of 2°, waar de kandidaat-huurder ook ingeschreven is;
4° de data waarop de kandidaat-huurder ingeschreven is voor sociale huurwoningen van de domiciliemaatschappij en bij de woonmaatschappijen, vermeld in punt 1° en 3°;
5° de voornaam, de achternaam, de geboortedatum en het identificatienummer van de sociale zekerheid van de kandidaat-huurder;
6° het adres van de kandidaat-huurder;
7° het inkomen van de kandidaat-huurder en het inkomensjaar waarmee conform boek 6 rekening is gehouden bij de jongste actualisatie;
8° het aantal personen ten laste van de kandidaat-huurder conform boek 6;
9° de voornaam, de achternaam en de geboortedatum van alle gezinsleden van de kandidaat-huurder.
De primaire verhuurder vult de gegevens van het referentiebestand aan en actualiseert die gegevens met het oog op de behandeling, de uitbetaling en de eventuele opschorting of stopzetting van de tegemoetkoming die is ingesteld bij dit besluit. Dat omvat:
1° het aanvullen van de ontbrekende gegevens van de kandidaat-huurders die langer dan drie jaar en negen maanden ingeschreven zijn;
2° het aanvullen van de datum van toewijzing en het adres van de toegewezen woning, als de woonmaatschappij aan een kandidaat-huurder die opgenomen is in het referentiebestand, een woning toewijst conform boek 6;
3° het aanvullen van de datum van schrapping als de kandidaat-huurder, die opgenomen is in het referentiebestand, geschrapt wordt;
4° het aanvullen van de datum van weigering van of niet reageren op een aanbod van een sociale huurwoning die beantwoordt aan de voorkeur van de kandidaat-huurder, vermeld in artikel 6.8.
§2. Het agentschap voegt een kandidaat-huurder die minder dan drie jaar en negen maanden ingeschreven is, maar die ingeschreven is voor sociale huurwoningen van zijn domiciliemaatschappij en die een verklaring van een andere woonmaatschappij kan voorleggen dat hij vroeger al ingeschreven was voor sociale huurwoningen van die andere woonmaatschappij, toe aan het referentiebestand als de periodes van inschrijving aaneensluiten en in totaal minimaal drie jaar en negen maanden beslaan. Het agentschap vraagt in dat geval de ontbrekende gegevens op.
Artikel 5.179. ( 01/01/2021 - ... )
Het agentschap stuurt in de maand die voorafgaat aan de startdatum, vermeld in artikel 5.176, eerste lid, 7°, a) of b), aan de potentieel rechthebbenden die opgenomen zijn in het geactualiseerde referentiebestand, vermeld in artikel 5.178, een invulformulier, met het verzoek het aangevuld terug te bezorgen aan het agentschap.
Artikel 5.180. ( 01/01/2021 - ... )
Om na te gaan of de kandidaat-huurder recht heeft op de tegemoetkoming, doet het agentschap op grond van artikel 6, lid 1, eerste alinea, e), en artikel 9, van de algemene verordening gegevensbescherming, een beroep op de bevoegde diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën, op het Rijksregister, op de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, op de VMSW en op de lokale besturen om digitaal toegang te krijgen tot de noodzakelijke gegevens met toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze, in voorkomend geval, op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd. Het agentschap is verwerkingsverantwoordelijke.
De gegevens, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op de kandidaat-huurders en, als het voor de controle van de voorwaarden noodzakelijk is, hun inwonende gezinsleden.
Van de personen, vermeld in het tweede lid, worden de volgende gegevens, die bepalend zijn voor de draagwijdte van het recht op de tegemoetkoming, rechtstreeks in de authentieke bronnen opgevraagd en verwerkt op grond van artikel 6, lid 1, eerste alinea, van de algemene verordening gegevensbescherming:
1° de gezinssamenstelling, de personen ten laste en het aantal personen dat in de woning van de kandidaat-huurder woont;
2° het huidige adres en de vorige adressen;
3° de leeftijd;
4° het inkomen;
5° de zakelijke rechten, vermeld in artikel 6.12, eerste lid, 1° tot en met 4°, van dit besluit;
6° de huurprijs van de woning;
7° de inschrijving en de schrapping in het inschrijvingsregister;
8° de toewijzing van een sociale woning;
9° de toekenning van de verhoging van het leefloon, vermeld in artikel 14, §3, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie of de installatiepremie, ingesteld bij het koninklijk besluit van 21 september 2004 tot toekenning van een installatiepremie door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan bepaalde personen die hun hoedanigheid van dakloze verliezen.
De vastgestelde handicap van de betrokkene wordt opgevraagd en verwerkt op grond van artikel 9 van de algemene verordening gegevensbescherming.
De Vlaamse Dienstenintegrator en de Kruispuntbank Sociale Zekerheid staan mee in voor de organisatie en coördinatie van de gegevensstromen. Alleen de personeelsleden van het agentschap die belast zijn met de beoordeling van de aanvragen tot tegemoetkoming, kunnen de gegevens, vermeld in het eerste lid, opvragen en verwerken. Het agentschap houdt een lijst van de personeelsleden ter beschikking. De verwerkte gegevens worden opgeslagen gedurende tien jaar volgend op de laatste betaling van de maandelijkse tegemoetkoming of op de beslissing tot weigering van de tegemoetkoming. Bij de verwerking van de persoonsgegevens van de betrokkenen neemt en handhaaft het agentschap passende technische en organisatorische maatregelen zodat de verwerking voldoet aan de vereisten, vermeld in de algemene verordening gegevensbescherming, en de bescherming van de rechten van de betrokkenen wordt gewaarborgd. Daarbij implementeert het agentschap passende technische en organisatorische maatregelen om een conform het risico afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen, in overeenstemming met artikel 32 van de algemene verordening gegevensbescherming.
Het agentschap neemt gepaste technische en organisatorische maatregelen tegen onbevoegde of onrechtmatige verwerking, evalueert op regelmatige basis de geschiktheid van die veiligheidsmaatregelen en past ze aan waar nodig.
Om het inschrijvingsregister te actualiseren, geeft het agentschap aan de VMSW door of een kandidaat-huurder een tegemoetkoming ontvangt. Op verzoek van een OCMW geeft het agentschap door of de cliënt van het OCMW een tegemoetkoming ontvangt.
Het invulformulier, vermeld in artikel 5.179, dat ingevuld is, en dat ondertekend wordt door alle meerderjarige gezinsleden van wie de persoonsgegevens ingekeken moeten kunnen worden, bevat het rekeningnummer van de kandidaat-huurder, de identiteit en het adres van de verhuurder van de woning die het gezin bewoont, de huurprijs die maandelijks betaald wordt, en de volgende verklaringen, die de potentieel rechthebbende dateert en ondertekent:
1° dat hij de tegemoetkoming wil verkrijgen;
2° dat hij op straffe van terugbetaling van de inmiddels verkregen tegemoetkoming toestemming geeft aan het agentschap om de conformiteit van zijn woning vast te stellen en onmiddellijk elke verhuizing naar een andere woning aan het agentschap zal melden;
3° dat hij ingeschreven is bij een domiciliemaatschappij;
4° dat hij toestemming geeft aan het agentschap om zijn identiteit mee te delen aan het OCMW van zijn woonplaats zodra hij beschouwd wordt als rechthebbende;
5° in het geval, vermeld in artikel 5.177, derde lid, wie als begunstigde van de tegemoetkoming beschouwd moet worden.
De potentiële rechthebbende voegt een afschrift van het huurcontract bij het invulformulier.
Als de potentiële rechthebbende jonger is dan 25 jaar, voegt hij bij de aanvraag een document of verklaring waaruit zijn actuele inkomsten blijken.
Artikel 5.181. ( 18/02/2023 - ... )
§1. Binnen een maand na de ontvangst van het invulformulier verklaart het agentschap het dossier volledig of onvolledig.
Als het invulformulier onvolledig aangevuld is, vraagt het agentschap de ontbrekende gegevens en verklaringen op.
Binnen drie maanden en tien dagen na de volledigverklaring deelt het agentschap zijn beslissing aan de huurder mee. Aan de rechthebbenden worden ook de startdatum en het bedrag van de tegemoetkoming, berekend conform artikel 5.182, §1, meegedeeld.
§2. Tegen de beslissing van het agentschap, vermeld in paragraaf 1, derde lid, of tegen het stilzitten van het agentschap kan met een beveiligde zending of met het daarvoor bestemde formulier dat het agentschap ter beschikking kan stellen beroep worden ingesteld bij de administrateur-generaal van het agentschap, binnen drie maanden die volgen op de betekening van de beslissing tot het verlenen of weigeren van de tegemoetkoming aan de huurder of op het verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 1, derde lid.
Bij elke betwisting over het statuut van kandidaat-huurder, de periode gedurende dewelke hij ingeschreven is, de weigering van of het niet reageren op het aanbod van een sociale huurwoning, het inkomen zoals opgenomen in het referentiebestand of de personen ten laste conform boek 6, houdt het agentschap bij de vaststelling van de hoedanigheid van rechthebbende en bij de berekening van de tegemoetkoming alleen rekening met de definitieve beslissing van de woonmaatschappij of, bij gebrek daaraan, met de beoordeling van de toezichthouder, vermeld in artikel 6.30.
§3. Onmiddellijk na de beslissingen, vermeld in paragraaf 1 en 2 vult het agentschap voor alle rechthebbenden het referentiebestand, vermeld in artikel 5.178, aan met de startdatum.
De domiciliemaatschappij van de rechthebbende kan binnen een maand na de kennisgeving bezwaar aantekenen tegen de beslissing van het agentschap om de kandidaat-huurder als rechthebbende te beschouwen als die beslissing gebaseerd is op foutieve gegevens. In dat geval neemt het agentschap na verificatie van de gegevens een nieuwe beslissing.
Artikel 5.182. ( 01/11/2023 - ... )
§1. De tegemoetkoming bedraagt 75% van de maximale huurprijs, vermeld in artikel 5.166, §1, tweede en vierde lid, in voorkomend geval verhoogd conform artikel 5.166, §1, vijfde lid, en aangepast conform artikel 5.166, §1, zesde lid, verminderd met 1/55 van het inkomen. De tegemoetkoming bedraagt maximaal 150 euro, te verhogen met 25 euro per persoon ten laste, tot en met de vierde persoon ten laste.
De bedragen van 150 euro en 25 euro, vermeld in het eerste lid, worden verhoogd met 10% als de woning op het grondgebied ligt van een van de gemeenten, vermeld in artikel 5.166, §1, vijfde lid.
De bedragen van 150 euro en 25 euro, vermeld in het eerste lid, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex (basis 2013) naar het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het voorafgaande jaar, met als basis het gezondheidsindexcijfer van 108,26 voor oktober 2018. Het resultaat wordt naar boven afgerond tot op twee cijfers na de komma.
Het agentschap betaalt de tegemoetkoming maandelijks uit aan de rechthebbende of, met het akkoord van de rechthebbende, aan de instantie die de tegemoetkoming aan de rechthebbende voorgeschoten heeft. De uitbetaling gebeurt voor de eerste keer binnen vier maanden na een van de volgende tijdstippen:
1° de beslissing, vermeld in artikel 5.181, §1, derde lid;
2° de vaststelling van de hoedanigheid van rechthebbende, vermeld in artikel 5.181, §2, tweede lid;
3° de definitieve beslissing in het geval, vermeld in artikel 5.181, §3, tweede lid.
Het bedrag van de tegemoetkoming wordt onveranderlijk uitbetaald tot aan de volgende herberekening, vermeld in paragraaf 2.
Als blijkt dat de rechthebbende ook de huursubsidie geniet, ingesteld bij het besluit van de Vlaamse regering van 11 december 1991 tot instelling van individuele huursubsidies en een installatiepremie bij het betrekken van een gezonde of aangepaste huurwoning, wordt de uitbetaling van die huursubsidie stopgezet vanaf de eerste maand waarin hij de tegemoetkoming ingesteld bij deze titel geniet.
§2. Het agentschap controleert jaarlijks of de huurder en de inwonende gezinsleden voldoen aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk 2, en herberekent de tegemoetkoming conform paragraaf 1 op de verjaardag van de startdatum of op de verjaardag van de datum van het conformiteitsattest, als die laatste datum recenter is dan de startdatum.
Als de tegemoetkoming is opgeschort conform artikel 5.183, eerste lid, 1°, 3°, 4° en 5°, wordt de jaarlijkse controle, vermeld in het eerste lid, ook opgeschort tot blijkt dat de rechthebbende opnieuw voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk 2. De jaarlijkse controle wordt vanaf dan uitgevoerd op de verjaardagen van de startdatum.
Tegen de herberekening, vermeld in het eerste lid, kan met een beveiligde zending of met het daarvoor bestemde formulier dat het agentschap ter beschikking kan stellen beroep worden ingesteld bij de administrateur-generaal van het agentschap, binnen drie maanden die volgen op de betekening van de beslissing.
Artikel 5.183. ( 01/01/2024 - ... )
De tegemoetkoming wordt opgeschort:
1° als de woning waarvoor een tegemoetkoming wordt verleend, ongeschikt, overbewoond of onbewoonbaar wordt verklaard;
2° ...;
3° als de rechthebbende tijdens de looptijd van de tegemoetkoming verhuist naar een huurwoning buiten het werkingsgebied van de woonmaatschappij waarin zijn huurwoning lag, tot hij zich opnieuw ingeschreven heeft voor sociale huurwoningen van zijn nieuwe domiciliemaatschappij en voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.177;
4° als de rechthebbende tijdens de looptijd van de tegemoetkoming de woning verlaat om een woning te betrekken die hij niet huurt tot opnieuw voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.177;
5° als de rechthebbende verhuist naar een andere woning tot opnieuw voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.177.
6° zodra het inkomen bij de jongste herberekening de grenzen, vermeld in artikel 6.13, overschrijdt;
7° als de huurprijs hoger blijkt te zijn dan het maximum, vermeld in artikel 5.177, vierde lid, 4°.
Als de uitbetaling van de tegemoetkoming wordt opgeschort, met toepassing van het eerste lid, 1°, wordt ze opnieuw gestart:
1° als uit een conformiteitsonderzoek of een conformiteitsattest blijkt dat de woning die ongeschikt, overbewoond of onbewoonbaar werd verklaard terug conform is. De uitbetaling van de tegemoetkoming wordt hervat met terugwerkende kracht tot de maand die volgt op de datum van het conformiteitsonderzoek of conformiteitsattest;
2° als de rechthebbende verhuisd is naar een andere woning en voldaan is aan de voorwaarden vermeld in artikel 5.177 op de jongste van de data vermeld in het vijfde lid.
Als de betaling van de tegemoetkoming wordt opgeschort, met toepassing van het eerste lid, 3°, wordt ze opnieuw gestart op de jongste van de volgende data:
1° de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de rechthebbende zich opnieuw heeft ingeschreven voor sociale huurwoningen van een domiciliemaatschappij;
2° de eerste dag van de zesde maand die voorafgaat aan de indiening van het aangevulde invulformulier na de verhuizing.
Als de betaling van de tegemoetkoming wordt opgeschort, met toepassing van het eerste lid, 4°, wordt ze opnieuw gestart op de jongste van de volgende data :
1° de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de rechthebbende opnieuw voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.177;
2° de eerste dag van de zesde maand die voorafgaat aan de indiening van het aangevulde invulformulier.
Als de betaling van de tegemoetkoming wordt opgeschort, met toepassing van het eerste lid, 5°, wordt ze opnieuw gestart op de jongste van de volgende data:
1° de eerste dag van de maand die volgt op de verhuizing;
2° de eerste dag van de zesde maand die voorafgaat aan de indiening van het aangevulde invulformulier na de verhuizing.
Als de betaling van de tegemoetkoming wordt opgeschort, met toepassing van het eerste lid, 6°, wordt ze opnieuw gestart op de eerste dag van de maand die volgt op de jaarlijkse controle, vermeld in artikel 5.182, § 2, eerste lid, als bij die jaarlijkse controle blijkt dat opnieuw voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.177.
Als de betaling van de tegemoetkoming wordt opgeschort, met toepassing van het eerste lid, 7°, wordt ze opnieuw gestart op de eerste dag van de maand die volgt op de jaarlijkse controle, vermeld in artikel 5.182, § 2, eerste lid, als bij die jaarlijkse controle blijkt dat opnieuw voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.177.
Als de uitbetaling van de tegemoetkoming wordt opgeschort, met toepassing van het eerste lid, punt 1°, wordt voor de maand die volgt op de verhuizing naar een conforme woning bovenop de tegemoetkoming een installatiepremie betaald. De installatiepremie, inclusief de tegemoetkoming, bedraagt voor de maand die volgt op de verhuizing naar een conforme huurwoning, 400% van het bedrag dat voor die maand berekend is conform artikel 5.182, §1.
Tegen de beslissing tot opschorting, vermeld in het eerste lid, kan met een beveiligde zending of met het daarvoor bestemde formulier dat het agentschap ter beschikking kan stellen beroep worden ingesteld bij de administrateur-generaal van het agentschap, binnen drie maanden die volgen op de betekening van de beslissing.
Artikel 5.184. ( 01/01/2024 - ... )
De tegemoetkoming wordt stopgezet:
1° vanaf de eerste dag van de derde maand die volgt op de datum waarop de rechthebbende een sociale huurwoning als vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 49°, a) of c), van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, huurt;
2° zodra de rechthebbende niet langer als kandidaat-huurder ingeschreven is voor sociale huurwoningen van de domiciliemaatschappij;
3° zodra de uitbetaling van de tegemoetkoming negen maanden opgeschort is met toepassing van artikel 5.183, eerste lid, 3°, van dit besluit;
4° zodra de rechthebbende met behoud van de toepassing van artikel 6.8, § 2, derde lid, van dit besluit, het aanbod van een sociale huurwoning weigert of niet reageert op een aanbod dat beantwoordt aan zijn voorkeur als vermeld in artikel 6.5, § 2, derde lid, 1° tot en met 3° van dit besluit;
5° zodra de rechthebbende geschrapt wordt uit het inschrijvingsregister;
6° zodra wordt vastgesteld dat de kandidaat-huurder niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarde, vermeld in artikel 5.177, vierde lid, 2°.
Woonmaatschappijen vullen binnen een maand de data die betrekking hebben op de feiten, vermeld in het eerste lid, aan in het referentiebestand. Het agentschap brengt de woonmaatschappijen in kwestie en het OCMW op de hoogte van de stopzettingen.
Artikel 5.185. ( 01/01/2021 - ... )
Het agentschap wordt aangeduid om de onterecht uitbetaalde tegemoetkomingen terug te vorderen. Bij terugvordering van tegemoetkomingen die ingevolge list, bedrog of valse verklaringen zijn verkregen, wordt het terug te vorderen bedrag verhoogd met de wettelijke intrest die verschuldigd is vanaf de dag van uitbetaling van de tegemoetkoming. De teruggevorderde bedragen worden conform artikel 5.2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 toegewezen aan het Fonds voor de Huisvesting.
Artikel 5.186. ( 01/07/2022 - ... )
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
1° aanvraagdatum: de datum van de digitale indiening van het aanvraagformulier bij het unieke loket;
2° aanvrager:
a) de particulier, houder van het zakelijk recht van de premiewoning, die de aanvraag indient in naam van de bewoner;
b) de verhuurder, vermeld in punt 8° ;
3° bewoner: de particulier, houder van het zakelijk recht over de premiewoning, die de premiewoning op de aanvraagdatum volgens het bevolkingsregister als hoofdverblijfplaats bewoont;
4° gemeenschappelijke delen: de delen van een appartementsgebouw die niet tot het privatieve gedeelte van de premiewoning behoren;
5° het unieke loket: het unieke loket dat is opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 tot oprichting van een uniek loket voor de aanvraag en behandeling van bepaalde woon- en energiepremies en tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010 en het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021;
6° inkomen: de som van de volgende inkomsten die ontvangen zijn in het jaar waarop het laatst beschikbare aanslagbiljet betrekking heeft:
a) het gezamenlijk belastbaar inkomen en de afzonderlijke belastbare inkomsten;
b) het leefloon;
c) de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap;
d) de beroepsinkomsten uit het buitenland die van belasting vrijgesteld zijn, of de beroepsinkomsten die verworven zijn bij een Europese of internationale instelling en die van belasting vrijgesteld zijn;
7° persoon ten laste:
a) het kind dat bij de bewoner gedomicilieerd is en dat minderjarig is of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
b) het kind van de bewoner dat niet gedomicilieerd is bij de bewoner, maar op regelmatige basis bij de bewoner verblijft en dat minderjarig is of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
c) de persoon die beschouwd wordt als ernstig gehandicapt, of die beschouwd werd als ernstig gehandicapt op het ogenblik van oppensioenstelling;
8° verhuurder: de meerderjarige particulier of vennootschap die de premiewoning op de aanvraagdatum voor de duur van minstens negen jaar verhuurt aan een woonmaatschappij met het oog op de onderverhuring ervan.
Voor de bepaling van het gezamenlijk belastbaar inkomen, vermeld in het eerste lid, 6°, wordt rekening gehouden met de reële eigen beroepsinkomsten.
Om als persoon ten laste als vermeld in het eerste lid, 7°, c), te worden beschouwd, gelden dezelfde voorwaarden als de voorwaarden die bepaald zijn ter uitvoering van artikel 6.1, eerste lid, 4°, c).
Als een persoon ten laste als vermeld in het eerste lid, 7°, a) of b), ook een persoon ten laste is als vermeld in het eerste lid, 7°, c), telt die persoon voor twee personen ten laste.
Artikel 5.187. ( 18/02/2023 - ... )
Voor de bepaling van het inkomen wordt rekening gehouden met het inkomen van de bewoner en de gehuwde of wettelijk samenwonende partner die mee de premiewoning bewoont.
Het inkomen mag niet meer bedragen dan:
1° 46.170 euro voor een alleenstaande;
2° 65.960 voor een alleenstaande met één persoon ten laste, te verhogen met 3.700 euro per persoon ten laste vanaf de tweede persoon ten laste;
3° 65.960 voor andere personen, te verhogen met 3.700 euro per persoon ten laste.".
De tegemoetkoming wordt berekend volgens het percentage, vermeld in artikel 5.191, § 3, tweede lid, 2°, als het inkomen ook voldoet aan de volgende inkomensgrenzen:
1° 36.278 euro voor een alleenstaande;
2° 50.787 euro voor een alleenstaande met één persoon ten laste, te verhogen met 3.700 euro per persoon ten laste vanaf de tweede persoon ten laste;
3° 50.787 euro voor andere personen, te verhogen met 3.700 euro per persoon ten laste.
De bedragen vermeld in het tweede en derde lid, worden gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer 113,94 van oktober 2021 (basisjaar 2013). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober die voorafgaat aan de aanpassing en afgerond naar het hogere tiental.
In het vierde lid wordt verstaan onder gezondheidsindexcijfer: het prijsindexcijfer dat berekend wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.
Artikel 5.188. ( 01/07/2022 - ... )
De bewoner mag op de aanvraagdatum houder van het zakelijk recht zijn van een andere woning of een ander gebouw naast de premiewoning.
Artikel 5.189. ( 30/08/2024 - ... )
§ 1. De werkzaamheden moeten erop gericht zijn de premiewoning minstens te doen beantwoorden aan de normen die vastgesteld zijn met toepassing van artikel 3.1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en door of krachtens artikel 6.4.1/1 van het Energiebesluit van 19 november 2010.
§ 2. De werkzaamheden die in aanmerking komen voor een premie, worden hierna limitatief opgesomd in de volgende categorieën:
1° dakrenovatie:
a) het aanbrengen van dak- of zoldervloerisolatie die voldoet aan de criteria door of krachtens artikel 6.4.1/1, 1°, van het Energiebesluit van 19 november 2010;
b) de afbraak van dakstructuren en de vervanging door draagkrachtige elementen;
c) de verwijdering van asbesthoudende dakbedekking of een asbesthoudend onderdak;
d) het aanbrengen van een onderdak bij hellende daken en de waterdichte bedekking;
e) de behandeling van houten dakstructuren tegen zwammen en insecten;
f) het plaatsen van dakdoorbrekingen, zoals de dak(vlak)ramen, de lichtkoepels die voorzien zijn van glas met een warmtegeleidingscoëfficiënt (Ug) van maximaal 1,0 W/m2K en de lichtkokers;
g) het vervangen en plaatsen van dakgoten en afvoerpijpen;
2° buitenmuurrenovatie:
a) het aanbrengen van buitenmuurisolatie volgens de criteria door of krachtens artikel 6.4.1/1, 2°, van het Energiebesluit van 19 november 2010;
b) het aanbrengen van buitenmuurisolatie volgens de criteria door of krachtens artikel 6.4.1/1, 3°, van het Energiebesluit van 19 november 2010;
c) het aanbrengen van buitenmuurisolatie volgens de criteria door of krachtens artikel 6.4.1/1, 4°, van het Energiebesluit van 19 november 2010;
d) de afbraak van buitenmuren en de vervanging door nieuwe muren, inclusief de dragende of steunende elementen in die muren, zoals kolommen, balken en lateien, samen met het aanbrengen van buitenmuurisolatie, vermeld in punt a), b), of c);
e) de verwijdering van asbesthoudende gevelbekleding;
f) de behandeling van buitenmuren tegen optrekkend vocht door een waterkerende laag te plaatsen of de muren te injecteren met producten die de muur waterdicht maken;
g) de behandeling van de muren tegen kelder- of huiszwam;
h) de afbraak van borstweringen of balustrades bij balkons en de plaatsing van nieuwe borstweringen of balustrades bij balkons;
i) de natte of droge bepleistering op de binnenkant van de buitenmuren (gips-, kalk- en leembepleistering), samen met het aanbrengen van muurisolatie, vermeld in punt c);
j) de afwerking van buitenmuren met gevelsteen, gevelbekleding of -bepleistering in speciaal daartoe bestemde materialen, samen met het aanbrengen van buitenmuurisolatie, vermeld in punt b), en c);
3° renovatie van buitenschrijnwerk:
a) de afbraak en plaatsing van ramen en buitendeuren met beglazing en de afbraak en plaatsing van oppervlakte beglazing volgens de criteria door of krachtens artikel 6.4.1/1, eerste lid, 6°, van het Energiebesluit van 19 november 2010;
b) het plaatsen van volle buitendeuren met een maximale U-waarde van 2,0 W/m2K;
c) de afbraak van borstweringen of balustrades bij lage ramen en de plaatsing van nieuwe borstweringen of balustrades bij lage ramen;
4° renovatie van vloeren en funderingen:
a) nieuw geplaatste vloerisolatie op volle grond of nieuw geplaatste isolatie op het plafond van een kelder of een verluchte ruimte onder een verwarmde ruimte volgens de criteria door of krachtens artikel 6.4.1/1, 5°, van het Energiebesluit van 19 november 2010;
b) de afbraak en opbouw van draagvloeren op het gelijkvloers, met inbegrip van het verwijderen van asbest, samen met de werkzaamheden, vermeld in punt a) en d);
c) het aanbrengen van een dekvloer, ook chape genoemd, samen met de werkzaamheden, vermeld in punt b);
d) het plaatsen van fundering en de behandeling van stabiliteitsproblemen;
e) de behandeling van draagvloeren tegen zwammen en insecten;
f) de behandeling van ondergrondse muren tegen insijpelend vocht.
5° binnenrenovatie:
a) de afbraak van binnenmuren en de vervanging door nieuwe muren, inclusief de dragende of steunende elementen in die muren, zoals kolommen, balken en lateien;
b) de afbraak en opbouw van draagkrachtige vloerelementen en dekvloeren tussen de woonverdiepingen;
c) de behandeling van binnenmuren tegen optrekkend vocht door een waterkerende laag te plaatsen of de muren te injecteren met producten die de muur waterdicht maken;
d) de behandeling van de muren tegen kelder- of huiszwam;
e) de natte of droge bepleistering op de binnenmuren, de binnenkant van de buitenmuren met gips-, kalk- en leembepleistering, de onderkant van draagvloeren en de onderkant van de dakstructuren;
f) het plaatsen van vaste trappen in de woning zodat de verbinding tussen de verdiepingen veilig beloopbaar is, met inbegrip van het plaatsen van leuningen en borstweringen;
6° technische installaties: elektriciteit, leidingen en sanitair:
a) elektrische installatie: het aanbrengen of vervangen van de elementen om stroom en telecommunicatie te verdelen in de woning, inclusief de aansluiting op het openbare net en de plaatsing van de meetinstallatie voor elektriciteit. De conformiteit van de installatie met het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties moet aangetoond worden met een attest van een erkend keuringsorgaan dat dateert van na de uitgevoerde werken en voor de aanvraagdatum;
b) het vervangen van de leidingen van de centrale verwarming waaronder ook vloer- of wandverwarming;
c) sanitaire uitrusting:
1) het vernieuwen van leidingen en afvoeren;
2) het plaatsen en vervangen van een regenwaterinstallatie;
3) de vernieuwing van de bestaande sanitaire toestellen of de plaatsing van maximaal één douche, één ligbad, twee wastafels en één wc, als die nog niet aanwezig zijn in de woning;
7° gascondensatieketels: de plaatsing van een gascondensatieketel met Europees productlabel A of beter ter vervanging van een ouder verwarmingssysteem. Zowel aardgascondensatieketels als propaan- of butaangascondensatieketels komen in aanmerking. In gebieden waar een aardgasdistributienet aanwezig is op het ogenblik van de uitvoering van de werken, komen alleen aardgascondensatieketels in aanmerking. In gebieden waar geen aardgasdistributienet aanwezig is op het ogenblik van de uitvoering van de werken, komen alleen condensatieketels op propaan of butaan in aanmerking. De uitvoering van de verplichte keuring voor de eerste ingebruikname van de gascondensatieketel, vermeld in artikel 7 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006 betreffende het onderhoud en het nazicht van centrale stooktoestellen voor de verwarming van gebouwen of voor de aanmaak van warm verbruikswater, wordt aangetoond met het keuringsrapport dat dateert van na de uitgevoerde werken en voor de aanvraagdatum.
Als de werkzaamheden, vermeld in het eerste lid, 3°, a) en b), niet vergunningsplichtig zijn of niet onderworpen zijn aan de meldingsplicht, vermeld in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, en het buitenschrijnwerk wordt geplaatst in een woonkamer, slaapkamer, studeerkamer, speelkamer of analoge ruimte wordt voldaan aan tenminste één van de volgende eisen:
1° aan de luchttoevoereisen vermeld in bijlage IX van het Energiebesluit van 19 november 2010, voor de woonkamers, slaapkamers, studeerkamers, speelkamers of analoge ruimten waarin het buitenschrijnwerk wordt geplaatst;
2° aan de minimale ventilatievoorzieningen, vermeld in deel IX.2 van bijlage 18/4 van het ministerieel besluit van 28 december 2018 houdende algemene bepalingen inzake de energieprestatieregelgeving, energieprestatiecertificaten en de certificering van aannemers en installateurs.
De minister bepaalt met welk bewijsstuk de aanvrager aantoont dat aan de eisen vermeld in het tweede lid is voldaan.
De minister kan nadere regels bepalen en technische vereisten vastleggen waaraan de werkzaamheden, vermeld in het eerste lid, moeten voldoen.
§ 3. De werkzaamheden, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1°, b), tot en met g), komen alleen in aanmerking als ze samen worden uitgevoerd met het werk, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1°, a), of als de aanvrager kan aantonen dat de premiewoning al voldoet aan het niveau van isolatie, vermeld in artikel 6.4.1/1, 1° van het Energiebesluit van 19 november 2010.
De werkzaamheden, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°, e) tot en met h), komen alleen in aanmerking als ze samen worden uitgevoerd met de werkzaamheden, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°, a), b), of c), of als de aanvrager kan aantonen dat de buitenmuur waarop de werken, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°, e), tot en met h), betrekking hebben, voldoet aan het niveau van isolatie, vermeld in artikel 6.4.1/1, 2°, 3° of 4° van het Energiebesluit van 19 november 2010.
De werkzaamheden, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 3°, c), komen alleen in aanmerking als ze samen worden uitgevoerd met de werkzaamheden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°, a), of als de aanvrager kan aantonen dat de lage ramen waarvoor de nieuwe borstwering of balustrade wordt geplaatst, voldoen aan het niveau van beglazing, vermeld in artikel 6.4.1/1, 6°, van het Energiebesluit van 19 november 2010.
De werkzaamheden, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 4°, d), tot en met f), komen alleen in aanmerking als ze samen worden uitgevoerd met de werkzaamheden, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 4°, a), of als de aanvrager kan aantonen dat de werkzaamheden, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 4°, a), al zijn uitgevoerd volgens het niveau van isolatie, vermeld in artikel 6.4.4/1, 5°, van het Energiebesluit van 19 november 2010.
§ 4. De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd conform de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en het Energiedecreet van 8 mei 2009. Het agentschap kan een onderzoek ter plaatse instellen om na te gaan of de werken voldoen aan de voorwaarden en effectief zijn uitgevoerd.
§ 5. Als de werkzaamheden, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, betrekking hebben op een bestaande of nieuwe zorgwoning met toepassing van artikel 4.2.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, en waarbij de ondergeschikte wooneenheid zich bevindt in de premiewoning of in een vrijstaand bijgebouw van de premiewoning, wordt de tegemoetkoming voor de zorgwoning berekend per categorie van werkzaamheden, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, ongeacht of de werkzaamheden betrekking hebben op de hoofdwooneenheid of op de ondergeschikte wooneenheid, of op beide samen.
§ 6. Het in aanmerking te nemen investeringsbedrag is de kostprijs van de werken, exclusief btw, zoals vermeld op de facturen, vermeld in artikel 5.191, § 1 en bedraagt minstens 1.000 euro, exclusief btw, per categorie van werkzaamheden, vermeld in paragraaf 2.
Het in aanmerking te nemen investeringsbedrag bedraagt maximaal:
1° 11.500,00 euro, exclusief btw voor de categorie, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1° ;
2° 12.000,00 euro, exclusief btw, voor de categorie, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2° ;
3° 11.000,00 euro, exclusief btw, voor de categorie, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 3° ;
4° 3.000,00 euro, exclusief btw, voor de categorie, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 4° ;
5° 5.000,00 euro, exclusief btw, voor de categorie, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 5° ;
6° 7.500,00 euro, exclusief btw, voor de categorie, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 6°.
§ 7. De premiewoning of het gebouw dat geheel of gedeeltelijk wordt of werd herbestemd tot nieuwe premiewoning, moet minstens 15 jaar oud zijn op de aanvraagdatum en ligt in het Vlaamse Gewest. De ouderdom van het gebouw wordt gecontroleerd aan de hand van de aansluitingsdatum op het elektriciteitsdistributienet of op basis van de meest recente gegevens van de Federale Overheidsdienst Financiën. Bij betwisting geldt de oudste van die data.
§ 8. Een herbouw, vermeld in artikel 1.1.1, 47/2°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, komt niet in aanmerking voor een tegemoetkoming volgens dit hoofdstuk.
§9. Voor de werkzaamheden, vermeld in paragraaf 2, die worden uitgevoerd in een appartementsgebouw en betrekking hebben op de gemeenschappelijke delen, kan de aanvrager een tegemoetkoming aanvragen conform artikel 5.191, §5. Paragraaf 6, tweede lid, is niet van toepassing op het in aanmerking te nemen investeringsbedrag van de werkzaamheden die worden uitgevoerd aan de gemeenschappelijke delen.
Artikel 5.190. ( 01/07/2022 - ... )
§ 1. De aanvraag van de tegemoetkoming wordt ingediend na de uitvoering van de werkzaamheden, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, bij het unieke loket.
Per aanvraag kunnen alle categorieën, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, worden aangevraagd.
§ 2. De tegemoetkoming die met toepassing van dit hoofdstuk wordt toegekend aan de verhuurder, vermeld in artikel 5.186, eerste lid, 8°, wordt verleend met inachtneming van de voorwaarden, vermeld in de verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen.
Artikel 5.191. ( 08/01/2024 - ... )
§1. Het bedrag van de tegemoetkoming wordt berekend op basis van de facturen die daarvoor voorgelegd zijn op naam van de aanvrager of de meerderjarige persoon of personen met wie de aanvrager samenwoont, of de woonmaatschappij, en die niet dateren van meer dan twee jaar voor de aanvraagdatum, noch van na de aanvraagdatum.
De facturen, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op:
1° werkzaamheden die uitgevoerd zijn door een aannemer die daarvoor facturen afgeeft conform het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde of op werkzaamheden uitgevoerd door een dienst die erkend is voor de lokale diensteneconomie conform artikel 4 van het decreet van 22 december 2006 houdende de lokale diensteneconomie; De facturen bevatten voldoende informatie over de juiste aard en omvang van de werkzaamheden.
2° de aankoop van materialen of uitrustingsgoederen die de aanvrager zelf heeft verwerkt of geplaatst voor werkzaamheden uit te voeren in de categorieën, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 5° en 6° ;
3° de aankoop van materialen of uitrustingsgoederen die door de aanvrager onder begeleiding van een aannemer of begeleidingsfirma worden verwerkt of geplaatst en die werkzaamheden betreffen in de categorieën, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 7°. De voorgelegde facturen moeten melding maken van de begeleiding.
§2. De tegemoetkoming wordt berekend per categorie van werkzaamheden, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, op basis van het in aanmerking te nemen investeringsbedrag, vermeld in artikel 5.189, § 6.
§3. Voor de werkzaamheden, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 1° tot en met 6°, wordt het bedrag van de tegemoetkoming naargelang het geval vastgesteld op 25% of 35% van het in aanmerking te nemen investeringsbedrag, vermeld in artikel 5.189, § 6.
Het percentage, vermeld in het eerste lid, bedraagt:
1° 35% voor de verhuurder;
2° 35% voor de bewoner als het inkomen dat conform artikel 5.187, eerste lid, is bepaald, voldoet aan de inkomensgrenzen, vermeld in artikel 5.187, derde lid;
3° 25% in alle andere gevallen.
§4. Als de in aanmerking te nemen werkzaamheden het werk, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 1°, a), omvatten, moet de tegemoetkoming die wordt berekend voor de categorie, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 1°, minstens gelijk zijn aan de premie berekend door of krachtens artikel 6.4.1/1, 1°, van het Energiebesluit van 19 november 2010 voor het werk, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 1°, a). Als het bedrag van de tegemoetkoming lager is dan het bedrag van de premie berekend door of krachtens artikel 6.4.1/1, 1°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, wordt de tegemoetkoming verhoogd tot het bedrag van die premie.
Als de in aanmerking te nemen werkzaamheden een of meer werken, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 2°, a), b) of c), omvatten, moet de tegemoetkoming die wordt berekend voor de categorie, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 2°, minstens gelijk zijn aan de premie, of in voorkomend geval de som van de premies, berekend door of krachtens respectievelijk artikel 6.4.1/1, 2°, artikel 6.4.1/1, 3°, of artikel 6.4.1/1, 4°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, voor de werken, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 2°, a), b), of c). Als het bedrag van de tegemoetkoming lager is dan het bedrag van de premie, of in voorkomend geval de som van de premies, berekend door of krachtens artikel 6.4.1/1, 2°, 3° of 4°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, wordt de tegemoetkoming verhoogd tot het bedrag van die premie.
Als de in aanmerking te nemen werkzaamheden, het werk, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 3°, a), omvatten, moet de tegemoetkoming die wordt berekend voor de categorie, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 3°, minstens gelijk zijn aan de premie berekend door of krachtens artikel 6.4.1/1, 6°, van het Energiebesluit van 19 november 2010 voor het werk, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 3°, a). Als het bedrag van de tegemoetkoming lager is dan het bedrag van de premie berekend door of krachtens artikel 6.4.1/1, 6°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, wordt de tegemoetkoming verhoogd tot het bedrag van die premie.
Als de in aanmerking te nemen werkzaamheden, het werk, vermeld in artikel 5.189, § 2, 4°, a), omvatten, moet de tegemoetkoming die wordt berekend voor de categorie, vermeld in artikel 5.189, § 2, 4°, minstens gelijk zijn aan de premie berekend door of krachtens artikel 6.4.1/1, 5°, van het Energiebesluit van 19 november 2010 voor het werk, vermeld in artikel 5.189, § 2, 4°, a). Als het bedrag van de tegemoetkoming lager is dan het bedrag van de premie berekend door of krachtens artikel 6.4.1/1, 5°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, wordt de tegemoetkoming verhoogd tot het bedrag van die premie.
§5. Als de tegemoetkoming die overeenkomstig dit hoofdstuk wordt verleend betrekking heeft op werkzaamheden, vermeld in artikel 5.189, §2, die worden uitgevoerd aan de gemeenschappelijke delen in een appartementsgebouw, dient eerst de vereniging van mede-eigenaars de aanvraag in bij het unieke loket. De vereniging van mede-eigenaars voegt alle facturen bij de aanvraag die betrekking hebben op de werkzaamheden, vermeld in artikel 5.189, §2, die worden uitgevoerd aan de gemeenschappelijke delen en die niet dateren van meer dan twee jaar voor de aanvraagdatum, noch van na de aanvraagdatum van de aanvraag van de vereniging van mede-eigenaars.
Als er voor het appartementsgebouw geen vereniging van mede-eigenaars werd opgericht, wordt de aanvraag, vermeld in het eerste lid, ingediend door één individuele investeerder, vermeld in artikel 1.1.1, §2, 55/1° van het Energiebesluit van 19 november 2010, samen met het schriftelijk akkoord van alle eigenaars van het appartementsgebouw.
Na ontvangst van de aanvraag, vermeld in het eerste lid, meldt het unieke loket aan de vereniging van mede-eigenaars of aan de investeerder, vermeld in het tweede lid, dat de aanvrager voor de werkzaamheden, vermeld in het eerste lid, een aanvraag kan indienen volgens dit hoofdstuk. De aanvrager kan uiterlijk twee jaar na de datum van deze melding een aanvraag indienen bij het unieke loket voor de werkzaamheden aan de gemeenschappelijke delen in een appartementsgebouw waar de premiewoning deel van uitmaakt. Deze aanvraag zal gekoppeld worden aan de aanvraag, vermeld in het eerste lid. In afwijking van paragraaf 1, zal de tegemoetkoming die wordt toegekend aan de aanvrager, voor de werkzaamheden, vermeld in het eerste lid, die worden uitgevoerd aan de gemeenschappelijke delen, berekend worden op basis van de in aanmerking genomen facturen, gevoegd bij de aanvraag, vermeld in het eerste lid. De tegemoetkoming die wordt toegekend aan de aanvrager, wordt beperkt overeenkomstig het proportionele aandeel dat de premiewoning heeft in de gemeenschappelijke delen van het appartementsgebouw. Artikel 5.189, §6, tweede lid is van overeenkomstige toepassing op het proportioneel in aanmerking genomen investeringsbedrag. De tegemoetkoming wordt vervolgens verminderd met het proportionele aandeel voor die premiewoning in de gemeenschappelijke delen van het appartementsgebouw, in de premies, vermeld in artikel 6.4.1/1 van het Energiebesluit van 19 november 2010, voor die betreffende werkzaamheden aan de gemeenschappelijke delen, die overeenkomstig artikel 6.4.1/2, 1°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, werden toegekend aan de vereniging van mede-eigenaars of de investeerder, vermeld in het tweede lid. De minister bepaalt welk bewijsstuk de aanvrager moet voorleggen om het aandeel van de premiewoning in de gemeenschappelijke delen van het appartementsgebouw te kunnen bepalen.
§6. Enkel de bewoners van wie het inkomen voldoet aan de inkomensgrenzen, vermeld in artikel 5.187, derde lid, en verhuurders komen in aanmerking voor een tegemoetkoming voor de categorie van werkzaamheden, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 7° voor zover de aanvraag voor de tegemoetkoming voor deze werkzaamheden wordt ingediend uiterlijk op 30 juni 2026. De tegemoetkoming bedraagt 1800 euro, begrensd tot 40% van het investeringsbedrag, vermeld in artikel 5.189, § 6.
In afwijking van het eerste lid bedraagt de tegemoetkoming 2500 euro, begrensd tot 50% van het investeringsbedrag, vermeld in artikel 5.189, § 6, als de gascondensatieketel wordt geplaatst ter vervanging van een stookolieketel.
§ 6. Alleen de bewoners van wie het inkomen voldoet aan de inkomensgrenzen, vermeld in artikel 5.187, derde lid, en verhuurders komen in aanmerking voor een tegemoetkoming voor de categorie van werkzaamheden, vermeld in artikel 5.189, §2, eerste lid, 7°, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de aanvraag voor de tegemoetkoming voor deze werkzaamheden wordt ingediend uiterlijk op 30 oktober 2024;
2° in afwijking van paragraaf 1 dateert de eindfactuur van deze werkzaamheden van vóór 1 november 2023.
De tegemoetkoming bedraagt 1800 euro, begrensd tot 40% van het investeringsbedrag, vermeld in artikel 5.189, §6.
In afwijking van het tweede lid bedraagt de tegemoetkoming 2500 euro, begrensd tot 50% van het investeringsbedrag, vermeld in artikel 5.189, §6, als de gascondensatieketel wordt geplaatst ter vervanging van een stookolieketel.
Artikel 5.192. ( 01/07/2022 - ... )
Aan de werkmaatschappij wordt binnen de kredieten die daarvoor zijn ingeschreven op de begroting van het Vlaamse Gewest, op kwartaalbasis een vergoeding toegekend voor het uitvoeren van de taken, vermeld in artikel 2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 tot oprichting van een uniek loket voor de aanvraag en behandeling van bepaalde woon- en energiepremies en tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010 en het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021. Die vergoeding is gelijk aan de som van:
1° 100% van de voor dat kwartaal uitbetaalde tegemoetkomingen, berekend volgens artikel 5.191 voor de werkzaamheden, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, punt 5° en 6° ;
2° 50% van de voor dat kwartaal uitbetaalde tegemoetkomingen, berekend volgens artikel 5.191 voor de werkzaamheden, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, punt 1° tot en met 4° en 7°;
3° 50% van de voor dat kwartaal uitbetaalde tegemoetkomingen, berekend volgens artikel 12.3.27 van het Energiebesluit van 19 november 2010;
4° 50% van de voor dat kwartaal uitbetaalde tegemoetkomingen berekend volgens artikel 44 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 tot oprichting van een uniek loket voor de aanvraag en behandeling van bepaalde woon- en energiepremies en tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010 en het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021;
5° 50% van de voor dat kwartaal uitbetaalde tegemoetkomingen berekend volgens artikel 43 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 tot oprichting van een uniek loket voor de aanvraag en behandeling van bepaalde woon- en energiepremies en tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010 en het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Het Agentschap kan voor de vergoeding, vermeld in het eerste lid, voorschotten geven. Het voorschot bedraagt maximaal 25% van het bedrag dat in dat kader ingeschreven is op de algemene uitgavenbegroting. Als bij de afrekening aan het einde van het kwartaal blijkt dat een bedrag is uitbetaald dat hoger of lager is dan de werkelijke afrekening, wordt naargelang het geval het teveel verrekend of het tekort bijgepast bij de eerstvolgende te betalen voorschotten.
Artikel 5.193. ( 01/02/2024 - ... )
De categorieën van werken, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 1° tot en met 6°, die betrekking hebben op de gemeenschappelijke delen van een appartementsgebouw waar de premiewoning deel van uitmaakt, kunnen maar eenmaal worden aangevraagd in een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de aanvraagdatum van de toegekende aanvraag voor dezelfde premiewoning door dezelfde bewoner of dezelfde verhuurder. De categorie van werken, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 7°, die betrekking hebben op de gemeenschappelijke delen van een appartementsgebouw waar de premiewoning deel van uitmaakt, kan maar eenmaal worden aangevraagd in een periode van tien jaar te rekenen vanaf de aanvraagdatum van de toegekende aanvraag voor dezelfde premiewoning door dezelfde bewoner of dezelfde verhuurder.
De categorieën van werken, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 1° tot en met 6°, die betrekking hebben op de premiewoning of de privatieve delen van de premiewoning, kunnen maar eenmaal worden aangevraagd in een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de aanvraagdatum van de toegekende aanvraag voor dezelfde premiewoning door dezelfde bewoner of dezelfde verhuurder. De categorie van werken, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 7°, die betrekking heeft op de premiewoning of de privatieve delen van een appartementsgebouw, kan maar eenmaal worden aangevraagd in een periode van tien jaar te rekenen vanaf de aanvraagdatum van de toegekende aanvraag voor dezelfde premiewoning door dezelfde bewoner of dezelfde verhuurder.
Artikel 5.194. ( 01/07/2022 - ... )
De bewoner of verhuurder die een aanvraag indient na de dag van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad en voor 1 juli 2022 voor werkzaamheden die behoren tot een of meer categorieën, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, en een tegemoetkoming heeft ontvangen conform de bepalingen van dit hoofdstuk, zoals van kracht voor 1 juli 2022, kan gedurende vijf jaar te rekenen vanaf de aanvraagdatum geen aanvraag doen voor diezelfde categorie van werken voor diezelfde premiewoning conform dit hoofdstuk.
Facturen, of gedeelten van facturen, die in aanmerking genomen zijn voor de berekening van een tegemoetkoming volgens dit hoofdstuk en hoofdstuk 2 van dit besluit en artikel 6.4.1/1 en artikel 6.4.1/9 van het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals van kracht voor 1 juli 2022, en waarvan de aanvraag is ingediend voor 1 juli 2022, komen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming volgens dit hoofdstuk. Facturen of gedeelten van facturen, die in aanmerking genomen zijn voor de berekening van een tegemoetkoming volgens het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 tot instelling van een tegemoetkoming in de kosten bij de renovatie of verbetering van een bestaande woning of bij de realisatie van een nieuwe woning, en volgens het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 tot instelling van een aanpassingspremie, komen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming volgens dit hoofdstuk.
Artikel 5.195. ( 01/07/2022 - ... )
...
Artikel 5.196. ( 25/04/2022 - ... )
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
1° aanvraagdatum: de datum van het bewijs van afgifte van het aanvraagformulier op een dienst van het agentschap, de postdatum bij verzending van het aanvraagformulier met de post of de datum van de digitale indiening van het aanvraagformulier;
2° aanvrager:
a) de bewoner;
b) de verhuurder;
3° bewoner: de meerderjarige particulieren die de premiewoning op de aanvraagdatum als hoofdverblijfplaats bewonen op grond van een zakelijk recht of een huurovereenkomst waarvan de duur meer dan drie jaar bedraagt. Het gaat om een huurovereenkomst voor de hoofdverblijfplaats als vermeld in boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling II, van het Burgerlijk Wetboek of in titel II van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, die niet onder de toepassing valt van boek 6 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
4° inkomen: de som van de volgende inkomsten die ontvangen zijn in het jaar waarop het laatst beschikbare aanslagbiljet betrekking heeft:
a) het gezamenlijk belastbaar inkomen en de afzonderlijke belastbare inkomsten;
b) het leefloon;
c) de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap;
d) de beroepsinkomsten uit het buitenland die van belasting vrijgesteld zijn, of de beroepsinkomsten die verworven zijn bij een Europese of internationale instelling en die van belasting vrijgesteld zijn;
5° persoon ten laste:
a) het kind dat bij de bewoner gedomicilieerd is en dat minderjarig is of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
b) het kind van de bewoner dat niet gedomicilieerd is bij hem, maar op regelmatige basis bij hem verblijft en dat minderjarig is of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
c) de persoon die beschouwd wordt als ernstig gehandicapt, of die op het ogenblik waarop hij met pensioen ging, beschouwd werd als ernstig gehandicapt;
6° verhuurder: de meerderjarige particulier die de premiewoning op de aanvraagdatum voor de duur van minstens negen jaar verhuurt aan een woonmaatschappij met het oog op de onderverhuring ervan.
Het aanslagbiljet, vermeld in het eerste lid, 4°, moet betrekking hebben op de inkomsten van maximaal drie jaar vóór de aanvraagdatum.
Voor de bepaling van het gezamenlijk belastbaar inkomen, vermeld in het eerste lid, 4°, wordt rekening gehouden met de reële eigen beroepsinkomsten.
Om als persoon ten laste als vermeld in het eerste lid, 5°, c), te worden beschouwd, gelden dezelfde voorwaarden als de voorwaarden die bepaald zijn ter uitvoering van artikel 6.1, eerste lid, 4°, c).
Als een persoon ten laste, als vermeld in het eerste lid, 5°, a) of b), ook een persoon ten laste is, als vermeld in het eerste lid, 5°, c), telt die persoon voor twee personen ten laste.
Artikel 5.197. ( 01/01/2021 - ... )
Binnen de kredieten die daarvoor zijn ingeschreven op de begroting van het Vlaamse Gewest, en onder de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, wordt aan de aanvrager die daarvoor een aanvraag indient, een tegemoetkoming verleend in de kosten voor de aanpassing van de premiewoning aan de lichamelijke gesteldheid van de 65-plusser. De gerenoveerde of nieuwe premiewoning ligt in het Vlaamse Gewest.
De minister bepaalt welke aanpassingswerkzaamheden voor de tegemoetkoming in aanmerking worden genomen met toepassing van artikel 5.200. Hij kan de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, nader preciseren met detailmaatregelen en met uitvoeringsmaatregelen van bijkomende aard.
Artikel 5.198. ( 01/01/2021 - ... )
Het inkomen van de 65-plusser voor wie de aanpassingswerken zijn uitgevoerd, in voorkomend geval verhoogd met het inkomen van zijn gehuwde of wettelijk samenwonende partner die de premiewoning meebewoont, mag niet meer bedragen dan:
1° 25.000 euro voor een alleenstaande;
2° 35.000 euro voor een alleenstaande met één persoon ten laste, te verhogen met 2800 euro per persoon ten laste vanaf de tweede persoon ten laste;
3° 35.000 euro voor andere personen, te verhogen met 2800 euro per persoon ten laste.
De bedragen, vermeld in het eerste lid, worden gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer 104,32 van oktober 2006. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober die voorafgaat aan de aanpassing, en afgerond naar het hogere tiental.
Artikel 5.199. ( 01/01/2021 - ... )
De 65-plusser heeft op de aanvraagdatum naast de premiewoning geen andere woning volledig in volle eigendom, tenzij het een ongeschikte woning betreft die hij heeft bewoond.
Als de 65-plusser bij de bewoner inwoont, is de 65-plusser een bloed- of aanverwant tot de tweede graad van de bewoner.
Artikel 5.200. ( 01/01/2021 - ... )
De aanpassingswerken hebben betrekking op een of meer van de volgende categorieën:
1° de aanpassing van de technische of sanitaire uitrusting aan de lichamelijke gesteldheid van de 65-plusser;
2° de aanpassing van de constructieonderdelen van de woning aan de lichamelijke gesteldheid van de 65-plusser.
De minister bepaalt welke werken in aanmerking komen voor de aanpassingspremie.
Het agentschap kan een onderzoek ter plaatse instellen om na te gaan of de werken voldoen aan de voorwaarden die de minister daarvoor heeft gesteld en of ze effectief zijn uitgevoerd. De aanvrager houdt de betalingsbewijzen gedurende twee jaar na de uitbetaling van de aanpassingspremie ter beschikking van het agentschap en legt ze onmiddellijk voor op eenvoudig verzoek van het agentschap.
De werkzaamheden worden uitgevoerd conform de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en het Energiedecreet van 8 mei 2009.
Artikel 5.201. ( 25/04/2022 - ... )
De aanvraag van de aanpassingspremie wordt ingediend na de uitvoering van de werkzaamheden, vermeld in artikel 5.200. De premie wordt aangevraagd met een modelformulier dat het agentschap op papier en via elektronische weg ter beschikking stelt. De minister bepaalt de vorm en de inhoud van het modelformulier.
De aanvrager kan maximaal twee aanvragen indienen in een periode van tien jaar vanaf de aanvraagdatum van de eerste aanvraag, op voorwaarde dat de aanvragen geen betrekking hebben op dezelfde categorie van werken, vermeld in artikel 5.200, eerste lid.
De verhuurder kan voor dezelfde premiewoning maximaal twee aanvragen indienen in een periode van tien jaar vanaf de eerste aanvraag, op voorwaarde dat de aanvragen geen betrekking hebben op dezelfde categorieën van werken, vermeld in artikel 5.200, eerste lid. De verhuurder kan de aanvraag niet indienen in de laatste drie jaar van zijn lopende huurovereenkomst met de woonmaatschappij.
De aanvraag wordt ingediend door afgifte bij het agentschap, door verzending per brief of via elektronische weg met digitale handtekening. Ze bevat:
1° het volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulier;
2° afschriften van de facturen voor de werkzaamheden die conform artikel 5.200 in aanmerking komen;
3° als de bewoner een huurder is, een kopie van de huurovereenkomst, vermeld in artikel 5.196, eerste lid, 3°;
4° de huurovereenkomst met de woonmaatschappij, als de verhuurder de aanvraag indient.
Door de aanvraag in te dienen geeft de aanvrager toestemming aan het agentschap om bij de bevoegde diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën, het Rijksregister, de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, de lokale besturen, het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap en het Departement Omgeving digitaal de noodzakelijke gegevens te verkrijgen over het inkomen, de gezinssamenstelling, de eigendomsvoorwaarde en een conforme uitvoering van de werkzaamheden, vermeld in artikel 5.198, 5.199 en 5.200.
Artikel 5.202. ( 01/01/2021 - ... )
Het agentschap bezorgt de aanvrager binnen een maand nadat het de aanvraag heeft ontvangen, een ontvangstmelding per brief of via een elektronisch bericht, met vermelding van het verdere verloop van de procedure.
Binnen drie maanden nadat de aanvrager de documenten, vermeld in artikel 5.201, vierde lid, heeft voorgelegd, bezorgt het agentschap aan de aanvrager het overzicht van de facturen die in aanmerking worden genomen, en van de overige elementen die nuttig zijn voor de berekening van de aanpassingspremie of de beslissing tot weigering.
Als de aanvrager het niet eens is met het overzicht, vermeld in het tweede lid, kan hij binnen een maand nadat hij het overzicht heeft ontvangen, met een aangetekende brief beroep instellen bij de administrateur-generaal van het agentschap, die een beslissing neemt over de berekeningselementen binnen een termijn van drie maanden. De beslissing bevat een verwijzing naar de bevoegde instantie bij betwisting.
De aanvrager kan een beslissing tot weigering van de tegemoetkoming betwisten door binnen een maand na de ontvangst ervan met een aangetekende brief beroep in te stellen bij de administrateur-generaal van het agentschap, die binnen een termijn van drie maanden de weigering bevestigt of de berekeningselementen voor de tegemoetkoming aan de aanvrager bezorgt. De beslissing bevat een verwijzing naar de bevoegde instantie bij betwisting.
Als de aanvrager binnen drie maanden nadat hij de documenten, vermeld in artikel 5.201, vierde lid, heeft voorgelegd, noch een beslissing tot weigering, noch het overzicht heeft ontvangen, vermeld in het tweede lid, kan de aanvrager binnen een maand met een aangetekende brief beroep aantekenen bij de administrateur-generaal tegen het stilzitten van de administratie die binnen een termijn van drie maanden de aanvraag weigert of de berekeningselementen voor de tegemoetkoming aan de aanvrager bezorgt. De beslissing bevat een verwijzing naar de bevoegde instantie bij betwisting.
Met behoud van de toepassing van artikel 5.200, eerste lid, en na de vastlegging van het benodigde krediet, bezorgt het agentschap de definitieve beslissing tot het verlenen van de aanpassingspremie. Het betaalt de aanpassingspremie uit binnen zes maanden nadat de documenten, vermeld in artikel 5.201, vierde lid, voorgelegd zijn.
Artikel 5.203. ( 01/01/2021 - ... )
De aanpassingspremie wordt vastgesteld op 50% van de kostprijs, inclusief btw, van de werkzaamheden die in aanmerking worden genomen conform artikel 5.200. De premie wordt afgerond naar het hogere tiental en bedraagt maximaal 1250 euro per categorie van aanpassingswerken, vermeld in artikel 5.200, eerste lid. Het in aanmerking te nemen investeringsbedrag bedraagt minstens 1.200 euro, inclusief btw, per categorie van aanpassingswerken, vermeld in artikel 5.200, eerste lid.
De premie wordt berekend op basis van de facturen die daarvoor voorgelegd zijn, en die:
1° betrekking hebben op werkzaamheden die uitgevoerd zijn door een aannemer, die daarvoor facturen op naam van de aanvrager aflevert conform het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde of op werkzaamheden uitgevoerd door een dienst die erkend is voor de lokale diensteneconomie conform artikel 4 van het decreet van 22 december 2006 houdende de lokale diensteneconomie;
2° betrekking hebben op de aankoop van materialen of uitrustingsgoederen die de aanvrager zelf heeft verwerkt of geplaatst en die passen binnen de werkzaamheden die in aanmerking worden genomen;
3° dateren van voor de aanvraagdatum, en op de aanvraagdatum maximaal twee jaar oud zijn.
Artikel 5.204. ( 01/01/2021 - ... )
Een factuur die of het gedeelte van een factuur dat in aanmerking is genomen voor de berekening van de tegemoetkoming conform hoofdstuk 1 van deze titel, komt niet in aanmerking voor een aanpassingspremie volgens dit hoofdstuk.
Een factuur die of het gedeelte van een factuur dat in aanmerking genomen is voor de berekening van een tegemoetkoming conform het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 tot instelling van een tegemoetkoming in de kosten bij de renovatie of verbetering van een bestaande woning of bij de realisatie van een nieuwe woning, komt niet meer in aanmerking voor een aanpassingspremie volgens dit hoofdstuk.
Een factuur die of het gedeelte van een factuur dat in aanmerking genomen is voor de berekening van een tegemoetkoming conform het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015 tot instelling van een tegemoetkoming in de kosten bij de renovatie van een bestaande woning of bij de realisatie van een nieuwe woning, komt niet in aanmerking voor een aanpassingspremie volgens dit hoofdstuk.
Een factuur die of het gedeelte van een factuur dat in aanmerking genomen is voor de berekening van een verbeteringspremie conform het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1992 houdende instelling van een aanpassingspremie en een verbeteringspremie voor woningen, komt niet in aanmerking voor een aanpassingspremie volgens dit hoofdstuk.
Artikel 5.205. ( 01/01/2021 - ... )
Als de bewoner al een aanpassingspremie heeft gekregen voor de aanpassing van de technische of sanitaire uitrusting, vermeld in artikel 8, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1992 houdende instelling van een aanpassingspremie en een verbeteringspremie voor woningen, kan hij gedurende tien jaar vanaf de aanvraagdatum geen aanpassingspremie aanvragen voor de categorie, vermeld in artikel 5.200, eerste lid, 1°, van dit besluit.
Als de bewoner al een aanpassingspremie heeft gekregen voor de aanpassing van de constructieonderdelen, vermeld in artikel 8, eerste lid, van het voormelde besluit van 18 december 1992, kan hij gedurende tien jaar vanaf de aanvraagdatum geen aanpassingspremie aanvragen voor de categorie, vermeld in artikel 5.200, eerste lid, 2°, van dit besluit.
Als de verhuurder voor een premiewoning al een aanpassingspremie heeft gekregen voor de aanpassing van de technische of sanitaire uitrusting, vermeld in artikel 8, eerste lid, van het voormelde besluit van 18 december 1992, kan hij voor dezelfde premiewoning gedurende tien jaar vanaf de aanvraagdatum geen aanpassingspremie aanvragen voor de categorie, vermeld in artikel 5.200, eerste lid, 1°, van dit besluit.
Als de verhuurder voor een premiewoning al een aanpassingspremie heeft gekregen voor de aanpassing van de constructieonderdelen, vermeld in artikel 8, eerste lid, van het voormelde besluit van 18 december 1992, kan hij voor dezelfde premiewoning gedurende tien jaar vanaf de aanvraagdatum geen aanpassingspremie aanvragen voor de categorie, vermeld in artikel 5.200, eerste lid, 2°, van dit besluit.
Artikel 5.206. ( 01/01/2021 - ... )
Het agentschap kan de aanvrager aanvullende bewijsstukken vragen om de uitvoering van de werkzaamheden te staven en de voorwaarden van de tegemoetkoming na te gaan.
Artikel 5.207. ( 01/01/2023 - ... )
Het agentschap is belast met de controle op de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, en vordert onterecht betaalde aanpassingspremies terug.
De teruggevorderde bedragen worden met toepassing van artikel 5.2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 toegewezen aan het Fonds voor de Huisvesting. Als de begunstigde het bedrag van de tegemoetkoming niet vrijwillig terugbetaalt, wordt de invordering toevertrouwd aan het agentschap.
Artikel 5.208. ( 12/10/2023 - ... )
De categorieën van percelen en gebouwen worden per perceel afgebakend aan de hand van de kadastrale identificatiegegevens.
Artikel 5.209. ( 12/10/2023 - ... )
De geldingsduur van het voorkooprecht bedraagt maximaal 15 jaar. De gemeente kan de geldingsduur van het voorkooprecht bepalen.
Bij het verstrijken van de geldingsduur kan het voorkooprecht alleen worden uitgeoefend als de volgende acties voor het verstrijken van de geldingsduur zijn uitgevoerd:
1° bij een verkoop uit de hand: het sluiten van de verkoopovereenkomst;
2° bij een fysieke openbare verkoop:
a) de vraag op de laatste zitting bij het einde van de opbieding en voor de toewijzing in het openbaar, vermeld in artikel 14/1, §1, van het decreet van 25 mei 2007 houdende de harmonisering van de procedures van voorkooprechten;
b) de aanbieding van het voorkooprecht via het e-voorkooploket als er geen laatste zitting volgt op een eerdere zitting, vermeld in artikel 14/1, §2, van het voormelde decreet;
3° bij een gedematerialiseerde openbare verkoop: de bezorging van het aanbod aan het e-voorkooploket na het sluiten van de biedingen en voor de toewijzing, vermeld in artikel 14/2, eerste lid, van het voormelde decreet.
Artikel 5.210. ( 12/10/2023 - ... )
...
Artikel 5.211. ( 01/01/2021 - ... )
De werkzaamheden, vermeld in artikel 5.85, §1, tweede lid, en §2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, waarvan de kosten in aanmerking komen voor de eventuele verlenging van de termijn van het sociaal beheersrecht, worden begrensd door de normen en het maximale subsidiabele bedrag in de simulatietabel voor een investeringsverrichting, vermeld in artikel 4.2, tweede lid, 3°, van dit besluit.
De minister kan de normen en het maximale subsidiabele bedrag, vermeld in het eerste lid, na mededeling in de Vlaamse Regering specifiek in het kader van het sociaal beheersrecht verduidelijken.
Artikel 5.212. ( 01/01/2021 - ... )
Onder de normale beheerskosten, vermeld in artikel 5.85, §2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, worden de volgende kosten verstaan:
1° de kosten voor de ontruiming van de woning in functie van het beheer;
2° de kosten voor het financieel, juridisch en administratief beheer;
3° de kosten voor het technisch beheer;
4° de kosten voor het beheer van nutsvoorzieningen, afvalverwijdering en schoonmaakdiensten.
Artikel 5.213. ( 01/01/2021 - ... )
Het beroep, vermeld in artikel 5.87 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, wordt met een gemotiveerd verzoekschrift ingesteld bij de minister, binnen dertig dagen vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van de beveiligde zending waarmee de beslissing, vermeld in artikel 5.84, derde lid, van de voormelde codex, wordt bekendgemaakt.
Het verzoekschrift is alleen ontvankelijk als het met een beveiligde zending wordt verstuurd. Het wordt ingediend op het adres van het agentschap in Brussel.
Binnen drie maanden na de datum van de beveiligde zending, vermeld in het tweede lid, neemt de minister een beslissing. Als er binnen die termijn geen beslissing wordt genomen, wordt het beroep geacht afgewezen te zijn.
Artikel 5.214. ( 01/01/2021 - ... )
De absolute prioriteit bij de toewijzing van de woning waarop het sociaal beheersrecht, vermeld in artikel 5.88, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, gevestigd is, geldt voor de bewoner die voldoet aan de voorwaarden inzake onroerend bezit en inkomen, vastgesteld krachtens artikel 6.8, §1, eerste lid, 2°, van de voormelde codex. Voor de toepassing van de voorwaarde inzake onroerend bezit wordt er, als de woningbezitter de laatste bewoner is, geen rekening gehouden met de woning waarop het sociaal beheersrecht gevestigd is.
Artikel 5.215. ( 01/01/2021 - ... )
De akte met het oog op de overschrijving in de registers van de hypothecaire openbaarmaking, vermeld in artikel 5.90 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, wordt opgesteld aan de hand van de volgende modellen:
1° het model voor de beslissing tot vestiging van het sociaal beheersrecht, die is opgenomen in bijlage 20 die bij dit besluit is gevoegd;
2° het model voor de beëindiging van het sociaal beheersrecht, die is opgenomen in bijlage 21 die bij dit besluit is gevoegd.
Artikel 5.216. ( 25/04/2022 - ... )
In dit deel wordt verstaan onder:
1° beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen:
a) een aangetekende brief;
b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;
c) elke andere betekeningswijze die door de minister is toegestaan, waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;
2° inkomen: de som van de volgende inkomsten van de kandidaat-koper en alle personen die met hem dezelfde woning zullen betrekken, die ontvangen zijn in het jaar waarop het laatst beschikbare aanslagbiljet betrekking heeft:
a) het gezamenlijk belastbaar inkomen en de afzonderlijke belastbare inkomsten;
b) het leefloon;
c) de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap;
d) de beroepsinkomsten uit het buitenland die van belasting vrijgesteld zijn, of de beroepsinkomsten die verworven zijn bij een Europese of internationale instelling en die van belasting vrijgesteld zijn;
3° persoon ten laste:
a) het kind dat op de referentiedatum bij de kandidaat-koper gedomicilieerd is en dat minderjarig is, of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
b) het kind van de kandidaat-koper dat niet gedomicilieerd is bij hem, maar op regelmatige basis bij hem verblijft en dat minderjarig is, of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
c) de persoon die beschouwd wordt als ernstig gehandicapt, of die op het ogenblik waarop hij met pensioen ging, beschouwd werd als ernstig gehandicapt;
4° referentiedatum: naargelang van het geval de datum van inschrijving of de eenzijdige belofte van aankoop.
In afwijking van het eerste lid, 2°, worden de inkomsten van ongehuwde en niet wettelijk samenwonende kinderen die vanaf hun meerderjarigheid zonder onderbreking deel uitmaken van het gezin en die minder dan 25 jaar oud zijn op de referentiedatum, en de inkomsten van de familieleden van de kandidaat-koper van de eerste en de tweede graad die als ernstig gehandicapt erkend zijn of die ten minste 65 jaar oud zijn, niet meegerekend. De inkomsten van de inwonende ascendenten van de kandidaat-koper worden maar voor de helft meegerekend.
Het aanslagbiljet, vermeld in het eerste lid, 2°, heeft betrekking op de inkomsten van maximaal drie jaar voorafgaand aan de toepassing.
Voor de bepaling van het gezamenlijk belastbaar inkomen, vermeld in het eerste lid, 2°, a), wordt alleen rekening gehouden met de reële eigen beroepsinkomsten.
Het inkomen, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt geïndexeerd volgens de gezondheidsindex van de maand juni van het jaar dat aan de toepassing ervan voorafgaat, met als basis de maand juni van het jaar waarop het inkomen betrekking heeft.
Om als persoon ten laste als vermeld in het eerste lid, 3°, c, te worden beschouwd, gelden dezelfde voorwaarden als de voorwaarden die bepaald worden ter uitvoering van artikel 6.1, eerste lid, 4°, c).
Als een persoon ten laste als vermeld in het eerste lid, 3°, a) of b), ook een persoon ten laste is als vermeld in het eerste lid, 3°, c), telt die persoon voor twee personen ten laste.
Artikel 5.217. ( 25/04/2022 - ... )
De woonmaatschappijen, net als de VMSW, kunnen onroerende goederen verkopen, in erfpacht afstaan of er een recht van opstal op verlenen volgens de voorwaarden, vermeld in de Vlaamse Codex Wonen van 2021, in dit deel en in bijlagen 22 en 23, die bij dit besluit zijn gevoegd.
In afwijking van het eerste lid zijn de bepalingen van dit deel en de voormelde bijlagen niet van toepassing op de woningen die gefinancierd worden door het Financieringsfonds of door Vlabinvest apb.
Artikel 5.218. ( 25/04/2022 - ... )
Elke overdracht op basis van de toewijzingsreglementen voor de sociale koopwoningen en de sociale kavels, die zijn opgenomen in bijlage 22 en bijlage 23, die bij dit besluit zijn gevoegd, gebeurt bij voorrang aan de woonbehoeftige particuliere persoon die een woning of kavel wil aankopen en die beschikt over een voldoende band met de gemeente waar het onroerend goed gelegen is.
Als verschillende woonbehoeftige particuliere personen een woning of kavel samen willen aankopen, moet minstens één van hen voldoen aan de voorwaarde vermeld in het eerste lid om van de voorrang te genieten.
Een woonbehoeftige particuliere persoon die een woning of kavel wil aankopen, beschikt over een voldoende band met de gemeente als hij op de datum van de toewijzing van de woning of de kavel voldoet aan een of meer van de volgende voorwaarden:
1° gedurende ten minste zes jaar onafgebroken gewoond hebben in de gemeente of in een aangrenzende gemeente die gelegen is in het werkingsgebied van een woonmaatschappij;
2° werkzaamheden verrichten in de gemeente, voor zover die werkzaamheden gemiddeld ten minste een halve werkweek in beslag nemen;
3° op grond van een zwaarwichtige en langdurige omstandigheid een maatschappelijke, familiale, sociale of economische band met de gemeente hebben opgebouwd.
Artikel 5.219. ( 01/01/2021 - ... )
In afwijking van artikel 5.218, eerste lid, geldt de voorrang voor de overdracht van woningen en kavels die deel uitmaken van een woonproject dat gedeeltelijk gefinancierd is met middelen van het Financieringsfonds of van Vlabinvest apb, en die niet gefinancierd zijn met middelen van voormeld Financieringsfonds of van Vlabinvest apb, pas na de toepassing van de voorrang, vermeld in artikel 2, §2 van het provinciaal reglement betreffende de werking en het beheer van het Agentschap voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant - Vlabinvest apb, werkwijze van het beoordelingscomité en de samenstelling en werkwijze van het beroepscomité van Vlabinvest apb, goedgekeurd bij besluit van de Provincieraad van Vlaams-Brabant op 25 februari 2014, voor de woonbehoeftige particuliere personen die een sterke maatschappelijke, economische of socio-culturele binding hebben met het werkgebied van Vlabinvest apb. Die voorrangsregeling is erop gericht om tegemoet te komen aan de woonbehoeften van de minst kapitaalkrachtige endogene bevolking binnen een regio met specifieke problemen op de woonmarkt.
Het beoordelingscomité van Vlabinvest apb, opgericht bij artikel 5 van het provinciaal reglement betreffende de werking en het beheer van het Agentschap voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant - Vlabinvest apb, werkwijze van het beoordelingscomité en de samenstelling en werkwijze van het beroepscomité van Vlabinvest apb, goedgekeurd bij besluit van de Provincieraad van Vlaams-Brabant op 25 februari, beoordeelt of de voorrangsregeling op basis van een sterke binding met het werkgebied van Vlabinvest apb, van toepassing is.
Een woonbehoeftige particuliere persoon beschikt over een maatschappelijke binding met het werkgebied van Vlabinvest apb als hij voldoet aan een of meer van de volgende voorwaarden:
1° hij woont sinds zijn geboorte in het werkgebied van Vlabinvest apb;
2° hij heeft tot vóór de leeftijd van 18 jaar minimaal 10 jaar in het werkgebied van Vlabinvest apb gewoond;
3° hij heeft 10 jaar in het werkgebied van Vlabinvest apb gewoond.
Een woonbehoeftige particuliere persoon beschikt over een economische binding met het werkgebied van Vlabinvest apb als zijn beroepsinkomen voortvloeit uit een hoofdzakelijk en langdurig ter plaatse uitgeoefende betrekking.
Een woonbehoeftige particuliere persoon beschikt over een socio-culturele binding met het werkgebied van Vlabinvest apb als hij voldoet aan een of meer van de volgende voorwaarden:
1° hij of zijn kinderen volgen onderwijs in een school die erkend is door de Vlaamse overheid;
2° hij is in het werkgebied van Vlabinvest apb lid van een socio-culturele instelling of vereniging die erkend is door de Vlaamse overheid.
Artikel 5.220. ( 25/04/2022 - ... )
§1. Bij de verkoop van sociale koopwoningen en sociale kavels wordt de kandidaat-koper als woonbehoeftig beschouwd als hij op de referentiedatum aan al de volgende voorwaarden voldoet:
1° het inkomen, of in voorkomend geval de inkomsten die in aanmerking worden genomen conform het zesde lid, bedragen minimaal 8789 euro en maximaal:
a) 35.123 euro voor een alleenstaande persoon zonder personen ten laste;
b) 38.630 euro voor een alleenstaande persoon met een handicap als vermeld in artikel 5.216, eerste lid, 3°, c), die geen andere personen ten laste heeft;
c) 52.679 euro, verhoogd met 3507 euro per persoon ten laste voor anderen;
2° hij of een van zijn gezinsleden heeft geen woning of perceel, bestemd voor woningbouw, volledig of gedeeltelijk in volle eigendom;
3° hij of een van zijn gezinsleden heeft geen volledig of gedeeltelijk recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een woning of perceel, bestemd voor woningbouw;
4° hij of een van zijn gezinsleden heeft geen woning die of perceel, bestemd voor woningbouw, dat volledig of gedeeltelijk in erfpacht of opstal is gegeven;
5° hij of een van zijn gezinsleden heeft geen woning die of perceel, bestemd voor woningbouw, dat hij of een van zijn gezinsleden zelf volledig of gedeeltelijk in vruchtgebruik heeft gegeven;
6° hij of een van zijn gezinsleden zijn geen zaakvoerder, bestuurder of aandeelhouder van een vennootschap waarin ze zakelijke rechten als vermeld in punt 2° tot en met 5°, hebben ingebracht.
Als de sociale koopwoning of sociale kavel in een gemeente ligt die is opgenomen in cluster 1 of cluster 2 van de lijst die opgenomen is in bijlage 19, die bij dit besluit is gevoegd, mag in afwijking van het eerste lid, 1°, het inkomen, of in voorkomend geval de inkomsten die in aanmerking worden genomen conform het zesde lid, op de referentiedatum niet meer bedragen dan:
1° 36.795 euro voor een alleenstaande persoon zonder personen ten laste;
2° 40.469 euro voor een alleenstaande persoon met een handicap als vermeld in artikel 5.216, eerste lid, 3°, c), die geen andere personen ten laste heeft;
3° 55.187 euro, verhoogd met 3674 euro per persoon ten laste voor anderen.
Met behoud van de toepassing van het vierde lid, worden voor de toepassing van het eerste en het tweede lid de gezinsleden die de sociale koopwoning of de woning op de sociale kavel niet mee zullen kopen en niet mee zullen bewonen, niet mee in aanmerking genomen.
In afwijking van het eerste lid, 2°, 3°, 4° en 5°, kan de kandidaat-koper als woonbehoeftig beschouwd worden als:
1° hij samen met zijn echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoont, zijn feitelijke partner, zijn ex-echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoonde of zijn ex-feitelijke partner een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, volledig in volle eigendom heeft als die persoon de sociale koopwoning of sociale kavel niet mee zal kopen en de woning of de op te richten woning niet mee zal bewonen;
2° hij samen met zijn echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoont, zijn feitelijke partner, zijn ex-echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoonde of zijn ex-feitelijke partner een volledig recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik heeft op een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, als die persoon de sociale koopwoning of sociale kavel niet mee zal kopen en de woning of de op te richten woning niet mee zal bewonen;
3° hij samen met zijn echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoont, zijn feitelijke partner, zijn ex-echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoonde of zijn ex-feitelijke partner een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, volledig in erfpacht, opstal of vruchtgebruik heeft gegeven, als die persoon de sociale koopwoning of sociale kavel niet mee zal kopen en de woning of de op te richten woning niet mee zal bewonen;
4° hij of een van zijn gezinsleden een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, ten kosteloze titel gedeeltelijk in volle eigendom heeft verworven;
5° hij of een van zijn gezinsleden een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw gedeeltelijk ten kosteloze titel heeft verworven;
6° hij of een van zijn gezinsleden een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, waarop een recht van erfpacht of opstal is gegeven, gedeeltelijk ten kosteloze titel heeft verworven.
Als het vierde lid van toepassing is, moet de kandidaat-koper, of in voorkomend geval een van zijn gezinsleden, een jaar na het verlijden van de aankoopakte van de woning of kavel voldoen aan de onroerende bezitsvoorwaarde, vermeld in het eerste lid. Als hij daarvoor gegronde redenen kan aanvoeren, kan hij de verkoper verzoeken om die termijn van een jaar te verlengen. Als de koper, of in voorkomend geval een van zijn gezinsleden, niet voldoet aan de onroerende bezitsvoorwaarde na een jaar of, in voorkomend geval, de verlengde termijn, wordt de koopovereenkomst van rechtswege ontbonden.
Als het inkomen minder dan 8789 euro bedraagt, worden de inkomsten, vermeld in artikel 5.216, eerste lid, 2°, van drie opeenvolgende maanden voorafgaand aan de referentiedatum, en geëxtrapoleerd naar twaalf maanden, in aanmerking genomen.
§2. De bedragen, vermeld in paragraaf 1, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex (basis 2004) naar het gezondheidsindexcijfer van de maand juni van het voorgaande jaar met als basis het gezondheidsindexcijfer van 119 voor juni 2012. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende natuurlijke getal.
§3. De kandidaat-koper, vermeld in paragraaf 1, kan bewijzen dat hij voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2° tot en met 6°, met een verklaring op erewoord voor de onroerende goederen in het buitenland.
§4. De voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2° tot en met 6°, zijn niet van toepassing:
1° als die woning overbewoond verklaard is of als dusdanig geadviseerd is conform boek 3, deel 6, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° als die andere woning onbewoonbaar verklaard is met toepassing van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet of als die woning onbewoonbaar verklaard is of als dusdanig geadviseerd is conform artikel 3.12 van de voormelde codex;
3° als de woning in een ruimtelijke bestemmingszone in België ligt waar wonen niet toegestaan is.
In het geval, vermeld in het eerste lid, 1°, voldoet de koper binnen een jaar vanaf de datum waarop de aankoopakte verleden is aan de onroerende bezitsvoorwaarden, vermeld in paragraaf 1. Als de koper daarvoor gegronde redenen kan aanvoeren, kan hij de verkoper verzoeken om de vermelde termijn van een jaar te verlengen.
De koper kan ook, binnen een jaar vanaf de datum waarop de aankoopakte verleden is, die woning voor twintig jaar bij authentieke akte ter beschikking stellen van een woonmaatschappij, in ruil voor een periodieke vergoeding. Alle kosten die verbonden zijn aan die keuzen, zijn ten laste van de koper.
In het geval, vermeld in het eerste lid, 2°, moet de kandidaat-koper die woning slopen of de bestemming ervan wijzigen binnen een jaar vanaf de datum waarop de aankoopakte verleden is.
Als de koper binnen de bepaalde termijn niet heeft voldaan aan de vereisten, vermeld in deze paragraaf, is de verkoop van rechtswege ontbonden.
De uitzonderingsregel, vermeld in deze paragraaf, kan maar eenmaal voor dezelfde personen worden toegepast en is niet van toepassing op woningen met een kadastraal inkomen van meer dan 2.000 euro na indexatie.
Artikel 5.221. ( 01/01/2021 - ... )
De verkoopprijs van een sociale koopwoning, exclusief btw, met inbegrip van de grond, is gelijk aan het verschil tussen de venale waarde van de sociale koopwoning, met inbegrip van de grond, en, in voorkomend geval, de som van de subsidie, vermeld in artikel 5.23 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, en de door de verkoper toegestane korting.
De verkoopprijs van een sociale kavel is gelijk aan het verschil tussen de venale waarde van de sociale kavel en de door de verkoper toegestane korting.
Als de grond in erfpacht wordt gegeven, bepaalt de erfpachtgever de erfpachtvergoeding en is de verkoopprijs van de woning, exclusief btw, gelijk aan het verschil tussen de venale waarde van de sociale koopwoning, en, in voorkomend geval, de som van de subsidie, vermeld in artikel 5.23 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, en de door de verkoper toegestane korting.
Als in de erfpachtovereenkomst waarbij de grond in erfpacht wordt gegeven, een aankoopoptie is opgenomen, is de prijs voor het lichten van de optie ofwel gelijk aan de venale waarde van de grond op het ogenblik van het sluiten van de erfpachtovereenkomst, ofwel gelijk aan de venale waarde van de grond bij het lichten van de aankoopoptie, ofwel gelijk aan een bedrag tussen die twee venale waarden.
Als de subsidie, vermeld in het eerste en derde lid, niet kan worden bepaald vóór de tekoopstelling van de sociale koopwoning, wordt de geraamde subsidie in mindering gebracht.
Artikel 5.222. ( 25/04/2022 - ... )
De door de VMSW of een woonmaatschappij te verkopen sociale koopwoningen worden toegewezen conform het toewijzingsreglement voor de sociale koopwoningen, dat is opgenomen in bijlage 22, die bij dit besluit is gevoegd.
Artikel 5.223. ( 25/04/2022 - ... )
De door de VMSW of een woonmaatschappij te verkopen sociale kavels worden toegewezen conform het toewijzingsreglement voor de sociale kavels, dat is opgenomen in bijlage 23, die bij dit besluit is gevoegd.
De sociale kavel heeft een maximale grootte van 4,5 are als de bepalingen over de ruimtelijke ordening en stedenbouw dat toestaan. Als de rationele indeling van het terrein dat vereist, kan de oppervlakte van een of meer sociale kavels meer bedragen dan 4,5 are, zonder dat het gemiddelde van de oppervlakte van de percelen die deel uitmaken van de sociale verkaveling, meer mag bedragen dan 4,5 are. Het volume van de op te richten woning op de sociale kavel mag niet meer bedragen dan 550 m³, te verhogen met 25 m³ per persoon ten laste vanaf de derde persoon ten laste, met dien verstande dat het volume van de woning boven het maaiveld voor 100% meegerekend wordt en het volume onder het maaiveld voor 50%. Het volume van de woning wordt berekend op basis van de binnenafmetingen van de woning.
Artikel 5.224. ( 01/01/2021 - ... )
De verplichtingen en de sancties bij niet-naleving van de verplichtingen voor de kopers van sociale koopwoningen en sociale kavels zijn bepaald in het reglement van de verplichtingen en sancties voor de kopers van sociale koopwoningen en sociale kavels, dat is opgenomen in bijlage 24, die bij dit besluit is gevoegd.
Artikel 5.225. ( 01/11/2023 - ... )
§1. Sociale koopwoningen kunnen door een initiatiefnemer worden verhuurd als sociale huurwoningen conform boek 6 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Als de woningen, vermeld in het eerste lid, in overeenstemming zijn met de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen, vermeld in artikel 4.3, uitgezonderd de richtlijnen en normen waarvoor de minister, het agentschap of de kwaliteitskamer een afwijking toestaat, komt de woonmaatschappij in aanmerking voor een marktconforme lening als vermeld in artikel 5.44, § 2. Daarbij geldt dezelfde programmatiecyclus als voor een project als vermeld in artikel 2.33/5, § 1, eerste lid, 3°.
De infrastructuurverrichtingen voor de woningen, vermeld in het eerste lid, komen in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 5.57, als de infrastructuurverrichtingen voor die woningen de procedurestappen, vermeld in artikel 2.33/12, hebben doorlopen. In dat geval worden die infrastructuurverrichtingen voor de programmatiecyclus, vermeld in boek 2, deel 3, titel 1, hoofdstuk 4, gekoppeld aan een andere infrastructuurverrichting in het project als vermeld in artikel 2.33/1, 8°, waarbij kan worden afgeweken van artikel 2.33/20, eerste lid, voor de infrastructuurverrichtingen voor de woningen, vermeld in het eerste lid, die al besteld waren. In voorkomend geval worden de maximumbedragen, vermeld in artikel 5.62, §3, tweede lid, en artikel 5.63, §2, derde en vierde lid, beperkt tot het prijsplafond dat van toepassing was in het jaar van de aanbesteding van de infrastructuurverrichtingen voor de woningen, vermeld in het eerste lid.
§2. Sociale koopwoningen kunnen door een initiatiefnemer worden verhuurd als geconventioneerde huurwoningen. Daarbij geldt de programmatiecyclus van een project dat alleen voorziet in de realisatie of de instandhouding van geconventioneerde huurwoningen als vermeld in artikel 2.33/6, §1, derde lid, 3°, waarbij de financiering die initieel werd aangegaan voor de realisatie van de sociale koopwoningen kan worden aangepast.
De infrastructuurverrichtingen voor de woningen, vermeld in het eerste lid, komen in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 5.47/2, als de infrastructuurverrichtingen voor die woningen de procedurestappen, vermeld in artikel 2.33/12 hebben doorlopen. In dat geval worden die infrastructuurverrichtingen voor de programmatiecyclus, vermeld in boek 2, deel 3, titel 1, hoofdstuk 4, gekoppeld aan een andere infrastructuurverrichting in het project als vermeld in artikel 2.33/1, 8°, waarbij kan worden afgeweken van artikel 2.33/20, eerste lid, voor de infrastructuurverrichtingen voor de woningen, vermeld in het eerste lid, die al besteld waren. In voorkomend geval worden de maximumbedragen, vermeld in artikel 5.62, §3, tweede lid, en artikel 5.63, §2, derde en vierde lid, beperkt tot het prijsplafond dat van toepassing was in het jaar van de aanbesteding van de infrastructuurverrichtingen voor de woningen, vermeld in het eerste lid.
Artikel 5.226. ( 22/07/2024 - ... )
§ 1. Ter uitvoering van artikel 5.92/1, § 3, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 worden de volgende persoonsgegevens verwerkt:
1° de voor- en achternaam, de geboorteplaats en -datum, het geslacht en de nationaliteit;
2° de burgerlijke staat;
3° de aanduiding of er personen ten laste zijn, met vermelding van de categorie, vermeld in artikel 5.216, eerste lid, 3°, a), b) of c), waartoe ze behoren;
4° de mate van verwantschap tussen de gezinsleden, vermeld in artikel 5.216, tweede lid;
5° de aanduiding of de aanvrager ernstig gehandicapt is, conform de voorwaarden die bepaald zijn ter uitvoering van artikel 6.1, eerste lid, 4°, c);
6° gegevens over het inkomen, vermeld in artikel 5.216, eerste lid, 2° ;
7° gegevens over de onroerende rechten, vermeld in artikel 5.220;
8° gegevens over de band met de gemeente, vermeld in artikel 5.218, derde lid;
9° gegevens over de maatschappelijke, economische of socioculturele binding met het werkgebied van Vlabinvest apb in het geval, vermeld in artikel 5.219;
10° de vaststelling dat de kandidaat-koper voldoet aan de toewijzingsvoorwaarden, vermeld in artikel 7, § 1, zesde lid, van bijlage 22;
11° de vaststelling dat de persoonlijke bewoningsplicht, vermeld in artikel 1 van bijlage 24, wordt nageleefd;
12° de vaststelling dat de verplichting tot bouwactiviteit, vermeld in artikel 2 van bijlage 24, is gevolgd.
Alleen persoonsgegevens die toereikend, ter zake dienend en noodzakelijk zijn voor de doeleinden, worden verwerkt. De verwerking van de persoonsgegevens voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 6, lid 1, c), van de algemene verordening gegevensbescherming.
De persoonsgegevens kunnen worden doorgegeven aan Vlabinvest apb ter beoordeling van de voorrangsregeling, vermeld in artikel 5.219.
§ 2. Met toepassing van artikel 6/1 en 7/1 van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator vraagt het agentschap of een woonmaatschappij de noodzakelijke documenten of gegevens op over de voorwaarden en de verplichtingen, vermeld in dit deel. Als het agentschap of de woonmaatschappij op die manier geen of onvoldoende gegevens verkrijgt, wordt de kandidaat-koper of koper gevraagd de nodige gegevens te bezorgen.
Als uit de verkregen informatie blijkt dat de kandidaat-koper of koper niet meer voldoet aan de voorwaarden en de verplichtingen, vermeld in dit deel, wordt die vaststelling meegedeeld aan de kandidaat-koper of koper. Die kan dan binnen vijftien kalenderdagen na de mededeling reageren
Artikel 5.227. ( 01/01/2023 - ... )
De woonmaatschappijen bezorgen het agentschap binnen een termijn van een maand na een overdracht als vermeld in artikel 4.150, eerste lid en artikel 5.217, eerste lid, een volledig ingevuld en ondertekend formulier, dat het agentschap vaststelt.
De woonmaatschappijen bezorgen het agentschap binnen een termijn van een maand na een verwerving als vermeld in artikel 4.45 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 een volledig ingevuld en ondertekend formulier, dat het agentschap vaststelt, alsmede de geregistreerde en ondertekende authentieke akte van elke verwerving.
Het agentschap bezorgt na elk kalenderjaar uiterlijk op 15 februari aan de woonmaatschappijen een overzicht van alle ontvangen meldingen van verwervingen en overdrachten van onroerende goederen. De woonmaatschappijen bevestigen binnen de maand na ontvangst de juistheid en volledigheid ervan.
Artikel 5.228. ( 01/01/2021 - ... )
Voor de toepassing van artikel 5.103, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 wordt het geïndexeerde bedrag dat is vastgesteld conform artikel 5.38, §2, tweede lid, 1° en 2°, van dit besluit, beschouwd als het forfaitaire bedrag voor het grondaandeel bij de aankoop van een bestaande woning waarin hoogstens beperkte investeringen moeten worden gedaan voor ze ter beschikking kan worden gesteld als sociale huurwoning.
Artikel 5.229. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.230. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.231. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.232. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.233. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.234. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.235. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.236. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.237. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.238. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.239. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.240. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.241. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.242. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.243. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.244. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.245. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.246. ( 07/09/2023 - ... )
...
Artikel 5.247. ( 22/07/2024 - ... )
In dit deel wordt verstaan onder:
1° aanvrager: de persoon die een attest aanvraagt om een geconventioneerde huurwoning te huren;
2° attest: het attest dat een aanvrager kan aanvragen met toepassing van artikel 5.250, §2;
3° private initiatiefnemer: de private initiatiefnemer, vermeld in artikel 5.52/1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Artikel 5.248. ( 22/07/2024 - ... )
De woonmaatschappijen verhuren de geconventioneerde huurwoningen volgens de voorwaarden vermeld in:
1° artikel 4.42 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° de typehuurovereenkomst die is opgenomen in bijlage 30 of bijlage 32, die bij dit besluit zijn gevoegd of, in voorkomend geval, de typehuurovereenkomst, vermeld in artikel 5.255/1, §3;
3° dit deel.
Voor de aspecten die niet geregeld zijn in de regelingen, vermeld in het eerste lid, gelden de bepalingen van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling I, van het oud Burgerlijk Wetboek en het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018.
Artikel 5.249. ( 13/05/2024 - ... )
De private initiatiefnemer kan zijn geconventioneerde huurwoning verhuren aan de woonmaatschappij van het werkingsgebied waarin de geconventioneerde huurwoning ligt of aan een geconventioneerde verhuurorganisatie. Voor de verhuring gebruiken de partijen de typehoofdhuurovereenkomst die opgenomen is in bijlage 31, die bij dit besluit is gevoegd, onder de voorwaarden, vermeld in titel 3.
De private initiatiefnemer kan zijn geconventioneerde huurwoning verhuren aan een persoon die over een geldig attest beschikt als al de volgende voorwaarden vervuld zijn:
1° de voorwaarden, vermeld in artikel 5.52/1, vijfde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° hij gebruikt de typehuurovereenkomst die opgenomen is in bijlage 30, die bij dit besluit is gevoegd of, in voorkomend geval, de typehuurovereenkomst, vermeld in artikel 5.255/1, §3;
3° de voorwaarden, vermeld in dit deel.
De geconventioneerde verhuurorganisatie gebruikt de typehuurovereenkomst die opgenomen is in bijlage 32, die bij dit besluit is gevoegd, of, in voorkomend geval, de typehuurovereenkomst, vermeld in artikel 5.255/1, §3, en verhuurt de geconventioneerde huurwoningen volgens de voorwaarden, vermeld in dit deel.
Voor de aspecten die niet geregeld zijn in de regelingen, vermeld in het eerste, het tweede en het derde lid, gelden de bepalingen van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling I, van het oud Burgerlijk Wetboek en het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018.
Artikel 5.250. ( 30/09/2023 - ... )
§1. In deze titel wordt verstaan onder:
1° inkomen: de som van de volgende inkomsten die ontvangen zijn in het jaar waarop het laatst beschikbare aanslagbiljet betrekking heeft:
a) het gezamenlijk belastbaar inkomen en de afzonderlijke belastbare inkomsten;
b) het leefloon;
c) de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap;
d) de beroepsinkomsten uit het buitenland of verworven bij een Europese of internationale instelling die van belasting vrijgesteld zijn;
2° persoon ten laste:
a) het kind dat bij de aanvrager gedomicilieerd is en dat minderjarig is of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
b) het kind van de aanvrager dat niet gedomicilieerd is bij hem, maar op regelmatige basis bij hem verblijft en dat minderjarig is of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
c) de persoon die beschouwd wordt als ernstig gehandicapt, of die op het ogenblik waarop hij met pensioen ging, beschouwd werd als ernstig gehandicapt.
Het aanslagbiljet, vermeld in het eerste lid, 1°, heeft betrekking op de inkomsten van maximaal drie jaar voorafgaand aan de toepassing.
Voor de bepaling van het gezamenlijk belastbaar inkomen, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt rekening gehouden met de reële eigen beroepsinkomsten.
Als een persoon ten laste als vermeld in het eerste lid, 2°, a) of b), ook een persoon ten laste is als vermeld in het eerste lid, 2°, c), telt die persoon voor twee personen ten laste.
Om als persoon ten laste als vermeld in het eerste lid, 2°, c), te worden beschouwd, gelden dezelfde voorwaarden als de voorwaarden die bepaald zijn ter uitvoering van artikel 6.1, eerste lid, 4°, c).
§2. Het agentschap verstrekt een attest als de aanvrager voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° hij of zijn gehuwde of wettelijk samenwonende partner heeft of samen hebben ze geen woning of perceel, bestemd voor woningbouw, volledig in volle eigendom;
2° hij heeft samen met zijn gehuwde of wettelijk samenwonende partner een inkomen dat de grenzen, vermeld in artikel 5.187, tweede lid, geïndexeerd met toepassing van het vierde en vijfde lid van hetzelfde artikel, niet overschrijdt;
3° hij en zijn gehuwde of wettelijk samenwonende partner zijn ingeschreven in de bevolkingsregisters, vermeld in artikel 1, §1, eerste lid, 1°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, of zijn ingeschreven op een referentieadres als vermeld in artikel 1, §2, van de voormelde wet.
Een aanvrager kan bewijzen dat hij voldoet aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 1°, met een verklaring op erewoord over onroerende goederen in het buitenland.
Artikel 5.251. ( 22/07/2024 - ... )
§1. De aanvrager dient zijn aanvraag van een attest in bij het agentschap met het formulier dat het agentschap ter beschikking stelt, en de aanvraag bevat de volgende stukken:
1° het formulier dat de aanvrager volledig ingevuld heeft;
2° de documenten of verklaringen waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.250, §2, eerste lid, 1°.
§2. Om na te gaan of de aanvrager recht heeft op het attest, doet het agentschap op grond van artikel 6, 1, lid 1, c), en artikel 9, lid 2, g), van de algemene verordening gegevensbescherming een beroep op de bevoegde diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën, op het Rijksregister en op de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid om digitaal toegang te krijgen tot de noodzakelijke gegevens met toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze, in voorkomend geval, op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd. Het agentschap is de verwerkingsverantwoordelijke.
De gegevens, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op de aanvrager en, als het voor de controle van de voorwaarden noodzakelijk is, de gehuwde of wettelijk samenwonende partner.
Van de personen, vermeld in het tweede lid, worden alleen de volgende gegevens, die bepalend zijn voor het verkrijgen van het attest, rechtstreeks in de authentieke bronnen opgevraagd en verwerkt op grond van artikel 6, lid 1, e), van de algemene verordening gegevensbescherming:
1° de gezinssamenstelling, de personen ten laste;
2° het huidige adres en het referentieadres, vermeld in artikel 1, §2, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten;
3° de leeftijd;
4° het inkomen;
5° de zakelijke rechten, vermeld in artikel 5.250, §2, eerste lid 1°;
6° het rijksregisternummer en het identificatienummer van de sociale zekerheid;
7° de burgerlijke staat;
8° de wettelijke samenwoning, vermeld artikel 1475, §1, van het oud Burgerlijk Wetboek.
De vastgestelde handicap van de betrokkene wordt opgevraagd en verwerkt op grond van artikel 9 van de algemene verordening gegevensbescherming.
De Vlaamse Dienstenintegrator staat mee in voor de organisatie en coördinatie van de gegevensstromen. Alleen de personeelsleden van het agentschap die belast zijn met de beoordeling van de aanvragen van een attest, kunnen de gegevens, vermeld in het eerste lid, opvragen en verwerken. Het agentschap houdt een lijst van de personeelsleden ter beschikking en zorgt ervoor dat de aangewezen personen door een wettelijke of statutaire verplichting, of door een evenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijke karakter van de betrokken gegevens in acht te nemen. Bij de verwerking van de persoonsgegevens van de betrokkenen neemt en handhaaft het agentschap passende technische en organisatorische maatregelen zodat de verwerking voldoet aan de vereisten van de algemene verordening gegevensbescherming en de bescherming van de rechten van de betrokkenen wordt gewaarborgd. Daarbij implementeert het agentschap passende technische en organisatorische maatregelen om een beveiligingsniveau te waarborgen dat conform het risico is afgestemd, in overeenstemming met artikel 32 van de algemene verordening gegevensbescherming.
Artikel 5.252. ( 30/09/2023 - ... )
§1. Binnen vijftien werkdagen na de ontvangst van de aanvraag meldt het agentschap met een elektronisch bericht aan de aanvrager dat zijn aanvraag van een attest volledig is, of verzoekt het de aanvrager om de ontbrekende stukken in te dienen.
De aanvrager vervolledigt zijn aanvraag binnen een termijn van één maand nadat het agentschap hem op de hoogte heeft gebracht van de onvolledigheid. Zodra het dossier vervolledigd is, brengt het agentschap de aanvrager daarvan op de hoogte binnen vijftien dagen met een elektronisch bericht.
Als de aanvrager in gebreke blijft, meldt het agentschap, nadat de termijn van één maand, vermeld in het tweede lid, verstreken is met een elektronisch bericht dat aan zijn aanvraag geen gevolg meer kan worden gegeven.
§2. Bij de melding dat de aanvraag volledig is, voegt het agentschap de beslissing of aan de aanvrager al dan niet een attest wordt toegekend.
Het attest heeft een geldigheidsduur van twaalf maanden vanaf de dag van de beslissing.
In de beslissing, vermeld in het eerste lid, worden de beroepsmogelijkheden vermeld.
§3. Tegen de beslissing, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, of bij ontstentenis van een beslissing binnen de termijnen, vermeld in paragraaf 1, kan de aanvrager met het formulier dat het agentschap ter beschikking stelt, beroep instellen bij het agentschap binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de beslissing, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, of, bij ontstentenis van een beslissing, binnen vijftien dagen na het verlopen van de termijnen, vermeld in paragraaf 1.
Het agentschap beoordeelt of het beroep ontvankelijk en gegrond is en deelt zijn beslissing mee binnen een termijn van zestig dagen na de datum van ontvangst van het beroep. Bij ontstentenis van een beslissing binnen de vermelde termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd en verkrijgt de aanvrager het attest.
De beslissing, vermeld in het tweede lid, bevat een verwijzing naar de bevoegde instantie bij betwisting.
De geldigheidsduur van het attest, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, start vanaf de dag dat het agentschap het beroep inwilligt. Bij ontstentenis van een beslissing als vermeld in het tweede lid, start de geldigheidsduur van het attest, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, vanaf de eenenzestigste dag na ontvangst van het beroep.
Artikel 5.253. ( 13/05/2024 - ... )
In deze titel wordt er verstaan onder:
1° oproep tot kandidaatstelling: de oproep die de verhuurder doet waarin hij alle geconventioneerde huurwoningen of in voorkomend geval een aantal van de geconventioneerde huurwoningen die deel uitmaken van het project van de woonmaatschappij of de private initiatiefnemer, en die in dezelfde gemeente liggen, beschikbaar stelt voor kandidaatstelling;
2° verhuurder: de woonmaatschappij, de geconventioneerde verhuurorganisatie, de private initiatiefnemer of zijn rechtsopvolger.
Artikel 5.254. ( 22/07/2024 - ... )
Het agentschap stelt een digitaal platform, het Woningportaal, ter beschikking. Het Woningportaal heeft de volgende doelstellingen:
1° de interactie tussen de verhuurders en de personen die zich willen kandidaat stellen voor een geconventioneerde huurwoning;
2° de publicatie en het beheer van de oproepen;
3° de opname van de kandidaatstellingen;
4° de rangschikking van kandidaten;
5° de bezorging van de lijsten met geselecteerde kandidaten aan de verhuurder;
6° het bijhouden van de redenen van de weigering tot toewijzing;
7° de opname van de huurovereenkomsten;
8° de registratie van de huurprijs.
Het agentschap staat in voor het digitale beheer van het Woningportaal.
Artikel 5.255. ( 22/07/2024 - ... )
§1. De eerste verhuring van een geconventioneerde huurwoning gebeurt op basis van een oproep tot kandidaatstelling via het Woningportaal. Vanaf de tweede verhuring van een geconventioneerde huurwoning wijst de verhuurder de geconventioneerde huurwoning toe aan een persoon met een geldig attest als vermeld in artikel 5.247, 2°. Hij kan ook opnieuw een oproep tot kandidaatstelling doen via het Woningportaal.
De verhuurder doet na de definitieve goedkeuring van de subsidieaanvraag een oproep tot kandidaatstelling.
De verhuurder neemt de volgende informatie op in de oproep:
1° een beschrijving van het project, vermeld in artikel 2.33/1, 8°, volgens het model dat het agentschap bepaalt;
2° de huurprijs, vermeld in artikel 5.258;
3° in voorkomend geval, de beschrijving van de bijzondere doelgroep, vermeld in artikel 5.255/2.
De verhuurder stelt de oproep tot kandidaatstelling minstens een maand open en geeft er voldoende publiciteit aan.
In afwijking van het vierde lid bedraagt de termijn vanaf de tweede verhuring van een geconventioneerde huurwoning minstens veertien dagen.
§2. Een persoon kan zich kandidaat stellen via het Woningportaal, vermeld in artikel 5.254. De persoon geeft aan voor welk type woning hij interesse heeft, rekening houdend met het aantal slaapkamers.
Na de termijn, vermeld in paragraaf 1, vierde of vijfde lid, rangschikt het agentschap de kandidaatstellingen willekeurig per type woning. Iedere kandidaat krijgt een rangnummer per type woning.
De persoon die zich kandidaat stelt als vermeld in het eerste lid, beschikt op het moment van de rangschikking, vermeld in het tweede lid, over een geldig attest als vermeld in artikel 5.247, 2°, op het ogenblik van de rangschikking door het agentschap, vermeld in het tweede lid.
Het agentschap bezorgt na de rangschikking, vermeld in het tweede lid, een lijst met geselecteerde kandidaten aan de verhuurder. De selectielijst bestaat uit de kandidaten met de laagste rangnummers per type woning, rekening houdend met het aantal slaapkamers. Het aantal geselecteerde kandidaten opgenomen in de selectielijst, bedraagt het dubbele van het aantal geconventioneerde huurwoningen per type in de oproep tot kandidaatstelling, behalve als er onvoldoende kandidaten. De toewijzing gebeurt aan de kandidaat met het laagste rangnummer.
In afwijking van de rangorde, vermeld in het vierde lid, kan de verhuurder toewijzen aan de kandidaat met het eerstvolgende rangnummer, als hij dat grondig motiveert. De verhuurder kan de toewijzing aan een kandidaat alleen weigeren in de volgende gevallen:
1° als die kandidaat vanuit financieel oogpunt onvoldoende waarborg biedt voor een behoorlijke nakoming van de huur;
2° als de bezettingsnorm die vastgesteld is krachtens artikel 3.1, § 1, vierde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, zou worden overschreden;
3° in voorkomend geval als die kandidaat niet behoort tot de bijzondere doelgroep, vermeld in artikel 5.255/2.
§3. Als niet alle geconventioneerde huurwoningen, die opgenomen zijn in de oproep tot kandidaatstelling kunnen worden toegewezen, vraagt de verhuurder een nieuwe selectielijst als vermeld in paragraaf 2, vierde lid, aan. De toewijzing gebeurt aan de kandidaat met het laagste rangnummer.
Als een nieuwe selectielijst als vermeld in het eerste lid, niet mogelijk is wegens een gebrek aan voldoende kandidaten, wijst de verhuurder de geconventioneerde huurwoning toe aan een persoon met een geldig attest als vermeld in artikel 5.247, 2°. Hij kan ook opnieuw een oproep doen tot kandidaatstelling via het Woningportaal.
§4. Van de kandidaten die opgenomen zijn in de selectielijst, vermeld in paragraaf 2, vierde lid, en paragraaf 3, eerste lid, deelt het agentschap de volgende gegevens mee aan de verhuurder:
1° het rangnummer, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, van de kandidaat;
2° de voor- en achternaam van de kandidaat;
3° de contactgegevens van de kandidaat, namelijk het e-mailadres of het telefoonnummer.
Van de kandidaten die opgenomen zijn in de selectielijst, vermeld in paragraaf 2, vierde lid, en paragraaf 3, eerste lid, en die geweigerd worden of die het aanbod weigerden deelt de verhuurder de volgende gegevens, mee aan het agentschap:
1° het rangnummer, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, van de kandidaat;
2° in voorkomend geval de reden van de weigering tot toewijzing, vermeld in paragraaf 2, vijfde lid.
Artikel 5.255/1. ( 22/07/2024 - ... )
§1. Krachtens artikel 5.52/3 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 kan een gemeente of intergemeentelijk samenwerkingsverband een reglement opstellen waarin de wijze van kandidaatstelling en de toewijzing van de geconventioneerde huurwoningen worden bepaald.
De gemeente of het intergemeentelijke samenwerkingsverband bepaalt op welke verhuurders van geconventioneerde huurwoningen het reglement van toepassing is. De gemeente of het intergemeentelijk samenwerkingsverband kan ook deelgebieden afbakenen waarop het reglement van toepassing is of kan ook voorrangsregels voor bepaalde doelgroepen, die niet noodzakelijk overeenstemmen met de bijzondere doelgroepen, vermeld in artikel 5.255/2, §2, tweede lid, of voorrangsregels over lokale binding, die niet noodzakelijk overeenstemmen met de voorrang langdurige woonbinding, vermeld in artikel 5.255/3, §1, eerste lid, bepalen.
De gemeente of het intergemeentelijke samenwerkingsverband bepaalt de datum van inwerkingtreding van het reglement. Die datum ligt ten vroegste na het verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 2, derde of vierde lid. De gemeente of het intergemeentelijke samenwerkingsverband kan het reglement opheffen. In dat geval brengt de gemeente of het intergemeentelijke samenwerkingsverband het agentschap van de opheffing op de hoogte met een beveiligde zending. De gemeente of het intergemeentelijke samenwerkingsverband bepaalt de datum van opheffing van het reglement waarbij die datum niet eerder kan zijn dan een maand na de kennisgeving van de opheffing van het reglement aan het agentschap.
De subsidieaanvragen die op de datum van de inwerkingtreding van het reglement nog niet definitief zijn goedgekeurd, vallen onder de toepassing van het reglement.
De gemeente of het intergemeentelijke samenwerkingsverband is bij de toepassing van het reglement de verwerkingsverantwoordelijke.
Artikel 5.255, §2, vijfde lid, 1° en 2°, is van overeenkomstige toepassing.
§2. De gemeente of het intergemeentelijke samenwerkingsverband bezorgt het reglement en het administratieve dossier met een beveiligde zending aan de minister op het adres van het agentschap. In het reglement worden de objectieve gegevens opgenomen ter onderbouwing van de noodzaak om een reglement op te stellen.
Het administratieve dossier bevat het advies van de relevante lokale huisvestings- en welzijnsactoren.
De minister beschikt over een termijn van vijfenveertig dagen, die volgt op de datum van de kennisgeving van het reglement en het administratieve dossier aan het agentschap, om het reglement geheel of gedeeltelijk te vernietigen als het in strijd is met de wetten, de decreten en de uitvoeringsbesluiten ervan of het algemeen belang. Als het reglement aangetekend wordt bezorgd, gaat de termijn in vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van de afgifte op de post van het reglement.
De minister kan de termijn, vermeld in het derde lid, eenmalig verlengen met vijftien dagen, met een kennisgeving daarvan aan de gemeente of het intergemeentelijke samenwerkingsverband voordat de oorspronkelijke termijn afloopt.
De minister bezorgt de vernietigingsbeslissing met een beveiligde zending aan de gemeente of het intergemeentelijke samenwerkingsverband.
§3. Als een gemeente of intergemeentelijk samenwerkingsverband een ontwerp van reglement heeft bezorgd als vermeld in paragraaf 2, eerste lid, kan ze ook een eigen typehuurovereenkomst opstellen voor de verhuring of onderverhuring aan een persoon met een geldig attest als vermeld in artikel 5.247, 2°, die de verhuurders, vermeld in het tweede lid, gebruiken. Die typehuurovereenkomst valt onder de toepassing van titel II van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018.
Over het ontwerp van de eigen typehuurovereenkomst wint de gemeente of het intergemeentelijke samenwerkingsverband een voorafgaand, niet-bindend advies in bij het agentschap. De gemeente of het intergemeentelijke samenwerkingsverband mag voorbijgaan aan de adviesverplichting als het agentschap het gevraagde advies niet verstrekt binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van de adviesvraag.
De gemeente of het intergemeentelijke samenwerkingsverband bezorgt het agentschap de definitieve eigen typehuurovereenkomst. De gemeente of het intergemeentelijke samenwerkingsverband meldt de datum vanaf wanneer de definitieve eigen typehuurovereenkomst zal worden gebruikt. Die datum is ten vroegste de datum van de inwerkingtreding van het reglement, vermeld in paragraaf 1, vierde lid.
Artikel 5.255/2. ( 22/07/2024 - ... )
§1. In dit artikel wordt verstaan onder verhuurder: een woonmaatschappij, een gemeente, een OCMW, een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut waarop het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019 van toepassing is, of een sociale onderneming voor zover ze erkend is volgens het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019, of een autonoom gemeentebedrijf als vermeld in deel 2, titel 3, hoofdstuk 2, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.
§2. In afwijking van artikel 5.255, §2, vierde lid, kan de verhuurder een geconventioneerde huurwoning verhuren aan een bijzondere doelgroep als vermeld in het tweede lid, als al de volgende voorwaarden vervuld zijn:
1° als de verhuurder een vereniging zonder winstoogmerk, een instelling van openbaar nut of een sociale onderneming is, is de verhuring aan de bijzondere doelgroep conform het maatschappelijke doel van de vermelde entiteit;
2° de verhuurder neemt in de oproep tot kandidaatstelling op tot welke bijzondere doelgroep hij zich richt.
Aan de volgende bijzondere doelgroepen, die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.250, §2, kunnen geconventioneerde huurwoningen verhuurd worden:
1° de kandidaat vanaf 65 jaar;
2° de kandidaat die als jongere met begeleiding zelfstandig woont of gaat wonen;
3° de kandidaat met een fysieke of mentale beperking of handicap;
4° de kandidaat in beschut wonen of een tewerkstellingsprogramma;
5° de kandidaat met een geestelijke gezondheidsproblematiek;
6° de kandidaat die dak- en thuisloos is of dat dreigt te worden.
De verhuurder is bij de toewijzing van een geconventioneerde huurwoning de verwerkingsverantwoordelijke.
§3. Als de verhuurder geconventioneerde huurwoningen wil verhuren aan een bijzondere doelgroep volgens de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2, bezorgt hij de keuze van de bijzondere doelgroep en de verantwoording aan het agentschap via het Woningportaal op het ogenblik van de oproep tot kandidaatstelling.
De verantwoording bevat minstens de volgende elementen:
1° een beschrijving van de bijzondere doelgroep;
2° de specifieke problemen die de bijzondere doelgroep ondervindt om een aangepaste en betaalbare woning te vinden;
3° cijfergegevens over het aantal personen dat behoort tot de bijzondere doelgroep, als die beschikbaar zijn;
4° in voorkomend geval de flankerende maatregelen die de lokale besturen en de lokale welzijnsactoren voor de doelgroep nemen.
De persoon die zich conform artikel 5.255, §2, eerste lid, kandidaat stelt, bevestigt dat hij behoort tot de bijzondere doelgroep die opgenomen is in de oproep tot kandidaatstelling en dat hij ervan op de hoogte is dat de verhuurder kan weigeren om aan hem te verhuren als hij niet behoort tot die bijzondere doelgroep.
Het agentschap rangschikt de kandidaatstellingen, vermeld in artikel 5.255, §2, tweede lid, na toepassing van een voorrang aan de kandidaten die bevestigen dat ze behoren tot de bijzondere doelgroep als vermeld in het eerste lid.
Als de voorrang langdurige woonbinding, vermeld in artikel 5.255/3, §1, van toepassing is, rangschikt het agentschap de kandidaatstellingen, vermeld in artikel 5.255, §2, tweede lid, op de volgende wijze. Eerst wordt voorrang gegeven aan kandidaten die bevestigen dat ze behoren tot de bijzondere doelgroep als vermeld in het eerste lid en voor wie de voorrangsregel langdurige woonbinding van toepassing is. Vervolgens wordt voorrang gegeven aan kandidaten die bevestigen dat ze behoren tot de bijzondere doelgroep als vermeld in het eerste lid, maar voor wie niet de voorrangsregeling langdurige woonbinding van toepassing is. Tot slot wordt voorrang gegeven aan kandidaten die niet behoren tot de bijzondere doelgroep en voor wie de voorrangsregeling langdurige woonbinding van toepassing is.
Artikel 5.255/3. ( 15/09/2024 - ... )
§1. In dit artikel wordt verstaan onder voorrang langdurige woonbinding: de voorrang die een kandidaat heeft als hij een binding heeft met een gemeente als hij in de periode van tien jaar voor de rangschikking minstens vijf jaar ononderbroken inwoner is of geweest is van de gemeente waar de toe te wijzen woning ligt.
§2. Als een gemeente beslist om de voorrang langdurige woonbinding toe te passen, bezorgt ze die beslissing aan het agentschap. Het agentschap bezorgt de gemeente een ontvangstbevestiging. De voorrang langdurige woonbinding geldt voor de oproepen tot kandidaatstelling die opengesteld worden na het verstrijken van een termijn van veertien werkdagen volgend op de datum van de ontvangst van de beslissing van de gemeente.
Als de voorrang langdurige woonbinding geldt voor de geconventioneerde huurwoningen, voegt het agentschap die informatie toe in de oproep tot kandidaatstelling.
Het agentschap rangschikt de kandidaatstellingen, vermeld in artikel 5.255, §2, tweede lid, na toepassing van de voorrangsregel langdurige woonbinding als de gemeente heeft beslist om de voorrangsregel toe te passen.
§3. Om na te gaan of de kandidaat in aanmerking komt voor de voorrang langdurige woonbinding, vraagt het agentschap persoonsgegevens op met toepassing van artikel 6/1 en 7/1 van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator.
Het agentschap is de verwerkingsverantwoordelijke.
Het agentschap gaat uitsluitend op basis van de gegevens van bewoning, vermeld in het Rijksregister, na of de kandidaat een voorrang langdurige woonbinding heeft met de gemeente waar de geconventioneerde huurwoning ligt.
Artikel 5.256. ( 30/09/2023 - ... )
Met behoud van de toepassing van artikel 4 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018 geeft de verhuurder in een officiële of publieke mededeling aan dat hij een geconventioneerde huurwoning te huur stelt.
Artikel 5.257. ( 22/07/2024 - ... )
De geconventioneerde huurwoningen worden verhuurd voor een termijn van negen jaar als hoofdverblijfplaats en met gebruik van de typehuurovereenkomst die opgenomen is in bijlage 30 of bijlage 32, die bij dit besluit is gevoegd. Als een gemeente of intergemeentelijk samenwerkingsverband een eigen typehuurovereenkomst opstelt conform artikel 5.255/1, §3, worden de geconventioneerde huurwoningen verhuurd als hoofdverblijfplaats en met gebruik van de eigen typehuurovereenkomst. Aan de huurovereenkomst wordt een addendum toegevoegd waarin de parameters die worden gehanteerd bij het gebruik van de webtoepassing, vermeld in artikel 5.258, vierde lid, zijn opgenomen.
Alle huurovereenkomsten en de addenda, vermeld in het eerste lid, worden opgeladen in het Woningportaal.
Bij gebrek aan overeenstemming tussen de verhuurder en de kandidaat of de huurder over de gebruikte parameters, vermeld in het eerste lid, kan het agentschap op verzoek van iedere partij een controle ter plaatse uitvoeren. Het agentschap laat de controle uitvoeren door een eigen personeelslid of door een derde die ze daartoe aanstelt. De controleur neemt de vaststellingen op in een verslag, volgens een model dat de minister kan vaststellen.
De geconventioneerde huurwoning kan alleen worden verhuurd aan een persoon die op het ogenblik dat de huurovereenkomst gesloten wordt, over een geldig attest als vermeld in artikel 5.247, 2°, beschikt.
Om na te gaan of de geconventioneerde huurwoning wordt verhuurd, conform het derde lid, verwerkt het agentschap gegevens in het centraal woningregister, vermeld in artikel 6.4 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Tussen de twaalfde en de negende maand vóór de vervaldag van de huurovereenkomst, vermeld in het eerste lid, gaat de verhuurder na of de huurder de huurovereenkomst wil verderzetten. Hij verwittigt de huurder dat hij daartoe een geldig attest als vermeld in artikel 5.247, 2°, moet voorleggen. Als de huurder geen geldig attest kan voorleggen, doet de verhuurder, conform artikel 16 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, ten minste zes maanden vóór de vervaldag een opzegging.
Artikel 5.258. ( 01/01/2025 - ... )
De huurprijs van de geconventioneerde huurwoning mag niet hoger zijn dan de markthuurprijs verminderd met een korting die minimaal de helft bedraagt van de subsidie. De markthuurprijs wordt berekend op een van de volgende tijdstippen:
1° het ogenblik van het sluiten van de hoofdhuurovereenkomst, die conform de typehoofdhuurovereenkomst, opgenomen in bijlage 31, die bij dit besluit is gevoegd, is gesloten;
2° het ogenblik van het plaatsen van een oproep tot kandidaatstelling als vermeld in artikel 5.255;
3° het ogenblik van de registratie van de huurprijs van de geconventioneerde huurwoning in het Woningportaal als een verhuurder een huurwoning zal verhuren, zonder voorafgaandelijk een oproep tot kandidaatstelling te plaatsen.
In afwijking van het eerste lid wordt de huurprijs, vermeld in het eerste lid, begrensd tot 900 euro als het verschil tussen de markthuurprijs en de korting, vermeld in het eerste lid, meer dan 900 euro bedraagt.
In afwijking van het eerste en tweede lid wordt de huurprijs, vermeld in het eerste lid, begrensd tot 1000 euro als het verschil tussen de markthuurprijs en de korting, vermeld in het eerste lid, meer dan 1000 euro bedraagt als de geconventioneerde huurwoning op het grondgebied van een van de volgende gemeenten ligt:
1° de grootsteden Antwerpen en Gent;
2° de centrumsteden Aalst, Brugge, Genk, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout;
3° alle gemeenten in het grootstedelijke gebied Antwerpen: Aartselaar, Boechout, Edegem, Hemiksem, Hove, Kontich, Lint, Mortsel, Niel, Schelle, Wijnegem, Wommelgem en Beveren-Kruibeke-Zwijndrecht;
4° alle gemeenten in het grootstedelijke gebied Gent: Nazareth-De Pinte, Destelbergen, Evergem, Merelbeke-Melle en Sint-Martens-Latem;
5° alle gemeenten in het arrondissement Halle-Vilvoorde;
6° Bertem, Huldenberg, Kortenberg en Tervuren.
Voor de bepaling van de markthuurprijs, vermeld in het eerste, tweede en derde lid, stelt het agentschap een schattingsmodel ter beschikking. Het schattingsmodel is gebaseerd op de webtoepassing, vermeld in artikel 5.111 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. De verhuurder gebruikt het schattingsmodel.
De bedragen, vermeld in het tweede en het derde lid, worden gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer 127,35 van de maand mei 2023 (basisjaar 2013). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand december van het jaar voorafgaand aan de indexering en afgerond tot op twee cijfers na de komma.
Als een verhuurder een huurwoning zal toewijzen op basis van een oproep tot kandidaatstelling als vermeld in artikel 5.255, verbindt hij zich ertoe om de geconventioneerde huurwoning te verhuren aan de huurprijs opgenomen in die oproep tot kandidaatstelling. Als een verhuurder een huurwoning zal toewijzen zonder zich te baseren op een oproep tot kandidaatstelling, registreert hij de huurprijs van de geconventioneerde huurwoning in het Woningportaal.
Artikel 5.259. ( 15/09/2024 - ... )
Om na te gaan of de subsidie opgeschort moet worden conform artikel 5.47/1, §8, eerste lid, 4°, en artikel 5.47/6, eerste lid, 6°, vraagt het agentschap persoonsgegevens op met toepassing van artikel 6/1 en 7/1 van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator.
Het agentschap is de verwerkingsverantwoordelijke.
De gegevens, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op de huurder die conform artikel 5.257, vierde lid, de huurovereenkomst heeft ondertekend, en, als het voor de controle van de voorwaarde noodzakelijk is, de huurder zonder een geldig attest als vermeld in artikel 5.247, 2°, die de huurovereenkomst heeft gesloten, de huurder die conform artikel 51 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018 van rechtswege huurder is geworden, en de andere persoon die conform artikel 52 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018 huurder is geworden.
Alleen persoonsgegevens die toereikend, ter zake dienend en noodzakelijk zijn voor het doeleinde, vermeld in het eerste lid, worden verwerkt. De verwerking van de persoonsgegevens voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 6, lid 1, c), van de algemene verordening gegevensbescherming. Van de personen, vermeld in het derde lid, worden alleen de volgende gegevens rechtstreeks in de authentieke bronnen opgevraagd en verwerkt op grond van artikel 6, lid 1, eerste alinea, van de algemene verordening gegevensbescherming:
1° de datum van overlijden;
2° het huidige adres en het referentieadres, vermeld in artikel 1, §2, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten;
3° het rijksregisternummer en het identificatienummer van de sociale zekerheid;
4° het addendum opgemaakt door de verhuurder en de huurder of huurders conform artikel 17/1 van de bijlage 30 of 32, die bij dit besluit is gevoegd.
Artikel 6.1. ( 01/01/2024 - ... )
In dit boek wordt verstaan onder:
1° actueel besteedbaar inkomen: het verschil tussen enerzijds de som van het gezamenlijk belastbaar inkomen, de afzonderlijke belastbare inkomsten, het leefloon, de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap en de beroepsinkomsten uit het buitenland die van belasting vrijgesteld zijn, of de beroepskosten die verworven zijn bij een Europese of internationale instelling en die van belasting vrijgesteld zijn, en anderzijds de som van de vrijgestelde inkomens, de effectief betaalde alimentatievergoeding en de effectief betaalde schuldaflossingen, berekend over een periode van minimaal drie van de zes maanden die aan de toepassing voorafgaat, geëxtrapoleerd naar twaalf maanden. De minister bepaalt de vrijgestelde inkomens en de effectief betaalde schuldaflossingen en stelt de nadere regels vast om het actueel besteedbare inkomen te berekenen;
2° huidige inkomen: de som van de volgende inkomsten, berekend over de periode van drie opeenvolgende maanden die aan de toepassing voorafgaat, geëxtrapoleerd naar twaalf maanden:
a) het gezamenlijk belastbaar inkomen en de afzonderlijke belastbare inkomsten;
b) het leefloon;
c) de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap;
d) de beroepsinkomsten uit het buitenland die van belasting vrijgesteld zijn, of de beroepsinkomsten die verworven zijn bij een Europese of internationale instelling en die van belasting vrijgesteld zijn;
3° intern huurreglement: een openbaar document ter uitvoering van de bepalingen van dit boek waarin de verhuurder minimaal de concrete regels die een verdere invulling vereisen, vastlegt, en waarin hij de toewijzingsregels die hij toepast, opneemt;
4° persoon ten laste:
a) het kind dat bij de potentiële kandidaat-huurder, de kandidaat-huurder of huurder gedomicilieerd is en dat minderjarig is of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
b) het kind van de potentiële kandidaat-huurder, de kandidaat-huurder, de huurder of van een van de gezinsleden dat niet gedomicilieerd is bij de potentiële kandidaat-huurder, de kandidaat-huurder, de huurder of bij een van de gezinsleden, maar er op regelmatige basis verblijft en dat minderjarig is of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
c) de persoon die beschouwd wordt als ernstig gehandicapt, of die op het ogenblik waarop hij met pensioen ging, beschouwd werd als ernstig gehandicapt. De minister stelt de voorwaarden hiervoor vast;
5° referentie-inkomen: de som van de volgende inkomsten die ontvangen zijn in het jaar waarop het laatst beschikbare aanslagbiljet betrekking heeft:
a) het gezamenlijk belastbaar inkomen en de afzonderlijke belastbare inkomsten;
b) het leefloon;
c) de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap;
d) de beroepsinkomsten uit het buitenland die van belasting vrijgesteld zijn, of de beroepsinkomsten die verworven zijn bij een Europese of internationale instelling en die van belasting vrijgesteld zijn;
5° /1 toewijzingsreglement: het toewijzingsreglement, vermeld in artikel 6.12, eerste lid, 4°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
6° verhuurder: de verhuurder van een sociale huurwoning;
7° wachttijd: de periode die start vanaf de inschrijving van de kandidaat-huurder in het centraal inschrijvingsregister, en die eindigt met de schrapping van de inschrijving uit het centraal inschrijvingsregister.
De minister kan de nadere regels vaststellen voor de berekening van het huidige inkomen, vermeld in het eerste lid, 2°.
Een afschrift van het interne huurreglement, vermeld in het eerste lid, 3°, en latere wijzigingen ervan worden onmiddellijk meegedeeld aan de toezichthouder.
Het aanslagbiljet, vermeld in het eerste lid, 5°, heeft betrekking op de inkomsten van maximaal drie jaar voorafgaand aan de toepassing.
Voor de bepaling van het gezamenlijk belastbaar inkomen, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° en 4°, wordt alleen rekening gehouden met de reële eigen beroepsinkomsten.
Artikel 6.2. ( 01/01/2024 - ... )
Alle bedragen, met uitzondering van de bedragen van 250 euro en 650 euro, vermeld in artikel 6.48 en 6.49, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex (basis 2004), naar het gezondheidsindexcijfer van de maand juni van het voorgaande jaar en met als basis het gezondheidsindexcijfer van 105,28 voor juni 2007. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende natuurlijke getal.
De bedragen van 250 euro en 650 euro, vermeld in artikel 6.48 en 6.49, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex (basis 2004), naar het gezondheidsindexcijfer van de maand juni van het voorgaande jaar en met als basis het gezondheidsindexcijfer van 116,43 voor juni 2011. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende natuurlijke getal.
Het referentie-inkomen wordt geïndexeerd volgens de gezondheidsindex van de maand juni van het jaar dat aan de toepassing ervan voorafgaat, met als basis de maand juni van het jaar waarop het referentie-inkomen betrekking heeft.
De reële huurprijs en de vaste huurlasten, vermeld in artikel 6.5, § 2, derde lid, 3°, worden geïndexeerd volgens de gezondheidsindex van de maand juni van het jaar dat aan de toepassing ervan voorafgaat, met als basis de maand juni van het jaar waarin de keuze is gemaakt.
Artikel 6.3. ( 01/01/2024 - ... )
Een persoon bewijst met een verklaring op erewoord dat hij een feitelijke partner is als vermeld in artikel 6.11, vierde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. De verklaring op erewoord wordt geldig na validering door de huurder, vermeld in artikel 6.1, 1°, a), van dezelfde codex, die hoogstens één feitelijke partner tegelijkertijd kan erkennen.
Artikel 6.3/1. ( 22/07/2024 - ... )
§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 6.5 van dit besluit worden ter uitvoering van artikel 6.3/1, § 3, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 de volgende persoonsgegevens verwerkt:
1° de voor- en achternaam, de geboorteplaats- en datum, het geslacht en de nationaliteit van de huurder, van alle personen die in de woning na toewijzing samen op een duurzame wijze verblijven, en van alle kinderen die geplaatst zijn of voor wie de huurder of een gezinslid een co-ouderschap of een omgangsrecht heeft en die daardoor niet op duurzame wijze in de woning zullen verblijven, en van de personen voor wie gezinshereniging is aangevraagd;
2° de aanduiding van de verwantschap tussen de gezinsleden, vermeld in punt 1° ;
3° de aanduiding of er personen ten laste zijn, met vermelding van de categorie, vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, a), b) of c), waartoe ze behoren;
4° de aanduiding of de huurder, een gezinslid of een kind als vermeld in artikel 6.16, vierde lid, ernstig gehandicapt is als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4° ;
5° als de huurder onder bewind staat, de contactgegevens van de bewindvoerder;
6° als de huurder een andere vertegenwoordiger heeft dan de persoon, vermeld in punt 5°, de contactgegevens van die vertegenwoordiger;
7° de burgerlijke staat van de huurder;
8° het referentie-inkomen of het huidige inkomen van de huurder en de meerderjarige gezinsleden voor de huurprijsberekening, vermeld in artikel 6.52;
9° gegevens over het onroerend bezit van de huurder, vermeld in artikel 6.12, eerste lid, artikel 6.14 en artikel 6.40;
10° de vaststelling of de huurder de taalkennisverplichting heeft vervuld, ervan is vrijgesteld of uitstel heeft verkregen als vermeld in artikel 6.38;
11° het aantal keer dat de huurder een aanbod van een woning die in aanmerking wordt genomen voor het beëindigen van de huurovereenkomst, vermeld in artikel 6.43, § 3 en § 4, en artikel 6.44, heeft geweigerd;
12° het aantal keer dat de huurder een aanbod van een woning die in aanmerking wordt genomen voor het aanrekenen van een onderbezettingsvergoeding als vermeld in artikel 6.57, heeft geweigerd;
13° de gegevens van de huurwaarborgrekening, vermeld in artikel 6.61;
14° de vaststelling dat de huurder een begeleidingsovereenkomst als vermeld in artikel 6.35, zesde lid, heeft gesloten;
15° de vaststelling dat de huurder een niet-beroepsactieve burger met arbeidspotentieel is en in dat geval de inschrijving bij de VDAB, vermeld in artikel 6.20, eerste lid, 12°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
16° de vaststelling dat de huurder een beschermde afnemer als vermeld in artikel 6.60, §1, eerste lid, is.
De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 6.3/1, §2, 1°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, kan de persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, 16°, doorgeven aan een private partner voor de berekening van de vergoeding, vermeld in artikel 6.25, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Alleen persoonsgegevens die toereikend, ter zake dienend en noodzakelijk zijn voor de doeleinden, worden verwerkt. De verwerking van de persoonsgegevens voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 6, lid 1, c), van de algemene verordening gegevensbescherming.
§ 2. Met toepassing van artikel 6/1 en 7/1 van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator vraagt het agentschap of de verhuurder persoonsgegevens op. De verhuurder kan ook een beroep doen op de gegevens die andere verhuurders hem elektronisch kunnen bezorgen.
Als de opvraging, vermeld in het eerste lid, geen of onvoldoende gegevens oplevert, vraagt de verhuurder aan de potentiële kandidaat-huurder, de kandidaat-huurder of de huurder om de nodige gegevens te bezorgen.
Artikel 6.3/2. ( 22/07/2024 - ... )
§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder:
1° buitenlands onroerend bezit: het hebben van zakelijke rechten op een woning of perceel, bestemd voor woningbouw, vermeld in artikel 6.12, eerste lid, in het buitenland;
2° raamovereenkomst: de raamovereenkomst die is gesloten door het agentschap ter uitvoering van artikel 6.3/2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
3° volledig onderzoek: het vooronderzoek en het onderzoek ten gronde samen;
4° vooronderzoek: fase 1 van een onderzoek naar buitenlands onroerend bezit van een huurder. Fase 1 omvat een eerste administratief onderzoek waarbij de private partner nagaat of er onroerend bezit aanwezig is of was in het land in kwestie;
5° onderzoek ten gronde: fase 2 van een onderzoek naar buitenlands onroerend bezit, waarin de nodige documenten ter plaatse worden opgevraagd en een volledig dossier wordt opgemaakt.
Het agentschap wordt aangewezen als entiteit die de raamovereenkomst, vermeld in artikel 6.3/2 van de Vlaamse Codex Wonen, sluit.
§ 2. Binnen de perken van de kredieten die daarvoor beschikbaar zijn op de algemene uitgavenbegroting en onder de voorwaarden, vermeld in dit artikel, wordt een toelage verleend aan de verhuurder die een onderzoek naar buitenlands onroerend bezit van de huurder laat uitvoeren.
§ 3. De toelage, vermeld in paragraaf 2, wordt verleend als de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° het onderzoek naar buitenlands onroerend bezit is uitgevoerd door een private partner, ter uitvoering van de raamovereenkomst;
2° de verhuurder bezorgt de factuur van de private partner, vermeld in punt 1°, aan de VMSW en de factuur verwijst naar de raamovereenkomst.
In afwijking van het eerste lid komt een onderzoek naar buitenlands onroerend bezit dat is uitgevoerd buiten de raamovereenkomst, ook in aanmerking voor de toelage, vermeld in paragraaf 2, als de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° het onderzoek is uitgevoerd in een land dat niet is opgenomen in de raamovereenkomst en verloopt op dezelfde wijze als de onderzoeken naar buitenlands onroerend bezit volgens de raamovereenkomst;
2° het onderzoek naar buitenlands onroerend bezit is uitgevoerd door een private partner die is aangewezen in de raamovereenkomst;
3° de verhuurder heeft een offerte voor een volledig onderzoek opgevraagd bij minstens drie private partners die in de raamovereenkomst zijn aangewezen, of bij alle private partners als er minder dan drie private partners zijn aangewezen;
4° de verhuurder heeft de opdracht besteld bij de goedkoopste private partner, vermeld in punt 3° ;
5° de offerteprijs voor een volledig onderzoek van de goedkoopste private partner, vermeld in punt 3°, bedraagt maximaal 150% van het bedrag dat op de volgende wijze wordt berekend: het bedrag is gelijk aan het gemiddelde van de prijs voor een volledig onderzoek die de eerst gerangschikte private partner per gegund perceel heeft aangegeven in de raamovereenkomst.
§ 4. De toelage, vermeld in paragraaf 2, bedraagt:
1° voor het vooronderzoek dat geen bewijs van buitenlands onroerend bezit van de huurder oplevert: 75% van het factuurbedrag;
2° voor het vooronderzoek dat een bewijs van buitenlands onroerend bezit van de huurder oplevert en het onderzoek ten gronde: 100% van het factuurbedrag.
De factuur, vermeld in het eerste lid, vermeldt op duidelijke wijze of het vooronderzoek een bewijs van buitenlands onroerend bezit van de huurder heeft opgeleverd.
Het factuurbedrag, vermeld in het eerste lid, wordt in voorkomend geval verhoogd met de niet-aftrekbare btw die via verlegging van heffing overeenkomstig artikel 51, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, ten laste is van de verhuurder.
§ 5. De verhuurder vraagt de toelage, vermeld in paragraaf 2, aan bij de VMSW met een aanvraagformulier dat de VMSW ter beschikking stelt. De verhuurder bezorgt het ingevulde aanvraagformulier aan de VMSW op de wijze die de VMSW bepaalt.
De VMSW stelt een model van het aanvraagformulier vast en bepaalt daarin welke stukken de verhuurder moet bijvoegen.
Als de VMSW oordeelt dat voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 3, keert de VMSW de toelage, vermeld in paragraaf 2, uit aan de verhuurder.
§ 6. Het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatsteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen is van toepassing op de toelage, vermeld in paragraaf 2.
Artikel 6.3/3. ( 01/01/2024 - ... )
Als er een aanvraag tot gezinshereniging is ingediend of zal worden ingediend, kan de potentiële kandidaat-huurder zich alleen inschrijven voor een woning die voldoet aan de rationele bezetting, waarbij er rekening wordt gehouden met de gezinssamenstelling na de gezinshereniging. De potentiële kandidaat-huurder vult op het ogenblik van de inschrijving de gegevens in van de leden van het gezin waarvoor een aanvraag tot gezinshereniging is ingediend of zal worden ingediend.
Als pas na de inschrijving de intentie ontstaat om een aanvraag tot gezinshereniging in te dienen, past de kandidaat-huurder zijn inschrijving aan en vult op dat ogenblik de gegevens in van de leden van het gezin waarvoor een aanvraag tot gezinshereniging is ingediend of zal worden ingediend.
Als de gezinshereniging, vermeld in het eerste en tweede lid, nog niet heeft plaatsgevonden op het ogenblik dat een woning waarvan de rationele bezetting beantwoordt aan die gezinshereniging, zou kunnen worden toegewezen, heeft de kandidaat-huurder voorrang voor een toewijzing van een woning waarvan de rationele bezetting beantwoordt aan zijn huidige gezinssamenstelling en fysieke toestand overeenkomstig artikel 6.28, eerste lid, 6°.
Als de gezinshereniging vervolgens na de toewijzing plaatsvindt, heeft de kandidaat-huurder voorrang voor een toewijzing van een woning waarvan de rationele bezetting beantwoordt aan de gezinshereniging overeenkomstig artikel 6.28, eerste lid, 5°.
Artikel 6.4. ( 01/01/2021 - ... )
Voorbehouden voor toekomstig gebruik
Artikel 6.5. ( 22/07/2024 - ... )
§ 1. Het agentschap wordt aangewezen als de entiteit die het centraal inschrijvingsregister bijhoudt.
In het centraal inschrijvingsregister worden de relevante persoonsgegevens bijgehouden van kandidaat-huurders, hun gezinsleden en in voorkomend geval de kinderen, vermeld in artikel 6.16, vierde lid, die de woning na de toewijzing samen zullen betrekken.
De registratie van de inschrijving en van de gegevens, vermeld in paragraaf 2, gebeurt op een gedigitaliseerde en geautomatiseerde wijze.
§ 2. Voor de administratieve behandeling van de kandidaturen worden de volgende gegevens in het centraal inschrijvingsregister geregistreerd:
1° het inschrijvingsnummer, vermeld in artikel 6.7, § 2;
2° de voor- en achternaam, de geboortedatum, het geslacht en de nationaliteit van alle personen die in de woning na toewijzing samen op een duurzame wijze zullen verblijven;
3° de voor- en achternaam, de geboortedatum, het geslacht en de nationaliteit van de kinderen die geplaatst zijn of voor wie de kandidaat-huurder of een gezinslid een co-ouderschap of een omgangsrecht heeft en die daardoor niet op duurzame wijze in de woning zullen verblijven, en de voor- en achternaam, de geboortedatum, het geslacht en de nationaliteit van de personen voor wie gezinshereniging is aangevraagd;
4° de contactgegevens van de kandidaat-huurder, namelijk het correspondentieadres, het e-mailadres en het telefoonnummer;
5° als de kandidaat-huurder onder bewind staat, de contactgegevens van de bewindvoerder;
6° als de kandidaat-huurder een andere vertegenwoordiger heeft dan de persoon, vermeld in punt 5°, de contactgegevens van die vertegenwoordiger.
Om de inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden te toetsen, worden de volgende gegevens in het centraal inschrijvingsregister geregistreerd:
1° de aanduiding wie de kandidaat-huurder is;
2° als de kandidaat-huurder al een sociale huurder is, de vermelding daarvan en de contactgegevens van de verhuurder;
3° het identificatienummer van de sociale zekerheid van alle personen die de woning na toewijzing zullen betrekken;
4° de burgerlijke staat van de kandidaat-huurder;
5° de aanduiding of er personen ten laste zijn, met vermelding van de categorie, vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, a), b) of c), waartoe ze behoren;
6° de aanduiding of de kandidaat-huurder ingeschreven is in de bevolkingsregisters, vermeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 1°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, of op een referentieadres als vermeld in artikel 1, § 2, van de voormelde wet;
7° het inkomen van de kandidaat-huurder, zoals het in aanmerking genomen wordt voor de toetsing aan de inkomensgrenzen, vermeld in artikel 6.13, eerste lid, of, in voorkomend geval, de verhoogde inkomensgrenzen, vermeld in artikel 29, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode, zoals van kracht vóór 1 maart 2017, met aanduiding of het gaat om het referentie-inkomen, het huidige inkomen of het actuele besteedbare inkomen van de kandidaat-huurder;
7°/1 de aanduiding dat de kandidaat-huurder voldoet aan de inschrijvingsvoorwaarde, vermeld in artikel 6.8, §1, eerste lid, 2°/1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
8° de aanduiding dat de kandidaat-huurder voldoet aan de onroerende bezitsvoorwaarde, vermeld in artikel 6.12, eerste lid, en, als de kandidaat-huurder op basis van artikel 6.14, eerste of tweede lid, voldoet aan de onroerende bezitsvoorwaarde, de vermelding van het adres van het onroerend goed en het zakelijk recht dat erop rust;
9° de aanduiding dat de kandidaat-huurder voldoet aan de leeftijdsvoorwaarde, vermeld in artikel 6.8, § 1, eerste lid, 1°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, en, als de kandidaat-huurder op basis van artikel 6.12, tweede lid, van dit besluit, voldoet aan de leeftijdsvoorwaarde, de aanduiding of het gaat om een ontvoogde minderjarige of een minderjarige persoon die zelfstandig woont of gaat wonen;
10° ...;
11° als de kandidaat-huurder op basis van artikel 6.12, vierde lid, is ingeschreven, de aanduiding dat hij bereid is een overeenkomst als vermeld in artikel 6.12, vierde lid, te sluiten, en, in voorkomend geval, de aanduiding dat er is afgeweken van de toepasselijke inkomensgrens, met vermelding van de motivering;
12° de gegevens van de primaire verhuurder.
Voor de toewijzing van een sociale huurwoning worden de volgende gegevens in het centraal inschrijvingsregister geregistreerd:
1° het type van de woning waarvoor de kandidaat-huurder in aanmerking wil komen, rekening houdend met de rationele bezetting;
2° de ligging (gemeente, deelgemeente, in voorkomend geval keuzegebied) van de woningen waarvoor de kandidaat-huurder in aanmerking wil komen;
3° de reële huurprijs en de vaste huurlasten die de kandidaat-huurder maximaal wil betalen. Voor de woningen waarop de verhuurder een zakelijk recht heeft, is dat de reële huurprijs, vermeld in artikel 6.46, tweede lid. Voor de woningen die door de verhuurder worden ingehuurd, is dat de onderhuurprijs, vermeld in artikel 6.56, rekening houdend met de tegemoetkoming, vermeld in artikel 5.164;
4° specifieke woningvoorkeuren, andere dan de voorkeuren, vermeld in punt 1°, 2° of 3° ;
5° de huidige hoofdverblijfplaats van de kandidaat-huurder, zoals bekend in het Rijksregister, en het overzicht van hoofdverblijfplaatsen, zoals bekend in het Rijksregister;
6° voor iedere toewijzingsregel, vermeld in dit boek, titel 2, hoofdstuk 3, de aanduiding of de kandidaat-huurder onder de toepassing ervan valt;
7° de aanduiding of de kandidaat-huurder voldoet aan de taalkennisverplichting, vermeld in artikel 6.20, eerste lid, 5° en 6°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
8° het aantal keer dat de kandidaat-huurder een aanbod van een woning, die in aanmerking wordt genomen voor de schrappingsgrond, vermeld in artikel 6.8, § 1, eerste lid, 4°, heeft geweigerd, en het aantal keer dat de kandidaat-huurder niet heeft gereageerd op dat aanbod en de datum waarop de weigeringen plaatsvonden;
9° als aan de kandidaat-huurder op basis van artikel 6.29, §1, eerste of derde lid, de toewijzing van een sociale huurwoning werd geweigerd, de contactgegevens van de verhuurder, de reden en de datum van de weigering, en de vermelding van de periode dat het aanbieden van een woning wordt opgeschort;
10° als aan de kandidaat-huurder op basis van artikel 6.12, derde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 de toewijzing werd geweigerd, het resultaat van de solvabiliteitstoets, vermeld in artikel 6.18 van dit besluit, en de contactgegevens van de verhuurder;
11° als de kandidaat-huurder verhaal als vermeld in artikel 6.30, heeft ingediend, de datum van indiening van het verhaal, de betwiste beslissing en het resultaat van de beoordeling door de toezichthouder;
12° als de kandidaat-huurder gebruikmaakt van de mogelijkheid om een woning aangeboden te krijgen binnen de termijn, vermeld in artikel 6.8, § 2, tweede lid, de vermelding ervan;
13° als de kandidaat-huurder gebruikmaakt van de mogelijkheid om een aanbod van een woning te weigeren als vermeld in artikel 6.8, § 2, derde lid, de vermelding ervan, de identiteit van de verhuurder en de gegronde redenen;
14° als de kandidaat-huurder gebruikmaakt van de mogelijkheid om een bepaalde tijd geen woning aangeboden te krijgen als vermeld in artikel 6.8, § 2, vierde lid, de vermelding ervan, en de motivering;
15° als de kandidatuur op basis van artikel 6.8, § 1, eerste en tweede lid, wordt geschrapt, de reden en de datum van die schrapping, en de identiteit van de verhuurder. Als de kandidatuur is geschrapt op basis van artikel 6.8, § 1, eerste lid, 1°, ook een vermelding van het adres, het type, de reële huurprijs en de vaste huurlasten van de woning die de kandidaat-huurder heeft aanvaard, in voorkomend geval met de vermelding van de toepassing van de bepalingen, vermeld in artikel 6.23, § 1, tweede lid, 1° tot en met 4°, artikel 6.24 en 6.27, en de datum van inwerkingtreding van de huurovereenkomst;
16° ...;
17° als de kandidaat-huurder valt onder de toepassing van artikel 6.29, §1, vierde lid, de vermelding ervan en de contactgegevens van de begeleidende dienst;
18° als de kandidaat-huurder daarom verzoekt, de contactgegevens van een begeleidende dienst.
In het centraal inschrijvingsregister worden de stavingsstukken voor de gegevens, vermeld in deze paragraaf, bijgehouden. De minister kan de stavingsstukken nader bepalen.
Artikel 6.6. ( 19/04/2025 - ... )
§ 1. Het agentschap stelt een digitale toepassing ter beschikking van de potentiële kandidaat-huurder om zich in te schrijven voor een sociale huurwoning. De potentiële kandidaat-huurder heeft de mogelijkheid om op het moment van de inschrijving de gegevens, vermeld in artikel 6.5, § 2, eerste lid, 2° tot en met 6°, tweede lid, 1° en 2°, derde lid, 1°, 2°, 3° en 4°, mee te delen en, in voorkomend geval, de stavingsstukken toe te voegen.
Via de digitale toepassing, vermeld in het eerste lid, kan een kandidaat-huurder zijn inschrijvingsdossier, vermeld in het zesde lid, raadplegen en zijn gegevens, vermeld in het eerste lid, aanvullen, aanpassen of verwijderen, met uitzondering van het gegeven, vermeld in artikel 6.5, § 2, tweede lid, 1°. De kandidaat-huurder kan ook stavingsstukken toevoegen.
De meerderjarige gezinsleden van de kandidaat-huurder, vermeld in artikel 6.5, § 1, tweede lid, kunnen via de toepassing, vermeld in het eerste lid, het inschrijvingsdossier, vermeld in het zesde lid, raadplegen en zichzelf in voorkomend geval verwijderen als gezinslid.
De digitale toepassing, vermeld in het eerste lid, stelt de volgende informatie ter beschikking van de potentiële kandidaat-huurder en van de kandidaat-huurder:
1° de gegevens, vermeld in artikel 6.5, § 2, als die gegevens zijn opgenomen in het centraal inschrijvingsregister;
2° een toelichting over:
a) wie beschouwd wordt als kandidaat-huurder en wie beschouwd wordt als gezinslid;
b) de inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden;
c) de toewijzingsregels;
d) de huurprijsberekening en de verdeling van de huurlasten;
e) de regel dat de voorkeur van de kandidaat-huurder, vermeld in artikel 6.5, § 2, derde lid, 1°, 2° en 3°, niet mag leiden tot een te beperkte keuze, tenzij de kandidaat-huurder daarvoor gegronde redenen aanvoert die geen afbreuk doen aan zijn woonbehoeftigheid;
f) de regels over de rationele bezetting, vermeld in artikel 6.16 ;
g) de regel dat als pas na de inschrijving de intentie ontstaat om een aanvraag tot gezinshereniging in te dienen, de kandidaat-huurder dat moet aanpassen in het inschrijvingsregister, en dat de rationele bezetting in voorkomend geval zal worden aangepast, waarbij rekening wordt gehouden met de gezinssamenstelling na de gezinshereniging;
h) de verplichtingen, vermeld in artikel 6.20, eerste lid, 5° en 6°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, en de contactgegevens van de organisaties die belast zijn met de uitvoering van het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid;
i) de verplichting, vermeld in artikel 6.20, eerste lid, 12°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, en de contactgegevens van de VDAB;
j) de schrappingsgronden, vermeld in artikel 6.8, § 1, eerste en tweede lid;
k) het verhaalrecht, vermeld in artikel 6.30, en de melding van het klachtrecht dat de kandidaat-huurder heeft met toepassing van titel II, hoofdstuk 5, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018;
l) de procedure, vermeld in artikel 6.7, § 2, tweede lid;
3° de contactgegevens van de entiteit die bevoegd is voor het toezicht;
4° een uitgebreide privacyverklaring met de rechten van de betrokkene, vermeld in hoofdstuk III van de algemene verordening gegevensbescherming.
De informatie, vermeld in het vijfde lid, vormt het inschrijvingsdossier van de kandidaat-huurder. De kandidaat-huurder kan een afschrift van zijn inschrijvingsdossier krijgen.
Het agentschap brengt via de digitale toepassing, vermeld in het eerste lid, de kandidaat-huurder op de hoogte van wijzigingen van boek 6 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en de uitvoeringsbesluiten ervan, als die een invloed hebben op de gegevens of de stavingsstukken, vermeld in artikel 6.5, § 2. Als de kandidaat-huurder daarover vragen heeft, kan hij zich richten tot de primaire verhuurder.
§ 2. Op basis van de eerste keuze over de ligging van de woningen waarvoor de potentiële kandidaat-huurder of kandidaat-huurder in aanmerking wil komen, wijst het agentschap de woonmaatschappij aan die het inschrijvingsdossier, vermeld in paragraaf 1, zesde lid, van de potentiële kandidaat-huurder of van de kandidaat-huurder beheert. Dat is de woonmaatschappij van wie het werkingsgebied zich uitstrekt tot de gekozen ligging. Als de potentiële kandidaat-huurder of de kandidaat-huurder geen ligging kiest van de woningen waarvoor hij in aanmerking wil komen, wijst het agentschap de woonmaatschappij aan van wie het werkingsgebied zich uitstrekt tot de hoofdverblijfplaats van de potentiële kandidaat-huurder of van de kandidaat-huurder, zoals bekend in het rijksregister.
Het beheer van het inschrijvingsdossier, vermeld in het eerste lid, omvat het aanvullen, aanpassen of verwijderen van de gegevens en de stavingsstukken, vermeld in artikel 6.5, § 2, eerste lid en tweede lid, met uitzondering van het gegeven, vermeld in artikel 6.5, § 2, eerste lid, 1°. Voor vragen over het inschrijvingsdossier kan de kandidaat-huurder zich richten tot de primaire verhuurder.
De primaire verhuurder beoordeelt de aanvragen van een uitzondering op de inschrijvingsvoorwaarden, vermeld in artikel 6.12, tweede lid, artikel 6.13, vierde en vijfde lid, en artikel 6.14, eerste en tweede lid.
De primaire verhuurder kan vaststellen of de potentiële kandidaat-huurder of de kandidaat-huurder manifest beschikt over de basistaalvaardigheid Nederlands en duidt dat in voorkomend geval aan in het centraal inschrijvingsregister.
§ 3. De verhuurder beoordeelt de voorkeur, vermeld in artikel 6.5, § 2, derde lid, 1°, 2° en 3°, en kan de kandidaat-huurder verzoeken zijn keuze uit te breiden. De kandidaat-huurder krijgt een termijn van minimaal vijftien kalenderdagen, vanaf de postdatum van de brief waarmee het verzoek is verstuurd, om zijn keuze uit te breiden. Als de kandidaat-huurder niet reageert op het verzoek van de verhuurder, schrijft de verhuurder de kandidaat-huurder in voor alle sociale huurwoningen binnen zijn patrimonium, als de kandidaat-huurder de woningen rationeel bezet.
§ 4. Het agentschap wijst de personeelsleden aan die het centraal inschrijvingsregister beheren. Die personeelsleden kunnen de gegevens, vermeld in artikel 6.5, § 2, eerste lid en het tweede lid, aanvullen, aanpassen en verwijderen.
§ 5. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, kan de verhuurder de inschrijving initiëren in het centraal inschrijvingsregister in de gevallen, vermeld in artikel 6.28, eerste lid, 1° tot en met 4° en 6° tot en met 9°.
Artikel 6.7. ( 01/01/2024 - ... )
§ 1. De potentiële kandidaat-huurder die voldoet aan de inschrijvingsvoorwaarden, vermeld in artikel 6.8 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, wordt geregistreerd in het centraal inschrijvingsregister volgens de chronologische volgorde van de indiening van zijn aanvraag. Het moment van indiening dat in aanmerking wordt genomen om de chronologie te bepalen, is het moment waarop alle stavingsstukken, waaruit blijkt dat de potentiële kandidaat-huurder voldoet aan de inschrijvingsvoorwaarden, ter beschikking van het agentschap zijn. De datum waarop dat moment valt, is de inschrijvingsdatum.
Als het agentschap op grond van de inschrijving in de digitale toepassing, vermeld in artikel 6.6, § 1, eerste lid, niet kan beoordelen of de potentiële kandidaat-huurder voldoet aan de inschrijvingsvoorwaarden, vermeld in artikel 6.8 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, verwijst het agentschap de potentiële kandidaat-huurder via de vermelde digitale toepassing door naar de primaire verhuurder om de aanvraag tot inschrijving te beoordelen.
De potentiële kandidaat-huurder, vermeld in het tweede lid, meldt zich binnen een maand bij de primaire verhuurder om zijn inschrijvingsdossier te laten beoordelen. Als de potentiële kandidaat-huurder zich niet meldt binnen die termijn, wordt zijn inschrijvingsdossier verwijderd uit de digitale toepassing, vermeld in artikel 6.6, § 1, eerste lid.
Als de primaire verhuurder oordeelt dat de potentiële kandidaat-huurder niet voldoet aan de inschrijvingsvoorwaarden, vermeld in artikel 6.8 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, meldt hij zijn beslissing binnen een termijn van vijftien kalenderdagen na zijn beoordeling aan de potentiële kandidaat-huurder, met vermelding van het verhaalrecht, vermeld in artikel 6.30 van dit besluit.
§ 2.Het agentschap kent een uniek inschrijvingsnummer toe aan de kandidaat-huurder.
Als kandidaat-huurders die onder hetzelfde inschrijvingsnummer zijn ingeschreven, na de inschrijving beslissen zich niet langer samen kandidaat te stellen, wordt de volgende procedure toegepast:
1° als maar een van de kandidaat-huurders de inschrijving wil behouden, blijft het oorspronkelijke inschrijvingsnummer behouden;
2° als beide kandidaat-huurders de inschrijving willen behouden, wordt het oorspronkelijke inschrijvingsnummer geschrapt en worden de kandidaat-huurders opnieuw ingeschreven met een nieuw inschrijvingsnummer, met behoud van hun individuele wachttijd.
De kandidaat-huurders kunnen de splitsing van de kandidatuur, vermeld in het tweede lid, zelf aanpassen via de digitale toepassing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, of die aanpassing vragen aan de primaire verhuurder.
Artikel 6.8. ( 22/07/2024 - ... )
§ 1. De verhuurder schrapt een kandidatuur uit het centraal inschrijvingsregister in de volgende gevallen:
1° de kandidaat-huurder heeft een woning die de verhuurder hem heeft aangeboden, aanvaard;
2° bij de controle van de toelatingsvoorwaarden bij een aanbod van een woning blijkt dat de kandidaat-huurder niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel 6.11 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, of hij laat na te reageren op het verzoek van de verhuurder om stavingstukken aan te leveren waaruit blijkt dat hij wel voldoet;
3° de kandidaat-huurder heeft te kwader trouw onjuiste of onvolledige verklaringen of gegevens afgelegd of gegeven;
4° bij de tweede vaststelling van een weigering of een niet-reageren door de kandidaat-huurder als een verhuurder hem een woning aanbiedt die aan zijn keuze qua ligging, type, maximale huurprijs en vaste huurlasten beantwoordt, rekening houdend met paragraaf 2;
5° de kandidaat-huurder is overleden en er is geen andere kandidaat-huurder;
6° ...;
7° ....
De primaire verhuurder schrapt een kandidatuur uit het centraal inschrijvingsregister in de volgende gevallen:
1° de kandidaat-huurder verzoekt erom;
2° bij de actualisering, vermeld in artikel 6.9, blijkt dat de kandidaat-huurder niet meer voldoet aan de inschrijvingsvoorwaarden, vermeld in artikel 6.8 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, of hij laat na te reageren op het verzoek van de primaire verhuurder om stavingsstukken aan te leveren waaruit blijkt dat hij wel voldoet;
3° de kandidaat-huurder is gedurende twee jaar niet actief geweest in zijn inschrijvingsdossier en reageert niet op de brief van de primaire verhuurder met de vraag of hij zijn kandidatuur wil behouden overeenkomstig artikel 6.9, vierde lid.
De verhuurder brengt de kandidaat-huurder per brief op de hoogte van de schrapping, behalve in de gevallen, vermeld in het eerste lid, 1° en 5°, en tweede lid, 1°. Hij verzendt die brief naar het laatst bekende adres dat in het Rijksregister wordt vermeld, tenzij de kandidaat-huurder een ander correspondentieadres heeft opgegeven in de digitale toepassing, vermeld in artikel 6.6, § 1, eerste lid.
§ 2. De schrapping, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 4°, is alleen van toepassing als tussen de eerste weigering of het uitblijven van een reactie en het volgende aanbod van een andere woning een periode verlopen is van ten minste drie maanden. De verhuurder moet bij het volgende aanbod van een andere woning de kandidaat-huurder er uitdrukkelijk van op de hoogte brengen dat bij een weigering van of het niet-reageren op het aanbod zijn kandidatuur geschrapt zal worden. De kandidaat-huurder krijgt telkens een termijn van minimaal vijftien kalenderdagen, vanaf de postdatum van de brief waarmee het aanbod is gedaan, om te reageren.
Tijdens de periode van drie maanden, vermeld in het eerste lid, worden er geen woningen aangeboden aan de kandidaat-huurder. In afwijking daarvan kan de kandidaat-huurder uitdrukkelijk verzoeken om toch een aanbod te krijgen. Als hij het aanbod vervolgens weigert, wordt hij geschrapt. Na de eerste weigering of na het eerste niet-reageren wordt de kandidaat-huurder door de verhuurder op dat recht gewezen.
Als de kandidaat-huurder voor de weigering van een aanbod gegronde redenen kan aanvoeren die geen afbreuk doen aan zijn woonbehoeftigheid, kan hij de verhuurder verzoeken om die weigering niet in rekening te brengen voor de schrappingsgrond, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 4°.
Als de kandidaat-huurder daarvoor gegronde redenen kan aanvoeren die geen afbreuk doen aan zijn woonbehoeftigheid, kan hij de primaire verhuurder verzoeken om hem een bepaalde tijd geen woning aan te bieden, zonder dat dat verzoek in aanmerking wordt genomen als weigering van een aanbod als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 4°. Als blijkt dat de primaire verhuurder ingaat op verzoeken die onvoldoende gemotiveerd zijn, kan de toezichthouder beslissen dat gedurende maximaal een jaar elk verzoek aan hem wordt voorgelegd.
§ 3. De datum die in aanmerking wordt genomen voor de schrapping, vermeld in paragraaf 1, is de volgende :
1° voor de schrappingsgrond, vermeld in paragraaf 1, eerste lid 1°, de datum waarop de kandidaat-huurder de huurovereenkomst ondertekent;
2° voor de schrappingsgrond, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, de datum waarop de primaire verhuurder het schriftelijke verzoek van de kandidaat-huurder om geschrapt te worden, ontvangt;
3° voor de schrappingsgronden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2° en 3°, en tweede lid, 2°, en 3°, de datum waarop de verhuurder de schriftelijke mededeling van de schrapping aan de kandidaat-huurder verstuurt;
4° voor de schrappingsgrond, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 4°, de datum die de verhuurder heeft vastgesteld en die op zijn vroegst valt op de eerste dag na de termijn waarin de kandidaat-huurder moest reageren op de aanbodbrief;
5° voor de schrappingsgrond, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 5°, de datum waarop de primaire verhuurder op de hoogte werd gebracht van het overlijden.
Artikel 6.9. ( 01/01/2024 - ... )
Het agentschap actualiseert de gegevens over de inschrijvingsvoorwaarden, vermeld in artikel 6.8, § 1, eerste lid, 2° en 3°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, minstens ieder jaar, behalve voor de kandidaat-huurders van wie de vermelde inschrijvingsvoorwaarden in het lopende kalenderjaar al werden gecontroleerd door het agentschap of een verhuurder.
Als bij de actualisering, vermeld in het eerste lid, blijkt dat de kandidaat-huurder niet langer voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, brengt het agentschap de primaire verhuurder op de hoogte. De primaire verhuurder verzendt een brief over de actualisering aan de kandidaat-huurder. Hij verzendt die brief naar het laatst bekende adres dat in het Rijksregister wordt vermeld, tenzij de kandidaat-huurder een ander correspondentieadres heeft opgegeven in de digitale toepassing, vermeld in artikel 6.6, § 1, eerste lid.
In de brief, vermeld in het tweede lid, worden de volgende gegevens vermeld:
1° de inschrijvingsvoorwaarde, vermeld in het eerste lid, waaraan de kandidaat-huurder niet langer voldoet;
2° de uitzonderingen op de inschrijvingsvoorwaarde, vermeld in punt 1° ;
3° de termijn waarin de kandidaat-huurder alle nuttige informatie aan de verhuurder moet bezorgen, met een minimum van een maand vanaf de postdatum van de brief;
4° de schrappingsgrond, vermeld in artikel 6.8, § 1, tweede lid, 2°.
Als een kandidaat-huurder gedurende twee jaar niet actief is geweest in zijn inschrijvingsdossier, brengt het agentschap de primaire verhuurder daarvan op de hoogte. De primaire verhuurder verzendt een brief aan de kandidaat-huurder met de vraag of hij zijn kandidatuur wil behouden. Hij verzendt die brief naar het laatst bekende adres dat in het Rijksregister wordt vermeld, tenzij de kandidaat-huurder een ander correspondentieadres heeft opgegeven in de digitale toepassing, vermeld in artikel 6.6, § 1, eerste lid.
In de brief, vermeld in het vierde lid, worden de volgende gegevens vermeld:
1° de termijn waarin de kandidaat-huurder moet reageren, met een minimum van een maand vanaf de postdatum van de brief;
2° de schrappingsgrond, vermeld in artikel 6.8, § 1, eerste lid, 6°.
De minister kan nadere regels voor de actualisering, vermeld in het eerste en vierde lid, vaststellen.
Artikel 6.10. ( 01/01/2024 - ... )
Om de controle over het centraal inschrijvingsregister en de toewijzingen uit te oefenen, heeft de toezichthouder toegang tot alle gegevens in het centraal inschrijvingsregister, vermeld in artikel 6.5, § 2.
Artikel 6.11. ( 01/01/2024 - ... )
Het agentschap stelt een technisch reglement op met de regels over het formaat en de techniek van data-uitwisseling tussen de verhuurder en het centraal inschrijvingsregister.
Artikel 6.12. ( 01/01/2024 - ... )
Ter uitvoering van artikel 6.8, §1, eerste lid, 2°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 zijn de volgende inschrijvingsvoorwaarden voor het onroerend bezit van toepassing:
1° de potentiële kandidaat-huurder heeft geen woning of perceel, bestemd voor woningbouw, volledig of gedeeltelijk in volle eigendom;
2° de potentiële kandidaat-huurder heeft geen volledig of gedeeltelijk recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een woning of perceel, bestemd voor woningbouw;
3° de potentiële kandidaat-huurder heeft geen woning die of perceel, bestemd voor woningbouw, dat volledig of gedeeltelijk in erfpacht of opstal is gegeven;
4° de potentiële kandidaat-huurder heeft geen woning die of perceel, bestemd voor woningbouw, dat hij volledig of gedeeltelijk zelf in vruchtgebruik heeft gegeven;
5° de potentiële kandidaat-huurder is geen zaakvoerder, bestuurder of aandeelhouder van een vennootschap waarin hij zakelijke rechten als vermeld in punt 1° tot en met 4°, heeft ingebracht;
6° ...
Ter uitvoering van artikel 6.8, §1, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 kan ook een minderjarige ontvoogde persoon of een minderjarige persoon die zelfstandig woont of gaat wonen onder begeleiding van een erkende dienst of een OCMW, zich inschrijven.
De potentiële kandidaat-huurder bewijst dat hij voldoet aan de inschrijvingsvoorwaarden, vermeld in het eerste lid, met een verklaring op erewoord over onroerende goederen in het buitenland.
Als een persoon zich wil inschrijven voor een ADL-woning, geldt ook de voorwaarde dat hij bereid moet zijn om een overeenkomst over het verlenen van zorg en ondersteuning te sluiten met een vergunde zorgaanbieder die vanuit het ADL-centrum assistentie verleent, waarin wordt voorzien dat zorg en ondersteuning als vermeld in artikel 4, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders, wordt ingekocht voor minimum 12,2345 zorggebonden punten of voor het overeenstemmende bedrag in euro dat wordt berekend conform artikel 2 van het voormelde besluit van 24 juni 2016. De verhuurder kan een afwijking van de inkomensgrenzen toestaan als de persoon die zich wil inschrijven voor een ADL-woning, daarvoor een gemotiveerd verzoek indient, met dien verstande dat het inkomen uit arbeid de inkomensgrenzen niet mag overschrijden.
Artikel 6.13. ( 01/01/2024 - ... )
Ter uitvoering van artikel 6.8, § 1, eerste lid, 2°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 beschikt de potentiële kandidaat-huurder over een referentie-inkomen dat de volgende grenzen niet overschrijdt:
1° 20.244 euro voor een alleenstaande persoon zonder personen ten laste;
2° 21.940 euro voor een alleenstaande persoon met een handicap als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, c), en die geen andere personen ten laste heeft;
3° 30.365 euro voor andere personen, verhoogd met 1697 euro per persoon ten laste.
Als een persoon ten laste, als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, a) of b), ook een persoon ten laste is als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, c), telt die persoon voor twee personen ten laste.
De inkomensgrenzen, vermeld in het eerste lid, worden minimaal om de vier jaar door de minister geëvalueerd. Daarbij wordt nagegaan of de evolutie van de grenzen de evolutie van de lonen uit arbeid benadert. Het resultaat wordt voorgelegd aan de Vlaamse Regering.
De verhuurder kan in individuele gevallen afwijken van de inschrijvingsvoorwaarde, vermeld in het eerste lid, als de potentiële kandidaat-huurder tot een collectieve schuldenregeling is toegelaten conform artikel 1675/6 van het Gerechtelijk Wetboek, of in budgetbegeleiding of budgetbeheer is bij een OCMW of een andere instelling voor schuldbemiddeling die de Vlaamse Gemeenschap erkend heeft. In dat geval wordt het actuele besteedbare inkomen van de potentiële kandidaat-huurder in aanmerking genomen en getoetst aan de inkomensgrenzen, vermeld in het eerste lid.
Als de potentiële kandidaat-huurder geen referentie-inkomen heeft, neemt de verhuurder het huidige inkomen in aanmerking. Als het referentie-inkomen de grens, vermeld in het eerste lid, overschrijdt, wordt de persoon toch ingeschreven als het huidige inkomen onder die grens ligt.
Artikel 6.13/1. ( 01/01/2024 - ... )
Ter uitvoering van artikel 6.8, §1, eerste lid, 2°/1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 beschikt de potentiële kandidaat-huurder op de datum van de inschrijving over saldi op spaar-, betaal-, termijn- en effectenrekeningen waarvan hij mederekeninghouder of rekeninghouder is, die, samengeteld, de volgende grenzen niet overschrijden:
1° 20.244 euro voor een alleenstaande persoon zonder personen ten laste;
2° 21.940 euro voor een alleenstaande persoon met een handicap als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, c), van dit besluit, die geen andere personen ten laste heeft;
3° 30.365 euro voor andere personen, verhoogd met 1.697 euro per persoon ten laste.
Als een persoon ten laste als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, a) of b), ook een persoon ten laste is als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, c), telt die persoon voor twee personen ten laste.
In afwijking van het eerste lid worden de volgende tegoeden niet mee in rekening gebracht voor de toetsing aan de inschrijvingsvoorwaarde, vermeld in het eerste lid:
1° tegoeden waarop bewarend of uitvoerend beslag is gelegd als vermeld in deel V, titel II en III, van het Gerechtelijk Wetboek;
2° tegoeden die door de bank of financiële instelling geblokkeerd zijn wegens een overlijden, een scheiding of om een andere reden;
3° negatieve saldi.
De potentiële kandidaat-huurder bewijst dat hij voldoet aan de inschrijvingsvoorwaarde, vermeld in het eerste lid, met een verklaring op erewoord.
Artikel 6.14. ( 01/01/2024 - ... )
In afwijking van artikel 6.12, eerste lid, 1° tot en met 4°, kan een potentiële kandidaat-huurder zich toch inschrijven als hij:
1° samen met zijn echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoont, zijn feitelijke partner, zijn ex-echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoonde of zijn ex-feitelijke partner een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, volledig in volle eigendom heeft als de vermelde personen de sociale huurwoning niet mee gaan bewonen;
2° samen met zijn echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoont, zijn feitelijke partner, zijn ex-echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoonde of zijn ex-feitelijke partner een volledig recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik heeft op een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw als de vermelde personen de sociale huurwoning niet mee gaan bewonen;
3° samen met zijn echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoont, zijn feitelijke partner, zijn ex-echtgenoot, de persoon met wie hij wettelijk samenwoonde of zijn ex-feitelijke partner een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, volledig in erfpacht, opstal of vruchtgebruik heeft gegeven als de vermelde personen de sociale huurwoning niet mee gaan bewonen;
4° een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, ten kosteloze titel gedeeltelijk in volle eigendom heeft verworven;
5° een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw gedeeltelijk ten kosteloze titel heeft verworven;
6° een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, waarop een recht van erfpacht of opstal is gegeven, gedeeltelijk ten kosteloze titel heeft verworven.
De volgende woningen worden niet in aanmerking genomen voor de aftoetsing van de onroerende bezitsvoorwaarde, vermeld in artikel 6.12, eerste lid, van dit besluit:
1° de woning die maximaal twee maanden voor de inschrijving onbewoonbaar of ongeschikt verklaard is;
2° de woning die onaangepast is aan de fysieke mogelijkheden van personen met een handicap en die bewoond wordt door een persoon met een fysieke handicap die zich kandidaat wil stellen;
3° de woning die bewoond wordt door een persoon met een handicap die ingeschreven is voor een ADL-woning;
4° de woning in een ruimtelijke bestemmingszone waar wonen niet toegelaten is;
5° de woning die moet worden ontruimd met toepassing van artikel 3.30, §2, tweede lid, artikel 4.3, 5.25, 5.35, 5.41, 5.46 en artikel 5.88, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
6° de woning die bewoond wordt door de persoon die zich wil inschrijven, en die het beheer over zijn woning heeft verloren ten gevolge van een faillietverklaring met toepassing van artikel XX.32 van het Wetboek van Economisch Recht of ten gevolge van een collectieve schuldenregeling als vermeld in deel V, titel IV, van het Gerechtelijk Wetboek.
In geval van de woning, vermeld in het tweede lid, 1°, moet de potentiële kandidaat-huurder de woning bewoond hebben op de datum van het onderzoek ter plaatse op basis waarvan de woning nadien onbewoonbaar of ongeschikt is verklaard..
Artikel 6.15. ( 01/01/2024 - ... )
De toelatingsvoorwaarden voor het onroerend bezit en inkomen zijn dezelfde als de voorwaarden, vermeld in artikel 6.12 en 6.13. Artikel 6.12 tot en met 6.14 zijn van overeenkomstige toepassing.
Als artikel 6.14, eerste en tweede lid, 1° tot en met 3°, en 5° en 6°, van toepassing is, voldoet de kandidaat-huurder binnen een jaar na de toewijzing van een sociale huurwoning aan de onroerende bezitsvoorwaarden, vermeld in artikel 6.12. Als de huurder daarvoor gegronde redenen kan aanvoeren, kan hij de verhuurder verzoeken om de termijn van een jaar te verlengen. Als de huurder niet voldoet aan de onroerende bezitsvoorwaarde na een jaar of, in voorkomend geval, na de verlengde termijn, wordt de huurovereenkomst opgezegd.
De toelatingsvoorwaarde over de saldi op spaar-, betaal-, termijn- en effectenrekeningen is dezelfde als de voorwaarde, vermeld in artikel 6.13/1.
De kandidaat-huurder bewijst binnen de termijn die de verhuurder bepaalt, dat hij voldoet aan de toelatingsvoorwaarde, vermeld in het derde lid, met de volgende documenten :
1° een afschrift van een actuele raadpleging van het centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten, vermeld in artikel 2, 2°, van de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest;
2° bewijsstukken met de saldi op de spaar-, betaal-, termijn- en effectenrekeningen waarvan hij mederekeninghouder of rekeninghouder, is.
De saldi, vermeld in het vierde lid, punt 2°, hebben betrekking op de datum waarop de aanbodbrief voor de toewijzing van de woning aan de kandidaat-huurder is verzonden.
Als de verhuurder vaststelt dat het bezorgde afschrift, vermeld in het vierde lid, 1°, nog andere spaar-, betaal-, termijn- of effectenrekeningen bevat waarvan de kandidaat-huurder mederekeninghouder of rekeninghouder is, dan de rekeningen waarvan de kandidaat-huurder de bewijsstukken, vermeld in het vierde lid, 2°, bezorgt, bewijst de kandidaat-huurder in voorkomend geval dat hij niet langer mederekeninghouder of rekeninghouder is van die andere rekeningen.
Artikel 6.16. ( 01/01/2024 - ... )
Een sociale huurwoning kan alleen maar toegewezen worden als ze voldoet aan de voorwaarde van rationele bezetting.
Voorafgaand aan de toewijzingen geeft de verhuurder een invulling aan de rationele bezetting die aangepast is aan het eigen patrimonium.
De verhuurder kan voor een ingehuurde woning bij de invulling van de rationele bezetting ook rekening houden met de voorwaarden, vermeld in artikel 5.166, § 2. Hij kan dat doen voor een deel of voor het volledige patrimonium.
Bij de beoordeling van de rationele bezetting van de woning wordt rekening gehouden met kinderen die geplaatst zijn of voor wie de kandidaat-huurder of een gezinslid een co-ouderschap of een omgangsrecht heeft en die niet op duurzame wijze in de woning zullen verblijven. Met de kinderen die meerderjarig worden, blijft men rekening houden zolang ze de leeftijd van vijfentwintig jaar niet hebben bereikt en zolang hun deeltijdse verblijf in de woning blijft voortduren. De kandidaat-huurder kan de toepassing van dat recht schriftelijk verzaken. Hij kan de verzaking van dat recht op elk ogenblik herroepen. Voor de toepassing van artikel 6.17, 6.57 en 6.65 worden de vermelde kinderen in voorkomend geval beschouwd als gezinsleden.
De verhuurder kan afwijken van de rationele bezetting als een huurder tijdelijk wordt geherhuisvest als vermeld in artikel 6.43, § 2. Bij die afwijking worden de normen, vermeld in artikel 3.1, § 1, vierde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, nageleefd, met behoud van de toepassing van artikel 3.1, § 3, tweede lid, van de voormelde codex.
De verhuurder wijkt af van de rationele bezetting als zijn huurder geherhuisvest moet worden doordat hij een sociale huurwoning bewoont die niet voldoet aan de normen, vermeld in artikel 3.1, § 1, vierde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, en als er op korte termijn geen woning kan worden aangeboden die voldoet aan de rationele bezetting. Bij die afwijking worden de normen, vermeld in artikel 3.1, § 1, vierde lid, van de voormelde codex, nageleefd.
De invulling van de rationele bezetting wordt opgenomen in het interne huurreglement.
Artikel 6.17. ( 01/01/2024 - ... )
De woning die door de daarop gerichte investeringen fysiek is aangepast aan de huisvesting van personen met een fysieke handicap of beperking kan alleen toegewezen worden als de kandidaat-huurder of een van zijn gezinsleden die fysieke handicap of beperking heeft. Een sociale assistentiewoning of een ADL-woning kan alleen worden toegewezen aan de kandidaat-huurder die zich voor die woning heeft ingeschreven.
Artikel 6.18. ( 01/01/2024 - ... )
Voor de toewijzing van een ingehuurde woning houdt de verhuurder rekening met de verhouding van het actuele besteedbare inkomen van de kandidaat-huurder ten opzichte van de huurprijs, als hij die verhouding in het interne huurreglement heeft opgenomen.
De verhuurder kan beslissen om de solvabiliteitstoets, vermeld in het eerste lid, niet toe te passen bij de toewijzing van een groep woningen die hij in het interne huurreglement afbakent op basis van de huurprijs of het woningtype.
Artikel 6.19. ( 01/01/2024 - ... )
De woonmaatschappij kan een absolute voorrang verlenen aan een kandidaat-huurder die zelf een woning om in te huren aanbrengt die is aangepast aan zijn gezinssamenstelling of, in voorkomend geval, aan zijn fysieke gesteldheid of die van een of meer leden van zijn gezin. De woonmaatschappij kan de aangeboden woning weigeren vanwege de contractvoorwaarden, de kwaliteit of het comfort van de woning. Als de woonmaatschappij beslist om die voorrangsregel toe te passen, vermeldt ze dat in het interne huurreglement.
Artikel 6.20. ( 01/01/2024 - ... )
De kandidaat-huurder heeft het recht om de aangeboden of een vergelijkbare woning te bezichtigen. De verhuurder bepaalt in het interne huurreglement de wijze waarop de bezichtiging wordt georganiseerd.
Artikel 6.21. ( 01/01/2024 - ... )
De minister legt de praktische regeling vast voor de toewijzing van sociale huurwoningen en de terbeschikkingstelling van nieuwe sociale huurwoningen.
Artikel 6.22. ( 01/01/2024 - ... )
§ 1. De woonmaatschappij neemt het initiatief om een toewijzingsraad op te richten en zit de toewijzingsraad voor. De woonmaatschappij kan beslissen om haar werkingsgebied op te delen in deelgebieden, waarin ze telkens een eigen toewijzingsraad opricht.
Alle gemeenten in het werkingsgebied of, in voorkomend geval, deelgebied, zijn vertegenwoordigd in de toewijzingsraad. Relevante huisvestings- en welzijnsactoren kunnen zichzelf aanmelden om deel uit te maken van de toewijzingsraad als ze actief zijn in het werkingsgebied of deelgebied van de woonmaatschappij.
Als er geen consensus is over de samenstelling van de toewijzingsraad, beslist de woonmaatschappij over de samenstelling, waarbij ze rekening houdt met een evenwichtige samenstelling van de toewijzingsraad.
De toewijzingsraad heeft een beleidsmatige opdracht als vermeld in paragraaf 2, en een operationele opdracht als vermeld in paragraaf 4.
§ 2. De toewijzingsraad stelt een ontwerp van toewijzingsreglement op waarin het ontwerp van de bepalingen, vermeld in artikel 6.23, § 1, derde en vierde lid, en artikel 6.27, zijn opgenomen. Bij het opnemen van de bepalingen, vermeld in artikel 6.23, § 1, derde lid, en artikel 6.27, in het ontwerp van toewijzingsreglement wordt gestreefd naar consensus. Als er geen consensus is over die bepalingen in het ontwerp van toewijzingsreglement, beslissen de deelnemende gemeenten van de toewijzingsraad over die bepalingen in het ontwerp van toewijzingsreglement. Voor het opnemen van de langdurige woonbinding met het werkingsgebied of deelgebied, vermeld in artikel 6.23, § 1, vierde lid, in het ontwerp van toewijzingsreglement, is consensus tussen de gemeenten van het werkingsgebied of deelgebied vereist.
De woonmaatschappij bezorgt het ontwerp van toewijzingsreglement aan de gemeenten van haar werkingsgebied, in voorkomend geval, deelgebied. Daarnaast brengt de woonmaatschappij de gemeenten op de hoogte van de beslissingen, vermeld in artikel 6.26. Het ontwerp van het toewijzingsreglement wordt besproken door de gemeenteraad. De gemeenteraad kan het ontwerp amenderen, voor wat betreft de strengere woonbinding, vermeld in 6.23, § 1, derde lid, en de toewijzing aan specifieke doelgroepen, vermeld in 6.27. Het in voorkomend geval geamendeerde ontwerp wordt goedgekeurd door de gemeenteraad.
De gemeenten bezorgen het goedgekeurde toewijzingsreglement aan de woonmaatschappij die de goedgekeurde toewijzingsreglementen integreert in het definitieve toewijzingsreglement.
§ 3. De woonmaatschappij bezorgt het toewijzingsreglement en het administratieve dossier met een beveiligde zending aan de minister op het adres van het agentschap als het toewijzingsreglement een doelgroep bevat die niet opgenomen is in de lijst, vermeld in artikel 6.27, § 1, tweede lid.
De minister beschikt over een termijn van 45 kalenderdagen, die volgt op de datum van de kennisgeving van het toewijzingsreglement en het administratieve dossier, aan het agentschap, om het toewijzingsreglement geheel of gedeeltelijk te vernietigen als hij het in strijd acht met de wetten, de decreten en de uitvoeringsbesluiten ervan of met het algemeen belang.
De minister kan de termijn, vermeld in het tweede lid, eenmalig verlengen met vijftien kalenderdagen. Hij brengt de woonmaatschappij daarvan op de hoogte voordat de oorspronkelijke termijn afloopt.
De minister bezorgt de vernietigingsbeslissing met een beveiligde zending aan de woonmaatschappij.
§ 4. De toewijzingsraad staat ook in voor de praktische uitvoering van de toewijzingsregels, vermeld in artikel 6.24 en 6.27. De afspraken die worden gemaakt in de toewijzingsraad, worden opgenomen in het huishoudelijk reglement van de toewijzingsraad. Het betreft onder meer afspraken over de aanmelding en begeleiding van kandidaat-huurders en huurders.
Artikel 6.23. ( 22/07/2024 - ... )
§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder langdurige woonbinding: de binding die een kandidaat-huurder heeft met een gemeente, een deelgebied of een werkingsgebied van een woonmaatschappij als hij in de periode van tien jaar voor de toewijzing minstens vijf jaar ononderbroken inwoner is of geweest is van de gemeente, het deelgebied of het werkingsgebied van de woonmaatschappij waar de toe te wijzen woning ligt.
De verhuurder houdt bij de toewijzing achtereenvolgens rekening met:
1° in voorkomend geval, de strengere woonbinding, vermeld in het derde lid;
2° de langdurige woonbinding met de gemeente;
3° in voorkomend geval, de langdurige woonbinding met het deelgebied of werkingsgebied van de woonmaatschappij, vermeld in het vierde lid;
4° het verlenen van mantelzorg aan of het ontvangen van mantelzorg van een of meer personen die wonen in de gemeente waar de toe te wijzen woning ligt;
5° de chronologische volgorde van de inschrijvingen in het centraal inschrijvingsregister.
De gemeente kan voorafgaand aan de langdurige woonbinding, vermeld in het tweede lid, 2°, een of meer woonbindingen toepassen die strenger zijn dan de langdurige woonbinding, vermeld in het tweede lid, 2°. Als de gemeente een strengere woonbinding vaststelt, voegt ze de voorrangsbepaling toe in het toewijzingsreglement. Als de gemeente meer strengere woonbindingen vaststelt, bepaalt ze de cascade en voegt ze de voorrangsbepalingen toe in het toewijzingsreglement. De voorrangsbepalingen bepalen het aantal jaar dat de kandidaat-huurder in de gemeente woont of gewoond heeft.
De gemeenten uit het deelgebied of werkingsgebied van een woonmaatschappij kunnen bij consensus beslissen dat voorafgaand aan de toepassing van de binding voor mantelzorg, vermeld in het tweede lid, 4°, in het volledige deelgebied of werkingsgebied rekening wordt gehouden met de langdurige woonbinding van kandidaat-huurders met het deelgebied of werkingsgebied van de woonmaatschappij. De gemeenten voegen in dat geval een voorrangsbepaling toe in het toewijzingsreglement.
§ 2. De bindingsfactor, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 4°, wordt aangetoond op basis van een van de volgende documenten:
1° een attest dat afgeleverd wordt door een door de Vlaamse Gemeenschap erkende zorgkas, dat aantoont dat de persoon met een verminderd zelfzorgvermogen erkend is als zorgbehoevende in het kader van het Vlaamse zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden;
2° een verklaring die ingevuld is door een sociale dienst van een OCMW of een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds.
De minister bepaalt het modelformulier voor de verklaring, vermeld in het eerste lid, 2°.
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 geldt de rangorde voor de verhuring van woningen die deel uitmaken van een woonproject dat gedeeltelijk gefinancierd is met middelen van het Financieringsfonds of van Vlabinvest apb, en die niet gefinancierd zijn met middelen van het voormelde Financieringsfonds of van Vlabinvest apb, pas na de toepassing van de voorrang, vermeld in artikel 2, § 2, van het provinciaal reglement betreffende de werking en het beheer van het Agentschap voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant - Vlabinvest apb, werkwijze van het beoordelingscomité en de samenstelling en werkwijze van het beroepscomité van Vlabinvest apb, goedgekeurd bij het besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant op 25 februari 2014, voor de kandidaat-huurders die een sterke maatschappelijke, economische of socioculturele binding hebben met het werkgebied van Vlabinvest apb. De voorrangsregeling is erop gericht om tegemoet te komen aan de woonbehoeften van de minst kapitaalkrachtige endogene bevolking binnen een regio met specifieke problemen op de woonmarkt.
Het beoordelingscomité van Vlabinvest apb, opgericht bij artikel 5 van het provinciaal reglement betreffende de werking en het beheer van het Agentschap voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant - Vlabinvest apb, werkwijze van het beoordelingscomité en de samenstelling en werkwijze van het beroepscomité van Vlabinvest apb, goedgekeurd bij het besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant op 25 februari 2014, beoordeelt of de voorrangsregeling op basis van een sterke binding met het werkgebied van Vlabinvest apb van toepassing is.
Een kandidaat-huurder beschikt over een maatschappelijke binding met het werkgebied van Vlabinvest apb als hij voldoet aan een of meer van de volgende voorwaarden:
1° hij woont sinds zijn geboorte in het werkgebied van Vlabinvest apb;
2° hij heeft tot vóór de leeftijd van achttien jaar minimaal tien jaar in het werkgebied van Vlabinvest apb gewoond;
3° hij heeft tien jaar in het werkgebied van Vlabinvest apb gewoond.
Een kandidaat-huurder beschikt over een economische binding met het werkgebied van Vlabinvest apb als zijn beroepsinkomen voortvloeit uit een hoofdzakelijk en langdurig ter plaatse uitgeoefende betrekking.
Een kandidaat-huurder beschikt over een socioculturele binding met het werkgebied van Vlabinvest apb als hij voldoet aan een of meer van de volgende voorwaarden:
1° hij of zijn kinderen volgen onderwijs in een school die erkend is door de Vlaamse overheid;
2° hij is in het werkgebied van Vlabinvest apb lid van een socioculturele instelling of vereniging die erkend is door de Vlaamse overheid.
Artikel 6.24. ( 01/01/2024 - ... )
§ 1. Er wordt een contingent van 20% van het aantal toewijzingen per jaar binnen het werkingsgebied of, in voorkomend geval, deelgebied, voorbehouden voor de versnelde toewijzingen, vermeld in paragraaf 2.
De woonmaatschappij raamt voor de berekening van het percentage, vermeld in het eerste lid, het aantal toewijzingen die in het komende jaar zullen plaatsvinden. Ze baseert zich daarvoor op de volgende aspecten:
1° het gemiddelde van het aantal huurovereenkomsten die in werking traden tijdens de vijf jaar die voorafgaan aan het jaar waarin de versnelde toewijzingen plaatsvinden. De huurovereenkomsten die gesloten werden ten gevolge van sloop-, renovatie- of aanpassingswerkzaamheden of verkoop van sociale huurwoningen worden daarbij niet in aanmerking genomen;
2° een raming van toewijzingen die in dat jaar zullen plaatsvinden ten gevolge van:
a) sloop-, renovatie- of aanpassingswerkzaamheden of verkoop van sociale huurwoningen;
b) de terbeschikkingstelling van nieuwe sociale huurwoningen.
In afwijking van het tweede lid kan de woonmaatschappij een vast aantal toewijzingen bepalen voor een aantal toekomstige jaren met een maximum van vijf jaar. Ze baseert zich daarvoor op de volgende aspecten:
1° het gemiddelde van het aantal huurovereenkomsten die in werking traden tijdens de vijf jaar die voorafgaan aan het eerste jaar van het aantal gekozen jaren waarin de versnelde toewijzingen plaatsvinden. De huurovereenkomsten die gesloten werden ten gevolge van sloop-, renovatie- of aanpassingswerkzaamheden of verkoop van sociale huurwoningen worden daarbij niet in aanmerking genomen;
2° een raming van het gemiddelde van de toewijzingen die in het aantal gekozen jaren zullen plaatsvinden ten gevolge van:
a) sloop-, renovatie- of aanpassingswerkzaamheden of verkoop van sociale huurwoningen;
b) de terbeschikkingstelling van nieuwe sociale huurwoningen.
De toewijzingen, vermeld in het tweede lid, 2°, a), en het derde lid, 2°, a), worden niet mee in aanmerking genomen voor de berekening van het percentage, vermeld in het eerste lid. De toewijzingen, vermeld in het tweede lid, 2°, b), en het derde lid, 2°, b), worden wel mee in aanmerking genomen voor de berekening van het percentage, vermeld in het eerste lid.
§ 2. De volgende doelgroepen komen in aanmerking voor een versnelde toewijzing:
1° de kandidaat-huurder die dak- en thuisloos is of dat dreigt te worden;
2° de kandidaat-huurder die als jongere met begeleiding zelfstandig woont of gaat wonen;
3° de kandidaat-huurder met een geestelijk gezondheidsprobleem die zelfstandig woont of gaat wonen;
4° de kandidaat-huurder die in slechte huisvesting woont;
5° de kandidaat-huurder die zich in bijzondere omstandigheden van sociale aard bevindt.
Een OCMW, een centrum voor algemeen welzijnswerk of een andere dienst die de toewijzingsraad heeft aangewezen, kan de doelgroep, vermeld in het eerste lid, 1°, aanmelden.
Een OCMW, een centrum voor algemeen welzijnswerk, een dienst die erkend is voor de module contextbegeleiding in functie van autonoom wonen, of een andere dienst die de toewijzingsraad heeft aangewezen, kan de doelgroep, vermeld in het eerste lid, 2°, aanmelden.
Een erkend initiatief beschut wonen, een project psychiatrische zorg in de thuissituatie of een ambulant intensief behandelteam of een andere dienst die de toewijzingsraad heeft aangewezen, kan de doelgroep, vermeld in het eerste lid, 3°, aanmelden.
Kandidaat-huurders uit de doelgroep, vermeld in het eerste lid, 4° en 5°, kunnen zichzelf via de verhuurder of via de gemeente, het OCMW of een dienst die de toewijzingsraad heeft aangewezen, aanmelden.
§ 3. Voor de versnelde toewijzingen, vermeld in paragraaf 2, wordt de voorrang, vermeld in artikel 6.23, § 1, tweede lid, 1° tot en met 4°, niet toegepast en kan afgeweken worden van de voorrang, vermeld in artikel 6.23, § 1, tweede lid, 5°. De voorrang, vermeld in artikel 6.23, § 3, is van toepassing.
§ 4. De verhuurder kan als voorwaarde voor een toewijzing stellen dat andere begeleidende maatregelen dan de basisbegeleidingstaken, vermeld in artikel 6.35, aangeboden worden door de instanties, vermeld in paragraaf 2, of door een andere welzijns- of gezondheidsvoorziening, op initiatief van die instanties. De begeleidende maatregelen worden opgenomen in een begeleidingsovereenkomst tussen de kandidaat-huurder en de instanties, vermeld in paragraaf 2, of een andere welzijns- of gezondheidsvoorziening, op initiatief van die instanties. Uit de begeleidingsovereenkomst moet blijken dat de kandidaat-huurder met de begeleidende maatregelen in staat is om zelfstandig te wonen en ook in staat zal zijn om zelfstandig te wonen zonder begeleidende maatregelen binnen een duidelijk afgebakende termijn. Als voor een persoon voor wie een versnelde toewijzing is gevraagd, op het einde van een begeleidingsovereenkomst wordt vastgesteld dat een voortzetting van de begeleidende maatregelen noodzakelijk is, wordt de begeleidingsovereenkomst verlengd voor een duidelijk afgebakende termijn.
Artikel 6.25. ( 01/01/2024 - ... )
§ 1. De volgende kandidaat-huurders behoren tot de doelgroep, vermeld in artikel 6.24, § 2, eerste lid, 1° :
1° de kandidaat-huurder die geen huisvesting of opvang heeft of die in nachtopvang verblijft;
2° de kandidaat-huurder die een instelling of gevangenis kan of moet verlaten en elders geen woonrecht heeft;
3° de kandidaat-huurder die verblijft in een opvangtehuis, noodwoning, crisisopvang, transitwoning of hotel;
4° de kandidaat-huurder die zijn woonrecht verliest en opgevangen wordt bij familie of vrienden;
5° de kandidaat-huurder die in een woning woont waarvan de huurovereenkomst door de eigenaar wordt opgezegd met een opzegtermijn van minder dan drie maanden of die de woning verplicht en rechtsgeldig moet verlaten binnen een termijn van minder dan drie maanden.
§ 2. De volgende kandidaat-huurders behoren tot de doelgroep, vermeld in artikel 6.24, § 2, eerste lid, 4° :
1° de kandidaat-huurder die zijn hoofdverblijfplaats had in een onroerend of roerend goed als vermeld in artikel 3.35 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, op de datum waarop dat door een bevoegde ambtenaar in een proces-verbaal is vastgesteld;
2° de kandidaat-huurder die zijn hoofdverblijfplaats had in een woning op de datum waarop die:
a) onbewoonbaar is verklaard met toepassing van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet;
b) ongeschikt is verklaard met toepassing van artikel 3.12 of 3.16 van de voormelde codex, als die woning op het technische verslag minstens drie gebreken van categorie II of III vertoont onder de hoofdrubrieken Omhulsel of Binnenstructuur;
3° de kandidaat-huurder die zijn hoofdverblijfplaats heeft of had in een woning op de datum waarop die conform artikel 3.24 of 3.28 van de voormelde codex overbewoond is verklaard.
§ 3. Een woning, een onroerend goed of een roerend goed kan maar één keer aanleiding geven tot de toepassing van de versnelde toewijzing aan de doelgroep, vermeld in artikel 6.24, § 2, eerste lid, 4°.
Om tot de doelgroep, vermeld in artikel 6.24, § 2, eerste lid, 4°, te behoren, moet de kandidaat-huurder de woning, het onroerend of roerend goed sinds ten minste zes maanden bewoond hebben.
In het geval, vermeld in paragraaf 2, 1°, heeft de kandidaat-huurder zich uiterlijk twee maanden na de vaststelling in een proces-verbaal ingeschreven in het centraal inschrijvingsregister en bewoont hij het onroerend goed of het roerend goed, vermeld in artikel 3.35 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, nog of woont hij in een noodwoning.
In het geval, vermeld in paragraaf 2, 2°, heeft de kandidaat-huurder zich uiterlijk twee maanden na de datum van de ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring ingeschreven in het centraal inschrijvingsregister. De kandidaat-huurder behoort niet langer tot de doelgroep, vermeld in paragraaf 2, 2°, in de volgende gevallen:
1° het besluit tot ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring is opgeheven, tenzij de kandidaat-huurder in een noodwoning woont;
2° de kandidaat-huurder bewoont de woning niet langer, tenzij hij in een noodwoning woont;
3° de gebreken die geleid hebben tot de ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring, kunnen ten laste van de kandidaat-huurder worden gelegd.
De kandidaat-huurder kan met een verklaring op erewoord bewijzen dat de gebreken, vermeld in het vierde lid, 3°, niet ten laste van hem kunnen worden gelegd.
In het geval, vermeld in paragraaf 2, 3°, heeft de kandidaat-huurder zich uiterlijk twee maanden na de datum van de overbewoondverklaring ingeschreven in het centraal inschrijvingsregister. De kandidaat-huurder behoort niet langer tot de doelgroep, vermeld in paragraaf 2, 3°, in de volgende gevallen:
1° het besluit tot overbewoondverklaring is opgeheven, tenzij de kandidaat-huurder in een noodwoning woont;
2° de kandidaat-huurder bewoont de woning niet langer, tenzij hij in een noodwoning woont.
In de gevallen, vermeld in paragraaf 2, behoort een kandidaat-huurder na een ongegronde weigering van een aanbod tot toewijzing van een woning die beantwoordt aan zijn keuze met betrekking tot het type, de ligging en de maximale huurprijs, niet langer tot de doelgroep.
Artikel 6.26. ( 01/01/2024 - ... )
De woonmaatschappij kan na overleg in de toewijzingsraad een gemotiveerde beslissing nemen over:
1° de verdeling van het percentage over de doelgroepen, vermeld in artikel 6.24, § 2, eerste lid, waarbij ze de verdeling afstemt op de lokale behoeften;
2° de voorwaarden om beschouwd te worden als een doelgroep als vermeld in artikel 6.25, § 1;
3° een voorrangsregeling binnen de doelgroepen, vermeld in artikel 6.24, § 2, eerste lid, rekening houdend met de meest precaire woonbehoefte.
De beslissingen, vermeld in het eerste lid, neemt de verhuurder op in het interne huurreglement.
Artikel 6.27. ( 01/01/2024 - ... )
§ 1. In afwijking van artikel 6.23 kan maximaal een derde van het totale aantal sociale huurwoningen in de gemeente bij voorrang worden toegewezen aan of voorbehouden worden voor specifieke doelgroepen. De afbakening, de motivering en het percentage worden opgenomen in het toewijzingsreglement.
Aan de volgende specifieke doelgroepen kan voorrang verleend worden:
1° de kandidaat-huurder, vanaf 65 jaar;
2° de kandidaat-huurder die als jongere met begeleiding zelfstandig woont of gaat wonen;
3° de kandidaat-huurder met een fysieke of mentale beperking of handicap;
4° de kandidaat-huurder in beschut wonen of een tewerkstellingsprogramma;
5° de kandidaat-huurder met een geestelijke gezondheidsproblematiek;
6° de kandidaat-huurder die dak- en thuisloos is of dat dreigt te worden.
Daarnaast kunnen andere doelgroepen dan de doelgroepen, vermeld in het tweede lid, afgebakend worden. In dat geval wordt in het toewijzingsreglement een verantwoording voor die doelgroep opgenomen op basis van een voorgelegd doelgroepenplan en worden het toewijzingsreglement en het administratieve dossier overeenkomstig artikel 6.22, § 3, eerste lid, voorgelegd aan de minister.
Het doelgroepenplan bevat minstens de volgende elementen:
1° een beschrijving van de doelgroep;
2° de motivering voor de keuze van de doelgroep in functie van het lokaal beleid;
3° cijfergegevens over het aantal kandidaat-huurders dat behoort tot de doelgroep, als die beschikbaar zijn;
4° in voorkomend geval de flankerende maatregelen die de lokale besturen of de lokale welzijnsactoren voor de doelgroep nemen.
Overeenkomstig artikel 6.22, § 2, tweede lid, kan de gemeenteraad het ontwerp van bepalingen, vermeld in deze paragraaf, amenderen en keurt het in voorkomend geval geamendeerde ontwerp goed.
§ 2. De verhuurder kan voor bepaalde doelgroepen als voorwaarde stellen dat een welzijns- of gezondheidsvoorziening andere begeleidende maatregelen dan de basisbegeleidingstaken, vermeld in artikel 6.35, aanbiedt. In dat geval sluit de welzijns- of gezondheidsvoorziening een begeleidingsovereenkomst met de kandidaat-huurder.
§ 3. Voor de toewijzingen, vermeld in paragraaf 1, kan afgeweken worden van de voorrang, vermeld in artikel 6.23, § 1, tweede lid, 5°. Als er wordt afgeweken van de vermelde voorrang, wordt dat vermeld in het toewijzingsreglement.
Artikel 6.28. ( 19/04/2025 - ... )
De verhuurder verleent voorrang aan de volgende kandidaat-huurders:
1° de kandidaat-huurder die huurder is van een sociale huurwoning van de verhuurder die niet voldoet aan de normen, vermeld in artikel 3.1, § 1, vierde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° de kandidaat-huurder die huurder is van een sociale huurwoning van de verhuurder en die met toepassing van artikel 6.20, eerste lid, 9°, c) en d), van de voormelde codex moet verhuizen naar een andere sociale huurwoning;
3° de kandidaat-huurder die onder de toepassing van artikel 6.30, zesde lid, van dit besluit valt;
4° de kandidaat-huurder die conform artikel 3.30, § 2, tweede lid, artikel 4.3, 5.25, 5.35, 5.41, 5.46 en artikel 5.88, tweede lid, van de voormelde codex, moet worden gehuisvest;
5° de kandidaat-huurder die huurder is van een sociale huurwoning die niet meer voldoet aan de rationele bezetting zonder dat dat te wijten is aan meerderjarige personen die na de aanvang van de huurovereenkomst zijn komen inwonen, alsook de kandidaat-huurder, vermeld in artikel 6.3/3, vierde lid, van dit besluit, die wil verhuizen naar een sociale huurwoning van dezelfde verhuurder die aan de rationele bezetting voldoet;
6° de kandidaat-huurder, vermeld in artikel 6.3/3, derde lid, van dit besluit;
7° de kandidaat-huurder die huurder is van een ingehuurde woning waarvoor de hoofdhuurovereenkomst beëindigd wordt;
8° de kandidaat-huurder die huurder is van een sociale huurwoning die onderbezet is als vermeld in artikel 6.65, eerste lid, van dit besluit;
9° de kandidaat-huurder die overeenkomstig artikel 6.43, § 1, eerste lid, van dit besluit geherhuisvest moet worden wegens sloop-, renovatie- of aanpassingswerkzaamheden aan de sociale huurwoning of omdat de sociale huurwoning wordt verkocht.
De verhuurder past de voorrangen, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 6°, achtereenvolgens toe. Aan de kandidaat-huurders, vermeld in het eerste lid, 7° tot en met 9°, kan de verhuurder een absolute voorrang verlenen.
In het interne huurreglement neemt de verhuurder op hoe hij de toewijzingen, vermeld in het eerste lid, zal toepassen in het geheel van toewijzingen, vermeld in dit hoofdstuk.
Een kandidaat-huurder die beantwoordt aan de voorwaarden van de voorrangsregel, vermeld in het eerste lid, 5°, kan vanaf de tweede ongegronde weigering van een aanbod tot toewijzing van een woning die beantwoordt aan zijn keuze van het type, de ligging en de maximale huurprijs, geen aanspraak meer maken op die voorrangsregel.
Artikel 6.29. ( 01/01/2024 - ... )
§1. De verhuurder kan de toewijzing van een woning gemotiveerd weigeren aan de kandidaat-huurder die huurder van de verhuurder is of geweest is, in een van de volgende gevallen:
1° zijn huurovereenkomst is beëindigd op basis van artikel 6.33, eerste lid, 2°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° hij bewoont de woning van de verhuurder of heeft de woning verlaten en er kan aangetoond worden dat hij ernstig of blijvend zijn verplichtingen niet nagekomen is.
Als de huurovereenkomst is beëindigd wegens wanbetaling aan de verhuurder, kan de verhuurder de toewijzing van een woning weigeren als de kandidaat-huurder op het ogenblik van de toewijzing de schulden nog niet heeft afgelost. In afwijking daarvan kan de verhuurder, als de kandidaat-huurder in budgetbegeleiding of budgetbeheer is bij een OCMW of een andere door de Vlaamse Gemeenschap erkende instelling voor schuldbemiddeling, de toewijzing alleen weigeren als op het ogenblik van de toewijzing minder dan 75% van de schulden is afgelost. Als de kandidaat-huurder toegelaten is tot een collectieve schuldenregeling conform artikel 1675/6 van het Gerechtelijk Wetboek en er een minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling is opgesteld, kan de verhuurder de toewijzing niet weigeren.
In uitzonderlijke gevallen kan de verhuurder de toewijzing van een woning weigeren aan een kandidaat-huurder als wordt aangetoond dat de toewijzing aan de kandidaat-huurder een ernstige bedreiging vormt voor de fysieke of psychische integriteit van de bewoners. Als blijkt dat de verhuurder toewijzingen weigert die onvoldoende gemotiveerd zijn, kan de toezichthouder beslissen dat gedurende maximaal een jaar elke beslissing tot weigering aan hem wordt voorgelegd.
In plaats van de toewijzing te weigeren, kan de verhuurder de kandidaat-huurder verplichten om begeleidende maatregelen te aanvaarden. In dat geval sluit een welzijns- of gezondheidsvoorziening een begeleidingsovereenkomst met de kandidaat-huurder.
De verhuurder betekent, op straffe van nietigheid van de beslissing, de gemotiveerde weigering tot toewijzing binnen veertien dagen na de beslissing aan de kandidaat-huurder, met vermelding van het verhaalrecht, vermeld in artikel 6.30.
Als de toewijzing van een woning wordt geweigerd, kan het aanbieden van een woning tijdens een periode van maximaal een jaar na de weigering worden opgeschort.
§2. De verhuurder weigert de versnelde toewijzing van een woning, vermeld in artikel 6.24, §2, aan de kandidaat-huurder die huurder van de verhuurder is geweest en die een huurovereenkomst heeft gehad met de verhuurder die beëindigd is door rechterlijke tussenkomst wegens het veroorzaken van ernstige overlast of ernstige verwaarlozing van de sociale huurwoning. De verhuurder kan na overleg in de toewijzingsraad, beslissen om wegens billijkheidsredenen de versnelde toewijzing, vermeld in artikel 6.24, §2, toch toe te passen.
Artikel 6.30. ( 01/01/2024 - ... )
Ter uitvoering van artikel 6.15 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 kan de potentiële kandidaat-huurder of de kandidaat-huurder een verhaal indienen bij de toezichthouder als hij zich benadeeld acht door een beslissing van de verhuurder.
Het verhaal moet gemotiveerd, op straffe van onontvankelijkheid, op een van de volgende wijzen ingediend worden:
1° met een aangetekende brief;
2° via de digitale toepassing, vermeld in artikel 6.6, § 1, eerste lid.
Hij heeft een termijn van dertig dagen na de melding van de beslissing om een verhaal in te dienen. Bij een beslissing om een woning toe te wijzen aan een andere kandidaat-huurder, heeft hij een termijn van een jaar vanaf de datum van de betwiste toewijzing om een verhaal in te dienen.
De datum van de afgifte op de post of de indiening via de digitale toepassing, vermeld in artikel 6.6, § 1, eerste lid, van het bezwaarschrift geldt als datum van indiening van het verhaal.
De toezichthouder beoordeelt de gegrondheid en bezorgt zijn beoordeling aan de verhuurder en aan de betrokkene binnen dertig dagen vanaf de datum van de afgifte op de post van de aangetekende brief van de betrokkene of vanaf de indiening via de digitale toepassing, vermeld in artikel 6.6, § 1, eerste lid. Als de toezichthouder het verhaal gegrond beoordeelt, betekent de verhuurder zijn nieuwe gemotiveerde beslissing aan de betrokkene binnen dertig dagen nadat hij de beoordeling van de toezichthouder ontvangen heeft, en bezorgt hij op dezelfde datum een afschrift aan de toezichthouder.
Als de verhuurder vaststelt dat de toewijzing aan de betrokkene had moeten gebeuren, of als er binnen dertig dagen nadat hij de beoordeling van de toezichthouder ontvangen heeft, daarover geen beslissing wordt betekend, wordt de voorrangsregel, vermeld in 6.28, eerste lid, 3°, toegepast. Als er binnen dertig dagen nadat de verhuurder de beoordeling van de toezichthouder ontvangen heeft, geen nieuwe beslissing van de verhuurder wordt betekend over andere betwiste beslissingen, komt de beoordeling van de toezichthouder in de plaats van de ontbrekende beslissing van de verhuurder.
De beslissingen, vermeld in het eerste lid, met uitzondering van de beslissing om een woning toe te wijzen aan een andere kandidaat-huurder, vermelden de verhaalsmogelijkheid, de vorm waarin het verhaal moet worden ingediend, en de termijn waarin het verhaal moet worden uitgeoefend.
Artikel 6.31. ( 01/01/2021 - ... )
De sociale huurovereenkomsten voor de verhuring of onderverhuring worden opgesteld volgens de typehuurovereenkomsten die opgenomen zijn in bijlage 25 en 26, die bij dit besluit zijn gevoegd.
Artikel 6.32. ( 01/01/2021 - ... )
De verhuurder bezorgt op het moment van de ondertekening van de huurovereenkomst aan de huurder een document waarin een uitgebreide privacyverklaring is opgenomen waarin de rechten, vermeld in hoofdstuk III van de algemene verordening gegevensbescherming, zijn opgenomen.
Artikel 6.33. ( 01/01/2021 - ... )
Het agentschap stelt de toelichting op, vermeld in artikel 6.17, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, en past die toelichting aan als de regelgeving wijzigt.
Artikel 6.34. ( 01/01/2021 - ... )
De huurder betaalt voor de plaatsbeschrijving, vermeld in artikel 6.18 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, niet meer dan 27 euro.
Artikel 6.35. ( 01/01/2024 - ... )
De verhuurder zorgt voor het uitvoeren van de basisbegeleidingstaken.
De begeleidingstaken hebben betrekking op:
1° het laagdrempelig en klantvriendelijk onthalen en informeren van de potentiële kandidaat-huurder, de kandidaat-huurder en de huurder, over alle aangelegenheden met betrekking tot het huren van en wonen in een sociale woning;
2° het begeleiden en ondersteunen van de huurder bij het nakomen van zijn huurdersverplichtingen;
3° het organiseren van huurdersvergaderingen en het ondersteunen van bewonersinitiatieven met het oog op informatieverspreiding, overleg met en betrokkenheid van de huurder.
Als aan de huurder een sociale huurwoning is toegewezen op basis van de toewijzingsregels, vermeld in artikel 6.24, besteedt de verhuurder, naast de begeleidingstaken, vermeld in het tweede lid, bijzondere aandacht aan de individuele begeleiding en ondersteuning van de huurder om zijn woon- en leefomstandigheden te verbeteren en zijn zelfredzaamheid te bevorderen.
De minister bepaalt de nadere invulling van de basisbegeleidingstaken.
Als de huurder begeleiding nodig heeft die de basisbegeleiding overstijgt, verwijst de verhuurder de huurder door naar het OCMW of een welzijns- of gezondheidsvoorziening.
Als de huurder zijn verplichtingen niet nakomt, kan de verhuurder, om een uithuiszetting te voorkomen, de huurder doorverwijzen naar een welzijns- of gezondheidsvoorziening voor begeleiding. De begeleidende maatregelen worden opgenomen in een begeleidingsovereenkomst tussen de huurder en een welzijns- of gezondheidsvoorziening.
Artikel 6.36. ( 01/01/2021 - ... )
De verhuurder sluit een brandverzekering af die een clausule van afstand van verhaal op de huurder bevat en waarin het verhaal van derden is uitgebreid ten voordele van de huurder.
Artikel 6.37. ( 01/03/2022 - ... )
Als een sociaal woonproject sloop-, renovatie- of aanpassingswerkzaamheden omvat, informeert de verhuurder de bewoners op gepaste wijze over de aard van de werken, de timing, de te verwachten hinder, de invloed op de huurprijs, de waarborg en de eventuele noodzaak van een tijdelijke of definitieve verhuizing.
Als de sociale huurwoning verkocht wordt, informeert de verhuurder de bewoners daarover op gepaste wijze.
Artikel 6.38. ( 01/01/2023 - ... )
Twee jaar nadat hij huurder is geworden, voldoet de huurder aan de verplichtingen, vermeld in artikel 6.20, eerste lid, 5° en 6°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
De huurder voldoet aan de huurdersverplichtingen, vermeld in het eerste lid, als een van de volgende voorwaarden vervuld zijn:
1° het stond voor de verhuurder manifest vast dat de huurder bij de inschrijving voor een sociale huurwoning of de toelating van de huurder tot de woning beschikte over de basistaalvaardigheid Nederlands;
2° de verhuurder verkrijgt via de Kruispuntbank Inburgering of van de huurder een van de volgende documenten:
a) een bewijs waaruit blijkt dat de huurder beschikt over de basistaalvaardigheid Nederlands, uitgereikt door instellingen waarin het Nederlands de onderwijstaal is, die wettelijk of decretaal erkend zijn in het vereiste niveau;
b) een diploma, certificaat of ander document, behaald als bewijs van het voltooien van een opleiding die gevolgd is aan een onderwijsinstelling die gefinancierd, georganiseerd of gesubsidieerd wordt door Nederland, met uitzondering van de opleidingen gevolgd aan een onderwijsinstelling in Bonaire, Sint-Eustatius of Saba;
c) een diploma, certificaat of ander document, behaald als bewijs van het voltooien van een van de door de Vlaamse Regering bepaalde Nederlandstalige opleidingen in een onderwijsinstelling in Bonaire, Sint-Eustatius, Saba, Aruba, Curaçao of Sint-Maarten of in Suriname;
d) een bewijs van het taalniveau Nederlands waaruit blijkt dat de huurder beschikt over de basistaalvaardigheid Nederlands, uitgereikt door de organisaties die belast zijn met de uitvoering van het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid, ter uitvoering van artikel 46/2 van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid;
e) het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal van de Nederlandse Taalunie;
f) ...;
g) een taalcertificaat, afgegeven door het Selectiebureau van de Federale Overheid (SELOR) waaruit blijkt dat de huurder beschikt over de basistaalvaardigheid Nederlands.
Ter uitvoering van artikel 6.20, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, is de huurder vrijgesteld van de huurdersverplichting, vermeld in het eerste lid, in de volgende gevallen:
1° de verhuurder leidt uit de Kruispuntbank Inburgering af dat de huurder wegens ernstige ziekte, mentale of fysieke handicap blijvend vrijgesteld is van het volgen van de opleiding Nederlands tweede taal;
2° de verhuurder verkrijgt via de Kruispuntbank Inburgering een verklaring van uitgeleerdheid die de beperkte cognitieve vaardigheden van de huurder aantoont. De verklaring wordt afgeleverd door een centrum voor basiseducatie als vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs;
3° de huurder legt een medisch attest voor waaruit blijkt dat een ernstige ziekte, mentale of fysieke handicap hem blijvend belemmert om te beschikken over de basistaalvaardigheid Nederlands.
De huurder krijgt een uitstel van één jaar om te voldoen aan de huurdersverplichtingen, vermeld in het eerste lid, als de verhuurder bij de controle via de Kruispuntbank Inburgering een van de volgende documenten verkrijgt:
1° een bewijs waaruit blijkt dat de huurder de opleiding Nederlands tweede taal om over de basistaalvaardigheid Nederlands te kunnen beschikken om beroepsmatige, medische of persoonlijke redenen die de minister bepaalt, nog niet heeft gestart of heeft kunnen afronden;
2° een verklaring, afgeleverd door de organisaties die belast zijn met de uitvoering van het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid, waaruit blijkt dat de huurder de opleiding Nederlands tweede taal om over de basistaalvaardigheid Nederlands te kunnen beschikken, nog niet heeft gestart of heeft kunnen afronden doordat een gepaste opleiding Nederlands tweede taal niet tijdig beschikbaar is.
Als de huurder niet voldoet aan de huurdersverplichting, vermeld in het eerste lid, en hij is niet vrijgesteld van de verplichting of hij heeft geen uitstel gekregen, verwittigt de verhuurder de toezichthouder die conform 6.43 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 een administratieve geldboete kan opleggen.
Artikel 6.39. ( 01/01/2023 - ... )
Ter uitvoering van artikel 6.20, vierde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 wordt een niet-werkende huurder tot de leeftijd van 64 jaar beschouwd als een niet-beroepsactieve burger met arbeidspotentieel.
In afwijking van het eerste lid worden de volgende personen tijdelijk of definitief niet beschouwd als een niet-beroepsactieve burger met arbeidspotentieel:
1° de huurder die niet kan werken wegens arbeidsongeschiktheid, invaliditeit of erkende handicap;
2° de huurder die uitkeringsgerechtigd is en voor wie een uitzondering geldt in het kader van billijkheidsredenen.
De verhuurder gaat na of de huurder voldoet aan de huurdersverplichting, vermeld in artikel 6.20, eerste lid, 12°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, op het moment van de toewijzing en voert daarna een driejaarlijkse controle uit op het naleven van de huurdersverplichting.
Als de huurder niet voldoet aan de huurdersverplichting, vermeld in het vierde lid, verwittigt de verhuurder de toezichthouder die conform artikel 6.43 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 een administratieve geldboete kan opleggen.
Artikel 6.40. ( 01/01/2021 - ... )
Ter uitvoering van artikel 6.21, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 worden de volgende algemene uitzonderingen toegestaan:
1° de verwerving ten kosteloze titel van een woning volledig of gedeeltelijk in volle eigendom of een woning waarop een volledig of gedeeltelijk recht van erfpacht of opstal is gegeven;
2° de verwerving ten kosteloze titel van een volledig of gedeeltelijk recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een woning;
3° de verwerving ten kosteloze titel van een perceel, bestemd voor woningbouw, waarop een volledig of gedeeltelijk recht van erfpacht of opstal is gegeven;
4° de verwerving ten kosteloze of bezwarende titel van een perceel, bestemd voor woningbouw, volledig of gedeeltelijk in volle eigendom of van een volledig of gedeeltelijk recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een perceel, bestemd voor woningbouw.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, moet de huurder een jaar na de verwerving opnieuw aan de onroerende bezitsvoorwaarde, vermeld in artikel 6.12, eerste lid, voldoen. Als een huurder daarvoor gegronde redenen kan aanvoeren, kan hij de verhuurder verzoeken om die termijn te verlengen. Als de huurder niet voldoet aan de onroerende bezitsvoorwaarde na een jaar of, in voorkomend geval, na de verlengde termijn, wordt de huurovereenkomst opgezegd.
In het geval, vermeld in het eerste lid, 4°, moet de huurder na vijf jaar opnieuw aan de onroerende bezitsvoorwaarde, vermeld in artikel 6.12, eerste lid, voldoen. Als de huurder niet voldoet aan de onroerende bezitsvoorwaarde na vijf jaar, wordt de huurovereenkomst opgezegd.
Als een huurder niet meer voldoet aan de onroerende bezitsvoorwaarde, meldt hij dat onmiddellijk aan de verhuurder.
Artikel 6.41. ( 01/01/2021 - ... )
Als de huurder niet tijdig de onderhouds- en herstellingswerkzaamheden, vermeld in artikel 26 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, uitvoert, heeft de verhuurder, na ingebrekestelling met een aangetekende brief, het recht om die werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren door een derde voor rekening van de huurder. De huurder betaalt de sommen die de verhuurder uitgegeven heeft binnen een maand na de facturatie, terug aan de verhuurder. De verhuurder kan een afbetalingsplan opstellen.
De verhuurder behoudt zich het recht voor het gehuurde goed te bezoeken om de goede uitvoering van de verplichtingen van de huurder en om de staat van het goed na te gaan. De verhuurder bepaalt samen met de huurder de bezoekdag en het bezoekuur binnen acht dagen na het verzoek.
Artikel 6.42. ( 01/01/2021 - ... )
De huurder mag huisdieren houden als dat de leefbaarheid niet in het gedrang brengt, geen overmatige hinder veroorzaakt voor de buren en de naaste omgeving, en geen schade berokkent aan de woning. Een reglement van inwendige orde kan het houden van huisdieren beperken als dat in verband wordt gebracht met een verstoorde leefbaarheid, overdreven burenhinder of schade aan de woning.
Artikel 6.43. ( 19/04/2025 - ... )
§ 1. De huurder stemt in met een herhuisvesting als de verhuurder dat wegens sloop-, renovatie- of aanpassingswerkzaamheden aan de sociale huurwoning noodzakelijk acht of als de sociale huurwoning verkocht wordt.
De herhuisvesting kan van tijdelijke of definitieve aard zijn.
§2. De tijdelijke herhuisvesting is mogelijk in een woning van de verhuurder, in een woning van een andere verhuurder of in een mobiele woonunit die voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 3.1, §1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, met behoud van de toepassing van artikel 3.1, §3, tweede lid, van de voormelde codex. De definitieve herhuisvesting is mogelijk in een woning van de verhuurder of in een woning van een andere verhuurder. Als de verhuurder beslist om huurders van andere verhuurders opnieuw te huisvesten, vermeldt hij dat in het interne huurreglement. Hij kan die mogelijkheid beperken in de tijd, tot huurders van een welbepaalde verhuurder of tot huurders die naar aanleiding van een specifiek project opnieuw gehuisvest moeten worden. De beslissing kan worden herzien na verloop van een termijn van minstens twaalf maanden.
Bij een tijdelijke herhuisvesting kan de huurder het aanbod van een woning of een mobiele woonunit niet ongegrond weigeren. Een ongegronde weigering van een aanbod wordt beschouwd als een ernstige tekortkoming op het vlak van de huurdersverplichtingen. De huurder kan ook tijdelijk op de private huurmarkt een woning huren of tijdelijk bij derden wonen.
Bij de bestaande huurovereenkomst wordt een bijlage gevoegd, waarin het adres van de tijdelijke woning of de locatie van de mobiele woonunit wordt vermeld, de geplande duur van de herhuisvesting en, in voorkomend geval, een plaatsbeschrijving van de tijdelijke woning of de mobiele woonunit en de waarborgregeling. Als de tijdelijke herhuisvesting plaatsvindt in een mobiele woonunit die de verhuurder zelf huurt, is de huurprijs tijdens de duur van de werkzaamheden gelijk aan die huurprijs, tenzij die huurprijs hoger is dan de huurprijs van de sociale huurwoning die gerenoveerd wordt. In dat geval is de huurprijs gelijk aan de huurprijs van de sociale huurwoning die gerenoveerd wordt. Als de verhuurder een zakelijk recht heeft op de mobiele woonunit, bepaalt de verhuurder zelf de huurprijs, zonder dat de huurprijs meer mag bedragen dan de huurprijs van de sociale huurwoning die gerenoveerd wordt.
Als de tijdelijke herhuisvesting plaatsvindt in een sociale huurwoning, ligt de te betalen huurprijs tijdens de duur van de werkzaamheden niet hoger dan de huurprijs van de sociale huurwoning die gerenoveerd wordt.
§3. Als het een tijdelijke herhuisvesting betreft, keert de huurder na de beëindiging van de renovatie-of aanpassingswerkzaamheden terug naar de sociale huurwoning als hij die rationeel kan bezetten.
Als de huurder de sociale huurwoning niet rationeel kan bezetten, verhuist de huurder naar een andere woning van de verhuurder. In dat geval kan de huurder het type, de ligging en de maximale huurprijs van de woningen aangeven waarvoor hij in aanmerking wil komen met toepassing van artikel 6.5, § 2, derde lid, 1°, 2° en 3°.
Twee ongegronde weigeringen van een aanbod worden beschouwd als een ernstige tekortkoming op het vlak van de huurdersverplichtingen.
Als de verhuurder en de huurder overeenkomen dat de huurder in de woning die oorspronkelijk bestemd was voor de tijdelijke huisvesting, blijft wonen, als hij die rationeel kan bezetten, wordt een nieuwe huurovereenkomst gesloten met een huurprijs voor die woning.
§4. Als de herhuisvesting onmiddellijk een definitief karakter heeft, kan de huurder het type, de ligging en de maximale huurprijs van de woningen aangeven waarvoor hij in aanmerking wil komen, met toepassing van artikel 6.5, § 2, derde lid, 1°, 2° en 3°.
In dat geval wordt een nieuwe huurovereenkomst gesloten met een huurprijs die samenhangt met de nieuwe sociale huurwoning. Twee ongegronde weigeringen van een aanbod worden beschouwd als een ernstige tekortkoming op het vlak van de huurdersverplichtingen.
Artikel 6.44. ( 01/01/2024 - ... )
Als de overeenkomst over het verlenen van zorg en ondersteuning die gesloten is tussen de huurder van een ADL-woning en de vergunde zorgaanbieder eindigt of wordt opgezegd, of als de overeenkomst wordt gewijzigd naar minder zorg en ondersteuning dan vermeld in artikel 6.12, vierde lid, gaat de huurder in op het aanbod van een andere sociale huurwoning die beantwoordt aan het type, de ligging en de maximale huurprijs die hij met toepassing van artikel 6.5, § 2, derde lid, 1°, 2° en 3° heeft aangegeven, tenzij de verhuurder een afwijking toestaat. Een ongegronde weigering van een aanbod wordt beschouwd als een ernstige tekortkoming op het vlak van de huurdersverplichtingen.
Artikel 6.45. ( 01/01/2021 - ... )
Tijdens de laatste drie maanden van de huurovereenkomst of bij een verkoop staat de huurder toe dat de gehuurde woning wordt bezichtigd door kandidaat-huurders, respectievelijk kandidaat-kopers, tweemaal in de week gedurende drie opeenvolgende uren, in gezamenlijk overleg te bepalen. Tijdens die termijn laat de huurder toe dat er plakbrieven worden aangebracht op de meest zichtbare plaatsen.
Artikel 6.46. ( 22/07/2024 - ... )
Op het ogenblik van het aangaan van een huurovereenkomst wordt de marktwaarde van de woning, zoals die van kracht is bij de aanvang van de huurovereenkomst, vastgelegd in de huurovereenkomst. Die waarde wordt de basishuurprijs genoemd.
De huurder betaalt als huurprijs de basishuurprijs. Om de betaalbaarheid te garanderen, wordt die basishuurprijs verminderd met de sociale korting, vermeld in artikel 6.53. De basishuurprijs, verminderd met de sociale korting, vermeld in artikel 6.53, wordt de reële huurprijs genoemd.
Met behoud van de toepassing van artikel 6.3/1, § 2, eerste lid, heeft de huurder uitsluitend recht op de sociale korting, vermeld in artikel 6.53, als hij alle noodzakelijke informatie aan de verhuurder bezorgt en die informatie niet frauduleus is. De verhuurder kan de toegekende korting altijd terugvorderen als blijkt dat dat niet het geval is geweest.
De huurder deelt de elementen die nodig zijn voor de berekening van de huurprijs mee aan de verhuurder, uiterlijk de laatste dag van de maand die volgt op het verzoek van de verhuurder, of op een latere datum die de verhuurder meedeelt, met behoud van de toepassing van artikel 6.3/1, § 2, eerste lid. Als de huurder de informatie niet binnen die termijn bezorgt, stuurt de verhuurder een brief, waarin hij de huurder meedeelt dat de informatie moet bezorgd worden uiterlijk zeven dagen na de postdatum. Als de huurder in gebreke blijft, wordt aan hem een huurprijs aangerekend die maximaal gelijk is aan de basishuurprijs. Die huurprijs wordt opnieuw verminderd met de sociale korting, vermeld in artikel 6.53, op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de informatie wordt bezorgd.
Artikel 6.47. ( 08/05/2023 - ... )
Voor de bepaling van de marktwaarde, vermeld in artikel 6.46, eerste lid, van dit besluit, maakt de verhuurder gebruik van het schattingsmodel dat het agentschap ter beschikking stelt. Het schattingsmodel is gebaseerd op de webtoepassing, vermeld in artikel 5.111 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Als de verhuurder niet akkoord gaat met de geschatte waarde van het schattingsmodel, doet het agentschap op verzoek van de verhuurder een nieuwe schatting. Het agentschap bepaalt samen met de verhuurder de marktwaarde, maar kan niet meer dan 10% afwijken van de waarde geschat door het schattingsmodel.
Het schattingsmodel wordt geactualiseerd als de webtoepassing, vermeld in artikel 5.111 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, wordt geactualiseerd.
Het agentschap evalueert het schattingsmodel minstens om de negen jaar.
In afwijking van het eerste lid stelt de verhuurder de marktwaarde, vermeld in artikel 6.46, eerste lid, van dit besluit, vast voor een kamer in een kamerwoning op basis van de woningkenmerken van de kamer en de kamerwoning, rekening houdend met de verhouding tussen de private en gemeenschappelijke delen.
Artikel 6.48. ( 01/01/2024 - ... )
Conform iedere marktwaarde wordt een minimale huurprijs vastgesteld.
Voor een woning met marktwaarde lager dan of gelijk aan 250 euro is de minimale huurprijs gelijk aan 102 euro.
Voor een woning met marktwaarde hoger dan of gelijk aan 650 euro is de minimale huurprijs gelijk aan het dubbele van de minimale huurprijs die geldt voor een woning met een marktwaarde lager dan of gelijk aan 250 euro.
Voor woningen met andere marktwaarden varieert de minimale huurprijs recht evenredig met de marktwaarde en is de minimale huurprijs gelijk aan het resultaat van de volgende formule, afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele getal: minimale huurprijs = 102 euro + ((marktwaarde - 250 euro)/(650 euro - 250 euro) x 102 euro).
Artikel 6.49. ( 01/01/2021 - ... )
Conform iedere marktwaarde wordt een patrimoniumkorting vastgesteld.
Voor een woning met marktwaarde lager dan of gelijk aan 250 euro is de patrimoniumkorting gelijk aan 115 euro.
Voor een woning met marktwaarde hoger dan of gelijk aan 650 euro is de patrimoniumkorting gelijk aan 0 euro.
Voor woningen met andere marktwaarden varieert de patrimoniumkorting omgekeerd evenredig met de marktwaarde en is de patrimoniumkorting gelijk aan het resultaat van de volgende formule, afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele getal: patrimoniumkorting = 115 euro x (650 euro - marktwaarde)/(650 euro - 250 euro).
Artikel 6.50. ( 01/01/2021 - ... )
Voor een woning waarvan het verwachte energieverbruik inzake ruimteverwarming en sanitair warm water lager ligt dan het referentie-energieverbruik, wordt een energiecorrectie toegepast.
Na mededeling aan de Vlaamse regering legt de minister de wijze vast waarop de energiecorrectie wordt berekend. De energiecorrectie kan nooit groter zijn dan het voordeel dat de huurder ondervindt op zijn energiefactuur door de betere energieprestatie van de woning.
Artikel 6.51. ( 01/01/2021 - ... )
§1. Voor iedere persoon ten laste als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, a) en c), wordt een korting van 15 euro toegekend.
In afwijking van het eerste lid wordt voor een persoon ten laste als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, a), die ook een persoon ten laste is als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, c), een korting toegekend die gelijk is aan het dubbele van de korting, vermeld in het eerste lid, na de indexering, vermeld in artikel 6.2.
In afwijking van het eerste lid wordt voor een persoon ten laste als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, c), die geen persoon ten laste is als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, a), of b), en die een familielid is van de eerste, tweede of derde graad van de huurder, een korting toegekend die gelijk is aan het dubbele van de korting, vermeld in het eerste lid, na de indexering, vermeld in artikel 6.2.
§2. Voor een persoon ten laste als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, b), wordt de helft van de korting, vermeld in paragraaf 1, toegekend. Als de ouder bij wie die persoon is gedomicilieerd, ook een sociale huurwoning huurt, wordt aan die ouder, in afwijking van paragraaf 1, maar de helft van de korting, vermeld in paragraaf 1, toegekend.
Als de persoon, vermeld in het eerste lid, ook een persoon ten laste is als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, c), wordt een korting toegekend die gelijk is aan het dubbele van de korting, vermeld in het eerste lid, na de indexering, vermeld in artikel 6.2, eerste lid.
Het eerste lid kan alleen worden toegepast als beide ouders een verklaring ondertekenen, waarin de ouder bij wie de persoon, vermeld in het eerste lid, is gedomicilieerd, vermeldt:
1° of hij zelf een sociale huurwoning huurt en in voorkomend geval bij welke verhuurder;
2° dat hij, als hij zelf huurder is of zal worden van een verhuurder, een kopie van de verklaring zal bezorgen aan die verhuurder;
3° dat hij, als hij verklaart zelf geen sociale huurwoning te huren, aan de verhuurder van de sociale huurwoning die de andere ouder huurt, de toestemming verleent om dat te controleren;
4° zijn inschrijvingsnummer in de sociale zekerheid, om de controle, vermeld in punt 3°, mogelijk te maken.
§3. Het totaal van de kortingen, vermeld in paragraaf 1 en 2, is de gezinskorting.
Artikel 6.52. ( 01/01/2024 - ... )
De aangepaste huurprijs is gelijk aan 1/54ste van het referentie-inkomen van de huurder en de meerderjarige gezinsleden, verhoogd met de energiecorrectie, vermeld in artikel 6.50, en verminderd met de som van de patrimoniumkorting, vermeld in artikel 6.49, en de gezinskorting, vermeld in artikel 6.51, §3.
In afwijking van het eerste lid wordt het referentie-inkomen van een persoon die op het moment van de huurprijsberekening een persoon ten laste als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, a) of b), is, niet meegerekend.
In afwijking van het eerste lid wordt het referentie-inkomen of een gedeelte ervan van de familieleden van de eerste, tweede en derde graad van de huurder die op het moment van de huurprijsberekening erkend zijn als ernstig gehandicapt, vrijgesteld voor de huurprijsberekening. Het bedrag van de vrijstelling is gelijk aan de geïndexeerde inkomensvervangende tegemoetkoming die toegekend wordt aan de personen die behoren tot categorie B als vermeld in artikel 6, §1, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap. De voormelde geïndexeerde inkomensvervangende tegemoetkoming is de tegemoetkoming zoals die van toepassing is op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan de vaststelling van het referentie-inkomen. De vrijstelling geldt per familielid van de eerste, tweede en derde graad van de huurder dat erkend is als ernstig gehandicapt. Als de vrijstelling groter is dan het referentie-inkomen van het familielid, wordt ze begrensd tot het referentie-inkomen van dat familielid.
In afwijking van het eerste lid wordt de aangepaste huurprijs gelijkgesteld aan:
1° de basishuurprijs, vermeld in artikel 6.46, eerste lid, als het resultaat van de berekening, vermeld in het eerste lid, groter is dan de basishuurprijs;
2° de minimale huurprijs, vermeld in artikel 6.48, verhoogd met de energiecorrectie, vermeld in artikel 6.50, als het resultaat van de berekening, vermeld in het eerste lid, kleiner is dan de minimale huurprijs verhoogd met de energiecorrectie.
In afwijking van het eerste lid wordt de aangepaste huurprijs berekend op basis van:
1° 1/53ste van het referentie-inkomen, als het referentie-inkomen hoger is dan de toepasselijke inkomensgrens, vermeld in artikel 6.13, maar lager dan 125% van de toepasselijke inkomensgrens;
2° 1/52ste van het referentie-inkomen, als het referentie-inkomen gelijk aan of hoger is dan 125% van de toepasselijke inkomensgrens, vermeld in artikel 6.13, maar lager dan 150% van de toepasselijke inkomensgrens;
3° 1/51ste van het referentie-inkomen, als het referentie-inkomen gelijk aan of hoger is dan 150% van de toepasselijke inkomensgrens, vermeld in artikel 6.13.
Als de huurder en de meerderjarige gezinsleden niet beschikken over een referentie-inkomen, neemt de verhuurder het huidige inkomen in aanmerking.
Voor de berekening van het huidige inkomen, vermeld in het zesde lid, worden de volgende regels toegepast:
1° er wordt geen rekening gehouden met het huidige inkomen van een persoon ten laste als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, a) of b);
2° het huidige inkomen of een gedeelte ervan van de familieleden van de eerste, tweede en derde graad van de huurder die erkend zijn als ernstig gehandicapt, wordt vrijgesteld van de huurprijsberekening.
Het bedrag van de vrijstelling, vermeld in het zevende lid, 2°, is gelijk aan de geïndexeerde inkomensvervangende tegemoetkoming die toegekend wordt aan de personen die behoren tot categorie B als vermeld in artikel 6, § 1, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap. De voormelde geïndexeerde inkomensvervangende tegemoetkoming is de tegemoetkoming zoals die van toepassing is op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan de vaststelling van het huidige inkomen. De vrijstelling geldt per familielid van de eerste, tweede en derde graad van de huurder dat erkend is als ernstig gehandicapt. Als de vrijstelling groter is dan het huidige inkomen van het familielid, wordt ze begrensd tot het huidige inkomen van dat familielid.
Artikel 6.53. ( 09/05/2022 - ... )
De sociale korting is het positieve verschil tussen de basishuurprijs, vermeld in artikel 6.46, eerste lid, en de som van:
1° de aangepaste huurprijs, vermeld in artikel 6.52;
2° de vermindering van onroerende voorheffing, op maandbasis en met betrekking tot de periode waarin de huurprijs wordt toegepast, als de huurder of een van zijn gezinsleden daar krachtens titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 5, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, recht op heeft.
De verhuurder mag de verrekening van de vermindering, vermeld in het eerste lid, 2°, uitstellen tot op het ogenblik dat hij de vermindering van onroerende voorheffing ontvangt. Na die ontvangst maakt hij binnen twee maanden een afrekening en stort hij het eventuele saldo door aan de huurder.
Artikel 6.54. ( 01/01/2021 - ... )
De reële huurprijs, vermeld in artikel 6.46, tweede lid, wordt jaarlijks opnieuw berekend en is vanaf 1 januari van toepassing.
De reële huurprijs wordt bovendien aangepast in de volgende gevallen:
1° als een persoon van wie het referentie-inkomen of het huidige inkomen bij de huurprijsberekening in aanmerking moet worden genomen, overlijdt, intrekt in de woning of de woning verlaat;
2° als het huidige inkomen van de personen van wie het referentie-inkomen of het huidige inkomen bij de huurprijsberekening in aanmerking is genomen, met minstens 20% gedaald is ten opzichte van het referentie-inkomen of het huidige inkomen dat voor de huurprijsberekening is gehanteerd;
3° als een persoon van wie het referentie-inkomen of het huidige inkomen bij de huurprijsberekening in aanmerking wordt genomen, met pensioen gaat, tenzij dat aanleiding geeft tot een huurprijsverhoging;
4° als de basishuurprijs met toepassing van artikel 6.55, derde lid, vervangen wordt.
In het geval, vermeld in het tweede lid, 1°, wordt de reële huurprijs uiterlijk vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de feiten met de nodige bewijsstukken ter kennis van de verhuurder zijn gebracht, aangepast. Als het gaat om de situatie waarbij een persoon intrekt in de woning, wordt de huurprijs aangepast de maand die volgt op de aanvang ervan.
In het geval, vermeld in het tweede lid, 2°, wordt de reële huurprijs uiterlijk vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de huurder de nodige bewijsstukken ter kennis van de verhuurder heeft gebracht, aangepast. Op zijn vroegst drie maanden na de aanpassing van de reële huurprijs kan de verhuurder aan de huurder vragen om opnieuw te bewijzen dat het huidige inkomen nog altijd met minstens 20% gedaald is. Als de huurder dat bewijs niet levert, wordt de huurprijs onmiddellijk weer aangepast aan het referentie-inkomen.
In het geval, vermeld in het tweede lid, 3°, wordt de reële huurprijs uiterlijk vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de huurder de nodige bewijsstukken ter kennis van de verhuurder heeft gebracht, aangepast, rekening houdend met het huidige inkomen van de personen van wie het inkomen in aanmerking wordt genomen voor de huurprijsberekening.
In het geval, vermeld in het tweede lid, 4°, wordt de reële huurprijs aangepast vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de basishuurprijs is vervangen.
In afwijking van het eerste lid wordt voor de persoon die met pensioen is gegaan in het kalenderjaar dat aan 1 januari voorafgaat, vermeld in het eerste lid, de reële huurprijs, vermeld in artikel 6.46, tweede lid, op 1 januari aangepast, rekening houdend met het pensioeninkomen en het huidige inkomen van de andere meerderjarige gezinsleden, met uitzondering van de persoon ten laste, vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, a) of b), en rekening houdend met het aantal personen ten laste, tenzij het bedrag dan hoger ligt dan het referentie-inkomen. Als het referentie-inkomen betrekking heeft op het jaar dat volgt op het jaar waarin de persoon met pensioen is gegaan, wordt de jaarlijkse huurprijsaanpassing opnieuw doorgevoerd conform het eerste lid.
Artikel 6.55. ( 22/07/2024 - ... )
Op het ogenblik van het aangaan van de huurovereenkomst wordt de basishuurprijs in die huurovereenkomst vastgelegd en worden de overeenkomstige patrimoniumkorting, minimale huurprijs en energiecorrectie meegedeeld aan de huurder. Voor de berekening van de reële huurprijs worden de basishuurprijs, de patrimoniumkorting en de minimale huurprijs vanaf dan jaarlijks op 1 januari geïndexeerd volgens de gezondheidsindex. Als referenties worden daarvoor de indexcijfers gebruikt van de maand juni van het jaar dat voorafgaat aan het moment waarop de basishuurprijs van kracht werd en de maand juni die aan de huurprijsaanpassing voorafgaat. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende natuurlijke getal. De energiecorrectie wordt vanaf dan jaarlijks geactualiseerd volgens de wijze die de minister vaststelt.
Op 1 januari van het negende jaar na aanvang van de huurovereenkomst wordt de basishuurprijs in de huurovereenkomst vervangen door de marktwaarde van de woning die op dat ogenblik geldt. Telkens op 1 januari van het negende volgende jaar wordt die vervanging opnieuw doorgevoerd. Als de verhuurder met toepassing van het derde lid de basishuurprijs voor het aflopen van de termijn van negen jaar vervangt door de marktwaarde die op dat ogenblik geldt, begint de termijn van negen jaar te lopen vanaf die vervanging.
De verhuurder kan beslissen om de basishuurprijs vroeger dan na negen jaar te vervangen door de marktwaarde die op dat ogenblik geldt, in de volgende gevallen:
1° als de marktwaarde met minimaal 5% gedaald is ten opzichte van de basishuurprijs;
2° als de marktwaarde met minimaal 10% gestegen is ten opzichte van de basishuurprijs ten gevolge van werkzaamheden die op kosten van de verhuurder aan de woning zijn uitgevoerd, met uitzondering van de werkzaamheden die noodzakelijk waren om de woning in overeenstemming te brengen met de vereisten, vermeld in artikel 3.1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Als het tweede en het derde lid van toepassing zijn, worden telkens de patrimoniumkorting en de minimale huurprijs vervangen door de bedragen die in overeenstemming met de nieuwe basishuurprijs zijn, en wordt de energiecorrectie aangepast aan de voorwaarden die op dat moment van kracht zijn.
Artikel 6.56. ( 01/01/2023 - ... )
De huurprijs voor de woningen die de verhuurder onderverhuurt met toepassing van artikel 32, §1, tweede lid van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, wordt vastgesteld door de verhuurder en is in principe dezelfde als de huurprijs die de verhuurder betaalt aan de private of publieke verhuurder, rekening houdend met eventuele renovatiekosten die de verhuurder maakt. Als de verhuurder van dat principe wil afwijken, moet de verhuurder dat grondig motiveren. De minister bepaalt de marges waarbinnen van het principe kan worden afgeweken.
Artikel 6.57. ( 01/01/2024 - ... )
Voor de huurders die een woonrecht van onbepaalde duur als vermeld in artikel 6.28, derde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, hebben, geldt de volgende regeling.
Als een huurder een onderbezette woning als vermeld in artikel 6.65, eerste lid, bewoont, betaalt hij na de weigering van een aangeboden woning die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.65, tweede lid, een maandelijkse vergoeding die aan de reële huurprijs wordt toegevoegd. De maandelijkse vergoeding bedraagt 15% van de reële huurprijs, met een minimum van 25 euro, per slaapkamer die conform de definitie van onderbezette woning, vermeld in artikel 6.65,eerste lid, het toegelaten aantal slaapkamers overschrijdt.
In afwijking van het tweede lid betaalt de huurder die vergoeding pas na de tweede weigering als de eerst aangeboden woning die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.65, tweede lid, ligt buiten een straal van meer dan 5 kilometer van de onderbezette woning. Tussen de eerste weigering en het volgende aanbod van een andere woning moet een periode verlopen zijn van ten minste drie maanden.
De verhuurder vermeldt in zijn interne huurreglement op welke wijze hij de huurders van een onderbezette woning als vermeld in artikel 6.65, eerste lid, zal begeleiden naar een woning die niet onderbezet zou zijn als de huurder met zijn gezinsleden de woning zou betrekken.
De verhuurder kan ook een woning aanbieden die niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.65, tweede lid, 2°. De weigering van het aanbod geeft dan geen aanleiding tot de aanrekening van de maandelijkse vergoeding, vermeld in het tweede lid. De verhuurder vermeldt dat in de aanbiedingsbrief.
Artikel 6.58. ( 01/01/2021 - ... )
§1. Als een verhuurder een woning verwerft die geen sociale huurwoning als vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 49°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, is, geldt de volgende regeling voor de zittende huurder.
Als de zittende huurder bij de ingenottreding van de woning die verhuurd is door het VWF, een gemeente, een intergemeentelijk samenwerkingsverband, een OCMW of een welzijnsvereniging, moest voldoen aan inkomens- en eigendomsvoorwaarden, wordt hem, op het ogenblik van de verwerving, een sociale huurovereenkomst als vermeld in artikel 6.31 van dit besluit aangeboden, ook al wordt die woning niet rationeel bezet. De overgangsperiode en de berekening van de huurprijs tijdens die overgangsperiode, vermeld in artikel 7.51, §2, van dit besluit, zijn van toepassing. Als de zittende huurder niet ingaat op het aanbod, wordt zijn huurovereenkomst opgezegd conform de bepalingen van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling II, van het Burgerlijk Wetboek en het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018.
Als de zittende huurder bij de ingenottreding van de woning niet moest voldoen aan de woonbehoeftigheidsvoorwaarden, wordt hem, op het ogenblik van verwerving, als hij voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel 6.15 van dit besluit, een sociale huurovereenkomst als vermeld in artikel 6.31 van dit besluit, aangeboden, ook al wordt die woning niet rationeel bezet. Als de zittende huurder niet ingaat op het aanbod, wordt zijn huurovereenkomst opgezegd conform de bepalingen van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling II, van het Burgerlijk Wetboek en het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018. Als hij niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel 6.15 van dit besluit, wordt zijn huurovereenkomst opgezegd conform de bepalingen van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling II, van het Burgerlijk Wetboek en het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018.
§ 2. Als een verhuurder een sociale huurwoning als vermeld in artikel 1.3, § 1, eerste lid, 49°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, met een zittende huurder verwerft, neemt hij de huurovereenkomst over en treedt hij, met behoud van de toepassing van het tweede lid, in alle rechten en verplichtingen van de overdrager van de huurovereenkomst.
De overgangsperiode en de berekening van de huurprijs tijdens die overgangsperiode, vermeld in artikel 7.51, § 2, zijn van toepassing.
Artikel 6.59. ( 01/01/2023 - ... )
Dit artikel is niet van toepassing op de woningen die ingehuurd zijn door de verhuurder.
De huurlasten die ten laste van de huurder worden gelegd, zijn opgenomen in artikel 1, §1, van bijlage 27, die bij dit besluit is gevoegd. De kosten en vergoedingen die ten laste van de verhuurder vallen, zijn opgenomen in artikel 1, §2, van bijlage 27, die bij dit besluit is gevoegd.
De huurder betaalt de kosten en lasten, vermeld in artikel 1, §1, eerste lid, 1°, van bijlage 27, die bij dit besluit is gevoegd, met maandelijkse voorafbetalingen. De andere kosten en lasten worden betaald met maandelijkse voorafbetalingen of afbetalingen, zoals bepaald door de verhuurder in het interne huurreglement. Als basis voor de maandelijkse voorafbetalingen of afbetalingen wordt de meest recente jaarlijkse afrekening gehanteerd. De verhuurder kan de voorafbetalingen bijsturen als er een evolutie in de kosten of lasten in kwestie verwacht wordt, die hij duidelijk motiveert ten aanzien van de huurder.
De verhuurder bezorgt jaarlijks aan de huurder een overzicht van alle kosten en lasten die aan de huurder worden aangerekend. Dat overzicht omvat minimaal voor elke uitgavenpost:
1° de totale kostprijs die aan de huurders wordt toegewezen voor het afgelopen jaar, onderverdeeld volgens de belangrijkste onderdelen;
2° de aan de huurder toe te wijzen kostprijs;
3° in voorkomend geval de reeds betaalde voorafbetaling en het nog te betalen saldo;
4° de voorafbetaling of afbetaling die het komende jaar zal worden aangerekend.
De verhuurder stelt informatie over de verdeelsleutels die gehanteerd zijn om de kostprijs, vermeld in het vierde lid, 2°, te berekenen, ter beschikking van de huurder.
Artikel 6.60. ( 01/01/2024 - ... )
§1. De vergoeding, vermeld in artikel 6.25, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, is voor woningen die uitgerust zijn met een fotovoltaïsch zonne-energiesysteem, gelijk aan 90% van het product van het zelfverbruik van energie, vermeld in artikel 1.1.3, 139°/1 van het Energiedecreet , uitgedrukt in kWh, en het bedrag dat overeenkomt met het tweevoudig sociaal tarief nacht per kWh, inclusief btw, zoals periodiek bepaald door de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas.
Als de verhuurder de vergoeding, vermeld in het eerste lid, aanrekent met btw, wordt die vergoeding verminderd met het bedrag dat overeenkomt met de btw die de verhuurder aanrekent.
De minister kan het percentage, vermeld in het eerste lid, aanpassen, rekening houdend met de prijsevolutie van het tweevoudig sociaal tarief nacht en de afschrijving van de kosten, vermeld in artikel 6.25, derde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
In deze paragraaf wordt onder “Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas” verstaan: de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas, vermeld in artikel 2, 26°, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt.
§2. De eigenaar van het fotovoltaïsch zonne-energiesysteem registreert zich als netgebruiker, vermeld in artikel 1.1.3, 91°/1 van het Energiedecreet, op het injectiepunt, vermeld in artikel 1.1.3, 70° van het Energiedecreet. De opbrengst van de geïnjecteerde stroom komt de eigenaar toe.
Als de eigenaar van het fotovoltaïsch zonne-energiesysteem niet de verhuurder van de woning is, kunnen de eigenaar en de verhuurder in afwijking van het eerste lid andersluidende afspraken maken.
§3. Het zelfverbruik van energie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, is gelijk aan het verschil tussen de totale productieopbrengst en de geïnjecteerde productieopbrengst, en kan bepaald worden door het samen nemen van de gegevens verkregen via:
1° een gecertifieerd monitoringssysteem;
2° de digitale meter, vermeld in artikel 3.1.45 van het Energiebesluit van 19 november 2010;
3° de distributienetbeheerders.
§4. De verhuurder kan de opbrengsten, vermeld in artikel 6.25, derde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 geheel of gedeeltelijk op de volgende wijze aanwenden:
1° de huurders die geen genot hebben van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen als vermeld in artikel 1.1.3, 65°, van het Energiedecreet, een voordeel bieden;
2° bijkomende investeringen doen inzake hernieuwbare energie;
3° provisies voor toekomstige verliezen aanleggen.
De aangewende opbrengsten, vermeld in het eerste lid, worden niet verrekend met de investeringskosten, vermeld in artikel 6.25, derde lid, van dezelfde codex.
§5. De huurder betaalt de vergoeding, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, met maandelijkse voorafbetalingen of afbetalingen. De verhuurder werkt een specifieke regeling verder uit in het interne huurreglement.
Artikel 6.61. ( 22/07/2024 - ... )
§1. De waarborgregeling, vermeld in artikel 37 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, geldt voor de garantie van de naleving van de huurdersverplichtingen in het kader van dit boek. De basis voor de berekening van de waarborgsom is ofwel de basishuurprijs, voor de woningen die vallen onder het toepassingsgebied van deel 9, titel 1, hoofdstuk 1, van dit besluit, ofwel de contractuele huurprijs, voor de woningen die vallen onder het toepassingsgebied van deel 9, titel 1, hoofdstuk 2, van dit besluit.
In afwijking van het eerste lid heeft de huurder het recht om de waarborg met maandelijkse betalingen samen te stellen. In dat geval bedraagt de waarborg maximaal twee maanden de basishuurprijs voor de woningen die vallen onder het toepassingsgebied van deel 9, titel 1, hoofdstuk 1, van dit besluit, en twee maanden de contractuele huurprijs voor de woningen die vallen onder het toepassingsgebied van deel 9, titel 1, hoofdstuk 2, van dit besluit. De betalingen brengen intresten op voor de huurder tegen de intrestvoet, vermeld in paragraaf 2, tweede lid. Ten laatste als het bedrag van de waarborg volledig is samengesteld, wordt het bedrag op een geïndividualiseerde rekening van de huurder geplaatst.
§2. De verhuurder kan, in afwijking van paragraaf 1, beslissen dat de waarborg in zijn handen wordt gestort en niet wordt geplaatst op een geïndividualiseerde rekening op naam van de huurder. Als de verhuurder die keuze maakt, wordt dat opgenomen in het interne huurreglement.
In dat geval bedraagt de waarborg voor de woningen die vallen onder het toepassingsgebied van deel 9, titel 1, hoofdstuk 1, van dit besluit, maximaal twee maanden de basishuurprijs, vermeld in artikel 6.46, eerste lid, en voor de woningen die vallen onder het toepassingsgebied van deel 9, titel 1, hoofdstuk 2, van dit besluit, maximaal twee maanden de contractuele huurprijs, telkens met een maximum van 800 euro. De waarborg wordt verhoogd met de in de loop van de huurovereenkomst gekapitaliseerde intresten tegen een intrestvoet die minimaal gelijk is aan de creditrentevoet, vermeld in artikel 4.36, vierde lid.
De huurder heeft het recht om de waarborg met maandelijkse betalingen samen te stellen. De betalingen brengen intresten op voor de huurder tegen de intrestvoet, vermeld in het tweede lid.
De verhuurder bezorgt jaarlijks een overzicht van de door de huurder gestelde waarborg, verhoogd met de gekapitaliseerde intresten.
De verhuurder kan in het kader van een tijdelijke herhuisvesting of bij de beëindiging van de huurovereenkomst van de waarborg, vermeld in het eerste lid, verhoogd met de gekapitaliseerde intresten, alle sommen afhouden die de huurder hem verschuldigd is. De som die overblijft na de verrekening van alle bedragen die verschuldigd zijn aan de verhuurder, wordt aan de rechthebbende terugbetaald binnen drie maanden na de beëindiging van de huurovereenkomst, tenzij die termijn door de complexiteit van de bepaling van de vergoeding voor de vastgestelde schade niet haalbaar is. Als de verrekening van de kosten en lasten, vermeld in artikel 6.59, die via voorafbetaling zijn uitgevoerd, niet kan worden gemaakt binnen die termijn, kan de verhuurder, voor zover de huurder daarmee akkoord gaat, de verrekening doen op basis van een forfaitaire inschatting, die bevrijdend werkt, of hij kan de verrekening uitstellen tot op het ogenblik dat hij de algemene jaarlijkse afrekening van de voorafbetaalde kosten heeft gemaakt. In het laatste geval kan de verhuurder een deel van de waarborg in reserve houden en betaalt hij binnen een maand na de jaarlijkse afrekening het te veel betaalde terug aan de huurder.
De verhuurder bezorgt aan de huurder een gedetailleerd overzicht van de afgehouden bedragen, alsook de bewijsstukken.
§3. Als de huurder gebruik wil maken van het recht om de waarborg met maandelijkse betalingen samen te stellen, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, en paragraaf 2, derde lid, betaalt hij daarvoor een administratieve vergoeding van 10 euro. Het bedrag dat hij voor de aanvang van de huurovereenkomst moet betalen als eerste betaling om de waarborg samen te stellen, is minimaal gelijk aan de reële huurprijs voor de woningen die vallen onder het toepassingsgebied van deel 9, titel 1, hoofdstuk 1, van dit besluit en de helft van de contractuele huurprijs voor de woningen die vallen onder het toepassingsgebied van deel 9, titel 1, hoofdstuk 2, van dit besluit.
Het saldo van de waarborg, verhoogd met de administratieve vergoeding, vermeld in het eerste lid, betaalt hij in de achttien daaropvolgende maanden met gelijke bedragen aan de verhuurder. De maandelijkse betalingen doet hij tegelijkertijd met de betaling van de huurprijs en de huurlasten.
De huurder heeft de mogelijkheid om het saldo in een keer te betalen aan de verhuurder voordat de termijn van achttien maanden is afgelopen.
Als het bedrag dat de huurder heeft betaald aan de verhuurder ontoereikend is om de som van de huurprijs, huurlasten en betaling voor de samenstelling van de waarborg te betalen, wordt het betaalde bedrag eerst ingezet voor de maandelijkse betaling voor de samenstelling van de huurwaarborg. Het eventuele saldo wordt vervolgens voor de huurprijs en de huurlasten ingezet.
De voorwaarden en de betalingstabel worden opgenomen in een bijlage die bij de huurovereenkomst wordt gevoegd en die de huurder ondertekent voor kennisname. Het agentschap stelt een model van de bijlage ter beschikking gesteld.
Artikel 6.62. ( 01/01/2023 - ... )
In afwijking van artikel 6.61, § 1 en § 2, heeft de huurder het recht om de waarborg te vervangen door een schriftelijke garantie van het OCMW in afwachting van een eenmalige betaling door het OCMW van het volledige bedrag binnen achttien maanden na de ondertekening van de huurovereenkomst.
Artikel 6.63. ( 01/01/2021 - ... )
De waarborgen die in handen van de verhuurder zijn gestort ter uitvoering van huurovereenkomsten die werden afgesloten voor 1 januari 1985, brengen voor de huurder intresten op vanaf 1 januari 2008, tegen de minimale intrestvoet, vermeld in artikel 6.61, §2, tweede lid. Die intresten worden gekapitaliseerd tijdens de verdere duur van de overeenkomst.
De intresten op de waarborgen die in handen van de verhuurder werden gestort ter uitvoering van de huurovereenkomsten die zijn afgesloten vanaf 1 januari 1985, worden vanaf 1 januari 2001 gekapitaliseerd tijdens de verdere duur van de overeenkomst. Vanaf 1 januari 2008 bedraagt de toepasselijke intrestvoet minimaal de minimale intrestvoet, vermeld in artikel 6.61, §2, tweede lid.
Artikel 6.64. ( 01/01/2023 - ... )
Voor de tijdelijke opvang van alleenstaanden of gezinnen die in een noodsituatie verkeren, kan een gemeente, een intergemeentelijk samenwerkingsverband, een OCMW of een welzijnsvereniging de duurtijd van het woonrecht verkorten.
Artikel 6.65. ( 01/01/2024 - ... )
Ter uitvoering van artikel 6.30, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 wordt een woning als onderbezet beschouwd als het verschil tussen enerzijds het aantal slaapkamers van de woning en anderzijds het aantal huurders en gezinsleden in die woning, groter is dan één. Voor die berekening wordt het aantal huurders gelijkgesteld met één, tenzij de huurders wettelijk samenwonen maar geen partnerrelatie hebben. De wettelijke samenwoners die geen bloed- of aanverwanten zijn, bewijzen met een verklaring op erewoord dat ze geen partnerrelatie hebben.
De woning die wordt aangeboden, voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° de woning zou niet onderbezet zijn als de huurder met zijn gezinsleden de woning zou betrekken;
2° de woning ligt in een straal van vijftien kilometer van de onderbezette woning of in dezelfde gemeente als de onderbezette woning;
3° ...
Tussen de eerste weigering en het volgende aanbod van een andere woning moet een periode verlopen zijn van ten minste drie maanden.
De verhuurder kan ook een woning aanbieden die niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, 2°. De weigering van het aanbod geeft dan geen aanleiding tot de toepassing van artikel 6.27, § 2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. De verhuurder vermeldt dat in de aanbiedingsbrief.
De verhuurder vermeldt in zijn interne huurreglement op welke wijze hij de huurders van een onderbezette woning als vermeld in het eerste lid, zal begeleiden naar een woning die niet onderbezet zou zijn als de huurder met zijn gezinsleden de woning zou betrekken.
Artikel 6.66. ( 01/01/2023 - ... )
§1. Conform artikel 6.29, tweede lid, en artikel 6.30, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 kan de huurder de verhuurder verzoeken om de opzegging, vermeld in artikel 6.27, § 2, eerste lid, van de voormelde codex, in te trekken. De opzeggingsbrief vermeldt die mogelijkheid, de vorm waarin en de termijn waarin het verzoek moet worden ingediend.
Het verzoekschrift wordt op straffe van onontvankelijkheid met een aangetekende brief ingesteld binnen een vervaltermijn van zestig dagen vanaf de datum waarop de opzeggingstermijn ingaat. De datum van de afgifte op de post van het verzoekschrift geldt als datum van indiening van het verzoek.
De verhuurder beslist over het verzoekschrift en verzendt zijn beslissing met een aangetekende brief aan de huurder binnen een vervaltermijn van dertig dagen vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van de afgifte op de post van het verzoekschrift. Als de beslissing negatief is, vermeldt de brief op straffe van nietigheid de mogelijkheid, de vorm waarin en de termijn waarbinnen de huurder een gemotiveerd beroep kan instellen bij de toezichthouder tegen de beslissing van de verhuurder.
Als de beslissing niet is verzonden binnen de gestelde termijn, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd. De datum van de afgifte op de post van de beslissing geldt als datum van verzending.
§2. De huurder kan binnen een vervaltermijn van dertig dagen vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van de afgifte op de post van de aangetekende brief, vermeld in paragraaf 1, derde lid, een gemotiveerd beroep instellen bij de toezichthouder tegen de beslissing van de verhuurder, vermeld in paragraaf 1, derde lid. De datum van de afgifte op de post van het beroepschrift geldt als datum van indiening van het beroep.
Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld met een aangetekende brief. In het beroepschrift kan de huurder vragen om mondeling gehoord te worden. De huurder kan zich, in voorkomend geval, op de hoorzitting laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman of een huurdersbond of vertrouwenspersoon. In geval van een vertegenwoordiging door een huurdersbond of vertrouwenspersoon is een schriftelijk mandaat van de huurder nodig.
De opzeggingstermijn wordt geschorst vanaf de datum van indiening van het beroep tot de derde werkdag die volgt op de datum van de afgifte op de post van de beslissing van de toezichthouder die het beroep onontvankelijk of ontvankelijk maar ongegrond verklaart.
De toezichthouder verzendt zijn beslissing met een aangetekende brief gelijktijdig aan de huurder en verhuurder binnen een vervaltermijn van dertig dagen vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van de afgifte op de post van het aangetekende beroepschrift. Die vervaltermijn wordt verlengd tot zestig dagen als er op verzoek van de huurder een hoorzitting gehouden wordt.
Met een aangetekende brief, gelijktijdig gericht aan de huurder en de verhuurder, kan de toezichthouder de voormelde termijnen eenmalig verlengen met dertig dagen.
Als de beslissing niet is verzonden binnen de gestelde termijn, wordt het beroep geacht ingewilligd te zijn. De datum van de afgifte op de post van de beslissing geldt als datum van verzending.
Artikel 6.67. ( 01/01/2021 - ... )
Voorbehouden voor toekomstig gebruik.
Artikel 6.68. ( 01/01/2021 - ... )
Met aanbieder van niet rechtstreeks toegankelijke zorg of ondersteuning als vermeld in artikel 6.34, §2, tweede lid, 2°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 wordt de aanbieder bedoeld die vergund is conform artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap.
Artikel 6.69. ( 01/03/2022 - ... )
Als de huurovereenkomst van rechtswege wordt beëindigd wegens het overlijden van de langstlevende huurder, er geen bewoner over is en de woning niet ontruimd is bij de beëindiging van de huurovereenkomst, kan de verhuurder de sociale huurwoning zelf ontruimen en de persoonlijke bezittingen van de overleden bewoner opslaan.
Artikel 6.70. ( 01/01/2021 - ... )
Als de huurovereenkomst ontbonden wordt door wanprestatie van de huurder, betaalt de huurder een vergoeding die overeenstemt met de huurprijs gedurende de tijd die voor de wederverhuring nodig is, rekening houdend met de toewijzingsprocedure en het opnieuw in orde stellen voor een nieuwe verhuring, met behoud van de toepassing van de vergoeding van de schade die door wangebruik is veroorzaakt. Onder huurprijs wordt verstaan ofwel de basishuurprijs, voor de woningen die vallen onder het toepassingsgebied van deel 9, titel 1, hoofdstuk 1, ofwel de contractuele huurprijs, voor de woningen die vallen onder het toepassingsgebied van deel 9, titel 1, hoofdstuk 2.
Artikel 6.71. ( 08/05/2023 - ... )
§ 1. Een verhuurder kan een sociale huurwoning verhuren buiten het sociale huurstelsel aan een intermediaire instelling met het oog op de huisvesting van een bijzondere doelgroep als wordt aangetoond dat die verhuring niet rechtstreeks mogelijk is aan de kandidaat-huurder die behoort tot die doelgroep, via een toewijzingsreglement als vermeld in artikel 6.27.
§ 2. De verhuring is alleen mogelijk als de verhuurder voldoende motiveert waarom de verhuring binnen het sociale huurstelsel aan die doelgroep onmogelijk is.
De personen die behoren tot de bijzondere doelgroep, vermeld in paragraaf 1, beantwoorden aan de inschrijvingsvoorwaarden voor het onroerend bezit en het inkomen, vermeld in artikel 6.12, 6.13 en 6.14.
§ 3. In deze paragraaf wordt onder groepsgebouw verstaan een gebouw waar minstens een gemeenschappelijke ruimte is.
De huurprijs is gelijk aan de huurprijs die de onderhuurder moet betalen aan de intermediaire instelling conform de huurprijsberekening die van toepassing is op de woning. Als artikel 6.46 tot en met 6.55 van toepassing zijn, bezorgt de intermediaire instelling de gegevens van de onderhuurders die nodig zijn voor de huurprijsberekening, aan de verhuurder.
Als de onderverhuring van een woning, vermeld in het tweede lid, gedurende een bepaalde periode van het jaar onderbroken is door leegstand, wordt daarvoor gedurende die periode de huurprijs in aanmerking genomen die de laatst bekende onderhuurder moest betalen.
In afwijking van het tweede lid wordt de huurprijs voor een woning overeengekomen tussen de verhuurder en de intermediaire instelling als de woning door de intermediaire instelling wordt beschouwd als een groepsgebouw waarin verschillende onderhuurders onafhankelijk van elkaar kunnen huren. In ieder geval is de huurprijs kostendekkend. De huurprijs wordt jaarlijks geïndexeerd conform artikel 34 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018.
Artikel 6.72. ( 01/03/2022 - ... )
Een verhuurder kan een sociale huurwoning verhuren buiten het sociale huurstelsel aan een intermediaire instelling met het oog op de tijdelijke opvang van personen die in een noodsituatie verkeren, voor zover die opvang niet langer dan zes maanden duurt. Als de intermediaire instelling motiveert dat er uitzonderlijke omstandigheden zijn, kan de opvang worden verlengd.
De huurprijs wordt overeengekomen tussen de verhuurder en de intermediaire instelling. De huurprijs mag niet hoger zijn dan de marktwaarde, vermeld in artikel 6.46, en niet lager dan de helft van de marktwaarde. In ieder geval is de huurprijs kostendekkend. De huurprijs wordt jaarlijks geïndexeerd conform artikel 34 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018.
Artikel 6.73. ( 01/03/2022 - ... )
Een verhuurder kan een sociale huurwoning verhuren buiten het sociale huurstelsel aan een intermediaire instelling met het oog op het onderbrengen van gemeenschapsvoorzieningen in het kader van de leefbaarheid.
De huurprijs wordt overeengekomen tussen de verhuurder en de intermediaire instelling. De huurprijs mag niet hoger zijn dan de marktwaarde, vermeld in artikel 6.46, en niet lager dan de helft van de marktwaarde. In ieder geval is de huurprijs kostendekkend. De huurprijs wordt jaarlijks geïndexeerd conform artikel 34 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018.
Artikel 6.74. ( 08/05/2023 - ... )
§ 1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:
1° bewoner: de natuurlijke persoon, vermeld in artikel 6.36, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° huurder: naargelang het geval de leegstandsbeheerder of de bewoner;
3° leegstandsbeheerder: openbare besturen, welzijns- of gezondheidsvoorziening of organisaties die de Vlaamse Regering daarvoor erkent als vermeld in artikel 6.36, § 2, van de voormelde codex;
4° verhuurder: naargelang het geval de verhuurder, vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 6°, of de leegstandsbeheerder.
Artikel 8, eerste lid, 7°, artikel 10, 13, 16 tot en met 24 en artikel 35 en 36 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018 zijn niet van toepassing op de verhuringen, vermeld in artikel 6.36, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Op de verhuringen, vermeld in het tweede lid, zijn de volgende specifieke bepalingen van toepassing:
1° de huurovereenkomst wordt gesloten voor een duur van minstens zes maanden tenzij de leegstandsbeheerder zelf maar voor een kortere periode over de woning kan beschikken, in welk geval de duur van de huurovereenkomst de periode bedraagt waarover de leegstandsbeheerder over de woning beschikt;
2° de huurovereenkomst wordt telkens verlengd onder dezelfde voorwaarden als geen van de partijen ten minste drie maanden vóór de vervaldag een opzegging heeft gedaan;
3° de partijen kunnen de huurovereenkomst op ieder tijdstip beëindigen zonder motivering en zonder opzeggingsvergoeding met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden. De bewoner kan de huurovereenkomst op ieder tijdstip beëindigen zonder motivering en zonder opzeggingsvergoeding met inachtneming van een opzeggingstermijn van een maand;
4° zolang de huurovereenkomst niet geregistreerd is na de termijn van twee maanden, vermeld in artikel 32, 5°, van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten, is de opzeggingstermijn, vermeld in punt 3°, niet van toepassing als de huurder de huurovereenkomst opzegt. De huurder brengt de verhuurder op de hoogte van de opzegging, die ingaat op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de opzegging werd gedaan;
5° de kosten en de lasten die de verhuurder aan de huurder wil aanrekenen, zijn inbegrepen in de huurprijs of worden afzonderlijk aangerekend op basis van vaste bedragen.
Voor de huurovereenkomst die gesloten is tussen een verhuurder en een bewoner, kan de minister een maximale huurprijs inclusief en exclusief kosten en lasten en een maximaal bedrag voor kosten en lasten vaststellen.
Als de verhuurder, vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 6°, de hoofdhuurovereenkomst beëindigt, moet de leegstandsbeheerder uiterlijk de vijftiende dag na ontvangst van de opzegging een afschrift daarvan aan de bewoner betekenen en hem ervan op de hoogte brengen dat de onderverhuring op dezelfde dag als de hoofdhuurovereenkomst beëindigd wordt.
Als de leegstandsbeheerder voor het verstrijken van de overeengekomen termijn de hoofdhuurovereenkomst beëindigt, moet hij de bewoner een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden geven en de bewoner een afschrift bezorgen van de opzegging die hij aan de verhuurder richt.
§ 2. Om als organisatie als vermeld in artikel 6.36, § 2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 erkend te kunnen worden en te blijven, moet de organisatie aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° over voldoende ervaring beschikken op het vlak van tijdelijk beheer van leegstaande woningen;
2° rechtspersoonlijkheid bezitten;
3° geen strafrechtelijke veroordelingen opgelopen hebben in de voorbije vijf jaar voorafgaand aan de erkenningsaanvraag;
4° als de zetel van de organisatie niet in het Vlaamse Gewest ligt, beschikken over een secretariaat in het Vlaamse Gewest en gedurende ten minste twee uur per werkdag voor advies ter plaatse, telefonisch en per e-mail beschikbaar zijn;
5° handelen conform de bepalingen van artikel 6.36, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en paragraaf 1;
6° bewoners selecteren conform de doelstellingen, vermeld in artikel 5 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid;
7° alleen woningen voor bewoning aanbieden waarvoor een conformiteitsattest als vermeld in artikel 3.6 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, is afgegeven. Dat conformiteitsattest wordt binnen drie maanden voor de eerste huurovereenkomst aan een bewoner afgeleverd;
8° jaarlijks uiterlijk in mei een verslag opmaken over de werking het voorbije jaar.
§ 3. De organisatie dient haar aanvraag tot erkenning in bij de minister op het postadres of het mailadres van het agentschap, dat het agentschap vermeldt op zijn website. De organisatie gebruikt het model van het aanvraagformulier dat het agentschap ter beschikking stelt via zijn website. Het agentschap bepaalt welke stukken de aanvrager moet bijvoegen.
Als het aanvraagdossier onvolledig is, brengt het agentschap de aanvrager daarvan op de hoogte.
De minister neemt een beslissing over de erkenningsaanvraag binnen zestig kalenderdagen na de ontvangst van het volledige aanvraagdossier.
De erkenning geldt voor vijf jaar vanaf de datum van het ministeriële erkenningsbesluit.
De minister kan de erkenning, vermeld in paragraaf 2, opheffen als de organisatie niet langer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in paragraaf 2, voor zover de organisatie na ingebrekestelling en aanmaning om haar verplichtingen binnen de opgelegde termijn na te komen, verzuimt om dat te doen. De opgelegde termijn bedraagt maximaal drie maanden.
Artikel 6.74/1. ( 01/03/2022 - ... )
Een verhuurder kan een sociale huurwoning verhuren buiten het sociale huurstelsel aan huisbewaarders.
De huurprijs voor de woningen wordt berekend en aangepast conform de huurprijsberekening die van toepassing is op de woning.
Artikel 6.74/2. ( 01/03/2022 - ... )
Een verhuurder kan een sociale huurwoning verhuren buiten het sociale huurstelsel aan personen met een ondersteunende functie die de leefbaarheid en sociale veiligheid kunnen bevorderen.
De huurprijs voor de woningen wordt berekend en aangepast conform de huurprijsberekening die van toepassing is op de woning.
Artikel 6.74/3. ( 01/03/2022 - ... )
Als er geen andere geschikte lokalen in de directe omgeving beschikbaar zijn, kan een verhuurder in het kader van de bewonersparticipatie in de sociale huisvesting een woning voor dat doeleinde ter beschikking stellen. De vergoeding voor de terbeschikkingstelling is maximaal gelijk aan de marktwaarde, vermeld in artikel 6.46, eerste lid.
Artikel 6.75. ( 01/03/2022 - ... )
Maximaal 1% van het patrimonium van de verhuurder mag buiten het sociale huurstelsel worden verhuurd. De volgende verhuringen worden niet meegerekend voor dat percentage:
1° de verhuring, vermeld in artikel 6.72, als die uitsluitend gebeurt met het oog op de opvang van dak- en thuislozen tijdens de winterperiode, vermeld in artikel 14, § 1, van het samenwerkingsakkoord van 12 mei 2014 inzake dak- en thuisloosheid, waarbij de termijn van zes maanden niet overschreden mag worden;
2° de verhuring voor het doeleinde, vermeld in artikel 6.74;
3° de verhuring vermeld in artikel 6.74/2.
Maximaal 3% van het patrimonium van de verhuurder op wijkniveau komt in aanmerking voor verhuring als vermeld in artikel 6.74/2.
Artikel 6.76. ( 01/01/2021 - ... )
De toezichthouder is bevoegd om de administratieve maatregelen, vermeld in boek 6, deel 12, titel 2, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, op te leggen aan de verhuurder of de huurder die de bepalingen van dit boek, boek 6 van de voormelde codex, of de verplichtingen die zijn opgenomen in de huurovereenkomst, niet naleeft.
De beslissing tot het opleggen van de administratieve maatregel wordt schriftelijk bekendgemaakt aan de verhuurder of de huurder, tenzij de maatregel zo spoedeisend is dat de beslissing niet tevoren op schrift kan worden gesteld. In dat geval zorgt de toezichthouder ervoor dat de maatregel zo spoedig mogelijk schriftelijk wordt meegedeeld.
Er kunnen geen andere administratieve maatregelen worden bevolen dan de maatregelen die nodig zijn om de inbreuk te beëindigen, de gevolgen ervan geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken of herhaling ervan te voorkomen. De kosten voor de voorbereiding en de uitvoering van de administratieve maatregel moeten worden gedragen door de persoon die de inbreuk heeft gepleegd.
Als de persoon die administratieve maatregelen kreeg opgelegd, ze niet uitvoert binnen de vastgestelde termijn, kunnen ze worden uitgevoerd door de toezichthouder. De toezichthouder kan daarbij een beroep doen op derden.
De beslissing van de toezichthouder bevat:
1° een vermelding van de bepalingen, voorschriften of verplichtingen waarop een inbreuk is gepleegd;
2° een overzicht van de vastgestelde feiten;
3° een nauwkeurige omschrijving van de werken, handelingen of activiteiten die door of op kosten van de partij die de inbreuk heeft gepleegd, moeten worden stopgezet of uitgevoerd;
4° de termijn waarbinnen de werken, handelingen of activiteiten moeten worden uitgevoerd of stopgezet;
5° een vermelding dat het uitvoeren of stopzetten van de werken, handelingen of activiteiten gebeurt op kosten van de partij die de inbreuk heeft gepleegd;
6° de beroepsmogelijkheden.
Artikel 6.77. ( 01/01/2021 - ... )
§1. De toezichthouder is bevoegd om de administratieve geldboete, vermeld in artikel 6.43 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, op te leggen.
§2. De beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete bevat minstens:
1° de vermelding van de huurdersverplichtingen die niet zijn nagekomen;
2° de vaststelling van de feiten die aanleiding geven tot het opleggen van de administratieve geldboete;
3° het bedrag van de opgelegde administratieve geldboete en de elementen die in aanmerking zijn genomen om dat bedrag te bepalen;
4° de termijn waarbinnen de administratieve geldboete moet worden voldaan;
5° de vermelding van de mogelijkheid om de administratieve geldboete te betwisten en om te verzoeken om een kwijtschelding, vermindering of uitstel van betaling, vermeld in artikel 6.46 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, en de melding dat de huurder schriftelijk om een hoorzitting kan verzoeken als vermeld in artikel 6.46 van de voormelde codex;
6° de melding dat de huurder zich, in voorkomend geval, op de hoorzitting kan laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman of een huurdersbond of vertrouwenspersoon. In geval van een vertegenwoordiging door een huurdersbond of vertrouwenspersoon is een schriftelijk mandaat van de huurder nodig;
7° in voorkomend geval de melding van de termijn waarbinnen de huurdersverplichting alsnog moet zijn nagekomen. Die termijn mag maximaal één jaar zijn voor de huurdersverplichtingen, vermeld in artikel 6.20, eerste lid, 5° en 6°, van de voormelde codex.
De toezichthouder bepaalt, in voorkomend geval, de dag waarop de overtreder uitgenodigd wordt om zijn zaak mondeling te verdedigen. De toezichthouder maakt een verslag van de hoorzitting.
De beslissing over het verzoek, vermeld in artikel 6.46 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, in voorkomend geval met herziening van het bedrag, bevat minstens:
1° de vermelding van de huurdersverplichtingen die niet zijn nagekomen;
2° de vaststelling van de feiten die aanleiding geven tot het opleggen van de administratieve geldboete;
3° de beoordeling van de verweermiddelen van de huurder;
4° het bedrag van de opgelegde administratieve geldboete en de elementen die in aanmerking zijn genomen om dat bedrag te bepalen;
5° de termijn waarbinnen de administratieve geldboete moet worden voldaan;
6° de beroepsmogelijkheid, vermeld in artikel 6.47 van de voormelde codex.
§3. Bij het vaststellen van het bedrag van de administratieve geldboete houdt de toezichthouder onder andere rekening met:
1° de ernst van de tekortkoming in de verplichtingen als huurder;
2° de weigering van begeleidingsmaatregelen die zijn aangeboden door de verhuurder;
3° de duur van het verzuim om te voldoen aan de verplichtingen als huurder;
4° het aantal aanmaningen dat de huurder heeft ontvangen met betrekking tot het verzuim in zijn verplichtingen als huurder;
5° de herhaling van tekortkomingen in de verplichtingen als huurder;
6° de samenloop van tekortkomingen in de verplichtingen als huurder;
7° verzachtende omstandigheden;
8° de voortdurende of tijdelijke, algehele of gedeeltelijke onmogelijkheid om aan de verplichtingen als huurder te voldoen.
§4. Het verzoekschrift om de administratieve geldboete te betwisten en om kwijtschelding, vermindering of uitstel van betaling van de administratieve geldboete te vragen, vermeld in artikel 6.46 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, wordt gericht aan de leidend ambtenaar van de entiteit waartoe de toezichthouders behoren. De leidend ambtenaar van de entiteit waartoe de toezichthouders behoren, wijst de toezichthouder aan die een beslissing neemt over het verzoek. De toezichthouder die een beslissing neemt over het verzoek, kan niet dezelfde toezichthouder zijn als de toezichthouder die de administratieve geldboete heeft opgelegd.
§5. De toezichthouder verklaart het verzoekschrift onontvankelijk als:
1° er geen verweermiddelen in het verzoekschrift worden vermeld;
2° de naam en het adres van de indiener niet zijn meegedeeld.
Artikel 6.78. ( 01/01/2021 - ... )
De leidend ambtenaar van de entiteit die bevoegd is voor het toezicht op het sociale huurstelsel wordt aangewezen als gemachtigde voor het viseren en uitvoerbaar verklaren van de dwangbevelen, vermeld in artikel 6.51, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Hij kan die bevoegdheid verder delegeren. Hij wijst ook de ambtenaren aan die belast zijn met de uitvaardiging van het dwangbevel.
Artikel 6.79. ( 01/01/2024 - ... )
...
Artikel 7.1. ( 15/06/2021 - ... )
In artikel 5.155, §1, van dit besluit wordt het vierde lid vervangen door wat volgt:
“Het bedrag van 320.000 euro, vermeld in het derde lid, wordt verhoogd met 15% als de woning gelegen is in een gemeente die is opgenomen in cluster 1 of cluster 2 van de lijst die is opgenomen in bijlage 19, die bij dit besluit is gevoegd.”.
Artikel 7.2. ( 01/01/2021 - ... )
In artikel 3, tweede lid, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Wonen-Vlaanderen, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012, wordt de zinsnede “opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 oktober 2010 tot vaststelling van de aanvullende voorwaarden en de procedure voor de erkenning als sociale huisvestingsmaatschappij en tot vaststelling van de procedure voor de beoordeling van de prestaties van sociale huisvestingsmaatschappijen” vervangen door de zinsnede “vermeld in boek 4, deel 1, titel 3, hoofdstuk 1, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021”.
Artikel 7.3. ( 01/01/2021 - ... )
In artikel 3, §2, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de declaratieve attestering van het bestaan, het niet-bestaan of het verval van het woonrecht in de zin van artikel 5.4.3 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de zinsnede “binnen de termijnen van 36 respectievelijk 12 maanden, vermeld in artikel 12, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 oktober 1998 betreffende de kwaliteitsbewaking, het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht op woningen” wordt vervangen door de zinsnede “conform het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021”;
2° de zin “De vrijstellingsregeling van artikel 12, § 2, van voormeld besluit van de Vlaamse Regering wordt hier buiten toepassing gelaten.” wordt opgeheven.
Artikel 7.4. ( 01/01/2021 - ... )
In artikel 1.1.1, §2, 99°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, wordt de zinsnede “het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012 houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren” vervangen door de zinsnede “boek 4, deel 1, titel 4, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021”.
Artikel 7.5. ( 01/01/2021 - ... )
In artikel 18 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2012 betreffende de groepen van assistentiewoningen wordt de zinsnede “het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2007 tot instelling van een tegemoetkoming in de huurprijs voor woonbehoeftige huurders gelijkgesteld met een huurovereenkomst als vermeld in artikel 1, 4°, van dat besluit” vervangen door de zinsnede “boek 5, deel 5, titel 1, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, gelijkgesteld met een huurovereenkomst als vermeld in artikel 5.163, eerste lid, 3°, van het voormelde besluit”.
Artikel 7.6. ( 01/01/2021 - ... )
In artikel 1.1.0.0.1, eerste lid, van het Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2017, wordt de zinsnede “het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen” vervangen door de zinsnede “boek 3 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021”.
Artikel 7.7. ( 01/01/2021 - ... )
In artikel 3.1.0.0.2, eerste lid, 1° en 2°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2017, wordt de zinsnede “artikel 15, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen” vervangen door de zinsnede “artikel 3.16, tweede lid, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021”.
Artikel 7.8. ( 01/01/2021 - ... )
In artikel 12, eerste lid, 2° en 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 16 juni 1998 tot aanmoediging van projecten inzake het zelfstandig wonen van personen met een fysieke handicap in sociale woonwijken en het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode wordt de zinsnede “artikel 1, eerste lid, 28° bis, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelstel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode” vervangen door de zinsnede “artikel 1.2, eerste lid, 137°, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021”.
Artikel 7.9. ( 01/01/2021 - ... )
In artikel 13, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode” vervangen door de zinsnede “artikel 6.8 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021”.
Artikel 7.10. ( 01/01/2021 - ... )
In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 ter uitvoering van het Vlaams Woninghuurdecreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de inleidende zin wordt de zinsnede “bijlage 1 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen” vervangen door de zinsnede “bijlage 4 en 5 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021”;
2° in punt 1° wordt de zinsnede “categorie III” vervangen door de zinsnede “categorie II”;
3° punt 2° wordt vervangen door wat volgt:
“2° gebreken van categorie III.”.
Artikel 7.11. ( 01/01/2021 - ... )
De volgende regelingen worden opgeheven:
1° het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1983 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de toelating wordt verstrekt aan de coöperatieve vennootschap “Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen”, tot het aangaan van leningen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 juni 2006, 12 maart 2010, 9 september 2016 en 7 december 2018;
2° het besluit van de Vlaamse regering van 7 april 1998 houdende de afbakening van woonvernieuwings- en woningbouwgebieden, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 25 juli 2000, 30 juni 2006, 24 februari 2017 en 28 juni 2019;
3° het besluit van de Vlaamse regering van 6 oktober 1998 betreffende het recht van voorkoop, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019;
4° het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 houdende de voorwaarden waaronder kredietmaatschappijen erkend kunnen worden en ter bepaling van de kredietinstellingen erkend door de Vlaamse Regering, ter uitvoering van artikel 78 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017;
5° het besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 2004 ter uitvoering van de bepalingen over de oprichting en de organisatie van het Garantiefonds voor Huisvesting in het kader van PPS-projecten sociale huisvesting, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 29 november 2006 en bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 en 27 november 2015;
6° het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2005 houdende de regeling inzake het beheer van de eigen middelen van de sociale huisvestingsmaatschappijen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 juni 2006;
7° het besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2005 betreffende de aanwending van de kapitalen van het Fonds B2 door het Vlaams Woningfonds, ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2019;
8° het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 houdende de regeling van de rechtsopvolging van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij naar aanleiding van de omvorming ervan tot het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en houdende de toewijzing van de goederen, de rechten en verplichtingen van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en van de afdeling Gesubsidieerde Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, wat het beleidsveld woonbeleid betreft, aan de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en aan het Vlaams Ministerie van Omgeving, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017;
9° het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2019;
10° het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 houdende de erkenning en subsidiëring van huurdersorganisaties, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2020;
11° het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2007 tot instelling van een tegemoetkoming in de huurprijs voor woonbehoeftige huurders, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019;
12° het besluit van de Vlaamse Regering van 29 juni 2007 houdende de voorwaarden betreffende sociale leningen met Gewestwaarborg voor het bouwen, kopen, verbouwen of behouden van woningen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019;
13° het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 houdende bepaling van de inwerkingtreding van het decreet van 7 juli 2006 houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de versterking van het instrumentarium woonkwaliteitsbewaking en houdende bepaling van de in dat kader te verlenen bevoegdheden, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016;
14° het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2020;
15° het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juni 2008 betreffende de verzekering gewaarborgd wonen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 november 2010, 24 februari 2017 en 24 mei 2019;
16° het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 houdende de facultatieve subsidiëring van sociale huisvestingsmaatschappijen voor de vervanging van oude individuele verwarmingstoestellen door hoogrendementskachels of door centrale verwarming met condenserende ketels, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010;
17° het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 houdende de facultatieve subsidiëring van sociale huisvestingsmaatschappijen voor proefprojecten sociale passiefwoningen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012;
18° het besluit van de Vlaamse Regering van 22 oktober 2010 tot vaststelling van de aanvullende voorwaarden en de procedure voor de erkenning als sociale huisvestingsmaatschappij en tot vaststelling van de procedure voor de beoordeling van de prestaties van sociale huisvestingsmaatschappijen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 2017;
19° het Monitoringbesluit van 10 november 2011, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 februari 2017;
20° het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2011 houdende de subsidiëring van sociale huisvestingsmaatschappijen voor uitgaven met betrekking tot rationeel energiegebruik en groene warmte, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 januari 2014, 2 oktober 2015, 23 december 2016 en 30 november 2018;
21° het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011 houdende de organisatie van het toezicht, vermeld in artikel 29bis van de Vlaamse Wooncode, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 januari 2014, 15 juli 2016, 24 februari 2017 en 30 november 2018;
22° het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2012 tot vaststelling van nadere regels voor de bijdragen van de sociale woonactoren in de financiering van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 2017;
23° het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot bepaling van de nadere regeling met betrekking tot het Rollend Grondfonds, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018;
24° het besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012 tot instelling van een tegemoetkoming voor kandidaat-huurders, het laatst gewijzigd bij het besluit van 24 mei 2019;
25° het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2012 houdende de erkennings- en subsidievoorwaarden voor de ondersteuningsstructuur voor de initiatieven ter bevordering van de positie van de kandidaat-huurders en huurders op de private huurmarkt en in de sociale huisvesting, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 18 december 2015, 24 februari 2017 en 14 februari 2020;
26° het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012 houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2020;
27° het Financieringsbesluit van 21 december 2012, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 mei 2019;
28° het Fundingbesluit van de VMSW van 21 december 2012, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 9 september 2016 en 24 februari 2017;
29° het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019;
30° het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 houdende de voorwaarden waaronder de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds bijzondere sociale leningen aan particulieren kunnen toestaan, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2020;
31° het besluit van de Vlaamse Regering van 18 oktober 2013 tot reglementering van de verhuring van bescheiden huurwoningen van sociale huisvestingsmaatschappijen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 en 10 mei 2019;
32° het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 betreffende de vrijstelling van de adviesverplichting in de procedures ongeschikt-, onbewoonbaar- en overbewoondverklaring van een woning, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012 houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017;
33° het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 tot bepaling van de nadere regels met betrekking tot de beheeraspecten van sociale huisvestingsmaatschappijen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 oktober 2010 tot vaststelling van de aanvullende voorwaarden en de procedure voor de erkenning als sociale huisvestingsmaatschappij en tot vaststelling van de procedure voor de beoordeling van de prestaties van sociale huisvestingsmaatschappijen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, 27 oktober 2017 en 10 mei 2019;
34° het besluit van de Vlaamse Regering van 8 mei 2015 houdende installatie van het Vlaams Financieringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant;
35° het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de subsidiëring van de verwerving, de inrichting, de renovatie en de uitbreiding van terreinen voor woonwagenbewoners, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017 en 29 september 2017;
36° het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2016 houdende de financiering van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 en 17 mei 2019;
37° het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2017 tot vaststelling van nadere regels voor de gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de specifieke inhaalbeweging, vermeld in artikel 4.1.4, § 2, derde lid, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;
38° het Procedurebesluit Wonen van 14 juli 2017, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2019;
39° het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 2017 tot betoelaging van de eventuele nadelige financiële gevolgen voor een sociale huisvestingsmaatschappij, ten gevolge van een herstructurering en tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering over de werking en financiering van de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van het decreet van 28 april 2017 houdende de invoering van begeleidende maatregelen ter bevordering van de performante werking van de sociale woonorganisaties, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2020;
40° het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2018 over het lokaal woonbeleid, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 februari 2019;
41° het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 tot instelling van een huurwaarborglening, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 mei 2019 en 24 mei 2019;
42° het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 tot instelling van een tegemoetkoming in de kosten bij de renovatie of verbetering van een bestaande woning of bij de realisatie van een nieuwe woning;
43° het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 tot instelling van een aanpassingspremie voor woningen;
44° het besluit van de Vlaamse Regering van 8 februari 2019 tot uitvoering van diverse bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en tot versterking van de SVK-werking, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2020;
45° het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019 tot instelling van een tegemoetkoming aan het OCMW ter bestrijding van uithuiszettingen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 2020;
46° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019 betreffende het sociaal beheer van woningen;
47° het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2019 houdende de erkenning en subsidiëring van verhuurdersorganisaties, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2020;
48° het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2019 betreffende de woningkwaliteitsbewaking;
49° het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2020 tot vaststelling van de wijziging van de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen voor de realisatie en instandhouding van sociale woningen en voor de infrastructuuraanleg voor sociale woonprojecten.
Artikel 7.12. ( 01/01/2021 - ... )
Met ingang van 1 januari 2021 is de afgifte van een conformiteitsattest als vermeld in boek 3, deel 4, of een besluit over de ongeschikt-, onbewoonbaar- of overbewoondverklaring als vermeld in boek 3, deel 6, alleen geldig als het gebaseerd is op een conformiteitsonderzoek als vermeld in boek 3, deel 3, dat vanaf 1 januari 2021 is uitgevoerd.
Artikel 7.13. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 7.33. ( 01/01/2021 - ... )
Voor geldbeleggingen die zijn aangegaan voor 16 februari 2013, blijft artikel 4, 7°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 houdende de voorwaarden waaronder kredietmaatschappijen erkend kunnen worden en ter bepaling van de kredietinstellingen erkend door de Vlaamse Regering, ter uitvoering van artikel 78 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zoals van kracht op 15 februari 2013, van toepassing.
Artikel 7.14. ( 01/01/2021 - ... )
Voor sociale kavels en middelgrote kavels waarvoor de vergunning is aangevraagd voor 15 december 2013, gelden de oppervlaktenormen voor sociale kavels en middelgrote kavels, vermeld in artikel 5 en 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode, zoals van kracht voor 15 december 2013.
Artikel 7.15. ( 01/01/2021 - ... )
Als een middelgrote koopwoning vóór 24 april 2017 opgenomen is in een voorontwerp dat gunstig geadviseerd is door de VMSW, overeenkomstig het Procedurebesluit van 25 oktober 2013, blijven artikel 3, §4 en §6, artikel 7, 8, artikel 1 tot en met 4 van bijlage IV van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode, zoals van kracht vóór 24 april 2017, van toepassing.
Als een middelgrote kavel vóór 24 april 2017 opgenomen is in een ontwerp van verkavelingsplan waarbij de aanvraag van de verkavelingsvergunning al is ingediend, blijven artikel 3, §4 en §6, artikel 7, artikel 1 tot en met 4 van bijlage IV, hoofdstuk 4 van bijlage V en hoofdstuk 3 van bijlage VI van het besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in het eerste lid, zoals van kracht vóór 24 april 2017, van toepassing.
Voor de personen die met toepassing van het eerste lid een sociale koopwoning of sociale kavel krijgen toegewezen, geldt de onroerende eigendomsvoorwaarde voor het in aanmerking komen voor een sociale lening, vermeld in artikel 5.124 van dit besluit, niet.
Artikel 7.16. ( 25/04/2022 - ... )
De huurder die op 24 april 2017 voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 43 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zoals van kracht vóór 24 april 2017, kan zijn aankooprecht uitoefenen tot en met 31 december 2021.
Als de huurder de woning wil aankopen, meldt hij dat aan de woonmaatschappij vóór de datum, vermeld in het eerste lid. Met de melding wordt alleen rekening gehouden als de melding wordt gedaan met een beveiligde zending als vermeld in artikel 5.216, eerste lid, 1°, van dit besluit, of op elektronische wijze, als dat een ontvangstbewijs van de geadresseerde oplevert.
Voor de verkopen die plaatsvinden met toepassing van dit artikel, gelden artikel 43 van het voormelde decreet, zoals van kracht vóór 24 april 2017, artikel 9 en 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode en hoofdstuk III van bijlage III van het voormelde besluit, zoals van kracht vóór 24 april 2017.
Artikel 7.17. ( 01/01/2021 - ... )
Hoofdstuk 2 en 3 van bijlage V en hoofdstuk 1 en 2 van bijlage VI van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode, zoals van kracht vóór 24 april 2017, blijven van toepassing op:
1° de eenzijdige beloften van aankoop van sociale koopwoningen, sociale kavels en de onderhandse verkoopovereenkomsten van sociale huurwoningen die zijn gesloten vóór 24 april 2017;
2° de authentieke verkoopakten van sociale koopwoningen, sociale kavels en sociale huurwoningen die zijn gesloten vóór 24 april 2017;
3° de eenzijdige beloften van aankoop en de authentieke verkoopakten van sociale koopwoningen en sociale kavels die zijn gesloten na 24 april 2017, waarvoor een subsidie is verleend krachtens:
a) artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992;
b) artikel 38, §1, eerste lid, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015;
c) hoofdstuk II of III van titel VI van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015;
d) artikel 80 van de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970 en bekrachtigd bij de wet van 2 juli 1971, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van artikel 103, §1, 6°, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;
e) artikel 94 en 95 van de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970 en bekrachtigd bij de wet van 2 juli 1971, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van artikel 103, § 1, 6°, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
Artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 houdende de voorwaarden waaronder de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds bijzondere sociale leningen aan particulieren kunnen toestaan, zoals van kracht vóór 24 april 2017, blijft van toepassing op de leningen die worden gesloten voor sociale koopwoningen die voldoen aan een van de volgende voorwaarden:
1° de eenzijdige beloften van aankoop zijn gesloten vóór 24 april 2017;
2° de eenzijdige beloften van aankoop en de authentieke verkoopakten zijn gesloten na 24 april 2017, waarvoor een subsidie werd verleend krachtens:
a) artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992;
b) artikel 69 tot en met 71 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zoals van kracht voor de inwerkingtreding van het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015;
c) artikel 80 van de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970 en bekrachtigd bij de wet van 2 juli 1971, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van artikel 103, §1, 6°, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;
d) artikel 94 en 95 van de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970 en bekrachtigd bij de wet van 2 juli 1971, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van artikel 103, § 1, 6°, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;
3° de eenzijdige beloften van aankoop en de authentieke verkoopakten zijn gesloten na 24 april 2017, en ze kwamen in aanmerking voor een subsidie krachtens 91, eerste lid, 1°, 2° en 3°, van het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, zoals gewijzigd bij het decreet van 14 oktober 2016.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op woningen die na de uitoefening van een recht van wederinkoop opnieuw te koop worden aangeboden.
Artikel 7.18. ( 25/04/2022 - ... )
Voor de koper van een sociale koopwoning of een sociale kavel als vermeld in artikel 7.17, eerste lid, van dit besluit, of, bij het overlijden van de koper, een van de erfgenamen die een zakelijk recht om de woning te bewonen, heeft geërfd, gelden de verbintenissen, vermeld in artikel 1 en 2 van bijlage 24, die bij dit besluit is gevoegd.
Artikel 7.19. ( 25/04/2022 - ... )
Voor de kandidaat-kopers die zijn ingeschreven vóór 1 september 2019, gelden de onroerende bezitsvoorwaarden voor de toewijzing van een sociale koopwoning of een sociale kavel, vermeld in artikel 3, §1, eerste en tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode, zoals van kracht vóór 1 september 2019, nog gedurende een jaar na 1 september 2019. Als de koper daarvoor gegronde redenen kan aanvoeren, kan hij de verkoper verzoeken om de termijn van een jaar te verlengen.
Voor de kandidaat-kopers die zijn ingeschreven vóór 1 september 2019, en voor wie de uitzonderingen, vermeld in artikel 3, §6, eerste lid, 1°, 4° en 5° van het besluit, vermeld in het eerste lid, zoals van kracht vóór 1 september 2019, zijn toegepast, blijven de uitzonderingen ook gelden bij de toewijzing van de sociale koopwoning of sociale kavel. De kandidaat-kopers moeten in dat geval de woning of het perceel, bestemd voor woningbouw, waarvoor de uitzondering gold, verkopen op de vrije markt of aan een woonmaatschappij binnen een jaar vanaf de datum waarop de aankoopakte verleden is.
Voor de kandidaat-kopers die zijn ingeschreven vóór 1 september 2019, en voor wie de verhoogde inkomensgrenzen, vermeld in artikel 3, §1, tweede lid, van het besluit, vermeld in het eerste lid, zoals van kracht vóór 1 september 2019, zijn toegepast, blijven die verhoogde inkomensgrenzen ook gelden bij de toewijzing van de sociale koopwoning of sociale kavel.
Voor de personen die met toepassing van het eerste, tweede of derde lid een sociale koopwoning of sociale kavel krijgen toegewezen, geldt de onroerende eigendomsvoorwaarde voor het in aanmerking komen voor een sociale lening, vermeld in artikel 5.124 van dit besluit niet.
Artikel 7.19/1. ( 01/01/2021 - ... )
Ontleners kunnen de leningen die de VMSW heeft toegekend op basis van reglementeringen die voorafgingen aan de invoering van het Algemeen reglement van de leningen 12/2007, dat is goedgekeurd door de Vlaamse Regering bij beslissing van 1 februari 2008, vrijwillig vervroegd terugbetalen op voorwaarde dat ze de bijkomende kosten en de wederbeleggingsvergoeding of het financiële verlies van de VMSW vergoeden. De wederbeleggingsvergoeding of het financiële verlies wordt berekend conform artikel 4.67 van dit besluit, waarbij in afwijking van artikel 4.67, vijfde lid, van dit besluit, het maximum van zes maanden interest, vermeld in het voormelde vijfde lid, niet van toepassing is.
Voor de leningen die op basis van het Algemeen reglement van de leningen 12/2007, dat is goedgekeurd door de Vlaamse Regering bij beslissing van 1 februari 2008, en de versies die daarop volgden, zijn toegekend, blijven de bepalingen gelden zoals van toepassing vóór de datum van inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 september 2020 tot vaststelling van het algemeen reglement van de leningen van de VMSW, tot bepaling van de voorwaarden waaronder leningen kunnen worden verstrekt aan sociale verhuurkantoren en sociale huisvestingsmaatschappijen voor de tijdelijke opvang van liquiditeitstekorten en tot wijziging van diverse besluiten met betrekking tot het woonbeleid.
Artikel 7.20. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 7.21. ( 25/04/2022 - ... )
...
Artikel 7.22. ( 01/01/2021 - ... )
Met behoud van de toepassing van artikel 5.31 wordt de tegemoetkoming van het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen, vermeld in artikel 5.16 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, aan het OCMW, vermeld in artikel 5.33, §1, alleen verstrekt als de huurder een huurachterstal heeft van minstens twee maanden, die is ontstaan vanaf 1 april 2020.
Artikel 7.23. ( 01/01/2021 - ... )
Voor de verhuurders die vóór 1 juni 2020 het Fonds op de hoogte hebben gebracht van de inleiding van een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst wegens huurachterstal en tot uithuiszetting, conform artikel 7, eerste lid, punt 3° van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 oktober 2013 houdende instelling van een tegemoetkoming van het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen, zoals van kracht op de dag vóór 1 juni 2020, blijven de bepalingen van dat besluit van toepassing.
Artikel 7.24. ( 01/01/2021 - ... )
...
Artikel 7.25. ( 01/01/2021 - ... )
Ter uitvoering van artikel 5.26, §2, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 kan de minister binnen de perken van de daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten de kosten van de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur, in het bijzonder van de verrichtingen, vermeld in artikel 5.57, eerste lid, 1°, 2° en 3°, van dit besluit, geheel of gedeeltelijk ten laste nemen, of voor die verrichtingen subsidies toekennen aan een OCMW of een vereniging zonder winstoogmerk als er serviceflats worden opgericht in het kader van een onroerende leasingovereenkomst tussen Serviceflats Invest nv en het OCMW of de vereniging zonder winstoogmerk. De minister stelt de subsidies ter beschikking van de VMSW. De VMSW geeft de subsidies door aan de initiatiefnemers of betaalt daarmee de tenlastenemingen.
Artikel 5.58 tot en met 5.67 is van overeenkomstige toepassing op de verrichtingen, vermeld in het eerste lid, met dien verstande dat met “sociale woningen” telkens “serviceflats” worden bedoeld.
De mogelijkheid, vermeld in het eerste lid, vervalt zodra Serviceflats Invest nv de in de Algemene Overeenkomst opgenomen doelstelling om 2000 serviceflats te realiseren, heeft bereikt.
Artikel 7.26. ( 01/01/2021 - ... )
Als voor een verrichting als vermeld in artikel 5.57, eerste lid, of voor de bouw, renovatie, verbetering of aanpassing van sociale huurwoningen voor 1 januari 2013 een belofte van tenlasteneming of een belofte van subsidie is verleend krachtens hoofdstuk IV van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 houdende de procedure voor de planning, de vaststelling en de goedkeuring van de uitvoeringsprogramma's in het kader van de planmatige realisatie van sociale woonprojecten en houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten, blijft de regeling die van toepassing was voor de voormelde datum, van toepassing op die verrichting.
Als voor de bouw, renovatie, verbetering of aanpassing van sociale huurwoningen voor 1 januari 2013 een belofte van subsidie is verleend of een uitdrukkelijke instemming is gegeven om de gunningsprocedure op te starten, blijft de regeling die van toepassing was voor de voormelde datum, van toepassing op die verrichting.
Artikel 7.27. ( 03/12/2022 - ... )
Voor de verwerving van onroerende goederen als vermeld in artikel 5.37, §1, eerste lid, 1°, wordt geen tussenkomst in de leningslast toegekend als vermeld in artikel 5.44, §3, als de datum van de akte van de initiële verwerving door een sociale huisvestingsmaatschappij als vermeld in artikel 5.75/1, eerste lid, 1°, dateert van voor 1 januari 2008. In dat geval is artikel 5.42 ook niet van toepassing.
In afwijking van het eerste lid wordt voor verwervingen die hebben plaatsgevonden na 1 januari 2006 en waarvoor een ontvankelijke subsidieaanvraag is ingediend op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1996 betreffende het grond- en pandenbeleid voor huisvestingsdoeleinden in woonkernen, ter uitvoering van de artikelen 94 en 95 van de Huisvestingscode, en waarvoor op 1 januari 2008 nog geen belofte van subsidie was gegeven, wel een tussenkomst in de leningslast toegekend als vermeld in artikel 5.44, §3, van dit besluit. In dat geval is artikel 5.42 van toepassing.
Artikel 5.44, §1, derde lid, is van toepassing op verwervingen waarvoor een bulletlening als vermeld in artikel 10, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 houdende de financiering van de sociale huisvestingsmaatschappijen voor de realisatie van sociale huurwoningen en de daaraan verbonden werkingskosten, is verstrekt die op 1 januari 2013 nog niet is omgezet naar een renteloze lening als vermeld in artikel 10, eerste lid, van dat besluit. In dat geval is artikel 5.42 van toepassing.
Artikel 7.28. ( 01/01/2021 - ... )
Als vóór 1 januari 2015 een tussenkomst in de prefinanciering van een verwerving is verleend, blijft in afwijking van artikel 5.46 de regeling die van toepassing was voor de voormelde datum, van toepassing.
Artikel 7.29. ( 01/01/2023 - ... )
De algemene werkings- en onderhoudskosten, vermeld in artikel 5.77, §3, zijn voor 2011 tot en met 2023, per sociale huurwoning, forfaitair vastgesteld op:
1° 1000 euro voor een appartement;
2° 860 euro voor een eengezinswoning of een duplex.
Voor structurele leegstand in de periode, vermeld in het eerste lid, worden geen algemene werkings- en onderhoudskosten vastgesteld.
Voor de toepassing in het referentiejaar worden de bedragen, vermeld in het eerste lid, aangepast aan de gezondheidsindex van de maand juni van dat jaar, met als basis de gezondheidsindex 102,15 van 2005. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende veelvoud van 10 euro.
In dit artikel wordt verstaan onder:
1° appartement: woning in een gebouw waarin zich minimaal twee woningen in verschillende bouwlagen boven elkaar bevinden, die geen duplex is;
2° duplex: woning in een gebouw waarin zich twee woningen in verschillende bouwlagen boven elkaar bevinden, waarvan iedere woning toegankelijk is via een gescheiden ingang of trap die uitkomtop het openbare domein op het gelijkvloerse niveau.
Artikel 7.30. ( 01/01/2021 - ... )
Bij de opmaak van de begroting van het Vlaamse Gewest voor de periode 2012 tot en met 2020 hanteert de Vlaamse Regering de tabel met investeringsvolumes voor verrichtingen die bedoeld zijn om sociale huurwoningen ter beschikking te stellen, die als bijlage 28 bij dit besluit is gevoegd.
Artikel 7.31. ( 01/01/2021 - ... )
In afwijking van artikel 5.52, §2, eerste en vierde lid, van dit besluit kunnen subsidies voor renovatiewerkzaamheden en vervangingsbouw die na 1 januari 2016 en vóór 23 december 2016 besteld zijn, in geval van te gunnen werkzaamheden, of gestart zijn, nog aangevraagd worden na de bestelling of tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. De subsidiebedragen, vermeld in artikel 5.50, §4, moeten worden aangevraagd vóór de werkzaamheden voltooid zijn.
Artikel 7.32. ( 01/01/2021 - ... )
In afwijking van artikel 5.52, §2, eerste en vierde lid, van dit besluit kan de subsidie voor de maatregel, vermeld in artikel 5.49, eerste lid, 17°, voor renovatiewerkzaamheden en vervangingsbouw die na 1 januari 2016 en vóór 1 januari 2020, besteld zijn, in geval van te gunnen werkzaamheden, of gestart zijn, nog aangevraagd worden na de bestelling of tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Het subsidiebedrag, vermeld in artikel 5.50, §4, 16°, moet worden aangevraagd vóór de werkzaamheden voltooid zijn.
Artikel 7.34. ( 01/01/2021 - ... )
Voor de leningen die het VWF verstrekt en waarvan het voorschot op de dossierkosten bij het aangaan van de lening door de kredietgever of door de instantie die de leningen lokaal aanbiedt, wordt ontvangen voor 1 januari 2014, blijft het besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2005 betreffende de aanwending van de kapitalen van het Fonds B2 door het Vlaams Woningfonds gelden, zoals van kracht voor 1 januari 2014.
Voor de leningen die de VMSW verstrekt en waarvan het voorschot op de dossierkosten bij het aangaan van de lening door de kredietgever of door de instantie die de leningen lokaal aanbiedt, wordt ontvangen voor 1 januari 2014, blijft het besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 1999 houdende de voorwaarden betreffende het toestaan van leningen aan particulieren door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode van toepassing.
Artikel 7.35. ( 01/01/2021 - ... )
Zolang de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, na mededeling aan de Vlaamse Regering, de berekeningsmethode voor de solvabiliteit, vermeld in artikel 5.125 van dit besluit, nog niet hebben bepaald, is het ministerieel besluit van 30 januari 2014 houdende de bepaling van de inkomsten die in aanmerking worden genomen voor de berekening van het maandelijkse netto-inkomen en de vaststelling van de methodiek met betrekking tot het solvabiliteitsonderzoek van toepassing.
Artikel 7.36. ( 01/01/2021 - ... )
In dit artikel wordt verstaan onder besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 houdende de voorwaarden waaronder de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds bijzondere sociale leningen kunnen toestaan.
Voor de leningen die de kredietgever heeft verstrekt en de aanvragen waarvan het voorschot op de dossierkosten bij het aangaan van de lening door de kredietgever of door de instantie die de lening lokaal aanbiedt, werd ontvangen vóór 1 september 2019, blijven de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 gelden, zoals van toepassing vóór 1 september 2019, met dien verstande dat in afwijking daarvan artikel 5.128, tweede lid, artikel 5.129, §2, eerste lid, artikel 5.131, tweede lid, en artikel 5.133 van dit besluit van toepassing zijn.
In afwijking van het tweede lid, kan voor de leningen die op 1 september 2019 bij een herziening al een korting op de rentevoet hebben gekregen of in aanmerking kwamen voor een korting conform artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, zoals van kracht vóór 1 september 2019, bij de volgende herziening de rentevoet vastgelegd worden voor de resterende looptijd van de lening aan de referentierentevoet die van toepassing is op de datum van de herziening, verhoogd met 1 procentpunt. Die rentevoet mag niet lager zijn dan 2%. Er kan geen korting op de rentevoet worden toegestaan als de ontlener een betalingsachterstand heeft opgelopen of als de woning waarop de lening betrekking heeft, niet persoonlijk wordt bewoond door een van de ontleners. De kredietgever rekent bij het toestaan van die korting geen vergoeding of dossierkosten aan.
Artikel 7.37. ( 01/01/2021 - ... )
Het bedrag van 12.394,68 euro, vermeld in artikel 8, §2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 1991 tot instelling van individuele huursubsidies en een installatiepremie bij het betrekken van een gezonde of aangepaste huurwoning, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 juni 1992, 16 mei 1995 en 30 juni 2006, wordt voor de toepassing van een verlenging of een herberekening als vermeld in artikel 8, §1, eerste lid, of §4, eerste lid, van het voormelde besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 1991, gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer, 104,32 van oktober 2006. Het wordt op 1 januari van elk jaar aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober die voorafgaat aan de aanpassing.
Artikel 7.38. ( 01/01/2021 - ... )
Voor de tegemoetkomingen die tussen 1 mei 2007 en 30 april 2014 zijn aangevraagd, waarbij de huurder op de aanvraagdatum ten minste 65 jaar oud was of erkend was al een persoon met een handicap, en waarbij de in huur genomen woning voldoet aan de mobiliteitscriteria, vermeld in artikel 4, §2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2007 tot instelling van een tegemoetkoming in de huurprijs voor woonbehoeftige huurders, wordt de aanpassing van de bedragen van de tegemoetkoming, zoals vermeld in artikel 1, §2, tweede lid, van het voormelde besluit, zoals van kracht voor 1 mei 2014, gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer 119,87 van oktober 2012, en toegepast op het bedrag van 115 euro, vermeld in het ministerieel besluit van 29 maart 2013 tot aanpassing van de tegemoetkoming in de huurprijs aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer.
Artikel 7.39. ( 01/01/2021 - ... )
Het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2007 tot instelling van een tegemoetkoming in de huurprijs voor woonbehoeftige huurders, zoals van kracht voor 1 mei 2019, blijft van toepassing op de aanvragen van een tegemoetkoming die worden verleend aan de huurders die op de aanvraagdatum ten minste 65 jaar oud zijn of erkend zijn als persoon met een handicap en van wie de aanvraag werd ingediend voor 1 mei 2014 en van wie de in huur genomen woning voldoet aan de mobiliteitscriteria vermeld in artikel 4, §2 van het voormelde besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2007, zoals van kracht voor 1 mei 2019.
Artikel 7.40. ( 25/04/2022 - ... )
De huurders die een woning huren van een woonmaatschappij en voor de inwerkingtreding van dit besluit een tegemoetkoming ontvangen conform het besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012 tot instelling van een tegemoetkoming voor kandidaat-huurders, worden vanaf 1 mei 2020 geacht aanvrager te zijn van een tegemoetkoming conform het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2007 tot instelling van een tegemoetkoming in de huurprijs voor woonbehoeftige huurders, zoals van kracht voor de inwerkingtreding van dit besluit, en ontvangen vanaf 1 mei 2020 de tegemoetkoming in de huurprijs conform hetzelfde besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2007, zoals van kracht voor de inwerkingtreding van dit besluit. De tegemoetkoming wordt berekend op basis van de gegevens vermeld in artikel 5, vierde en tiende lid van het voormelde besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, zoals van kracht voor de inwerkingtreding van dit besluit, waarmee rekening werd gehouden bij de laatste berekening van de tegemoetkoming conform het voormelde besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, zoals van kracht voor de inwerkingtreding van dit besluit, en dit tot de eerste herberekening conform artikel 12, tweede en derde lid, van het voormelde besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2007, zoals van kracht voor de inwerkingtreding van dit besluit, of conform artikel 5.174, tweede en derde lid, van dit besluit.
Artikel 7.41. ( 01/01/2021 - ... )
Het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015 tot instelling van een tegemoetkoming in de kosten bij de renovatie van een bestaande woning of bij de realisatie van een nieuwe woning, blijft gelden zoals het van kracht was voor 1 februari 2019 voor de tweede aanvragen van aanvragers die al een eerste aanvraag hebben gedaan conform het voormelde besluit van 30 oktober 2015 voor 1 februari 2019.
Artikel 7.42. ( 01/01/2021 - ... )
Het ministerieel besluit van 1 december 2015 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015 tot instelling van een tegemoetkoming in de kosten bij de renovatie van een bestaande woning of bij de realisatie van een nieuwe woning blijft gelden zoals het van kracht was voor 1 februari 2019 voor de tweede aanvragen van aanvragers die al een eerste aanvraag hebben gedaan conform het voormelde besluit van 30 oktober 2015 voor 1 februari 2019.
Artikel 7.43. ( 01/01/2021 - ... )
De tegemoetkomingen die zijn toegekend op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 tot instelling van een tegemoetkoming in de kosten bij de renovatie of verbetering van een bestaande woning of bij de realisatie van een nieuwe woning, worden geacht te zijn toegekend conform boek 5, deel 5, titel 3, hoofdstuk 1, van dit besluit.
Artikel 7.44. ( 01/01/2021 - ... )
De tegemoetkomingen die zijn toegekend op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 tot instelling van een aanpassingspremie voor woningen, worden geacht te zijn toegekend conform boek 5, deel 5, titel 3, hoofdstuk 2, van dit besluit.
Artikel 7.45. ( 01/01/2021 - ... )
Het besluit van 18 oktober 2013 tot reglementering van de verhuring van bescheiden huurwoningen van sociale huisvestingsmaatschappijen, zoals van kracht voor 1 januari 2020, blijft van toepassing op de bescheiden huurovereenkomsten die voor 1 januari 2020 zijn gesloten.
Artikel 7.46. ( 01/07/2024 - ... )
In de huurovereenkomsten die onder de toepassing van boek 6 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 vallen en die zijn gesloten vóór 1 januari 2020, wordt de basishuurprijs op 1 januari 2020 vervangen door de op dat ogenblik geldende marktwaarde van de woning. De patrimoniumkorting en de minimale huurprijs worden op die datum ook vervangen door de bedragen die in overeenstemming zijn met de nieuwe basishuurprijs en de energiecorrectie wordt toegepast.
Voor sociale huurders die een financieel voordeel genieten door het gebruik van een fotovoltaïsch zonne-energiesysteem, blijft artikel 6.60, zoals van kracht voor 1 maart 2021, van toepassing zolang de mechanische meter niet vervangen is door een digitale meter voor elektriciteit.
Om de productieopbrengst te volgen van installaties als vermeld in artikel 6.25, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, die vóór 10 juni 2022 in gebruik genomen zijn, plaatst de verhuurder voor de woningen uitgerust met een digitale meter binnen drie maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2022 tot wijziging van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, wat betreft de tegemoetkoming voor te renoveren of te verbeteren bestaande woningen of voor te realiseren nieuwe woningen, de financiële aspecten van kamerwoningen, hernieuwbare energie, onderbezetting, huurprijsberekening en groepsgebouw, een productiemeter als vermeld in artikel 6.25, vijfde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Voor de woningen uitgerust met een mechanische meter plaatst de verhuurder een productiemeter als vermeld in artikel 6.25, vijfde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, binnen drie maanden na installatie van de digitale meter.
Als de verhuurder technisch niet in staat is om het zelfverbruik van energie, vermeld in artikel 6.60, §1, eerste lid, vast te stellen op basis van artikel 6.60, §3, kan, in afwijking van artikel 6.60, §3, het zelfverbruik van energie, forfaitair als volgt worden vastgesteld :
1° voor het eerste jaarkwartaal, 49 kWh, verhoogd met 10 kWh per persoon die in de woning zijn hoofdverblijfplaats heeft;
2° voor het tweede jaarkwartaal, 153 kWh, verhoogd met 31 kWh per persoon die in de woning zijn hoofdverblijfplaats heeft;
3° voor het derde jaarkwartaal, 137 kWh, verhoogd met 27 kWh per persoon die in de woning zijn hoofdverblijfplaats heeft;
4° voor het vierde jaarkwartaal, 36 kWh, verhoogd met 7 kWh per persoon die in de woning zijn hoofdverblijfplaats heeft.
Als de verhuurder technisch niet in staat is om het zelfverbruik van energie, vermeld in artikel 6.60, §1, eerste lid, per kwartaal vast te stellen, maar wel op jaarbasis, kan, in afwijking van artikel 6.60, §3, het zelfverbruik van energie, forfaitair als volgt worden vastgesteld :
1° voor het eerste jaarkwartaal, 13,01% van het zelfverbruik van energie op jaarbasis;
2° voor het tweede jaarkwartaal, 40,74% van het zelfverbruik van energie op jaarbasis;
3° voor het derde jaarkwartaal, 36,63% van het zelfverbruik van energie op jaarbasis;
4° voor het vierde jaarkwartaal 9,62% van het zelfverbruik van energie op jaarbasis.
In afwijking van artikel 6.60, §2, kan de verhuurder de opbrengst van de geïnjecteerde stroom forfaitair vaststellen als de huurder zich als netgebruiker registreert of blijft registreren op het injectiepunt. De opbrengst wordt op de volgende wijze berekend:
1° als de verhuurder de productieopbrengst op kwartaalbasis kent, het verschil op kwartaalbasis tussen de productieopbrengst van het fotovoltaïsche zonne-energiesysteem en het aandeel zelfverbruik van energie, vermeld in het vierde lid, vermenigvuldigd met de gemiddelde terugleververgoeding voor een enkelvoudige meter, uitgedrukt in cent per kWh, voor de periode in kwestie;
2° als de verhuurder de productieopbrengst van het fotovoltaïsch zonne-energiesysteem op jaarbasis kent, het verschil op kwartaalbasis tussen de jaarlijkse productieopbrengst van het fotovoltaïsche zonne-energiesysteem, verdeeld per jaarkwartaal op basis van de percentages vermeld in het vijfde lid, en het aandeel zelfverbruik van energie, vermeld in het vierde lid, vermenigvuldigd met de gemiddelde terugleververgoeding voor een enkelvoudige meter, uitgedrukt in cent per kWh, voor de periode in kwestie.
Het agentschap stelt de gemiddelde terugleververgoeding vermeld in het zesde lid, op kwartaalbasis vast.
Als de huurder op het moment van de berekening van de vergoeding de woning minder dan een jaar heeft bewoond, wordt in de gevallen, vermeld in het vierde, het vijfde en het zesde lid, de verdeling pro rata aangepast.
Artikel 7.47. ( 01/03/2022 - ... )
De bestaande huurovereenkomsten buiten het sociale huurstelsel die niet in overeenstemming zijn met artikel 6.71 tot en met 6.75, worden zodra de contractuele verbintenissen dat toelaten, beëindigd of aangepast aan artikel 6.71 tot en met 6.75.
Als het aantal woningen dat buiten het sociale huurstelsel wordt verhuurd, meer dan 1% bedraagt van het patrimonium van de verhuurder, wordt dat aandeel afgebouwd tot 1%.
In afwijking van het tweede lid en van artikel 6.75, kunnen er nog bijkomende verhuringen buiten het sociale huurstelsel op basis van artikel 6.71, § 1, 1°, worden aangevat, op voorwaarde dat:
1° de bouw van de woningen voor 12 januari 2009 is aangevangen;
2° er een schriftelijke overeenkomst bestond voor 12 januari 2009 met een externe partij die de gebouwen in huur zal nemen om ze verder te verhuren aan de bijzondere doelgroep.
In afwijking van het eerste en het tweede lid en van artikel 6.75, kunnen woningen die op 12 januari 2009 buiten het sociale huurstelsel verhuurd worden en die niet bewoond worden, maar voor een ander doeleinde worden gebruikt en die zonder belangrijke investeringen ook niet meer inzetbaar zijn als bewoonbare woning, bij de beëindiging van de huurovereenkomst opnieuw buiten het sociale huurstelsel verhuurd worden. Als huurprijs voor die woningen geldt de marktwaarde, vermeld in 6.46. De huurprijs wordt geïndexeerd conform artikel 34 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018.
Artikel 7.48. ( 01/01/2023 - ... )
§1. De persoon die op 1 januari 2020 door de minister erkend is als persoon ten laste conform artikel 1, eerste lid, 22°, a), 2), en b), 2), van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode, zoals van kracht voor 1 januari 2020, blijft als persoon ten laste erkend zolang de door de minister gestelde voorwaarden vervuld zijn.
§2. De referentiehuurder of zijn wettelijke of feitelijke partner die op 1 maart 2017 een sociale huurwoning huurt, en die een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, gedeeltelijk in volle eigendom heeft, treedt uit onverdeeldheid binnen een jaar. Als de referentiehuurder of zijn wettelijke of feitelijke partner op 1 maart 2017 een zaakvoerder, bestuurder of aandeelhouder van een vennootschap is waarin hij of zijn wettelijke of feitelijke partner een woning of een perceel, bestemd voor woningbouw, heeft ingebracht, moet hij binnen een jaar voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel 6.12, eerste lid, 5°, van dit besluit.
Als de huurder daarvoor gegronde redenen aanvoert, kan hij de verhuurder verzoeken om de termijn van een jaar, vermeld in het eerste lid, te verlengen.
Voor de persoon die op 1 januari 2020 een sociale huurwoning huurt, blijven de voorwaarden wat betreft het onroerende bezit, vermeld in artikel 3, §1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode, zoals van kracht voor 1 januari 2020, gelden voor rechtsfeiten die zich hebben voorgedaan of rechtshandelingen die hij heeft gesteld vóór 1 januari 2020.
Voor verhuurder is de verplichting, vermeld in artikel 6.36, niet van toepassing op de onderhuurovereenkomsten die zijn gesloten vóór 1 januari 2020.
Artikel 7.49. ( 01/10/2023 - ... )
In afwijking van artikel 6.27 moet voor de samenwerkingsprojecten tussen een of meer welzijnsactoren en een huisvestingsactor geen toewijzingsreglement worden opgemaakt voor de toewijzing met voorrang aan een specifieke doelgroep. De samenwerkingsovereenkomsten moeten gesloten zijn voor 1 januari 2008 en de projecten moeten gesubsidieerd zijn door een gemeente of een provincie of gerealiseerd zijn met een kosteloze inbreng van een onroerend goed door een welzijnsactor.
Artikel 7.50. ( 01/01/2021 - ... )
§1. In afwachting van de inwerkingtreding van boek 6, deel 9, titel 3, van dit besluit, is voor een gemeente, een intergemeentelijk samenwerkingsverband, een OCMW en een welzijnsvereniging de waarborgregeling, vermeld in artikel 37 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018 van toepassing. De basis voor de berekening van de waarborgsom is de normale huurwaarde, vermeld in artikel 1, 16°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 1994 tot reglementering van het sociale huurstelsel voor de woningen die door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of door de door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij erkende lokale sociale huisvestingsmaatschappijen worden verhuurd in toepassing van artikel 80ter van de Huisvestingscode, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 8 maart 1995 en 1 oktober 1996.
§2. De verhuurder kan, in afwijking van paragraaf 1, beslissen dat de waarborg in zijn handen wordt gestort. Als de verhuurder die keuze maakt, wordt dat opgenomen in het interne huurreglement.
In dat geval bedraagt de waarborg maximaal twee maanden de normale huurwaarde, vermeld in paragraaf 1, met een beperking tot 800 euro. De waarborg wordt verhoogd met de in de loop van de huurovereenkomst gekapitaliseerde intresten tegen een intrestvoet die minimaal gelijk is aan de creditrentevoet, vermeld in artikel 4.36, vierde lid. De verhuurder kan bij de beëindiging van de huurovereenkomst, van rechtswege van de gestelde waarborg, vermeld in het eerste lid, verhoogd met de gekapitaliseerde intresten, alle sommen afhouden die hem door de huurder verschuldigd zijn. De sommen die overblijven na het beëindigen van de huurovereenkomst en het ontruimen van de woning, en na de verrekening van alle aan de verhuurder verschuldigde bedragen, worden aan de rechthebbende terugbetaald.
De verhuurder bezorgt aan de huurder een gedetailleerd overzicht van de afgehouden bedragen, evenals de nodige bewijsstukken.
De huurder kan de verhuurder jaarlijks vragen om een overzicht te geven van de door de huurder gestelde waarborg, vermeld in het eerste lid, verhoogd met de gekapitaliseerde intresten. De huurder moet die aanvraag schriftelijk richten tot de verhuurder.
§3. In afwijking van paragraaf 1 kan een verhuurder instemmen met een gespreide betaling van de waarborg met maandelijkse afbetalingen volgens de voorwaarden die de verhuurder bepaalt. Eenmaal het bedrag van de waarborg volledig is samengesteld, wordt dit bedrag op een geïndividualiseerde rekening van de huurder geplaatst. De waarborg brengt vanaf dat moment in hoofde van de huurder intresten op.
§ 4. De waarborg, vermeld in paragraaf 1, 2 en 3, kan worden vervangen door:
1° een schriftelijke garantie van het bevoegde OCMW, in afwachting van een eenmalige doorstorting door het OCMW van het volledige bedrag, binnen achttien maanden na de ondertekening van de overeenkomst;
2° een schriftelijke borgstelling van het bevoegde OCMW.
§ 5. In afwachting van de inwerkingtreding van boek 6, deel 9, titel 3, van dit besluit gelden voor het VWF paragraaf 1 tot en met 4, met dien verstande dat met de normale huurwaarde de contractueel vastgestelde huurprijs wordt bedoeld.
Artikel 7.51. ( 09/05/2022 - ... )
§1. In afwachting van de inwerkingtreding van artikel 6.46 tot en met 6.55, van dit besluit, is voor een gemeente, een intergemeentelijk samenwerkingsverband, een OCMW en een welzijnsvereniging, de huurprijsberekening, vermeld in hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 1994 tot reglementering van het sociale huurstelsel voor de woningen die door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of door de door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij erkende lokale sociale huisvestingsmaatschappijen worden verhuurd in toepassing van artikel 80ter van de Huisvestingscode, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 8 maart 1995 en 1 oktober 1996, van toepassing. De huurprijs wordt berekend op basis van het referentie-inkomen van de huurder en de meerderjarige gezinsleden, met uitzondering van het referentie-inkomen van een persoon die een persoon ten laste is als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, a) of b), van dit besluit. Het referentie-inkomen of een gedeelte ervan van de familieleden van de eerste, tweede en derde graad van de huurder die erkend zijn als ernstig gehandicapt, is vrijgesteld voor de huurprijsberekening. Het bedrag van de vrijstelling is gelijk aan de geïndexeerde inkomensvervangende tegemoetkoming die toegekend wordt aan de personen die behoren tot categorie B als vermeld in artikel 6, §1, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap. De voormelde geïndexeerde inkomensvervangende tegemoetkoming is de tegemoetkoming zoals die van toepassing is op 1 september van het jaar dat aan de vaststelling van het referentie-inkomen voorafgaat. De vrijstelling geldt per familielid van de eerste, tweede en derde graad van de huurder dat erkend is als ernstig gehandicapt. Als de vrijstelling groter is dan het referentie-inkomen van het familielid, wordt ze begrensd tot het referentie-inkomen van dat familielid. Bij de vaststelling van het referentie-inkomen waarop de huurprijs wordt berekend, wordt de indexatie, vermeld in artikel 6.2, derde lid, van dit besluit, niet toegepast.
In afwijking van het eerste lid is de huurprijsberekening, vermeld in het eerste lid, niet van toepassing op de sociale huurwoningen waarvoor krachtens artikel 94 of 96, § 3, van de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970 en bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971, of krachtens artikel 70 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zoals van kracht vóór 1 januari 2015, of artikel 72, eerste lid, 1°, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zoals van kracht vóór 21 juli 2013, een subsidie verleend is voor de renovatie, verbetering of aanpassing van een of meerdere gebouwen die hen al toebehoorden of waarvan de verwerving vereist is voor de realisatie van een sociaal woonproject.
In afwachting van de inwerkingtreding van artikel 6.46 tot en met 6.55, stelt het VWF de huurprijzen vast voor de in huur te geven woningen, rekening houdend, enerzijds met het referentie-inkomen en de gezinslast van de kandidaat-huurders alsmede met de hen eventueel door het Vlaamse Gewest toegekende huursubsidies, en anderzijds met de kostprijs en de huurwaarde van de woningen. De huurprijs wordt berekend op basis van het referentie-inkomen van de huurder en de meerderjarige gezinsleden, met uitzondering van het referentie-inkomen van een persoon die een persoon ten laste is als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, a) of b), van dit besluit. Het referentie-inkomen of een gedeelte ervan van de familieleden van de eerste, tweede en derde graad van de huurder die erkend zijn als ernstig gehandicapt, is vrijgesteld voor de huurprijsberekening. Het bedrag van de vrijstelling is gelijk aan de geïndexeerde inkomensvervangende tegemoetkoming die toegekend wordt aan de personen die behoren tot categorie B als vermeld in artikel 6, §1, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap. De voormelde geïndexeerde inkomensvervangende tegemoetkoming is de tegemoetkoming zoals die van toepassing is op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan de vaststelling van het referentie-inkomen. De vrijstelling geldt per familielid van de eerste, tweede en derde graad van de huurder dat erkend is als ernstig gehandicapt. Als de vrijstelling groter is dan het referentie-inkomen van het familielid, wordt ze begrensd tot het referentie-inkomen van dat familielid. Als de huurder en de meerderjarige gezinsleden niet beschikken over een referentie-inkomen, wordt het huidig inkomen in aanmerking genomen. Voor de berekening van het huidige inkomen wordt er geen rekening gehouden met het huidige inkomen van een persoon ten laste als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, a) of b) en het huidige inkomen of een gedeelte ervan van de familieleden van de eerste, tweede en derde graad van de huurder die erkend zijn als ernstig gehandicapt, wordt vrijgesteld van de huurprijsberekening. Het bedrag van de vrijstelling is gelijk aan de geïndexeerde inkomensvervangende tegemoetkoming die toegekend wordt aan de personen die behoren tot categorie B als vermeld in artikel 6, § 1, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap. De voormelde geïndexeerde inkomensvervangende tegemoetkoming is de tegemoetkoming zoals die van toepassing is op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan de vaststelling van het huidige inkomen. De vrijstelling geldt per familielid van de eerste, tweede en derde graad van de huurder dat erkend is als ernstig gehandicapt. Als de vrijstelling groter is dan het huidige inkomen van het familielid, wordt ze begrensd tot het huidige inkomen van dat familielid.
In afwijking van het eerste en het derde lid blijft voor de woningen die verhuurd worden met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 1987 tot instelling van een huurcompensatie of van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 1990 tot aanmoediging van de bouw van sociale huurwoningen, de huurprijsberekening, vermeld in die besluiten, van toepassing zolang de huurcompensatie, vermeld in die besluiten, nog verleend wordt.
§2. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1, vierde lid, wordt de huurprijs berekend volgens de bepalingen van deze paragraaf als een sociale huurwoning als vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 49°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, overgedragen wordt aan of in beheer wordt gegeven van een woonmaatschappij, met uitsluiting van de woningen waarvoor de huurprijsberekening, vermeld in artikel 6.46 tot en met 6.55, wordt toegepast.
Gedurende een periode van maximaal drie jaar wordt er van de huurprijsberekening die vroeger gold, hierna de oorspronkelijke huurprijsberekening te noemen, stapsgewijs geëvolueerd naar de huurprijsberekening, vermeld in artikel 6.46 tot en met 6.55, hierna de nieuwe huurprijsberekening te noemen.
De eerste huurprijsaanpassing volgens de overgangsbepalingen vindt plaats op 1 januari van het jaar dat volgt op de datum van de overdracht of het in beheer geven van de woning. De woonmaatschappij kan daarvan afwijken als de overdracht of het in beheer geven plaatsvindt in de periode tussen 1 september en 1 januari. In dat geval kan de woonmaatschappij ervoor kiezen om de eerste huurprijsaanpassing uiterlijk te doen op 1 januari van het tweede jaar dat volgt op de datum van de overdracht of het in beheer geven van de woning. In het jaar waarin de eerste aanpassing plaatsvindt en de daaropvolgende twee jaren berekent de woonmaatschappij enerzijds de huurprijs conform de oorspronkelijke huurprijsberekening, en anderzijds de huurprijs conform de nieuwe huurprijsberekening, telkens rekening houdend met de parameters van toepassing voor dat jaar. Het resultaat van de oorspronkelijke huurprijsberekening is de oorspronkelijke huurprijs en het resultaat van de nieuwe huurprijsberekening is de nieuwe huurprijs. De aan de huurder aan te rekenen huurprijs is gelijk aan het resultaat van de volgende formule:
huurprijs = oorspronkelijke huurprijs + (nieuwe huurprijs -oorspronkelijke huurprijs) x X%
De woonmaatschappij stelt voor elk van de drie jaren het percentage X vast, waarbij X in het eerste jaar minimaal 25, het tweede jaar minimaal 50 en het derde jaar minimaal 75 bedraagt. In elk geval mag X in geen enkel jaar lager bepaald worden dan het voorgaande jaar. Als X in een bepaald jaar 100 is, geldt vanaf dan de nieuwe huurprijsberekening.
In afwijking van het tweede en het vierde lid, kan de woonmaatschappij beslissen om de overgangsbepalingen niet of niet langer toe te passen en de nieuwe huurprijsberekening toe te passen als de oorspronkelijke huurprijs minder dan een door de woonmaatschappij te bepalen percentage of bedrag hoger of lager is dan de nieuwe huurprijs.
Als er meer woningen tegelijk worden overgedragen of in beheer gegeven, gelden de vastgestelde percentages, vermeld in het vierde en vijfde lid, en het vastgestelde bedrag, vermeld in het vijfde lid, voor al die woningen op dezelfde manier.
De aangerekende huurprijs wordt tijdens de overgangsperiode ook aangepast in de gevallen, vermeld in artikel 6.54, tweede lid. In dat geval berekent de woonmaatschappij opnieuw de aan de huurder aan te rekenen huurprijs op basis van de nieuwe gegevens.
Artikel 7.51/1. ( 01/01/2021 - ... )
§ 1. In afwijking van artikel 7.51, eerste lid, is in afwachting van de inwerkingtreding van artikel 6.46 tot en met 6.55 voor een gemeente die, een intergemeentelijk samenwerkingsverband of een OCMW dat partij is bij een PPS-overeenkomst, opgesteld ter uitvoering van boek 5, deel 1, titel 2, van dit besluit, de huurprijsberekening, vermeld in artikel 7.51, eerste lid, van toepassing, met dien verstande dat de basishuurprijzen voor de PPS-woningen van de PPS-overeenkomst vastgesteld worden volgens de werkwijze, vermeld in paragraaf 2.
§ 2. Het Garantiefonds voor Huisvesting, vermeld in boek 5, deel 1, titel 2, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, bepaalt de basishuurprijzen voor de PPS-woningen van elke PPS-overeenkomst volgens de volgende werkwijze.
De jaarlijkse totale basishuurprijs voor alle PPS-woningen van een PPS-overeenkomst, aangegeven als B, wordt vastgesteld op 6,5 % van de initiële bouwkosten, bepaald in de offerte van de gegunde opdracht. Die kosten omvatten de ontwerp- en de ontwikkelingskostprijs, de kostprijs van de opbouw en de kostprijs van het recht van opstal, te verhogen met 12 % als compensatie voor de van toepassing zijnde btw op de erfpachtcanon.
De jaarlijkse totale basishuurprijs B wordt volgens het gewicht van de individuele kostprijs van de woningen verdeeld in jaarlijkse basishuurprijzen voor de individuele woningen, aangegeven als Bw.
De maandelijkse basishuurprijs voor een individuele woning, aangegeven als Bw,m, is het resultaat van de volgende formule: Bw,m = Bw/12. Dat bedrag wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd met 2,5 % en wordt voor de eerste keer vastgesteld voor het kalenderjaar waarin de erfpacht een aanvang neemt. Vanaf het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de erfpacht een aanvang neemt, is de indexering van toepassing volgens Bw,m x 1,025k-1, waarbij k staat voor het rangnummer van de kalenderjaren gedurende de erfpacht. Als eerste kalenderjaar wordt het kalenderjaar genomen waarin de erfpacht een aanvang neemt.
Het Fonds, vermeld in het eerste lid, deelt de basishuurprijzen van elke PPS-woning voor de hele duur van de PPS-overeenkomst mee aan de gemeente die, het intergemeentelijke samenwerkingsverband of het OCMW dat partij is bij de PPS-overeenkomst, uiterlijk zes maanden voor de aanvang van de erfpacht.
Artikel 7.51/2. ( 01/01/2023 - ... )
Voor de woningen die eigendom zijn of waren van het SVK of waarover het SVK krachtens een erfpacht of een ander zakelijk recht beschikt of beschikte, zal de huurprijs vanaf 1 juli 2023 worden berekend overeenkomstig boek 6, deel 9, titel 1, hoofdstuk 1. Tot 30 juni 2023 is artikel 6.56, tweede lid, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van artikel 45 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021 tot wijziging van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, wat betreft de sociale huur, van toepassing.
Artikel 7.52. ( 01/01/2021 - ... )
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021, met uitzondering van de bepalingen waarvan de datum van inwerkingtreding bepaald wordt bij artikel 7.53 en 7.54.
Artikel 7.53. ( 01/01/2021 - ... )
Artikel 4.160 en 7.1 treden in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum.
Artikel 7.54. ( 01/01/2023 - ... )
Voor de gemeente, een intergemeentelijk samenwerkingsverband, een OCMW of een welzijnsvereniging, die verhuurder zijn van een sociale huurwoning, treden boek 6, deel 9, titel 1, hoofdstuk 1, en titel 3, in werking op 1 januari 2023. De overgangsperiode en de berekening van de huurprijs tijdens die overgangsperiode, vermeld in artikel 7.51, § 2, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7.55. ( 01/01/2021 - ... )
De Vlaamse minister, bevoegd voor het woonbeleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, en de Vlaams minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE 1. ( 25/04/2022 - ... )
Groeipad programmatie sociaal woonaanbod in de periode 2009-2025
Aantal geprogrammeerde sociale huurwoningen 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 sociaal woonproject 2045 2265 2619 2124 2124 2877 2445 2445 2445 gemengd woonproject met sociaal karakter 0 0 44 44 44 44 44 44 44 woonmaatschappij 627 627 627 627 627 627 627 627 627 TOTAAL 2672 2892 3290 2795 2795 3548 3116 3116 3116 cumulatief 21.108 27.340 27.340 groeipad 42,22% 54,68% groeipad + 20% 50,66% 65,62% 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 totaal sociaal woonproject 2445 2445 2445 2445 2445 2104 1618 1568 38.904 gemengd woonproject met sociaal karakter 44 44 44 0 0 0 0 0 440 woonmaatschappij 627 627 627 627 627 627 627 624 10.656 TOTAAL 3116 3116 3116 3072 3072 2731 2245 2192 50.000 cumulatief 33.572 39.760 45.563 50.000 groeipad 67,14% 79,52% 91,13% 100,00% groeipad + 20% 80,56% 95,42% 100,00% 100,00%
BIJLAGE 2. ( 01/01/2021 - ... )
Lijst van woonvernieuwingsgebieden statistische buurten naam gemeente naam statistische buurt 11002A15- ANTWERPEN HESSENHUIS (SPAANSE WALLEN) 11002A22- ANTWERPEN ST.-MICHIELSKAAI (SP.WALLEN) 11002C22- ANTWERPEN DE CONINCPLEIN-Z. (STATIONSW.) 11002C43- ANTWERPEN ST.-WILLEBRORDUS (NOORDWIJK) 11002C44- ANTWERPEN POTGIETERSTRAAT (NOORDWIJK) 11002C45- ANTWERPEN STUIVENBERG ZIEKENHUIS (NOORDWIJK) 11002D35- ANTWERPEN VAN DIEPENBEECKSTR. (OOSTWIJK) 11002D41- ANTWERPEN STAPPAERTS-KRIJGSHOSPITAAL 11002E131 ANTWERPEN VLAAMSE KAAI (ZUIDWIJK) 11002E14- ANTWERPEN MUSEUMWIJK (ZUIDWIJK) 11002E50- ANTWERPEN BELL (ZUIDWIJK) 11002E53- ANTWERPEN TROONPLAATS (ZUIDWIJK) 11002F12- ANTWERPEN MAURITS SABBELAAN (KIEL) 11002F62- ANTWERPEN BEERSCHOT - STADION (KIEL) 11002G522 ANTWERPEN FRANSEN PLAATS (ZUIDWIJK) 11002H40- ANTWERPEN ST.-AMANDUS (NOORDWIJK) 11002H41- ANTWERPEN STUIVENBERG-WEST 11002H43- ANTWERPEN ST.-JANSPLEIN-TRAPSTR. (N.WIJK) 11002H44- ANTWERPEN STUIVENBERGPLEIN (NOORDWIJK) 11002H83- ANTWERPEN SLACHTHUISWIJK (DAM-SCHIJNPOORT) 11002H84- ANTWERPEN DAM (DAM - SCHIJNPOORT) 11002J820 ANTWERPEN IJZERLAAN (DAM - SCHIJNPOORT) 11002J83- ANTWERPEN DUBOISSTRAAT (NOORDWIJK) 11002J84- ANTWERPEN WILLEMDOK (SPAANSE WALLEN) 11002J85- ANTWERPEN 'T EILANDJE 11002Q052 ANTWERPEN EIGEN HEERD 11002Q072 ANTWERPEN DUIVELSHOEK 11002R12- ANTWERPEN CONFORTA 11002R30- ANTWERPEN 'T MESTPUTTEKE 11002R34- ANTWERPEN MUGGENBERG 11002S03- ANTWERPEN KROONSTRAAT-WEST 11002S30- ANTWERPEN DE PEPERBUS 11002S31- ANTWERPEN ST.-ANNA 11002T00- ANTWERPEN OP TEN BERGH 11002T01- ANTWERPEN POSTHOF 11002T02- ANTWERPEN HOFVELD 11002T05- ANTWERPEN TURKEYEN 11002T24- ANTWERPEN TUINWIJK 11005A02- BOOM DE HOEK 11005A04- BOOM NOEVEREN 11005A10- BOOM BOSSTRAAT 11023A11- KAPELLEN ERTBRAND 110030A10- NIEL HELLEGAT-STEENBAKKERIJEN 11037B00- RUMST TERHAGEN-KERN 11037B022 RUMST MOLLEVELD 12005B00- BONHEIDEN RIJMENAM-CENTRUM 12007A032 BORNEM RIJKENHOEK-DRIES 12007B20- BORNEM EIKEVLIET-KERN 12021A03- LIER BINNENRAND-WEST 12025A00- MECHELEN MECHELEN-CENTRUM - GROTE MARKT 12025A20- MECHELEN PENNEPOEL 12025A70- MECHELEN LEUVENSE STEENWEG 12025A77- MECHELEN ARSENAAL 12025A921 MECHELEN ADEGEMSTRAAT 12025A932 MECHELEN BEGIJNHOF 12025A942 MECHELEN HEEMBEEMD 12030A12- PUURS KLEINE AMER 12040A10- WILLEBROEK KLEIN WILLEBROEK 12040A320 WILLEBROEK STEENWEG OP HEINDONK 23002A132 ASSE VOSBERG 23003B114 BEERSEL HEIDE 23003C081 BEERSEL STW. BUIZINGEN - ALSEMBERG-ZUID 23003E01- BEERSEL WOLFSHAGEN 23009A000 BEVER BEVER - KERN 23016B00- DILBEEK SINT ULRIKS-KAPELLE-KERN 23023C00- GALMAARDEN TOLLEMBEEK-KERN 23025A40- GRIMBERGEN BORGHT 23027A011 HALLE BASCUUL 23027A03- HALLE STROPPEN 23027A191 HALLE RODENEM 23027A20- HALLE ESSENBEEK-KERN 23027B00- HALLE BUIZINGEN-DORP 23027C00- HALLE STWG. 'S-GRAVENBRAKEL-OOST-KERN 23027C033 HALLE HONDZOCHT 23032A001 HERNE HERNE - CENTRUM 23032B00- HERNE HERFELINGEN-KERN 23032C00- HERNE SINT-PIETERS-KAPELLE-KERN 23032C112 HERNE HERNEPOORT 23038C00- KAMPENHOUT NEDEROKKERZEEL-KERN 23038C023 KAMPENHOUT LAAR 23044A10- LIEDEKERKE LIEDEKERE STATIONBUURT 23047A31- MACHELEN SPOELBERG 23047B021 MACHELEN LO 23064A000 PEPINGEN PEPINGEN-KERN 23077E00- SINT-PIETERS-LE RUISBROEK-CENTRUM 23077E02- SINT-PIETERS-LE RUISBROEK SPOORWEG-WEST 23081A001 STEENOKKERZEEL STEENOKKERZEEL-CENTRUM 23081A10- STEENOKKERZEEL HUMELGEM-KERN 23081C00- STEENOKKERZEEL PERK-KERN 23088A03- VILVOORDE BROEK (CENTRUM) 23088A041 VILVOORDE SLACHTHUISPLEIN (CENTRUM) 23088A101 VILVOORDE PERKSE STRAAT (FAUBOURG) 23088A13- VILVOORDE SINT-ANTOINIUS (FAUBOURG) 23088A152 VILVOORDE RIJKSTUINBOUWSCHOOL (FAUBOURG) 23088A200 VILVOORDE BORGHT-STW. GRIMBERGEN (KASSEI) 23088A392 VILVOORDE KONINGSLO - DE LINDE 23088A812 VILVOORDE DUCHE (CENTRUM) 23088A84- VILVOORDE FAR WEST - DUCHEHOF (CENTRUM) 23097A29- ROOSDAAL KATTEM 23097B191 ROOSDAAL KATTEM 23101A030 ST-GENESIUS-RODE WAUTERBOS 24001A011 AARSCHOT BONEWIJK 24009C01- BERTEM SINTE-VERONA 24011A102 BIERBEEK BREMT-KERN 24011A502 BIERBEEK RUISBROEK 24011D70- BIERBEEK OPVELP-KERN 24016A10- BOUTERSEM VERTRIJK-KERN 24016D40- BOUTERSEM WILLEBRINGEN-KERN 24020A002 DIEST BEGIJNHOF 24020A004 DIEST SCHAFFENSE POORT 24028A50- GEETBETS HULSBEEK-KERN 24028B01- GEETBETS BIESEMSTRAAT 24038A41- HERENT KEULENSTRAAT 24038B00- HERENT WINKSELE-CENTRUM 24038C212 HERENT BENEDEN-VELTEM-KERN 24041A200 HOEGAARDEN NERM-KERN 24041A30- HOEGAARDEN SINT-KATELIJNE-HOUTEM-KERN 24041B00- HOEGAARDEN MELDERT-KERN 24041C00- HOEGAARDEN OUTGAARDEN-KERN 24043A00- HOLSBEEK HOLSBEEK-CENTRUM 24045C000 HULDENBERG NEERIJSE-KERN 24045E00- HULDENBERG OTTENBURG-KERN 24055C001 KORTENBERG MEERBEEK-KERN 24059C00- LANDEN WALSHOUTEM-CENTRUM 24059C200 LANDEN WAASMONT-KERN 24059G00- LANDEN EZEMAAL-KERN 24059H00- LANDEN LAAR-KERN 24059K00- LANDEN ATTENHOVEN-KERN 24059K113 LANDEN FABRIEK 24062A40- LEUVEN SINT-KWINTENS 24062A52 LEUVEN BANKSTRAAT 24062A53- LEUVEN MANNENSTRAAT 24062A54- LEUVEN NOORMANNEN 24062A55- LEUVEN KEIZERSBERG 24062C02- LEUVEN KESSEL-LO SPORTSTATION 24062C29- LEUVEN ZAVELSTRAAT 24062C42- LEUVEN PASTEURWIJK 24062D11- LEUVEN H.HART 24062D60- LEUVEN TERBANK 24062E70- LEUVEN IJZEREN BRUGJE 24062F412 LEUVEN WIJVELD 24066B00- LUBBEEK BINKOM-CENTRUM 24066D10- LUBBEEK DE PLEIN 24094C000 ROTSELAAR WEZEMAAL-CENTRUM 24104A042 TERVUREN SINT-JAN 24104C010 TERVUREN VEEWEIDE 24107A01- TIENEN MOESPIK 24107A03- TIENEN TIENEN STATION 24107A10- TIENEN GRIMDE 24107A11- TIENEN DRIE TOMMEN 24107A19- TIENEN BOSTVELD 24107A22- TIENEN MULK 24107B00- TIENEN OORBEEK-KERN 24107D01- TIENEN KUMTICH STATION-ZUID 24107F00- TIENEN ST-MARGRIETE-HOUTEM-KERN 24107H000 TIENEN HAKENDOVER-CENTRUM 24107J00- TIENEN GOETSENHOVEN-KERN 24130C00- ZOUTLEEUW HALLE-BOOIENHOVEN-CENTRUM 24133C000 LINTER ORSMAAL-GUSSENHOVEN-KERN 24133D00- LINTER MELKWEZER-KERN 24135A11- TIELT-WINGENE KRAASBEEK 31003A001 BEERNEM BEERNEM-CENTRUM 31003B000 BEERNEM OEDELEM-CENTRUM 31003B03- BEERNEM VLIEGENDE PAARD 31003B10- BEERNEM OOSTVELD-KERN 31003C01- BEERNEM VAART - NOORD 31004A00- BLANKENBERGE BLANKENBERGE-CENTRUM 31004A04- BLANKENBERGE MARKTWIJK 31004B00- BLANKENBERGE UITKERKE-CENTRUM 31005A312 BRUGGE FORT LAPIN 31005A401 BRUGGE GEZELLEKWARTIER 31005A412 BRUGGE KARTUIZERSWIJK 31005A423 BRUGGE PUTTERIE 31005A501 BRUGGE GENTWEG 31005A61- BRUGGE BEGIJNHOFBUURT 31005A701 BRUGGE SINT-GILLIS 31005A723 BRUGGE SINT-JOZEF KLINIEK 31005B00- BRUGGE LISSEWEGE-CENTRUM 31005C00- BRUGGE DUDZELE-CENTRUM 31005F001 BRUGGE VERRE ASSEBROEK 31005F301 BRUGGE SINT-KATARINA - KATELIJNEPOORT 31005F311 BRUGGE RUBENSLAAN 31005F332 BRUGGE 'T PEERDJE 31005H001 BRUGGE SINT-ANDRIES - CENTRUM 31005H042 BRUGGE MOLENDORP 31006A00- DAMME DAMME-KERN 31006B40- DAMME VIVENKAPELLE-KERN 31006E00- DAMME MOERKERKE-CENTRUM 31012A00- JABBEKE JABBEKE-CENTRUM 31012A04- JABBEKE LETTENBURG 31012B00- JABBEKE ZERKEGEM-KERN 31012B01- JABBEKE MOLENHOEK 31012C00- JABBEKE STALHILLE-KERN 31022A04- OOSTKAMP STUIVENBERGE 31022A21- OOSTKAMP STEENBRUGGE 31022C00- OOSTKAMP RUDDERVOORDE-CENTRUM 31033A001 TORHOUT TORHOUT-KERN 31033A011 TORHOUT RIJSELSTRAAT 31033A21- TORHOUT OOSTENDESTRAAT 31033A31- TORHOUT WIJNENDALEDORP 31033A42- TORHOUT BERG-OP-ZOOM 31040A001 ZEDELGEM ZEDELGEM-CENTRUM 31040A01- ZEDELGEM NOORD - WANDELING 31040D001 ZEDELGEM AARTRIJKE-CENTRUM-KERN 31040D023 ZEDELGEM DE ENGEL 31042A00- ZUIENKERKE ZUIENKERKE-KERN 32003A001 DIKSMUIDE DIKSMUIDE-CENTRUM 32003A021 DIKSMUIDE TUINWIJK 32003A042 DIKSMUIDE BLOEMMOLENS 32003A10- DIKSMUIDE ESEN-KERN 32003A11- DIKSMUIDE ROESELARESTRAAT 32003A20- DIKSMUIDE KAASKERKE-KERN 32003B000 DIKSMUIDE BEERST - DORPSPLAATS - HOOGRA. 32003C00- DIKSMUIDE KEIEM-KERN 32003D000 DIKSMUIDE LEKE-KERN 32003E00- DIKSMUIDE VLADSLO-KERN 32003F00- DIKSMUIDE WOUMEN-CENTRUM 32003G00- DIKSMUIDE NIEUWKAPELLE-KERN 32003M00- DIKSMUIDE PERVIJZE-KERN 32006A001 HOUTHULST HOUTHULST-CENTRUM-ZUID 32006A01- HOUTHULST HOOGKWARTIER-ST-HUBERTUSWIJK 32006A022 HOUTHULST HOUTHULST-CENTRUM-NOORD 32006A111 HOUTHULST TERREST - KERN 32006B00- HOUTHULST MERKEM-KERN 32006C10- HOUTHULST JONKERSHOVE-STROVENDORP 32006D10- HOUTHULST PIERKENSHOEK 32010A020 KOEKELARE JAGERSHOF - DE PLUIM 32010A032 KOEKELARE KOEKELARE-CENTRUM-ZUID 32010A10- KOEKELARE MOKKER 32010B00- KOEKELARE BOVEKERKE-CENTRUM 32010B01- KOEKELARE MOSKOU 32011A001 KORTEMARK KORTEMARK-CENTRUM 32011A02- KORTEMARK VOSHOEK - HAASZAKHOEK 32011A03- KORTEMARK MARKHOVE 32011B01- KORTEMARK HANDZAME - STATION-ZUID 32011B10- KORTEMARK EDEWALLE-KERN 32011C00- KORTEMARK WERKEN-KERN 32011D00- KORTEMARK ZARREN-CENTRUM 32030A00- LO-RENINGE LO-KERN 32030B00- LO-RENINGE POLLINKHOVE-KERN 32030C00- LO-RENINGE RENINGE-KERN 33011A001 IEPER IEPER-CENTRUM 33011A011 IEPER ZAALHOF 33011A02- IEPER DIKSMUIDSE POORT 33011A301 IEPER HOORNWERK 33011A331 IEPER LIGYWIJK 33011A412 IEPER POTIJZE 33011C010 IEPER WIELTJE 33011G012 IEPER RODENBACHSTRAAT 33011G20- IEPER BRANDHOEK-KERN 33011J00- IEPER VOORMEZELE-DORP 33011L012 IEPER ZWARTE LEEN 33016A00- MESEN MESEN-CENTRUM 33021A00- POPERINGE POPERINGE-CENTRUM 33021A011 POPERINGE STATIONSWIJK 33021A031 POPERINGE ZWIJNLAND 33021A041 POPERINGE OUDE KLINIEK 33021A312 POPERINGE KOUTER 33021A332 POPERINGE DUINKERKESTRAAT 33021A433 POPERINGE ROODKRUIS 33021B00- POPERINGE RENINGELST-DORP 33021C000 POPERINGE KROMBEKE-DORP 33021D00- POPERINGE PROVEN-DORP 33021E00- POPERINGE ROESBRUGGE - DORP 33021F000 POPERINGE WATOU-DORP 33021F20- POPERINGE ABELE (WATOU) 33029A00- WERVIK WERVIK-CENTRUM 33029A01- WERVIK STATION 33029A03- WERVIK KOMENSTRAAT 33029A10- WERVIK SINT-JOZEF 33029A20- WERVIK REKE 33029A21- WERVIK GELUWESTEENWEG 33029A30- WERVIK KRUISEKE-KERN 33029B001 WERVIK GELUWE-KERN 33037A00- ZONNEBEKE ZONNEBEKE-CENTRUM 33037A011 ZONNEBEKE BROODSEINDE 33037B001 ZONNEBEKE PASSENDALE - PLAATS 33037C00- ZONNEBEKE BESELARE - PLAATS 33037D01- ZONNEBEKE 'T KANTIENTJE 33039A00- HEUVELLAND KEMMEL-CENTRUM 33039B000 HEUVELLAND WIJTSCHATE-DORP 33039B210 HEUVELLAND IEPERHOEK 33039D00- HEUVELLAND NIEUWKERKE - DORP 33039E00- HEUVELLAND DRANOUTER-DORP 33039F00- HEUVELLAND LOKER-DORP 33040A023 LANGEMARK-POELK. LANGEMARK-CENTRUM-NOORD 33040A10- LANGEMARK-POELK. SINT-JULIAAN-KERN 33040A21- LANGEMARK-POELK. MANGELARE 33040B00- LANGEMARK-POELK. BIKSCHOTE-KERN 33041A00- VLETEREN OOSTVLETEREN-CENTRUM 33041B000 VLETEREN WESTVLETEREN-DORP 33041C010 VLETEREN KRUISSTRAAT 34002A022 ANZEGEM KRUISWEG 34002D00- ANZEGEM TIEGEM-DORP 34002E00- ANZEGEM INGOOIGEM-DORP 34003A021 AVELGEM HUTTEGEM 34003A04- AVELGEM DRIES 34003A052 AVELGEM AVELGEM - BOS 34003A10- AVELGEM RUGGE 34003D00- AVELGEM OUTRIJVE-DORP 34009A31- DEERLIJK STATIONSWIJK 34013A032 HARELBEKE OOSTWIJK 34013A212 HARELBEKE EILAND 34013B012 HARELBEKE HOOGSTRAAT - TREURNIETSTRAAT 34013C01- HARELBEKE BRUGSE STEENWEG 34013C02- HARELBEKE MUIZEL 34022A04- KORTRIJK OUDE SINT-JANSWIJK 34022A12- KORTRIJK VENNING 34022A132 KORTRIJK GROENINGEKAAI 34022A143 KORTRIJK WIKINGS 34022A242 KORTRIJK RIJKSWACHT 34022A243 KORTRIJK RIJKSWACHT 34022A30- KORTRIJK DOORNIKSEWIJK 34022A311 KORTRIJK KLAKKAART 34022A401 KORTRIJK POTTELBERG 34022A50- KORTRIJK OVERLEIE 34022A51- KORTRIJK MEENSEPOORT 34022A521 KORTRIJK IZEGEMSTRAAT 34022A532 KORTRIJK ASTRIDPARK 34022A54- KORTRIJK WARANDE 34022A553 KORTRIJK BRUGSESTEENWEG 34022A601 KORTRIJK ALBERTPARK 34022B001 KORTRIJK HEULE-KERN 34022B030 KORTRIJK GRIJSPERRE 34022B032 KORTRIJK KOFFIESTRAAT 34022B223 KORTRIJK VREDELAAN - HEULE 34022B40- KORTRIJK SINT-KATHARINA-KERN 34022C001 KORTRIJK BISSEGEM-KERN 34022C033 KORTRIJK NEERBEEK 34022D00- KORTRIJK MARKE-CENTRUM 34022E01- KORTRIJK STERHOEK 34022E02- KORTRIJK PRESHOEK 34022F001 KORTRIJK ROLLEGEM-KERN 34022G001 KORTRIJK BELLEGEM - KERN 34022G043 KORTRIJK ZWINGEL 34022H00- KORTRIJK KOOIGEM-KERN 34023A001 KUURNE KUURNE-CENTRUM 34023A053 KUURNE VERNIEUWD CENTRUM 34025A011 LENDELEDE LENDELEDE-CENTRUM-OOST 34025A022 LENDELEDE LENDELEDE-CENTRUM-ZUID 34027A00- MENEN MENEN-CENTRUM 34027A01- MENEN SABBESTRAAT 34027A021 MENEN ARSENAALSTRAAT 34027A03- MENEN WERVIKSESTRAAT 34027A04- MENEN WAHISSTRAAT 34027A052 MENEN STADSPARK 34027A101 MENEN BARAKKEN 34027A11- MENEN RIJSELSESTRAAT (BARAKKEN) 34027A121 MENEN BASSE CENSESTRAAT 34027A132 MENEN SCHANSSTRAAT 34027A143 MENEN HALEWIJNSESTRAAT 34027A222 MENEN OUD KERKHOF 34027A244 MENEN IEPERSESTRAAT 34027A301 MENEN ONS DORP-OOST 34027A312 MENEN ONS DORP-WEST 34027A411 MENEN KORTRIJKSEPOORT 34027A421 MENEN BRUGSEPOORT 34027B001 MENEN LAUWE - PLAATS 34027B032 MENEN MOESKROENSTRAAT 34027B043 MENEN ASTRIDLAAN 34027B10- MENEN LAUWE TUINWIJK - STATION 34027C01- MENEN CROISE 34027C02- MENEN DRONKAARD 34027C112 MENEN PURGATOIRE 34040A201 WAREGEM EERTBRUGGE 34040A222 WAREGEM NOKERSEWEG 34041A001 WEVELGEM WEVELGEM-CENTRUM 34041A011 WEVELGEM WEVELGEM - KORTRIJKSTRAAT 34041A021 WEVELGEM WEVELGEM - MENENSTRAAT 34041A032 WEVELGEM LAUWESTRAAT 34041A040 WEVELGEM KLOEFHOEK 34041A124 WEVELGEM TUINSTRAAT 34041A222 WEVELGEM TOEKOMSTSTRAAT 34041A233 WEVELGEM KRUISHOEK 34041B02- WEVELGEM SCHOONWATER 34041B03- WEVELGEM KWADESTRAAT 34041C00- WEVELGEM MOORSELE - PLAATS 34041C03- WEVELGEM OVERHEULE - BARAKKEN 34042A00- ZWEVEGEM ZWEVEGEM-CENTRUM 34042C01- ZWEVEGEM GAUWELSTRAAT 34042E00- ZWEVEGEM SINT-DENIJS-KERN 34043B00- SPIERE-HELKIJN HELKIJN-DORP 35002A101 BREDENE SAS-SLIJKENS - OOST 35005A04- GISTEL BRUGSEBAAN 35005B00- GISTEL MOERE-CENTRUM 35005C00- GISTEL ZEVEKOTE-KERN 35006A00- ICHTEGEM ICHTEGEM - CENTRUM 35006A02- ICHTEGEM MOERDIJKSTRAAT 35006A11- ICHTEGEM TORHOUTBAAN 35006A22- ICHTEGEM VIJFWEGEN - VELD - REIGER - E. 35006B01- ICHTEGEM MOLENDORP 35006B02- ICHTEGEM BOUSSEMARE - HALVE BAREEL 35006B032 ICHTEGEM AMBACHTELIJKE ZONE 35011A00- MIDDELKERKE MIDDELKERKE-CENTRUM 35011B11- MIDDELKERKE NIEUW WILSKERKE 35011C001 MIDDELKERKE LEFFINGE-CENTRUM 35011E00- MIDDELKERKE SCHORE-CENTRUM 35011G000 MIDDELKERKE SLIJPE-KERN 35013A42- OOSTENDE NIEUWLANDSTRAAT 35013A44- OOSTENDE PRINSENLAAN 35013A501 OOSTENDE H.HARTPLEIN 35013A543 OOSTENDE NIJVERHEIDSSTRAAT 35013E42- OOSTENDE HOGE BARRIERE 35013F733 OOSTENDE MARIAKERKELAAN - VREDESTRAAT 35014A00- OUDENBURG OUDENBURG-CENTRUM 35014A03- OUDENBURG STATIONSSTRAAT 35014A04- OUDENBURG ZANDVOORDESTRAAT 35014D00- OUDENBURG WESTKERKE-CENTRUM 35029A00- DE HAAN KLEMSKERKE-CENTRUM 35029B000 DE HAAN VLISSEGEM-CENTRUM 36006A012 HOOGLEDE KONINGSHOEK 36007A01- INGELMUNSTER BEELSHOEK 36007A03- INGELMUNSTER EZELSHOEK 36007A042 INGELMUNSTER RODENBACHWIJK 36007A120 INGELMUNSTER HOGE DOORN - STAATSBAAN OP KO. 36008A021 IZEGEM NIEUWE WERELD 36008A03- IZEGEM HEIE 36008A052 IZEGEM IZEGEM-CENTRUM-WEST 36008A07- IZEGEM KANAAL 36008A200 IZEGEM PATERSWIJK 36008A211 IZEGEM BELLEVUE 36008A242 IZEGEM ABELE 36008A51- IZEGEM EMELGEM - VIJFWEGEN 36008B01- IZEGEM 'T HOGE - DE MAAN 36010A01- LEDEGEM SINT-ELOOIS- TER HULST 36010A03- LEDEGEM PROVINCIEBAAN 36010C01- LEDEGEM STENEN STAMPKOT 36011A001 LICHTERVELDE LICHTERVELDE-KERN 36011A033 LICHTERVELDE LICHTERVELDE-CENTRUM-STATION 36011A311 LICHTERVELDE 'T HAANTJE 36012A001 MOORSLEDE MOORSLEDE-CENTRUM 36012A01- MOORSLEDE SINT-ACARIUSHOEK 36012A10- MOORSLEDE SLIJPS - DORP 36012A212 MOORSLEDE BEITEM 36015A01- ROESELARE HEILIG HART 36015A02- ROESELARE IEPERSTRAAT - CENTRUM 36015A03- ROESELARE SINT-AMAND 36015A072 ROESELARE KANAAL VAN ROESELARE 36015A101 ROESELARE BEVERENSTEENWEG 36015A111 ROESELARE BATAVIA 36015A122 ROESELARE ONZE-LIEVE-VROUW 36015A132 ROESELARE SPANJE 36015A143 ROESELARE BROEDERSCHOOL 36015A191 ROESELARE AARDAPPELHOEK 36015A301 ROESELARE SINT-ELOOISWIJK 36015A50- ROESELARE DIKSMUIDE STEENWEG - KERN 36015A701 ROESELARE BEVEREN - KERN 36015A822 ROESELARE FORT 36015A83- ROESELARE ZWARTE LEEUW 36015B00- ROESELARE OEKENE-CENTRUM 36015C001 ROESELARE RUMBEKE-CENTRUM-KERN 36015C020 ROESELARE VIJFWEGEN 36015C20- ROESELARE BEITEM - KERN 36019A001 STADEN STADEN-CENTRUM 36019A011 STADEN MISPELAAREIK 36019A033 STADEN VOORSTAD 36019A042 STADEN VUILPAN 36019B00- STADEN OOSTNIEUWKERKE-CENTRUM 37002A01- DENTERGEM STATIESTRAAT 37002B00- DENTERGEM MARKEGEM-CENTRUM 37002D000 DENTERGEM WAKKEN-CENTRUM 37007A00- MEULEBEKE MEULEBEKE-CENTRUM 37007A01- MEULEBEKE LAPPERS 37007A03- MEULEBEKE SPOORWEGLAAN 37007A30- MEULEBEKE MARIALOOP 37010A02- OOSTROZEBEKE PAUWHOEK 37011B00- PITTEM EGEM-KERN 37012A001 RUISELEDE RUISELEDE-CENTRUM 37015A00- TIELT TIELT-CENTRUM 37015A01- TIELT STATIONSWIJK 37015A02- TIELT SPORTSTADION 37015A04- TIELT HULSTPLEIN 37015A21- TIELT PLANTIJNBUURT 37015A31- TIELT HUFFESELE 37015A422 TIELT DEINZE STEENWEG 37015D001 TIELT AARSELE-CENTRUM 37015D01- TIELT AARSELE - STATION 37017A02- WIELSBEKE DE DRIES 37017C021 WIELSBEKE HEIRWEG - WAKKENSTEENWEG 37018A00- WINGENE WINGENE-CENTRUM 37018A01- WINGENE SCHEEWEGE 37018B010 WINGENE STEENWEG BRUGGE-KORTRIJK 37018B10- WINGENE HILLE - BOTERSTRAAT 37020A00- ARDOOIE ARDOOIE-CENTRUM 37020A01- ARDOOIE STATION 38002A00- ALVERINGEM ALVERINGEM-CENTRUM 38002A01- ALVERINGEM FORTEM 38002C00- ALVERINGEM LEISELE-KERN 38002D000 ALVERINGEM IZENBERGE-KERN 38002F00- ALVERINGEM STAVELE-DORP 38008A010 DE PANNE VEURNESTRAAT - DUINENSTRAAT 38008A03- DE PANNE MARKTLAAN 38008A04- DE PANNE VEURNESTRAAT 38008B001 DE PANNE ADINKERKE-CENTRUM-NOORD 38008B01- DE PANNE 'T VELD 38008B02- DE PANNE DUINHOEK - DE PANNELAAN 38008B032 DE PANNE ADINKERKE-CENTRUM-ZUID 38016A001 NIEUWPOORT NIEUWPOORT - MIDDENSTAD 38016A01- NIEUWPOORT VEURNESTRAAT-OUDE VEURNEVAART 38016A02- NIEUWPOORT COPPIETERSSTRAAT 38016A052 NIEUWPOORT NIEUWPOORT-CENTRUM-OOST 38016C00- NIEUWPOORT RAMSKAPELLE-KERN 38025A030 VEURNE STATION - OUDE INDENT 38025A05- VEURNE PETIT PARIS 38025A07- VEURNE INDUSTRIEGEBIED II 38025C00- VEURNE AVEKAPELLE-KERN 38025G000 VEURNE BULSKAMP-KERN 38025H009 VEURNE BEAUVOORDE-CENTRUM 38025J00- VEURNE HOUTEM-KERN 41002A00- AALST AALST - WINKELCENTRUM 41002A031 AALST ZEEBERG 41002A20- AALST HOVENIERS 41002A24- AALST BERGEMEERSEN 41002A25- AALST HOSPITAAL 41002A421 AALST KERREBROEK 41002A64- AALST KEIZERSHALLEN 41002A721 AALST PUITEPUT 41002B001 AALST HOFSTADE-CENTRUM 41002B10- AALST BABBELAAR 41002D01- AALST HERDERSEM - KAPEL 41002E00- AALST MOORSEL-CENTRUM 41002E02- AALST EKSTERKEN 41002E20- AALST STEVEN 41002E21- AALST SPRUITHOEK 41002E22- AALST HOUTEN KRUIS - 'T HOEKSEN 41002F00- AALST BAARDEGEM-CENTRUM 41002F02- AALST BERG 41002G03- AALST KOKERIJ 41002G04- AALST PARIJS - HOOGSTRAAT 41002J000 AALST NIEUWERKERKEN - CENTRUM 41002J020 AALST LAAR 41002J100 AALST BREMT 41018A00- GERAARDSBERGEN GERAARDSBERGEN-CENTRUM 41018A02- GERAARDSBERGEN STATIONSWIJK 41018A04- GERAARDSBERGEN JOSEFIETEN 41018A05- GERAARDSBERGEN BOELARESTRAAT 41018A09- GERAARDSBERGEN OUDEBERG 41018A10- GERAARDSBERGEN HOGE BUIZEMONT 41018A110 GERAARDSBERGEN DIERKOST 41018A20- GERAARDSBERGEN ABDIJ 41018A30- GERAARDSBERGEN OUDENAARDSEPOORT 41018B01- GERAARDSBERGEN NEDERBOELARE - KASTEEL 41018B022 GERAARDSBERGEN REEP 41018C000 GERAARDSBERGEN ONKERZELE-CENTRUM 41018D001 GERAARDSBERGEN OVERBOELARE-CENTRUM 41018D01- GERAARDSBERGEN PLANKEN 41018D022 GERAARDSBERGEN OVERBOELARE - STATION 41018F00- GERAARDSBERGEN ZARLARDINGE-CENTRUM 41018H01- GERAARDSBERGEN VRIJHEID 41018J022 GERAARDSBERGEN SMEEREBBE-KERN 41018K00- GERAARDSBERGEN IDEGEM-KERN 41018S00- GERAARDSBERGEN VIANE-CENTRUM 41024A02- HAALTERT BRUL 41024A200 HAALTERT 'S GRAVENKERSELAAR 41024A21- HAALTERT EKENT 41024A412 HAALTERT TERJODEN 41024B10- HAALTERT LEBEKE 41024B20- HAALTERT DENDERHOUTEM-DRIES-TERWAERENT 41024B30- HAALTERT VONDELEN 41024C01- HAALTERT BERG 41024C02- HAALTERT TERLICHT 41024C032 HAALTERT BEERNHOUT 41024D001 HAALTERT HELDERGEM-DORP 41024D022 HAALTERT HELDERGEM - DRIES 41027B03- HERZELE HILLEGEM - DRIES 41027C00- HERZELE BORSBEKE-CENTRUM 41027D00- HERZELE RESSEGEM-KERN 41027E00- HERZELE WOUBRECHTEGEM-KERN 41027F00- HERZELE SINT-ANTELINKS-CENTRUM 41027G00- HERZELE STEENHUIZE-CENTRUM 41027H001 HERZELE SINT-LIEVENS-ESSE-CENTRUM 41034A00- LEDE LEDE-CENTRUM 41034A10- LEDE OVERIMPE 41034A410 LEDE VIJVER 41034A42- LEDE ACHTERSTE GUCHT 41034B00- LEDE WANZELE-KERN 41034C31- LEDE PAPEGEM-KERN 41034D000 LEDE SMETLEDE-CENTRUM 41048A01- NINOVE NEDERWIJK 41048A022 NINOVE ABDIJ 41048A05- NINOVE VENEBROEKEN 41048A30- NINOVE BURGTDAM 41048B01- NINOVE LEOPOLDSTRAAT 41048D00- NINOVE NEIGEM-KERN 41048H00- NINOVE APPELTERRE-CENTRUM 41048H022 NINOVE NEERSTRAAT 41048H10- NINOVE EICHEM-KERN 41048K001 NINOVE ASPELARE-DORP 41048L00- NINOVE NEDERHASSELT-CENTRUM 41063A01- ST-LIEVENS-HOUT. EILAND - KRABENIJK 41063A02- ST-LIEVENS-HOUT. 'S HONDSHUFFEL 41063B01- ST-LIEVENS-HOUT. BENEDENKOUTER 41063C01- ST-LIEVENS-HOUT. WINDGAT - OLM 41063D00- ST-LIEVENS-HOUT. VLIERZEL-CENTRUM 41063D020 ST-LIEVENS-HOUT. VLIERZELE - HOEKSKEN 41063E00- ST-LIEVENS-HOUT. ZONNEGEM-KERN 41081A00- ZOTTEGEM ZOTTEGEM-CENTRUM 41081A03- ZOTTEGEM MOMMARTRE 41081D00- ZOTTEGEM GROTENBERGE-KERN 41081F033 ZOTTEGEM TEN EDE 41081J00- ZOTTEGEM VELZEKE-CENTRUM 41081J01- ZOTTEGEM STEENWEG GENT-OUDENAARDE 41082A01- ERPE-MERE NIJVERHEIDSTRAAT - BROECK 41082A02- ERPE-MERE HOLLAND - BEEK 41082B02- ERPE-MERE KRAAINEST 41082B100 ERPE-MERE BOSSESTRAAT - NERENBROEK 41082B11- ERPE-MERE SEVECOOT 41082B21- ERPE-MERE SINT-APOLLONIA 41082F000 ERPE-MERE OTTERGEM-KERN 41082H01- ERPE-MERE GANZENDRIES - CLEERDRIES 42003A001 BERLARE BERLARE-CENTRUM - HOGENWEG 42003A022 BERLARE SINT-ANNAWIJK 42003A033 BERLARE HOEKSKEN - OVERHEET 42003C022 BERLARE MOSSEVELD 42003C033 BERLARE BROEKSTRAAT-DENDERMONDSE STWG. 42004A12- BUGGENHOUT NIEUWE BRIEL 42006E001 DENDERMONDE BAASRODE-CENTRUM 42006E021 DENDERMONDE BROEKHOUT - KOUTER 42006E072 DENDERMONDE MEIRGAT 42006F011 DENDERMONDE VARENBERG 42006F022 DENDERMONDE VARENBERG 42006H07- DENDERMONDE INDUSTRIEZONE 42008A011 HAMME NOORDSTRAAT 42008A032 HAMME KAPELLESTRAAT 42008A052 HAMME BIEZESTRAAT 42008A11- HAMME MEERSTRAAT 42008A202 HAMME SINT-ANNA 42008A303 HAMME BROEKSTRAAT 42008A501 HAMME GEEM 42008B001 HAMME MOERZEKE-KERN 42008B023 HAMME BOOTDIJK 42008B101 HAMME KASTEL - KERN 42010A001 LAARNE LAARNE-CENTRUM 42010A01- LAARNE STEENTJEN 42011A011 LEBBEKE STATIONSWIJK 42011A042 LEBBEKE WIJK KAPELLEKEN 42011A112 LEBBEKE FORTSTRAAT 42011A20 LEBBEKE MINNESTRAAT 42011B00- LEBBEKE WIEZE-KERN 42011B01- LEBBEKE ROYEN 42023A001 WAASMUNSTER WAASMUNSTER-CENTRUM 42025A011 WETTEREN WETTEREN-CENTRUM SCHELDEKAAI 42025A022 WETTEREN WETTEREN-CENTRUM - MOLENSTRAAT 42025A041 WETTEREN WARANDE 42025A100 WETTEREN OVERBEKE 42025A201 WETTEREN OVERSCHELDE-CENTRUM 42025A601 WETTEREN KWATRECHT 42025A712 WETTEREN STATIEKOUTER 42025A75- WETTEREN MOLENHOEK 42025C00- WETTEREN WESTREM-KERN 42026C100 WICHELEN BRUINBEKE 42028A01- ZELE DENDERMONDEBAAN 42028A021 ZELE KOUTER-ZUID 42028A031 ZELE KOUTER-NOORD 42028A10- ZELE DURMEN 42028A11- ZELE HANSEVELDE 42028A202 ZELE HEIKANT-KERN 42028A302 ZELE VRIJHEIDSBOOM 43002A001 ASSENEDE ASSENEDE-CENTRUM 43002A01- ASSENEDE SASDIJKSTRAAT - STAAKSTRAAT 43002B000 ASSENEDE OOSTEEKLO-CENTRUM 43002C20- ASSENEDE LANDSDIJK-KERN 43002D00- ASSENEDE BOEKHOUTE-CENTRUM 43005A01- EEKLO KERKSTRAAT - ROZE 43005A03- EEKLO ZUIDMOERSTRAAT-GENTSESTEENWEG 43005A041 EEKLO MOEIE 43005A072 EEKLO NIJVERHEIDSKAAI 43005A31- EEKLO WARME LANDEN 43007A001 KAPRIJKE KAPRIJKE-CENTRUM 43007A10- KAPRIJKE BENTILLE 43010A03- MALDEGEM ROKALSEIDE 43010A112 MALDEGEM KLEIT - LIEVE-VROUWDREEF 43010A402 MALDEGEM WESTEINDE - BOGAARDE 43010A430 MALDEGEM AKKERS 43010B00- MALDEGEM MIDDELBURG-CENTRUM 43010C011 MALDEGEM OUDE STAATSBAAN 43010C03- MALDEGEM STAATSBAAN 43014A00- ST-LAUREINS SINT-LAUREINS-CENTRUM 43014B00- ST-LAUREINS SINT-MARGRIETE - KERN 43014E000 ST-LAUREINS WATERVLIET - CENTRUM 43018A020 ZELZATE TUSSEN OUD EN NIEUW KANAAL 43018A033 ZELZATE HENDEKEN 43018A111 ZELZATE KLEIN RUSLAND 44001A10 AALTER MARIA-AALTER-KERN 44001B01- AALTER BRUGGEWIJK 44001C000 AALTER LOTENHULLE-CENTRUM 44011C000 DEINZE KOUTERKEN 44011F00- DEINZE GOTTEM-KERN 44011H00- DEINZE VINKT-KERN 44012B00- DE PINTE ZEVERGEM-CENTRUM 44013A00- DESTELBERGEN DESTELBERGEN-DORP 44013A042 DESTELBERGEN DE DAM - VISSERSHOEK 44013B000 DESTELBERGEN HEUSDEN-CENTRUM 44019A20- EVERGEM BELZELE 44019A40- EVERGEM DOORNZELE 44019B01- EVERGEM ZWAANTJE 44020A00- GAVERE GAVERE-KERN 44020B11- GAVERE AALBROEK 44020C00- GAVERE VURSTE-KERN 44020F00- GAVERE ASPER-CENTRUM 44020F010 GAVERE OVERBEKE 44021A040 GENT BRIEL 44021A10- GENT SINT-MACHARIUS 44021A13- GENT HEERNIS 44021A33- GENT HEUVELPOORT 44021A50- GENT DRONGENSTEENWEG 44021A521 GENT BRUGSE POORT 44021A531 GENT ROOIGEM 44021A542 GENT GROENDREEF 44021A60- GENT VOORMUIDE 44021A62- GENT HAM 44021A63- GENT TOLHUIS 44021A64- GENT BLAISANTVEST 44021A711 GENT EKKERGEM 44021A801 GENT WONDELGEMSTRAAT 44021B321 GENT KAUWPLEIN 44021B411 GENT OTTERGEMSE DRIES 44021C72- GENT MUIDEBRUG 44021C772 GENT VORMINGSSTATION OOST 44021C800 GENT MUIDE 44021D50- GENT DESTELDONK-DORP 44021E00- GENT SINT-AMANDSBERG CENTRUM 44021E021 GENT GROOT BEGIJNHOF 44021E042 GENT SCHELDESTRAAT 44021E31 GENT SCHELDEOORD 44021E32- GENT DAMPOORT 44021F001 GENT GENTBRUGGE-CENTRUM 44021G00- GENT LEDEBERG-CENTRUM 44021G01- GENT FLORA 44021G031 GENT EINDEKE 44021G101 GENT L. VAN HOUTTEBUURT (ST-ANTONIUS) 44021G112 GENT DE NAEYERDREEF 44021H01- GENT ROOSKEN 44021H020 GENT HUTSEPOT 44021K001 GENT DRONGEN DORP 44021K10- GENT BAARLE DORP 44021L03- GENT BRUG ZUIDWEST 44021L121 GENT RUSTOORD 44021M102 GENT VAN BEVEREPLEIN 44034B00- LOCHRISTI ZAFFELARE DORP 44034D001 LOCHRISTI BEERVELDE DORP 44040B00- MELLE GONTRODE KERN 44043C01- MERELBEKE HUNDELGEMSE STEENWEG 44043D00- MERELBEKE SCHELDERODE-KERN 44045A101 MOERBEKE KRUISSTRAAT 44048B02- NAZARETH LANDUIT 44049A001 NEVELE NEVELE-CENTRUM 44049A011 NEVELE OOSTBROEK 44049D00- NEVELE MERENDREE-KERN 44052A10- OOSTERZELE ANKER 44052B00- OOSTERZELE BALEGEM-DORP 44052D00- OOSTERZELE MOORTSELE-KERN 44052E002 OOSTERZELE LANDSKOUTER-KERN 44072A012 WAARSCHOOT JAGERPAD 44072A03- WAARSCHOOT WESTSTRAAT 44072A043 WAARSCHOOT KERE 44072A112 WAARSCHOOT BEKE - WAARSCHOOT 44072A31- WAARSCHOOT OOSTMEER 44073A03- WACHTEBEKE LANGELEDE 44073A100 WACHTEBEKE OVERSLAG 44073A114 WACHTEBEKE OUDEBURGSE SLUIS 44080A022 ZOMERGEM MOTJE 44080A10- ZOMERGEM BEKE 44080C000 ZOMERGEM OOSTWINKEL-KERN 44081B001 ZULTE OLSENE-KERN 44081C00- ZULTE MACHELEN-CENTRUM 4081C01- ZULTE STEENWEG-STATION 45035A030 OUDENAARDE PAMELE 45035A042 OUDENAARDE GEVAERTDREEF 45035A101 OUDENAARDE NEDERENAME-KERN 45035A201 OUDENAARDE ENAME-KERN 45035A50- OUDENAARDE LEUPEGEM-KERN 45035A601 OUDENAARDE BEVERE-KERN 45035A642 OUDENAARDE STATIONSWIJK 45035A732 OUDENAARDE KRANEVELD - GRIMBERGEN 45041A011 RONSE NINOVESTRAAT 45041A02- RONSE MARIJVE 45041A03- RONSE KASTEELSTRAAT 45041A051 RONSE PRINSKOUTER 45041A123 RONSE DE LINDE 45041A30- RONSE MOLENDAM 45041A321 RONSE RATTENBLOK - SCHELDEKOUTER 45041A350 RONSE SAINT-SAUVEURSTRAAT 45041A50- RONSE DE KLIJPE 45041A51 RONSE KAPELLESTRAAT 45041A60- RONSE BROEK 45041A61- RONSE HOGERLUCHT 45041A620 RONSE SANCTA MARIA 45041A70- RONSE TEN BERGE 45057A000 ZINGEM ZINGEM-CENTRUM 45057A01- ZINGEM MEERSKANT 45057B001 ZINGEM OUWEGEM-KERN 45057C00- ZINGEM HUISE-KERN 45059A212 BRAKEL VALKENBERG 45059A22- BRAKEL MOLENHOEK 45059A29- BRAKEL KLEIBERG - HAEYERSHOEK 45059B00- BRAKEL OPBRAKEL-KERN 45059B010 BRAKEL PULLENBERG 45059C00- BRAKEL ZEGELSEM-KERN 45059D00- BRAKEL ELST-KERN 45059E00- BRAKEL MICHELBEKE-KERN 45060A00- KLUISBERGEN RUIEN-CENTRUM 45060A010 KLUISBERGEN BUISESTRAAT 45060B001 KLUISBERGEN BERCHEM-CENTRUM 45060C00- KLUISBERGEN KWAREMONT-KERN 45060D00- KLUISBERGEN ZULZEKE-KERN 45061B00- WORTEGEM-PETEGEM WORTEGEM-KERN 45061C800 WORTEGEM-PETEGEM OOIKE-KERN 45061D112 WORTEGEM-PETEGEM GIJZELBROCHTEGEM - BLAARHOEK 45062A00- HOREBEKE SINT-MARIA-HOREBEKE-CENTRUM 45063B00- LIERDE HEMELVEERDEGEM-CENTRUM 45063C10- LIERDE GEMELDORP-KERN 45064A00- MAARKEDAL ETIKHOVE-CENTRUM 45064A02- MAARKEDAL NEDEROLBEEK 45065A01- ZWALM REKEGEM 45065C00- ZWALM SINT-MARIA-LATEM-KERN 45065H00- ZWALM ROBORST-KERN 45065L000 ZWALM SINT-DENIJS-BOEKEL-KERN 45065L011 ZWALM KLEIE 45065M00- ZWALM NEDERZWALM-KERN 46003A213 BEVEREN BIJL 46003E000 BEVEREN DOEL-KERN 46003H023 BEVEREN DE BUITEN 46013C001 KRUIBEKE RUPELMONDE-KERN 46013C012 KRUIBEKE GERAARD DE CREMERSTRAAT 46014A021 LOKEREN KOUTER 46014A032 LOKEREN DAM 46014A30- LOKEREN GENTSE STEENWEG - EINDE 46014A312 LOKEREN HUL 46014A60- LOKEREN HEIRBRUG 46014A622 LOKEREN OMLEIDING-ZUID 46014C00- LOKEREN DAKNAM-DOPP 46020B001 SINT-GILLIS-WAAS DE KLINGE-KERN 46020C11- SINT-GILLIS-WAAS KOUTER 46021A011 SINT-NIKLAAS ANKERSTRAAT 46021A021 SINT-NIKLAAS WESTERBUURT 46021A031 SINT-NIKLAAS STEDELIJK SPORTPLEIN 46021A032 SINT-NIKLAAS VELDSTRAAT 46021A101 SINT-NIKLAAS LANDBOUWERSSTRAAT 46021A401 SINT-NIKLAAS KONINGIN ELISABETHPLEIN 46021A522 SINT-NIKLAAS VAN DURMESTRAAT 46021A533 SINT-NIKLAAS VERBINDINGSSTRAAT 46021A701 SINT-NIKLAAS MOLEKEN 46021A732 SINT-NIKLAAS HAZEWIND 46021C20- SINT-NIKLAAS PUIVELDE-CENTRUM 46021D01- SINT-NIKLAAS ZWAANAARDE 46024A11- STEKENE BOSDORP 46024A20- STEKENE HEIKANT-KERN 46024A221 STEKENE HELLESTRAAT 46024A232 STEKENE DONKERHOFSTEDE 46024B223 STEKENE BREEDSTRAAT 46025A001 TEMSE TEMSE MARKT 46025A012 TEMSE EEKHOUTDRIES - VOLKSPLAATS 46025A081 TEMSE SMESKE 46025B00- TEMSE STER 46025C001 TEMSE TIELRODE-KERN 46025C022 TEMSE OUD GELAAG 71016A300 GENK WINTERSLAG - TUINWIJK I 71017A001 GINGELOM GINGELOM-KERN 71017D00- GINGELOM BUVINGEN-KERN 71017E00- GINGELOM BORLO-KERN 71017H012 GINGELOM HASSELBROEK 71017J000 GINGELOM MONTENAKEN-DORP 71024A191 HERK-DE-STAD TERBERMEN 71053A532 SINT-TRUIDEN SINT-JOZEFKLINIEK 71053D00- SINT-TRUIDEN DURAS-KERN 71053K00- SINT-TRUIDEN GROOT-GELMEN-KERN 72029A20- OVERPELT TUINWIJK 73009A00- BORGLOON BORGLOON-CENTRUM 73009C00- BORGLOON KERNIEL-KERN 73022J000 HEERS HORPMAAL-KERN 73022K00- HEERS VECHMAAL-KERN 73032D00- HOESELT SINT-HUIBRECHTS-HERN-KERN 73042B001 LANAKEN OUD REKEM 73066D01- RIEMST HEUKELOM 73066F101 RIEMST ZUSSEN-KERN 73066J00- RIEMST GENOELSELDEREN-KERN 73083A434 TONGEREN SINT-JAN 73083F002 TONGEREN KETSINGEN-KERN 73083J000 TONGEREN NEREM-KERN 73083L00- TONGEREN RUTTEN-KERN 73083M00- TONGEREN LAUW-KERN 73083N00- TONGEREN WIDOOIE-KERN 73083P00- TONGEREN PIRINGEN-KERN 73109A000 VOEREN 'S GRAVENVOEREN-KERN 73109F00- VOEREN MOELINGEN - KERN
BIJLAGE 3 (deel 1). ( 01/01/2021 - ... )
Lijst van woningbouwgebieden (deel 1 van 11001A00 tot 23016D222)
statistische buurten
naam gemeente
naam statistische buurt
11001A00-
AARTSELAAR
AARTSELAAR-CENTRUM
11001A01-
AARTSELAAR
DE LEEUWERIK
11001A020
AARTSELAAR
BUERSTEDE
11001A030
AARTSELAAR
YSSELAAR
11001A042
AARTSELAAR
KLEINE GRIPPE
11001A052
AARTSELAAR
LEUG
11001A063
AARTSELAAR
TEN DORPE
11001A10-
AARTSELAAR
'T HEIKEN
11001A173
AARTSELAAR
NOTELAAN
11001A20-
AARTSELAAR
DE KOEKOEK
11001A21-
AARTSELAAR
VIERPALEN
11002A00-
ANTWERPEN
ANTWERPEN KERN - OUDE STAD (S.
11002A01-
ANTWERPEN
KLAPDORP - BROUWERSVLIET
11002A02-
ANTWERPEN
GROENPLAATS (SPAANSE WALLEN)
11002A03-
ANTWERPEN
HOOGSTRAAT (SPAANSE WALLEN)
11002A04-
ANTWERPEN
OUDAAN (SPAANSE WALLEN)
11002A05-
ANTWERPEN
GEVANGENIS (SPAANSE WALLEN)
11002A10-
ANTWERPEN
MEIR - LEYSSTRAAT (SP. WALLEN)
11002A11-
ANTWERPEN
KIPDORP-ST.-JACOBS (SP. WALLEN)
11002A12-
ANTWERPEN
K.N.S.-NAT. BANK (SP. WALLEN)
11002A13-
ANTWERPEN
STADSWAAG-BEGIJNHOF (SP. WALLEN)
11002A14-
ANTWERPEN
TABAKSVEST (SPAANSE WALLEN)
11002A15-
ANTWERPEN
HESSENHUIS (SPAANSE WALLEN)
11002A21-
ANTWERPEN
ST.-ANDRIES (SPAANSE WALLEN)
11002A22-
ANTWERPEN
ST.-MICHIELSKAAI (SP. WALLEN)
11002B701
ANTWERPEN
LINKEROEVER-ZUID (LINKEROEVER)
11002B71-
ANTWERPEN
LINKEROEVER - STATION
11002B721
ANTWERPEN
LINKEROEVER-NOORD
11002B742
ANTWERPEN
THOENETLAAN (LINKEROEVER)
11002B752
ANTWERPEN
GLORIANTLAAN (LINKEROEVER)
11002B813
ANTWERPEN
BLANCEFLOERLAAN (LINKEROEVER)
11002C20-
ANTWERPEN
STATIEKWARTIER (STATIONSWIJK)
11002C21-
ANTWERPEN
ATHENEUM (STATIONSWIJK)
11002C22-
ANTWERPEN
DE CONINCPLEIN-Z. (STATIONSW.)
11002C23-
ANTWERPEN
OFFERANDESTRAAT (STATIONSWIJK)
11002C24-
ANTWERPEN
PROVINCIESTRAAT (STATIONSWIJK)
11002C25-
ANTWERPEN
PELIKAANSTRAAT (STATIONSWIJK)
11002C31-
ANTWERPEN
JEZUITENCOLLEGE (STATIONSWIJK)
11002C41
ANTWERPEN
DAMBRUGGESTRAAT-N.(STATIONSW.)
11002C42-
ANTWERPEN
DE ZAVEL (NOORDWIJK)
11002C43-
ANTWERPEN
ST.-WILLEBRORDUS (NOORDWIJK)
11002C44-
ANTWERPEN
POTGIETERSTRAAT (NOORDWIJK)
11002C45-
ANTWERPEN
STUIVENBERG ZIEKENHUIS(NOORDW.)
11002D30-
ANTWERPEN
CHARLOTTALEI (OOSTWIJK)
11002D31-
ANTWERPEN
ASTRID BAD (OOSTWIJK)
11002D32-
ANTWERPEN
ST.-VICENTIUS (OOSTWIJK)
11002D33-
ANTWERPEN
STADSPARK-ZUID (OOSTWIJK)
11002D34-
ANTWERPEN
DAGERAADPLAATS - OOSTSTATIE
11002D35-
ANTWERPEN
VAN DIEPENBEECKSTR. (OOSTWIJK)
11002D41-
ANTWERPEN
STAPPAERTS - KRIJGSHOSPITAAL
11002D42-
ANTWERPEN
LAMORINIERESTR.-ZUID (EBES)
11002E122
ANTWERPEN
WAALSE KAAI (ZUIDWIJK)
11002E131
ANTWERPEN
VLAAMSE KAAI (ZUIDWIJK)
11002E14-
ANTWERPEN
MUSEUMWIJK (ZUIDWIJK)
11002E15-
ANTWERPEN
GERECHTSHOF (ZUIDWIJK)
11002E50-
ANTWERPEN
BELL (ZUIDWIJK)
11002E521
ANTWERPEN
LANGE ELZENSTRAAT (ZUIDWIJK)
11002E53-
ANTWERPEN
TROONPLAATS (ZUIDWIJK)
11002E551
ANTWERPEN
GERECHTSHOF (ZUIDWIJK)
11002F11-
ANTWERPEN
ST.-CATHARINA (KIEL)
11002F12-
ANTWERPEN
MAURITS SABBELAAN (KIEL)
11002F21-
ANTWERPEN
KOLONIELAAN (CAM. HUYSMANSL.)
11002F223
ANTWERPEN
VOLHARDINGSSTRAAT (KIEL)
11002F60-
ANTWERPEN
KIEL - CENTRUM (KIEL)
11002F61-
ANTWERPEN
BOOMSE STWG-BEERSCHOT (KIEL)
11002F62-
ANTWERPEN
BEERSCHOT - STADION (KIEL)
11002F64-
ANTWERPEN
JAN DE VOSLEI (KIEL)
11002F65-
ANTWERPEN
PIUS X (KIEL)
11002G51-
ANTWERPEN
ST.-LAURENTIUS (ZUIDWIJK)
11002G522
ANTWERPEN
FRANSEN PLAATS (ZUIDWIJK)
11002G53-
ANTWERPEN
HARMONIE (ZUIDWIJK)
11002G54-
ANTWERPEN
KAREL OOMSTRAAT
11002G552
ANTWERPEN
C. TEICHMANN PLAATS (ZUIDWIJK)
11002G72-
ANTWERPEN
WILRIJKSPL. W. (WILRIJKSPLEIN
11002G73-
ANTWERPEN
BLOKKEN-KRUISHOFSTR. (WILR. PL.)
11002G74-
ANTWERPEN
DEN BRANDT (WILRIJKSPLEIN)
11002H40-
ANTWERPEN
ST.-AMANDUS (NOORDWIJK)
11002H41-
ANTWERPEN
STUIVENBERG-WEST
11002H43-
ANTWERPEN
ST.-JANSPLEIN-TRAPSTR. (N.WIJK)
11002H44-
ANTWERPEN
STUIVENBERGPLEIN (NOORDWIJK)
11002H83-
ANTWERPEN
SLACHTHUISWIJK (DAM-SCHIJNPOORT)
11002H84-
ANTWERPEN
DAM (DAM - SCHIJNPOORT)
11002J80-
ANTWERPEN
LUCHTBAL-ZUID
11002J81-
ANTWERPEN
LUCHTBAL-NOORD
11002J820
ANTWERPEN
IJZERLAAN (DAM - SCHIJNPOORT)
11002J83-
ANTWERPEN
DUBOISSSTRAAT (NOORDWIJK)
11002J84-
ANTWERPEN
WILLEMDOK (SPAANSE WALLEN)
11002J85-
ANTWERPEN
'T EILANDJE
11002J901
ANTWERPEN
SCHOONBROEK HANDBOOG
11002J912
ANTWERPEN
GR. HAGELKRUIS-L. BAEKELANDSTR.
11002J923
ANTWERPEN
SCHOONBROEK - TWEEKRONEN
11002J932
ANTWERPEN
DONKSE BEEK (EKEREN)
11002J94-
ANTWERPEN
LEUGENBERG-ZUID (EKEREN)
11002L000
ANTWERPEN
ZANDVLIET-KERN (ZANDVL.-5 DISTR.)
11002L011
ANTWERPEN
STALSHOEK (ZANDVLIET-5 DISTR.)
11002L100
ANTWERPEN
BERENDRECHT - KERN (BERENDRECHT)
11002L111
ANTWERPEN
STEENHOVENSTRAAT (BERENDRECHT)
11002L122
ANTWERPEN
VISWATER (BERENDRECHT - 4 DISTR.)
11002P00-
ANTWERPEN
EKEREN-CENTRUM
11002P01-
ANTWERPEN
EKEREN-DORP
11002P02-
ANTWERPEN
SCHOONBROEK
11002P03-
ANTWERPEN
DE GEESTEN
11002P04-
ANTWERPEN
HET ZAND
11002P05-
ANTWERPEN
LEERHOEKSLAAN
11002P100
ANTWERPEN
MARIABURG
11002P111
ANTWERPEN
DE BIST
11002P12-
ANTWERPEN
DE NOTESCHELP
11002P20-
ANTWERPEN
HOEKAKKER
11002P21-
ANTWERPEN
LUCASWIJK
11002P22-
ANTWERPEN
PRINSHOEVELAND
11002P23-
ANTWERPEN
LAGE BIST
11002P242
ANTWERPEN
KLAVERVELDEN
11002P500
ANTWERPEN
LEUGENBERG
11002Q001
ANTWERPEN
OUD MERKSEM
11002Q012
ANTWERPEN
MERKSEM-CENTRUM
11002Q021
ANTWERPEN
LAATLOS
11002Q03-
ANTWERPEN
GAGELVELDEN
11002Q04-
ANTWERPEN
KLUIZEVELDEN
11002Q052
ANTWERPEN
EIGEN HEERD
11002Q072
ANTWERPEN
DUIVELSHOEK
11002Q10-
ANTWERPEN
OUDE BAREEL
11002Q11-
ANTWERPEN
MERKSEMHEIDE
11002Q12-
ANTWERPEN
KROONWIJK
11002Q13-
ANTWERPEN
MELGESDREEF
11002Q14-
ANTWERPEN
TUINWIJK
11002Q201
ANTWERPEN
LAMBRECHTSHOEKEN
11002Q212
ANTWERPEN
LAARSE BAAN-WEST
11002Q222
ANTWERPEN
RIETSCHOORVELDEN
11002Q233
ANTWERPEN
LAARSE BAAN-OOST
11002Q242
ANTWERPEN
KRUISBAANVELDEN
11002Q30-
ANTWERPEN
KLEINE BAREEL
11002R00-
ANTWERPEN
DEURNE - GEMEENTEHUIS
11002R01-
ANTWERPEN
PLANKENBERG
11002R02-
ANTWERPEN
DEURNE-HET DORP
11002R03-
ANTWERPEN
GALLIFORT
11002R04-
ANTWERPEN
KREGLINGER
11002R05-
ANTWERPEN
TER RIVIEREN
11002R101
ANTWERPEN
KRONENBURG
11002R110
ANTWERPEN
BISSCHOPPENHOF
11002R12-
ANTWERPEN
CONFORTA
11002R13-
ANTWERPEN
TEN EEKHOVE
11002R180
ANTWERPEN
BREM
11002R19-
ANTWERPEN
KRUININGE
11002R20-
ANTWERPEN
VENNEBORG
11002R21-
ANTWERPEN
MORTELHOEK
11002R22-
ANTWERPEN
ERTBRUGGE
11002R23-
ANTWERPEN
ZWARTE AREND
11002R24-
ANTWERPEN
SCHOTENSTEENWEG
11002R30-
ANTWERPEN
'T MESTPUTTEKE
11002R31-
ANTWERPEN
DRIEKONINGEN
11002R32-
ANTWERPEN
ARENA
11002R33-
ANTWERPEN
KRIEKENHOF
11002R34-
ANTWERPEN
MUGGENBERG
11002R35-
ANTWERPEN
MORKHOVEN
11002R401
ANTWERPEN
BOEKENBERG
11002R41-
ANTWERPEN
DRAKENHOF
11002R42-
ANTWERPEN
BOEKENBERGLEI
11002R43-
ANTWERPEN
EKSTERLAAR
11002R44-
ANTWERPEN
BOTERLAAR - SILSBURG
11002S00-
ANTWERPEN
BORGERHOUT - GEMEENTEHUIS
11002S01-
ANTWERPEN
FONTEINSTRAAT
11002S02-
ANTWERPEN
DEN BLEEKHOF
11002S03-
ANTWERPEN
KROONSTRAAT-WEST
11002S04-
ANTWERPEN
HET LAAR
11002S05-
ANTWERPEN
KATTENBERG
11002S10-
ANTWERPEN
STENENBRUG-ZUID
11002S11-
ANTWERPEN
COLLEGE
11002S12-
ANTWERPEN
VAN DE PERRELEI
11002S13-
ANTWERPEN
BOELAERPARK-NOORD
11002S20-
ANTWERPEN
FOORPLEIN
11002S28-
ANTWERPEN
DEURNE - HUISKENS
11002S30-
ANTWERPEN
DE PEPERBUS
11002S31-
ANTWERPEN
ST.-ANNA
11002S41-
ANTWERPEN
LABORATORIUM
11002S42-
ANTWERPEN
GITSCHOTEL
11002S43-
ANTWERPEN
CRUYSLEI
11002T00-
ANTWERPEN
OP TEN BERGH
11002T01-
ANTWERPEN
POSTHOF
11002T02-
ANTWERPEN
HOFVELD
11002T03-
ANTWERPEN
STUIVENBERG
11002T04-
ANTWERPEN
OUDE JUSTITIE
11002T05-
ANTWERPEN
TURKEYEN
11002T10-
ANTWERPEN
RUYTENBURG
11002T111
ANTWERPEN
FRUITHOF
11002T12-
ANTWERPEN
OUDE BAEN
11002T13-
ANTWERPEN
MOLENVELD
11002T14-
ANTWERPEN
DE VELDEKENS
11002T20-
ANTWERPEN
GITSCHOTEL
11002T21-
ANTWERPEN
VOSSTRAETE
11002T22-
ANTWERPEN
GROENENHOEK
11002T23-
ANTWERPEN
BERCHEMBOS
11002T24-
ANTWERPEN
TUINWIJK
11002T30-
ANTWERPEN
ZURENBORG
11002T412
ANTWERPEN
ZILVERBEEK
11002T42-
ANTWERPEN
DE ZEPTEN
11002U00-
ANTWERPEN
WILRIJK-CENTRUM
11002U01-
ANTWERPEN
YPERMAN - STEYTELINCK
11002U02-
ANTWERPEN
OVERSNES - DUIVELSHOEK
11002U03-
ANTWERPEN
KOORNBLOEM
11002U10-
ANTWERPEN
HONDSNEST - MOLENVELD
11002U11-
ANTWERPEN
PARKWIJK
11002U20-
ANTWERPEN
VALAAR - DE BREM
11002U21-
ANTWERPEN
DE BRUYNLAAN-ZUID
11002U22-
ANTWERPEN
DE BRUYNLAAN-NOORD
11002U30-
ANTWERPEN
OOSTERVELD
11002U31-
ANTWERPEN
ELSDONK-OOST
11002U32-
ANTWERPEN
ELSDONK-WEST
11002U33-
ANTWERPEN
SINT-AUGUSTINUS
11002U40-
ANTWERPEN
EDEN
11002U41-
ANTWERPEN
U.I.A. VOORJAARSSTRAAT
11002U43-
ANTWERPEN
GALLAITLAAN
11002U60-
ANTWERPEN
DOOY SLOOY
11002V00-
ANTWERPEN
HOBOKEN - CENTRUM
11002V01-
ANTWERPEN
KLOOSTERSTRAAT
11002V02-
ANTWERPEN
VINKEVELDEN
11002V03-
ANTWERPEN
KAPELSTRAAT
11002V04-
ANTWERPEN
SPORT PARK BELL
11002V05-
ANTWERPEN
LEOPOLDLEI
11002V10-
ANTWERPEN
ZWAANTJES
11002V11-
ANTWERPEN
PORTUGESEHOF
11002V12-
ANTWERPEN
WEERSTANDLAAN
11002V13-
ANTWERPEN
HEIDE
11002V14-
ANTWERPEN
LICHTENBERG
11002V20-
ANTWERPEN
MEERLENHOF
11002V21-
ANTWERPEN
STUIVENBERG
11002V22-
ANTWERPEN
NACHTEGALENHOF-NOORD
11002V23-
ANTWERPEN
NACHTEGALENHOF-ZUID
11002V301
ANTWERPEN
MORETUSBURG
11002V312
ANTWERPEN
VISPUTTEN
11002V322
ANTWERPEN
POLDERSTAD
11004A00-
BOECHOUT
BOECHOUT-CENTRUM
11004A01-
BOECHOUT
HOVEREVELD
11004A02-
BOECHOUT
FRUITHOF
11004A03-
BOECHOUT
LANGE KROON
11004A10-
BOECHOUT
'T VOSKE
11004A21-
BOECHOUT
MOLENVELD
11004A220
BOECHOUT
GILLEGOMBUURT
11004A23-
BOECHOUT
SCHALIEHOEVEBUURT
11004B000
BOECHOUT
VREMDE-DORP
11004B010
BOECHOUT
BROECHEMSE STEENWEG
11004B022
BOECHOUT
NIEUWE WIJK
11005A00-
BOOM
BOOM-CENTRUM
11005A01-
BOOM
ADVOKAATSTRAAT
11005A02-
BOOM
DE HOEK
1005A03-
BOOM
BOOM STATION-F. DE SCHUTTERL.
11005A04-
BOOM
NOEVEREN
11005A10-
BOOM
BOSSTRAAT
11005A20-
BOOM
BAREEL-PARK
11005A211
BOOM
WATERTOREN
11005A22-
BOOM
GEBO
11005A232
BOOM
KORTE STRAAT
11005A30-
BOOM
PERTSGAD
11007A00-
BORSBEEK
BORSBEEK-CENTRUM
11007A01-
BORSBEEK
VOGELZANG
11007A020
BORSBEEK
ACHTERROT
11007A03-
BORSBEEK
VAN PUTLEI
11007A04-
BORSBEEK
OUDE SPRINKHAAN
11008A00-
BRASSCHAAT
VAGEVUURVELDEN
11008A01-
BRASSCHAAT
BRASSCHAAT-CENTRUM
11008A020
BRASSCHAAT
ZAND - HEISLAG
11008A03-
BRASSCHAAT
FORTUINBEEK
11008A04-
BRASSCHAAT
KLINIEK
11008A062
BRASSCHAAT
HEUVELS - RIETBEEMDEN
11008A10-
BRASSCHAAT
MIDDELKAART
11008A11-
BRASSCHAAT
LAGE KAART
11008A12-
BRASSCHAAT
HOGE KAART
11008A20-
BRASSCHAAT
DRIEHOEK
11008A21-
BRASSCHAAT
BETHANIE
11008A30-
BRASSCHAAT
MARIA-TER-HEIDE
11008A31-
BRASSCHAAT
MOLENHEIDE
11008A32-
BRASSCHAAT
BELLENHOF
11008A332
BRASSCHAAT
DUREN TIJD
11008A40-
BRASSCHAAT
MARIABURG
11008A49-
BRASSCHAAT
LEENHEIDE - KATERHEIDE
11008A500
BRASSCHAAT
VRIESDONK
11008A510
BRASSCHAAT
TER BORCHT - VOSHOL
11009A000
BRECHT
BRECHT-CENTRUM
11009A01-
BRECHT
HEIKEN
11009A042
BRECHT
HENSEL
11009A20-
BRECHT
HET VEEN
11009A21-
BRECHT
KAMBEENHEIDE
11009A222
BRECHT
HOGE HEIDE
11009A30-
BRECHT
OVERBROEK
11009B00-
BRECHT
SINT-LENAARTS-CENTRUM
11009B01
BRECHT
POTHOEK
11009B02-
BRECHT
HEIKEN
11009B032
BRECHT
KONINGSSTOEL
11009B20-
BRECHT
GROOT EN KLEIN VEERLE
11009C00-
BRECHT
SINT-JOB-IN-'T-GOOR - CENTRUM
11009C01-
BRECHT
LEEUWERIK
11009C020
BRECHT
ZAND
11009C03-
BRECHT
SINT-JOB-IN-'T-GOOR - DORP-N.
11013A00-
EDEGEM
EDEGEM-CENTRUM
11013A01-
EDEGEM
MUSSENBURG
11013A02-
EDEGEM
BUIZEGEM
11013A03-
EDEGEM
POSDIJK
11013A040
EDEGEM
BOERENLEGER
11013A050
EDEGEM
GRIJPEGEM
11013A101
EDEGEM
EEKHOF - ST.JOZEF
11013A11-
EDEGEM
ELSDONK
11013A12-
EDEGEM
VERBRANDE HOEVE
11013A132
EDEGEM
MOLENVELD
11013A142
EDEGEM
AAN DE HOEVE
11013A20-
EDEGEM
TER BEKE
11013A21-
EDEGEM
ROZENHOF
11016A000
ESSEN
ESSEN-CENTRUM
11016A010
ESSEN
HEUVEL
11016A021
ESSEN
KLOOSTERSTRAAT-OOST
11016A042
ESSEN
HONDSBERG
11016A052
ESSEN
DE VENNEN - DE WERF
11016A101
ESSEN
WILDERT-OOST
11016A112
ESSEN
WILDERT-WEST
11016A200
ESSEN
HORENDONK
11016A300
ESSEN
ESSEN - HOEK
11016A401
ESSEN
STATION
11016A412
ESSEN
VELDWEG
11016A501
ESSEN
HEIKANT
11016A60-
ESSEN
KALMTHOUTSE HOEK
11018A000
HEIMIKSEM
HEMIKSEM-DORP
11018A010
HEMIKSEM
HOOFDBOS
11018A021
HEMIKSEM
HEMIKSEM-CENTRUM
11018A030
HEMIKSEM
VARENVELDEN
11018A054
HEMIKSEM
BOUWERIJVELDEN
11018A101
HEMIKSEM
HEUVELSTRAAT
11018A111
HEMIKSEM
KERKENEINDE
11018A122
HEMIKSEM
SINT-BERNARD
11018A132
HEMIKSEM
KERKE BOS
11018A143
HEMIKSEM
SCHELSE BOS
11021A00-
HOVE
HOVE-CENTRUM
11021A01-
HOVE
GEELHAND
11021A02-
HOVE
KLEINE MIJL
11021A03-
HOVE
GRENS EDEGEM
11021A04-
HOVE
RATTENNEST
11021A062
HOVE
VELDKANT
11022A001
KALMTHOUT
KALMTHOUT-CENTRUM-OOST
11022A012
KALMTHOUT
KALMTHOUT-CENTRUM-WEST
11022A02-
KALMTHOUT
KIJKUIT-WEST
11022A032
KALMTHOUT
BEZEMHEIDE
11022A10-
KALMTHOUT
KALMTHOUT-DORP
11022A11-
KALMTHOUT
HEUVEL
11022A120
KALMTHOUT
ACHT ZALIGHEDEN
11022A201
KALMTHOUT
OUD-HEIDE
11022A21-
KALMTHOUT
DENNENDAAL
11022A22-
KALMTHOUT
GEUZENBAK
11022A232
KALMTHOUT
NIEUWE WIJK - HEIDE
11022A30-
KALMTHOUT
ACHTERBROEK-CENTRUM
11022A31-
KALMTHOUT
ACHTERBROEK-WUUSTWEZEL
11022A322
KALMTHOUT
HEIKEN-NOORD
11022A401
KALMTHOUT
NIEUWMOER-CENTRUM
11023A00-
KAPELLEN
KAPELLEN-CENTRUM
11023A01-
KAPELLEN
BEUKENHOF
11023A02-
KAPELLEN
ESSENHOUT - ZILVEREN HOEK
11023A03-
KAPELLEN
HOEVENSE BAAN
11023A04-
KAPELLEN
BEAULIEU
11023A050
KAPELLEN
STARRENHOF
11023A062
KAPELLEN
DENNENBURG
11023A10-
KAPELLEN
PUTTE-CENTRUM
11023A11-
KAPELLEN
ERTBRAND
11023A122
KAPELLEN
PUTTE-OOST
11023A133
KAPELLEN
RIJMAKERSBOS
11024A00-
KONTICH
KONTICH-CENTRUM
11024A01-
KONTICH
BROEKBEEMDEN - NACHTEGAAL
11024A02-
KONTICH
LIJSTERBOL - KRUISSCHANSLEI
11024A03-
KONTICH
TUINWIJK - GROENINGENLEI
11024A04-
KONICH
ALTENA
11024A05-
KONTICH
BLAUWE STEEN
11024A10-
KONTICH
BOONWIT
11024A111
KONTICH
SINT-RITA
11024A132
KONTICH
PIERSSTRAAT
11024A200
KONTICH
KONTICH - KAZERNEN
11024A210
KONTICH
NIEUW KONTICH
11024A220
KONTICH
SCHEIHAGEN
11024A30-
KONTICH
VERBRANDE HOEVE
11024A412
KONTICH
REEP
11024A423
KONTICH
WILDVELD
11024B00-
KONTICH
WAARLOOS-KERN
11024B012
KONTICH
KERKEVELDEN
11025A000
LINT
LINT-CENTRUM
11025A01-
LINT
NIEUW KWARTIER
11025A02-
LINT
LINTZ-VELD
11025A042
LINT
MOEDERHOEVE
11025A053
LINT
SCHUURVELD
11029A00-
MORTSEL
OUDE-GOD
11029A01-
MORTSEL
TOMMELT
11029A02-
MORTSEL
HOF VAN RIETH
11029A10-
MORTSEL
MORTSEL - DORP
11029A11-
MORTSEL
SINT-JOZEF
11029A12-
MORTSEL
DRABSTRAAT
11029A13-
MORTSEL
SAVELKOUL
11029A14-
MORTSEL
CATECROY
11029A201
MORTSEL
LUITHAGEN
11029A211
MORTSEL
DIESEGHEM
11029A22-
MORTSEL
OOSTERVELD
11029A242
MORTSEL
TEN DORPE
11029A301
MORTSEL
ZILVERBEEK
11030A00-
NIEL
NIEL-CENTRUM
11030A01-
NIEL
NIEL - DORP-OOST
11030A02-
NIEL
NIEL - DORP-WEST
11030A03-
NIEL
NIELSE MATEN
11030A10-
NIEL
HELLEGAT - STEENBAKKERIJEN
11035A000
RANST
RANST-CENTRUM
11035A01-
RANST
DOGGENHOUT
11035A022
RANST
ZEVENBERGEN
11035A10-
RANST
MILLEGEM
11035A20-
RANST
SPRUITERSHOF
11035B00-
RANST
OELEGEM-CENTRUM
11035B010
RANST
SCHRANSHOEVE
11035B02-
RANST
EVERHOEK
11035B032
RANST
LINDBERGHOEVE
11035B043
RANST
KNOD
11035C00-
RANST
BROECHEM-CENTRUM
11035C01-
RANST
VELD - HET LOO
11035D001
RANST
EMBLEM-CENTRUM
11035D10-
RANST
HET ALLIERS
11037A00-
RUMST
RUMST - CENTRUM
11037A01-
RUMST
KLEINE LANDEIGENDOM
11037A02-
RUMST
STEENBERGHOEK
11037A10-
RUMST
VOSBERG
11037B00-
RUMST
TERHAGEN-KERN
11037B01-
RUMST
1 MEI-BUURT
11037B022
RUMST
MOLLEVELD
11037C000
RUMST
REET-CENTRUM
11037C010
RUMST
REET-DORP-NOORD
11037C022
RUMST
CLEMENSHOEK
11037C100
RUMST
DE VAART
11037C110
RUMST
PREDIKHERENHOEVE
11037C12-
RUMST
TURKIJE
11037C19-
RUMST
GROTE PAEPENDAELEN
11037C20-
RUMST
STATIE
11038A000
SCHELLE
SCHELLE-DORP
11038A010
SCHELLE
MIKMAN
11038A020
SCHELLE
MAAIENHOEK
11038A030
SCHELLE
LAARHOEK
11038A04-
SCHELLE
BOERENHOEK
11039A00-
SCHILDE
SCHILDE-DORP
11039A010
SCHILDE
LINDENHOEK
11039A02-
SCHILDE
SCHILDE-CENTRUM-TURNHOUTSEBAAN
11039A03-
SCHILDE
DE REST
11039A04-
SCHILDE
PICARDIE
11039A10-
SCHILDE
BERGEN-ZUID
11039A11-
SCHILDE
BERGEN-NOORD
11039A122
SCHILDE
DE LOOCK
11039A20-
SCHILDE
DEN DRIJHOEK-NOORD
11039A21-
SCHILDE
KLEINE WATERSTR.-SCHILDESTRAN.
11039A22-
SCHILDE
STEIJNHOEVEN
11039B000
SCHILDE
'S GRAVENWEZEL-CENTRUM
11039B01-
SCHILDE
HERTEBOS
11039B02-
SCHILDE
HOGE HAAR
11039B032
SCHILDE
ZONNEBOS
11039B08-
SCHILDE
'S GRAVENWEEL-VERSPR. BEW.Z.
11039B10-
SCHILDE
BELLEMONT
11040A00-
SCHOTEN
SCHOTEN-CENTRUM
11040A01-
SCHOTEN
SCHOTEN-CENTRUM-ZUID
11040A02-
SCHOTEN
SCHOTEN-CENTRUM-ZUIDWEST
11040A03-
SCHOTEN
BORGEIND
11040A040
SCHOTEN
HEIKANT
11040A050
SCHOTEN
BLOEMENDAAL
11040A060
SCHOTEN
KLEINVELD
11040A072
SCHOTEN
BRAAM
11040A10-
SCHOTEN
DONK
11040A11-
SCHOTEN
SCHOTENHOF
11040A12-
SCHOTEN
WETSCHOT
11040A13-
SCHOTEN
BERKENRODE
11040A14-
SCHOTEN
KONINGSHOF
11040A201
SCHOTEN
DEUZELD
11040A211
SCHOTEN
WITHOF
11040A222
SCHOTEN
WINKELSTAP
11040A232
SCHOTEN
KRUININGEN
11040A242
SCHOTEN
VOORSCHOTEN
11040A253
SCHOTEN
BOEKENBORG
1040A27-
SCHOTEN
ALBERTKANAAL-NOORD
11040A30-
SCHOTEN
ELSHOUT
11040A322
SCHOTEN
KROMVEN
11040A410
SCHOTEN
SAS 6
11044A001
STABROEK
STABROEK-CENTRUM-WEST
11044A02-
STABROEK
'S HERTOGENDIJK
11044A032
STABROEK
STABROEK-CENTRUM-OOST
11044A042
STABROEK
HAZEPAD
11044A10-
STABROEK
PUTTE - DRIEHOEK
11044A112
STABROEK
PLANTIJN
11044A21-
STABROEK
GALGEVELD - WATERSTRAAT
11044B001
STABROEK
HOEVENEN-CENTRUM
11044B012
STABROEK
WITVEN
11044B022
STABROEK
KREKELBERG
11044B100
STABROEK
KREKELBERGSTRAAT - HOGE WEG
11044B11-
STABROEK
HOGEWEG - 'S HERTOGENDIJK
11050A000
WIJNEGEM
WIJNEGEM-CENTRUM-NOORD
11050A01-
WIJNEGEM
WIJNEGEM-CENTRUM-ZUID
11050A02-
WIJNEGEM
KOOLSVELD
11050A03-
WIJNEGEM
RUGGEVELD
11050A04-
WIJNEGEM
ZEVENBUNDER
11050A100
WIJNEGEM
STOKERIJ
11050A110
WIJNEGEM
MOLENHEIDE
11050A274
WIJNEGEM
DORENBOS
11052A00-
WOMMELGEM
WOMMELGEM-CENTRUM
11052A010
WOMMELGEM
KALLEMENT
11052A02-
WOMMELGEM
SPORTCENTRUM - ST.-DAMIAANSTR.
11052A03-
WOMMELGEM
DOORNAARDSTRAAT
11052A041
WOMMELGEM
HERENTALSE BAAN
11052A052
WOMMELGEM
VERBRANDE LEI
11052A072
WOMMELGEM
DOORNBOOM
11052A100
WOMMELGEM
KANDONKLAAR
11052A110
WOMMELGEM
VOGELZANG
11052A200
WOMMELGEM
TERNESSELEI
11052A212
WOMMELGEM
TIP
11053A000
WUUSTWEZEL
WUUSTWEZEL-CENTRUM
11053A02-
WUUSTWEZEL
BREKELEN
11053A03-
WUUSTWEZEL
MOLENBERGEN
11053A04-
WUUSTWEZEL
KRUISWEG
11053A052
WUUSTWEZEL
RIJSVENNEN
11053A101
WUUSTWEZEL
GOOREIND-KERN
11053A122
WUUSTWEZEL
GOOREIND - BREDABAAN
11053A132
WUUSTWEZEL
GOED KOCH
11053A21-
WUUSTWEZEL
WESTDOORN-KERN
11053A400
WUUSTWEZEL
BRAKEN
11053A610
WUUSTWEZEL
DE VLOEIKENS
11053A622
WUUSTWEZEL
HOFAKKER
11053B000
WUUSTWEZEL
LOENHOUT-CENTRUM
11053B033
WUUSTWEZEL
HENNINGEN
11054A00-
ZANDHOVEN
ZANDHOVEN-CENTRUM
11054A01-
ZANDHOVEN
SCHALIENHOF
11054A02-
ZANDHOVEN
ZANDHOVEN UITBREIDING-ZUID
11054B00-
ZANDHOVEN
PULDERBOS-CENTRUM
11054B01-
ZANDHOVEN
MOLENHEIDE
11054B022
ZANDHOVEN
VIESENBOS
11054C00-
ZANDHOVEN
PULLE-CENTRUM
11054C01-
ZANDHOVEN
ZANDHEIDE - KEULSE BAAN
11054D00-
ZANDHOVEN
VIERSEL-DORP
11054E00-
ZANDHOVEN
MASSENHOVEN-DORP
11054E022
ZANDHOVEN
TULPENLAAN
11055A000
ZOERSEL
ZOERSEL-CENTRUM
11055A01-
ZOERSEL
KIEVIT
11055A02-
ZOERSEL
KREKELENBERG-VOORNE-MEERHEIDE
11055A10-
ZOERSEL
SINT-ANTONIUS-KERN
11055A11-
ZOERSEL
SINT-ANTONIUS-KLINIEK
11055A142
ZOERSEL
JUKSCHOT
11055A152
ZOERSEL
DE KNOD
11055A213
ZOERSEL
RISSCHOT
11055A224
ZOERSEL
ZOERSELHOEK
11055A235
ZOERSEL
SCHRIEKHEIDE
11055A313
ZOERSEL
KAPELLENHOF
11055B000
ZOERSEL
HALLE-CENTRUM
11055B010
ZOERSEL
LIEFKENSHOEK
11055B02-
ZOERSEL
DRIESHEIDE
11055B030
ZOERSEL
KATTENBERG
11055B110
ZOERSEL
DE PLOEG
11055B120
ZOERSEL
HEIDEHOEVEN
11056A00-
ZWIJNDRECHT
ZWIJNDRECHT-CENTRUM
11056A01-
ZWIJNDRECHT
ZWIJNDRECHT-CENTRUM-OOST
11056A02-
ZWIJNDRECHT
OUDE MOLENKOUTER
11056A03-
ZWIJNDRECHT
H.GEESTHOEK
11056A04-
ZWIJNDRECHT
KAPELLENKOUTER
11056A05-
ZWIJNDRECHT
MOLENSTRAAT
11056A210
ZWIJNDRECHT
LAARKOUTER
11056A220
ZWIJNDRECHT
HEIKEN
11056A312
ZWIJNDRECHT
NEERBROEK
11056A412
ZWIJNDRECHT
VROMENHOVE
11056B00-
ZWIJNDRECHT
BURCHT-DORP
11056B01-
ZWIJNDRECHT
KRABBENHOEK
11056B02-
ZWIJNDRECHT
KRUIBEEKSE STEENWEG
11056B032
ZWIJNDRECHT
'T HOEKSEN
11057A00-
MALLE
WESTMALLE-CENTRUM
11057A010
MALLE
WESTMALLE - DORPSKOM-OOST
11057A02-
MALLE
KRUISPUNT
11057A03-
MALLE
RUSTHUIS ZUSTERS
11057A042
MALLE
GROOTAKKER
11057A10-
MALLE
SCHERPENBERG
11057A110
MALLE
MOSTHEUVEL
11057B00-
MALLE
OOSTMALLE-CENTRUM
11057B02-
MALLE
HAARD - MEIR
11057B04-
MALLE
HOOGSTRAATSEBAAN
11057B212
MALLE
HOGE WARANDE
11057B22-
MALLE
SINT-LENAARTSE BAAN - DE DAAD
11057B233
MALLE
OOSTMALLE VERKAVELING NOORD
11057B314
MALLE
KWAADLINDE
11057B32-
MALLE
MOLENEIDE
11057B335
MALLE
VOGELZANG - HAARD II
12002A001
BERLAAR
BERLAAR - CENTRUM
12002A012
BERLAAR
BERLAAR - CENTRUM-ZUID
12002A023
BERLAAR
PLAS
12002A200
BERLAAR
HEIKANT
12002A21-
BERLAAR
MELKOUWEN
12002A300
BERLAAR
MOLENHOEK-KERN
12005A000
BONHEIDEN
BONHEIDEN-CENTRUM
12005A01-
BONHEIDEN
VAGEVUUR - IMELDAKLINIEK
12005A02-
BONHEIDEN
OTTERSKOEK - DORSTVELD
12005A032
BONHEIDEN
VENNEBOSSEN - CARDIJN
12005A100
BONHEIDEN
PUTSE STEENWEG - SINT-LUDWINA
12005A11-
BONHEIDEN
DIEDONKEN
12005A122
BONHEIDEN
BEFFERVELDEN
12005B00-
BONHEIDEN
RIJMENAM-CENTRUM
12005B01-
BONHEIDEN
HEIDE
12005B18-
BONHEIDEN
HARENT
12005B202
BONHEIDEN
MART
12007A001
BORNEM
BORNEM-CENTRUM
12007A01-
BORNEM
HOUTENMOLEN
12007A021
BORNEM
GROTE HEIDE(ST.BERNARDUSABDIJ)
12007A032
BORNEM
RIJKENHOEK - DRIES
12007A043
BORNEM
OVER STATION
12007A052
BORNEM
DOREGEM
12007A100
BORNEM
BRANST
12007A112
BORNEM
KRAAIHOEVE
12007A122
BORNEM
BRANDHEIDE
12007B00-
BORNEM
HINGENE-CENTRUM
12007B012
BORNEM
'T ZAND - WATERINGEN
12007B100
BORNEM
WINTHAM
12007B20-
BORNEM
EIKEVLIET-KERN
12007C00-
BORNEM
MARIEKERKE-CENTRUM
12007C01-
BORNEM
HEIKANT
12009A000
DUFFEL
DUFFEL-CENTRUM-WEST
12009A012
DUFFEL
BEUNT
12009A023
DUFFEL
VELEPLAS
12009A031
DUFFEL
TER ELST
12009A041
DUFFEL
SPORTCENTRUM-WEST
12009A054
DUFFEL
RECHTSTRAAT
12009A10-
DUFFEL
MIJLSTRAAT - KERN
12009A200
DUFFEL
DUFFEL-CENTRUM-OOST
12009A211
DUFFEL
PERWIJS
12009A221
DUFFEL
MECHELSE BAAN
12009A313
DUFFEL
GANZENKOOR
12009A322
DUFFEL
ROOIENBERG-WEST
12014A001
HEIST-OP-DEN-BERG
BERG-CENTRUM
12014A01-
HEIST-OP-DEN-BERG
HEIST-OP-DEN-BERG-STATIONSTR
12014A022
HEIST-OP-DEN-BERG
HEIST-OP-DEN-BERG-CENTRUM
12014A033
HEIST-OP-DEN-BERG
OUDE TUINWIJK
12014A042
HEIST-OP-DEN-BERG
BERG - WATERTOREN
12014A053
HEIST-OP-DEN-BERG
HOF VAN RIEMEN
12014A202
HEIST-OP-DEN-BERG
ZONDERSCHOT-KERN
12014A30-
HEIST-OP-DEN-BERG
GOOR
12014A31-
HEIST-OP-DEN-BERG
ACHTERHEIDE
12014A322
HEIST-OP-DEN-BERG
RASHOEVE
12014A50-
HEIST-OP-DEN-BERG
HEILIG - HART
12014A522
HEIST-OP-DEN-BERG
KRUISPUNT - MORETUS
12014B000
HEIST-OP-DEN-BERG
HALLAAR-KERN
12014B012
HEIST-OP-DEN-BERG
SPEK
12014B023
HEIST-OP-DEN-BERG
BOONMARKT
12014C00-
HEIST-OP-DEN-BERG
ITEGEM-CENTRUM
12014C01-
HEIST-OP-DEN-BERG
ITEGEM-CENTRUM-WEST
12014C022
HEIST-OP-DEN-BERG
GANZENAKKER
12014C033
HEIST-OP-DEN-BERG
ISSCHOT
12014C044
HEIST-OP-DEN-BERG
BEVELSE STEENWEG
12014D001
HEIST-OP-DEN-BERG
WIEKEVORST-KERN
12014D010
HEIST-OP-DEN-BERG
WIEKEVORST-UITBREIDING-ZUIDUI
12014D022
HEIST-OP-DEN-BERG
WITTE GRACHT
12014E001
HEIST-OP-DEN-BERG
BOOISCHOT-CENTRUM
12014E01-
HEIST-OP-DEN-BERG
BOOISCHOT-STATION-N.-SPOORW.
12014E022
HEIST-OP-DEN-BERG
HOEK
12014E032
HEIST-OP-DEN-BERG
HEIVELDEN
12014E10-
HEIST-OP-DEN-BERG
PIJPELHEIDE-KERN
12014E11-
HEIST-OP-DEN-BERG
BOOISCHOT-STATION-Z.-SPOORW.
12014E122
HEIST-OP-DEN-BERG
MOER
12014F000
HEIST-OP-DEN-BERG
SCHRIEK-CENTRUM
12014F01-
HEIST-OP-DEN-BERG
NIEUWE WIJK
12014F022
HEIST-OP-DEN-BERG
KAPELLEKESDREEF
12014F10-
HEIST-OP-DEN-BERG
GROOTLO-KERN
12014F18-
HEIST-OP-DEN-BERG
KOUWLEZEN
12021A00-
LIER
LIER-CENTRUM-WEST
12021A01-
LIER
LIER-CENTRUM-OOST
12021A02-
LIER
BINNENRAND-OOST
12021A03-
LIER
BINNENRAND-WEST
12021A04-
LIER
WAVERSESTEENWEG
12021A051
LIER
BOOMLAAR
12021A101
LIER
HEILIGE FAMILIE-WEST
12021A122
LIER
BIST
12021A132
LIER
HEILIGE FAMILIE-OOST
12021A200
LIER
MECHELSESTEENWEG-OOST
12021A212
LIER
MECHELSESTEENWEG-WEST
12021A301
LIER
BOGERSE VELDEN
12021A311
LIER
ZEVENBERGEN
12021A322
LIER
AUSTRALIE
12021A333
LIER
PANNENHUIS
12021A342
LIER
DONK
12021A353
LIER
KLAPLAAR
12021A40-
LIER
LISP
12021A411
LIER
SINT-BERNARDUS
12021A422
LIER
BELLE VUE
12021A512
LIER
BEUNT
12021B000
LIER
KONINGSHOOIKT-KERN
12021B012
LIER
KONINGSBOS - MOLENVELD
12021B023
LIER
'T LAMMEKEN
12025A00-
MECHELEN
MECHELEN-CENTRUM - GROTE MARK
12025A011
MECHELEN
VLIETSE
12025A02-
MECHELEN
WINKELCENTRUM-(BRUUL-IJZ.LEEN.)
12025A031
MECHELEN
MELAAN
12025A05-
MECHELEN
GASTHUIS
12025A06-
MECHELEN
ONZE-LIEVE-VROUWKERK
12025A10-
MECHELEN
MECHELEN - STATIONSWIJK
12025A11-
MECHELEN
COMET - KONINGIN ASTRIDLAAN
12025A12-
MECHELEN
WINKETBURG - KOOLSTRAAT
12025A20-
MECHELEN
PENNEPOEL
12025A21-
MECHELEN
KLEIN MALINOIS
12025A22-
MECHELEN
KAZERNE
12025A23-
MECHELEN
MONTREAL
12025A256
MECHELEN
KAUWENDAAL
12025A301
MECHELEN
NEKKERSPOEL - BEERPUTTEN
12025A31-
MECHELEN
PAPENHOF
12025A32
MECHELEN
GROTE NIEUWENDIJK
12025A332
MECHELEN
NEKKERSPOEL - LAKENMAKERSSTRAAT
12025A342
MECHELEN
PASBURG
12025A401
MECHELEN
HOMBEKSE STEENW.-SCHONENBER.
12025A410
MECHELEN
KRUISBAAN
12025A42-
MECHELEN
RIDDER DESSAINLAAN
12025A430
MECHELEN
NIEUWE WATERTOREN
12025A441
MECHELEN
STUIVENBERG
12025A45-
MECHELEN
ZEMSTBAAN
12025A462
MECHELEN
SINT-JAN BERCHMANS
12025A50-
MECHELEN
TERVUURSEDREEF-HANSWIJKS HOEK
12025A51-
MECHELEN
VOETBALSTADION
12025A521
MECHELEN
ESDOORN
12025A532
MECHELEN
GEERDEGEMVELD
12025A60-
MECHELEN
SABBESTRAAT - SCHIJFSTRAAT
12025A61-
MECHELEN
OUD-OEFENPLEIN
12025A620
MECHELEN
OUD-ANTWERPSE BAAN
12025A631
MECHELEN
KATANGA
12025A64-
MECHELEN
OTTERBEEK
12025A662
MECHELEN
GALGEBERG
12025A70-
MECHELEN
LEUVENSE STEENWEG
12025A77-
MECHELEN
ARSENAAL
12025A80-
MECHELEN
BATTEL
12025A810
MECHELEN
BATTELSESTEENWEG
12025A82-
MECHELEN
BATTEL-BURG
12025A830
MECHELEN
BARON EMPAINLAAN
12025A84-
MECHELEN
WARANDE
12025A912
MECHELEN
KRUIDTUIN - KLEIN SEMINARIE
12025A921
MECHELEN
ADEGEMSTRAAT
12025A932
MECHELEN
BEGIJNHOF
12025A942
MECHELEN
HEEMBEEMD
12025A952
MECHELEN
KONINGIN ASTRIDL. - BINNENSTA.
12025B000
MECHELEN
HOMBEEK-CENTRUM
12025B020
MECHELEN
HET HEIKEN - PLEIN
12025B032
MECHELEN
HOMBEEK - KAZERNE
12025C00-
MECHELEN
LEEST-KERN
12025C01-
MECHELEN
DE KNIP
12025C022
MECHELEN
VINKSTRAAT
12025D00-
MECHELEN
HEFFEN-KERN
12025D012
MECHELEN
HEIBEEK
12025E001
MECHELEN
WALEM-CENTRUM
12025E012
MECHELEN
ROZENDAAL
12025F00-
MECHELEN
MUIZEN-CENTRUM
12025F02-
MECHELEN
VENNEWIJK-KERN
12025F032
MECHELEN
VENNE
12025F041
MECHELEN
SPOORWEG-NOORD - VERSPR. BEW.
12025F102
MECHELEN
WIELENDRIES
12025F191
MECHELEN
WILLENDRIES
12025F200
MECHELEN
SINT-ALBERTUS-KERN
12025F312
MECHELEN
MUIZENBURG
12026A00-
NIJLEN
NIJLEN-CENTRUM
12026A01-
NIJLEN
DORSEL
12026A02-
NIJLEN
BOSKOEK
12026A040-
NIJLEN
TUINWIJK
12026A05-
NIJLEN
ACHTERBIEST
12026A111
NIJLEN
LILLO
12026A122
NIJLEN
GOORKANT
12026B00-
NIJLEN
BEVEL-KERN
12026C000
NIJLEN
KESSEL-CENTRUM
12026C012
NIJLEN
KRIJGSVELD - VOETWEG
12026C10-
NIJLEN
KESSEL - STATION
12026C112
NIJLEN
BIST
12026C123
NIJLEN
DEN AARD
12029A00-
PUTTE
PUTTE-CENTRUM
12029A01-
PUTTE
STEENBAKKERIJBUURT
12029A020
PUTTE
BREMKAPEL
12029A03-
PUTTE
STOMPAARSHOEK
12029A042
PUTTE
NIEUWE MOLEN
12029A10-
PUTTE
GRASHEIDE-KERN
12029A21-
PUTTE
BEERZEL-CENTRUM
12029B01-
PUTTE
KOESTRAAT
12029B020
PUTTE
DRIES
12030A000
PUURS
PUURS-CENTRUM
12030A01-
PUURS
PUURS HEIDE - KIMPELBERG
12030A020
PUURS
KEULENDAM
12030A032
PUURS
FLIERKE
12030A100
PUURS
KALFORT
12030A110
PUURS
HOEK TER EIKEN-ASPOT-EZENDRIE
12030A12-
PUURS
KLEINE AMER
12030A132
PUURS
WINKELVELD
12030A212
PUURS
SAUVEGARDE
12030A291
PUURS
LUIAARDSHOEK
12030B000
PUURS
RUISBROEK-DORP
12030B101
PUURS
RUISBROEK-CENTRUM
12030B112
PUURS
CAROLUS
12030B210
PUURS
PULLAAR - RIJWEG
12030C000
PUURS
BREENDONK-KERN
12030C020
PUURS
PULLAAR - RIJWEG
12030D000
PUURS
LIEZELE-KERN
12034A00-
SINT-AMANDS
SINT-AMANDS-DORPSKERN
12034A01-
SINT-AMANDS
DE KUUR
12034A02-
SINT-AMANDS
SINT-AMANDS - STATION
12034A03-
SINT-AMANDS
LARENDRIES
12034A04-
SINT-AMANDS
KETEN - SMISSEN
12034A112
SINT-AMANDS
PAPAART
12034A123
SINT-AMANDS
SPORTCENTRUM
12034B00-
SINT-AMANDS
OPPUURS-DORP
12034B010
SINT-AMANDS
MEIR
12034B02-
SINT-AMANDS N
IJVEN -GROOT SCHADDEKENS-DRIE.
12034B032
SINT-AMANDS
KRUISVELT
12034C000
SINT-AMANDS
LIPPELO-DORP
12034C01-
SINT-AMANDS
WIPHEIDE - BREUTHEIDE
12035A001
SINT-KATELIJNE-W.
SINT-KATELIJNE-WAVER-CENTRUM
12035A011
SINT-KAT.-W.
ST.-KATELIJNE-WAVER-STATIONSSTR.
12035A022
SINT-KATELIJNE-W.
BOSBEEK
12035A032
SINT-KATELIJNE-W.
DORPSVELD
12035A042
SINT-KATELIJNE-W.
ST.-KATELIJNE - STATION
12035A101
SINT-KATELIJNE-W.
PASBURG
12035A110
SINT-KATELIJNE-W.
NIEUWENDIJK
12035A123
SINT-KATELIJNE-W.
HEISBROEK
12035A200
SINT-KATELIJNE-W.
ELZESTRAAT
12035A211
SINT-KATELIJNE-W.
EKELENVELD
12035A222
SINT-KATELIJNE-W.
ZAVELPUT
12035A244
SINT-KATELIJNE-W.
NETELDAL
12035A282
SINT-KATELIJNE-W.
AARDHOEVE
12035B00-
SINT-KATELIJNE-W.
O.-L.-VROUW-WAVER - CENTRUM
12035B01-
SINT-KATELIJNE-W.
STEENPUTTEN
12035B02-
SINT-KATELIJNE-W.
VOSBERG
12035B032
SINT-KATELIJNE-W.
MOLENVELDEN
12040A00-
WILLEBROEK
HANDELSCENTRUM
12040A01-
WILLEBROEK
WILLEBROEK-CENTRUM-ZUID
12040A04-
WILLEBROEK
STEENWEG OP TISSELT
12040A10-
WILLEBROEK
KLEIN WILLEBROEK
12040A21-
WILLEBROEK
WILLEBROEK-STAD
12040A221
WILLEBROEK
MERKEZEEL
12040A23-
WILLEBROEK
DE KEL
12040A243
WILLEBROEK
MEERHOF
12040A311
WILLEBROEK
OOST ZAVELLAND
12040A320
WILLEBROEK
STEENWEG OPHEINDONK
12040A332
WILLEBROEK
MOLENWEG
12040A411
WILLEBROEK
TUINWIJK
12040A422
WILLEBROEK
DE BRAND
12040A512
WILLEBROEK
VORSENPOEL
12040B000
WILLEBROEK
HEINDONK-KERN
12040C000
WILLEBROEK
BLAASVELD-CENTRUM
12040C010
WILLEBROEK
BLAASVELD - STATION
12040C02-
WILLEBROEK
KLEINE HEIDE
12040D00-
WILLEBROEK
TISSELT-CENTRUM
12040D011
WILLEBROEK
MOLENVELD
12040D022
WILLEBROEK
SCHORHEIDE - CARDIJN
13001A00-
ARENDONK
ARENDONK-DORP
13001A01-
ARENDONK
WAMPENBERG - PLEINTJE
13001A02-
ARENDONK
WIPPELBERG - ASSELBERGEN
13001A03-
ARENDONK
BERENDONK - HUISKENS
13001A04
ARENDONK
BROEKKANT
13001A212
ARENDONK
SCHOTELVEN
13001A221
ARENDONK
BERGEN
13001A230
ARENDONK
HEIKANT
13002A000
BAARLE-HERTOG
BAARLE-HERTOG -CENTRUM
13002A012
BAARLE-HERTOG
BAARLE-HERTOG - DORP NOORD -
13003A00-
BALEN
BALEN-CENTRUM
13003A011
BALEN
RIJSBERG
13003A02-
BALEN
GERHEIDE
13003A03-
BALEN
ONGELBERG
13003A04-
BALEN
SCHOOR
13003A05-
BALEN
HEIKE - INDUSTRIEZONE
13003A101
BALEN
BANKEL WEZEL
13003A20-
BALEN
SCHOORHEIDE-KERN
13003A401
BALEN
ROSSELAAR-CENTRUM
13003A500
BALEN
HULSEN-KERN
13003A612
BALEN
RIJSBERGDIJK
13003A701
BALEN
WATERSTRAAT
13003A711
BALEN
RIJT
13003A782
BALEN
HOOLSTERBERG - SCHEP
13003B000
BALEN
OLMEN - KERN
13003B01-
BALEN
GERMEER
13003B030
BALEN
BEUKENBERG
13003B052
BALEN
KRUISBLOKKEN
13004A001
BEERSE
BEERSE-CENTRUM
13004A010
BEERSE
KATTESPOEL - VELD
13004A021
BEERSE
VOORKENS
13004A043
BEERSE
HEMELRIJK - EGELSPOEL
13004A101
BEERSE
DEN HOUT - KANAAL-ZUID
13004A122
BEERSE
DEN HOUT - KANAAL-NOORD
13004A312
BEERSE
BEEKAKKERS
13004A323
BEERSE
BEERSE-CENTRUM-ZUID
13004B001
BEERSE
VLIMMEREN-KERN
13004B012
BEERSE
VLIMMEREN-KERN-NOORD
13004B212
BEERSE
DEN ABT
13006A000
DESSEL
DESSEL-CENTRUM
13006A011
DESSEL
KLAAGEIND - MOLENHOEK
13006A030
DESSEL
BRASEL
13006A042
DESSEL
KATTENBERG
13006A10-
DESSEL
WITGOOR
13006A115
DESSEL
EERSELS
13006A212
DESSEL
HEIDE
13008A001
GEEL
GEEL-CENTRUM
13008A002
GEEL
GEEL-CENTRUM ZUID
13008A003
GEEL
GEEL-CENTRUM STATION
13008A01-
GEEL
STELENSE WEG
13008A021
GEEL
PAS
13008A030
GEEL
ELSUM
13008A10-
GEEL
BEL-KERN
13008A20-
GEEL
WINKELOMSEHEIDE-KERN
13008A212
GEEL
WINKELOMSEHEIDE-WEST
13008A301
GEEL
STELEN-KERN
13008A400
GEEL
OOSTERLO-KERN
13008A50-
GEEL
ZAMMEL-KERN
13008A512
GEEL
ZAMMEL-UITBREIDING
13008A60-
GEEL
PUNT
13008A70-
GEEL
LARUM-KERN
13008A811
GEEL
HOLVEN
13008A820
GEEL
ELZEN
13008A833
GEEL
LEUNEN
13008A842
GEEL
HEIBLOEM
13008A855
GEEL
BERKVEN - REIVENNEN
13008A900
GEEL
SINT-DYMPHNA
13008A91-
GEEL
EEGDEKEN
13008A92-
GEEL
LAAR - KEIVERMONT
13008A934
GEEL
HADSCHOT-ZUID
13008A942
GEEL
GROENENHEUVEL
13008B800
GEEL
TEN AARD-KERN
13008B832
GEEL
MOSSELGOREN
13010A00-
GROBBENDONK
GROBBENDONK-CENTRUM
13010A010
GROBBENDONK
HEI
13010A021
GROBBENDONK
EISTERLEE
13010A032
GROBBENDONK
KERKVELD
13010A10-
GROBBENDONK
LINDEKENS
13010A212
GROBBENDONK
MEERHOEVEN
13010B00-
GROBBENDONK
BOUWEL-KERN
13010B01-
GROBBENDONK
LANGENHEUVEL
13010B022
GROBBENDONK
KERKBLOK
13010B033
GROBBENDONK
DE BERGEN
13011A00-
HERENTALS
HERENTALS-CENTRUM
13011A02-
HERENTALS
HERENTALS - STADSVELD
13011A03-
HERENTALS
DE POEL
13011A040
HERENTALS
HERENTALS - STATIONSWIJK
13011A05-
HERENTALS
WUYTSBERGEN
13011A100
HERENTALS
SPAANS HOF - KAPELLENBLOK
13011A111
HERENTALS
POEDERLEESEWEG
13011A122
HERENTALS
WIJNGAARD
13011A133
HERENTALS
TER BEUKEN
13011A200
HERENTALS
MOLENKENS - VELDHOVEN
13011A301
HERENTALS
EIGEN HAARD
13011A412
HERENTALS
DIEPENDAAL
13011A423
HERENTALS
SINT-JOB
13011B000
HERENTALS
NOORDERWIJK-KERN
13011B011
HERENTALS
WOUD
13011B022
HERENTALS
LANKOM
13011B100
HERENTALS
ZANDKAPEL
13011C000
HERENTALS
MORKHOVEN-KERN
13012A000
HERENTHOUT
HERENTHOUT-CENTRUM
13012A01-
HERENTHOUT
UILENBERG - HEIKANT
13012A020
HERENTHOUT
HERENTHOUT-CENTRUM WEST
13012A032
HERENTHOUT
SPORTCENTRUM
13013A00-
HERSELT
HERSELT-CENTRUM
13013A01-
HERSELT
VEST - OLLEMANSHOEK
13013A030
HERSELT
HOGEWEG - DIEPERSTRAAT
13013A100
HERSELT
BERGOM
13013A200
HERSELT
BLAUWBERG - WEZEL
13013B00-
HERSELT
RAMSEL-KERN
13013B02-
HERSELT
RAMSEL-WEST
13013B08-
HERSELT
RAMSELSE BERG
13014A00-
HOOGSTRATEN
VRIJHEID
13014A01-
HOOGSTRATEN
VAN AERTSELAAR
13014A02-
HOOGSTRATEN
KOLONIE - DE DIJK
13014A03-
HOOGSTRATEN
MEREN
13014A042
HOOGSTRATEN
GROENWOUD
13014A053
HOOGSTRATEN
DORPSLOOP
13014B00-
HOOGSTRATEN
MINDERHOUT-DORP
13014B012
HOOGSTRATEN
BEEMDEN
13014C00-
HOOGSTRATEN
MEER-DORP
13014C03-
HOOGSTRATEN
BEEK
13014C050
HOOGSTRATEN
WERKHOVEN
13014D00-
HOOGSTRATEN
MEERLE-DORP
13014D10-
HOOGSTRATEN
MEERSEL - DREEF
13014E001
HOOGSTRATEN
WORTEL-DORP
13016A000
HULSHOUT
HULSHOUT-KERN
13016A01-
HULSHOUT
EINDEKEN - MOERBERG
13016B000
HULSHOUT
WESTMEERBEEK-KERN
13016C001
HULSHOUT
HOUTVENNE-KERN
13017A00-
KASTERLEE
KASTERLEE-CENTRUM
13017A010
KASTERLEE
ISSCHOT
13017A021
KASTERLEE
RETIE BAAN
13017A03-
KASTERLEE
HOUTEM - OOSTENEINDE
13017A041
KASTERLEE
OSSENGOOR
13017A052
KASTERLEE
SPORTCENTRUM - KROONBROEKEN
13017A102
KASTERLEE
TERLO
13017A11-
KASTERLEE
GROOT REES
13017A402
KASTERLEE
LINDENBAAN
13017A412
KASTERLEE
GROOT REESDIJK
13017A423
KASTERLEE
MEERGOOR
13017B000
KASTERLEE
LICHTAART-CENTRUM
13017B01-
KASTERLEE
MOLENSTRAAT
13017B021
KASTERLEE
ST.-ROCHUS - KLOOSTERSTRAAT
13017B031
KASTERLEE
KAPELHOF
13017B042
KASTERLEE
BROEKSTRAAT
13017B052
KASTERLEE
WEYGERBERGEN - D'AKKEREN
13017B222
KASTERLEE
STENENSTRAAT - HUKKELBERGEN
13017B312
KASTERLEE
ACHTERLEE - AMBACHTELIJKE ZON
13017C000
KASTERLEE
TIELEN-CENTRUM
13017C021
KASTERLEE
ROBBENWIJK - OPSTAL
13017C030
KASTERLEE
LOZIJDE
13017C042
KASTERLEE
MOLENBERG
13019A00-
LILLE
LILLE-CENTRUM
13019A02-
LILLE
BEEK
13019A031
LILLE
MOLENEIND
13019A041
LILLE
DE SCHRANS
13019A05-
LILLE
ACHTERSTENHOEK
13019A21-
LILLE
HOUTZIJDE
13019B000
LILLE
WECHELDERZANDE-CENTRUM
13019B010
LILLE
BOONHOF - MOEREIND
13019B022
LILLE
BLASVEN - ZAND
13019C000
LILLE
GIERLE-CENTRUM
13019C011
LILLE
LOZIJDE
13019C02-
LILLE
HEMELDONK
13019C030
LILLE
GIERLE-CENTRUM-ZUID
13019D000
LILLE
POEDERLEE-CENTRUM
13019D02-
LILLE
HEGGE
13019D032
LILLE
WIJNGAARD
13019D043
LILLE
ZITTAERT
13021A00-
MEERHOUT
MEERHOUT-CENTRUM
13021A01-
MEERHOUT
LIL
13021A021
MEERHOUT
ROOIAARDE - HALFWEG
13021A031
MEERHOUT
BORGERHOUT
13021A04-
MEERHOUT
MEIBERG
13021A052
MEERHOUT
MOLENVELD
13021A100
MEERHOUT
GESTEL - KERN
13021A200
MEERHOUT
ZITTAART KERN
13023A001
MERKSPLAS
MERKSPLAS-DORP
13023A02-
MERKSPLAS
MOLENZIJDE
13023A032
MERKSPLAS
LEEST
13023A322
MERKSPLAS
HEIDESTRAAT
13023A333
MERKSPLAS
VELDENBERGSTR.-STW. HOOGSTRATEN
13023A344
MERKSPLAS
MERKSPLAS-DORP NOORD
13023A355
MERKSPLAS
MERKSPLAS-DORP OOST
13025A00-
MOL
MOL-CENTRUM
13025A01-
MOL
TURNHOUTSEBAAN
13025A021
MOL
HUTTEN
13025A03-
MOL
SINT-JAN-BERCHMANS
13025A042
MOL
HEIDENHUIZEN
13025A052
MOL
WATERMOLEN
13025A101
MOL
DONK BEWONING
13025A30-
MOL
GINDERBUITEN
13025A31-
MOL
SLUIS
13025A321
MOL
GOMPEL HOEVE
13025A40-
MOL
RAUW
13025A50-
MOL
WEZEL
13025A512
MOL
WEZELHOEVE
13025A60-
MOL
EZAART-KERN
13025A622
MOL
EZAARTVELD
13025A700
MOL
MILLEGEM
13025A71-
MOL
STOKT
13025A722
MOL
STEDENWIJK
13025A80-
MOL
ACHTERBOS
13025A812
MOL
VIJFTIEN KAPELLEKENS
13025A913
MOL
VOLMOLEN
13029A000
OLEN
OLEN-CENTRUM
13029A10-
OLEN
O.-L.-V. OLEN
13029A12-
OLEN
BUUL
13029A131
OLEN
GERHEIDEN - GESTELEN
13029A142
OLEN
KRENTZEN
13029A20
OLEN
SINT-JOZEF-OLEN-KERN
13029A21-
OLEN
DE CITE
13031A000
OUD-TURNHOUT
OUD-TURNHOUT-CENTRUM
13031A010
OUD-TURNHOUT
EIGEN - MOLENBERGEN - NEERSTR.
13031A022
OUD-TURNHOUT
MAST
13031A033
OUD-TURNHOUT
BROOSEINDE
13031A100
OUD-TURNHOUT
ZWANEVEN
13031A122
OUD-TURNHOUT
DREVEN - HOEKVEN
13031A20-
OUD-TURNHOUT
OOSTHOVEN
13031A211
OUD-TURNHOUT
RIST - HERHUISJES
13031A22-
OUD-TURNHOUT
SCHUUROVEN - HEIEINDE
13031A232
OUD-TURNHOUT
WERKENDAM
13031A242
OUD-TURNHOUT
RABAUWAKKERS
13035A00-
RAVELS
RAVELS-CENTRUM
13035A01-
RAVELS
GILSEINDE
13035A020
RAVELS
BOVENHEIDE
13035A03-
RAVELS
KLEIN RAVELS
13035A10-
RAVELS
EEL-KERN
13035B00-
RAVELS
WEELDE-CENTRUM
13035B031
RAVELS
STRAATAKKERS
13035B10-
RAVELS
SINT-JAN
13035B212
RAVELS
WEELDE STATION - HEIDE
13035C00-
RAVELS
POPPEL-DORP
13035C01-
RAVELS
TILBURGSEWEG
13035C030
RAVELS
VOND
13035C042
RAVELS
DE WILDERS
13036A000
RETIE
RETIE-KERN
13036A020
RETIE
GOORSTRAAT
13036A030
RETIE
HODONK - BRAND
13036A04-
RETIE
WERBEEK
13036A213
RETIE
BOSEND - MEIEREND
13036A230
RETIE
LOOIEND - BERG - HORZELEND
13036A300
RETIE
SCHOONBROEK
13037A001
RIJKEVORSEL
RIJKEVORSEL-DORP
13037A012
RIJKEVORSEL
RIJKEVORSEL-DORP NOORD
13037A021
RIJKEVORSEL
DRIEHOEK
13037A031
RIJKEVORSEL
SMEEL
13037A042
RIJKEVORSEL
MERRET
13037A053
RIJKEVORSEL
RIJKEVORSEL-DORP ZUID
13037A100
RIJKEVORSEL
SINT-JOZEF
13037A112
RIJKEVORSEL
KIEVITHEIDE
13040A000
TURNHOUT
TURNHOUT-CENTRUM
13040A012
TURNHOUT
LILLOKENS
13040A021
TURNHOUT
NIEUWSTAD
13040A031
TURNHOUT
KLEIN BEEK
13040A042
TURNHOUT
DE SMISKENS
13040A051
TURNHOUT
BEGIJNHOF - KASTELEIN
13040A100
TURNHOUT
SCHORVOORT
13040A112
TURNHOUT
PAPENBRUGGE
13040A209
TURNHOUT
ZEVENDONK-KERN
13040A50-
TURNHOUT
OOSTHAVEN
13040A601
TURNHOUT
LUCHTENBERG
13040A613
TURNHOUT
DEN BREMT
13040A622
TURNHOUT
DE WARANDE
13040A700
TURNHOUT
TUINWIJK
13040A714
TURNHOUT
BROEKSTRAAT
13040A721
TURNHOUT
STOKT
13040A732
TURNHOUT
GILDENSTRAAT
13040A742
TURNHOUT
BOUWSE PAD
13040A753
TURNHOUT
DE VELDEKENS
13040A810
TURNHOUT
HEIZEIJDE
13044A000
VORSELAAR
VORSELAAR-CENTRUM
13044A01-
VORSELAAR
VISPLUK
13044A020
VORSELAAR
NIEUWSTRAAT
13044A030
VORSELAAR
MOLENEINDE - KLISSENHOEK
13044A04-
VORSELAAR
ZEGBROEK
13044A10-
VORSELAAR
SASSENHOUT-KERN
13046A001
VOSSELAAR
VOSSELAAR-CENTRUM
13046A01-
VOSSELAAR
BERKENMEI
13046A022
VOSSELAAR
GALGENEINDE
13046A033
VOSSELAAR
KETSCHE HOEVE
13046A042
VOSSELAAR
BOLK
13046A10-
VOSSELAAR
HEIEINDE
13046A11-
VOSSELAAR
NIEUWE WIJK
13046A122
VOSSELAAR
ZWARTE GOOR
13046A212
VOSSELAAR
STOKTSE BAAN
13049A00-
WESTERLO
WESTERLO-CENTRUM
13049A011
WESTERLO
BOERENKRIJGLAAN
13049A022
WESTERLO
MAST
13049A032
WESTERLO
WESTERLO-CENTRUM WEST
13049A10-
WESTERLO
HEULTJE
13049A11-
WESTERLO
HOOG HEULTJE
13049A200
WESTERLO
VOORTKAPEL
13049B00-
WESTERLO
TONGERLO-CENTRUM
13049B011
WESTERLO
DE WIMP
13049B022
WESTERLO
LEYSEHOEVE
13049B033
WESTERLO
MOLENWIJK - MEULEVELD
13049B100
WESTERLO
OLENSEWEG
13049B124
WESTERLO
TRIENENKANT
13049C00-
WESTERLO
ZOERLE-PARWIJS
13049D00-
WESTERLO
OEVEL-DORP
13049D010
WESTERLO
HEIEINDE
13049D022
WESTERLO
BLOEMENWIJK
13053A000
LAAKDAL
VEERLE-DORP
13053A010
LAAKDAL
KASTEEL-VOSSENBERG
13053A020
LAAKDAL
WIJNGAARDBOSSEN - HAANVEN - O.
13053A03-
LAAKDAL
HULSTSTRAAT
13053A100
LAAKDAL
HEIDE
13053C000
LAAKDAL
EINDHOUT-DORP
13053C012
LAAKDAL
HEIKANT
13053D000
LAAKDAL
VORST-CENTRUM
13053D01-
LAAKDAL
BEUSTEREINDE
13053D10-
LAAKDAL
MEERLAAR
13053D11-
LAAKDAL
VERBOEKT
13053D12-
LAAKDAL
LANGVOORT - GIJPERSTRAAT
23002A00-
ASSE
ASSE - CENTRUM
23002A01-
ASSE
ASSE KERN-NOORD
23002A02-
ASSE
ASSE PARK
23002A030
ASSE
MARLIER
23002A042
ASSE
KOUDERTAVEERNE
23002A090
ASSE
ASSE STWG. AALST BRUSSEL-NOORD
23002A100
ASSE
WALFERGEM
23002A112
ASSE
LINDENDRIES
23002A123
ASSE
ZITTERT
23002A132
ASSE
VOSBERG
23002A143
ASSE
BOEKFOS
23002A20-
ASSE
ASBEEK - KERN
23002A30-
ASSE
TERHEIDE - KERN
23002A400
ASSE
KROKEGEM - KERN
23002B000
ASSE
MOLLEM - CENTRUM
23002B01-
ASSE
VRIJLEGEM
23002B02-
ASSE
MOLLEM STATIONSSTRAAT - SCHER.
23002C00-
ASSE
KOBBEGEM - KERN
23002C072
ASSE
KOBBEGEM GENTSE STEENWEG
23002D00-
ASSE
RELEGEM - KERN
23002D022
ASSE
BLOEMISTENSTRAAT
23002D033
ASSE
UILENSPIEGEL - MEIVELD
23002E000
ASSE
ZELLIK - CENTRUM
23002E01-
ASSE
BREUGHELPARK
23002E020
ASSE
HOOGTEPUNT
23002E042
ASSE
MOLEKEN
23002E052
ASSE
NEERZELLIK
23002E070
ASSE
BETTEGEM
23002E11-
ASSE
HORING
23003A001
BEERSEL
BEERSEL-KERN
23003A012
BEERSEL
KERKVELD
23003A022
BEERSEL
LAARHEIDE
23003A09-
BEERSEL
BEERSEL VERSPR. BEWONING-WEST
23003A11-
BEERSEL
SCHAVEYS
23003A31-
BEERSEL
DACHELEN BERG
23003B00-
BEERSEL
KOM
23003B01-
BEERSEL
GROOTVELD
23003B02-
BEERSEL
INGENDAEL
23003B032
BEERSEL
WIT KAPELLEKEN
23003B043
BEERSEL
GROOTBOS
23003B09-
BEERSEL
GROTE KAPEL
23003B114
BEERSEL
HEIDE
23003C00-
BEERSEL
DWORP-CENTRUM
23003C010
BEERSEL
GRAVENHOF
23003C022
BEERSEL
MOLENVELD
23003C033
BEERSEL
DESTELHEIDE
23003C081
BEERSEL
STW. BUIZINGEN -ALSEMBERG-ZUID
23003D00-
BEERSEL
HUIZINGEN - CENTRUM
23003D01-
BEERSEL
NEERDORP
23003D030
BEERSEL
SOLLEMBERG
23003D042
BEERSEL
DISBEEK
23003E00-
BEERSEL
BLOKBOS
23003E01-
BEERSEL
WOLFSHAGEN
23003E032
BEERSEL
BLOKBOS - UITBREIDING
23003E11-
BEERSEL
KESTERBEEK
23009A000
BEVER
BEVER - KERN
23016A001
DILBEEK
DILBEEK-CENTRUM
23016A011
DILBEEK
BROEKWIJK
23016A022
DILBEEK
BUNDER
23016A032
DILBEEK
ITTERBEEKSEBAAN
23016A110
DILBEEK
MOORTEBEEK - PALOKE
23016A20-
DILBEEK
KAUDENAARDE
23016A212
DILBEEK
SINT-ANTONIUS
23016A302
DILBEEK
KOEIVIJVER-CENTRUM
23016A402
DILBEEK
BEGIJNENBORRE
23016A491
DILBEEK
KLUIZENBOS
23016A500
DILBEEK
WOLSEM-KERN
23016A512
DILBEEK
WOLSEMVELD
23016A583
DILBEEK
WOLSEM KASTEEL
23016A591
DILBEEK
WOLSEM-VERSPREIDE BEWONING
23016A691
DILBEEK
KASTERLINDEN
23016A713
DILBEEK
ELEGEM
23016B00-
DILBEEK
SINT-ULRIKS-KAPELLE-KERN
23016C00-
DILBEEK
GROOT-BIJGAARDEN-CENTRUM
23016C010
DILBEEK
STATIONSWIJK
23016C02-
DILBEEK
KLOOSTERSEKTOR
23016C03-
DILBEEK
WIVINAWIJK
23016C042
DILBEEK
HOOGVELD
23016C053
DILBEEK
RODENBERG
23016C10-
DILBEEK
H.FAMILIE
23016C210
DILBEEK
STICHELGAT
23016D00-
DILBEEK
ITTERBEEK - KERN
23016D012
DILBEEK
GULDEN KASTEEL
23016D19-
DILBEEK
DE NACHTEGAAL
23016D211
DILBEEK
BETTENDRIES
23016D222
DILBEEK
IJSBOS
BIJLAGE 3 (deel 2). ( 01/01/2021 - ... )
Lijst van woningbouwgebieden (deel 2 van 23016E00 tot 33029A01)
Statistische buurten
Naam gemeente
Naam statistische buurt
23016E00-
DILBEEK
SCHEPDAAL-CENTRUM
23016E01-
DILBEEK
OVERVELD - SCHORENBORSCH
23016E022
DILBEEK
DREEF - DRIJB
23016E033
DILBEEK
GODVEERDEGEM
23016E042
DILBEEK
LOVELD
23016E10-
DILBEEK
SINT-GERTRUDIS-PEDE-KERN
23016E29-
DILBEEK
ZIBBEEK
23016F010
DILBEEK
WESTHOEK
23016F022
DILBEEK
ZUIENHOEK
23016F032
DILBEEK
DRIEHOFVELDEN
23016F290
DILBEEK
SUIKERENBERG
23023A00-
GALMAARDEN
GALMAARDEN-KERN
23023A012
GALMAARDEN
SINT-PAULUS
23023A023
GALMAARDEN
AVONDVREDE
23023B000
GALMAARDEN
VOLLEZELE-KERN
23023C00-
GALMAARDEN
TOLLEMBEEK-KERN
23024A00-
GOOIK
GOOIK-KERN
23024A102
GOOIK
STRIJLAND
23024B00-
GOOIK
LEERBEEK-KERN
23024C00-
GOOIK
OETINGEN-KERN
23024D000
GOOIK
KESTER-KERN
23025A000
GRIMBERGEN
GRIMBERGEN-CENTRUM
23025A01-
GRIMBERGEN
TRAMSTRATION
23025A032
GRIMBERGEN
VELDKANT
23025A042
GRIMBERGEN
VAN AKEN
23025A091
GRIMBERGEN
MAALBEEKDAL
23025A113
GRIMBERGEN
PRIESTERLINDE
23025A122
GRIMBERGEN
VORSTENHOEVE
23025A133
GRIMBERGEN
BEIGEM - VELD
23025A212
GRIMBERGEN
SINT-SERVAAS
23025A223
GRIMBERGEN
PRINSENGOED
23025A244
GRIMBERGEN
BEEKKANT
23025A30-
GRIMBERGEN
VERBRANDE BRUG - KERN
23025A40-
GRIMBERGEN
BORGHT
23025A412
GRIMBERGEN
DOMEIN BORGHT -KLEIN MOLENVELD
23025A425
GRIMBERGEN
TANGENDAL
23025A516
GRIMBERGEN
HELLEBEEK
23025B00-
GRIMBERGEN
STROMBEEK-BEVER-CENTRUM
23025B011
GRIMBERGEN
STROMBEEK-BEVER-CENTRUM-NOORD
23025B021
GRIMBERGEN
ACACIA
23025B031
GRIMBERGEN
BORREKENSVELD
23025B042
GRIMBERGEN
RING
23025B052
GRIMBERGEN
BAALHOEK
23025B112
GRIMBERGEN
BLOEMENDAAL
23025B133
GRIMBERGEN
MOLENVELD
23025B212
GRIMBERGEN
BEVERLINDE
23025C00-
GRIMBERGEN
BEIGEM - CENTRUM
23025C01-
GRIMBERGEN
KOPPENDRIES
23025D000
GRIMBERGEN
HUMBEEK-CENTRUM
23025D01-
GRIMBERGEN
OVER DE VAART
23027A00-
HALLE
HALLE-CENTRUM
23027A011
HALLE
BASCUUL
23027A02-
HALLE
DON BOSCO
23027A03-
HALLE
STROPPEN
23027A042
HALLE
WINDMOLEKEN
23027A052
HALLE
DE WIP
23027A091
HALLE
ELBEEK
23027A100
HALLE
SINT-ROCHUS-KERN
23027A11-
HALLE
VOGELWEELDE
23027A12-
HALLE
OUDE TUINWIJK
23027A131
HALLE
PANORAMA
23027A142
HALLE
NACHTEGAAL
23027A152
HALLE
HEUVELPARK
23027A191
HALLE
RODENEM
23027A20-
HALLE
ESSENBEEK-KERN
23027A212
HALLE
DEFLOERE
23027A402
HALLE
BREEDHOUT
23027A511
HALLE
EUROPAWIJK
23027B00-
HALLE
BUIZINGEN-DORP
23027B01-
HALLE
DON BOSCO
23027B02-
HALLE
TUINWIJKEN
23027B03-
HALLE
FLORAWIJK
23027B052
HALLE
GEYNST-BOS - HOF TEN BLOTE
23027B19-
HALLE
KESTERBEEKBOS
23027C00-
HALLE
STWG. 'S GRAVENBRAKEL-OOST-KERN
23027C01-
HALLE
STWG. 'S GRAVENBRAKEL-WEST-KERN
23027C022
HALLE
KRIEKENVELD
23027C033
HALLE
HONDZOCHT
23032A001
HERNE
HERNE - CENTRUM
23032A012
HERNE
HERNEKOUTER
23032A100
HERNE
KOKIANE - STWG. OP ASSE
23032B00-
HERNE
HERFELINGEN-KERN
23032C00-
HERNE
SINT-PIETERS-KAPELLE-KERN
23032C112
HERNE
HERNEPOORT
23033A00-
HOEILAART
HOEILAART-KERN
23033A011
HOEILAART
TERHEIDEN - TEN BOS
23033A022
HOEILAART
HOEILAART DREEF
23033A032
HOEILAART
DUNBERG
23033A043
HOEILAART
MOLENBERG
23033A053
HOEILAART
TEN TRAPPEN
23033A124
HOEILAART
'T ROT
23038A000
KAMPENHOUT
KAMPENHOUT-KERN
23038A482
KAMPENHOUT
ROOD KLOOSTER - HEIDE
23038C00-
KAMPENHOUT
NEDEROKKERZEEL-KERN
23038C012
KAMPENHOUT
WALENHOEK - LIST
23038C023
KAMPENHOUT
LAAR
23038C19-
KAMPENHOUT
LANDGOED TER BRONNEN
23038D000
KAMPENHOUT
BERG-CENTRUM
23038D01-
KAMPENHOUT
BERG - NIEUWE WIJK
23038D032
KAMPENHOUT
BERG - HAACHTSE BAAN
23038D083
KAMPENHOUT
LEMMEKEN
23038D11-
KAMPENHOUT
KOEIENBOS
23039A00-
KAPELLE-OP-DEN-B.
KAPELLE-OP-DEN-BOS-CENTRUM
23039A03-
KAPELLE-OP-DEN-B.
KAPELLE-OP-DEN-BOS-NIEUWE WIJK
23039A041
KAPELLE-OP-DEN-B.
KAMBOS
23039A052
KAPELLE-OP-DEN-B.
KUIERMANSSTRAAT
23039A11-
KAPELLE-OP-DEN-B.
KAPELLE-OP-DEN-BOS - MECHELSE
23039A121
KAPELLE-OP-DEN-B.
LEOPOLDWIJK
23039A132
KAPELLE-OP-DEN-B.
LEIWIJK
23039B000
KAPELLE-OP-DEN-B.
NIEUWENRODE-KERN
23039C00-
KAPELLE-OP-DEN-B.
RAMSDONK-KERN
23039C012
KAPELLE-OP-DEN-B.
HET BROEK -DREEF
23044A001
LIEDEKERKE
LIEDEKERKE-CENTRUM-ZUID
23044A01-
LIEDEKERKE
OPPERSTRAAT
23044A022
LIEDEKERKE
KRUISBEEKVELD
23044A032
LIEDEKERKE
LIEDEKERKE-CENTRUM-NOORD
23044A09-
LIEDEKERKE
IMPEGEM
23044A10-
LIEDEKERKE
LIEDEKERKE STATIONBUURT
23044A21
LIEDEKERKE
HOLLEBEEK NOORD-OOST
23045A000
LONDERZEEL
LONDERZEEL-CENTRUM
23045A010
LONDERZEEL
NOORDELIJKE KOM
23045A022
LONDERZEEL
ACACIALAAN
23045A031
LONDERZEEL
MEERSTRAAT
23045A042
LONDERZEEL
BLAUWE HOEK
23045A053
LONDERZEEL
ZWEMBAD
23045A112
LONDERZEEL
BERGKAPEL
23045A20-
LONDERZEEL
SINT-JOZEF
23045A210
LONDERZEEL
STRUIKBERG - NEERHAVERT - KOE
23045A222
LONDERZEEL
SINT-JOZEF UITBREIDING
23045B00-
LONDERZEEL
MALDEREN - CENTRUM
23045B01-
LONDERZEEL
HANDELSSTRAAT
23045B022
LONDERZEEL
MOLENHEIDE - MATTESTRAAT
23045C000
LONDERZEEL
STEENHUFFEL-KERN
23045C012
LONDERZEEL
EBBING
23047A00-
MACHELEN
MACHELEN-CENTRUM
23047A01-
MACHELEN
MACHELEN-CENTRUM-OOST
23047A02-
MACHELEN
BLIJDE INKOMST
23047A041
MACHELEN
BEAULIEU
23047A052
MACHELEN
PELLENBERG
23047A112
MACHELEN
LUCHTHAVENLAAN
23047A120
MACHELEN
DE HEUVE
23047A31-
MACHELEN
SPOELBERG
23047A323
MACHELEN
HEIRLAAN
23047B000
MACHELEN
DIEGEM-CENTRUM
23047B011
MACHELEN
SCHETSVELD
23047B021
MACHELEN
LO
23047B210
MACHELEN
DRIE LINDEN
23050A00-
MEISE
MEISE-CENTRUM
23050A011
MEISE
MOLENKOUTER
23050A03-
MEISE
KASTEELVELD
23050A04-
MEISE
RERUM NOVARUMWIJK
23050A052
MEISE
SINT-ELOOI (MEISE)
23050A062
MEISE
HASSELT
23050A102
MEISE
SINT-BRIXIUS-RODE-KERN
23050A113
MEISE
HOF TE RODE
23050A120
MEISE
BAAN VILVOORDE-WOLVERTEM-NOORD
23050A202
MEISE
EVERSEM
23050A323
MEISE
POTAARDE
23050A624
MEISE
MANKE VOS
23050A700
MEISE
OPPEM-KERN
23050A712
MEISE
SINT-ELOOI
23050B00-
MEISE
WOLVERTEM - CENTRUM
23050B022
MEISE
ZIJP
23050B033
MEISE
DE VLIETEN
23050B30-
MEISE
IMPDE-KERN
23052A00-
MERCHTEM
MERCHTEM-CENTRUM
23052A011
MERCHTEM
MERCHTEM UITBREIDING.CENTRUM
23052A020
MERCHTEM
APPELKOT
23052A032
MERCHTEM
MERCHTEM UITBREIDING-ZUID
23052A042
MERCHTEM
PEPER
23052A100
MERCHTEM
PEIZEGEM-KERN
23052A11-
MERCHTEM
MERCHTEM DRIES
23052B00-
MERCHTEM
BRUSSEGEM-CENTRUM
23052B012
MERCHTEM
BRUSSEGEM UITBREIDING CENTRUM
23052C00-
MERCHTEM
HAMME
23060A00-
OPWIJK
OPWIJK-CENTRUM
23060A010
OPWIJK
OPWIJK-CENTRUM-WEST
23060A042
OPWIJK
NANOVE
23060A11-
OPWIJK
DROESHOUT-STATION
23060A19-
OPWIJK
KLEIE-SPOORLIJN-OOST
23060A201
OPWIJK
DROESHOUT-KERN
23060A30-
OPWIJK
NIJVERSEEL-KERN
23060A412
OPWIJK
NEERVELD - DOORTSTRAAT
23060A48-
OPWIJK
EEKSKEN
23060B00-
OPWIJK
MAZENZELE-CENTRUM
23060B01-
OPWIJK
MAZENZELE STEENWEG
23060B08-
OPWIJK
MAZENZELE STWG BRUSSEL-DENDER.
23062A00-
OVERIJSE
OVERIJSE-KERN
23062A001
OVERIJSE
DROGENBERG
23062A023
OVERIJSE
TERSPOUT
23062A032
OVERIJSE
VRONENBERG
23062A043
OVERIJSE
WARANDE
23062A054
OVERIJSE
EEKHOUT
23062A102
OVERIJSE
TERLANEN-KERN
23062A202
OVERIJSE
TOMBEEK-KERN
23062A213
OVERIJSE
VENUSBERG
23062A30-
OVERIJSE
MALEIZEN-KERN
23062A310
OVERIJSE
TENBROEK
23062A321
OVERIJSE
TERHOLST
23062A332
OVERIJSE
LOTHARINGENKRUIS
23062A340
OVERIJSE
BAKENBOS
23062A353
OVERIJSE
RAMEIVELD
23062A411
OVERIJSE
DRIEHOEK
23062A421
OVERIJSE
O.-L.-VROUWEDAL
23062A432
OVERIJSE
SAFARI
23062A440
OVERIJSE
JOLYPARK
23062A50-
OVERIJSE
EIZER-KERN
23062A604
OVERIJSE
ZAVELBORRE
23062A612
OVERIJSE
TERREST
23062A625
OVERIJSE
TUINDELLE
23062A63-
OVERIJSE
VLIERBEEK
23062A715
OVERIJSE
BIESMEUTER
23062A726
OVERIJSE
KOUTER
23062A737
OVERIJSE
KOMBEEK
23062A816
OVERIJSE
TENRODE
23062A827
OVERIJSE
SPEELBERG
23062A838
OVERIJSE
LOENSDELLE
23062A911
OVERIJSE
VUURGAT
23062A922
OVERIJSE
IJSEBOS
23062A924
OVERIJSE
HENGSTENBERG
23064A00
PEPINGEN
PEPINGEN-KERN
23064C002
PEPINGEN
BEERT-KERN
23077A001
SINT-PIETERS-LE.
SINT-PIETERS-LEEUW RINK-KERN
23077A012
SINT-PIETERS-LE.
VOLSEM
23077A022
SINT-PIETERS-LE.
RATTENDAAL
23077A11-
SINT-PIETERS-LE.
BRUKOM
23077A20-
SINT-PIETERS-LE.
NEGENMANNEKE-STW OP BERGEN-W.
23077A21-
SINT-PIETERS-LE.
NEGENMANNEKE-STW.OP BERGEN-O.
23077A22-
SINT-PIETERS-LE.
KLEIN BIJGAARDEN
23077A291
SINT-PIETERS-LE.
NEGENMANNEKE-VFRSPREIDE BEW.
23077A30-
SINT-PIETERS-LE.
ZUUN-WEST
23077A31-
SINT-PIETERS-LE.
ZUUN-OOST
23077D00-
SINT-PIETERS-LE.
VLEZENBEEK-KERN
23077D012
SINT-PIETERS-LE.
KAPELLEVELD
23077D023
SINT-PIETERS-LE.
SOBROEK
23077E00-
SINT-PIETERS-LE.
RUISBROEK-CENTRUM
23077E01-
SINT-PIETERS-LE.
RUISBROEK NIEUWE WIJK
23077E02-
SINT-PIETERS-LE.
RUISBROEK SPOORWEG-WEST
23081A001
STEENOKKERZEEL
STEENOKKERZEEL-CENTRUM
23081A01-
STEENOKKERZEEL
WAMBEEK
23081A022
STEENOKKERZEEL
VAN HAM
23081A032
STEENOKKERZEEL
DIJKVELD
23081A10-
STEENOKKERZEEL
HUMELGEM-KERN
23081A311
STEENOKKERZEEL
ZONNEBOS-DUISTBOS
23081A392
STEENOKKERZEEL
GROENVELD - HERTBLOK
23081B000
STEENOKKERZEEL
MELSBROEK-CENTRUM
23081B01-
STEENOKKERZEEL
MELSBROEK HAACHTSE STWG.
23081B022
STEENOKKERZEEL
SNOY
23081C00-
STEENOKKERZEEL
PERK-KERN
23081C012
STEENOKKERZEEL
TIKT
23086A00-
TERNAT
TERNAT-KERN
23086A010
TERNAT
TERNAT SOCIALE WONINGEN-KERN
23086A022
TERNAT
NEERALFENE-OPALFENE
23086A032
TERNAT
ZEMST
23086A100
TERNAT
TERNAT STATION-ASSESTEENWEG
23086B00-
TERNAT
WAMBEEK-KERN
23086B012
TERNAT
DROGE WEIDE
23086B191
TERNAT
OVERDORP - SCHEPENEISEL
23086C000
TERNAT
SINT-KATHERINA-LOMBEEK-CENTRUM
23086C01-
TERNAT
MEERSSTRAAT
23086C080
TERNAT
MOLENVELD
23086C10-
TERNAT
BOSSTRAAT-HEIDE
23086C11-
TERNAT
ESSENEHOEK
23088A00-
VILVOORDE
VILVOORDE GROTE MARKT(CENTRUM)
23088A01-
VILVOORDE
VILVOORDE LEUVENSESTR.(CENTR.)
23088A02-
VILVOORDE
HANSSENSPARK (CENTRUM)
23088A03-
VILVOORDE
BROEK (CENTRUM)
23088A041
VILVOORDE
SLACHTHUISPLEIN (CENTRUM)
23088A101
VILVOORDE
PERKSE STRAAT (FAUBOURG)
23088A13-
VILVOORDE
SINT-ANTONIUS (FAUBOURG)
23088A14-
VILVOORDE
BLOEMENWIJK (FAUBOURG)
23088A152
VILVOORDE
RIJKSTUINBOUWSCHOOL (FAUBOURG)
23088A200
VILVOORDE
BORGHT -STW.GRIMBERGEN(KASSEI)
23088A211
VILVOORDE
SCHILDERSBUURT (KASSEI)
23088A230
VILVOORDE
EUROPAWIJK-ETRIMO (KASSEI)
23088A252
VILVOORDE
KASSEI - EUROPAWIJK - VERBROE.
23088A301
VILVOORDE
OUD KONINGSLO
23088A392
VILVOORDE
KONINGSLO - DE LINDE
23088A40-
VILVOORDE
ET VOOR - RONDPUNT(KONINGSLO)
23088A411
VILVOORDE
HET VOOR -STROMBEEK STW.(KON.)
23088A422
VILVOORDE
KONINGSLO-HET VOOR-WINKELVELD
23088A60-
VILVOORDE
HOUTEM-KERN
23088A812
VILVOORDE
DUCHE (CENTRUM)
23088A82-
VILVOORDE
VILVOORDE MECHELSE STWG. -HE.
23088A830
VILVOORDE
FAR WEST (CENTRUM)
23088A84-
VILVOORDE
FAR WEST - DUCHEHOF (CENTRUM)
23088B000
VILVOORDE
PEUTIE-KERN
23094A00-
ZAVENTEM
ZAVENTEM-CENTRUM
23094A010
ZAVENTEM
HOOGSTRAAT
23094A02-
ZAVENTEM
KOUTER
23094A03-
ZAVENTEM
DAAL
23094A041
ZAVENTEM
KEIBERG
23094A05-
ZAVENTEM
VILVOORDELAAN
23094A11-
ZAVENTEM
RODE CITE
23094A12-
ZAVENTEM
WITTE CITE
23094A13-
ZAVENTEM
FAZANTENLAAN -SOCIALE WONINGEN
23094A15-
ZAVENTEM
DE HOEK
23094A231
ZAVENTEM
WATERTOREN
23094B00-
ZAVENTEM
NOSSEGEM CENTRUM
23094B01-
ZAVENTEM
KERSENBERGWIJK
23094B032
ZAVENTEM
LINDERVELD
23094C001
ZAVENTEM
STERREBEEK-CENTRUM
23094C010
ZAVENTEM
MOORSELVELD
23094C031
ZAVENTEM
MUSSENHOEK
23094C041
ZAVENTEM
BOESBERG - LINDENBERG
23094C052
ZAVENTEM
STERREBEEK STEENBERG
23094C09-
ZAVENTEM
VOSKAPEL - BOSDELLE
23094C122
ZAVENTEM
DEN VIER HUISKENS
23094C29-
ZAVENTEM
STERREBEEK - KERKVELD
23094D000
ZAVENTEM
SINT-STEVENS-WOLUWE-CENTRUM
23094D011
ZAVENTEM
ST-STEVENS WO-CENTRUM -AUTOWEG
23094D022
ZAVENTEM
HOCKEY
23094D031
ZAVENTEM
ENENBOOM
23094D050
ZAVENTEM
RIJMELGEM
23094D123
ZAVENTEM
HARENHEIDE - HORTENSIA
23094D222
ZAVENTEM
HOF TER EIKEN
23096A00-
ZEMST
ZEMST-CENTRUM
23096A01-
ZEMST
ZEMST-CENTRUM-ZUID - RESIDENT
23096A02-
ZEMST
ZEMST KERKVELD
23096A032
ZEMST
KLEEMPOEL
23096A202
ZEMST
LAAR
23096B00-
ZEMST
HOFSTADE-KERN
23096B011
ZEMST
STEPPEKE
23096B022
ZEMST
AMBROOS
23096B19-
ZEMST
MOLENHEIDE
23096B212
ZEMST
VAARTDIJK
23096B223
ZEMST
MUIZENSTRAAT - HANSWIJKHOEK
23096C00-
ZEMST
WEERDE-CENTRUM
23096C01-
ZEMST
WEERDENHOEK
23096D00-
ZEMST
ELEWIJT-KERN
23096D012
ZEMST
DIEPENDAAL
23096D022
ZEMST
SOLARIUM
23096E000
ZEMST
EPPEGEM - DORP
23096E01-
ZEMST
MOLENHOEK
23096E022
ZEMST
EPPEGEM - DRIES
23096E043
ZEMST
SCHRANS
23097A00-
ROOSDAAL
PAMEL-KERN
23097A012
ROOSDAAL
PUTTENBERG
23097A023
ROOSDAAL
KAAI - TURFPUT
23097A102
ROOSDAAL
LEDEBERG-KERN
23097A183
ROOSDAAL
LEDEBERG-NOORD
23097A29-
ROOSDAAL
KATTEM
23097A302
ROOSDAAL
STRIJTEM-KERN
23097A40-
ROOSDAAL
O.L.VROUW-LOMBEEK-KERN
23097A422
ROOSDAAL
ROOSDAAL DE HOEK
23097A502
ROOSDAAL
POELK-ZUID
23097A514
ROOSDAAL
POELK-NOORD
23097B002
ROOSDAAL
BORCHTLOMBEEK-KERN
23097B191
ROOSDAAL
KATTEM
23098A00-
DROGENBOS
DROGENBOS-KERN
23098A01-
DROGENBOS
DOELEN - FRANKVELD
23O98A02-
DROGENBOS
WATERTOREN
23098A04-
DROGENBOS
KUIKENSTRAAT
23099A000
KRAAINEM
KRAAINEM-CENTRUM
23099A01-
KRAAINEM
NACHTEGALEN-VINKENLAAN-SOC WO.
23099A020
KRAAINEM
LAAG KRAAINEM - VILLAWIJK
23099A03-
KRAAINEM
LAAG KRAAINEM-KERN
23099A042
KRAAINEM
DEZANGRE
23099A11-
KRAAINEM
KAPELLEVELD
23099A120
KRAAINEM
BOUVIER-WASHER
23099A13-
KRAAINEM
STOKKEL
23099A142
KRAAI
HONNEKINBERG
23099A191
KRAAINEM
KRAAINEM GROEN VELD VERSP.BEW.
23099A211
KRAAINEM
PRINSENPUT - STOKKEL
23099A222
KRAAINEM
BOSDAL
23099A233
KRAAINEM
GOUVERNEMENTSWEG
23099A31-
KRAAINEM
VIER ARMEN
23100A00-
LINKEBEEK
LINKEBEEK - CENTRUM
23100A011
LINKEBEEK
KOEKOEKSBEEK-NOORD
23100A022
LINKEBEEK
WIJNBRON
23100A10-
LINKEBEEK
'T HOLLEKEN-KERN
23100A112
LINKEBEEK
'T HOLLEKEN-STATION
23100A21-
LINKEBEEK
DE PUT
23101A00-
ST-GENESIUS-RODE
SINT-GENESIUS-RODE-CENTRUM
23101A01-
ST-GENESIUS-RODE
TERMEULEN
23101A02-
ST-GENESIUS-RODE
KLEIN LUIK
23101A030
ST-GENESIUS-RODE
WAUTERBOS
23101A04-
ST-GENESIUS-RODE
BOESDAAL
23101A052
ST-GENESIUS-RODE
LEEFKERN - BOSSTRAAT
23101A10-
ST-GENESIUS-RODE
SINT-GENESIUS-RODE - DE HOEK
23101A111
ST-GENESIUS-RODE
GROTE HUT
23101A122
ST-GENESIUS-RODE
MEZENLAAN
23101A212
ST-GENESIUS-RODE
TERKLUIZEN
23101A31-
ST-GENESIUS-RODE
TEN BROEK
23101A322
ST-GENESIUS-RODE
PANORAMA
23101A40-
ST-GENESIUS-RODE
MIDDENHUT
23101A411
ST-GENESIUS-RODE
KLEINE HUT
23101A422
ST-GENESIUS-RODE
KREFTENBROEK
23102A00-
WEMMEL
WEMMEL-CENTRUM
23102A011
WEMMEL
VIJVERS-DIJK
23102A022
WEMMEL
OBBERG
23102A033
WEMMEL
UILENSPIEGEL
23102A044
WEMMEL
WINDBERG
23102A052
WEMMEL
WEMMEL PARK
23102A10-
WEMMEL
SINT-INGELBERTUS
23102A11-
WEMMEL
DE LIMBURGSE STRIRUM
23102A122
WEMMEL
WINKEL
23102A132
WEMMEL
DOREKENSVELD
23102A21-
WEMMEL
ROMEINSE STEENWEG
23102A313
WEMMEL
BOUCHOUT
23102A324
WEMMEL
NEERHOF
23103A000
WEZEMBEEK-OPPEM
OPPEM-KERN
23103A010
WEZEMBEEK-OPPEM
LANGE DELLE
23103A02-
WEZEMBEEK-OPPEM
VOSBERG - SOCIALE WONINGEN
23103A03-
WEZEMBEEK-OPPEM
DE GRUNNE
23103A04-
WEZEMBEEK-OPPEM
BAN - EIK - SOCIALE WONINGEN
23103A112
WEZEMBEEK-OPPEM
GRENSSTRAAT
23103A123
WEZEMBEEK-OPPEM
ALBERTSEKTOR
23103A20-
WEZEMBEEK-OPPEM
SCHONE LUCHT - PLATEAU
23103A214
WEZEMBEEK-OPPEM
FUJI - ZIKKELENBERG
23103A30-
WEZEMBEEK-OPPEM
WEZEMBEEK - KERN
23103A31-
WEZEMBEEK-OPPEM
VUILBEEK
23103A32-
WEZEMBEEK-OPPEM
SINT-ROCHUS
23103A330
WEZEMBEEK-OPPEM
WARANDEBERG - SOCIALE WONINGEN
23103A342
WEZEMBEEK-OPPEM
WARANDEPARK
23104A00-
LENNIK
SINT-KWINTENS-LENNIK-CENTRUM
23104A012
LENNIK
BREUGHELHOF
23104A023
LENNIK
SAFELBERG
23104A10-
LENNIK
EIZERINGEN
23104B00-
LENNIK
SINT-MARTENS-LENNIK-KERN
23104B012
LENNIK
OLMEN PARK
23105A001
AFFLIGEM
HEKELGEM-KERN-NOORD
23105A012
AFFLIGEM
BOEKHOUT-MORITS
23105A10-
AFFLIGEM
HEKELGEM-KERN-ZUID
23105A210
AFFLIGEM
BLAKMEERS
23105B00-
AFFLIGEM
ESSENE-KERN
23105B012
AFFLIGEM
KOUDENBERG
23105C001
AFFLIGEM
TERALFENE-CENTRUM-OOST
23105C01-
AFFLIGEM
TERALFENE CENTRUM-WEST
23105C02-
AFFLIGEM
NIEUWE WIJK
23105C032
AFFLIGEM
TERELST
24001A00-
AARSCHOT
AARSCHOT-GENTRUM
24001A011
AARSCHOT
BONEWIJK
24001A101
AARSCHOT
OURODENBERG
24001A112
AARSCHOT
GIJMELBERG
24001A122
AARSCHOT
LITER
24001A132
AARSCHOT
AARSCHOT LIERSESTWG.
24001A201
AARSCHOT
AARSCHOT CENTRUM-NOORD
24001A212
AARSCHOT
TUINWIJK
24001A223
AARSCHOT
AARSCHOT HERSELTSESTWG.
24001A231
AARSCHOT
NONNENLANDEN
24001A242
AARSCHOT
STAAILANDEN
24001A312
AARSCHOT
KONIJNTJESBERG
24001A323
AARSCHOT
AARSCHOT LEUVENSESTWG.
24001B001
AARSCHOT
LANGDORP - CENTRUM
24001B012
AARSCHOT
DORENBERG
24001B10-
AARSCHOT
WOLSDONK-KERN
24001B20-
AARSCHOT
GIJMEL - KERN
24001B212
AARSCHOT
VENNEHOF
24001C001
AARSCHOT
RILLAAR-CENTRUM
24001C011
AARSCHOT
RILLAAR STAATSBAAN
24001C032
AARSCHOT
HEIKEN
24001C043
AARSCHOT
MOLENDREEF
24001D001
AARSCHOT
CELRODE-KERN
24001D012
AARSCHOT
IJZERENBERG
24007A00-
BEGIJNENDIJK
BEGIJNENDIJK-CENTRUM
24007A011
BEGIJNENDIJK
HONDERD BUNDERS
24007A022
BEGIJNENDIJK
SLEUTELJE - PLANKENBRUG
24007B00-
BEGIJNENDIJK
BETEKOM-KERN
24007B022
BEGIJNENDIJK
STEIJBERGBOSSEN
24008A001
BEKKEVOORT
BEKKEVOORT-KERN
24008A022
BEKKEVOORT
STEENBERG - OUDE LEUVENSEBAAN
24008B00-
BEKKEVOORT
ASSENT-CENTRUM
24009A000
BERTEM
BERTEM CENTRUM
24009A010
BERTEM
BERTEM CENTRUM-OOST
24009B00-
BERTEM
KORBEEK-DIJLE-KERN
24009C000
BERTEM
LEEFDAAL-CENTRUM-DORPSTRAAT
24009C01-
BERTEM
SINTE-VERONA
24009C020
BERTEM
LEEFDAAL-CENTRUM - MEZENSTRAAT
24009C032
BERTEM
VOERHOEK
24009C042
BERTEM
HERTWINKEL
24011A000
BIERBEEK
BIERBEEK KERN
24011A102
BIERBEEK
BREMT-KERN
24011A502
BIERBEEK
RUISBROEK
24011B00-
BIERBEEK
KORBEEK-LO-CENTRUM
24011B012
BIERBEEK
KORBEEKVELD
24011B02-
BIERBEEK
KREKELBERG
24011B211
BIERBEEK
PAPIERMOLEKEN
24011B221
BIERBEEK
PIMBERG
24011C00-
BIERBEEK
LOVENJOEL-CENTRUM
24011C022
BIERBEEK
BRUUL
24011D70-
BIERBEEK
OPVELP-KERN
24014A001
BOORTMEERBEEK
BOORTMEERBEEK-CENTRUM
24014A01-
BOORTMEERBEEK
DE BERG
24014A022
BOORTMEERBEEK
GROOTVELD
24014A031
BOORTMEERBEEK
BOORTMEERBEEK LEUVENSESTWG.
24014A08-
BOORTMEERBEEK
LAAR-VERSPREIDE BEWONING
24014A11-
BOORTMEERBEEK
HAACHT STATION - KERN
24014B00-
BOORTMEERBEEK
HEVER-CENTRUM
24014B012
BOORTMEERBEEK
BIESTSTRAAT
24014B100
BOORTMEERBEEK
SCHIPLAKEN-KERN
24014B112
BOORTMEERBEEK
GOORKANT
24014B122
BOORTMEERBEEK
ZEVENBUNDER
24014B191
BOORTMEERBEEK
GOOR
24014B200
BOORTMEERBEEK
HEIHOEK - STATIONSSTRAAT
24014B314
BOORTMEERBEEK
LIEVEKENSBOS
24016A00-
BOUTERSEM
BOUTERSEM-CENTRUM
24016A012
BOUTERSEM
BOUTERSEM-CENTRUM-NOORD
24016A10-
BOUTERSEM
VERTRIJK-KERN
24016A112
BOUTERSEM
VERTRIJK-NOORD
24016A20-
BOUTERSEM
BUTSEL-KERN
24016B00-
BOUTERSEM
KERKOM-KERN
24016C000
BOUTERSEM
ROOSBEEK-KERN
24016C011
BOUTERSEM
ZAVEL
24016C022
BOUTERSEM
GROENSTRAAT
24016D30-
BOUTERSEM
NEERVELP-KERN
24016D40-
BOUTERSEM
WILLEBRINGEN-KERN
24020A001
DIEST
DIEST-CENTRUM
24020A002
DIEST
BEGIJNHOF
24020A003
DIEST
HASSELTSESTRAAT
24020A004
DIEST
SCHAFFENSE POORT
24020A011
DIEST
WIJNGAARDSVELD
24020A02-
DIEST
LEUVENSE EN HASSELTSE POORT
24020A04-
DIEST
VALLEILAAN - BOUDEWIJNVEST
24020A11-
DIEST
DIEST TEN NOORDEN VAN SPOORWEG
24020B001
DIEST
WEBBEKOM-DORP
24020B002
DIEST
PARELSBERG
24020B012
DIEST
KLOOSTERBERG
24020B073
DIEST
WEBBEKOM LEUVENSESTEENWEG
24020C001
DIEST
KAGGEVINNE-KERN
24020C002
DIEST
BREEMBOS
24020C012
DIEST
STEINEVELD
24020D001
DIEST
MOLENSTEDE-KERN
24020D002
DIEST
BLAASBERG
24020D022
DIEST
GRASBOS
24020D103
DIEST
EILAND
24020E000
DIEST
SCHAFFEN KERN
24020E02-
DIEST
HEZERHEIDE
24020E030
DIEST
SCHOONAARDE
24020F00-
DIEST
DEURNE-KERN
24020F012
DIEST
KORTE HEIDE
24020F034
DIEST
PANNENHOEF
24028A00-
GEETBETS
GEETBETS-CENTRUM
24028A012
GEETBETS
DRINKTEILEN
24028A50-
GEETBETS
HULSBEEK-KERN
24028B00-
GEETBETS
RUMMEN-KERN
24028B01-
GEETBETS
BIESEMSTRAAT
24028B022
GEETBETS
BERGENEINDE
24033A000
HAACHT
HAACHT-KERN
24033A012
HAACHT
SCHARENT
24033A022
HAACHT
BREUGHELWIJK
24033A102
HAACHT
SINT-ADRIAAN
24033B000
HAACHT
TILDONK-KERN
24033B012
HAACHT
EIKENBLOK
24033B100
HAACHT
WAKKERZEEL-KERN
24033B181
HAACHT
LIPSEVELD
24033B59-
HAACHT
KELFS
24033C00-
HAACHT
WESPELAAR-CENTRUM
24033C012
HAACHT
WOLVENHOEK
24033C023
HAACHT
BOSVELD
24033C10-
HAACHT
HAACHT STATION-KERN
24033C110
HAACHT
WESPELAARSE HOEK
24038A00-
HERENT
HERENT-CENTRUM
24038A011
HERENT
KLINIEK
24038A022
HERENT
ZITTEBLOK
24038A082
HERENT
BIJLOK
24038A10-
HERENT
HERENT STATION
24038A112
HERENT
ZAVELPUT
24038A122
HERENT
BERGEN
24038A214
HERENT
GODELINDE
24038A22-
HERENT
HERENT BRUSSELSE STEENWEG
24038A39-
HERENT
LANGEVELD
24038A41-
HERENT
KEULENSTRAAT
24038B00-
HERENT
WINKSELE-CENTRUM
24038B012
HERENT
IJZERENBERG
24038B023
HERENT
WIJTHAM
24038B102
HERENT
WINKSELE DELLE
24038B112
HERENT
DIEPENDAAL
24038B313
HERENT
SCHOONZICHT
24038C00-
HERENT
VELTEM-CENTRUM
24038C02-
HERENT
BEISEM-VERSPREIDE BEWONING
24038C112
HERENT
BOVENBERG-KERN
24038C212
HERENT
BENEDEN-VELTEM-KERN
24041A000
HOEGAARDEN
HOEGAARDEN-CENTRUM
24041A022
HOEGAARDEN
ALTENAKEN
24041A200
HOEGAARDEN
NERM-KERN
24041A30-
HOEGAARDEN
SINT-KATELIJNE-HOUTEM-KERN
24041B00-
HOEGAARDEN
MELDERT-KERN
24041C00-
HOEGAARDEN
OUTGAARDEN-KERN
24043A00-
HOLSBEEK
HOLSBEEK-CENTRUM
24043A012
HOLSBEEK
BERGENVELD
24043A10-
HOLSBEEK
ATTENHOVEN - KERN
24043A122
HOLSBEEK
ATTENHOVENBERG
24043B00-
HOLSBEEK
KORTRIJK-KERN
24043C00-
HOLSBEEK
NIEUWRODE-KERN
24043C01-
HOLSBEEK
MORTELS - ROT
24043D00-
HOLSBEEK
SINT-PIETERS-RODE-KERN
24045A00-
HULDENBERG
HULDENBERG-KERN
24045A012
HULDENBERG
BREEMBOS
24045B012
HULDENBERG
VRANKSBERG
24045C000
HULDENBERG
NEERIJSE-KERN
24045C012
HULDENBERG
GANZEMANSTRAAT
24045D00-
HULDENBERG
SINT-AGATHA-RODE-KERN
24045D012
HULDENBERG
OUDE WAVERSEBAAN
24045D023
HULDENBERG
VEEWEIDESTRAAT - GANSDEL
24045E00-
HULDENBERG
OTTENBURG-KERN
24048A000
KEERBERGEN
KEERBERGEN-KERN
24048A012
KEERBERGEN
MOLEN - HAACHTSEBAAN-PIERVEN
24048A023
KEERBERGEN
STUVENBERG - ZEEPT
24048A034
KEERBERGEN
BOSZONE
24048A080
KEERBERGEN
RAAMBEEK-VERSPREIDE BEWONING
24048A11-
KEERBERGEN
KRUISHEIDE
24048A29-
KEERBERGEN
LOZENHOEK
24054A00-
KORTENAKEN
KORTENAKEN-KERN
24054C000
KORTENAKEN
HOELEDEN-KERN
24054E000
KORTENAKEN
WAANRODE-KERN
24055A001
KORTENBERG
KORTENBERG-CENTRUM
24055A010
KORTENBERG
LEUVEN BAAN-WEST
24055A022
KORTENBERG
KORTENBERG KERKHOF
24055A032
KORTENBERG
MINNEVELD - ST.-JOZEFKLINIEK
24055A042
KORTENBERG
NEGENHOEK
24055A052
KORTENBERG
BROEKHOVEN
24055A10-
KORTENBERG
ACHTERENBERG
24055B00-
KORTENBERG
ERPS-CENTRUM
24055B01-
KORTENBERG
HEUVE
24055B020
KORTENBERG
ERPS - STATIONSBUURT
24055B032
KORTENBERG
EIKENVELD
24055B10-
KORTENBERG
KWERPS-KERN
24055B213
KORTENBERG
SCHOONAARDE
24055B492
KORTENBERG
OLMENHOEK - DIESBRUG
24055C001
KORTENBERG
MEERBEEK-KERN
24055C012
KORTENBERG
BOSVELD
24055D00-
KORTENBERG
EVERBERG-CENTRUM
24055D012
KORTENBERG
KETTEKENSHOEK - BOEIENDOOL
24055D200
KORTENBERG
KRUISSTRAAT-KERN
24055D312
KORTENBERG
ARMENDAAL
24059A00-
LANDEN
LANDEN-CENTRUM
24059A01-
LANDEN
LANDEN STATION
24059A02-
LANDEN
SLACHTHUIS
24059A03-
LANDEN
STEENBERG
24059A042
LANDEN
BETSVELD
24059A10-
LANDEN
SINT-NORBERTUS-KERN
24059A113
LANDEN
SINT-GERTRUDIS-KERN
24059C00-
LANDEN
WALSHOUTEM-CENTRUM
24059C012
LANDEN
WALSHOUTEM - WEG OP LANDEN
24059C200
LANDEN
WAASMONT-KERN
24059C212
LANDEN
SONVALWIJK
24059D000
LANDEN
NEERWINDEN-KERN
24059E00-
LANDEN
WANGE-KERN
24059G00-
LANDEN
EZEMAAL-KERN
24059H00-
LANDEN
LAAR-KERN
24059J00-
LANDEN
OVERWINDEN-KERN
24059K00-
LANDEN
ATTENHOVEN-KERN
24059K012
LANDEN
JONKERJAN
24059K113
LANDEN
FABRIEK
24062A00-
LEUVEN
LEUVEN-CENTRUM
24062A01-
LEUVEN
LEI - VISMARKT
24062A02-
LEUVEN
LEUVEN STADSPARK
24062A03-
LEUVEN
DAMIAANPLEIN
24062A04-
LEUVEN
LEUVEN KLINIEK-O.L.VROUW-KER.
24062A05-
LEUVEN
LEUVEN MECHELSE STRAAT
24062A10-
LEUVEN
LEUVEN DIESTSE STRAAT
24062A11-
LEUVEN
VITAL DECOSTER
24062A12-
LEUVEN
SINT-MAARTENSDAL
24062A13-
LEUVEN
VAN MONSSTRAAT
24062A15-
LEUVEN
KARDINAALSTRAAT
24062A20-
LEUVEN
BONDGENOTENLAAN
24062A22-
LEUVEN
MARIA-THERESIASTRAAT
24062A23-
LEUVEN
LADEUZE
24062A30-
LEUVEN
TIENSESTRAAT
24062A31-
LEUVEN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT
24062A32-
LEUVEN
KLEINE GEVANGENIS
24062A33-
LEUVEN
BRABAN ONNESTRAAT
24062A35-
LEUVEN
VESALIUS
24062A36-
LEUVEN
VAN EVEN
24062A40-
LEUVEN
SINT-KWINTENS
24062A41-
LEUVEN
LEUVEN NAAMSESTRAAT-NOORD
24062A42-
LEUVEN
LEUVEN NIEUW KWARTIER
24062A43-
LEUVEN
GROOT BEGIJNHOF
24062A44-
LEUVEN
REDINGEN
24062A50-
LEUVEN
SINT-JACOBS
24062A51-
LEUVEN
BRUUL
24062A52-
LEUVEN
BANKSTRAAT
24062A53-
LEUVEN
MANNENSTRAAT
24062A54-
LEUVEN
NOORMANNEN
24062A55-
LEUVEN
KEIZERSBERG
24062A61-
LEUVEN
KAREELVELD
24062B00-
LEUVEN
WILSELE-CENTRUM
24062B100
LEUVEN
PUTKAPEL-CENTRUM
24062B11-
LEUVEN
NIEUWE STEENWEG
24062B122
LEUVEN
KWADE HOEK
24062B132
LEUVEN
DRAAK
24062B300
LEUVEN
SINT-MARTINUS
24062B32-
LEUVEN
WILSELE OUD CENTRUM
24062B33-
LEUVEN
WILSELE MECHELSE POORT
24062B34-
LEUVEN
ROESELBERG
24062B352
LEUVEN
KOKSIJDEWIJK
24062C00-
LEUVEN
BLAUWPUT-CENTRUM
24062C02-
LEUVEN
KESSEL-LO SPORTSTADION
24062C03-
LEUVEN
JEUGDSQUARE
24062C04-
LEUVEN
VIJVERPARK
24062C05-
LEUVEN
KESSEL-LO ACHTER CENTRALE
24062C10-
LEUVEN
HEFFEL
24062C11-
LEUVEN
VLIERBEEK
24062C12-
LEUVEN
HEUVELHOF
24062C13-
LEUVEN
PINKSTERMOLEN
24062C14-
LEUVEN
RERUM NOVARUM
24062C29-
LEUVEN
ZAVELSTRAAT
24062C32-
LEUVEN
BENEDEN-LO
24062C39-
LEUVEN
BOVEN-LO
24062C40-
LEUVEN
KLEIN RIJSEL
24062C41-
LEUVEN
BELLE VUE
24062C42-
LEUVEN
PASTEURWIJK
24062C43-
LEUVEN
TROLIEBERG
24062C44-
LEUVEN
DON BOSCO
24062C50-
LEUVEN
BENEDEN KESSEL
24062C51-
LEUVEN
HET BROEK
24062C52-
LEUVEN
BRUINE VELD
24062C61-
LEUVEN
KESSELBERG - LEMING
24062C63-
LEUVEN
PLEIN
24062C68-
LEUVEN
SCHOOLBERGEN
24062D00-
LEUVEN
HEVERLEE-CENTRUM
24062D01-
LEUVEN
HEVERLEE - DREEF
24062D02-
LEUVEN
HEVERLEE NAAMSE POORT
24062D03-
LEUVEN
HEVERLEE STATION
24062D04-
LEUVEN
HEVERLEE - WAVERSE BAAN
24062D05-
LEUVEN
MOLENBEEK
24062D10-
LEUVEN
SINT-ANIONIUS
24062D11-
LEUVEN
H. HART
24062D209
LEUVEN
HEVERLEE PARK
24062D21-
LEUVEN
MATADI
24062D22-
LEUVEN
SAFFRANENBERG
24062D310
LEUVEN
DE JACHT
24062D500
LEUVEN
EGENHOVEN
24062D512
LEUVEN
BOOLEEG
24062D60-
LEUVEN
TERBANK
24062D61-
LEUVEN
TER ELST
24062D622
LEUVEN
VOGELZANG
24062D644
LEUVEN
IJZERMOLEN
24062E70-
LEUVEN
IJZEREN BRUGJE
24062E710
LEUVEN
SPAANSE KROON
24062E72-
LEUVEN
ZIEKELINGEN
24062E732
LEUVEN
DE MOL
24062E742
LEUVEN
PREDIKHERENBRUG
24062F40-
LEUVEN
WIJGMAAL-KERN
24062F412
LEUVEN
WIJVELD
24066A00-
LUBBEEK
LUBBEEK-CENTRUM
24066A01-
LUBBEEK
HEIDE
24066A100
LUBBEEK
ST.-BERNARD-KERN
24066A112
LUBBEEK
DIEVENHOF
24066B00-
LUBBEEK
BINKOM-CENTRUM
24066B01-
LUBBEEK
KAPELSTRAAT
24066C002
LUBBEEK
PELLENBERG-KERN
24066D00-
LUBBEEK
LINDEN-CENTRUM
24066D012
LUBBEEK
LINDEVELD
24066D022
LUBBEEK
HOOGLINDEN
24066D033
LUBBEEK
STEENVELD
24066D10-
LUBBEEK
DE PLEIN
24086A000
OUD-HEVERLEE
OUD-HEVERLEE-KERN
24086A012
OUD-HEVERLEE
WINKELVELD - EIKENVELD
24086A023
OUD-HEVERLEE
LINDERONDE - OPPEM
24086B002
OUD-HEVERLEE
VAALBEEK-KERN
24086C000
OUD-HEVERLEE
BLANDEN-KERN
24086C012
OUD-HEVERLEE
HOOG BLANDEN
24086D00-
OUD-HEVERLEE
HAASRODE-KERN
24086D012
OUD-HEVERLEE
DE KEIBERG - DE SLAGBAAN
24086D023
OUD-HEVERLEE
KONIJNENHOEK - BOVENBOS
24086E000
OUD-HEVERLEE
SINT-JORIS-WEERT-KERN
24086E012
OUD-HEVERLEE
WEERT-LEUVENSESTRAAT-NOORD
24094A00-
ROTSELAAR
ROTSELAAR-CENTRUM
24094A01-
ROTSELAAR
MELKERIJ
24094A022
ROTSELAAR
LOZENHOEK - SINT ANTONIUS
24094A20-
ROTSELAAR
HEIKANT-KERN
24094A21-
ROTSELAAR
BEVERSLUIS - STWG OP WEZEMAAL
24094A222
ROTSELAAR
HEIKANTBERG
24094A291
ROTSELAAR
MIDDELBERG
24094B00-
ROTSELAAR
WERCHTER-CENTRUM
24094B010
ROTSELAAR
HOOGLAND
24094C000
ROTSELAAR
WEZEMAAL-CENTRUM
24094C01-
ROTSELAAR
WEZEMAAL STATION
24094C022
ROTSELAAR
RIGESSEL - KAPEL
24104A001
TERVUREN
TERVUREN-CENTRUM
24104A011
TERVUREN
STOLBERG
24104A021
TERVUREN
HEIKE
24104A03-
TERVUREN
RAVENSTEIN
24104A042
TERVUREN
SINT JAN
24104A052
TERVUREN
KISTEVELD
24104A11-
TERVUREN
HOOGVORST-VERSPREIDE BEWONING
24104A20-
TERVUREN
LEOPOLD II BUURT
24104A211
TERVUREN
ROTSELAAR
24104A222
TERVUREN
GALGEVELD-TERVUREN
24104A300
TERVUREN
MOORSEL
24104A31-
TERVUREN
HOOGBOS
24104A322
TERVUREN
BLEUKEVELD
24104A412
TERVUREN
ARBORETUM
24104A423
TERVUREN
LUIZEPLEIN
24104A432
TERVUREN
RAVENSTEINKOUTER
24104B00-
TERVUREN
VOSSEM-CENTRUM
24104B02-
TERVUREN
MOLENBERG
24104B032
TERVUREN
GALGENBERG
24104B043
TERVUREN
OUDE VOORDE
24104B084
TERVUREN
KOOIGEVELD
24104C00-
TERVUREN
DUISBURG-KERN
24104C010
TERVUREN
VEEWEIDE
24104C022
TERVUREN
SCHONENBOOM
24104C19-
TERVUREN
DUISBURG IJZER - VERSPR BEW.
24107A00-
TIENEN
TIENEN-CENTRUM
24107A01-
TIENEN
MOESPIK
24107A03-
TIENEN
TIENEN STATION
24107A04-
TIENEN
KLINIEK
24107A05-
TIENEN
VELDBORNSTRAAT
24107A10-
TIENEN
GRIMDE
24107A11-
TIENEN
DRIE TOMMEN
24107A19-
TIENEN
BOSTVELD
24107A21-
TIENEN
POTTERIJ
24107A22-
TIENEN
MULK
24107A30-
TIENEN
AARSCHOTSESTWG.
24107A311
TIENEN
BREISEMSTRAAT
24107A333
TIENEN
STEENBAKKERIJ
24107A40-
TIENEN
TIENEN DIESTSESTWG.
24107A49-
TIENEN
POLLEPEL
24107A50-
TIENEN
VIANDERDAL
24107A51-
TIENEN
HOUTEMVELD
24107B00-
TIENEN
OORBEEK-KERN
24107B231
TIENEN
NIEUW-OVERLAAR
24107C000
TIENEN
BOST-CENTRUM
24107C010
TIENEN
SPANUIT
24107C023
TIENEN
BOST UITBREIDING
24107D00-
TIENEN
KUMTICH-CENTRUM
24107D01-
TIENEN
KUMTICH STATION-ZUID
24107D020
TIENEN
GRONESHOF - KEIBERG
24107E012
TIENEN
WATERSTRAAT - GROTE WEG
24107E100
TIENEN
SINT-PIETERS-KERN
24107F00-
TIENEN
ST-MARGRIETE-HOUTEM - KERN
24107G00-
TIENEN
OPLINTER-KERN
24107G01-
TIENEN
OPLINTER-TIENSE WEG
24107G022
TIENEN
HERE
24107H000
TIENEN
HAKENDOVER-CENTRUM
24107H010
TIENEN
HAKENDOVER GROTE STEENWEG
24107J00-
TIENEN
COETSENHOVEN-KERN
24109A00-
TREMELO
TREMELO-KERN
24109A012
TREMELO
KALVENNE
24109A021
TREMELO
SCHRIEKBAAN
24109A032
TREMELO
LOUISAHEIDE
24109A043
TREMELO
ACHTER BOLLO
24109A21-
TREMELO
NINDE
24109B00-
TREMELO
BAAL-CENTRUM
24109B01-
TREMELO
BLINKENBERG - GALBENBERG - SC.
24130A00-
ZOUTLEEUW
ZOUTLEEUW-KERN
24130C00-
ZOUTLEEUW
HALLE-BOOIENHOVEN-CENTRUM
24130D00-
ZOUTLEEUW
DORMAAL-KERN
24133A00-
LINTER
DRIESLINTER-KERN
24133B00-
LINTER
NEERLINTER-KERN
24133B102
LINTER
HEIDE-KERN
24133C000
LINTER
ORSMAAL-GUSSENHOVEN-KERN
24133D00-
LINTER
MELKWEZER-KERN
24133F00-
LINTER
OVERHESPEN-KERN
24133G00-
LINTER
WOMMERSOM-KERN
24134A00-
SCHERPENHEUVEL-Z.
SCHERPENHEUVEL-CENTRUM
24134A011
SCHERPENHEUVEL-Z.
STATIONSSTRAAT
24134A012
SCHERPENHEUVEL-Z.
SCHUURWOUVERSSTRAAT
24134A023
SCHERPENHEUVEL-Z.
EGGERSBERG
24134A10-
SCHERPENHEUVEL-Z.
SCHOONDERBUKEN-KERN
24134A114
SCHERPENHEUVEL-Z.
GROENE HOEVE
24134B00-
SCHERPENHEUVEL-Z.
ZICHEM CENTRUM
24134B10-
SCHERPENHEUVEL-Z.
OKSELAAR-KERN
24134B201
SCHERPENHEUVEL-Z.
KEIBERG-KERN
24134B202
SCHERPENHEUVEL-Z.
PEGGEN
24134B212
SCHERPENHEUVEL-Z.
KEIBERG II
24134B31-
SCHERPENHEUVEL-Z.
OUDE BERG
24134D001
SCHERPENHEUVEL-Z.
TESTELT-CENTRUM
24134D01-
SCHERPENHEUVEL-Z.
STEENWEG AVERBODE - LANGDORP
24134D022
SCHERPENHEUVEL-Z.
HOEVEBEEMDEN
24134D112
SCHERPENHEUVEL-Z.
NIEUWLAND
24134E00-
SCHERPENHEUVEL-Z.
AVERBODE-KERN
24134E014
SCHERPENHEUVEL-Z.
SINT BARBARAKAPEL
24134E093
SCHERPENHEUVEL-Z.
UILEKOP
24135A001
TIELT-WINGE
TIELT-CENTRUM
24135A012
TIELT-WINGE
HEUVEL
24135A11-
TIELT-WINGE
KRAASBEEK
24135A122
TIELT-WINGE
DRIEKONINGENBLOK
24135A201
TIELT-WINGE
BERG
24135A212
TIELT-WINGE
BOEKHOUT
24135B00-
TIELT-WINGE
MEENSEL-KERN
24135B100
TIELT-WINGE
KIEZEGEM-KERN
24135C000
TIELT-WINGE
SINT-JORIS-WINGE-KERN
24135C012
TIELT-WINGE
WINGE-VELD
24135D00-
TIELT-WINGE
HOUWAART - KERN
24137A00-
GLABBEEK-ZUURBE.
GLABBEEK-KERN
24137B00-
GLABBEEK-ZUURBE.
ATTENRODE-CENTRUM
24137B10-
GLABBEEK-ZUURBE.
WEVER-KERN
24137C000
GLABBEEK-ZUURBE.
BUNSBEEK-KERN
24137C012
GLABBEEK-ZUURBE.
BOESLINTER - HEIDEBLOK
24137D000
GLABBEEK-ZUURBE.
KAPELLEN-KERN
31003A001
BEERNEM
BEERNEM-CENTRUM
31003A012
BEERNEM
ROLLEBAAN - KASTEELDREEF
31003A10-
BEERNEM
BLOEMENDALE - TURKIJE
31003A11-
BEERNEM
DE DUINE - STATIONSWIJK
31003B000
BEERNEM
OEDELEM-CENTRUM
31003B011
BEERNEM
HAVERBILKEN
31003B02-
BEERNEM
'T MOLENTJE
31003B03-
BEERNEM
VLIEGENDE PAARD
31003B10-
BEERNEM
OOSTVELD-KERN
31003C000
BEERNEM
SINT-JORIS - CENTRUM
31003C01-
BEERNEM
VAART - NOORD
31004A00-
BLANKENBERGE
BLANKENBERGE-CENTRUM
31004A01-
BLANKENBERGE
KONINGINLAAN
31004A02-
BLANKENBERGE
STATION
31004A03-
BLANKENBERGE
DE SWERTLAAN
31004A04-
BLANKENBERGE
MARKTWIJK
31004A051
BLANKENBERGE
ZEEDIJK - PIER
31004A11-
BLANKENBERGE
SPUIKOM
31004A12-
BLANKENBERGE
VISSERSHAVEN
31004B00-
BLANKENBERGE
UITKERKE-CENTRUM
31004B01-
BLANKENBERGE
COLOMBUS
31004B02-
BLANKENBERGE
BRUGSE STEENWEG
31004B03-
BLANKENBERGE
LINDENHOF - HOOGPLAAT
31004B042
BLANKENBERGE
POLDER
31004B053
BLANKENBERGE
MOLENHOEK
31004B114
BLANKENBERGE
LINDENHOF - UITBREIDING
31005A001
BRUGGE
BRUGGE-CENTRUM - BELFORT
31005A012
BRUGGE
SINT-WALBURGA
31005A023
BRUGGE
SINT-SALVATOR
31005A101
BRUGGE
CANADABRUG
31005A11-
BRUGGE
STUBBEKWARTIER
31005A122
BRUGGE
KRISTUS-KONING
31005A201
BRUGGE
SINT-PIETERS - WIJNENBERG
31005A211
BRUGGE
SINT-PIETERS - MOLEN
31005A22-
BRUGGE
SINT-PIETERS - ZEVENEKE
31005A232
BRUGGE
DUIVENSLAG
31005A242
BRUGGE
VEEMARKT
31005A301
BRUGGE
SINT-JOZEF
31005A312
BRUGGE
FORT LAPIN
31005A323
BRUGGE
BOMMELBEEK
31005A334
BRUGGE
NOORWEGSE KAAI
31005A342
BRUGGE
KRUISABELE
31005A401
BRUGGE
GEZELLEKWARTIER
31005A412
BRUGGE
KARTUIZERSWIJK
31005A423
BRUGGE
PUTTERIE
31005A501
BRUGGE
GENTWEG
31005A512
BRUGGE
ASTRIDPARK
31005A60-
BRUGGE
SMEDENPOORT
31005A61-
BRUGGE
BEGIJNHOFBUURT
31005A701
BRUGGE
ST-GILLIS
31005A712
BRUGGE
BLOEDPUT
31005A723
BRUGGE
SINT-JOZEF KLINIEK
31005B00-
BRUGGE
LISSEWEGE-CENTRUM
31005B01-
BRUGGE
OPPERHOF
31005B400
BRUGGE
ZEEBRUGGE - DORP
31005B410
BRUGGE
ZEEBRUGGE - MIJN
31005B42-
BRUGGE
ZEEBRUGGE - STATION
31005B50-
BRUGGE
ZWANKERDAMME
31005B70-
BRUGGE
ZEEBRUGGE - DE MOLE
31005C00-
BRUGGE
DUDZELE-CENTRUM
31005C01-
BRUGGE
WATERGANG
31005D00-
BRUGGE
KOOLKERKE-CENTRUM
31005D011
BRUGGE
ROMBAUTS - WIJK
31005D112
BRUGGE
KOOLKERKE-ZUID-OOST
31005E001
BRUGGE
SINT-KRUIS - CENTRUM
31005E01-
BRUGGE
'T FORTUINTJE - VELTEM
31005E021
BRUGGE
DE MOTE
31005E030
BRUGGE
POLDERHOEK
31005E042
BRUGGE
SINT-KRUIS - KRUISPORT
31005E052
BRUGGE
FORTUINSTRAAT
31005E100
BRUGGE
DE LINDE
31005E112
BRUGGE
MALEHOEK-WEST
31005E123
BRUGGE
MALEHOEK
31005E20-
BRUGGE
VOSSENSTEERT
31005E301
BRUGGE
DAMPOORT
31005E312
BRUGGE
BLAUW HUIS
31005F001
BRUGGE
VERRE ASSEBROEK
31005F011
BRUGGE
ENGELENDALELAAN
31005F022
BRUGGE
MEERSENSTRAAT
31005F033
BRUGGE
'T LEITJE
31005F101
BRUGGE
ASSUMPTA
31005F182
BRUGGE
DAVERLOO
31005F20-
BRUGGE
STEENBRUGGE
31005F210
BRUGGE
ZEVENTOREN
31005F22-
BRUGGE
TIRE
31005F301
BRUGGE
SINT-KATARINA - KATELIJNEPOORT
31005F311
BRUGGE
RUBENSLAAN
31005F322
BRUGGE
BRUGSE KERKHOF
3I005F332
BRUGGE
'T PEERDJE
31005F401
BRUGGE
ZEVEKOTE
31005F412
BRUGGE
RIJKSSPORTCENTRUM
31005F510
BRUGGE
LUTGARDIS
31005G001
BRUGGE
SINT-MICHIELS-CENTRUM
31005G010
BRUGGE
KAAS EN BROOD - DOORNHAAG
31005G201
BRUGGE
GODELIEVE - KERK
31005G212
BRUGGE
STOKVELDEWIJK
31005G283
BRUGGE
BOUDEWIJNPARK
31005G311
BRUGGE
DE GALGE
31005G322
BRUGGE
KAPELLEWEG
31005G33-
BRUGGE
VOGELZANG
31005G402
BRUGGE
XAVERIANEN
31005G41-
BRUGGE
DRIEHOEK
31005G423
BRUGGE
'T SPEELHOF
31005H001
BRUGGE
SINT-ANDRIES - CENTRUM
31005J011
BRUGGE
SCHAAPSKLAUW
31005H021
BRUGGE
PASTORIESTRAAT
31005H042
BRUGGE
MOLENDORP
31005H052
BRUGGE
KOUDE KEUKEN
31005H083
BRUGGE
OLYMPIAPARK
31005H101
BRUGGE
SINT-BAAFS
31005H11-
BRUGGE
LANGE VESTING
31005H122
BRUGGE
SANDERSKWARTIER
31005H133
BRUGGE
NOORDVELD KASTEEL
31005H142
BRUGGE
MANITOBALAAN
31005H201
BRUGGE
LEOPOLDWIJK
31005H210
BRUGGE
ZEVENBERGEN
31006A00-
DAMME
DAMME-KERN
31006B40-
DAMME
VIVENKAPELLE-KERN
31006E00-
DAMME
MOERKERKE-CENTRUM
31006E10-
DAMME
DE HOORN
31006F00-
DAMME
SIJSELE-CENTRUM
31006F02-
DAMME
ZWAAN
31006F03-
DAMME
SIJSELEVELD
31012A00-
JABBEKE
JABBEKE-CENTRUM
31012A01-
JABBEKE
ZWIJNHOEK
31012A02-
JABBEKE
MOLENHOEK
31012A030
JABBEKE
FLAMINCKA - PARK
31012A04-
JABBEKE
LETTENBURG
31012B00-
JABBEKE
ZERKEGEM KERN
31012B01-
JABBEKE
MOLENHOEK
31012C00-
JABBEKE
STALHILLE-KERN
31012D00-
JABBEKE
VARSENARE-CENTRUM
31012D01-
JABBEKE
GROTE THEMS
31012D02-
JABBEKE
GISTELSTRAAT - NACHTEGALEN-
31012D03-
JABBEKE
STATIONSSTRAAT
31012D043
JABBEKE
GROENWALL - PROVENHOF
31012E000
JABBEKE
SNELLEGEM KERN
31022A000
OOSTKAMP
OOSTKAMP-CENTRUM
31022A011
OOSTKAMP
GRUUTHUYSE
31022A02-
OOSTKAMP
MACIEBERG
31022A03-
OOSTKAMP
ZWARTE GAT
31022A04-
OOSTKAMP
STUIVENBERGE
31022A10-
OOSTKAMP
MOERBRUGGE
31022A20-
OOSTKAMP
STEENBRUGGE - KEVERGEM
31022A21-
OOSTKAMP
STEENBRUGGE
31022A413
OOSTKAMP
NIEUWENHOVE
31022A42-
OOSTKAMP
ERKEGEM
31022B00-
OOSTKAMP
HERTSBERGE - KERN
31022C00-
OOSTKAMP
RUDDERVOORDE-CENTRUM
31022C010
OOSTKAMP
KRUISKALSIJDE
31022C02-
OOSTKAMP
LEEGTE
31022C10-
OOSTKAMP
BALIEBRUGGE
31022D001
OOSTKAMP
WAARDAMME-KERN
31022D012
OOSTKAMP
DE VIJVERS
31033A001
TORHOUT
TORHOUT-KERN
31033A011
TORHOUT
RIJSELSTRAAT
31033A02-
TORHOUT
BEKHOF
31033A03-
TORHOUT
LEOPOLDSWIJK
31033A041
TORHOUT
KAREL DE STOUTELAAN
31033A052
TORHOUT
TORHOUT-CENTRUM-NOORD
31033A072
TORHOUT
INDUSTRIEPARK
31033A10-
TORHOUT
STATION
31033A111
TORHOUT
SCHAVELARE
31033A132
TORHOUT
NACHTEGAAL
31033A201
TORHOUT
REVINSE-NOORD
31033A21-
TORHOUT
OOSTENDESTRAAT
31033A22-
TORHOUT
'T HOGE
31033A232
TORHOUT
REVINSE-ZUID
31033A31-
TORHOUT
WIJNENDALEDORP
31033A40-
TORHOUT
VERLOREN KOST
31033A411
TORHOUT
DRIEKONINGEN
31033A42-
TORHOUT
BERG-OP-ZOOM
31033A501
TORHOUT
KORENBLOEM - VILBELUIK - POTT.
31033A60-
TORHOUT
SINT-HENRICUS
31033B300
TORHOUT
WJNENDALE - KERN
31040A001
ZEDELGEM
ZEDELGEM-CENTRUM
31040A01
ZEDELGEM
NOORD - WANDELING
31040A022
ZEDELGEM
GROENE MEERSEN
31040A032
ZEDELGEM
DE LINDE
31040A10-
ZEDELGEM
ZUIDWEGE
31040A111
ZEDELGEM
DE LEEUW
31040A12
ZEDELGEM
SOMERSVELD
31040B00
ZEDELGEM
LOPPEM-CENTRUM
31040B01-
ZEDELGEM
SINT-ANDRIESHOEK
31040B021
ZEDELGEM
VIJVERKASTEEL
31040B032
ZEDELGEM
SCHEUREMANS WIJK
31040B111
ZEDELGEM
PIERLAPONTHOEK
31040C000
ZEDELGEM
VELDEGEM CENTRUM
31040C01
ZEDELGEM
LEPE
31040D001
ZEDELGEM
AARTRIJKE CENTRUM KERN
31040D012
ZEDELGEM
AARTRIJKE NIEUWE WIJK
31040D023
ZEDELGEM
DE ENGEL
31042A00-
ZUIENKERKE
ZUIENKERKE-KERN
31042A112
ZUIENKERKE
KRAMPENKAPEL
31043A00
KNOKKE-HEIST
KNOKKE-DORP
31043A01-
KNOKKE HEIST
MAGERE SCHORRE
31043A021
KNOKKE-HEIST
DE KEUVELHOEK
31043A03
KNOKKE HEIST
SPORT- EN OPENLUCHTCENTRUM
31043A04-
KNOKKE-HEIST
STATION
31043A052
KNOKKE-HEIST
HET KALF
31043A10-
KNOKKE-HEIST
KNOKKE - CENTRUM
31043A11-
KNOKKE-HEIST
KNOKKE - ZEEDIJK - HET ZOUTE
31043A12-
KNOKKE-HEIST
KNOKKE HEILIG HART
31043A13-
KNOKKE-HEIST
ALBERTSTRAND
31043A14-
KNOKKE HEIST
ELISABETHLAAN - HET ZOUTE
31043A15-
KNOKKE-HEIST
DE LAC
31043A20-
KNOKKE-HEIST
BRONLAAN - HET ZOUTE
31043A30-
KNOKKE-HEIST
OOSTHOEK (KNOKKE)
31043B00-
KNOKKE-HEIST
HEIST-CENTRUM
31043B01-
KNOKKE-HEIST
WESTKAPELLESTRAAT-NOORD
31043B02-
KNOKKE HEIST
MOLENHOEK - STATION
31043B03-
KNOKKE HEIST
DE BOLLE
31043B04-
KNOKKE-HEIST
TUINWIJK
31043B10-
KNOKKE HEIST
HEIST - ZEEDIJK
31043B20
KNOKKE-HEIST
DUINBERGEN KERN
31043B21-
KNOKKE HEIST
DUINBERGEN-CENTER
31043B22-
KNOKKE-HEIST
DUINBERGEN - WATERWINNING
31043B23-
KNOKKE-HEIST
DUINBERGEN - ALBERTSTRAND
31043B302
KNOKKE-HEIST
KIJKDORP
3I043B31-
KNOKKE HEIST
OOSTHOEK HEIST - KROMMEDIJK
31043C00
KNOKKE-HEIST
RAMSKAPELLE-DORP
31043D00-
KNOKKE HEIST
WESTKAPELLE-DORP
31043D01-
KNOKKE-HEIST
KALVERKEETDIJK ZUID
31043D02-
KNOKKE-HEIST
PALINGPOT-HOEKESTRAAT
31043D03-
KNOKKE HEIST
DRIEWEGE-KRAGENDIJK
32003A001
DIKSMUIDE
DIKSMUIDE-CENTRUM
32003A01-
DIKSMUIDE
SCHEPENDOM
32003A021
DIKSMUIDE
TUINWIJK
32003A03-
DIKSMUIDE
IJZERLAAN
32003A042
DIKSMUIDE
BLOEMMOLENS
32003A053
DIKSMUIDE
OOSTVESTEN
32003A10-
DIKSMUIDE
ESEN-KERN
32003A11-
DIKSMUlDE
ROESELARESTRAAT
32003A20-
DIKSMUIDE
KAASKERKE-KERN
32003A312
DIKSMUIDE
ZONNESTRAAL
32003B000
DIKSMUIDE
BEERST - DORPSPLAATS - HOOGRA.
32003C00-
DIKSMUIDE
KEIEM-KERN
32003D000
DIKSMUIDE
LEKE-KERN
32003E00-
DIKSMUIDE
VLADSLO-KERN
32003F00-
DIKSMUIDE
WOUMEN-CENTRUM
32003F01-
DIKSMUIDE
SERPENTHOEK
32003G00-
DIKSMUIDE
NIEUWKAPELLE-KERN
32003M00-
DIKSMUIDE
PERVIJZE-KERN
32006A001
HOUTHULST
HOUTHULST-CENTRUM-ZUID
32006A01-
HOUTHULST
HOOGKWARTIER - ST.HUBERTUSWIJK
32006A022
HOUTHULST
HOUTHULST-CENTRUM-NOORD
32006A111
HOUTHULST
TERREST - KERN
32006B00-
HOUTHULST
MERKEM-KERN
32006C10-
HOUTHULST
JONKERSHOVE - STROVENDORP
32006D00-
HOUTHULST
KLERKEN-CENTRUM
32006D10-
HOUTHULST
PIERKENSHOEK
32010A001
KOEKELARE
KOEKELARE-CENTRUM-KERN
32010A010
KOEKELARE
ICHTEGEMSTRAAT
32010A020
KOEKELARE
JAGERSHOF - DE PLUIM
32010A032
KOEKELARE
KOEKELARE-CENTRUM-ZUID
32010A043
KOEKELARE
KOEKELARE-CENTRUM-NOORD
32010A10-
KOEKELARE
MOKKER
3201OB00-
KOEKELARE
BOVEKERKE-CENTRUM
3201OB01-
KOEKELARE
MOSKOU
32011A001
KORTEMARK
KORTEMARK-CENTRUM
32011A013
KORTEMARK
KOUTERMOLEN
32011A02-
KORTEMARK
VOSHOEK - HAASZAKHOEK
32011A03-
KORTEMARK
MARKHOVE
32011A052
KORTEMARK
SNEPPE
32011A10-
KORTEMARK
ELLE
32011A110
KORTEMARK
SPANJAARD
32011B00-
KORTEMARK
HANDZAME-KERN
32011B01-
KORTEMARK
HANDZAME-STATION-ZUID
32011B10-
KORTEMARK
EDEWALLE-KERN
32011C00-
KORTEMARK
WERKEN-KERN
32011D00-
KORTEMARK
ZARREN-CENTRUM
32030A00-
LO-RENINGE
LO-KERN
32030B00-
LO-RENINGE
POLLINKHOVE-KERN
32030C00-
LO-RENINGE
RENINGE-KERN
33011A001
IEPER
IEPER-CENTRUM
33011A011
IEPER
ZAALHOF
33011A02-
IEPER
DIKSMUIDSE POORT
33011A032
IEPER
STATION
33011A101
IEPER
KRUISSTRAAT
33011A112
IEPER
POSTHOORNWIJK
33011A121
IEPER
HET WITTE HUIS
33011A201
IEPER
IEPERHOEKJE
33011A219
IEPER
AUGUSTIJNENWIJK
33011A222
IEPER
WEGWIJZER
33011A301
IEPER
HOORNWERK
33011A312
IEPER
KRUISHALZIJDE
33011A322
IEPER
HOVELAND
33011A331
IEPER
LIGYWIJK
33011A400
IEPER
KALFVAARTWIJK
33011A412
IEPER
POTIJZE
33011A421
IEPER
KAAI
33011B00-
IEPER
BRIELEN - PLAATS
33011C000
IEPER
SINT-JAN-KERN
33011C010
IEPER
WIELTJE
33011D00-
IEPER
BOEZINGE-KERN
33011F001
IEPER
ELVERDINGE-KERN
33011F012
IEPER
ZOMERBLOEM - HOMEVRIJZICHT -
33011G001
IEPER
VLAMERTINGE-KERN
33011G012
IEPER
RODENBACHSTRAAT
33011G20-
IEPER
BRANDHOEK-KERN
33011H00-
IEPER
DIKKEBUS-KERN
33011J00-
IEPER
VOORMEZELE-DORP
33011L000
IEPER
ZILLEBEKE-DORP
33011L012
IEPER
ZWARTE LEEN
33016A00-
MESEN
MESEN - CENTRUM
33021A00-
POPERINGE
POPERINGE-CENTRUM
33021A011
POPERINGE
STATIONSWIJK
33021A021
POPERINGE
HOPPELAND
33021A031
POPERINGE
ZWIJNLAND
33021A041
POPERINGE
OUDE KLINIEK
33021A052
POPERINGE
BELLEWIJK
33021A312
POPERINGE
KOUTER
33021A323
POPERINGE
VAUX-SOUS-CHEVREMONT
33021A332
POPERINGE
DUINKERKESTRAAT
33021A433
POPERINGE
ROODKRUIS
33021B00-
POPERINGE
RENINGELST-DORP
33021C000
POPERINGE
KROMBEKE-DORP
33021D00-
POPERINGE
PROVEN-DORP
33021E00-
POPERINGE
ROESBRUGGE - DORP
33021F000
POPERINGE
WATOU-DORP
33021F20-
POPERINGE
ABELE (WATOU)
33029A00-
WERVIK
WERVIK-CENTRUM
33029A01-
WERVIK
STATION
BIJLAGE 3 (deel 3). ( 01/01/2021 - ... )
Lijst van woningbouwgebieden (van 33029A02 tot 44021M03)
Statistische buurten
Naam gemeente
Naam statistische buurt
33029A02-
WERVIK
KASTEELSTRAAT
33029A03-
WERVIK
KOMENSTRAAT
33029A04-
WERVIK
RAPETTE
33029A05-
WERVIK
VAN DE CANDELAERESTRAAT
33029A10
WERVIK
SINT-JOZEF
33029A113
WERVIK
MOLENMEERSEN
33029A20
WERVIK
REKE
33029A21-
WERVIK
GELUWESTEENWEG
33029A30
WERVIK
KRUISEKE-KERN
33029B001
WERVIK
GELUWE-KERN
33029B012
WERVIK
WITTE POORT
33029B023
WERVIK
TUINWIJK
33037A00-
ZONNEBEKE
ZONNEBEKE CENTRUM
33037A011
ZONNEBEKE
BROODSEINDE
33037A032
ZONNEBEKE
BOUDEWIJNPARK
33037B001
ZONNEBEKE
PASSENDALE - PLAATS
33037B033
ZONNEBEKE:
BROUCKHOF
33037C00-
ZONNEBEKE
BESELARE - PLAATS
33037D00
ZONNEBEKE
GELUVELD - PLAATS
33037D01-
ZOMNEBEKE
'T KANTIENTJE
33039A00-
HEUVELLAND
KEMMEL CENTRUM
33039B000
HEUVELLAND
WIJTSCHATE DORP
33039B210
HEUVELLAND
IEPERHOEK
33039D00-
HEUVELLAVD
NIEUWKERKE - DORP
33039E00-
HEUVELLAND
DRANOUTER DORP
33039F00-
HEUVELLAND
LOKER-DORP
33039G00-
HEUVELLAND
WESTOUTER-DORP
33040A001
LANGEMARK-POELK.
LANGEMARK-CENTRUM
33040A012
LANGEMARK-POELK.
CAYENNEHOEK
33040A023
LANGEMARK-POELK.
LANGEMARK-CENTRUM-NOORD
33040A10-
LANGEMARK-POELK.
SINT-JULIAAN-KERN
33040A200
LANGEMARK-POELK.
MADONNA
33040A21-
LANGEMARK-POELK.
MANGELARE
33040B00-
LANGEMARK-POELK.
BIKSCHOTE-KERN
33040C00-
LANGEMARK-POELK.
POELKAPELLE-KERN
33041A00-
VLETEREN
OOSTVLETEREN-CENTRUM
33041B000
VLETEREN
WESTVLFTEREN-DORP
33041C00-
VLETEREN
WOESTEN-DORP
33041C010
VLETEREN
KRUISSTRAAT
34002A001
ANZEGEM
ANZEGEM-CENTRUM
34002A01-
ANZEGEM
ANZEGEM - STATION
34002A022
ANZEGEM
KRUISWEG
34002A10-
ANZEGEM
HEIRWEG
34002B002
ANZEGEM
GIJZELBRECHTEGEM-KERN
34002C00-
ANZEGEM
KASTER DORP
34002D00-
ANZEGEM
TIEGEM DORP
34002E00-
ANZEGEM
INGOOIGEM DORP
34002E012
ANZEGEM
HOOGVELD
34002F001
ANZEGEM
VICHTE - PLAATS
34002F011
ANZEGEM
KLIJTBERG
34002F02-
ANZEGEM
OLEKENBOS
34002F032
ANZEGEM
NIEUW CENTRUM
34002F042
ANZEGEM
KNOK - DELFINE VANHAUTTESTRAAT
34002F052
ANZEGEM
KLIJTBERG
34003A00-
AVELGEM
AVELGEM-CENTRUM
34003A011
AVELGEM
TUINWIJK
34003A021
AVELGEM
HUTTEGEM
34003A03-
AVELGEM
LEYNSEELSTRAAT
34003A04-
AVELGEM
DRIES
34003A052
AVELGEM
AVELGEM - BOS
34003A10-
AVELGEM
RUGGE
34003C00-
AVELGEM
KERKHOVE-DORP
34003D00-
AVELGEM
OUTRIJVE-DORP
34009A001
DEERLIJK
DEERLIJK-CENTRUM
34009A01-
DEERLIJK
DE PRINS
34009A022
DEERLIJK
BRAAMAKKER
34009A033
DEERLIJK
BLOEMENWIJK
34009A042
DEERLIJK
SNEPHOEK
34009A100
DEERLIJK
BELGIEK - KERN
34009A20-
DEERLIJK
SINT-LODEWIJK-KERN
34009A21-
DEERLIJK
KOEVOET
34009A31-
DEERLIJK
STATIONSWIJK
34013A001
HARELBEKE
HARELBEKE-CENTRUM
34013A010
HARELBEKE
RAPID
34013A021
HARELBEKE
OVERLEIE
34013A032
HARELBEKE
OOSTWIJK
34013A043
HARELBEKE
WESTWIJK
34013A052
HARELBEKE
OVERACKER
34013A101
HARELBEKE
ARENDSWIJK
34013A112
HARELBEKE
WIJDEGRACHT
34013A201
HARELBEKE
HEERBAAN
34013A212
HARELBEKE
EILAND
34013A30-
HARELBEKE
COLLEGEWIJK
34013A401
HARELBEKE
ZANDBERG
34013A501
HARELBEKE
STASEGEM
34013A511
HARELBEKE
KEIZERSTRAAT
34013B001
HARELBEKE
BAVIKHOVE-DORP
34013B012
HARELBEKE
HOOGSTRAAT - TREURNIETSTRAAT
34013B033
HARELBEKE
'T KOEKSKEN
34013B110
HARELBEKE
MOLENHUIS
34013C001
HARELBEKE
HULSTE-DORP
34013C01-
HARELBEKE
BRUGSE STEENWEG
34013C02-
HARELBEKE
MUIZEL
34013C032
HARELBEKE
BRUGSE STRAAT
34013C042
HARELBEKE
TER ELST
34022A00-
KORTRIJK
KORTRIJK-CENTRUM
34022A01-
KORTRIJK -
HOUTMARKT
34022A021
KORTRIJK
KORTRIJK-STATION - GERECHTSHOF
34022A03-
KORTRIJK
BUDA
34022A04-
KORTRIJK
OUDE SINT-JANSWIJK
34022A051
KORTRIJK
GENTSE POORT
34022A101
KORTRIJK
NIEUWE SINT-JANSWIJK
34022A111
KORTRIJK
NIEUW KORTRIJK
34022A12-
KORTRIJK
VENNING
34022A132
KORTRIJK
GROENINGEKAAI
34022A143
KORTRIJK
WIKINGS
34022A201
KORTRIJK
SINT-ELISABETH
34022A211
KORTRIJK
DRIE HOFSTEDEN
34022A232
KORTRIJK
SIONWEG
34022A242
KORTRIJK
RIJKSWACHT
34022A243
KORTRIJK
RIJKSWACHT
34022A252
KORTRIJK
SOETENS MOLEN
34022A30-
KORTRIJK
DOORNIKSEWIJK
34022A311
KORTRIJK
KLAKKAART
34022A32-
KORTRIJK
BLAUWE POORT
34022A33-
KORTRIJK
WALLE
34022A341
KORTRIJK
HOVENIERSSTRAAT
34022A352
KORTRIJK
BEVERLAAIHOF
34022A401
KORTRIJK
POTTELBERG
34022A41-
KORTRIJK
HOOG MOSSCHER
34022A42-
KORTRIJK
PATERS MOTE
34022A432
KORTRIJK
GOEDERENSTATION
34022A50-
KORTRIJK
OVERLEIE
34022A51-
KORTRIJK
MEENSEPOORT
34022A521
KORTRIJK
IZEGEMSTRAAT
34022A532
KORTRIJK
ASTRIDPARK
34022A54-
KORTRIJK
WARANDE
34022A553
KORTRIJK
BRUGSESTEENWEG
34022A601
KORTRIJK
ALBERTPARK
34022A612
KORTRIJK
KONING LEOPOLD III-LAAN
34022A62-
KORTRIJK
SINT-PIUS-X
34022A701
KORTRIJK
'T HOGE
34022A723
KORTRIJK
KASTEEL DEJAGER
34022A732
KORTRIJK
KULAK
34022A800
KORTRIJK
SINT-ANNA
34022A904
KORTRIJK
LANGE MUNTE
34022A91-
KORTRIJK
MORINNEGOED
34022B001
KORTRIJK
HEULE-KERN
34022B012
KORTRIJK
HEULE - IEPERSTRAAT
34022B021
KORTRIJK
HOOGWEIDE
34022B030
KORTRIJK
GRIJSPERRE
34022B032
KORTRIJK
KOFFIESTRAAT
34022B043
KORTRIJK
RODENBACHSTRAAT
34022B052
KORTRIJK
KRANSVIJVER
34022B111
KORTRIJK
TINNEKENSWIJK
34022B122
KORTRIJK
WATERHOEK
34022B201
KORTRIJK
HAANTJESWIJK
34022B223
KORTRIJK
VREDELAAN - HEULE
34022B30-
KORTRIJK
WATERMOLEN
34022B313
KORTRIJK
KROMME OLM
34022B40-
KORTRIJK
SINT-KATHARINA-KERN
34022C001
KORTRIJK
BISSEGEM-KERN
34022C022
KORTRIJK
LEIESTRAAT
34022C033
KORTRIJK
NEERBEEK
34022C101
KORTRIJK
TIENTJESWIJK
34022C112
KORTRIJK
JAGERSTRAAT
34022D00-
KORTRIJK
MARKE-CENTRUM
34022D011
KORTRIJK
TER DOENAERT
34022D021
KORTRIJK
POVER LEUTE
34022D03-
KORTRIJK
NIEUWENHOVE
34022D121
KORTRIJK
RODENBURG - ABDIJHOEVE
34022D210
KORTRIJK
POPULIERENHOF
34022E001
KORTRIJK
AALBEKE-KERN
34022E01-
KORTRIJK
STERHOEK
34022E02-
KORTRIJK
PRESHOEK
34022E032
KORTRIJK
ZEVENKOTEN
34022F001
KORTRIJK
ROLLEGEM-KERN
34022F012
KORTRIJK
WEIMEERSEN
34022F210
KORTRIJK
GROENPARK
34022G001
KORTRIJK
BELLEGEM - KERN
34022G01-
KORTRIJK
DE KATTE - 'T ROOD PAARD
34022G032
KORTRIJK
BELLEPARK
34022G043
KORTRIJK
ZWINGEL
34022H00-
KORTRIJK
KOOIGEM-KERN
34023A001
KUURNE
KUURNE-CENTRUM
34023A01-
KUURNE
GROENE BOOMGAARD-NIEUWENHUYZE
34023A021
KUURNE
ABELENHOEK
34023A032
KUURNE
HERDER
34023A042
KUURNE
LEIEHOEK
34023A053
KUURNE
VERNIEUWD CENTRUM
34023A091
KUURNE
PUTJESKAPELLEKE
34023A20-
KUURNE
DE KATTE
34023A222
KUURNE
RIJKSWEG
34023A233
KUURNE
KASTEELHOEK
34023A314
KUURNE
ZONNEVELD
34023A40-
KUURNE
SINT-KATRIEN
34025A001
LENDELEDE
LENDELEDE-CENTRUM-NOORD
34025A011
LENDELEDE
LENDELEDE-CENTRUM-OOST
34025A022
LENDELEDE
LENDELEDE-CENTRUM-ZUID
34025A032
LENDELEDE
HOOGTE
34025A053
LENDELEDE
LANGEMUNTE
34025A100
LENDELEDE
SINT-KATRIEN
34027A00-
MENEN
MENEN-CENTRUM
34027A01-
MENEN
SABBESTRAAT
34027A021
MENEN
ARSENAALSTRAAT
34027A03-
MENEN
WERVIKSESTRAAT
34027A04-
MENEN
WAHISSTRAAT
34027A052
MENEN
STADSPARK
34027A101
MENEN
BARAKKEN
34027A11-
MENEN
RIJSELSESTRAAT (BARAKKEN)
34027A121
MENEN
BASSE CENSESTRAAT
34027A132
MENEN
SCHANSSTRAAT
34027A143
MENEN
HALEWIJNSESTRAAT
34027A201
MENEN
STIJN STREUVELSLAAN
34027A211
MENEN
KOEKUIT
34027A222
MENEN
OUD KERKHOF
34027A233
MENEN
NIEUWE TUINWIJK
34027A244
MENEN
IEPERSESTRAAT
34027A301
MENEN
ONS DORP-OOST
34027A312
MENEN
ONS DORP-WEST
34027A411
MENEN
KORTRIJKSEPOORT
34027A421
MENEN
BRUGSEPOORT
34027A432
MENEN
KROMME BEEK
34027B001
MENEN
LAUWE - PLAATS
34027B01-
MENEN
SCHONEKEER
34027B032
MENEN
MOESKROENSTRAAT
34027B043
MENEN
ASTRIDLAAN
34027B10-
MENEN
LAUWE TUINWIJK - STATION
34027B124
MENEN
BLOEMENWIJK
34027C001
MENEN
REKKEM-DORP
34027C01-
MENEN
CROISE
34027C02-
MENEN
DRONKAARD
34027C032
MENEN
LAUWSE BEEK
34027C101
MENEN
PARADIJS
34027C112
MENEN
PURGATOIRE
34040A001
WAREGEM
WAREGEM - CENTRUM
34040A012
WAREGEM
STADION
34040A02-
WAREGEM
POTEGEM
34040A033
WAREGEM
ZAVELBERG
34040A043
WAREGEM
MEIWEG
34040A052
WAREGEM
KONIJNTJE
34040A10-
WAREGEM
NIEUWENHOVE-KERN
34040A201
WAREGEM
EERTBRUGGE
34040A212
WAREGEM
TORENHOF
34040A222
WAREGEM
NOKERSEWEG
34040A302
WAREGEM
DE BIEST
34040A313
WAREGEM
HOOGMOLEN
34040A322
WAREGEM
DESSELGEMSEWEG
34040A40-
WAREGEM
GAVERKE
34040A411
WAREGEM
GROENE WANDELING
34040A422
WAREGEM
BILKHAGE
34040B000
WAREGEM
BEVEREN-KERN
34040B01-
WAREGEM
DEERLIJKSTRAAT
34040B02-
WAREGEM
TOMBERG
34040B10-
WAREGEM
TERWEERST
34040C001
WAREGEM
DESSELGEM-KERN
34040C01-
WAREGEM
SPRIETE
34040C022
WAREGEM
IJZERLAND
34040D001
WAREGEM
SINT-ELOOIS-VIJVE-KERN
34040D010
WAREGEM
MOLENSTRAAT
34040D02-
WAREGEM
OOSTPOORT
34040D032
WAREGEM
LINDESTRAAT
34040D042
WAREGEM
11 JULIWIJK
34041A001
WEVELGEM
WEVELGEM-CENTRUM
34041A011
WEVELGEM
WEVELGEM-KORTRIJKSTRAAT
34041A021
WEVELGEM
WEVELGEM - MENENSTRAAT
34041A032
WEVELGEM
LAUWESTRAAT
34041A040
WEVELGEM
KLOEFHOEK
34041A052
WEVELGEM
KATERHOEK
34041A092
WEVELGEM
VIERSTRAAT
34041A101
WEVELGEM
WEZELHOEK
34041A111
WEVELGEM
POSTHOORNHOEK-NOORD
34041A124
WEVELGEM
TUINSTRAAT
34041A132
WEVELGEM
VISSERIJSTRAAT
34041A201
WEVELGEM
WIJNBERG
34041A210
WEVELGEM
MOERSTRAAT
34041A222
WEVELGEM
TOEKOMSTSTRAAT
34041A233
WEVELGEM
KRUISHOEK
34041A311
WEVELGEM
MOLENHOEK
34041A412
WEVELGEM
HELLEHOEK
34041A423
WEVELGEM
MOLLEGAT
34041B000
WEVELGEM
GULLEGEM - DORPSPLEIN
34041B01-
WEVELGEM
TER WALLE
34041B02-
WEVELGEM
SCHOONWATER
34041B03-
WEVELGEM
KWADESTRAAT
34041B042
WEVELGEM
TER WINKEL
34041B052
WEVELGEM
KWADRIES
34041B111
WEVELGEM
PIJPLAP
34041C00-
WEVELGEM
MOORSELE - PLAATS
34041C01-
WEVELGEM
BENOIT VANMARCKELAAN
34041C021
WEVELGEM
TER KASSEI - OLMENLAAN
34041C03-
WEVELGEM
OVERHEULE-BARAKKEN
34041C042
WEVELGEM
'T VRIJE
34041C052
WEVELGEM
IDESHOF
34042A00-
ZWEVEGEM
ZWEVEGEM-CENTRUM
34042A010
ZWEVEGEM
KANAALSTRAAT
34042A021
ZWEVEGEM
KOUTER
34042A031
ZWEVEGEM
DE LINDE
34042A04-
ZWEVEGEM
TE WINCKELE
34042A05-
ZWEVEGEM
ABEELE
34042A100
ZWEVEGEM
MEIWEG
34042A180
ZWEVEGEM
KAPPAERT
34042A200
ZWEVEGEM
KAPEL MILANEN
34042A212
ZWEVEGEM
'T BAKKERIJTJE
Statistische buurten
Naam gemeente
Naam statistische buurt
34042A222
ZWEVEGEM
KREUPEL
34042A30-
ZWEVEGEM
KNOKKE
34042A402
ZWEVEGEM
EUROPA
34042B00-
ZWEVEGEM
OTEGEM-KERN
34042C00-
ZWEVEGEM
HEESTERT-KERN
34042C01-
ZWEVEGEM
GAUWELSTRAAT
34042C032
ZWEVEGEM
EICKENBORG
34042D00-
ZWEVEGEM
MOEN-KERN
34042D313
ZWEVEGEM
KNOKKE
34042E00-
ZWEVEGEM
SINT-DENIJS-KERN
34043A00-
SPIERE-HELKIJN
SPIERE-KERN
34043A01-
SPIERE-HELKIJN
IJZEREN BAREEL
34043B00-
SPIERE-HELKIJN
HELKIJN-DORP
35002A00-
BREDENE
BREDENE - DORPSKERN
35002A01-
BREDENE
BLAUWE SLUIS
35002A02-
BREDENE
DUINENSTRAAT - CAFE PARIJS
35002A101
BREDENE
SAS-SLIJKENS-OOST
35002A122
BREDENE
SAS - SLIJKENS - NOORDEDE
35002A131
BREDENE
NUKKERWIJK
35002A191
BREDENE
DUINZICHT - POLDERSTRAAT
35002A20-
BREDENE
BREDENE-AAN-ZEE-OOST
35002A21-
BREDENE
BREDENE-AAN-ZEE-WEST VILLAWIJK
35002A22-
BREDENE
GROENENDIJK - TURKIJE
35002A232
BREDENE
VIGOGNE - PARKLAAN - POPULIER
35002A311
BREDENE
MARIA DUYNE
35005A00-
GISTEL
GISTEL-CENTRUM
35005A01-
GISTEL
MOLENHOEK
35005A020
GISTEL
KOLAARD
35005A031
GISTEL
VLIEGPLEIN
35005A04-
GISTEL
BRUGSEBAAN
35005A052
GISTEL
KALLAERTSWAL
35005A072
GISTEL
KONIJNENBOS
35005A202
GISTEL
WARANDE WIJK
35005B00-
GISTEL
MOERE-CENTRUM
35005B011
GISTEL
PROVINCIEWEG
35005C00-
GISTEL
ZEVEKOTE-KERN
35005D000
GISTEL
SNAASKERKE-CENTRUM
35005D010
GISTEL
IJZERWEG
35006A00-
ICHTEGEM
ICHTEGEM-CENTRUM
35006A01-
ICHTEGEM
ENGELSTRAAT
35006A02-
ICHTEGEM
MOERDIJKSTRAAT
35006A032
ICHTEGEM
SINT-BERTINUSLAAN
35006A043
ICHTEGEM
SPORTCENTRUM
35006A10-
ICHTEGEM
DE ENGEL - STATION
35006A11-
ICHTEGEM
TORHOUTBAAN
35006A22-
ICHTEGEM
VIJFWEGEN - VELD - REIGER - E.
35006B001
ICHTEGEM
EERNEGEM-CENTRUM
35006B01-
ICHTEGEM
MOLENDORP
35006B02-
ICHTEGEM
BOUSSEMARE - HALVE BAREEL
35006B032
ICHTEGEM
AMBACHTELIJKE ZONE
35006B042
ICHTEGEM
'S GRAVENDRIES
35006C00-
ICHTEGEM
BEKEGEM-KERN
35011A00-
MIDDELKERKE
MIDDELKERKE-CENTRUM
35011A011
MIDDELKERKE
SLUISWIJK
35011A02-
MIDDELKERKE
IJZERLAAN
35011A031
MIDDELKERKE
MIDDELKERKE BAD & CASINO
35011A040
MIDDELKERKE
MIAMIWIJK
35011A052
MIDDELKERKE
MIDDELKERKE BAD-WEST
35011A210
MIDDELKERKE
MIDDELKERKE-WEST
35011B11-
MIDDELKERKE
NIEUW WILSKERKE
35011B122
MIDDELKERKE
HEIRWEG
35011C001
MIDDELKERKE
LEFFINGE-CENTRUM
35011C022
MIDDELKERKE
LEFFINGE - NIEUWE WIJK
35011E00-
MIDDELKERKE
SCHORE-CENTRUM
35011G000
MIDDELKERKE
SLIJPE-KERN
35011H00-
MIDDELKERKE
WESTENDE-CENTRUM
35011H012
MIDDELKERKE
SCHUDDEBEURZE
35011H11-
MIDDELKERKE
KLEIN WESTENDE
35011H20-
MIDDELKERKE
WESTENDE-BAD -H.JASPARLAAN-N.
35011H21-
MIDDELKERKE
WESTENDE-BAD -H.JASPARLAAN-Z.
35011J00-
MIDDELKERKE
LOMBARDSIJDE-CENTRUM
35011J01-
MIDDELKERKE
PRINSENVELD
35013A001
OOSTENDE
OOSTENDE-CENTRUM
35013A01-
OOSTENDE
POST - MERCATORDOK
35013A02-
OOSTENDE
A. BUYLSTRAAT
35013A03-
OOSTENDE
LANGESTRAAT
35013A041
OOSTENDE
ALBERT I-PROMENADE-OOST
35013A052
OOSTENDE
WAPENPLEIN
35013A10-
OOSTENDE
HAZEGRAS
35013A13-
OOSTENDE
BOTERPUT
35013A201
OOSTENDE
SINT-JOZEF
35013A211
OOSTENDE
LEOPOLD I-PLEIN
35013A222
OOSTENDE
LEOPOLDPARK
35013A232
OOSTENDE
HOSPITAAL
35013A242
OOSTENDE
ALBERT I-PROMENADE-WEST
35013A42-
OOSTENDE
NIEUWLANDSTRAAT
35013A43-
OOSTENDE
OOIEVAARSLAAN
35013A44-
OOSTENDE
PRINSENLAAN
35013A501
OOSTENDE
H. HARTPLEIN
35013A511
OOSTENDE
GODELIEVE
35013A522
OOSTENDE
H. HARTPLEIN
35013A532
OOSTENDE
VELODROOMSTRAAT
35013A543
OOSTENDE
NIJVERHEIDSSTRAAT
35013A611
OOSTENDE
MARIAKERKELAAN - EIGEN HAARD
35013A622
OOSTENDE
MARIAKERKELAAN - BATTERIJ
35013A752
OOSTENDE
TROONSTRAAT
35013B301
OOSTENDE
SINT-ANTONIUSPLEIN
35013B332
OOSTENDE
TABORALAAN
35013C00-
OOSTENDE
ZANDVOORDE-DORP
35013C022
OOSTENDE
KEIGNAARTWIJK
35013D30-
OOSTENDE
KONTERDAM
35013D311
OOSTENDE
KONTERDAM - KOEBRUG
35013D32-
OOSTENDE
MEIBOOM
35013D511
OOSTENDE
OPRIT-NOORD
35013D522
OOSTENDE
OPRIT-ZUID
35013D533
OOSTENDE
MIMOSA
35013D542
OOSTENDE
ZILVERLAAN - LOTUS
35013D552
OOSTENDE
CARDIJN
35013E000
OOSTENDE
STENE-DORP
35013E02-
OOSTENDE
OUD VLIEGVELD
35013E400
OOSTENDE
SINT-JAN
35013E411
OOSTENDE
STUIVERSTRAAT
35013E42-
OOSTENDE
HOGE BARRIERE
35013F200
OOSTENDE
NIEUWE KOERSWIJK
35013F600
OOSTENDE
KLOOSTER
35013F700
OOSTENDE
MARIAKERKE - DERBYLAAN
35013F71-
OOSTENDE
MARIAKERKE-DISTELBAAN
35013F721
OOSTENDE
MARIAKERKE - STRANDPLEIN
35013F733
OOSTENDE
MARIAKERKELAAN - VREDESTRAAT
35013F749
OOSTENDE
RAVERSIJDESTRAAT
35013F900
OOSTENDE
RAVERSIJDE-OOST
35014A00-
OUDENBURG
OUDENBURG-CENTRUM
35014A010
OUDENBURG
ETTELGEMSTRAAT
35014A02-
OUDENBURG
ZANDVOORDEBRUG
35014A03
OUDENBURG
STATIONSSTRAAT
35014A04-
OUDENBURG
ZANDVOORDESTRAAT
35014A052
OUDENBURG
ZWAANHOEK-ZUID
35014B00-
OUDENBURG
ETTELGEM-CENTRUM - HOGE DIJKE
35014C00-
OUDENBURG
ROKSEM-KERN
35014C013
OUDENBURG
ROKSEM-KERN-WEST
35014C11-
OUDENBURG
NIEUWE WIJK
35014C21-
OUDENBURG
HOGE DIJKEN
35014D00-
OUDENBURG
WESTKERKE-CENTRUM
35014D011
OUDENBURG
GISTELSTEENWEG
35029A00-
DE HAAN
KLEMSKERKE-CENTRUM
35029A10-
DE HAAN
DE HAAN-KERN
35029A11-
DE HAAN
DE HAAN - NOORDHOEK
35029A12-
DE HAAN
DE HAAN - CONCESSIE KLEMSKERK
35029A20-
DE HAAN
TORENHOF - HEIDE - VOSSESLAG
35029B000
DE HAAN
VLISSEGEM-CENTRUM
35029B10
DE HAAN
VLISSEGEM-DE HAAN-CENTRUM OOST
35029B11-
DE HAAN
DE HAAN - CONCESSIE VLISSEGEM
35029C00-
DE HAAN
WENDUINE-CENTRUM
35029C01-
DE HAAN
RINGLAAN - DRIFT
35029C02-
DE HAAN
ZEEDIJK
35029C112
DE HAAN
HARENDIJKE
36006A001
HOOGLEDE
HOOGLEDE-CENTRUM
36006A012
HOOGLEDE
KONINGSHOEK
36006A023
HOOGLEDE
HOOGLEDE-CENTRUM-WEST
36006A032
HOOGLEDE
RODENBACHKWARTIER
36006A200
HOOGLEDE
SINT-JOZEF - GEITE
36006B000
HOOGLEDE
GITS-KERN
36006B022
HOOGLEDE
BRUGGESTEENWEG-ZUID
36006B032
HOOGLEDE
PISLAP
36007A001
INGELMUNSTER
INGELMUNSTER
36007A01-
INGELMUNSTER
BEELSHOEK
36007A02-
INGELMUNSTER
HOOGTE
36007A03-
INGELMUNSTER
EZELSHOEK
36007A042
INGELMUNSTER
RODENBACHWIJK
36007A053
INGELMUNSTER
BLOEMENWIJK - WESTWIJK
36007A10-
INGELMUNSTER
STATION
36007A111
INGELMUNSTER
DE WANTE - DE ZANDVLUGGE
36007A120
INGELMUNSTER
HOGE DOORN - STAATSBAAN OP KO.
36007A13-
INGELMUNSTER
BAAN NAAR IZEGEM
36007A143
INGELMUNSTER
HOEVEWIJK
36007A152
INGELMUNSTER
BRONBEEK
36008A001
IZEGEM
IZEGEM-CENTRUM-OOST
36008A021
IZEGEM
NIEUWE WERELD
36008A03-
IZEGEM
HEIE
36008A052
IZEGEM
IZEGEM-CENTRUM-WEST
36008A07-
IZEGEM
KANAAL
36008A101
IZEGEM
KASTEELWIJK - ZEVEKOTE
36008A112
IZEGEM
KASTEEL TER WALLEN
36008A122
IZEGEM
HONDEKENSMOLEN
36008A200
IZEGEM
PATERSWIJK
36008A211
IZEGEM
BELLEVUE
36008A221
IZEGEM
LINDE
36008A232
IZEGEM
BECELAERENS HOF
36008A242
IZEGEM
ABELE
36008A301
IZEGEM
NEGENHOEK
36008A31-
IZEGEM
BOSMOLENS
36008A32-
IZEGEM
LEENSTRAAT
36008A41-
IZEGEM
DE MOL
36008A50-
IZEGEM
EMELGEM-KERN
36008A51-
IZEGEM
EMELGEM - VIJFWEGEN
36008A612
IZEGEM
'T BLAUWKAPELLETJE
36008A613
IZEGEM
KORTRIJKSTRAAT
36008B000
IZEGEM
KACHTEM-KERN
36008B01-
IZEGEM
'T HOGE - DE MAAN
36010A000
LEDEGEM
LEDEGEM-CENTRUM
36010A01-
LEDEGEM
SINT-ELOOIS - TER HULST
36010A02-
LEDEGEM
BOONHOEK
36010A03-
LEDEGEM
PROVINCIEBAAN
36010B00-
LEDEGEM
ROLLEGEM-KAPELLE-DORP
36010C001
LEDEGEM
SINT-ELOOIS-WINKEL-KERN
36010C01-
LEDEGEM
STENEN STAMPKOT
36010C032
LEDEGEM
TER SCHUEREN
36011A001
LICHTERVELDE
LICHTERVELDE-KERN
36011A012
LICHTERVELDE
LICHTERVELDE-CENTRUM - ROSALI
36011A021
LICHTERVELDE
DRIEWEG
36011A033
LICHTERVELDE
LICHTERVELDE-CENTRUM - STATION
36011A04-
LICHTERVELDE
VIJFWEGE
36011A050
LICHTERVELDE
LICHTERVELDE-CENTR. - VELDSTR.
36011A311
LICHTERVELDE
'T HAANTJE
36012A001
MOORSLEDE
MOORSLEDE-CENTRUM
36012A01-
MOORSLEDE
SINT-ACARIUSHOEK
36012A022
MOORSLEDE
IEPERSESTRAAT
36012A033
MOORSLEDE
PASSENDAALSESTRAAT
36012A10-
MOORSLEDE
SLIJPS - DORP
36012A212
MOORSLEDE
BEITEM
36012B001
MOORSLEDE
DADIZELE-KERN
36012B010
MOORSLEDE
KLEPHOEK
36012B021
MOORSLEDE
BAKKERSHOEK
36015A001
ROESELARE
ROESELARE-CENTRUM
36015A01-
ROESELARE
HEILIG HART
36015A02-
ROESELARE
IEPERSTRAAT - CENTRUM
36015A03-
ROESELARE
SINT-AMAND
36015A072
ROESELARE
KANAAL VAN ROESELARE
36015A101
ROESELARE
BEVERENSTEENWEG
36015A111
ROESELARE
BATAVIA
36015A122
ROESELARE
ONZE-LIEVE-VROUW
36015A132
ROESELARE
SPANJE
36015A143
ROESELARE
BROEDERSCHOOL
36015A154
ROESELARE
BLAUWE TOREN
36015A191
ROESELARE
AARDAPPELHOEK
36015A20-
ROESELARE
SINT-JOZEFSKWARTIER
36015A211
ROESELARE
DUIVELSHOEK
36015A301
ROESELARE
SINT-ELOOISWIJK
36015A312
ROESELARE
ZWAANHOF
36015A401
ROESELARE
MEIBOOM
36015A410
ROESELARE
KOLLIEVIJVERBEEK
36015A42-
ROESELARE
DE RUITER
36015A432
ROESELARE
BERDELENKOT
36015A50-
ROESELARE
DIKSMUIDE STEENWEG - KERN
36015A510
ROESELARE
RODENBACHKWARTIER
36015A521
ROESELARE
VEILING
36015A540
ROESELARE
SCHIERVELDE
36015A543
ROESELARE
SCHIERVELDE
36015A60-
ROESELARE
WATERDAM
36015A610
ROESELARE
BEEKKWARTIER
36015A621
ROESELARE
DE ROTS
36015A632
ROESELARE
SIBERIE
36015A642
ROESELARE
KLOKKEPUT
36015A701
ROESELARE
BEVEREN - KERN
36015A711
ROESELARE
MAERLANTKWARTIER
36015A72-
ROESELARE
KAPELLEHOEK
36015A742
ROESELARE
BEVEREN-ZUID
36015A811
ROESELARE
RONDEKOM
36015A822
ROESELARE
FORT
36015A83-
ROESELARE
ZWARTE LEEUW
36015B00-
ROESELARE
OEKENE-CENTRUM
36015B01-
ROESELARE
STEENWEG OP SINT-ELOOIS-WINKEL
36015C001
ROESELARE
RUMBEKE-CENTRUM-KERN
36015C011
ROESELARE
IZEGEMSESTRAAT
36015C020
ROESELARE
VIJFWEGEN
36015C030
ROESELARE
SINT-ELISABETHSWIJK
36015C042
ROESELARE
DE VIERWEG
36015C055
ROESELARE
RUMBEKE-ZUID
36015C10-
ROESELARE
ZILVERBERG - DE AAP
36015C110
ROESELARE
ZUIDMOLEN
36015C20-
ROESELARE
BEITEM - KERN
36019A001
STADEN
STADEN-CENTRUM
36019A011
STADEN
MISPELAAREIK
36019A022
STADEN
STADEN-CENTRUM-NOORD
36019A033
STADEN
VOORSTAD
36019A042
STADEN
VUILPAN
36019B00-
STADEN
OOSTNIEUWKERKE-CENTRUM
36019B01-
STADEN
MOST
36019B022
STADEN
ZUIDWEGE
36019C00-
STADEN
WESTROZEBEKE - KERN
37002A000
DENTERGEM
DENTERGEM-CENTRUM
37002A01-
DENTERGEM
STATIESTRAAT
37002B00-
DENTERGEM
MARKEGEM-CENTRUM
37002C000
DENTERGEM
OESELGEM-KERN
37002D000
DENTERGEM
WAKKEN-CENTRUM
37002D033
DENTERGEM
GROENHOVE
37007A00-
MEULEBEKE
MEULEBEKE-CENTRUM
37007A01-
MEULEBEKE
LAPPERS
37007A021
MEULEBEKE
KAPELLESTRAAT
37007A03-
MEULEBEKE
SPOORWEGLAAN
37007A04-
MEULEBEKE
STEENDAM
37007A052
MEULEBEKE
TER BORCHT
37007A100
MEULEBEKE
PAANDERS
37007A20-
MEULEBEKE
DE SNEPPE
37007A30-
MEULEBEKE
MARIALOOP
37007A413
MEULEBEKE
KAZANTWIJK
37007A512
MEULEBEKE
LAPPERS-OOST
37010A001
OOSTROZEBEKE
OOSTROZEBEKE-CENTRUM-KERN
37010A01-
OOSTROZEBEKE
KALBERG
37010A02-
OOSTROZEBEKE
PAUWHOEK
37010A032
OOSTROZEBEKE
GAVERS
37010A042
OOSTROZEBEKE
STATION
37010A10-
OOSTROZEBEKE
GINSTE - CENTRUM
37010A11-
OOSTROZEBEKE
GENTSTRAAT
37011A001
PITTEM
PITTEM-CENTRUM
37011A022
PITTEM
STATION
37011A032
PITTEM
TUINWIJK
37011B00-
PITTEM
EGEM-KERN
37011B022
PITTEM
MOLENAKKER
37012A001
RUISELEDE
RUISELEDE-CENTRUM
37012A012
RUISELEDE
RUISELEDE-CENTRUM-WEST
37012A20-
RUISELEDE
SALTERSEBERG
37015A00-
TIELT
TIELT-CENTRUM
37015A01-
TIELT
STATIONSWIJK
37015A02-
TIELT
SPORTSTADION
37015A03-
TIELT
KLIJTENBUURT
37015A04-
TIELT
HULSTPLEIN
37015A10-
TIELT
VISVIJVER
37015A11-
TIELT
WATEWY
37015A201
TIELT
SINT-JOZEF
37015A21-
TIELT
PLANTIJNBUURT
37015A222
TIELT
KEIDAM
37015A31-
TIELT
HUFFESELE
37015A322
TIELT
KOERSEPLEIN
37015A411
TIELT
EUROPABUURT
37015A422
TIELT
DEINZE STEENWEG
37015B000
TIELT
SCHUIFERSKAPELLE-KERN
37015C00-
TIELT
KANEGEM-KERN
37015D001
TIELT
AARSELE-CENTRUM
37015D01-
TIELT
AARSELE - STATION
37015D022
TIELT
'T HOGE
37017A00-
WIELSBEKE
WIELSBEKE-CENTRUM
37017A02-
WIELSBEKE
DE DRIES
37017A043
WIELSBEKE
KASTEELBEEK - KNOK
37017B001
WIELSBEKE
OOIGEM-CENTRUM
37017B01-
WIELSBEKE
ZWAANTJESHOEK
37017B022
WIELSBEKE
KLEIN PARIJS
37017B084
WIELSBEKE
KRUISHOEK
37017C00-
WIELSBEKE
SINT-BAAFS-VIJVE-DORP
37017C01-
WIELSBEKE
LOVERHOEK
37017C021
WIELSBEKE
HEIRWEG - WAKKENSTEENWEG
37018A00-
WINGENE
WINGENE-CENTRUM
37018A01-
WINGENE
SCHEEWEGE
37018A022
WINGENE
LENTAKKER
37018A10-
WINGENE
SINT-JAN-KERN
37018B00-
WINGENE
ZWEVEZELE-CENTRUM
37018B010
WINGENE
STEENWEG BRUGGE-KORTRIJK
37018B10-
WINGENE
HILLE - BOTERSTRAAT
37020A00-
ARDOOIE
ARDOOIE-CENTRUM
37020A01-
ARDOOIE
STATION
37020A022
ARDOOIE
BRABANT - LICHTERVELDESTRAAT
37020A033
ARDOOIE
CHAMP A VEU
37020A315
ARDOOIE
TASSE
37020B00-
ARDOOIE
KOOLSKAMP-KERN
38002A00-
ALVERINGEM
ALVERINGEM-CENTRUM
38002A01-
ALVERINGEM
FORTEM
38002C00-
ALVERINGEM
LEISELE-KERN
38002D000
ALVERINGEM
IZENBERGE-KERN
38002F00-
ALVERINGEM
STAVELE-DORP
38008A00-
DE PANNE
DE PANNE-CENTRUM
38008A010
DE PANNE
VEURNESTRAAT - DUINENSTRAAT
38008A02-
DE PANNE
L. MASKENSLAAN
38008A03-
DE PANNE
MARKTLAAN
38008A04-
DE PANNE
VEURNESTRAAT
38008A052
DE PANNE
WESTHOEK
38008A10-
DE PANNE
ZEEDIJK
38008A11-
DE PANNE
OOSTEINDE
38008A12-
DE PANNE
WESTEINDE
38008B001
DE PANNE
ADINKERKE-CENTRUM-NOORD
38008B01-
DE PANNE
'T VELD
38008B02-
DE PANNE
DUINHOEK - DE PANNENLAAN
38008B032
DE PANNE
ADINKERKE-CENTRUM-ZUID
38014A00-
KOKSIJDE
KOKSIJDE-DORP
38014A01-
KOKSIJDE
GALLOPER
38014A10-
KOKSIJDE
KOKSIJDE-BAD
38014A11-
KOKSIJDE
HOGE BEKKER
38014A12-
KOKSIJDE
MAARTEN OOM
38014A20-
KOKSIJDE
SINT-IDESBALD KERN
38014A21-
KOKSIJDE
SINT-IDESBALD-OOST
38014A22-
KOKSIJDE
SINT-IDESBALD-WEST
38014A23-
KOKSIJDE
KERKEPANNE
38014B00-
KOKSIJDE
OOSTDUINKERKE-DORP
38014B01-
KOKSIJDE
FARAZIJNSTRAAT DORP-OOST
38014B02-
KOKSIJDE
WESTHINDER
38014B03-
KOKSIJDE
MARIAPARK
38014B062
KOKSIJDE
GROENDIJK
38014B10-
KOKSIJDE
OOSTDUINKERKE-BAD
38014B11-
KOKSIJDE
BLEKKER DUINPARK - ST-ANDRIES
38014B21-
KOKSIJDE
GROENENDIJK - BAD
38016A001
NIEUWPOORT
NIEUWPOORT - MIDDENSTAD
38016A01-
NIEUWPOORT
VEURNESTRAAT-OUDE VEURNEVAART
38016A02-
NIEUWPOORT
COPPIETERSSTRAAT
38016A03-
NIEUWPOORT
WESTWIJK
38016A052
NIEUWPOORT
NIEUWPOORT-CENTRUM-OOST
38016A10-
NIEUWPOORT
NIEUWPOORT-BAD
38016A11-
NIEUWPOORT
DUINENGEBIED
38016A412
NIEUWPOORT
YACHTHAVENWIJK
38016A42-
NIEUWPOORT
KATTESAS - ALBERT I LAAN
38016C00-
NIEUWPOORT
RAMSKAPELLE-KERN
38025A00-
VEURNE
VEURNE-CENTRUM
38025A02-
VEURNE
ZUIDRAND
38025A030
VEURNE
STATION - OUDE INDENT
38025A05-
VEURNE
PETIT PARIS
38025A07-
VEURNE
INDUSTRIEGEBIED II
38025A10-
VEURNE
NIEUWSTAD - KERN
38025A11-
VEURNE
NIEUWSTAD-NIEUWPOORT-KEIWEG
38025A311
VEURNE
VOORSTAD
38025A322
VEURNE
PISTELHOEK
38025C00-
VEURNE
AVEKAPELLE-KERN
38025F000
VEURNE
STEENKERKE-KERN
38025G000
VEURNE
BULSKAMP-KERN
38025H009
VEURNE
BEAUVOORDE-CENTRUM
38025J00-
VEURNE
HOUTEM-KERN
41002A00-
AALST
AALST - WINKELCENTRUM
41002A011
AALST
BEGIJNHOF
41002A012
AALST
AALST - STATION
41002A031
AALST
ZEEBERG
41002A111
AALST
HOEZEKOUTER
41002A121
AALST
KAPUCIENEN
41002A132
AALST
BEEKVELD
41002A20-
AALST
HOVENIERS
41002A212
AALST
ROZENDREEF
41002A221
AALST
DOORNSTRAAT
41002A23-
AALST
BEUKENHOF
41002A24-
AALST
BERGEMEERSEN
41002A25-
AALST
HOSPITAAL
41002A31-
AALST
LANGESTRAAT
41002A32-
AALST
BERGEKOUTER
41002A331
AALST
HOF SOMERGEM
41002A332
AALST
IMMERZEEL
41002A341
AALST
TEN BERGE
41002A35-
AALST
OVERHAMME
41002A39-
AALST
KREKELDRIES
41002A421
AALST
KERREBROEK
41002A50-
AALST
HEILIG HART
41002A51-
AALST
BINNENSTRAAT
41002A52-
AALST
PARK DE BLIECK
41002A532
AALST
NOORDSTRAAT
41002A542
AALST
BOSVELD
41002A583
AALST
POPPERODE
41002A61-
AALST
AJUINKOUTER
41002A62-
AALST
WATERTOREN
41002A64-
AALST
KEIZERSHALLEN
41002A71-
AALST
DUIVEKEET
41002A721
AALST
PUITEPUT
41002A730
AALST
LEDEBAAN
41002A802
AALST
SINT-ANNA
41002A811
AALST
WELVAARTSTRAAT
41002A822
AALST
SCHOUBROEK
41002A833
AALST
SINT-APOLONIASTRAAT
4I002A884
AALST
PADDENHOEK
41002A89-
AALST
ONEGEM
41002B001
AALST
HOFSTADE-CENTRUM
41002B010
AALST
DE KEIZER
41002B03-
AALST
KORTENHOEK
41002B041
AALST
HOF TE WACHENEN
41002B10-
AALST
BABBELAAR
41002B120
AALST
BIEST-HOEKSKEN
41002B29-
AALST
BLEKTE
41002C00-
AALST
GIJZEGEM-CENTRUM
41002C01-
AALST
DRIES
41002C02-
AALST
KLEINENHOEK - MUNTSTRAAT
41002C043
AALST
BERKENLAAN
41002C091
AALST
GIJZEGEM - DENDERLAND
41002D00-
AALST
HERDERSEM-CENTRUM
41002D01-
AALST
HERDERSEM - KAPEL
41002D02-
AALST
BROEKSTRAAT - PONTWEG
41002D03-
AALST
KLUIS
41002D042
AALST
HARDING
41002E00-
AALST
MOORSEL-CENTRUM
41002E010
AALST
WAVER
41002E02-
AALST
EKSTERKEN
41002E03-
AALST
MOORSEL-MOLEN
41002E04-
AALST
RIJGER
41002E20-
AALST
STEVEN
41002E21-
AALST
SPRUITHOEK
41002E22-
AALST
HOUTEN KRUIS - 'T HOEKSEN
41002F00-
AALST
BAARDEGEM-CENTRUM
41002F01-
AALST
BAARDEGEM - STATION
41002F02-
AALST
BERG
41002G000
AALST
MELDERT - DORP
41002G010
AALST
DOMENT
41002G03-
AALST
KOKERIJ
41002G04-
AALST
PARIJS - HOOGSTRAAT
41002H000
AALST
EREMBODEGEM-CENTRUM
41002H01-
AALST
KEPPESTRAAT
41002H03-
AALST
TERLOKEN - WEG NAAR AALST
41002H101
AALST
BRUSSELBAAN
41002H11-
AALST
HOEK
41002H120
AALST
ROEVELD
41002H132
AALST
PAARDENPUT
41002H143
AALST
RONSEVAAL
41002H18-
AALST
RESSEBEKE
41002H301
AALST
TERJODEN
41002H310
AALST
TERLOKEREN
41002J000
AALST
NIEUWERKERKEN - CENTRUM
41002J01-
AALST
RESTERT - PIJPENBEEK
41002J020
AALST
LAAR
41002J032
AALST
KLEINDERBEEK
41002J100
AALST
BREMT
41002J11-
AALST
EDIKSVELDE
41002J20-
AALST
MAAL
41011A00-
DENDERLEEUW
DENDERLEEUW - DORP - CENTRUM
41011A01-
DENDERLEEUW
DENDERLEEUW - DORP - STATION
41011A02-
DENDERLEEUW
KOUTER
41011A032
DENDERLEEUW
HUISEGEM
41011A042
DENDERLEEUW
WOLFSGRACHT - SPORTPARK
41011A10-
DENDERLEEUW
LEEUWBRUG - KERN
41011A112
DENDERLEEUW
LEEUWBRUG - FABRIEKSTRAAT
41011A21-
DENDERLEEUW
LANDUIT
41011A303
DENDERLEEUW
HEMELRIJK - ASSCHERICKX
41011A314
DENDERLEEUW
KOUTER
41011B000
DENDERLEEUW
IDDERGEM-KERN
41011B21-
DENDERLEEUW
ENE - BAKERGEM
41011C00-
DENDERLEEUW
WELLE-CENTRUM
41011C01-
DENDERLEEUW
WELLE-CENTRUM - UITBREIDING-0.
41011C02-
DENDERLEEUW
WILDEBEKE
41011C313
DENDERLEEUW
NEDERSTEENVELD
41018A00-
GERAARDSBERGEN
GERAADSBERGEN-CENTRUM
41018A010
GERAARDSBERGEN
HUNNEGEM
41018A02-
GERAARDSBERGEN
STATIONSWIJK
41018A04-
GERAARDSBERGEN
JOSEFIETEN
41018A05-
GERAARDSBERGEN
BOELARESTRAAT
41018A09-
GERAARDSBERGEN
OUDEBERG
41018A10-
GERAARDSBERGEN
HOGE BUIZEMONT
41018A110
GERAARDSBERGEN
DIERKOST
41018A20-
GERAARDSBERGEN
ABDIJ
41018A30-
GERAARDSBERGEN
OUDENAARDSEPOORT
41018B001
GERAARDSBERGEN
NEDERBOELARE-CENTRUM
41018B01-
GERAARDSBERGEN
NEDERBOELARE-KASTEEL
41018B022
CERAARDSBERGEN
REEP
41018C000
GERAARDSBERGEN
ONKERZELE-CENTRUM
41018C01-
GERAARDSBERGEN
BOVENHOEK
41018C21-
GERAARDSBERGEN
GROENDAL
41018C22-
GERAARDSBERGEN
ZONNEBLOEM
41018D001
GERAARDSBERGEN
OVERBOELARE-CENTRUM
41018D01-
GERAARDSBERGEN
PLANKEN
41018D022
GERAARDSBERGEN
OVERBOELARE - STATION
41018D033
GERAARDSBERGEN
OVERBOELARE - VERBONDENESTRAAT
41018D101
GERAARDSBERGEN
KLEINE BUIZEMONT
41018D11-
GERAARDSBERGEN
GROTE BUIZEMONT
41018E00-
GERAARDSBERGEN
GOEFERDINGE-CENTRUM
41018E01-
GERAARDSBERGEN
DUITSENBROEK
41018E110
GERAARDSBERGEN
KERKHOF
41018E122
GERAARDSBERGEN
OVERPOORT
41018F00-
GERAARDSBERGEN
ZARLARDINGE-CENTRUM
41018G00-
GERAARDSBERGEN
SCHENDELBEKE-CENTRUM
41018G01-
GERAARDSBERGEN
IJSBROEK
41018H001
GERAARDSBERGEN
OPHASSELT-CENTRUM
41018H01-
GERAARDSBERGEN
VRIJHEID
41018H022
GERAARDSBERGEN
DE KAT
41018J001
GERAARDSBERGEN
VLOERZEGEM-KERN
41018J022
GERAARDSBERGEN
SMEEREBBE-KERN
41018K00-
GERAARDSBERGEN
IDEGEM-KERN
41018K012
GERAARDSBERGEN
HEIRWEG
41018L000
GERAARDSBERGEN
GRIMMINGE-KERN
41018M00-
GERAARDSBERCEN
ZANDBERGEN-CENTRUM
41018M10-
GERAARDSBERGEN
LUST - STATION-KERN
41018R00-
GERAARDSBERGEN
MOERBEKE-CENTRUM
41018R01-
GERAARDSBERGEN
WILGIER
41018R02-
GERAARDSBERGEN
HEUVELSTRAAT
41018R100
GERAARDSBERGEN
ATEMBEKE
41018S00-
GERAARDSBERGEN
VIANE-CENTRUM
41024A00-
HAALTERT
HAALTERT-DORP
41024A01-
HAALTERT
STATIONSSTRAAT
41024A02-
HAALTERT
BRUL
41024A032
HAALTERT
HERENTHOUT
41024A09-
HAALTERT
EILAND - MUSSENZELE
41024A11-
HAALTERT
HOEK
41024A200
HAALTERT
'S GRAVENKERSELAAR
41024A21-
HAALTERT
EKENT
41024A30
HAALTERT
EDE
41024A412
HAALTERT
TERJODEN
41024B001
HAALTERT
DENDERHOUTEN-CENTRUM
41024B01-
HAALTERT
BORREKENT
41024B022
HAALTERT
OUDE MOLEN
41024B10-
HAALTERT
LEBEKE
41024B20-
HAALTERT
DENDERHOUTEM-DRIES-TERWAERENT
41024B30-
HAALTERT
VONDELEN
41024C00
HAALTERT
KERKSKEN-CENTRUM
41024C01-
HAALTERT
BERG
41024C02-
HAALTERT
TERLICHT
41024C032
HAALTERT
BEERNHOUT
41024D001
HAALTERT
HELDERGEM-DORP
41024D022
HAALTERT
HELDERGEM - DRIES
41027A00-
HERZELE
HERZELE-CENTRUM
41027A01-
HERZELE
DE RIJST-KERN
41027A020
HERZELE
SINT-ROCHUS
41027A11-
HERZELE
MOLENDIJK - ZOLDERHOUT
41027B000
HERZELE
HILLEGEM-CENTRUM
41027B011
HERZELE
MERE - MEREHOEK
41027B02-
HERZELE
STATION - PERRE
41027B03-
HERZELE
HILLEGEM - DRIES
41027B042
HERZELE
DAALKOUTER
41027C00-
HERZELE
BORSBEKE-CENTRUM
41027C01-
HERZELE
MOLENDIJK
41027C02-
HERZELE
KAMPEN
41027D00-
HERZELE
RESSEGEM-KERN
41027E00-
HERZELE
WOUBRECHTEGEM-KERN
41027F00-
HERZELE
SINT-ANTELINKS-CENTRUM
41027G00-
HERZELE
STEENHUIZE-CENTRUM
41027H001
HERZELE
SINT-LIEVENS-ESSE-CENTRUM
41027H10-
HERZELE
SINT-LIEVENS-ESSE - WIJNHUIZE
41034A00-
LEDE
LEDE-CENTRUM
41034A01-
LEDE
KLEINE KOUTER
41034A02-
LEDE
BELLAERT - KEIBERG
41034A03-
LEDE
GROTE KAPEL
41034A04-
LEDE
IMPSE DAM
41034A10-
LEDE
OVERIMPE
41034A20-
LEDE
HEIPLAS
41034A210
LEDE
POORTENDRIES
41034A22-
LEDE
VRIJDAGMARKT
41034A232
LEDE
MEERLAAN
41034A410
LEDE
VIJVER
41034A42-
LEDE
ACHTERSTE GUCHT
41034B00-
LEDE
WANZELE-KERN
41034C00-
LEDE
IMPE-CENTRUM
41034C31-
LEDE
PAPEGEM-KERN
41034D000
LEDE
SMETLEDE-CENTRUM
41034E00-
LEDE
OORDEGEM-CENTRUM
41034E043
LEDE
KLINCKAERT
41048A001
NINOVE
NINOVE-CENTRUM
41048A01-
NINOVE
NEDERWIJK
41048A022
NINOVE
ABDIJ
41048A04-
NINOVE
POLDERKWARTIER
41048A05-
NINOVE
VENEBROEKEN
41048A10-
NINOVE
GROENEWEG
41048A110
NINOVE
HOF TER DUIST
41048A30-
NINOVE
BURGTDAM
41048A31-
NINOVE
POLLARESTRAAT
41048A401
NINOVE
DOORNKWARTIER
41048A412
NINOVE
ALBERTLAAN
41048A43-
NINOVE
OKEGEMBAAN
41048B00-
NINOVE
OKEGEM-CENTRUM
41048B01-
NINOVE
LEOPOLDSTRAAT
41048C000
NINOVE
MEERBEKE-CENTRUM
41048C010
NINOVE
KLEIN BRABANT
41048C02-
NINOVE
MEERBEKE - STEENWEG OP NINOVE
41048C03-
NINOVE
STENEN BRUG
41048C100
NINOVE
ROESBEKE - EGGERSTRAAT-ZUID
41048C11-
NINOVE
KRUIS - TERNAT
41048C212
NINOVE
HEMELRIJK
41048C222
NINOVE
VALLEISTRAAT - HALLEBAAN-ZUID
41048D00-
NINOVE
NEIGEM-KERN
41048F00-
NINOVE
DENDERWINDEKE-CENTRUM
41048F01-
NINOVE
LINKEBEEK - DASSELT
41048F03-
NINOVE
BAREEL
41048G00-
NINOVE
POLLARE-KERN
41048H00-
NINOVE
APPELTERRE-CENTRUM
41048H022
NINOVE
NEERSTRAAT
41048H09-
NINOVE
APPELTERRE-VERSPREIDE BEWONING
41048H10-
NINOVE
EICHEM-KERN
41048J01-
NINOVE
VOORDE-STEENWEG OP NINOVE
41048J022
NINOVE
OPHEMSTRAAT
41048K001
NINOVE
ASPELARE-DORP
41048K022
NINOVE
WILDENDRIES
41048L00-
NINOVE
NEDERHASSELT-CENTRUM
41048L01-
NINOVE
SLETTEM - VOGELENZANG
41048M000
NINOVE
OUTER-CENTRUM
41048M020
NINOVE
MOLENHOEK
41048M032
NINOVE
ZIEKENHUIZEN
41048M102
NINOVE
EICHEM
41048M20-
NINOVE
OUTER LEBEKE
41063A001
ST-LIEVENS-HOUT.
SINT-LIEVENS-HOUTEM-CENTRUM
41063A01-
ST-LIEVENS-HOUT.
EILAND - KRABENIJK
41063A02-
ST-LIEVENS-HOUT.
'S HONDSHUFFEL
41063A032
ST-LIEVENS-HOUT.
MOLENKOUTER
41063A043
ST-LIEVENS-HOUT.
DIEPESTRAAT
41063A052
ST-LIEVENS-HOUT.
HOFKOUTER
41063B00-
ST-LIEVENS-HOUT.
BAVEGEM-CENTRUM
41063B01-
ST-LIEVENS-HOUT.
BENEDENKOUTER
41063C00-
ST-LIEVENS-HOUT.
LETTERHOUTEM-CENTRUM
41063C01-
ST-LIEVENS-HOUT.
WINDGAT - OLM
41063D00-
ST-LIEVENS-HOUT.
VLIERZELE-CENTRUM
41063D01-
ST-LIEVENS-HOUT.
OORDEGEMSESTRAAT
41063D020
ST-LIEVENS-HOUT.
VLIERZELE - HOEKSKEN
41063E00-
ST-LIEVENS-HOUT.
ZONNEGEM-KERN
41081A00-
ZOTTEGEM
ZOTTEGEM-CENTRUM
41081A01-
ZOTTEGEM
HOSPITAAL
41081A02-
ZOTTEGEM
SINT-ELISABETHKLINIEK
41081A03-
ZOTTEGEM
MOMMARTRE
41081A04-
ZOTTEGEM
BEVEGEM
41081B00-
ZOTTEGEM
ELENE-KERN
41081B20-
ZOTTEGEM
OOMBERGEN-CENTRUM
41081C001
ZOTTEGEM
LEEUWERGEM-CENTRUM
41081C01-
ZOTTEGEM
LEEUWERGEM - STATION
41081C021
ZOTTEGEM
LEEUWERGEN - DORP-ZUID
41081C042
ZOTTEGEM
BIJLOKEPARK
41081D00-
ZOTTEGEM
GROTENBERGE-KERN
41081D112
ZOTTEGEM
BIJLOKE
4108IE000
ZOTTEGEM
GODVEERDEGEM-KERN
41081F00-
ZOTTEGEM
ERWETEGEM-CENTRUM
41081F02-
ZOTTEGEM
SMISSENHOEK
41081F033
ZOTTEGEM
TEN EDE
41081G00-
ZOTTEGEM
SINT-GORIKS-OUDENHOVE-KERN
41081H000
ZOTTEGEM
STRIJPEN-CENTRUM
41081H020
ZOTTEGEM
SINT-ANDRIESKOUTER
41081H111
ZOTTEGEM
BEISLOVEN
41081H12-
ZOTTEGEM
LEDEBERG
41081J00-
ZOTTEGEM
VELZEKE-CENTRUM
41081J01-
ZOTTEGEM
STEENWEG GENT-OUDENAARDE
41081J032
ZOTTEGEM
TERRA COTTA
41081K000
ZOTTEGEM
SINT-MARIA-OUDEHOVE-CENTRUM
41081K011
ZOTTEGEM
DRIES TE GEHUCHTE
41082A00-
ERPE-MERE
MERE-CENTRUM
41082A01-
ERPE-MERE
NIJVERHEIDSTRAAT - BROECK
41082A02-
ERPE-MERE
HOLLAND - BEEK
41082A032
ERPE-MERE
EDE
41082A043
ERPE-MERE
GROENDAAL
41082A10-
ERPE-MERE
OOSTDORP
41082A29-
ERPE-MERE
PROVINCIALE BAAN
41082B00-
ERPE-MERE
ERPE-CENTRUM
41082B02-
ERPE-MERE
KRAAINEST
41082B100
ERPE-MERE
BOSSESTRAAT - NERENBROEK
41082B11-
ERPE-MERE
SEVECOOT
41082B12
ERPE-MERE
WEG OP LEDE
41082B20-
ERPE-MERE
VIJFHUIZEN
41082B21-
ERPE-MFRE
SINT-APOLLONIA
41082C001
ERPE-MERE
AAIGEM DORP
41082C01-
ERPE-MERE
OPAAIGEM
41082D00-
ERPE-MERE
BURST KERN
41082D01-
ERPE-MERE
DORENT - STOKT
41082D022
ERPE-MERE
BAARDEGEM
41082E00-
ERPE-MERE
PRINSDAAL
41082E010
ERPE-MERE
BAMBRUGGE CENTRUM
41082E032
ERPE-MERE
EDEGEMVELD
41082F000
ERPE-MERE
OTTERGEM KERN
41082H001
ERPE-MERE
ERONDEGEM-CENTRUM
41082H01-
ERPE-MERE
GANZENDRIES - CLEERDRIES
42003A001
BERLARE
BERLARE-CENTRUM - HOGENWEG
42003A011
BERLARE
MOLENHOEK - SLUIS
42003A022
BERLARE
SINT-ANNAWIJK
42003A033
BERLARE
HOEKSKEN - OVERHEET
42003A042
BERLARE
HEIDE - KASTEEL
42003A10-
BERLARE
DONK
42003B00-
BERLARE
UITBERGEN-CENTRUM
42003B10-
BERLARE
DONK (UITBERGEN)
42003C001
BERLARE
OVERMERE-CENTRUM
42003C022
BERLARE
MOSSEVELD
42003C033
BERLARE
BROEKSTRAAT-DENDERMONDSE STWG.
42003C044
BERLARE
WILGENPARK
42003C10-
BERLARE
DONK (OVERMERE)
42003C112
BERLARE
HEIKANT
42004A001
BUGGENHOUT
BUGGENHOUT-CENTRUM
42004A012
BUGGENHOUT
KASTEELSTRAAT
42004A021
BUGGENHOUT
BOVENDONKSTRAAT
42004A033
BUGGENHOUT
HANESTRAAT
42004A042
BUGGENHOUT
LENTEPARK
42004A11-
BUGGENHOUT
BRIEL
42004A12-
BUGGENHOUT
NIEUWE BRIEL
42004A132
BUGGENHOUT
MANDEKENSTRAAT
42004A20-
BUGGENHOUT
OPDORP-DRIES
42004A212
BUGGENHOUT
D'HOFSTEE
42004A30-
BUGGENHOUT
OPSTAL-DRIES
42004A312
BUGGENHOUT
STENENSTRAAT
42004A41-
BUGGENHOUT
KAMERSTRAAT
42006A001
DENDERMONDE
DENDERMONDE-CENTRUM
42006A011
DENDERMONDE
SINT-PIETER EN PAULUS
42006A02-
DENDERMONDE
STATIONSWIJK
42006A032
DENDERMONDE
DENDERMONDE 0.L.-VROUW
42006A042
DENDERMONDE
SINT-EGIDIUS - GEVANGENIS
42006A109
DENDERMONDE
KEUR
42006A20-
DENDERMONDE
BIJLOKE
42006A212
DENDERMONDE
HET SCHIJF
42006A220
DENDERMONDE
TER BREM
42006A281
DENDERMONDE
D'HOOI
42006B00-
DENDERMONDE
APPELS-CENTRUM-'T ZAND
42006B011
DENDERMONDE
HAM
42006B022
DENDERMONDE
HOOGTE - APPELSVEER
42006C001
DENDERMONDE
SINT-GILLISLAAN-WEST
42006C01-
DENDERMONDE
SINT-GILLIS-CENTRUM-OOST
42006C02-
DENDERMONDE
KLEIN PARIJS
42006C032
DENDERMONDE
HERT
42006C042
DENDERMONDE
SINT-GILLISLAAN-OOST
42006C100
DENDERMONDE
WASTIJNE
42006C11-
DENDERMONDE
BOONWIJK
42006C20-
DENDERMONDE
LUTTERZELE
42006C28-
DENDERMONDE
BALEUNIS
42006D001
DENDERMONDE
GREMBERGEN-DORP
42006D02-
DENDERMONDE
GREMBERGEN-CENTRUM-NOORD
42006D032
DENDERMONDE
GROOT-ZAND
42006D042
DENDERMONDE
TER GEESTEN
42006D052
DENDERMONDE
LOMEER
42006D10-
DENDERMONDE
HEKKENHOEK-KERN
42006D211
DENDERMONDE
KLEIN ZAND
42006D222
DENDERMONDE
GREMBERGEN - STATION
42006E001
DENDERMONDE
BAASRODE-CENTRUM
42006E021
DENDERMONDE
BROEKHOUT - KOUTER
42006E032
DENDERMONDE
KOUTER
42006E042
DENDERMONDE
BOOKMOLEN
42006E072
DENDERMONDE
MEIRGAT
42006E201
DENDERMONDE
BRIEL
42006E303
DENDERMONDE
HOF TEN RODE
42006F001
DENDERMONDE
OUDEGEM-CENTRUM
42006F011
DENDERMONDE
VARENBERG
42006F022
DENDERMONDE
VARENBERG
42006F032
DENDERMONDE
OUBURG
42006H00-
DENDERMONDE
SCHOONAARDE-CENTRUM
42006H07-
DENDERMONDE
INDUSTRIEZONE
42008A001
HAMME
HAMME-CENTRUM
42008A011
HAMME
NOORDSTRAAT
42008A02-
HAMME
DE LOYE
42008A032
HAMME
KAPELLESTRAAT
42008A043
HAMME
STATION
42008A052
HAMME
BIEZESTRAAT
42008A10-
HAMME
ZOGGE
42008A11-
HAMME
MEERSTRAAT
42008A12-
HAMME
MOERHEIDE
42008A202
HAMME
SINT-ANNA
42008A303
HAMME
BROEKSTRAAT
42008A314
HAMME
OOSTKOUTER
42008A325
HAMME
DRIEGOTEN
42008A40-
HAMME
'T HEET
42008A501
HAMME
GEEM
42008A512
HAMME
VLIERKOUTER
42008B001
HAMME
MOERZEKE-KERN
42008B012
HAMME
DE GEEST-HULST
42008B023
HAMME
BOOTDIJK
42008B101
HAMME
KASTEL - KERN
42008B112
HAMME
HOOG KASTEL
42010A001
LAARNE
LAARNE-CENTRUM
42010A01-
LAARNE
STEENTJEN
4201OA02-
LAARNE
EEKHOEK
4201OA03-
LAARNE
ZAND
42010A042
LAARNE
OOSTREM
42010A053
LAARNE
KOUTER
42010B001
LAARNE
KALKEN-DORP
42010B023
LAARNE
KALKEN-CENTRUMWIJK
42010B034
LAARNE
KRUISEN - SCHRIEK
42010B21-
LAARNE
GRAVENBRIEL - BRUGSTRAAT
42011A001
LEBBEKE
LEBBEKE-CENTRUM
42011A011
LEBBEKE
STATIONSWIJK
42011A021
LEBBEKE
KAZERNEKENS
42011A030
LEBBEKE
'T HOEKSKEN
42011A042
LEBBEKE
WIJK KAPELLEKEN
42011A052
LEBBEKE
HOF TER HERT
42011A10-
LEBBEKE
HEIZIJDE
42011A112
LEBBEKE
FORTSTRAAT
42011A20-
LEBBEKE
MINNESTRAAT
42011A212
LEBBEKE
FOCKELSTRAAT
42011A223
LEBBEKE
BRABANTSE BEEK
42011A312
LEBBEKE
KLEI
42011B00-
LEBBEKE
WIEZE-KERN
42011B01-
LEBBEKE
ROYEN
42011C001
LEBBEKE
DENDERBELLE-KERN
42023A001
WAASMUNSTER
WAASMUNSTER-CENTRUM
42023A01-
WAASMUNSTER
WAASMUNSTER-CENTRUM-WEST
42023A022
WAASMUNSTER
STATIONSBUURT
42023A032
WAASMUNSTER
WARESLAGE
42023A063
WAASMUNSTER
PATOTTERIJ
42023A100
WAASMUNSTER
SOMBEKE-KERN
42023A200
WAASMUNSTER
RUITERKERN
42023A39-
WAASMUNSTER
SINT-ANNA
42025A001
WETTEREN
WETTEREN-CENTRUM
42025A011
WETTEREN
WETTEREN-CENTRUM SCHELDEKAAI
42025A022
WETTEREN
WETTEREN-CENTRUM-MOLENSTRAAT
42025A041
WETTEREN
WARANDE
42025A050
WETTEREN
JABEKE
42025A100
WETTEREN
OVERBEKE
42025A201
WETTEREN
OVERSCHELDE-CENTRUM
42025A21-
WETTEREN
GRANSVELDE
42025A222
WETTEREN
BEIRSTOPPEL
42025A232
WETTEREN
DENDELDONKEN
42025A30-
WETTEREN
EDE
42025A40-
WETTEREN
BOSKANT
42025A51-
WETTEREN
ROOSBROEK
42025A601
WETTEREN
KWATRECHT
42025A612
WETTEREN
BOERGONDISCH KRUIS
42025A712
WETTEREN
STATIEKOUTER
42025A72-
WETTEREN
TIVOLI
42025A733
WETTEREN
DIEPENBROEK
42025A742
WETTEREN
MOLENAKKER
42025A75-
WETTEREN
MOLENHOEK
42025A80-
WETTEREN
ASTRIDWIJK
42025A812
WETTEREN
STATIEKOUTER
42025A821
WETTEREN
STATION - GENTSE STEENWEG
42025B00-
WETTEREN
MASSEMEN-KERN
42025B083
WETTEREN
MASSEMEM - BRUSSELSE STEENWEG
42025C00-
WETTEREN
WESTREM-KERN
42026A00-
WICHELEN
WICHELEN-CENTRUM
42026A010
WICHELEN
OUD DORP
42026B00-
WICHELEN
SERSKAMP - KERN
42026B01-
WICHELEN
VIERWEGE
42026C001
WICHELEN
SCHELLEBELLE-CENTRUM
42026C012
WICHELEN
BELLEKOUTER
42026C023
WICHELEN
PIJPOELSTRAAT
42026C081
WICHELEN
ERTBURG
42026C100
WICHELEN
BRUINBEKE
42028A001
ZELE
ZELE-CENTRUM
42028A01-
ZELE
DENDERMONDEBAAN
42028A021
ZELE
KOUTER-ZUID
42028A031
ZELE
KOUTER-NOORD
42028A041
ZELE
KLEINE KOUTER
42028A051
ZELE
LOKERENBAAN
42028A10-
ZELE
DURMEN
42028A11-
ZELE
HANSEVELDE
42028A202
ZELE
HEIKANT-KERN
42028A212
ZELE
VLASGAARD
42028A222
ZELE
GENTSESTEENWEG
42028A302
ZELE
VRIJHEIDSBOOM
42028A312
ZELE
TUINWIJK
42028A412
ZELE
B-V. ACKERWIJK
42028A432
ZELE
SOCIALE VERKAVELING
43002A001
ASSENEDE
ASSENEDE-CENTRUM
43002A01-
ASSENEDE
SASDIJKSTRAAT - STAAKSTRAAT
43002A020
ASSENEDE
TRIESTSTRAAAT - ZELZATESTRAAT
43002A032
ASSENEDE
WATERTOREN
43002B000
ASSENEDE
OOSTEEKLO-CENTRUM
43002C000
ASSENEDE
BASSEVELDE-CENTRUM
43002C20-
ASSENEDE
LANDSDIJK-KERN
43002D00-
ASSENEDE
BOEKHOUTE-CENTRUM
43005A00-
EEKLO
EEKLO-CENTRUM
43005A01-
EEKLO
KERKSTRAAT - ROZE
43005A022
EEKLO
LEKESTRAAT - SCHAPERIJ
43005A03-
EEKLO
ZUIDMOERSTRAAT-GENTSESTEENWEG
43005A041
EEKLO
MOEIE
43005A050
EEKLO
MOLENSTRAAT
43005A072
EEKLO
NIJVERHEIDSKAAI
43005A101
EEKLO
BALGERHOEK
43005A303
EEKLO
GALGENAKKER
43005A31-
EEKLO
WARME LANDEN
43005A32-
EEKLO
ST-JANSDREEF
43005A401
EEKLO
GEMEENTEHUIS - KERKESTEE
43005A412
EEKLO
ZANDVLEUGE
43007A001
KAPRIJKE
KAPRIJKE-CENTRUM
43007A10-
KAPRIJKE
BENTILLE
43007B00-
KAPRIJKE
LEMBEKE-KERN
43007B022
KAPRIJKE
WARANDE
43010A001
MALDEGEM
MALDEGEM - CENTRUM
43010A01-
MALDEGEM
HET RAD
43010A021
MALDEGEM
KATTENHOEK - SPEIESTRAAT
43010A03-
MALDEGEM
ROKALSEIDE
43010A053
MALDEGEM
ST-ANNAPARK - MOLENTJE
43010A101
MALDEGEM
KLEIT-KERN
43010A112
MALDEGEM
KLEIT - LIEVE-VROUWDREEF
43010A201
MALDEGEM
DONK
43010A212
MALDEGEM
DE KROON
43010A402
MALDEGEM
WESTEINDE - BOGAARDE
43010A413
MALDEGEM
REESINGE - BRUGSESTEENWEG
43010A422
MALDEGEM
AKKERS
43010A444
MALDEGEM
BUURTSTRAAT
43010B00-
MALDEGEM
MIDDELBURG-CENTRUM
43010C00-
MALDEGEM
ADEGEM - CENTRUM
43010C011
MALDEGEM
OUDE STAATSBAAN
43010C022
MALDEGEM
LOSKAAI
43010C03-
MALDEGEM
STAATSBAAN
43010C040
MALDEGEM
MOERWEGE
43010C052
MALDEGEM
TE PRAAT
43010C10-
MALDEGEM
KRUISKEN
43010C114
MALDEGEM
VERBRANDEN BOS
43014A00-
ST-LAUREINS
SINT-LAUREINS-CENTRUM
43014B00-
ST-LAUREINS
SINT-MARGRIETE - KERN
43014C10-
ST-LAUREINS
BENTILLE
43014E000
ST-LAUREINS
WATERVLIET - CENTRUM
43018A001
ZELZATE
ZELZATE - GROTE MARKT
43018A012
ZELZATE
ZELZATE - CENTRUM
43018A020
ZELZATE
TUSSEN OUD EN NIEUW KANAAL
43018A033
ZELZATE
HENDEKEN
43018A044
ZELZATE
BLOEMENBOS
43018A052
ZELZATE
MOLENSTUKKEN
43018A101
ZELZATE
SINT-ANTONIUS
43018A111
ZELZATE
KLEIN RUSLAND
43018A12-
ZELZATE
DE KATTE
43018A13-
ZELZATE
VOGELZANG
43018A142
ZELZATE
DEBBAUTSHOEK
44001A001
AALTER
AALTER-CENTRUM
44001A01-
AALTER
AALTER - STATION
44001A022
AALTER
KESTELSTRAAT
44001A052
AALTER
HOUTEM
44001A10-
AALTER
MARIA-AALTER-KERN
44001A212
AALTER
STALPUT
44001A30-
AALTER
AALTERBRUG
44001B000
AALTER
BELLEM - CENTRUM
44001B01-
AALTER
BRUGGEWIJK
44001C000
AALTER
LOTENHULLE-CENTRUM
44001D00-
AALTER
POEKE-KERN
44011A000
DEINZE
MARKT - TOLPOORTSTRAAT - KNOK
44011A01-
DEINZE
PETER-BENOITLAAN
44011A02-
DEINZE
HULHAGE
44011A03-
DEINZE
OUDE BRUGSE POORT
44011A04-
DEINZE
DEINZEKOUTER
44011B000
DEINZE
ASTENE-CENTRUM
44011B012
DEINZE
LEIEHOEK
44011B033
DEINZE
BEEKSTRAAT
44011B11-
DEINZE
GAMPELAERE
44011C000
DEINZE
KOUTERKEN
44011C01-
DEINZE
DRIES
44011C02-
DEINZE
OOSTKOUTER
44011C030
DEINZE
MOLENHOEK - SINT-HUBERT
44011C07-
DEINZE
PETEGEM - INDUSTRIETERREIN
44011D00-
DEINZE
ZEVEREN-KERN
44011F00-
DEINZE
GOTTEM-KERN
44011G00-
DEINZE
WONTERGEM-KERN
44011H00-
DEINZE
VINKT-KERN
44011K000
DEINZE
MARIA-LEERNE-CENTRUM
44011K012
DEINZE
RAASBOOM
44011K100
DEINZE
BACHTE - KERN
44011L000
DEINZE
SINT-MARTENS-LEERNE-KERN
44012A00-
DE PINTE
DE PINTE-DORP
44012A011
DE PINTE
DE PINTE-CENTRUM
44012A022
DE PINTE
'T KRUISKE
44012A033
DE PINTE
BOMMELSHOEK
44012A042
DE PINTE
LANGEVELD
44012B00-
DE PINTE
ZEVERGEM-CENTRUM
44012B022
DE PINTE
TOUTEFALS
44013A00-
DESTELBERGEN
DESTELBERGEN-DORP
44013A011
DESTELBERGEN
BORREMS
44013A022
DESTELBERGEN
RAMEN
44013A033
DESTELBERGEN
HUL
44013A042
DESTELBERGEN
DE DAM - VISSERSHOEK
44013A10-
DESTELBERCEN
HAENHOUT
44013A201
DESTELBERGEN
GALGENBERG
44013A212
DESTELBERGEN
EENDBEEKEINDE
44013B000
DESTELBERGEN
HEUSDEN-CENTRUM
44013B01-
DESTELBERGEN
HULLENDRIES
44013B020
DESTELBERGEN
KLAVER
44013B031
DESTELBERGEN
ZANDBERG
44013B042
DESTELBERGEN
MUIZENDRIES - BEIRENDRIES
44013B053
DESTELBERGEN
GANZENDRIES
44013B312
DESTELBERGEN
STAPSTEEN
44019A00-
EVERGEM
EVERGEM-CENTRUM
44019A010
EVERGEM
ELSLO
44019A023
EVERGEM
VENHAUTE
44019A034
EVERGEM
MODENNE
44019A10-
EVERGEM
KERKBRUGGE
44019A190
EVERGEM
LANGERBRUGGE
44019A20-
EVERGEM
BELZELE
44019A300
EVERGEM
WEPPELGEM-MEREM
44019A40-
EVERGEM
DOORNZELE
44019A51-
EVERGEM
HULLEKEN
44019B001
EVERGEM
SLEIDINGE-CENTRUM
44019B01-
EVERGEM
ZWAANTJE
44019B042
EVERGEM
LINDE
44019C001
EVERGEM
ERTVELDE-CENTRUM
44019C010
EVERGEM
TERVENEN
44019C020
EVERGEM
HOGE AVRIJE
44019C032
EVERGEM
KOUTER
44019C043
EVERGEM
KAPOEN
44019C101
EVERGEM
RIEME
44019C200
EVERGEM
KLUIZEN - CENTRUM
44019C222
EVERGEM
KLUISBRUG
44020A00-
GAVERE
GAVERE-KERN
44020A012
GAVERE
EEKHOUT
44020A023
GAVERE
PAARDEKOUTER
44020B000
GAVERE
SEMMERZAKE-CENTRUM
44020B11-
GAVERE
AALBROEK
44020C00-
GAVERE
VURSTE-KERN
44020D00-
GAVERE
BAAIGEM-CENTRUM
44020E00-
GAVERE
DIKKELVENNE-KERN
44020E012
GAVERE
ROTSE
44020F00-
GAVERE
ASPER-CENTRUM
44020F010
GAVERE
OVERBEKE
44020F10-
GAVERE
STATION
44020F112
GAVERE
SINT-JANSWIJK
44020F122
GAVERE
NIEUWLAND
44021A00-
GENT
KUIP
44021A01-
GENT
SINT-JACOBS
44021A02-
GENT
KOUTER
44021A03-
GENT
PATERSHOL
44021A040
GENT
BRIEL
44021A05-
GENT
BEGIJNHOFDRIES
44021A10-
GENT
SINT-MACHARIUS
44021A13-
GENT
HEERNIS
44021A20-
GENT
GENT-CENTRUM-ZUID
44021A21-
GENT
VISSERIJ
44021A221
GENT
BRUSSELSE POORT
44021A23-
GENT
ZUIDPARK
44021A24-
GENT
DIERENTUIN
44021A31-
GENT
NEDERKOUTER
44021A321
GENT
SINT-PIETERS
44021A33-
GENT
HEUVELPOORT
44021A342
GENT
CITADELPARK
44021A35-
GENT
STATION
44021A40-
GENT
GANZENDRIES
44021A410
GENT
PATIJNTJE
44021A42-
GENT
NEERMEERSEN
44021A45-
GENT
GROENE VALLEI
44021A50-
GENT
DRONGENSTEENWEG
44021A51-
GENT
MALEM
44021A521
GENT
BRUGSE POORT
44021A531
GENT
ROOIGEM
44021A542
GENT
GROENDREEF
44021A60-
GENT
VOORMUIDE
44021A62-
GENT
HAM
44021A63-
GENT
TOLHUIS
44021A64-
GENT
BLAISANTVEST
44021A711
GENT
EKKERGEM
44021A722
GENT
BIJLOKE
44021A731
GENT
GALGENBERG
44021A742
GENT
PEKELHARING
44021A801
GENT
WONDELGEMSTRAAT
44021A812
GENT
RABOT
44021A873
GENT
RABOT STATION
44021B301
GENT
SINT-PIETERS - AALST
44021B312
GENT
DE SMET - DE NAEYFR
44021B321
GENT
KAUWPLEIN
44021B331
GENT
DE STERRE
44021B354
GENT
AAIGEM
44021B411
GENT
OTTERGEMSE DRIES
44021B433
GENT
STEENAKKER
44021B443
GENT
NIEUW GENT
44021C710
GENT
AFRIKALAAN
44021C72-
GENT
MUIDEBRUG
44021C772
GENT
VORMINGSSTATION OOST
44021C800
GENT
MUIDE
44021C811
GENT
MEULESTEDE
44021C832
GENT
PORT ARTHUR
44021D001
GENT
OOSTAKKER CENTRUM
44021D012
GENT
WITTEWALLE
44021D023
GENT
MAGER GOED
44021D032
GENT
WALPUT
44021D084
GENT
DRIE ZWAANTJES
44021D10-
GENT
LOURDES
44021D181
GENT
KRIJTE
44021D212
GENT
GOEDLEVENSTRAAT
44021D41-
GENT
J.F.KENNEDYLAAN
44021D50-
GENT
DESTELDONK-DORP
44021E00-
GENT
SINT-AMANDSBERG CENTRUM
44021E01-
GENT
SINT-BAAFSKOUTER
44021E021
GENT
GROOT BEGIJNHOF
44021E031
GENT
SYNGEMKOUTER
44021E042
GENT
SCHELDESTRAAT
44021E052
GENT
ROZEBROEKEN
44021E10-
GENT
WESTVELD-KERN
44021E201
GENT
OUDE BAREEL-KERN
44021E222
GENT
ACHTENDRIES
44021E31-
GENT
SCHELDEOORD
44021E32-
GENT
DAMPOORT
44021E331
GENT
SINT-BERNADETTE
44021F001
GENT
GENTBRUGGE-CENTRUM
44021F01-
GENT
DRIES
44021F072
GENT
TREKWEG
44021F110
GENT
SPORTPLEIN
44021F121
GENT
VOGELHOEK
44021C00-
GENT
LEDEBERG-CENTRUM
44021G01-
GENT
FLORA
44021G031
GENT
EINDEKE
44021G042
GENT
BELLE VUE
44021G101
GENT
L.VAN HOUTTEBUURT(ST-ANTONIUS)
44021G112
GENT
DE NAEYERDREEF
44021G200
GENT
MERELBEKE STATION
44021H001
GENT
ZWIJNAARDE-CENTRUM
44021H01-
GENT
ROOSKEN
44021H020
GENT
HUTSEPOT
44021H042
GENT
'T SCHAARKEN
44021H053
GENT
TER LINDEN
44021H210
GENT
RIJVISSCHE
44021H325
GENT
HOEDJEN
44021J00-
GENT
SINT-DENIJS-WESTREM-CENTRUM
44021J010
GENT
DRIE SLEUTELS
44021J022
GENT
VIERSCHAAR
44021J100
GENT
MAALTE
44021J11-
GENT
STEENAARDE
44021J200
GENT
AFSNEE-CENTRUM
44021K001
GENT
DRONGEN DORP
44021K011
GENT
EIKENDREF
44021K022
GENT
OUDE ABDIJ
44021K10-
GENT
BAARLE DORP
44021K11-
GENT
NOORDHOUT
44021K132
GENT
GAVERLAND
44021K143
GENT
TER RIVIEREN
44021K201
GENT
LUCHTEREN
44021K232
GENT
CAMPAGNE
44021K40-
GENT
DRIE LEIEN
44021K512
GENT
MIJLPAAL
44021K523
GENT
PARADIJSKOUTER
44021K534
GENT
HOOGLAND
44021K543
GENT
DE ROOS
44021K613
GENT
OUDE WEE
44021K622
GENT
HEILIG HUIZEKEN
44021K630
GENT
VARENDRIES
44021L00-
GENT
MARIAKERKE CENTRUM
44021L011
GENT
KOLEGEM
44021L02-
GENT
KERKWIJK
44021L03-
GENT
BRUG ZUIDWEST
44021L04-
GENT
BRUG ZUIDOOST
44021L051
GENT
VIJFHOEK
44021L09-
GENT
MARIAKERKE-VERSPREIDE BEWONING.
44021L112
GENT
MAESWAL
44021L121
GENT
RUSTOORD
44021L30-
GENT
BEEKSTRAAT - KOUTER
44021M00-
GENT
WONDELGEM CENTRUM
44021M01-
GENT
WESTERGEM
44021M020
GENT
KOUTERKEN (WONDELGEM)
44021M03-
GENT
WOESTIJNEGOED - MOLENHOEK
BIJLAGE 3 (deel 4). ( 01/01/2021 - ... )
Lijst van woningbouwgebieden (van 44021M040 tot 73109F012)
Statistische buurten
Naam gemeente
Naam statistische buurt
44021M040
GENT
GAVERS (WONDELGEM)
44021M052
GENT
HOUTJEN
44021M102
GENT
VAN BEVEREPLEIN
44021M112
GENT
STEENGOED
44029A00-
KNESSELARE
KNESSELARE-CENTRUM
44029B00-
KNESSELARE
URSEL-KERN
44034A000
LOCHRISTI
LOCHRISTI CENTRUM
44034A01-
LOCHRISTI
ANTWERPSE STW - SMALLE HEERWEG
44034A022
LOCHRISTI
PAUWSTRAAT
44034A033
LOCHRISTI
LICHTELARE
44034A044
LOCHRISTI
VAARSBAARS - KOUTER
44034A10-
LOCHRISTI
HIJFTE-CENTER
44034A316
LOCHRISTI
LOBOS
44034B00-
LOCHRISTI
ZAFFELARE DORP
44034B013
LOCHRISTI
VEERLEVELD - LEEMSTRAAT
44034B112
LOCHRISTI
OUDE VELDSTRAAT - PERSIJZER
44034C00-
LOCHRISTI
ZEVENEKEN DORP
44034C213
LOCHRISTI
ZEVENEKEN-BASTELARE
44034D001
LOCHRISTI
BEERVELDE DORP
44034D010
LOCHRISTI
HEISTRAAT
44036A00-
LOVENDEGEM
LOVENDEGEM-CENTRUM
44036A01-
LOVENDEGEM
BRUGSE STEENWEG
44036A022
LOVENDEGEM
OOSTVELDKOUTER
44036A102
LOVENDEGEM
LO
44036B00-
LOVENDEGEM
VINDERHOUTE-KERN
44036B012
LOVENDEGEM
MEIRE
44036B023
LOVENDEGEM
DURMEN
44040A001
MELLE
MELLE-CENTRUM
44040A022
MELLE
DRIES
44040A033
MELLE
LINDENHOEK-LAMMEKEN
44040A101
MELLE
VOGELHOEK
44040A122
MELLE
TEN HOVE
44040B00-
MELLE
GONTRODE KERN
44043A000
MERELBEKE
MERELBEKE-CENTRUM
44043A02-
MERELBEKE
CENTRUM-BERGWIJK
44043A112
MERELBEKE
KETENHOEK
44043A201
MERELBEKE
FLORA
44043A21-
MERELBEKE
TERHAND
44043A212
MERELBEKE
VERLOREN BROOD
44043A302
MERELBEKE
LEMBERGE-KERN
44043B00-
MERELBEKE
BOTTELARE-KERN
44043C01-
MERELBEKE
HUNDELGEMSE STEENWEG
44043D00-
MERELBEKE
SCHELDERODE-KERN
44043D012
MERELBEKE
MEGERIJ
44043E00-
MERELBEKE
MELSEN-KERN
44045A001
MOERBEKE
MOERBEKE CENTRUM
44045A02-
MOERBEKE
VAARDEKEN
44045A042
MOERBEKE
TERWEST
44045A101
MOERBEKE
KRUISSTRAAT
44045A20-
MOERBEKE
KOEWACHT
44048A00-
NAZARETH
NAZARETH-CENTRUM
44048A10-
NAZARETH
NAZARETH-STATION
44048B000
NAZARETH
EKE-CENTRUM
44048B02-
NAZARETH
LANDUIT
44048B033
NAZARETH
RIJKSWEG-LANDUITSTRAAT
44048B081
NAZARETH
DEN ANKER
44049A001
NEVELE
NEVELE-CENTRUM
44049A011
NEVELE
OOSTBROEK
44049A022
NEVELE
BORRELWAL
44049C00-
NEVELE
HANSBEKE-CENTRUM
44049C012
NEVELE
ZANDE
44049D00-
NEVELE
MERENDREE-KERN
44049E001
NEVELE
LANDEGEM-KERN
44049E022
NEVELE
LANDEGEM STATION
44049E033
NEVELE
POELDENDRIES
44049F00-
NEVELE
VOSSELARE-KERN
44052A00-
OOSTERZELE
OOSTERZELE-CENTRUM
44052A10-
OOSTERZELE
ANKER
44052B00-
OOSTERZELE
BALEGEM-DORP
44052B18-
OOSTERZELE
ROOIGEMSTRAAT
44052C001
OOSTERZELE
SCHELDEWINDEKE-KERN
44052C012
OOSTERZELE
STREEKT - PEPERSTRAAT
44052D00-
OOSTERZELE
MOORTSELE-KERN
44052D002
OOSTERZELE
VIJVERSTRAAT - ROLLEBAAN
44052E002
OOSTERZELE
LANDSKOUTER-KERN
44052F00-
OOSTERZELE
GIJZENZELE KERN
44064A00-
ST-MARTENS-LATEM
SINT-MARTENS-LATEM-CENTRUM
44064A01-
ST-MARTENS-LATEM
KOUTER
44064A02-
ST-MARTENS-LATEM
KORTRIJKSESTEENWEG
44064A04-
ST-MARTENS-LATEM
ACHTERBRAKEL
44064A052
ST-MARTENS-LATEM
HOOGLATEM
44064B01-
ST-MARTENS-LATEM
WARANDE
44064B02-
ST-MARTENS-LATEM
KLAPSTRAAT
44064B032
ST-MARTENS-LATEM
OUDE VIERSCHAAR
44072A001
WAARSCHOOT
WAARSCHOOT-CENTRUM
44072A012
WAARSCHOOT
JAGERPAD
44072A02-
WAARSCHOOT
ARISDONK
44072A03-
WAARSCHOOT
WESTSTRAAT
44072A043
WAARSCHOOT
KERE
44072A112
WAARSCHOOT
BEKE - WAARSCHOOT
44072A31-
WAARSCHOOT
OOSTMEER
44072A32-
WAARSCHOOT
HOEKSKEN
44073A000
WACHTEBEKE
WACHTEBEKE-CENTRUM
44073A01-
WACHTEBEKE
MOLENHOEK - KALVE
44073A02-
WACHTEBEKE
WALDERDONK
44073A03-
WACHTEBEKE
LANGELEDE
44073A04-
WACHTEBEKE
WARANDEWIJK
44073A053
WACHTEBEKE
DE BERGEN
44073A100
WACHTEBEKE
OVERSLAG
44073A114
WACHTEBEKE
OUDEBURGSE SLUIS
44080A001
ZOMERGEM
ZOMERGEM-CENTRUM
44080A022
ZOMERGEM
MOTJE
44080A033
ZOMERGEM
MOLENPARK
44080A042
ZOMERGEM
PARK TER DAELME
44080A10
ZOMERGEM
BEKE
44080C000
ZOMERGEM
OOSTWINKEL-KERN
44081A00
ZULTE
ZULTE-CENTRUM
44081A01-
ZULTE
STADION
44081A022
ZULTE
WARANDE
44081A033
ZULTE
WAALSTRAAT
44081A044
ZULTE
BOKSEN
44081A055
ZULTE
KAPELLEHOEK
44081B001
ZULTE
OLSENE-KERN
44081B012
ZULTE
SCHAAPHERDER
44081B023
ZULTE
SINT-PIETERSTRAAT
44081B032
ZULTE
STATIONSWIJK
44081C00-
ZULTE
MACHELEN-CENTRUM
44081C01-
ZULTE
STEENWEG-STATION
44081C022
ZULTE
POLDERHOEK-'T KONIJNTJE
45017A001
KRUISHOUTEM
KRUISHOUTEM CENTRUM
45017A022
KRUISHOUTEM
KEIMOLEN
45017B011
KRUISHOUTEM
LOZER KERN
45035A001
OUDENAARDE
OUDENAARDE-CENTRUM
45035A011
OUDENAARDE
EINDDRIES
45035A021
OUDENAARDE
TUINWIJK
45035A022
OUDENAARDE
TER EECKEN
45035A030
OUDENAARDE
PAMELE
4TO5A042
OUDENAARDE
GEVAERTDREEF
45035A101
OUDENAARDE
NEDERENAME-KERN
45035A110
OUDENAARDE
NEDERENAMESTRAAT
45035A201
OUDENAARDE
ENAME-KERN
45035A212
OUDENAARDE
HONGERIJ
45035A30-
OUDENAARDE
VOLKEGEM-KERN
45035A312
OUDENAARDE
TIVOLI
45035A410
OUDENAARDE
EGYPTE
45035A50-
OUDENAARDE
LEUPEGEM KERN
45035A51
OUDENAARDE
LEUPEGEM-SCHAPENDRIES
45035A601
OUDENAARDE
BEVERE-KERN
45035A61-
OUDENAARDE
BEVERE - HUTTEGEM
45035A620
OUDENAARDE
BEVERE-LEEMWIJK
45035A632
OUDENAARDE
MEERSPOORT
45035A642
OUDENAARDE
STATIONSWIJK
45035A701
OUDENAARDE
EINE- KERN
45035A702
OUDENAARDE
GROTE STRAAT
45035A711
OUDENAARDE
EINE - ZURKELSTRAAT
45035A732
OUDENAARDE
KRANEVELD - GRIMBERGEN
45035B010
OUDENAARDE
HEUVEL
45035D000
OUDENAARDE
MATER-KERN
45035E00-
OUDENAARDE
MELDEN-KERN
45041A00-
RONSE
RONSE-CENTRUM
45041A011
RONSE
NINOVESTRAAT
45041A02-
RONSE
MARIJVE
45041A03-
RONSE
KASTEELSTRAAT
45041A04-
RONSE
KANUNNIK PUISSANTSTRAAT
45041A051
RONSE
PRINSKOUTER
45041A101
RONSE
GERMINAL
45041A12-
RONSE
BLAUWE STEEN
45041A123
RONSE
DE LINDE
45041A30-
RONSE
MOLENDAM
45041A312
RONSE
SCHELDEKOUTER
45041A321
RONSE
RATTENBLOK - SCHELDEKOUTER
45041A331
RONSE
WODECQ-OOSTENSTR.-LAAG DEURNE
45041A340
RONSE
CITE STOOKT
45041A350
RONSE
SAINT-SAUVEURSTRAAT
45041A400
RONSE
FLOREAL - OUD KERKHOF
45041A50-
RONSE
DE KLIJPE
45041A51-
RONSE
KAPELLESTRAAT
45041A60-
RONSE
BROEK
45041A61-
RONSE
HOGERLUCHT
45041A620
RONSE
SANCTA MARIA
45041A70-
RONSE
TEN BERGE
45057A000
ZINGEM
ZINGEM-CENTRUM
45057A01-
ZINGEM
MEERSKANT
45057A020
ZINGEM
VOORDE - BROEK - STATION
45057B001
ZINGEM
OUWEGEM-KERN
45057B012
ZINGEM
SCHIJTPUT
45057C00-
ZINGEM
HUISE-KERN
45059A00-
BRAKEL
NEDERBRAKEL-CENTRUM
45059A01-
BRAKEL
RONDPUNT
45059A10-
BRAKEL
TOEP
45059A112
BRAKEL
TEN BOSSE
45059A20-
BRAKEL
MEERBEEKSTRAAT
45059A212
BRAKEL
VALKENBERG
45059A22-
BRAKEL
MOLENHOEK
45059A29-
BRAKEL
KLEIBERG - HAEYERSHOEK
45059B00-
BRAKEL
OPBRAKEL-KERN
45059B010
BRAKEL
PULLENBERG
45059C00-
BRAKEL
ZEGELSEM-KERN
45059D00-
BRAKEL
ELST-KERN
45059E00-
BRAKEL
MICHELBEKE-KERN
45059F00-
BRAKEL
PARIKE-KERN
45060A00-
KLUISBERGEN
RUIEN-CENTRUM
45060A010
KLUISBERGEN
BUISESTRAAT
45060A022
KLUISBERGEN
KOUTER TER HELST
45060B001
KLUISBERGEN
BERCHEM-CENTRUM
45060B02-
KLUISBERGEN
BRUGGE
45060C00-
KLUISBERGEN
KWAREMONT-KERN
45060D00-
KLUISBERGEN
ZULZEKE-KERN
45061A00-
WORTEGEM-PETEGEM
PETEGEM-CENTRUM
45061A022
WORTEGEM-PETEGEM
KERKKOUTER
45061B00-
WORTEGEM-PETEGEM
WORTEGEM-KERN
45061B010
WORTEGEM-PETEGEM
OUD MOREGEM
45061C800
WORTEGEM-PETEGEM
OOIKE-KERN
45061D112
WORTEGEM-PETEGEM
GIJZELBROCHTEGEM - BLAARHOEK
45062A00-
HOREBEKE
SINT-MARIA-HOREBEKE-CENTRUM
45063A00-
LIERDE
SINT-MARIA-LIERDE-CENTRUM
45063A100
LIERDE
KOUDENBERG
45063A112
LIERDE
NIELWE WIJK
45063B00-
LIERDE
HEMELVEERDEGEM-CENTRUM
45063C00-
LIERDE
DEFTINGE-CENTRUM
45063C10-
LIERDE
GEMELDORP-KERN
45063D000
LIERDE
SINT-MARTENS-LIERDE-CENTRUM
45063D01-
LIERDE
TEMPEL - STRATENDRIES
45064A00-
MAARKEDAL
ETIKHOVE-CENTRUM
45064A02-
MAARKEDAL
NEDEROLBEEK
45064B00-
MAARKEDAL
NUKERKE-KERN
45065A00-
ZWALM
MUNKZWALM-CENTRUM
45065A01-
ZWALM
REKEGEM
45065A09-
ZWALM
HONDENDRIES
45065C00-
ZWALM
SINT-MARIA-LATEM-KERN
45065G000
ZWALM
HUNDELGEM-KERN
45065H00-
ZWALM
ROBORST-KERN
45065J00-
ZWALM
ROZEBEKE-KERN
45065L000
ZWALM
SINT-DENIJS-BOEKEL-KERN
45065L011
ZWALM
KLEIE
45065M00-
ZWALM
NEDERZWALM KERN
46003A001
BEVEREN
BEVEREN-CENTRUM
46003A011
BEVEREN
VINCKENDAM
46003A032
BEVEREN
BOSDAM
46003A042
BEVEREN
DONKVIJVER - TRIEST
46003A043
BEVEREN
DONKVIJVER - ARENBERG
46003A071
BEVEREN
VESTEN
46003A100
BEVEREN
KRUIBEKESTEENWEG
46003A112
BEVEREN
MARKTCENTRUM
46003A200
BEVEREN
NIEUWE PAROCHIE
46003A213
BEVEREN
BIJL
46003A224
BEVEREN
SCHRIJVERSWIJK
46003A242
BEVEREN
HEIDE
46003A301
BEVEREN
HALFDREEF - KALLOBAAN
46003A312
BEVEREN
GAVERLAND
46003A322
BEVEREN
SCHOOFLAND
46003B00-
BEVEREN
VRASENE-CENTRUM
46003B011
BEVEREN
SMISHOEK
46003B022
BEVEREN
MOSSELBANK
46003C00-
BEVEREN
VERREBROEK-KERN
46003C011
BEVEREN
ZWAANTJE - HET FORT
46003D000
BEVEREN
KIELDRECHT-DORP
46003D012
BEVEREN
CENTRUMWIJK
46003E000
BEVEREN
DOEL-KERN
46003F00-
BEVEREN
KALLO-KERN
46003F012
BEVEREN
SAS
46003G00-
BEVEREN
MELSELE-DORP
46003G01-
BEVEREN
MELSELE - DORP-ZUID
46003G021
BEVEREN
GAVERLAND
46003G032
BEVEREN
BRIEL
46003G042
BEVEREN
BRUGGRAVESTRAAT
46003G11-
BEVEREN
MELSELE STATION
46003G19-
BEVEREN
VENDOORN - PONJAART
46003H000
BEVEREN
HAASDONK-KERN
46003H012
BEVEREN
HOGE WEGEL - MELSELESTRAAT
46003H023
BEVEREN
DE BUITEN
46003H112
BEVEREN
HOOGEINDE
46013A001
KRUIBEKE
KRUIBEKE-DORP
46013A022
KRUIBEKE
OUDE EN NIEUWE WIJK
46013A032
KRUIBEKE
KROMSTRAAT
46013A043
KRUIBEKE
MOORTELSTRAAT - BAZELSTRAAT
46013B000
KRUIBEKE
BAZEL-KERN
46013B010
KRUIBEKE
KEMPHOEK
46013B022
KRUIBEKE
RAPENBERG-OOST
46013B032
KRUIBEKE
RAPENBERG-WEST
46013B043
KRUIBEKE
HAZENPAD
46013C001
KRUIBEKE
RUPELMONDE-KERN
46013C012
KRUIBEKE
GEERAARD DE CREMERSTRAAT
46013C022
KRUIBEKE
SCHAUDRIES - RAAP
46014A001
LOKEREN
LOKEREN - MARKT
46014A01-
LOKEREN
LOKEREN-CENTRUM -KON.BOUDEWIJN
46014A021
LOKEREN
KOUTER
46014A032
LOKEREN
DAM
46014A042
LOKEREN
OUDE BRUG
46014A053
LOKEREN
LAND VAN LUIK
46014A10-
LOKEREN
ROZEN
46014A112
LOKEREN
GROENSTRAAT
46014A20-
LOKEREN
HEIENDE-KERN
46014A212
LOKEREN
HILLARESTRAAT
46014A30-
LOKEREN
GENTSE STEENWEG - EINDE
46014A312
LOKEREN
HUL
46014A323
LOKEREN
OUDENBOS
46014A402
LOKEREN
KOPKAPEL
46014A413
LOKEREN
KRIKTE
46014A501
LOKEREN
BOKSLAAR - SPOELE
46014A51-
LOKEREN
BOKSLAAR - OOSTEINDE
46014A522
LOKEREN
EVERSLAAR
46014A532
LOKEREN
BOKSLAAR - ZELEBAAN
46014A60-
LOKEREN
HEIRBRUG
46014A611
LOKEREN
KARLAPPER
46014A622
LOKEREN
OMLEIDING-ZUID
46014A632
LOKEREN
PUTTENEN
46014A701
LOKEREN
LOKEREN - STATIONSKWARTIER
46014A712
LOKEREN
UEBERG
46014A734
LOKEREN
TUINWIJK - GRIJZEBOS
46014A803
LOKEREN
STAAKTE
46014A813
LOKEREN
EYERMANS
46014B00-
LOKEREN
EKSAARDE-DORP
46014B01-
LOKEREN
BRUG
46014B10-
LOKEREN
DOORSLAAR
46014C00-
LOKEREN
DAKNAM-DORP
46020A001
SINT-GILLIS-WAAS
SINT-GILLIS-WAAS-DORP
46020A01-
SINT-GILLIS-WAAS
HOOGEINDE
46020A022
SINT-GILLIS-WAAS
NIEUWSTRAAT
46020A033
SINT-GILLIS-WAAS
DOORN
46020A044
SINT-GILLIS-WAAS
STATIONSTRAAT
46020A100
SINT-GILLIS-WAAS
HET KALF
46020A215
SINT-GILLIS-WAAS
REEP
46020A31-
SINT-GILLIS-WAAS
BUITENSTRAAT
46020B001
SINT-GILLIS-WAAS
DE KLINGE-KERN
46020B012
SINT-GILLIS-WAAS
HEIDE
46020B023
SINT-GILLIS-WAAS
WARANDE
46020C000
SINT-GILLIS-WAAS
MEERDONK - KERN
46020C11-
SINT-GILLIS-WAAS
KOUTER
46020D001
SINT-GILLIS-WAAS
SINT-PAUWELS-CENTRUM
46020D123
SINT.GILLIS-WAAS
ZEVENGEMEET
46021A001
SINT-NIKLAAS
SINT-NIKLAAS - MARKT
46021A011
SINT-NIKLAAS
ANKERSTRAAT
46021A021
SINT-NIKLAAS
WESTERBUURT
46021A031
SINT.NIKLAAS
STEDELIJK SPORTPLEIN
46021A032
SINT-NIKLAAS
VELDSTRAAT
46021A041
SINT-NIKLAAS
STADSPARK
46021A052
SINT-NIKLAAS
CASTROWIJK
46021A101
SINT-NIKLAAS
LANDBOUWERSSTRAAT
46021A111
SINT-NIKLAAS
DRIEKONINGEN
46021A142
SINT-NIKLAAS
VLYMINCKSHOEK
46021A152
SINT-NIKLAAS
PADDENSCHOOT
46021A181
SINT-NIKLAAS
SPIEVELDSTRAAT
46021A20-
SINT-NIKLAAS
TEREKEN
46021A211
SINT-NIKLAAS
HOGENAKKER
46021A232
SINT-NIKLAAS
FABIOLAPARK
46021A243
SINT-NIKLAAS
HERTJEN
46021A27-
SINT-NIKLAAS
INDUSTRIEPARK
46021A290
SINT-NIKLAAS
KLETTERBOS
46021A401
SINT-NIKLAAS
KONINGIN ELISABETHPLEIN
46021A412
SINT-NIKLAAS
LINDENSTRAAT
46021A512
SINT-NIKLAAS
PRIESTEROGIEWIJK
46021A522
SINT-NIKLAAS
VAN DURMESTRAAT
46021A533
SINT-NIKLAAS
VERBINDINGSSTRAAT
46021A60-
SINT-NIKLAAS
RAAP
46021A691
SINT-NIKLAAS
UIL-KALLOHOEK
46021A701
SINT-NIKLAAS
MOLEKEN
46021A712
SINT-NIKLAAS
BAENSLAND
46021A723
SINT-NIKLAAS
ABRINGDON
46021A732
SINT-NIKLAAS
HAZEWIND
46021A801
SINT-NIKLAAS
LEPELHOEK
46021A812
SINT-NIKLAAS
GROOT KLOOSTERLAND
46021A822
SINT-NIKLAAS
VIJFSTRATEN
46021A831
SINT-NIKLAAS
CLEMENTWIJK
46021A842
SINT-NIKLAAS
VROUWENEEKHOEK
46021A893
SINT-NIKLAAS
HUIS TEN HALVEN
46021A912
SINT-NIKLAAS
ZONNEKEN
46021B00-
SINT-NIKLAAS
NIEUWENKERKEN-WAAS-CENTRUM
46021B011
SINT-NIKLAAS
WALLENHOF
46021B022
SINT-NIKLAAS
TURKEYEN
46021B112
SINT-NIKLAAS
HEIHOEK
46021C001
SINT-NIKLAAS
BELSELE-CENTRUM
46021C012
SINT-NIKLAAS
POPULIEREN
46021C023
SINT-NIKLAAS
DUIZEND APPELS
46021C036
SINT-NIKLAAS
HET AKKER
46021C042
SINT-NIKLAAS
MOLENWIJK
46021C055
SINT-NIKLAAS
DEKPRIEM
46021C101
SINT-NIKLAAS
WATERMOLENWIJK
46021C112
SINT-NIKLAAS
HOGE BOKSTRAAT
46021C20-
SINT-NIKLAAS
PUIVELDE-CENTRUM
46021D00-
SINT-NIKLAAS
SINAAI - CENTRUM
46021D01-
SINT-NIKLAAS
ZWAANAARDE
46021D022
SINT-NIKLAAS
SPORTCOMPLEX
46021D032
SINT-NIKLAAS
WIJNVELD
46024A00-
STEKENE
STEKENE-CENTRUM
46024A03-
STEKENE
KERKWIJK
46024A10-
STEKENE
BRUGGEWIJK
46024A11-
STEKENE
BOSDORP
46024A20-
STEKENE
HEIKANT-KERN
46024A211
STEKENE
HEIKANT-NOORD
46024A221
STEKENE
HELLESTRAAT
46024A232
STEKENE
DONKERHOFSTEDE
46024A241
STEKENE
NIEUWDORP
46024A313
STEKENE
DRIE SCHOUWEN - STEKENSE VOOR
46024A411
STEKENE
BORMTE
46024B000
STEKENE
KEMZEKE-CENTRUM
46024B010
STEKENE
KEMZEEKSE VOORHOUT
46024B112
STEKENE
DE PAAL
46024B223
STEKENE
BREEDSTRAAT
46024C10-
STEKENE
KLEIN SINAAI-KERN
46024C112
STEKENE
BAUDELO
46025A001
TEMSE
TEMSE MARKT
46025A012
TEMSE
EEKHOUTDRIES - VOLKSPLAATS
46025A022
TEMSE
HEILIG HART
46025A031
TEMSE
CAUWERBURG
46025A042
TEMSE
SOMPERSHOEK
46D25A053
TEMSE
VROONHOF
46025A081
TEMSE
SMESKE
46025A101
TEMSE
OOSTBERG
46025A112
TEMSE
HOLLEBEEK
46025A123
TEMSE
POTAARDE
46025A134
TEMSE
LAUWERSHOEK
46025A20-
TEMSE
VELLE
46025A312
TEMSE
KLEINE DWEERS
46025B00-
TEMSE
STER
46025B011
TEMSE
WARANDE
46025B022
TEMSE
THEMERIJK
46025C001
TEMSE
TIELRODE-KERN
46025C012
TEMSE
NIEUW GELAAG
46025C022
TEMSE
OUD GELAAG
46025D000
TEMSE
ELVERSELE-KERN
46025D012
TEMSE
LEGE HEIRWEG
71002A00-
AS
AS-CENTRUM
71002A01-
AS
AS UITBREIDING-OOST
71002A101
AS
TERHEIDE
71002A112
AS
COCKERILL
71002A21-
AS
ZEVENHUIZEN
71002A225
AS
HEIDERVELD
71002B000
AS
NIEL-BIJ-AS-KERN
71002B012
AS
DENNENGAARDE-WIJK-KL.LAND-EIG.
71004A001
BERINGEN
BERINGEN-CENTRUM
71004A010
BERINGEN
MAASHEIDE
71004A02-
BERINGEN
COMMELO
71004A032
BERINGEN
GEITELING - MOLENVELD
71004A043
BERINGEN
KOLMEN
71004A212
BERINGEN
KRUISBAAN
71004B00-
BERINGEN
PAAL-CENTRUM
71004B011
BERINGEN
PAAL-DRIES
71004B022
BERINGEN
MEELBERG
71004B030
BERINGEN
GEENHOUT
71004B043
BERINGEN
PATERSVELD
71004B054
BERINGEN
STEENBERG
71004B10-
BERINGEN
TERVANT
71004B102
BERINGEN
KATERMEER
71004B111
BERINGEN
ZWANENBERG
71004B20-
BERINGEN
BRELAAR
71004B210
BERINGEN
RIJSSEL
71004B31-
BERINGEN
TERVANTERHEIDE
71004C001
BERINGEN
KOERSEL-DORP
71004C01-
BERINGEN
VURTEN
71004C022
BERINGEN
SCHRIKHEIDE
71004C033
BERINGEN
KOERSEL - STATIE
71004C042
BERINGEN
CORSALA
71004C053
BERINGEN
SCHOM
71004C110
BERINGEN
AAN DE STEENHOVEN
71004C124
BERINGEN
PANNENWINNING
71004C132
BERINGEN
FONTEINTJE
71004C20-
BERINGEN
BERINGEN-MIJN-TUINWIJK KOERSEL
71004C301
BERINGEN
STAL
71004C302
BERINGEN
ORGELWINNING
71004C312
BERINGEN
BOVEN STAL
71004C333
BERINGEN
ONDER STAL
71004C41-
BERINGEN
STEENVELD
71004D001
BERINGEN
BEVERLO-DORP
71004D01-
BERINGEN
ZUIDSTRAAT
71004D012
BERINGEN
HANEBERG
71004D022
BERINGEN
SCHANSVIJVER
71004D100
BERINGEN
KORSPEL
71004D20-
BERINGEN
BERINGEN-MIJN-TUINWIJK BEVERLO
71011A001
DIEPENBEEK
DIEPENBEEK-CENTRUM
71011A012
DIEPENBEEK
SINT-ROCHUSWIJK
71011A032
DIEPENBEEK
KATTEWEIDE - DORPSVELD
71011A043
DIEPENBEEK
PAMPART - STEENWEG
71011A10-
DIEPENBEEK
REITJE
71011A115
DIEPENBEEK
OUDE BAAN
71011A20-
DIEPENBEEK
ROYERHEIDE
71011A211
DIEPENBEEK
PIANNESBERG
71011A30-
DIEPENBEEK
KABERGHEIDE
71011A31-
DIEPENBEEK
ROZENDAAL
71011A322
DIEPENBEEK
KAATSBEEK
71011A604
DIEPENBEEK
LUTSELUS
71011A622
DIEPENBEEK
DORPHEIDE
71016A001
GENK
GENK-CENTRUM
71016A010
GENK
MOLENBLOOK
71016A02-
GENK
VLAKVELD
71016A03-
GENK
GENK-CENTRUM - NOORD
71016A04-
GENK
BRETHEI
71016A20-
GENK
KOLDERBOS
71016A210
GENK
LANGERLO
71016A300
GENK
WINTERSLAG - TUINWIJK I
71016A310
GENK
OUD-WINTERSLAG
71016A400
GENK
BOXBERGHEIDE
71016A41-
GENK
HASSELTWEG
71016A42-
GENK
WINTERSLAG - TUINWIJK II & IV
71016A500
GENK
OUD-TERMIEN
71016A51-
GENK
TERMIEN - TUINWIJK
71016A512
GENK
TERMIEN - KLOOSTER
71016A600
GENK
BOKRIJK
71016A700
GENK
OUD SLEDDERLO
71016A71-
GENK
TERBOEKT
71016A734
GENK
NIEUW SLEDDERLO
71016A00
GENK
GELIEREN - HOOGZIJ
71016A912
GENK
CAETSBEEK
71016B100
GENK
WATERSCHEI
71016B11-
GENK
OUD-WATERSCHEI
71016B201
GENK
ZWARTBERG - TUINWIJK-NOORD
71016B211
GENK
ZWARTBERG - TUINWIJK-ZUID
71016B220
GENK
HOEVENZAVEL
71016B233
GENK
DRIEHOEVEN
71016B242
GENK
NIEUWE KEMPEN
71017A001
GINGELOM
GINGELOM-KERN
71017A012
GINGELOM
GINGELOM-CENTRUM-ZUID
71017B00-
GINGELOM
NIEL-BIJ-SINT-TRUIDEN-KERN
71017D00-
GINGELOM
BUVINGEN-KERN
71017E00-
GINGELOM
BORLO-KERN
71017F000
GINGELOM
MIELEN-BOVEN-AALST-KERN
71017H001
GINGELOM
JEUK-KERN
71017H012
GINGELOM
HASSELBROEK
71017H022
GINGELOM
GROENHOF
71017J000
GINGELOM
MONTENAKEN-DORP
71020A001
HALEN
HALEN-CENTRUM
71020A10-
HALEN
LOKSBERCEN-KERN
71020A200
HALEN
LIEBROEK
71020B000
HALEN
ZELEM-CENTRUM
71020B010
HALEN
ACHTER DE STATIE
71022A001
HASSELT
HASSELT-CENTRUM-OOST
71022A011
HASSELT
KEMPISCHE POORT
71022A021
HASSELT
STADSOMVAART
71022A032
HASSELT
KAPERMOLEN
71022A042
HASSELT
VLINDERSTRAAT
71022A052
HASSELT
HASSELT-CENTRUM-WEST
71022A101
HASSELT
SINT-KATHARINA
71022A112
HASSELT
KASTERSTRAAT
71022A201
HASSELT
SINT-MARTINUS
73022A212
HASSELT
ILGAT
71022A28-
HASSELT
SINT-SALVATOR
71022A301
HASSELT
RUNKST -SINT-HUBERTUS
71022A312
HASSELT
RUNKST - SINT-KRISTOFFEL
71022A32-
HASSELT
GAARVELD
71022A33-
HASSELT
GROTE LINDE
71022A39-
HASSELT
KERMISVELD
71022A401
HASSELT
HEILIG HART
71022A412
HASSELT
WILLEMSWIJK
71022A423
HASSELT
VRIJWILLIGERSPLEIN
71022A501
HASSELT
BANNEUXWIJK
71022A512
HASSELT
KEMPENHOF
71022A583
HASSELT
HEIDESTRAAT
71022A601
HASSELT
GODSHEIDE
71022A612
HASSELT
VOSSEBERG
71022A629
HASSELT
WOLSKE
71022A702
HASSELT
RAPERTINGEN
71022A723
HASSELT
HENEGOUW
71022A822
HASSELT
TER HILST
71022A901
HASSELT
KIEWIT - VIJVERSTRAAT
71022A912
HASSELT
KIEWIT - BERKENVELD
71022B00-
HASSELT
WIMMERTINGEN-KERN
71022C001
HASSELT
SINT-LAMBRECHTS-HERK-CENTRUM
71022C012
HASSELT
WIJERVELD
71022C03-
HASSELT
HERK STEENWEG-NOORD
71022D00-
HASSELT
KURINGEN-CENTRUM
71022D012
HASSELT
RODE ROK
71022D10-
HASSELT
OVER DEMER - KERN
71022D20-
HASSELT
NEGENBUNDERS
71022D30-
HASSELT
TUILT - KURINGEN
71022D40-
HASSELT
KURINGERHEIDE
71022D412
HASSELT
SINT-JANSHOEF
71022D511
HASSELT
RECHTERSTRAAT
71022E00-
HASSELT
STOKROOIE - SINT-AMANDUS
71022E012
HASSELT
KUILBERG
71022F00-
HASSELT
KERMT-CENTRUM
71022F011
HASSELT
TUILT - KERMT
71022F020
HASSELT
KERMT CENTRUM-WEST-HOMMELBERG
71022F032
HASSELT
KERMT - STATIE
71022G000
HASSELT
SPALBEEK-KERN
71022H000
HASSELT
STEVOORT-CENTRUM
71022H011
HASSELT
HOMPELE POMP
71022H022
HASSELT
STERREBOS
71022H033
HASSELT
FLINKSTRAAT
71024A00-
HERK-DE-STAD
HERK-DE-STAD-CENTRUM
71024A01-
HERK-DE-STAD
OLMENHOF
71024A022
HERK-DE-STAD
EENDEPOEL
71024A10-
HERK-DE-STAD
SCHAKKEBROEK-KERN
71024A112
HERK-DE-STAD
WOONWIJK N.L.M.
71024A191
HERK-DE-STAD
TERBERMEN
71024B00-
HERK-DE-STAD
DONK-KERN
71024B012
HERK-DE-STAD
DONK - UITBREIDING
71024C00-
HERK-DE-STAD
SCHULEN-CENTRUM
71024C010
HERK-DE-STAD
SINT-JORISLAAN-ZUID
71024C022
HERK-DE-STAD
SCHULEN - SPORTCENTRUM
71024D00-
HERK-DE-STAD
BERBROEK-KERN
71024D012
HERK-DE-STAD
DE HEIDE
71034A00-
LEOPOLDSBURG
LEOPOLDSBURG-CENTRUM
71034A011
LEOPOLDSBURG
STROOIENDORP
71034A021
LEOPOLDSBURG
KLEINE ZAVELHEIDE
71034A032
LEOPOLDSBURG
GELEEG
71034A043
LEOPOLDSBURG
OLMENDIJK
71034A052
LEOPOLDSBURG
STROOIENDORP-WEST
71034A08-
LEOPOLDSBURG
BOSKANT
71034B001
LEOPOLDSBURG
HEPPEN-KERN
71034B012
LEOPOLDSBURG
HEPPEN-CENTRUM-ZUID
71034B023
LEOPOLDSBURG
DENNENSTRAAT - HET EINDE
71034B10-
LEOPOLDSBURG
ASDONK-KERN
71034B112
LEOPOLDSBURG
KANAALSTRAAT-NOORD
71037A001
LUMMEN
LUMMEN-CENTRUM
71037A012
LUMMEN
LINDEKESVELD - OOSTEREINDE
71037A10-
LUMMEN
TIEWINKEL-KERN
71037A20-
LUMMEN
SCHALBROEK
71037A30-
LUMMEN
GEENEIKEN-KERN
71037A40-
LUMMEN
GENENBOS
71037A412
LUMMEN
GENENBOS UITBREIDING
71037B000
LUMMEN
LINKHOUT-KERN
71037C000
LUMMEN
MELDERT-KERN
71037C012
LUMMEN
GEENMEER
71045A000
NIEUWERKERKEN
NIEUWERKERKEN-KERN
71045A012
NIEUWERKERKEN
NIEUWE WIJK
71045B000
NIEUWERKERKEN
BINDERVELD-KERN
71045C00-
NIEUWERKERKEN
WIJER-KERN
71045D000
NIEUWERKERKEN
KOZEN-KERN
71047A00-
OPGLABBEEK
OPGLABBEEK-CENTRUM - VINKENKA.
71047A010
OPGLABBEEK
STEGEREINDE - ROEXEINDE
71047A022
OPGLABBEEK
BROEKKANT - HOEFKANT - HEIKANT
71047A033
OPGLABBEEK
LANGVELD - LAER
71047A044
OPGLABBEEK
OPGLABBEEK-CENTRUM-OOST
71047A100
OPGLABBEEK
LOUWEL-KERN
71047A200
OPGLABBEEK
NIEUWE KEMPEN-KERN
71047A212
OPGLABBEEK
DENNENWEELDE
71053A001
SINT TRUIDEN
SINT-TRUIDEN-CENTRUM
71053A011
SINT-TRUIDEN
STAD-OOST
71053A021
SINT-TRUIDEN
STAD-ZUID
71053A041
SINT-TRUIDEN
STAD-NOORD - SPEELHOF
71053A052
SINT-TRUIDEN
SINT-TRUIDEN-CENTRUM - STATION
71053A100
SINT-TRUIDEN
BEVINGEN
71053A213
SINT-TRUIDEN
SENSELBERG
71053A225
SINT TRUIDEN
MELVEREN
71053A302
SINT-TRUIDEN
SINT-PIETER
71053A312
SINT-TRUIDEN
SINT-TRUIDEN - LUIKERSTEENWEG
71053A323
SINT-TRUIDEN
ZIEKEREN
71053A413
SINT-TRUIDFN
ZEPPERSESTEENW. - BAUTERSHOVE
71053A424
SINT-TRUIDEN
BERNISSEN
71053A500
SINT-TRUIDEN
NIEUW SINT-TRUIDEN
71053A514
SINT-TRUIDEN
DE BREDEN AKKER
71053A525
SINT-TRUIDEN
GUVELINGEN
71053A532
SINT-TRUIDEN
SINT-JOZEFKLINIEK
71053A544
SINT-TRUIDEN
BOOMGAARDEN
71053B000
SINT-TRUIDEN
HALMAAL-KERN
71053C000
SINT-TRUIDEN
WILDEREN-KERN
71053D00-
SINT-TRUIDEN
DURAS-KERN
71053E000
SINT-TRUIDEN
GORSEM-KERN
71053F00-
SINT-TRUIDEN
RUNKELEN-KERN
71053G000
SINT-TRUIDEN
ZEPPEREN-CENTRUM
71053G011
SINT-TRUIDEN
'T EIGEN
71053G022
SINT-TRUIDEN
DEKKEN
71053H001
SINT-TRUIDEN
ORDINGEN-KERN
71053H012
SINT-TRUIDEN
KOMMANDERIJ
71053J001
SINT-TRUIDEN
BRUSTEM-CENTRUM
71053J01-
SINT-TRUIDEN
BRUSTEM - LUIKERSTEENWEG
71053J022
SINT-TRUIDEN
BRUSTEM RIJKSWEG-NOORD
71053J032
SINT-TRUIDEN
SPIKBOOM
71053K00-
SINT-TRUIDEN
GROOT-GELMEN-KERN
71053L001
SINT-TRUIDEN
ENGELMANSHOVEN-KERN
71053M001
SINT-TRUIDEN
GELINDEN-KERN
71053M082
SINT-TRUIDEN
GELINDEN - STEENWEG-NOORD
71053N000
SINT-TRUIDEN
AALST-KERN
71053P00-
SINT-TRUIDEN
KERKOM-KERN
71053R000
SINT-TRUIDEN
VELM-KERN
71053R023
SINT-TRUIDEN
ATTENHOVENWEG
71057A000
TESSENDERLO
TESSENDERLO-CENTRUM
71057A011
TESSENDERLO
SPORTCENTRUM
71057A021
TESSENDERLO
BIERDELLE
71057A031
TESSENDERLO
STATIONSTRAAT - DIASTERSTRAAT
71057A042
TESSENDERLO
VARODE - MOLENHUIZEN
71057A052
TESSENDERLO
RUSSELENBERG
71057A101
TESSENDERLO
HULST-KERN
71057A112
TESSENDERLO
RAVENSHOUT
71057A184
TESSENDERLO
WATERSTR.-PAALSE WEG-RODEHEID
71057A20-
TESSENDERLO
ENGSBERGEN
71057A30-
TESSENDERLO
SCHOOT
71057A41-
TESSENDERLO
PRINSENBOS
71057A512
TESSENDERLO
REYDT
71066A001
ZONHOVEN
ZONHOVEN-CENTRUM
71066A012
ZONHOVEN
HEMMEN - STEENT - DORPVELD
71066A033
ZONHOVEN
BEKERVELD - BOOKMOLEN
71066A044
ZONHOVEN
REUVOORT
71066A055
ZONHOVEN
SINT-KWINTENSHEIDE
71066A081
ZONHOVEN
KRUISHEIDE
71066A092
ZONHOVEN
WELLEKENS- EN BASVELDEN
71066A101
ZONHOVEN
HALVEWEG - DE HEIKENS
71066A11-
ZONHOVEN
VOGELZANGSTRAAT
71066A122
ZONHOVEN
HALVEWEG - BESSEMERSTRAAT
71066A201
ZONHOVEN
TERMOLEN
71066A213
ZONHOVEN
KAPELBERG
71066A224
ZONHOVEN
VOSSENBERG
71066A232
ZONHOVEN
HENNEPVELD
71066A30-
ZONHOVEN
KOLVEREN - EIKENEN
71066A40-
ZONHOVEN
TER DONK
71066A48-
ZONHOVEN
SCHUTEN - BEVERZAKBROEK
71066A515
ZONHOVEN
BERKENEN - WAARD
71066A61-
ZONHOVEN
ENGSTEGEN - OP DE HOEVE
71067A001
ZUTENDAAL
ZUTENDAAL-CENTRUM
71067A012
ZUTENDAAL
GEWAAI
71067A022
ZUTENDAAL
GEWAAI HEIDE
71067A033
ZUTENDAAL
PAPENDAAL HEIDE
71067A100
ZUTENDAAL
WIEMLISMEER
71067A216
ZUTENDAAL
BESSEMER
71069A001
HAM
OOSTHAM-CENTRUM
71069A01-
HAM
MOLENWIJK
71069A020
HAM
GENEBERG
71069A032
HAM
KAPELANIJSTRAAT
71069A10-
HAM
WARANDE
71069A112
HAM
BOSKANT
71069B001
HAM
KWAADMECHELEN-CENTRUM
71069B022
HAM
HEIDESTRAAT
71069B10-
HAM
GENENDIJK
71070A001
HEUSDEN-ZOLDER
HEUSDEN-CENTRUM
71070A010
HEUSDEN-ZOLDER
HEUSDEN CENTRUM - DE HOEVEN
71070A100
HEUSDEN-ZOLDER
EVERSEL-KERN
71070A201
HEUSDEN-ZOLDER
BERKENBOS
71070A301
HEUSDEN-ZOLDER
VOORT-KERN
71070A313
HEUSDEN-ZOLDER
GEENRIJT-KERN
71070A402
HEUSDEN-ZOLDER
HALVIJVERS
71070A412
HEUSDEN-ZOLDER
HALBEEK
71070B001
HEUSDEN-ZOLDER
ZOLDER-CENTRUM
71070B010
HEUSDEN-ZOLDER
ZOLDER CENTRUM DOMHEERHUIS
71070B020
HEUSDEN-ZOLDER
ZOLDER CENTRUM HEIKANT
71070B032
HEUSDEN-ZOLDER
ZOLDER CENTRUM SLUISBAMD
71070B042
HEUSDEN-ZOLDER
ZOLDER CENTRUM STUKKEN
71070B052
HEUSDEN-ZOLDER
ZOLDER CENTRUM TEGGERSGOED
71070B100
HEUSDEN-ZOLDER
BOEKT-KERN
71070B112
HEUSDEN-ZOLDER
BOEKT - KAYENBERG
71070B201
HEUSDEN-ZOLDER
VIVERSEL
71070B300
HEUSDEN-ZOLDER
VOORT
71070B400
HEUSDEN-ZOLDER
LINDEMAN
71070B500
HEUSDEN-ZOLDER
BOLDERBERG
71070B514
HEUSDEN-ZOLDER
WIJDEVENHEIDE
71070B525
HEUSDEN-ZOLDER
BOLDERBERGSE HEIDE
72003A00-
BOCHOLT
BOCHOLT-CENTRUM
72003A012
BOCHOLT
BOCHOLT-CENTRUM-WEST
72003A100
BOCHOLT
DE HEES-KERN
72003A20-
BOCHOLT
LOZEN
72003A223
BOCHOLT
NEERKREIEL
72003C00-
BOCHOLT
KAULILLE-KERN
72003C012
BOCHOLT
RIET
72003C023
BOCHOLT
WINTERDIJK
72003C034
BOCHOLT
HOSTIE
72004A00-
BREE
BREE-CENTRUM
72004A011
BREE
STADSRAND-WEST (OOST KANT)
72004A021
BREE
STADSRAND-NOORD-ZUID
72004A032
BREE
BRUGLAAN
72004A043
BREE
HERENSTRAAT
72004A052
BREE
WIEKERSBEEK
72004A100
BREE
GERDINGEN-KERN
72004A112
BREE
NIEUWSTAD GEHUCHT
72004A20-
BREE
BEEK - KERN
72004A403
BREE
BONEPUT
72004A504
BREE
VOSTAARD
72004A612
BREE
HOOGVELD
72004A623
BREE
VRIJHEIDSBAAN
72004B00-
BREE
TONGERLO-KERN
72004C00-
BREE
OPITTER-CENTRUM
72004C012
BREE
SOLTERVELD
72004C10-
BREE
SOLT
72018A001
KINROOI
KINROOI-CENTRUM-ZUID
72018A01-
KINROOI
KINROOI-CENTRUM-WEST
72018B001
KINROOI
MOLENBEERSEL-CENTRUM
72018B012
KINROOI
MOLENBEERSEL-CENTRUM-NOORD
72018C001
KINROOI
KESSENICH-CENTRUM
72018C012
KINROOI
KESSENICH - VENLOSE STEENWEG
72018D001
KINROOI
OPHOVEN-CENTRUM
72018D010
KINROOI
HEIDE
72018D02-
KINROOI
WIELIE
72018D032
KINROOI
LEU - HANSDRIES
72018D10-
KINROOI
GEISTINGEN
72020A001
LOMMEL
LOMMEL-CENTRUM
72020A012
LOMMEL
LOMMEL - EINDE
72020A023
LOMMEL
LEOPOLDLAAN - KWADEVELDEN
72020A031
LOMMEL
RUSTOORD - SINT-FRANCISCUS
72020A044
LOMMEL
WIJERKEN - HEES
72020A052
LOMMEL
SPORTCENTRUM
72020A100
LOMMEL
LUTLOMMEL-CENTRUM
72020A200
LOMMEL
KATTENBOS
72020A30-
LOMMEL
KERKHOVEN-CENTRUM
72020A312
LOMMEL
KERKHOVENSESTEENWEG
72020A40-
LOMMEL
LOMMEL - WERKPLAATSEN
72020A422
LOMMEL
STEVENSVENNEN
72020A500
LOMMEL
HEUVEL
72020A513
LOMMEL
HEIDE
72020A520
LOMMEL
GESTELSE DIJK
72020A60-
LOMMEL
KOLONIE
72020A612
LOMMEL
KOLONIE - UITBREIDING
72020A701
LOMMEL
BARRIER
72020A712
LOMMEL
LUTLOMMELSE HEIDE
72020A815
LOMMEL
KLINIEK
72020A826
LOMMEL
BALENDIJK
72020A837
LOMMEL
HESERBERGEN
72020A843
LOMMEL
PLAT
72021A00-
MAASEIK
MAASEIK-CENTRUM
72021A01-
MAASEIK
HEPPERPOORT
72021A020
MAASEIK
MAASTRICHTERSTEENWEG-PLANTAGE
72021A03-
MAASEIK
WEERTERSTEENWEG
72021A042
MAASEIK
HET HAMONT
72021A053
MAASEIK
VERLOREN KOST
72021A101
MAASEIK
ALDENEIK
72021A112
MAASEIK
EIKERPOORT
72021A301
MAASEIK
WURFELD-KERN
72021A312
MAASEIK
KONINGIN ASTRIDLAAN
72021A322
MAASEIK
GASTHUISVELD
72021B001
MAASEIK
NEEROETEREN-CENTRUM
72021B002
MAASEIK
MAASEIKERLAAN-NOORD
72021B011
MAASEIK
OPHOVEN
72021B022
MAASEIK
KRAMELT - SCHOOTSHEIDE
72021B032
MAASEIK
DORPERVELD
72021B042
MAASEIK
MEERKENS
72021B100
MAASEIK
DE WARRE
72021B20-
MAASEIK
VOORSHOVEN
72021B215
MAASEIK
GEISTERSVELD
72021C000
MAASEIK
OPOETEREN-CENTRUM
72021C012
MAASEIK
HET LEU
72021C201
MAASEIK
DORNE-KERN
72021C212
MAASEIK
DORNE-ZUID
72025A00
NEERPELT
NEERPELT-CENTRUM
72025A01-
NEERPELT
BOSEIND
72025A022
NEERPELT
DAMSHEIDE
72025A08-
NEERPELT
ROZEN
72025A101
NEERPELT
BEUKENHEIDE - HAYENHOEK
72025A112
NEERPELT
BROESEIND
72025A123
NEERPELT
VILLABOS
72025A202
NEERPELT
HERENT
72025B00-
NEERPELT
SINT-HUIBRECHTS-LILLE-CENTRUM
72025B01-
NEERPELT
VENDERSTRAAT - BROEKKANT
72029A000
OVERPELT
OVERPELT-CENTRUM
72029A010
OVERPELT
OVERPELT-CENTRUM-OOST
72029A020
OVERPELT
OVERPELT-CENTRUM-WEST
72029A03-
OVERPELT
HASPERSHOVEN
72029A042
OVERPELT
MEEUS
72029A20-
OVERPELT
TUINWIJK
72029A210
OVERPELT
FABRIEKSTRAAT
72029A30-
OVERPELT
LINDEL - CENTRUM
72029A312
OVERPELT
LINDEL ZUID EN WEST
72030A00-
PEER
PEER-CENTRUM
72030A011
PEER
PANHOVEN
72030A021
PEER
WITTE STEEN
72030A032
PEER
KERKEPOORT
72030A042
PEER
BURKEL
72030A052
PEER
MONS
72030A112
PEER
MILITAIR TEHUIS
72030A123
PEER
ROSHAAG
72030A20-
PEER
LINDE - KERN
72030A212
PEER
GROTSTRAAT
72030A30-
PEER
WAUBERG-KERN
72030A312
PEER
WAUBERG - UITBREIDING
72030B00-
PEER
KLEINE-BROGEL-CENTRUM
72030B012
PEER
HERIS - STRAATVELD
72030C000
PEER
GROTE-BROGEL-KERN
72030D00-
PEER
WIJCHMAAL-CENTRUM
72030D01-
PEER
TICHELOVENS HEIKEN
72030D022
PEER
HOOGVELD - KERKVELD
72037A001
HAMONT-ACHEL
HAMONT-STAD
72037A01-
HAMONT-ACHEL
ACHTERHOEK-BALENHOEK-INKENSVEN
72037A02-
HAMONT-ACHEL
DIELISHOEK - MULK
72037A032
HAMONT-ACHEL
STAD - UITBREIDING
72037A042
HAMONT-ACHEL
'T LO
72037B001
HAMONT-ACHEL
ACHEL - CENTRUM
72037B012
HAMONT-ACHEL
KOLLEBERG
72037B10-
HAMONT-ACHEL
STATIONSWIJK
72037B11-
HAMONT-ACHEL
KLUIZERDIJK - VILLA
72038A001
HECHTEL-EKSEL
HECHTEL-CENTRUM-NOORDWEST
72038A012
HECHTEL-EKSEL
HECHTEL-CENTRUM-NOORDOOST
72038A023
HECHTEL-EKSEL
HECHTEL-CENTRUM-ZUIDOOST
72038A034
HECHTEL-EKSEL
HECHTEL-CENTRUM-ZUIDWEST
72038A052
HECHTEL-EKSEL
BOSVELD
72038A203
HECHTEL-EKSEL
HOEF
72038B00-
HECHTEL-EKSEL
EKSEL-CENTRUM
72038B01-
HECHTEL-EKSEL
N.M.K.L.
72039A000
HOUTHALEN-HELCH.
HOUTHALEN-CENTRUM-WEST
72039A011
HOUTHALEN-HELCH.
LAAK
72039A02-
HOUTHALEN-HELCH
HOUTHALEN-CENTRUM-OOST
72039A032
HOUTHALEN-HELCH.
KEMPEN
72039A101
HOUTHALEN-HELCH.
MEULENBERG
72039A112
HOUTHALEN-HELCH.
TEN HOUT
72039A123
HOUTHALEN-HELCH.
KWALAAK
72039A20-
HOUTHALEN-HELCH.
LILLO-KERN
72039A311
HOUTHALEN-HELCH.
PARK-OOST
72039A322
HOUTHALEN-HELCH.
NIEUW LIMBURG
72039A333
HOUTHALEN-HELCH.
PARK-WEST
72039A342
HOUTHALEN-HELCH.
POELANTS
72039A353
HOUTHALEN-HELCH.
DE HUTTE
72039B001
HOUTHALEN-HELCH.
HELCHTEREN-KERN-OOST
72039B012
HOUTHALEN-HELCH.
HELCHTEREN-KERN-WEST
72039B100
HOUTHALEN-HELCH.
SONNIS - KERN
72039B112
HOUTHALEN-HELCH.
WITTE WIJK
72040A00-
MEEUWEN-GRUITRO.
MEEUWEN-CENTRUM
72040A01-
MEEUWEN-GRUITRO.
MEEUWEN-CENTRUM-NOORD
72040A032
MEEUWEN-GRUITRO.
GENITS
72040A043
MEEUWEN-GRUITRO.
UITBREIDING - BROEKKANT
72040B001
MEEUWEN-GRUITRO.
WIJSHAGEN-CENTRUM
72040C00-
MEEUWEN-GRUITRO.
ELLIKOM-CENTRUM
72040C012
MEEUWEN-GRUITRO.
HEIKANT
72040D00-
MEEUWEN-GRUITRO.
GRUITRODE-CENTRUM
72040D012
MEEUWEN-GRUITRO.
LIMOBIL
72040E00-
MEEUWEN-GRUITRO.
NEERGLABBEEK-KERN
72041A001
DILSEN
DILSEN-CENTRUM
72041A01-
DILSEN
OUD-DILSEN
72041A020
DILSEN
KEYERD
72041A030
DILSEN
BAUTSHOEF
72041A042
DILSEN
BEKKER - HOEFKAMP
72041B001
DILSEN
ROTEM-CENTRUM
72041B012
DILSEN
VIER UITERSTEN
72041B101
DILSEN
RESELT
72041Bll-
DILSEN
HOENSERVEN
72041B122
DILSEN
ACHTER DE STATIE
72041C001
DILSEN
ELEN - CENTRUM
72041C012
DILSEN
EIND
72041C11-
DILSEN
STATION
72041D000
DILSEN
STOKKEM-CENTRUM
72041D01-
DILSEN
MOLENVELD
72041D02-
DILSEN
DE KOMMEL
72041E000
DILSEN
LANKLAAR-CENTRUM
72041E019
DILSEN
DE ZAVEL
72041E020
DILSEN
MULHEIM - RACHELS - NOTEBORN
72041E112
DILSEN
GROOTHOMO - KLEINHOMO
72041E112
DILSEN
GROOTHOMO - KLEINHOMO
73001A001
ALKEN
ALKEN-CENTRUM
73001A012
ALKEN
ALKEN-CENTRUM WATERKANT
73001A101
ALKEN
SINT-JORIS
73001A211
ALKEN
ZWARTE WINNING
73001A300
ALKEN
TERKOEST
73006A00-
BILZEN
BILZEN-CENTRUM
73006A011
BILZEN
TABBAART
73006A020
BILZEN
BILZEN - STATION
73006A030
BILZEN
BROEKEN
73006A052
BILZEN
MAASTRICHTERPOORT
73006A11-
BILZEN
SPURK
73006A122
BILZEN
ROOI
73006A203
BILZEN
MEREM
73006A21-
BILZEN
TONGERSESTRAAT - NIEUWSTRAAT
73006A302
BILZEN
EIK (BILZEN)- HEESVELD
73006B001
BILZEN
BEVERST STEENWEG
73006B012
BILZEN
SINT-MAERTENSGRACHT
73006B10-
BILZEN
SCHOONBEEK
73006B102
BILZEN
SCHOONBEEK - UITBREIDING
73006C001
BILZEN
MUNSTERBILZEN-CENTRUM
73006C011
BILZEN
HAAG
73006C022
BILZEN
EIK (MUNSTERBILZEN)
73006C032
BILZEN
HEIDE
73006C043
BILZEN
HOSSET
73006C052
BILZEN
SINT-ROCHUS
73006D00-
BILZEN
WALTWILDER-KERN
73006D012
BILZEN
AMELSDORP
73006E00-
BILZEN
HOELBEEK-KERN
73006F00-
BILZEN
EIGENBILZEN-CENTRUM
73006F01-
BILZEN
LOCHT
73006G000
BILZEN
MOPERTINGEN-KERN
73006H00-
BILZEN
HEES-KERN
73006H012
BILZEN
HESERWATER
73006J00-
BILZEN
ROSMEER-KERN
73006K000
BILZEN
KLEINE-SPOUWEN-KERN
73006K012
BILZEN
BERG STEENWEG
73006L000
BILZEN
GROTE-SPOUWEN-CENTRUM
73006M000
BILZEN
RIJKHOVEN-KERN
73006M012
BILZEN
RIJKHOVEN - BAMMESTRAAT
73006N000
BILZEN
MARTENSLINDE-KERN
73009A00-
BORGLOON
BORGLOON-CENTRUM
73009A019
BORGLOON
STATION
73009A032
BORGLOON
ST ROCHUS
73009A042
BORGLOON
VILSTERBRON
73009C00-
BORGLOON
KERNIEL-KERN
73009D00-
BORGLOON
GORS
73009E000
BORGLOON
JESSEREN-KERN
73009F00-
BORGLOON
BOMMERSHOVEN-CENTRUM
73009H000
BORGLOON
BROEKOM-KERN
73009M00-
BORGLOON
HOEPERTINGEN-CENTRUM
73009M010
BORGLOON
HOEPERTINGEN-CENTR-UITBREIDING
73009N000
BORGLOON
RIJKEL-KERN
73022A001
HEERS
HEERS-KERN
73022A012
HEERS
DE BILTER
73022A022
HEERS
MIDDELHEERS-KERN
73022D00-
HEERS
VEULEN-KERN
73022E000
HEERS
GUTSCHOVEN-CENTRUM
73022J000
HEERS
HORPMAAL-KERN
73022K00-
HEERS
VECHMAAL-KERN
73022L000
HEERS
MECHELEN-BOVELINGEN-KERN
73022M00-
HEERS
RUKKELINGEN-LOON-KERN
73032A000
HOESELT
HOESELT-CENTRUM
73032A012
HOESELT
BERGSTRAAT
73032A023
HOESELT
DOORNKOPPEN
73032A10-
HOESELT
GROENSTRAAT - 0.L.VROUW
73032A200
HOESELT
ALT-HOESELT - KERN
73032B000
HOESELT
WERM-KERN
73032C00-
HOESELT
ROMERSHOVEN-KERN
73032D00-
HOESELT
SINT-HUIBRECHTS-HERN-KERN
73032E00-
HOESELT
SCHALKHOVEN-KERN
73040A00-
KORTESSEM
KORTESSEM-KERN
73040A012
KORTESSEM
HAECHEN
73040B00-
KORTESSEM
WINTERSHOVEN-KERN
73040C00-
KORTESSEM
VLIERMAALROOT-KERN
73040D00-
KORTESSEM
VLIERMAAL-KERN
73040E000
KORTESSEM
GUIGOVEN-KERN
73042A001
LANAKEN
LANAKEN-CENTRUM
73042A032
LANAKEN
PANNESTRAAT - MAASTRICHTERWEG
73042A042
LANAKEN
KEWITH
73042A053
LANAKEN
HEIDE
73042A10-
LANAKEN
SMEERMAAS
73042A112
LANAKEN
SMEERMAAS - UITBREIDING
73042A311
LANAKEN
PIETERSEM
73042A322
LANAKEN
GEENEIND
73042A415
LANAKEN
TOURNEBRIDE
73042B001
LANAKEN
OUD REKEM
73042B011
LANAKEN
BOVENWEZET
73042B022
LANAKEN
NIEUW REKEM
73042B032
LANAKEN
DAALWEZET
73042B08-
LANAKEN
HANGVELD
73042C001
LANAKEN
NEERHAREN-CENTRUM
73042C012
LANAKEN
NEERHAREN - UITBREIDING
73042D00-
LANAKEN
VELDWEZELT-CENTRUM
73042D012
LANAKEN
WINEVEN
73042D100
LANAKEN
KESSELT-KERN
73042E00-
LANAKEN
GELLIK - KERN
73042E012
LANAKEN
HEIKANT
73042E11-
LANAKEN
BRIEGDEN - GELLIK
73066A000
RIEMST
RIEMST-KERN
73066A012
RIEMST
KRINKELSCHACHT
73066B00-
RIEMST
HERDEREN KERN
73066C000
RIEMST
VLIJTINGEN-KERN
73066C010
RIEMST
LAFELD
73066D00-
RIEMST
VROENHOVEN-CENTRUM
73066D01-
RIEMST
HEUKELOM
73066L00-
RIEMST
KANNE-CENTRUM
73066F001
RIEMST
ZICHEN-CENTRUM
73066F012
RIEMST
BOLDER-CENTRUM
73066F022
RIEMST
ZICHEN - OOST
73066F101
RIEMST
ZUSSEN-KERN
73066F112
RIEMST
ZUSSEN - OOST
7066G001
RIEMST
MEER-CENTRUM
73066G100
RIEMST
VAL-KERN
73066G112
RIEMST
TUSSEN VAL EN MEER
73066H00-
RIEMST
MILLEN-KERN
73066J00-
RIEMST
GENOELSELDEREN-KERN
73066K00-
RIEMST
MEMBRUGGEN-KERN
708A001
TONGEREN
TONGEREN-CENTRUM
73083A011
TONGEREN
TONGEREN - KERKHOF
73083A022
TONGEREN
TONGEREN - STATION
73083A041
TONGEREN
CENTRUM - SINT-TRUIDENSTEENWEG
73083A051
TONGEREN
CAESARLAAN
73083A101
TONGEREN
SINT-LUTGARD
73083A112
TONGEREN
BERG - STEENWEG
73083A132
TONGEREN
SINT-LUTGARD - AMBIORIX
73083A202
TONGEREN
PLINIUS
73083A213
TONGEREN
BROEK
73083A221
TONGEREN
GASTHUISBOS
73083A303
TONGEREN
NIEUW TONGEREN
73083A401
TONGEREN
MOTMOLEN
73083A413
TONGEREN
OFFELKE
73083A422
TONGEREN
LUIKERPOORT
73083A434
TONGEREN
SINT-JAN
73083A503
TONGEREN
SINT-MATERNUS
73083A513
TONGEREN
KONINKSEM - PASPOEL
73083B000
TONGEREN
KONINKSEM-KERN
73083B012
TONGEREN
KONINKSEM - KASSEI
73083D001
TONGEREN
RIKSINGEN-CENTRUM
73083E000
TONGEREN
HENIS-CENTRUM
73083F002
TONGEREN
KETSINGEN-KERN
73083G00-
TONGEREN
MAL-DORP
73083G100
TONGEREN
KLEIN MAL
73083H00-
TONGEREN
SLUIZEN-KERN
73083J000
TONGEREN
NEREM-KERN
73083K00-
TONGEREN
VREREN-KERN
73083K013
TONGEREN
KLEIN VELD
73083L00-
TONGEREN
RUTTEN-KERN
73083M00-
TONGEREN
LAUW-KERN
73083N00-
TONGEREN
WIDOOIE-KERN
73083P00-
TONGEREN
PIRINGEN-KERN
73083P012
TONGEREN
PIRINGENSTEENWEG
73083R00-
TONGEREN
OVERREPEN-KERN
73083S000
TONGEREN
'S HERENELDEREN-KERN
73098A00-
WELLEN
WELLEN-CENTRUM
73098A01-
WELLEN
OVERBROEK
73098A032
WELLEN
PAPEKELE
73098A10-
WELLEN
VROLINGEN-KERN
73098A20-
WELLEN
BOS
73107A001
MAASMECHELEN
MECHELEN-AAN-DE-MAAS-CENTRUM
73107A042
MAASMECHELEN
KERKHOF
73107A053
MAASMECHELEN
DE ROOS HAGEN
73107A101
MAASMECHELEN
PROOSTERBOS
73107A112
MAASMECHELEN
DE HULST
73107A123
MAASMECHELEN
LOTEN
73107A134
MAASMECHELEN
DE MEYSBERG
73107A302
MAASMECHELEN
MARIAHEIDE
73107A315
MAASMECHELEN
PELSHEI
73107A330
MAASMECHELEN
MARIAHOF
73107B00-
MAASMECHELEN
OPGRIMBIE-DORP
73107B01-.
MAASMECHELEN
HEIKANT
73107B022
MAASMECHELEN
GRIMBYERBROEK
73107C00Q-
MAASMECHELEN
VUCHT-DORP
73107C101
MAASMECHELEN
MARIAHEIDE
73107C112
MAASMECHELEN
ROSHAAG
73107C122
MAASMECHELEN
LOO
73107D000
MAASMECHELEN
EISDEN-DORP
73107D022
MAASMECHELEN
SCHIETSKUIL
73107D101
MAASMECHELEN
PAUWENGRAAF
73107D112
MAASMECHELEN
BEREMSHEUVEL
73107D123
MAASMECHELEN
DRAAIMORTEL
73107D201
MAASMECHELEN
TUINWIJK
73107D212
MAASMECHELEN
VERLENGDE PAUWENGRAAF
73107D222
MAASMECHELEN
BOFINEX
73107E000
MAASMECHELEN
LEUT-KERN
73107F000
MAASMECHELEN
MEESWIJK-KERN
73107G000
MAASMECHELEN
BOORSEM-CENTRUM
73I07G10-
MAASMECHELEN
KOTEM
73107H00-
MAASMECHELEN
UIKHOVEN-CENTRUM
73109A000
VOEREN
'S GRAVENVOEREN-KERN
73109B000
VOEREN
SINT-MARTENS-VOEREN-KERN
73109C000
VOEREN
TEUVEN-KERN
73109F00-
VOEREN
MOELINGEN - KERN
73109F012
VOEREN
WIT-HUIS
BIJLAGE 4. ( 01/01/2025 - ... )
(Link naar bijlage nog toe te voegen)
BIJLAGE 5 ( 01/01/2025 - ... )
(Link naar bijlage nog toe te voegen)
BIJLAGE 6. ( 01/01/2025 - ... )
(Link naar bijlage nog toe te voegen)
BIJLAGE 6/1. ( 09/05/2022 - ... )
BIJLAGE ( 01/01/2025 - ... )
(Link naar bijlage nog toe te voegen)
BIJLAGE 7. ( 09/05/2022 - ... )
BIJLAGE 8. ( 01/01/2025 - ... )
Lijst van de gemeenten, vermeld in artikel 4.41, tweede lid
1° Aalter;
2° Aartselaar;
3° Affligem;
4° Antwerpen;
5° Arendonk;
6° Asse;
7° Baarle-Hertog;
8° Beerse;
9° Beersel;
10° Berlare;
11° Bertem;
12° Bever;
13° Beveren-Kruibeke-Zwijndrecht;
14° Bierbeek;
15° Blankenberge;
16° Bocholt;
17° Boechout;
18° Bonheiden;
19° Bornem;
20° Brasschaat;
21° Brecht;
22° Bredene;
23° Brugge;
24° De Haan;
25° De Panne;
26° Denderleeuw;
27° Destelbergen;
28° Dilbeek;
29° Drogenbos;
30° Duffel;
31° Edegem;
32° Eeklo;
33° Erpe-Mere;
34° Essen;
35° Gavere;
36° Geel;
37° Gent;
38° Grimbergen;
39° Grobbendonk;
40° Haacht;
41° Haaltert;
42° Halle;
43° Hamme;
44° Hasselt;
45° Herent;
46° Herenthout;
47° Hoeilaart;
48° Holsbeek;
49° Hoogstraten;
50° Hove;
51° Huldenberg;
52° Izegem;
53° Jabbeke;
54° Kalmthout;
55° Kampenhout;
56° Kapellen;
57° Kapelle-op-den-Bos;
58° Kasterlee;
59° Keerbergen;
60° Knesselare;
61° Knokke-Heist;
62° Koksijde;
63° Kontich;
64° Kortenberg;
65° Kortrijk;
66° Kraainem;
67° Laarne;
68° Lede;
69° Lendelede;
70° Lennik;
71° Leuven;
72° Liedekerke;
73° Lier;
74° Lille;
75° Linkebeek;
76° Lint;
77° Lommel;
78° Londerzeel;
79° Lovendegem;
80° Lubbeek;
81° Machelen;
82° Maldegem;
83° Malle;
84° Mechelen;
85° Meise;
86° Merchtem;
87° Merelbeke-Melle;
88° Merksplas;
89° Middelkerke;
90° Mortsel;
91° Nazareth-De Pinte;
92° Neerpelt;
93° Nevele;
94° Niel;
95° Nieuwerkerken;
96° Nieuwpoort;
97° Nijlen;
98° Oostende;
99° Oosterzele;
100° Opwijk;
101° Oudenburg;
102° Oud-Heverlee;
103° Oud-Turnhout;
104° Overijse;
105° Pajottegem;
106° Pepingen;
107° Ranst;
108° Ravels;
109° Retie;
110° Rijkevorsel;
111° Roosdaal;
112° Rumst;
113° Schelle;
114° Schilde;
115° Schoten;
116° Sint-Genesius-Rode;
117° Sint-Gillis-Waas;
118° Sint-Katelijne-Waver;
119° Sint-Lievens-Houtem;
120° Sint-Martens-Latem;
121° Sint-Niklaas;
122° Sint-Pieters-Leeuw;
123° Stabroek;
124° Steenokkerzeel;
125° Stekene;
126° Temse;
127° Ternat;
128° Tervuren;
129° Torhout;
130° Tremelo;
131° Turnhout;
132° Vilvoorde;
133° Vosselaar;
134° Waasmunster;
135° Waregem;
136° Wemmel;
137° Wervik;
138° Wevelgem;
139° Wezembeek-Oppem;
140° Wijnegem;
141° Willebroek;
142° Wommelgem;
143° Wuustwezel;
144° Zandhoven;
145° Zaventem;
146° Zelzate;
147° Zemst;
148° Zoersel;
149° Zutendaal.
BIJLAGE 9. ( 25/04/2022 - ... )
Reglement over de vrijwillige verkoop van sociale huurwoningen
Hoofdstuk 1. Vrijwillige verkoop van onverhuurbare sociale huurwoningen
Artikel 1. Sociale huurwoningen die niet meer verhuurd kunnen worden omdat ze niet meer voldoen aan de vereisten, vermeld in artikel 3.1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, kunnen, als de renovatie van die sociale huurwoningen niet wenselijk is, onmiddellijk verkocht worden.
De sociale huurwoningen, vermeld in het eerste lid, worden openbaar verkocht en kunnen toegewezen worden aan de hoogste bieder, ook al levert dat niet de venale waarde op. Als de openbare verkoop niet de venale waarde oplevert of als de kosten van een openbare verkoop niet in verhouding staan tot de venale waarde, kan er onderhands verkocht worden volgens de procedure van een bieding onder gesloten envelop, op voorwaarde dat er voldoende publiciteit aan gegeven wordt. De verkoopprijs wordt in beide gevallen verhoogd met alle belastingen, heffingen, erelonen en kosten met betrekking tot de verkoopakte en de schatting, alsook met de kosten van de afpaling en de opmeting en de administratieve kosten. Het totale bedrag van de afpaling, de opmeting en de administratieve kosten is beperkt tot 880 euro. De kostprijs van het schattingsverslag dat de woonmaatschappijen aanvraagt bij een instantie als vermeld in artikel 4.5 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, bedraagt 260 euro.
De bedragen, vermeld in het tweede lid, worden jaarlijks geïndexeerd op de wijze, vermeld in artikel 5.220, §2, van dit besluit.
Art. 2. Artikel 4.1/1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 is van toepassing op de verkoop van onverhuurbare sociale huurwoningen.
Hoofdstuk 2. Vrijwillige verkoop van verhuurbare sociale huurwoningen
Art. 3. Een verhuurbare sociale huurwoning kan vrijwillig verkocht worden als ze ten minste vijftien jaar als sociale huurwoning ter beschikking gesteld is.
De woning wordt eerst aangeboden aan de zittende huurder. De verkoopprijs is in dat geval gelijk aan de venale waarde. De koper betaalt alle kosten, vermeld in artikel 1, tweede lid.
Als de zittende huurder niet gebruikmaakt van het aanbod, moet hij opnieuw worden gehuisvest overeenkomstig boek 6, deel 4, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. De woning zal in dat geval openbaar verkocht worden. Artikel 1, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Art. 4. Artikel 2 is van overeenkomstige toepassing op de vrijwillige verkoop van verhuurbare sociale huurwoningen.
BIJLAGE 10. ( 07/09/2023 - ... )
MODELSTATUTEN VAN EEN NIEUWE WOONMAATSCHAPPIJ
I. RECHTSVORM, NAAM, ZETEL, DUUR, DOEL EN VOORWERP
Artikel 1. Rechtsvorm, naam en zetel
.......................................................................................... (naam van de vennootschap) neemt de rechtsvorm van een besloten vennootschap aan. Zij is erkend als woonmaatschappij voor het werkingsgebied dat door de Vlaamse Regering wordt vastgesteld.
De zetel is gevestigd in het Vlaamse Gewest, binnen het werkingsgebied waarvoor de vennootschap erkend is als woonmaatschappij.
De vennootschap werd opgericht op ............. (datum).
Zij kan ontbonden worden bij beslissing van de algemene vergadering, krachtens de inzake statutenwijzigingen geldende regels en voorwaarden, en als gevolg van een door de Vlaamse Regering opgelegde verplichting tot fusie of intrekking van de erkenning.
Art. 2. Duur
De vennootschap is opgericht voor onbepaalde duur.
Art. 3. Doel en voorwerp
De vennootschap heeft als hoofdzakelijk doel in het algemeen belang bij te dragen aan het recht op menswaardig wonen en de uitvoering van het Vlaamse woonbeleid.
De woonmaatschappijen zijn de bevoorrechte uitvoerders van de missie van het Vlaams woonbeleid inzake de realisatie van een sociaal woonaanbod.
De vennootschap heeft de volgende activiteiten als voorwerp :
1° het verbeteren van de woonvoorwaarden van de woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden, vooral de meest behoeftigen onder hen, door te zorgen voor een voldoende aanbod van sociale huurwoningen of sociale koopwoningen, eventueel met inbegrip van gemeenschappelijke voorzieningen, met aandacht voor hun integratie in de lokale woonstructuur;
2° het bijdragen tot de herwaardering van het woningbestand, door ongeschikte woningen of ongeschikte gebouwen te renoveren, te verbeteren en aan te passen of ze zo nodig te slopen en te vervangen;
3° het verwerven van gronden en panden voor de realisatie van sociale woonprojecten en het ter beschikking stellen van sociale kavels;
4° het huren of in erfpacht nemen van woningen of kamers op de private huurmarkt om kwaliteitsvolle woningen of kamers te verhuren aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden tegen een redelijke huurprijs en met aandacht voor het bieden van woonzekerheid;
5° het begeleiden van sociale huurders om hen vertrouwd te maken met hun rechten en plichten als huurder;
6° het verruimen van het sociaal woonaanbod door de kandidaat-verhuurders en de verhuurders te begeleiden en te ondersteunen om de woningkwaliteit te verzekeren conform de daartoe vastgestelde normen;
7° het samenwerken en overleggen met lokale besturen en woon- en welzijnsactoren, en, indien wenselijk, het nemen van initiatieven om samenwerkingsverbanden op te zetten.
Een gedeelte van de sociale huurwoningen moet aangepast zijn aan de behoeften van grote gezinnen, bejaarden en personen met een handicap.
De vennootschap dient voldoende actief te zijn in de gemeenten die behoren tot haar werkingsgebied.
De vennootschap draagt in voldoende mate bij aan het bereiken van het bindend sociaal objectief van de gemeenten die behoren tot haar werkingsgebied, tenzij ze aantoont dat er externe factoren zijn die verantwoorden waarom het objectief niet wordt bereikt.
De vennootschap kan een woonaanbod verwerven, verwezenlijken en vervreemden en niet-residentiële ruimten verwerven, realiseren, verhuren en verkopen onder de voorwaarden vastgesteld in de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en eventueel nader geregeld door de Vlaamse Regering.
Na voorafgaande goedkeuring door de Vlaamse Regering of krachtens een besluit van de Vlaamse Regering, kan de vennootschap rechtstreeks of onrechtstreeks belangen nemen in rechtspersonen waarvan de activiteiten in overeenstemming zijn met haar doel en voorwerp.
Art. 4. Diverse verplichtingen
De vennootschap verbindt zich in haar hoedanigheid van een door de Vlaamse Regering erkende woonmaatschappij ten minste tot:
1° de naleving van de verplichtingen en de uitvoering van de opdrachten die haar wettelijk worden opgelegd of waartoe zij zich contractueel heeft verbonden;
2° de naleving van de geldende beperkingen inzake de vermogensvoordelen die zij aan haar aandeelhouders, bestuurders of andere mandatarissen kan toekennen;
3° de aanvaarding van het toezicht zoals geregeld door de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en de besluiten ter uitvoering ervan;
4° het aannemen van de door de Vlaamse Regering opgestelde modelstatuten en de onmiddellijke aanpassing van haar statuten aan elke latere wijziging die de Vlaamse Regering aan die modelstatuten zou aanbrengen, tenzij een afwijking hierop werd toegestaan door de bevoegde minister;
5° de aanvaarding van de procedure voor de beoordeling van de prestaties van de woonmaatschappij zoals bepaald door de Vlaamse Regering;
6° de aanstelling van een commissaris die wordt belast met de controles zoals bepaald in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;
7° het zorgen voor een behoorlijk systeem van interne controle;
8° het beheer door de VMSW van haar financiële middelen die niet noodzakelijk zijn voor de dagelijkse werking.
II. AANDEELHOUDERS, EIGEN VERMOGEN, INBRENGEN, AANDELEN
Art. 5. Aandeelhouders
Alleen het Vlaamse Gewest en de provincies, gemeenten en OCMW's die in het werkingsgebied van de vennootschap liggen, kunnen aandelen houden van de vennootschap.
De gemeenten en OCMW's die in het werkingsgebied van de vennootschap liggen en aandeelhouder zijn, dienen samen altijd over meer dan 50% van het totale aantal stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen te beschikken. De onderlinge verhouding van de stemrechten van de gemeenten en OCMW's is vastgesteld bij of krachtens besluit van de Vlaamse Regering.
Art. 6. Eigen vermogen en inbrengen
De vennootschap heeft ....... aandelen.
Art. 7. Storting van inbrengen
De inbrengen worden op een onbeschikbare eigenvermogensrekening geboekt.
Art. 8. Stortingsplicht
De aandeelhouders volstorten onmiddellijk 25 % van hun inbreng. Het saldo kan, naargelang van de behoeften van de vennootschap, door het bestuursorgaan opgevraagd worden.
Art. 9. Aandelen
Alle aandelen zijn op naam en hebben stemrecht.
De aandeelhouders kunnen een afschrift van de inschrijvingen in het aandelenregister die op hen betrekking hebben, opvragen. Het afschrift bevat de naam van de vennootschap waarbij de rechtsvorm is vermeld, de naam van de titularis, de datum van toetreding, het aantal aandelen waarvan hij houder is en de winst- en stemrechten die daaraan verbonden zijn. In chronologische volgorde worden eveneens de gedeeltelijke stortingen vermeld die door de aandeelhouder werden verricht tot volstorting van de omschreven aandelen.
Art. 10. Overdracht van aandelen
Met behoud van de toepassing van artikel 5, kunnen aandelen vrij worden overgedragen aan aandeelhouders.
Art. 11. Intekenrecht
De Vlaamse regering heeft het recht om bij de erkenning, fusie of omvorming van de vennootschap namens het Vlaamse Gewest in te tekenen op ten hoogste een aantal aandelen van de vennootschap dat maximaal recht geeft op een vierde van het totale aantal stemmen in de algemene vergadering.
De gemeenten en OCMW's die in het werkingsgebied van de vennootschap liggen maar nog geen aandeelhouder zijn, hebben bij de erkenning van de vennootschap als woonmaatschappij of de wijziging van het werkingsgebied het recht in te tekenen op minstens één aandeel van de vennootschap, dat op eerste verzoek zal worden uitgegeven.
Art. 12. Beperkt vermogensvoordeel
De aandeelhouders mogen slechts een beperkt vermogensvoordeel nastreven.
III. BESTUUR
Art. 13. Collegiaal bestuursorgaan
§ 1. De vennootschap wordt bestuurd door een collegiaal bestuursorgaan, dat raad van bestuur wordt genoemd, bestaande uit ten hoogste ... (aantal) leden. De duur van hun mandaat wordt vastgesteld op ... (aantal, maximaal zes) jaar.
§ 2. De bestuurders worden door de algemene vergadering benoemd en afgezet.
§ 3. Het mandaat van bestuurder is onverenigbaar met de functie van directeur of ander personeelslid van de vennootschap.
Art. 14. Voordrachten
De bestuurders worden voorgedragen door het Vlaamse Gewest, provincies, gemeenten en OCMW's die in het werkingsgebied van de woonmaatschappij liggen en die aandeelhouder zijn van de vennootschap.
Ten hoogste twee derden van de bestuurders heeft hetzelfde geslacht.
Art. 15. Bestuurder benoemd op voordracht van sociale huurders
Bovenop het aantal bestuurders bepaald in artikel 13, § 1 kan de algemene vergadering op voordracht van het bestuursorgaan na bindend advies van de sociale huurders één bestuurder benoemen.
Art. 16. Diverse samenstelling van het bestuursorgaan
De raad van bestuur is zodanig samengesteld dat voldoende expertise aanwezig is voor de verschillende activiteiten van de vennootschap, alsook een voldoende diversiteit in competenties en achtergrond. Bij de samenstelling van het bestuursorgaan, wordt rekening gehouden met de bekwaamheidsvereisten die de Vlaamse Regering vaststelt.
Art. 17. Vertegenwoordigers van lokale besturen
Bestuurders die hun mandaat vervullen als vertegenwoordiger van een provincie, een gemeente of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, worden gekozen uit de kandidaten die door die aandeelhouders in kwestie worden voorgedragen. Hun mandaat vervalt van ambtswege op verzoek van de aandeelhouder die hen heeft voorgedragen, aan de vennootschap betekend bij aangetekende brief.
Art. 18. Bevoegdheden
Binnen de perken van de statuten, is de raad van bestuur bevoegd voor alle aangelegenheden die niet voorbehouden zijn aan de algemene vergadering. De raad van bestuur beraadslaagt en beslist over alles wat de vennootschap aanbelangt.
Art. 19. Externe vertegenwoordiging
De vennootschap wordt jegens derden en in rechte als eiser of als verweerder vertegenwoordigd door twee bestuurders, samen handelend, of door een bestuurder en de directeur, samen handelend.
Binnen het kader van het dagelijks bestuur, is de vennootschap tevens geldig vertegenwoordigd door (een) gevolmachtigde(n) tot dit bestuur.
De vennootschap wordt bovendien rechtsgeldig verbonden door een bij bijzondere volmacht aangestelde vertegenwoordiger.
Art. 20. Dagelijks bestuur
De raad van bestuur kan het dagelijkse bestuur van de vennootschap, alsook de vertegenwoordiging van de vennootschap wat dat bestuur aangaat, opdragen aan een door het bestuursorgaan aangestelde directeur of aan een collegiaal orgaan van dagelijks bestuur dat uit meerdere personen bestaat, waaronder de door het bestuursorgaan aangestelde directeur.
Art. 21. Adviserende comités
De raad van bestuur, de met het dagelijks bestuur belaste directeur of het orgaan van dagelijks bestuur kunnen onder hun verantwoordelijkheid een of meer adviserende comités oprichten. Daarnaast kunnen het bestuursorgaan en het orgaan van dagelijks bestuur onder hun verantwoordelijkheid comités oprichten waaraan het één of meer bijzondere volmachten verleent.
Art. 22. Bezoldiging
Mandaten, opgenomen door niet-leden van het bestuursorgaan, in het orgaan van dagelijks bestuur en in door het bestuursorgaan, door het orgaan van dagelijks bestuur of door de directeur opgerichte comités, zijn onbezoldigd.
Art. 23. Intern reglement
De raad van bestuur stelt een intern reglement op.
Het intern reglement bevat een nadere regeling voor de toepassing van de statuten en de regeling van de zaken van de vennootschap in het algemeen, en kan aan de aandeelhouders of hun rechtverkrijgenden worden opgelegd voor zover dit in het belang van de vennootschap wordt geacht.
In het intern reglement wordt, in voorkomend geval, de samenstelling van het orgaan van dagelijks bestuur geregeld evenals de samenstelling, de opdracht en de wijze van besluitvorming van de comités bedoeld in artikel 22.
Het intern reglement bevat geen maatregelen die strijdig zijn met de wetten, decreten, de uitvoeringsbesluiten of de statuten.
In het intern reglement wordt opgenomen dat in geval van staking van stemmen de stem van de voorzitter doorslaggevend is. Bij geheime stemming wordt de beslissing bij staking van stemmen verworpen.
De laatst goedgekeurde versie van het intern reglement dateert van ... (datum). De raad van bestuur kan deze verwijzing naar de datum van de meest recente versie van het intern reglement eigenmachtig aanpassen en openbaar maken.
Het intern reglement en elke wijziging daarvan worden aan de aandeelhouders meegedeeld op de wijze bepaald in het Wetboek van Vennootschappen en verenigingen.
IV. JAARREKENING, JAARVERSLAG, RESERVEFONDS, DIVIDEND, UITKERINGSBEPERKINGEN
Art. 24. Jaarrekening
Elk jaar wordt de jaarrekening opgemaakt. Deze wordt samen met het jaarverslag als bedoeld in artikel 25 en het verslag van de commissaris aan de aandeelhouders meegedeeld op de wijze bepaald in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen .
Het boekjaar van de vennootschap gaat in op 1 januari en eindigt op 31 december van ieder jaar.
Art. 25. Jaarverslag
§ 1. De raad van bestuur stelt jaarlijks een verslag op waarin hij rekenschap geeft van zijn beleid. In dat verslag neemt de raad van bestuur, naast de gegevens vereist krachtens het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, ten minste de volgende gegevens op:
1° de wijze waarop de vennootschap toezicht heeft uitgeoefend op de naleving van de erkenningsvoorwaarden als woonmaatschappij;
2° de activiteiten die de vennootschap heeft verricht ter verwezenlijking van haar doel en haar voorwerp zoals bepaald in artikel 3 en de daarvoor ingezette middelen;
3° de verzoeken tot uittreding gedurende het voorgaande boekjaar. Daarbij worden ten minste de volgende gegevens vermeld:
a) het aantal uitgetreden aandeelhouders en de soort aandelen waarmee ze zijn uitgetreden;
b) het betaalde scheidingsaandeel en de eventuele andere modaliteiten;
c) het aantal geweigerde verzoeken en de reden daarvoor;
4° de rechtstreekse of onrechtstreekse participaties van de vennootschap en de bijdrage van die participaties aan de verwezenlijking van haar doel en voorwerp zoals bepaald in artikel 3;
5° de informatie bedoeld in artikel 27, 2° ;
6° enige andere bij of krachtens besluit van de Vlaamse Regering bepaalde rubrieken die ten minste dienen te worden opgenomen.
Art. 26. Bestemming van de winst en reserves
Na aftrek van de vorige verliezen wordt de winst van het boekjaar als volgt verdeeld:
1° aan de aandeelhouders kan, binnen de perken van hetgeen bepaald in artikel 27, een dividend worden uitgekeerd;
2° het resterende gedeelte van de winst wordt toegevoegd aan de reservefondsen
Art. 27. Uitkeringsbeperkingen
Aangezien de vennootschap er niet in hoofdzaak op is gericht om aan haar aandeelhouders een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel uit te keren of te bezorgen, houdt ze zich aan de volgende uitkeringsbeperkingen:
1° een vermogensvoordeel dat de vennootschap aan haar aandeelhouders uitkeert, in welke vorm ook, mag op straffe van nietigheid niet hoger zijn dan de rentevoet die vastgesteld wordt door de Koning ter uitvoering van de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor de Coöperatie, het Sociaal Ondernemerschap en de Landbouwonderneming, toegepast op de nominale waarde van de door de aandeelhouders werkelijk gestorte en nog niet terugbetaalde inbreng in het vermogen van de vennootschap, zoals geboekt op het ogenblik van de inbreng;
2° winstuitkering is alleen mogelijk op voorwaarde dat, bovenop de voorwaarde, vermeld in punt 1°, is voldaan aan de voorwaarde dat het bedrag van het maximaal uit te keren dividend aan de aandeelhouders alleen kan worden bepaald nadat een bedrag is bepaald dat de vennootschap voorbehoudt aan projecten of bestemmingen die nodig of geschikt zijn om haar voorwerp te verwezenlijken; de raad van bestuur brengt daarover jaarlijks een verslag uit, dat wordt opgenomen in het jaarverslag;
3° bij uittreding of uitsluiting, zowel ten laste van het vennootschapsvermogen als ten gevolge van de toepassing van de geschillenregeling, vermeld in Deel 1, Boek 2, Titel 7, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, ontvangt de uittredende of uitgesloten aandeelhouder maximum de nominale waarde van zijn werkelijke gestorte en nog niet terugbetaalde inbreng in het vermogen van de vennootschap, zoals geboekt op het ogenblik van de inbreng;
4° bij vereffening van de vennootschap gaat het vermogen dat overblijft na de aanzuivering van het passief en desgevallend de terugbetaling aan de aandeelhouders van de nominale waarde van hun werkelijke gestorte en nog niet terugbetaalde inbreng in het vermogen van de woonmaatschappij zoals geboekt op het ogenblik van de inbreng, over op een door de Vlaamse Regering aangewezen woonmaatschappij.
Art. 28. Aanwending van opbrengsten van deelnemingen
De vennootschap wendt de netto-opbrengst van deelnemingen aan in het kader van haar opdrachten, vermeld in de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
V. ALGEMENE VERGADERING
Art. 29. Samenstelling algemene vergadering en jaarlijkse bijeenkomst
De algemene vergadering bestaat uit alle aandeelhouders.
Zij komt minstens éénmaal per jaar bijeen, binnen zes maanden volgende op het afsluiten van de rekeningen, in ................. (plaats), op ................ (datum) om ............... (uur).
De raad van bestuur en in voorkomend geval de commissaris roep(t)(en) de algemene vergaderingen, bijeen.
Art. 30. De algemene vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter van de raad van bestuur, bij ontstentenis van de voorzitter, in voorkomend geval, door de ondervoorzitter of bij ontstentenis van zowel de voorzitter als de ondervoorzitter, door de oudste aanwezige bestuurder.
Art. 31. Stemmen
Als het totale aantal stemmen verbonden aan de aandelen van de gemeenten en OCMW’s 50% of minder dan het totale aantal stemmen verbonden aan de aandelen van de woonmaatschappij bedraagt, wordt het totale aantal stemmen verbonden aan de aandelen van de gemeenten en OCMW’s vermeerderd tot 50% +1 van het totale aantal stemmen verbonden aan alle aandelen van de woonmaatschappij.
De stemverhouding tussen de gemeenten en OCMW’s onderling is vastgesteld bij of krachtens besluit van de Vlaamse Regering. Afspraken die tot doel of gevolg hebben dat van deze bepaling wordt afgeweken, zijn nietig.
VI. UITTREDING EN UITSLUITING LASTENS HET VENNOOTSCHAPSVERMOGEN
Art. 32. Uittreding
Een aandeelhouder heeft het recht uit te treden. Dit recht mag enkel worden uitgeoefend tijdens de eerste zes maanden van het boekjaar.
Art. 33. Uitsluiting
Een aandeelhouder kan om een wettige reden worden uitgesloten.
Art. 34. Scheidingsaandeel
De uittredende of uitgesloten aandeelhouder, of, in voorkomend geval, zijn rechtsopvolgers, hebben recht op een uitkering van een scheidingsaandeel overeenkomstig artikel 27, 3°.
VII. GESCHILLENREGELING
Art. 35. Geschillenregeling
Bij uittreding of uitsluiting ten gevolge van de toepassing van de geschillenregeling, vermeld in Deel 1, Boek 2, Titel 7, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, geldt de uitkeringsbeperking als bedoeld in artikel 27, 3°.
IX. ONTBINDING, VEREFFENING
Art. 36. Ontbinding en vereffening
Het vermogen van de ontbonden vennootschap gaat, na aanzuivering van het passief en de eventuele terugbetaling aan de aandeelhouders van hun inbreng overeenkomstig artikel 27, 3°, over op een door de Vlaamse Regering aangewezen woonmaatschappij.
BIJLAGE 11. ( 07/09/2023 - ... )
MODELSTATUTEN VAN EEN BESTAANDE SOCIALE HUISVESTINGSMAATSCHAPPIJ DIE EEN WOONMAATSCHAPPIJ WORDT
I. RECHTSVORM, NAAM, ZETEL, DUUR, DOEL EN VOORWERP
Artikel 1. Rechtsvorm, naam en zetel
.......................................................................................... (naam van de vennootschap) neemt de rechtsvorm van een besloten vennootschap aan. Zij is erkend als woonmaatschappij voor het werkingsgebied dat door de Vlaamse Regering wordt vastgesteld.
De zetel is gevestigd in het Vlaamse Gewest, binnen het werkingsgebied waarvoor de vennootschap erkend is als woonmaatschappij.
De vennootschap werd opgericht op ............. (datum).
Zij kan ontbonden worden bij beslissing van de algemene vergadering, krachtens de inzake statutenwijzigingen geldende regels en voorwaarden, en als gevolg van een door de Vlaamse Regering opgelegde verplichting tot fusie of intrekking van de erkenning.
Art. 2. Duur
De vennootschap is opgericht voor onbepaalde duur.
Art. 3. Doel en voorwerp
De vennootschap heeft als hoofdzakelijk doel in het algemeen belang bij te dragen aan het recht op menswaardig wonen en de uitvoering van het Vlaamse woonbeleid.
De woonmaatschappijen zijn de bevoorrechte uitvoerders van de missie van het Vlaams woonbeleid inzake de realisatie van een sociaal woonaanbod.
De vennootschap heeft de volgende activiteiten als voorwerp :
1° het verbeteren van de woonvoorwaarden van de woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden, vooral de meest behoeftige onder hen, door te zorgen voor een voldoende aanbod van sociale huurwoningen of sociale koopwoningen, eventueel met inbegrip van gemeenschappelijke voorzieningen, met aandacht voor hun integratie in de lokale woonstructuur;
2° het bijdragen tot de herwaardering van het woningbestand, door ongeschikte woningen of ongeschikte gebouwen te renoveren, te verbeteren en aan te passen of ze zo nodig te slopen en te vervangen;
3° het verwerven van gronden en panden voor de realisatie van sociale woonprojecten en het ter beschikking stellen van sociale kavels;
4° het huren of in erfpacht nemen van woningen of kamers op de private huurmarkt om kwaliteitsvolle woningen of kamers te verhuren aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden tegen een redelijke huurprijs en met aandacht voor het bieden van woonzekerheid;
5° het begeleiden van sociale huurders om hen vertrouwd te maken met hun rechten en plichten als huurder;
6° het verruimen van het sociaal woonaanbod door de kandidaat-verhuurders en de verhuurders te begeleiden en te ondersteunen om de woningkwaliteit te verzekeren conform de daartoe vastgestelde normen;
7° het samenwerken en overleggen met lokale besturen en woon- en welzijnsactoren, en, indien wenselijk, het nemen van initiatieven om samenwerkingsverbanden op te zetten.
Een gedeelte van de sociale huurwoningen moet aangepast zijn aan de behoeften van grote gezinnen, bejaarden en personen met een handicap.
De vennootschap dient voldoende actief te zijn in de gemeenten die behoren tot haar werkingsgebied.
De vennootschap draagt in voldoende mate bij aan het bereiken van het bindend sociaal objectief van de gemeenten die behoren tot haar werkingsgebied, tenzij ze aantoont dat er externe factoren zijn die verantwoorden waarom het objectief niet wordt bereikt.
De vennootschap kan een woonaanbod verwerven, verwezenlijken en vervreemden en niet-residentiële ruimten verwerven, realiseren, verhuren en verkopen onder de voorwaarden vastgesteld in de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en eventueel nader geregeld door de Vlaamse Regering.
Na voorafgaande goedkeuring door de Vlaamse Regering of krachtens een besluit van de Vlaamse Regering, kan de vennootschap rechtstreeks of onrechtstreeks belangen nemen in rechtspersonen waarvan de activiteiten in overeenstemming zijn met haar doel en voorwerp.
Art. 4. Diverse verplichtingen
De vennootschap verbindt zich in haar hoedanigheid van een door de Vlaamse Regering erkende woonmaatschappij ten minste tot:
1° de naleving van de verplichtingen en de uitvoering van de opdrachten die haar wettelijk worden opgelegd of waartoe zij zich contractueel heeft verbonden;
2° de naleving van de geldende beperkingen inzake de vermogensvoordelen die zij aan haar aandeelhouders, bestuurders of andere mandatarissen kan toekennen;
3° de aanvaarding van het toezicht zoals geregeld door de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en de besluiten ter uitvoering ervan;
4° het aannemen van de door de Vlaamse Regering opgestelde modelstatuten en de onmiddellijke aanpassing van haar statuten aan elke latere wijziging die de Vlaamse Regering aan die modelstatuten zou aanbrengen, tenzij een afwijking hierop werd toegestaan door de bevoegde minister;
5° de aanvaarding van de procedure voor de beoordeling van de prestaties van de woonmaatschappij zoals bepaald door de Vlaamse Regering;
6° de aanstelling van een commissaris die wordt belast met de controles zoals bepaald in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;
7° het zorgen voor een behoorlijk systeem van interne controle;
8° het beheer door de VMSW van haar financiële middelen die niet noodzakelijk zijn voor de dagelijkse werking.
II. AANDEELHOUDERS, EIGEN VERMOGEN, INBRENGEN, AANDELEN
Art. 5. Aandeelhouders
De gemeenten en OCMW's die in het werkingsgebied van de vennootschap liggen en aandeelhouder zijn, dienen samen altijd over meer dan 50% van het totale aantal stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen te beschikken. De onderlinge verhouding van de stemrechten van de gemeenten en OCMW's is vastgesteld bij of krachtens besluit van de Vlaamse Regering.
Andere aandeelhouders dan het Vlaamse Gewest en de provincies, gemeenten en OCMW's die in het werkingsgebied van de vennootschap gelegen zijn, kunnen geen aandelen verwerven of op een andere wijze meer stemrechten verkrijgen. In afwijking daarvan kunnen bestaande aandeelhouders van sociale huisvestingsmaatschappijen aandelen verwerven in het kader van vennootschapsrechtelijke herstructureringsoperaties tussen die sociale huisvestingsmaatschappij en de vennootschap.
Aandelen mogen enkel worden overgedragen aan het Vlaamse Gewest en de provincies, gemeenten en OCMW's die in het werkingsgebied van de vennootschap gelegen zijn. Elke overdracht van aandelen wordt betekend aan de vennootschap.
Art. 6. Eigen vermogen en inbrengen
De vennootschap heeft ....... aandelen.
Art. 7. Storting van inbrengen
De inbrengen worden op een onbeschikbare eigenvermogensrekening geboekt.
Art. 8. Stortingsplicht
De aandeelhouders volstorten onmiddellijk 25 % van hun inbreng. Het saldo kan, naargelang van de behoeften van de vennootschap, door het bestuursorgaan opgevraagd worden.
Art. 9. Aandelen
Alle aandelen zijn op naam en hebben stemrecht.
De aandeelhouders kunnen een afschrift van de inschrijvingen in het aandelenregister die op hen betrekking hebben, opvragen. Het afschrift bevat de naam van de vennootschap waarbij de rechtsvorm is vermeld, de naam van de titularis, de datum van toetreding, het aantal aandelen waarvan hij houder is en de winst- en stemrechten die daaraan verbonden zijn. In chronologische volgorde worden eveneens de gedeeltelijke stortingen vermeld die door de aandeelhouder werden verricht tot volstorting van de omschreven aandelen.
Art. 10. Overdracht van aandelen
Aandelen kunnen vrij worden overgedragen aan andere aandeelhouders, voor zover de overdrachten in overeenstemming zijn met de Vlaamse Codex Wonen 2021.
Art. 11. Intekenrecht
De Vlaamse regering heeft het recht om bij de erkenning, fusie of omvorming van de vennootschap namens het Vlaamse Gewest in te tekenen op ten hoogste een aantal aandelen van de vennootschap dat maximaal recht geeft op een vierde van het totale aantal stemmen in de algemene vergadering.
De Vlaamse Regering kan slechts gebruik maken van haar recht zoals vermeld in het eerste lid, op voorwaarde dat de stemrechten van andere aandeelhouders dan het Vlaamse Gewest, de provincies, gemeenten en OCMW's die in het werkingsgebied van de vennootschap liggen daardoor verhoudingsgewijs ten opzichte van het totaal aantal stemrechten niet verminderen.
De gemeenten en OCMW's die in het werkingsgebied van de vennootschap liggen maar nog geen aandeelhouder zijn, hebben bij de erkenning van de vennootschap als woonmaatschappij of de wijziging van het werkingsgebied het recht in te tekenen op minstens één aandeel van de vennootschap, dat op eerste verzoek zal worden uitgegeven.
Art. 12. Beperkt vermogensvoordeel
De aandeelhouders mogen slechts een beperkt vermogensvoordeel nastreven.
III. BESTUUR
Art. 13. Collegiaal bestuursorgaan
§ 1. De vennootschap wordt bestuurd door een collegiaal bestuursorgaan, dat raad van bestuur wordt genoemd, bestaande uit ten hoogste ... (aantal) leden. De duur van hun mandaat wordt vastgesteld op ... (aantal, maximaal zes) jaar.
§ 2. De bestuurders worden door de algemene vergadering benoemd en afgezet.
§ 3. Het mandaat van bestuurder is onverenigbaar met de functie van directeur of ander personeelslid van de vennootschap.
Art. 14. Voordrachten
Ten hoogste één bestuurder wordt voorgedragen door de aandeelhouders andere dan het Vlaamse Gewest en de provincies, gemeenten en OCMW's die in het werkingsgebied van de woonmaatschappij liggen. De andere bestuurders worden voorgedragen door het Vlaamse Gewest, provincies, gemeenten en OCMW's die in het werkingsgebied van de woonmaatschappij liggen en die aandeelhouder zijn van de vennootschap.
Ten hoogste twee derden van de bestuurders heeft hetzelfde geslacht.
Art. 15. Bestuurder benoemd op voordracht van sociale huurders
Bovenop het aantal bestuurders bepaald in artikel 13, § 1 kan de algemene vergadering op voordracht van het bestuursorgaan na bindend advies van de sociale huurders één bestuurder benoemen.
Art. 16. Diverse samenstelling van het bestuursorgaan
De raad van bestuur is zodanig samengesteld dat voldoende expertise aanwezig is voor de verschillende activiteiten van de vennootschap, alsook een voldoende diversiteit in competenties en achtergrond. Bij de samenstelling van het bestuursorgaan, wordt rekening gehouden met de bekwaamheidsvereisten die de Vlaamse Regering vaststelt.
Art. 17. Vertegenwoordigers van lokale besturen
Bestuurders die hun mandaat vervullen als vertegenwoordiger van een provincie, een gemeente of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, worden gekozen uit de kandidaten die door die aandeelhouders in kwestie worden voorgedragen. Hun mandaat vervalt van ambtswege op verzoek van de aandeelhouder die hen heeft voorgedragen, aan de vennootschap betekend bij aangetekende brief.
Art. 18. Bevoegdheden
Binnen de perken van de statuten, is de raad van bestuur bevoegd voor alle aangelegenheden die niet voorbehouden zijn aan de algemene vergadering. De raad van bestuur beraadslaagt en beslist over alles wat de vennootschap aanbelangt.
Art. 19. Externe vertegenwoordiging
De vennootschap wordt jegens derden en in rechte als eiser of als verweerder vertegenwoordigd door twee bestuurders, samen handelend, of door een bestuurder en de directeur, samen handelend.
Binnen het kader van het dagelijks bestuur, is de vennootschap tevens geldig vertegenwoordigd door (een) gevolmachtigde(n) tot dit bestuur.
De vennootschap wordt bovendien rechtsgeldig verbonden door een bij bijzondere volmacht aangestelde vertegenwoordiger.
Art. 20. Dagelijks bestuur
De raad van bestuur kan het dagelijkse bestuur van de vennootschap, alsook de vertegenwoordiging van de vennootschap wat dat bestuur aangaat, opdragen aan een door het bestuursorgaan aangestelde directeur of aan een collegiaal orgaan van dagelijks bestuur dat uit meerdere personen bestaat, waaronder de door het bestuursorgaan aangestelde directeur.
Art. 21. Adviserende comités
De raad van bestuur, de met het dagelijks bestuur belaste directeur of het orgaan van dagelijks bestuur kunnen onder hun verantwoordelijkheid een of meer adviserende comités oprichten. Daarnaast kunnen het bestuursorgaan en het orgaan van dagelijks bestuur onder hun verantwoordelijkheid comités oprichten waaraan het één of meer bijzondere volmachten verleent.
Art. 22. Bezoldiging
Mandaten, opgenomen door niet-leden van het bestuursorgaan, in het orgaan van dagelijks bestuur en in de door het bestuursorgaan, door het orgaan van dagelijks bestuur of door de directeur opgerichte comités zijn onbezoldigd.
Art. 23. Intern reglement
De raad van bestuur stelt een intern reglement op.
Het intern reglement bevat een nadere regeling voor de toepassing van de statuten en de regeling van de zaken van de vennootschap in het algemeen, en kan aan de aandeelhouders of hun rechtverkrijgenden worden opgelegd voor zover dit in het belang van de vennootschap wordt geacht.
In het intern reglement wordt, in voorkomend geval, de samenstelling van het orgaan van dagelijks bestuur geregeld evenals de samenstelling, de opdracht en de wijze van besluitvorming van de comités bedoeld in artikel 21.
Het intern reglement bevat geen maatregelen die strijdig zijn met de wetten, decreten, de uitvoeringsbesluiten of de statuten.
In het intern reglement wordt opgenomen dat in geval van staking van stemmen de stem van de voorzitter doorslaggevend is. Bij geheime stemming wordt de beslissing bij staking van stemmen verworpen.
De laatst goedgekeurde versie van het intern reglement dateert van ... (datum). De raad van bestuur kan deze verwijzing naar de datum van de meest recente versie van het intern reglement eigenmachtig aanpassen en openbaar maken.
Het intern reglement en elke wijziging daarvan worden aan de aandeelhouders meegedeeld op de wijze bepaald in het Wetboek van Vennootschappen en verenigingen.
IV. JAARREKENING, JAARVERSLAG, RESERVEFONDS, DIVIDEND, UITKERINGSBEPERKINGEN
Art. 24. Jaarrekening
Elk jaar wordt de jaarrekening opgemaakt. Deze wordt samen met het jaarverslag als bedoeld in artikel 25 en het verslag van de commissaris aan de aandeelhouders meegedeeld op de wijze bepaald in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen .
Het boekjaar van de vennootschap gaat in op 1 januari en eindigt op 31 december van ieder jaar.
Art. 25. Jaarverslag
§ 1. De raad van bestuur stelt jaarlijks een verslag op waarin hij rekenschap geeft van zijn beleid. In dat verslag neemt de raad van bestuur, naast de gegevens vereist krachtens het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, ten minste de volgende gegevens op:
1° de wijze waarop de vennootschap toezicht heeft uitgeoefend op de naleving van de erkenningsvoorwaarden als woonmaatschappij;
2° de activiteiten die de vennootschap heeft verricht ter verwezenlijking van haar doel en haar voorwerp zoals bepaald in artikel 3 en de daarvoor ingezette middelen;
3° de verzoeken tot uittreding gedurende het voorgaande boekjaar. Daarbij worden ten minste de volgende gegevens vermeld:
a) het aantal uitgetreden aandeelhouders en de soort aandelen waarmee ze zijn uitgetreden;
b) het betaalde scheidingsaandeel en de eventuele andere modaliteiten;
c) het aantal geweigerde verzoeken en de reden daarvoor;
4° de rechtstreekse of onrechtstreekse participaties van de vennootschap en de bijdrage van die participaties aan de verwezenlijking van haar doel en voorwerp zoals bepaald in artikel 3;
5° de informatie bedoeld in artikel 27, 2° ;
6° enige andere bij of krachtens besluit van de Vlaamse Regering bepaalde rubrieken die ten minste dienen te worden opgenomen.
Art. 26. Bestemming van de winst en reserves
Na aftrek van de vorige verliezen wordt de winst van het boekjaar als volgt verdeeld:
1° aan de aandeelhouders kan, binnen de perken van hetgeen bepaald in artikel 27, een dividend worden uitgekeerd;
2° het resterende gedeelte van de winst wordt toegevoegd aan de reservefondsen
Art. 27. Uitkeringsbeperkingen
Aangezien de vennootschap er niet in hoofdzaak op is gericht om aan haar aandeelhouders een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel uit te keren of te bezorgen, houdt ze zich aan de volgende uitkeringsbeperkingen:
1° een vermogensvoordeel dat de vennootschap aan haar aandeelhouders uitkeert, in welke vorm ook, mag op straffe van nietigheid niet hoger zijn dan de rentevoet die vastgesteld wordt door de Koning ter uitvoering van de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor de Coöperatie, het Sociaal Ondernemerschap en de Landbouwonderneming, toegepast op de nominale waarde van de door de aandeelhouders werkelijk gestorte en nog niet terugbetaalde inbreng in het vermogen van de vennootschap, zoals geboekt op het ogenblik van de inbreng;
2° winstuitkering is alleen mogelijk op voorwaarde dat, bovenop de voorwaarde, vermeld in punt 1°, is voldaan aan de voorwaarde dat het bedrag van het maximaal uit te keren dividend aan de aandeelhouders alleen kan worden bepaald nadat een bedrag is bepaald dat de vennootschap voorbehoudt aan projecten of bestemmingen die nodig of geschikt zijn om haar voorwerp te verwezenlijken; de raad van bestuur brengt daarover jaarlijks een verslag uit, dat wordt opgenomen in het jaarverslag;
3° bij uittreding of uitsluiting, zowel ten laste van het vennootschapsvermogen als ten gevolge van de toepassing van de geschillenregeling, vermeld in Deel 1, Boek 2, Titel 7, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, ontvangt de uittredende of uitgesloten aandeelhouder maximum de nominale waarde van zijn werkelijke gestorte en nog niet terugbetaalde inbreng in het vermogen van de vennootschap, zoals geboekt op het ogenblik van de inbreng;
4° bij vereffening van de vennootschap gaat het vermogen dat overblijft na de aanzuivering van het passief en desgevallend de terugbetaling aan de aandeelhouders van de nominale waarde van hun werkelijke gestorte en nog niet terugbetaalde inbreng in het vermogen van de woonmaatschappij zoals geboekt op het ogenblik van de inbreng, over op een door de Vlaamse Regering aangewezen woonmaatschappij.
Art. 28. Aanwending van opbrengsten van deelnemingen
De vennootschap wendt de netto-opbrengst van deelnemingen aan in het kader van haar opdrachten, vermeld in de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
V. ALGEMENE VERGADERING
Art. 29. Samenstelling algemene vergadering en jaarlijkse bijeenkomst
De algemene vergadering bestaat uit alle aandeelhouders.
Zij komt minstens éénmaal per jaar bijeen, binnen zes maanden volgende op het afsluiten van de rekeningen, in ................. (plaats), op ................ (datum) om ............... (uur).
De raad van bestuur en in voorkomend geval de commissaris roep(t)(en) de algemene vergaderingen, bijeen.
Art. 30. De algemene vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter van de raad van bestuur, bij ontstentenis van de voorzitter, in voorkomend geval, door de ondervoorzitter of bij ontstentenis van zowel de voorzitter als de ondervoorzitter, door de oudste aanwezige bestuurder.
Art. 31 Stemmen
Als het totale aantal stemmen verbonden aan de aandelen van de gemeenten en OCMW’s die in het werkingsgebied van de woonmaatschappij liggen, 50% of minder dan het totale aantal stemmen verbonden aan de aandelen van de woonmaatschappij bedraagt, wordt het totale aantal stemmen verbonden aan de aandelen van die gemeenten en OCMW’s vermeerderd tot 50% + 1 van het totale aantal stemmen verbonden aan alle aandelen van de woonmaatschappij.
De stemverhouding tussen de gemeenten en OCMW’s die liggen in het werkingsgebied van de woonmaatschappij, is onderling vastgesteld bij of krachtens besluit van de Vlaamse Regering. Afspraken die tot doel of gevolg hebben dat van deze bepaling wordt afgeweken, zijn nietig.
Andere aandeelhouders dan het Vlaamse Gewest en de provincies, gemeenten en OCMW’s die in het werkingsgebied van de woonmaatschappij liggen, nemen niet deel aan de stemming in de algemene vergadering van de vennootschap met meer dan een tiende van het aantal aanwezige of vertegenwoordigde stemmen.
Andere aandeelhouders dan gemeenten en OCMW’s die in het werkingsgebied van de woonmaatschappij liggen, mogen gezamenlijk alleen aan de stemming in de algemene vergadering deelnemen met maximaal de stemmen die noodzakelijk zijn voor de vereiste meerderheid min één. Bij de stemming wordt rekening gehouden met gedeelten van stemmen, tot twee cijfers na de komma. Gedeelten van stemmen behouden hun fractiewaarde en geven geen aanleiding tot een afronding tot een volle stem.
VI. UITTREDING EN UITSLUITING LASTENS HET VENNOOTSCHAPSVERMOGEN
Art. 32. Uittreding
Een aandeelhouder heeft het recht uit te treden. Dit recht mag enkel worden uitgeoefend tijdens de eerste zes maanden van het boekjaar.
Art. 33. Uitsluiting
Een aandeelhouder kan om een wettige reden worden uitgesloten.
Art. 34. Scheidingsaandeel
De uittredende of uitgesloten aandeelhouder, of, in voorkomend geval, zijn rechtsopvolgers, hebben recht op een uitkering van een scheidingsaandeel overeenkomstig artikel 27, 3°.
VII. GESCHILLENREGELING
Art. 35. Geschillenregeling
Bij uittreding of uitsluiting ten gevolge van de toepassing van de geschillenregeling, vermeld in Deel 1, Boek 2, Titel 7, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, geldt de uitkeringsbeperking als bedoeld in artikel 27, 3°.
IX. ONTBINDING, VEREFFENING
Art. 36. Ontbinding en vereffening
Het vermogen van de ontbonden vennootschap gaat, na aanzuivering van het passief en de eventuele terugbetaling aan de aandeelhouders van hun inbreng overeenkomstig artikel 27, 3°, over op een door de Vlaamse Regering aangewezen woonmaatschappij.
BIJLAGE 12. ( 18/04/2022 - ... )
Reglement over de verkoop van niet-residentiële ruimten
Artikel. 1 Niet-residentiële ruimten kunnen in een sociaal woonproject opgenomen worden om multifunctionele wijken en buurten te creëren. De niet-residentiële ruimten moeten vanaf de opmaak van het voorontwerp in het project opgenomen worden. Die opname moet verantwoord worden.
Art. 2. De oprichting van niet-residentiële ruimten die geen garages zijn, kan in geen enkel geval gefinancierd worden met de investeringskredieten, vermeld in artikel 2.21 en 2.22 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Art. 3. De koper van een niet-residentiële ruimte hoeft geen natuurlijke persoon te zijn. Hij is niet onderworpen aan voorwaarden inzake inkomen of bezit.
Art. 4. Niet-residentiële ruimten die oorspronkelijk voor de verkoop bestemd zijn, kunnen alleen openbaar verkocht worden en kunnen worden toegewezen aan de hoogste bieder, ook al levert dat niet de venale waarde op. Als de openbare verkoop niet de venale waarde oplevert of de kosten van een openbare verkoop niet in verhouding staan tot de venale waarde, kan er onderhands verkocht worden volgens de procedure van een bieding onder gesloten envelop, op voorwaarde dat er voldoende publiciteit aan gegeven wordt.
De koper betaalt de kosten, vermeld in artikel 1, tweede lid, van bijlage 9.
Art. 5. Niet-residentiële ruimten die oorspronkelijk bestemd zijn voor verhuring, en die verhuurd zijn, kunnen, als ze minstens vijftien jaar als te verhuren niet-residentiële ruimte beschikbaar zijn gesteld, onderhands verkocht worden aan de huurder die ten minste vijf jaar ononderbroken de ruimte heeft gehuurd.
De verkoopprijs van de niet-residentiële ruimten, vermeld in het eerste lid, is gelijk aan de venale waarde. De koper betaalt in voorkomend geval alle kosten, vermeld in artikel 1, tweede lid, van bijlage 9.
Art. 6. Leegstaande niet-residentiële ruimten die oorspronkelijk bestemd zijn voor verhuring, moeten openbaar verkocht worden en kunnen worden toegewezen aan de hoogste bieder, ook al levert dat niet de venale waarde op. Als de openbare verkoop niet de venale waarde oplevert of de kosten van een openbare verkoop niet in verhouding staan tot de venale waarde, kan er onderhands verkocht worden volgens de procedure van een bieding onder gesloten envelop, op voorwaarde dat er voldoende publiciteit aan gegeven wordt.
De koper betaalt de kosten, vermeld in artikel 1, tweede lid, van bijlage 9.
Art. 7. In afwijking van artikel 4 en 6 kunnen garages ook onderhands worden verkocht aan eigenaars of huurders van sociale woningen.
Bij die onderhandse verkoop mag uitsluitend rekening gehouden worden met de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingeschreven in een kandidatenregister dat daarvoor bestemd is, en dat pas geopend is nadat er publiciteit gegeven is aan de onderhandse verkoop. De eigenaars en huurders van sociale woningen die nog geen garage in eigendom hebben, hebben voorrang. De verkoopprijs is gelijk aan de venale waarde. De koper betaalt in voorkomend geval alle kosten, vermeld in artikel 1, tweede lid, van bijlage 9.
BIJLAGE 13. ( 22/07/2024 - ... )
TYPEHOOFDHUUROVEREENKOMST 18 JAAR TUSSEN De ondergetekende(n): (Bij een of meer natuurlijke personen: schrap wat niet van toepassing is.) die (samen)wonen in en die verklaren gehuwd te zijn / ongehuwd te zijn / een verklaring van wettelijke samenwoning te hebben afgelegd / feitelijk samen te wonen (Bij een rechtspersoon: schrap wat niet van toepassing is.) naam rechtspersoon (volledige naam van de rechtspersoon): ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder het nummer met maatschappelijke zetel in hier rechtsgeldig vertegenwoordigd door die de functie vervult van hierna “verhuurder” te noemen EN woonmaatschappij (naam, adres, gemeente) ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder het nummer hier rechtsgeldig vertegenwoordigd door die de functie vervult van hierna “hoofdhuurder” te noemen zijn overeengekomen wat volgt: ALGEMENE BEPALING Deze hoofdhuurovereenkomst valt onder de toepassing van het Vlaams Woninghuurdecreet en van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, alsook van het gemeen huurrecht (artikel 1714 tot en met 1762bis van het Burgerlijk Wetboek). De onderhuurovereenkomst valt onder de toepassing van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en boek 6 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021. De verhuurder geeft aan de hoofdhuurder een woonhuis / appartement / studio / kamer in huur, hierna “goed” te noemen, dat ligt in (Schrap wat niet van toepassing is.) en dat als volgt wordt beschreven: De verhuurder verklaart op erewoord dat het goed niet het voorwerp uitmaakt van een herstelmaatregel in welke zin ook. Artikel 2. DUUR VAN DE HUUR De hoofdhuurovereenkomst wordt gesloten voor een termijn van 18 jaar, die begint op en eindigt op op voorwaarde dat minstens zes maanden voor de vervaldag een opzegging is betekend door een van de partijen met een aangetekende brief. a. OPZEGGINGSMOGELIJKHEDEN VAN DE HOOFDHUURDER Met toepassing van artikel 22, §2, van het Vlaams Woninghuurdecreet mag de hoofdhuurder geen einde stellen aan deze huurovereenkomst tijdens een periode van 15 jaar vanaf de aanvang ervan. De hoofdhuurder kan een einde stellen aan deze huurovereenkomst nadat een periode van 15 jaar verstreken is, op voorwaarde dat hij met een opzeggingstermijn van drie maanden een opzegging doet met een aangetekende brief. De opzeggingstermijn begint op de eerste dag van de maand nadat de opzegging is gedaan. b. UITSLUITING OPZEGMOGELIJKHEDEN VAN DE VERHUURDER Overeenkomstig artikel 17, §3, artikel 18, §3, en artikel 19, §2, van het Vlaams Woninghuurdecreet ziet de verhuurder af van de opzeggingsmogelijkheid, vermeld in artikel 17, artikel 18 en artikel 19 van het Vlaams Woninghuurdecreet. Artikel 3. BESTEMMING – ONDERHUUR Met toepassing van artikel 32 van het Vlaams Woninghuurdecreet en artikel 4.22, §2, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 in geval van een overname door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (artikel 4 van deze overeenkomst) geeft de verhuurder uitdrukkelijk de toestemming aan de hoofdhuurder om het gehuurde goed onder te verhuren aan onderhuurders om uitsluitend tot hoofdverblijfplaats van de onderhuurders te dienen, met respect voor én zonder afbreuk te doen aan de bepalingen, vermeld in deze huurovereenkomst. Als een van de onderhuurders buiten medeweten van de hoofdhuurder een deel van het goed dat hij huurt, voor zijn persoonlijke belastingaangifte als aftrekbare beroepskosten inbrengt, zodat de verhuurder daarvoor ongunstiger fiscaal belast wordt dan als het gehuurde goed volledig tot hoofdverblijfplaats van de onderhuurder dient, deelt hij dat onmiddellijk mee aan de hoofdhuurder, die de verhuurder dan vergoedt voor de eventuele hogere belasting. De hoofdhuurder is gemachtigd om, bij uitsluiting van derden, onder te verhuren aan personen die ingeschreven zijn in het centraal inschrijvingsregister, en die volgens de toewijzingsregels van de woonmaatschappij in aanmerking komen als onderhuurder. Alle fiscale gevolgen die voortvloeien uit de toepassing van de regelgeving die belastingen heft op leegstand, verwaarlozing of verkrotting, zijn ten laste van de huurder als de heffing te wijten is aan een handeling of een verzuim van de huurder. Artikel 4. OVERDRACHT VAN HUUR Met toepassing van artikel 4.53/3 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en artikel 31 van het Vlaams Woninghuurdecreet geeft de verhuurder zijn toestemming om deze huurovereenkomst over te dragen aan de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 4.53/3 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. De verhuurder geeft ook toestemming om deze huurovereenkomst na overname door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen opnieuw over te dragen aan een woonmaatschappij. De partijen verklaren uitdrukkelijk dat ze gewezen zijn op de inhoud van artikel 4.53/3 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Het voormelde artikel omschrijft de verplichte automatische contractoverdracht in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden. Artikel 5. HUURPRIJS De huurprijs bedraagt euro per maand, exclusief kosten en lasten. De huurprijs zal door de hoofdhuurder vóór de e van de maand in kwestie worden betaald op rekeningnummer van de verhuurder. De verhuurder verklaart dat de financiële gegoedheid van de hoofdhuurder en de stipte betaling van de huurprijs, de kosten en de lasten essentiële voorwaarden zijn om deze overeenkomst te kunnen sluiten. De hoofdhuurder erkent het essentiële karakter van de regelmatige en stipte betaling van de huurprijs. Artikel 6. INDEXATIE De huurprijs wordt één keer per jaar aan de kosten van levensonderhoud aangepast op basis van de schommelingen van het gezondheidsindexcijfer volgens de bepalingen van artikel 34 van het Vlaams Woninghuurdecreet. De huurprijs wordt op zijn vroegst op de verjaardag van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst jaarlijks aangepast. Het nieuwe indexcijfer is het gezondheidsindexcijfer van de maand die voorafgaat aan de verjaardag van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst. Het aanvangsindexcijfer is het gezondheidsindexcijfer van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de huurovereenkomst of de huurprijsherziening in werking is getreden. De aanpassing moet uitdrukkelijk door de belanghebbende partij worden gevraagd. Een laattijdig verzoek heeft een terugwerkende kracht van maximaal drie maanden. Artikel 7. HUURPRIJSHERZIENING §1. Bij het verstrijken van iedere driejarige periode kan de huurprijs worden herzien als de partijen dat overeenkomen tussen de negende en de zesde maand vóór de driejarige periode verstreken is. Als de huurder en de verhuurder niet tot een akkoord komen, hebben ze het recht om tussen de zesde en de derde maand vóór de driejarige periode verstreken is, aan de rechter een herziening van de huurprijs te vragen. De huurprijs kan worden herzien op grond van “nieuwe omstandigheden” als aangetoond wordt dat de normale huurwaarde daardoor met minstens 20% gestegen of gedaald is. De huurprijs kan ook naar omhoog worden herzien als de normale huurwaarde ten gevolge van werken op kosten van de verhuurder met minstens 10% gestegen is. Verbeteringswerken om de woning in overeenstemming te brengen met de elementaire vereisten, vermeld in de wetten en decreten, komen daarvoor evenwel niet in aanmerking. §2. Daarnaast kan de huurprijs op elk ogenblik worden herzien als voor het verhuurde goed energiebesparende investeringen zijn gedaan. Energiebesparende investeringen zijn investeringen die de energieprestatie van het goed, vermeld in artikel 1.1.3, 42/1°, van het Energiedecreet van 8 mei 2009, verbeteren. Als de huurder en de verhuurder niet tot een akkoord komen, hebben ze het recht om aan de rechter een herziening van de huurprijs te vragen. De huurprijs kan naar omhoog worden herzien als de normale huurwaarde ten gevolge van energiebesparende investeringen met minstens 10% gestegen is. Artikel 8. HUURWAARBORG De partijen komen overeen dat de hoofdhuurder geen waarborg verstrekt aan de verhuurder. Artikel 9. KOSTEN EN LASTEN De onroerende voorheffing voor het gehuurde onroerende goed kan niet ten laste van de hoofdhuurder worden gelegd. Het verbruik van water, elektriciteit, gas, tv-distributie, telefoon, internet en dergelijke, alsook de huur van de meters en toestellen zijn ten laste van de hoofdhuurder. Bij de aanvang van de huur en bij de beëindiging ervan zullen de meterstanden worden opgenomen. De hoofdhuurder betaalt aan de verhuurder een bijdrage voor de kosten en de lasten die de verhuurder voor rekening van de huurder maakt. Die kosten omvatten: De kosten worden als volgt aangerekend. (Schrap wat niet van toepassing is. Er is maar één optie mogelijk.) A. Vast bedrag Voor de aanrekening van de kosten en de lasten wordt een vast bedrag bepaald van euro, betaalbaar in vaste maandelijkse betalingen en betaalbaar met de huurbetaling. Iedere partij kan op elk moment aan de vrederechter een herziening van de vaste kosten vragen of een omzetting ervan in werkelijke kosten en lasten. Als de vrederechter de omzetting in werkelijke kosten en lasten uitspreekt, verbindt de verhuurder zich ertoe de kosten en lasten te beperken tot een redelijke hoogte. De huurder kan tegen een verhoging van de kosten en lasten bezwaar aantekenen bij de verhuurder binnen een maand nadat hij de jaarlijkse afrekening ontvangen heeft. Als de verhuurder en huurder niet tot een akkoord komen, kan de huurder binnen drie maanden nadat hij zijn bezwaar naar de verhuurder heeft gestuurd, aan de rechter vragen om de verhoging van de kosten te vernietigen of te verminderen. B. Maandelijkse provisie Voor de aanrekening van de kosten en de lasten wordt samen met de huurbetaling een maandelijks voorschot van euro betaald. Ieder jaar bezorgt de verhuurder aan de hoofdhuurder een afrekening van de werkelijke kosten en lasten met opgave van de rekeningposten en de gehanteerde verdeelsleutel. Naar aanleiding van de jaarlijkse afrekening bepaalt de verhuurder het saldo in het voordeel of het nadeel van de hoofdhuurder, alsook het nieuwe bedrag van het maandelijkse voorschot op basis van de werkelijke ontwikkeling van de uitgaven. De verhuurder verbindt zich ertoe de kosten en lasten te beperken tot redelijke hoogte. De huurder kan tegen een verhoging van de kosten en lasten bezwaar aantekenen bij de verhuurder binnen een maand nadat hij de jaarlijkse afrekening ontvangen heeft. Als de verhuurder en huurder niet tot een akkoord komen, kan de huurder binnen drie maanden nadat hij zijn bezwaar naar de verhuurder heeft gestuurd, aan de rechter vragen de verhoging van de kosten te vernietigen of te verminderen. Artikel 10. PLAATSBESCHRIJVING De plaatsbeschrijving wordt opgemaakt vóór de ingebruikneming of uiterlijk binnen een maand na de aanvang van de huurovereenkomst. Ze wordt bij de huurovereenkomst gevoegd. (Schrap wat niet van toepassing is. Er is maar één optie mogelijk.) A. De hoofdhuurder stelt de plaatsbeschrijving op, waarbij de verhuurder opmerkingen kan opnemen. B. Een deskundige maakt een gedetailleerde plaatsbeschrijving op, waarvan de kosten worden gedeeld. De plaatsbeschrijving wordt bij deze huurovereenkomst gevoegd en moet worden geregistreerd. Voor de opmaak van die plaatsbeschrijving wordt aangesteld. De hoofdhuurder is verplicht om het gehuurde goed bij het verstrijken van de huurovereenkomst terug te geven in dezelfde staat als bij de aanvang van de huur, rekening houdend met beschadigingen door overmacht en ouderdom ingevolge een normaal gebruik en de herstellingen waarvoor de verhuurder verantwoordelijk is. Behoudens afwijkend akkoord van de partijen wordt de plaatsbeschrijving bij vertrek opgemaakt op de laatste dag van de huur, die samenvalt met de ontruiming van het verhuurde goed. De partijen komen overeen dat de tellers voor nutsvoorzieningen niet worden afgesloten voor de uitgaande plaatsbeschrijving is opgemaakt. De partijen komen overeen dat de overhandiging van de sleutels, in welke vorm ook, en de opmaak van de uitgaande plaatsbeschrijving geen gedeeltelijke of gehele kwijting kunnen uitmaken. De verhuurder kan alleen kwijting geven als de hoofdhuurder heeft aangetoond dat alle verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst, zijn nageleefd (huurgelden, lasten, herinstaatstelling, enzovoort). Artikel 11. AUTHENTIEKE AKTE De partijen komen overeen deze huurovereenkomst voor de notaris te laten verlijden uiterlijk binnen vier maanden vanaf heden of vanaf het moment waarop de eventuele opschortende voorwaarden vervuld zijn. De partijen verklaren dat ze weten dat ze het recht hebben om hun eigen notaris te kiezen zonder dat het een verhoging van de kosten impliceert. De notaris van de hoofdhuurder is: De notaris van de verhuurder is: De partijen komen overeen de registratie van deze huurovereenkomst, vermeld in artikel 19, eerste lid, 3, a), van het Wetboek van Registratierechten, te laten uitvoeren door de notaris van de verhuurder. Alle kosten die verbonden zijn aan het verlijden van de authentieke akte en de registratie, zijn ten laste van de verhuurder. Artikel 12. ONDERHOUD EN HERSTELLINGEN De verhuurder moet de woning in goede staat leveren. Het gehuurde goed moet beantwoorden aan de elementaire vereisten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid, zoals wettelijk en decretaal verankerd. De verhuurder verbindt zich ertoe om alle herstellingen die krachtens het Vlaams Woninghuurdecreet ten laste van de verhuurder zijn, uit te voeren. Op straffe van schadevergoeding brengt de hoofdhuurder de verhuurder onmiddellijk per brief of per mail op de hoogte van elk schadegeval waarvan de herstelling ten laste van de verhuurder is. Als de verhuurder in gebreke blijft de nodige herstellingen of het nodige onderhoud te doen, is de hoofdhuurder, nadat hij een aangetekende zending verstuurd heeft die binnen een maand zonder gevolg bleef, gerechtigd om die herstellingen of dat onderhoud op kosten van de verhuurder te laten uitvoeren. De hoofdhuurder verbindt zich ertoe om de verhuurde woning goed te onderhouden en ze op het einde van de huurovereenkomst terug te geven in de staat die is beschreven in de ingaande plaatsbeschrijving, behoudens overmacht of ouderdom. De hoofdhuurder verbindt zich ertoe om alle herstellingen die krachtens het Vlaams Woninghuurdecreet ten laste van de hoofdhuurder zijn, uit te voeren. Hij voert ook de andere herstellingen uit als die zijn veroorzaakt door zijn eigen fout, de fout van de onderhuurder of de fout van een andere persoon, een dier of een zaak waarvoor hij of de onderhuurder instaat. Als de hoofdhuurder in gebreke blijft de nodige herstellingen of onderhoud te doen, is de verhuurder, nadat hij een aangetekende zending verstuurd heeft die binnen een maand zonder gevolg bleef, gerechtigd om die herstellingen of dat onderhoud op kosten van de hoofdhuurder te laten uitvoeren, onverminderd het recht van de hoofdhuurder om zich te wenden tot de onderhuurder op wie de kosten verhaald kunnen worden. Artikel 13. VERZEKERINGEN De hoofdhuurder verbindt zich ertoe om gedurende de hele huurtermijn, voor de volledige waarde van het verhuurde goed, zijn huurdersaansprakelijkheid tegenover de eigenaar en tegenover derden te verzekeren, onder meer voor de risico’s van burgerlijke aansprakelijkheid, brand en bijkomende risico’s (gevolgschade), ontploffing, storm-, hagel- en waterschade en blikseminslag, met inbegrip van opruimings-, afbraak-, reddings- en behoudskosten. Op verzoek van de verhuurder levert hij het bewijs van de verzekering, alsook van de betaling van de laatste vervallen premie. De verhuurder verzekert op zijn beurt het goed tegen brand en bijkomende risico’s (gevolgschade), ontploffing, storm- en waterschade en blikseminslag. Hij neemt ook een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid en een verzekering tegen verhaal van derden. De hoofdhuurder wordt er uitdrukkelijk op gewezen dat dit hem niet ontslaat van zijn verplichting, vermeld in het eerste lid van dit artikel. Iedere huurder, onderhuurder of gebruiker die door de aard van zijn activiteiten het risico verhoogt, moet de eventuele verhoging van de verzekeringspremie betalen. Artikel 14. VERANDERINGEN AAN HET GEHUURDE GOED Noch de hoofdhuurder, noch de onderhuurder mag niet-wegneembare veranderingen aanbrengen aan het gehuurde goed zonder de voorafgaande en schriftelijke toelating van de verhuurder of de toelating van de rechter. Als de hoofdhuurder of de onderhuurder het goed toch wijzigt zonder dat hij die toelating heeft verkregen, mag de verhuurder op het einde van de huur het goed aanvaarden in zijn nieuwe staat zonder dat hij een vergoeding verschuldigd is aan de hoofdhuurder of onderhuurder. De verhuurder kan ook onmiddellijk van de hoofdhuurder eisen dat hij het goed opnieuw in zijn oorspronkelijke staat herstelt op zijn eigen kosten. (Schrap wat niet van toepassing is. Er is maar één optie mogelijk.) A. Als er veranderingen zijn uitgevoerd met de toelating van de verhuurder, komen ze op het einde van de huur van rechtswege toe aan de verhuurder. Hij hoeft daarvoor geen vergoeding te betalen. Als de partijen dat noodzakelijk achten, moet de hoofdhuurder een verzekering afsluiten voor de geplande werkzaamheden. Als de werken worden uitgevoerd door de onderhuurder, kan die verplicht worden daarvoor een verzekering af te sluiten. De verhuurder kan in dat geval altijd een bewijs vragen van de verzekering die de aansprakelijkheid van de huurder en de verhuurder dekt. B. Als er veranderingen zijn uitgevoerd met de toelating van de verhuurder, worden ze door de verhuurder op het einde van de huur overgenomen tegen vergoeding van de materialen en het werk, rekening houdend met de ouderdom en de staat waarin het goed zich bevindt. Als er voor de werken een postinterventiedossier vereist is, verbindt de hoofdhuurder zich ertoe om alle verplichtingen en kosten op zich te nemen en de verhuurder een exemplaar ervan te overhandigen nadat de werken voltooid zijn. Als er voor het gehuurde goed al een postinterventiedossier is opgemaakt, zal de verhuurder de hoofdhuurder een exemplaar ervan overhandigen op zijn eerste verzoek. Artikel 15. AANPLAKKING – BEZOEK Op het einde van de huurovereenkomst of in geval van verkoop van het verhuurde goed laten de hoofd- en onderhuurder toe dat er plakbrieven worden aangebracht op de meest zichtbare plaatsen. Tijdens de laatste drie maanden van de huurovereenkomst of in geval van verkoop staan de voormelde huurders toe dat het gehuurde goed wordt bezichtigd door kandidaat-huurders, respectievelijk kandidaat-kopers, twee keer per week gedurende drie opeenvolgende uren, die in overleg te bepalen zijn. Gedurende de hele looptijd van de huurovereenkomst mag de verhuurder of zijn afgevaardigde het goed na afspraak met de hoofd- en onderhuurder bezichtigen. Artikel 16. ONTEIGENING In geval van onteigening om reden van openbaar nut verzaakt de hoofdhuurder aan ieder verhaal tegen de verhuurder en laat hij zijn rechten alleen gelden tegenover de onteigenende overheid, zonder dat de schadevergoeding voor de verhuurder vermindert. Artikel 17. GESCHILLEN Alle geschillen waartoe dit contract aanleiding zou kunnen geven, vallen onder de uitsluitende bevoegdheid van de rechter van de plaats waar het gehuurde goed ligt. De partijen komen overeen dat op deze overeenkomst het Belgische recht van toepassing is. Artikel 18. PRIVACY De persoonsgegevens die verzameld worden, worden opgenomen in de bestanden van de hoofdhuurder in zijn hoedanigheid als woonmaatschappij en van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen. De gegevens worden uitsluitend verwerkt om de efficiënte en correcte samenstelling van het dossier van eigenaars mogelijk te maken. De gegevens kunnen – na toestemming van de verhuurder – door de woonmaatschappij worden geregistreerd in de applicatie van de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel) om na te gaan of de eigenaar in aanmerking komt voor een verlaagd tarief voor zijn onroerende voorheffing. Als de verhuurder zijn identiteit aantoont en als hij daarvoor een schriftelijk verzoek indient, heeft hij in het kader van de verwerking van persoonsgegevens binnen een termijn van dertig dagen of langer, als dat noodzakelijk is, op grond van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) recht op de uitoefening van zijn privacyrechten. De rechten van de verhuurder bestaan uit een verzoek om inzage en kopie, verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming, een bezwaar tegen de verwerking en een verzoek tot overdraagbaarheid van de eigen persoonsgegevens. Artikel 19. NIETIGHEIDSCLAUSULE Als een bepaling van dit contract nietig zou zijn, blijven de overige bepalingen onverminderd van toepassing. De partijen verbinden zich ertoe om, in voorkomend geval, te zoeken naar een bepaling die de nietige vervangt en die zo goed mogelijk overeenstemt met hun oorspronkelijke bedoeling. Artikel 20. BIJLAGEN Bij deze huurovereenkomst moeten de volgende documenten gevoegd worden die door de partijen zijn ondertekend: De bijlagen worden samen met de huurovereenkomst ondertekend om er integraal deel van uit te maken. Informatie over de huurrelatie tussen de verhuurder en hoofdhuurder is opgenomen in de vulgariserende toelichting die is opgesteld op basis van artikel 10 van het Vlaams Woninghuurdecreet en die is opgenomen op www.vlaanderen.be/bouwen-wonen-en-energie/huren-en-verhuren. Artikel 21. ENERGIEPRESTATIECERTIFICAAT (Schrap wat niet van toepassing is. Er is maar één optie mogelijk. A. De verhuurder verklaart dat hij aan de hoofdhuurder een kopie van het energieprestatiecertificaat (EPC) voor het verhuurde goed heeft overhandigd. Het energieprestatiecertificaat is opgemaakt door B. Als er voor het gehuurde goed een energieprestatiecertificaat (EPC) moet worden aangevraagd, zijn de kosten daarvan voor de verhuurder. De verhuurder bezorgt de hoofdhuurder uiterlijk bij het verlijden van de akte een kopie van het energieprestatiecertificaat. Als de woning nog niet is opgeleverd, zal de verhuurder uiterlijk één maand na de oplevering van de woning een kopie van het energieprestatiecertificaat bezorgen. Artikel 22. RUIMTELIJKE ORDENING De verhuurder verklaart dat de meest recente stedenbouwkundige bestemming voor het goed is: (weergegeven volgens het plannenregister of volgens de benamingen uit de plannen van aanleg) De verhuurder verklaart dat er voor het goed een stedenbouwkundige vergunning is uitgereikt voor (opstal specificeren) Overeenkomstig de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening verklaart de hoofdhuurder dat hij uitdrukkelijk gewezen is op de inhoud van artikel 4.2.1 van die codex. Het voormelde artikel omschrijft de vergunningsplichtige handelingen. De verhuurder verklaart dat het as-builtattest dat voor de overdracht verplicht is: (Schrap wat niet van toepassing is. Er is maar één optie mogelijk.) Artikel 23. VLAAMS ONROERENDERFGOEDDECREET VAN 12 JULI 2013 (Schrap wat niet van toepassing is. Er is maar één optie mogelijk.) A. De verhuurder verklaart dat het onroerend goed niet beschermd is als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. B. De verhuurder verklaart dat het onroerend goed beschermd is als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 onder de vastgestelde inventaris en dat de rechtsgevolgen die verbonden zijn aan het beschermingsstatuut, omschreven zijn in hoofdstuk 6 van het voormelde decreet, waarvan de hoofdhuurder verklaart kennis te hebben. Artikel 24. AANVULLENDE BEPALINGEN De partijen kunnen de typehuurovereenkomst verder aanvullen als de aanvullende bepalingen niet in strijd zijn met deze typehuurovereenkomst of met dwingende én aanvullende bepalingen van de wetgeving waarvan melding wordt gemaakt in de algemene bepaling van deze overeenkomst. De in deze huurovereenkomst voorkomende bepalingen die daarmee strijdig zijn, worden voor niet geschreven gehouden. HANDTEKENINGENPAGINA Opgemaakt in exemplaren in op Elke partij verklaart dat ze één exemplaar heeft ontvangen. Het laatste exemplaar is bestemd voor de registratie. De verhuurder, De hoofdhuurder, (Gelezen en goedgekeurd) (Gelezen en goedgekeurd)
geboren op
in
met rijksregisternummer
geboren op
in
met rijksregisternummer
Artikel 1. VOORWERP VAN HUUR
Bij het gebruik van een of meer ruimten of voorzieningen gelden de volgende regels:
De aangepaste huurprijs mag niet hoger zijn dan het bedrag dat verkregen wordt door de volgende formule toe te passen:
De basishuurprijs is de huurprijs, vermeld in artikel 5.
De plaatsbeschrijving wordt tegensprekelijk door ondertekening door beide partijen.
Als er geen akkoord is, kan de rechter een deskundige aanwijzen die een plaatsbeschrijving opmaakt. Elke partij draagt de helft van de kosten van die plaatsbeschrijving.
De plaatsbeschrijving wordt bij deze huurovereenkomst gevoegd en moet worden geregistreerd.
De hoofdhuurder zal ook op het einde van de huur een plaatsbeschrijving opstellen, waarbij de verhuurder opmerkingen kan laten opnemen.
De plaatsbeschrijving wordt tegensprekelijk door ondertekening door beide partijen.
Als er geen akkoord is, kan de rechter een deskundige aanwijzen die een plaatsbeschrijving opmaakt. Elke partij draagt de helft van de kosten van die plaatsbeschrijving.
De deskundige of een andere deskundige die de partijen hebben aangewezen, zal ook op het einde van de huur de plaatsbeschrijving opstellen. De kosten daarvan worden gedeeld.
De partijen verbinden zich ertoe aanwezig te zijn bij de opmaak van de plaatsbeschrijving, die ze aldus onherroepelijk tegensprekelijk achten.
a) de plaatsbeschrijving, vermeld in artikel 10 van deze overeenkomst, als die al opgemaakt is;
b) het aankoopbewijs of plaatsingsbewijs van de rookmelders in het gehuurde goed.
in zijn hoedanigheid van
op (datum)
en vermeldt een kerngetal van kWh/m2jaar
Het energieprestatiecertificaat is minder dan tien jaar oud vanaf de datum van opmaak. De hoofdhuurder erkent dat hij een kopie van het energieprestatiecertificaat heeft ontvangen.
De verhuurder wijst de hoofdhuurder erop dat het energieprestatiecertificaat alleen adviezen en inlichtingen verstrekt en in geen geval de basis kan vormen om de kosten voor de aanbevolen aanpassingswerken te verhalen op de verhuurder.
De verhuurder wijst de hoofdhuurder erop dat het energieprestatiecertificaat alleen adviezen en inlichtingen verstrekt en in geen geval de basis kan vormen om de kosten voor de aanbevolen aanpassingswerken te verhalen op de verhuurder.
1. niet uitgereikt en gevalideerd is omdat deze bepaling nog niet in werking getreden is;
2. niet uitgereikt en gevalideerd is;
3. uitgereikt en gevalideerd is.
BIJLAGE 14. ( 22/07/2024 - ... )
TYPEHOOFDHUUROVEREENKOMST 9 - 18 JAAR TUSSEN De ondergetekende(n): geboren op: die (samen)wonen in: naam rechtspersoon: hierna “verhuurder” te noemen EN ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder het nummer: hierna “hoofdhuurder” te noemen zijn overeengekomen wat volgt: Deze hoofdhuurovereenkomst valt onder de toepassing van het Vlaams Woninghuurdecreet en de bepalingen van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, alsook van het gemeen huurrecht (artikel 1714 tot en met 1762bis van het Burgerlijk Wetboek). De onderhuurovereenkomst valt onder de toepassing van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en boek 6 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021. De verhuurder geeft aan de hoofdhuurder een woonhuis / appartement / studio / kamer (Schrap wat niet van toepassing is)in huur, hierna het “goed” te noemen, De verhuurder verklaart op erewoord dat het goed niet het voorwerp uitmaakt van een herstelmaatregel in welke zin ook. Artikel 2. DUUR VAN DE HUUR De hoofdhuurovereenkomst wordt gesloten voor een termijn van jaar (De duurtijd van de hoofdhuurovereenkomst is vrij te bepalen tussen de partijen, maar bedraagt minimaal 9 jaar en maximaal 18 jaar. a. OPZEGGINGSMOGELIJKHEDEN VAN DE HOOFDHUURDER De hoofdhuurder kan altijd, in afwijking van de voorgaande bepaling van deze overeenkomst, een einde stellen aan de lopende huurovereenkomst door een opzegging te doen met een aangetekende brief. Er geldt een opzeggingstermijn van drie maanden. De opzeggingstermijn begint de eerste dag van de maand nadat hij de opzegging heeft gedaan. Als de hoofdhuurovereenkomst door die opzegging eindigt tijdens het eerste, tweede of derde jaar, is de hoofdhuurder een vergoeding verschuldigd van respectievelijk drie maanden, twee maanden of één maand huur. b. OPZEGGING DOOR DE VERHUURDER VOOR PERSOONLIJK GEBRUIK c. OPZEGGING DOOR DE VERHUURDER WEGENS GRONDIGE RENOVATIEWERKEN d. OPZEGGING DOOR DE VERHUURDER ZONDER MOTIEF Artikel 3. BESTEMMING – ONDERHUUR Met toepassing van artikel 32 van het Vlaams Woninghuurdecreet en artikel 4.22, §2, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, in geval van een overname door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (artikel 4 van deze overeenkomst), geeft de verhuurder uitdrukkelijk de toestemming aan de hoofdhuurder om het gehuurde goed onder te verhuren aan onderhuurders om uitsluitend tot hoofdverblijfplaats van de onderhuurders te dienen, met respect voor én zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van deze huurovereenkomst. Als een van de onderhuurders buiten medeweten van de hoofdhuurder een deel van het goed dat hij huurt, voor zijn persoonlijke belastingaangifte als aftrekbare beroepskosten inbrengt, zodat de verhuurder daarvoor ongunstiger fiscaal belast wordt dan als het gehuurde goed volledig tot hoofdverblijfplaats van de onderhuurder dient, deelt hij dat onmiddellijk mee aan de hoofdhuurder, die de verhuurder dan vergoedt voor de eventuele hogere belasting.. De hoofdhuurder is gemachtigd om, bij uitsluiting van derden, onder te verhuren aan personen die ingeschreven zijn in het centraal inschrijvingsregister, en die volgens de toewijzingsregels van de woonmaatschappij in aanmerking komen als onderhuurder. Alle fiscale gevolgen die voortvloeien uit de toepassing van de regelgeving die belastingen heft op leegstand, verwaarlozing of verkrotting, zijn ten laste van de huurder als de heffing te wijten is aan een handeling of verzuim van de huurder. Artikel 4. OVERDRACHT VAN HUUR Met toepassing van artikel 4.53/3 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 en artikel 31 van het Vlaams Woninghuurdecreet geeft de verhuurder zijn toestemming om deze huurovereenkomst over te dragen aan de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 4.53/3 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. De verhuurder geeft ook zijn toestemming om deze huurovereenkomst na overname door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen opnieuw over te dragen aan een woonmaatschappij. De partijen verklaren dat ze uitdrukkelijk gewezen zijn op de inhoud van artikel 4.53/3 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Het voormelde artikel omschrijft de verplichte automatische contractoverdracht in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden. Artikel 5. HUURPRIJS De huurprijs bedraagt euro per maand, exclusief kosten en lasten. De huurprijs zal door de hoofdhuurder vóór de e van de maand in kwestie worden betaald op rekeningnummer van de verhuurder. De verhuurder verklaart dat de financiële gegoedheid van de hoofdhuurder en de stipte betaling van de huurprijs, de kosten en de lasten essentiële voorwaarden zijn om deze overeenkomst te kunnen sluiten. De hoofdhuurder erkent het essentiële karakter van de regelmatige en stipte betaling van de huurprijs. Artikel 6. INDEXATIE Artikel 7. HUURPRIJSHERZIENING §1. Bij het verstrijken van iedere driejarige periode kan de huurprijs worden herzien als de partijen dat overeenkomen tussen de negende en de zesde maand vóór de driejarige periode verstreken is. Als de huurder en de verhuurder niet tot een akkoord komen, hebben ze het recht om tussen de zesde en de derde maand vóór de driejarige periode verstreken is, aan de rechter een herziening van de huurprijs te vragen. De huurprijs kan worden herzien op grond van “nieuwe omstandigheden” als aangetoond wordt dat de normale huurwaarde daardoor met minstens 20% gestegen of gedaald is. De huurprijs kan ook naar omhoog worden herzien als de normale huurwaarde ten gevolge van werken op kosten van de verhuurder met minstens 10% gestegen is. Verbeteringswerken om de woning in overeenstemming te brengen met de minimale kwaliteitsvereisten, komen daarvoor evenwel niet in aanmerking. §2. Daarnaast kan de huurprijs op elk ogenblik worden herzien als voor het verhuurde goed energiebesparende investeringen zijn gedaan. Energiebesparende investeringen zijn investeringen die de energieprestatie van het goed, vermeld in artikel 1.1.3, 42/1°, van het Energiedecreet van 8 mei 2009, verbeteren. Als de huurder en de verhuurder niet tot een akkoord komen, hebben ze het recht om aan de rechter een herziening van de huurprijs te vragen. De huurprijs kan naar omhoog worden herzien als de normale huurwaarde ten gevolge van energiebesparende investeringen met minstens 10% gestegen is. Verbeteringswerken om de woning in overeenstemming te brengen met de minimale kwaliteitsvereisten, komen daarvoor evenwel niet in aanmerking. Artikel 8. HUURWAARBORG De partijen komen overeen dat de hoofdhuurder geen waarborg verstrekt aan de verhuurder. Artikel 9. KOSTEN EN LASTEN De onroerende voorheffing voor het gehuurde onroerende goed kan niet ten laste van de hoofdhuurder worden gelegd. Het verbruik van water, elektriciteit, gas, tv-distributie, telefoon, internet en dergelijke, alsook de huur van de meters en toestellen zijn ten laste van de hoofdhuurder. Bij de aanvang van de huur en bij de beëindiging ervan zullen de meterstanden worden opgenomen. De hoofdhuurder betaalt aan de verhuurder een bijdrage voor de kosten en de lasten die de verhuurder voor rekening van de huurder maakt. Die kosten omvatten: De kosten worden als volgt aangerekend: Artikel 10. PLAATSBESCHRIJVING De plaatsbeschrijving wordt opgemaakt vóór de ingebruikneming of uiterlijk binnen een maand na de aanvang van de huurovereenkomst. Ze wordt bij de huurovereenkomst gevoegd. Artikel 11. AUTHENTIEKE AKTE De partijen komen overeen deze huurovereenkomst voor de notaris te laten verlijden uiterlijk binnen vier maanden vanaf heden of vanaf het moment waarop de eventuele opschortende voorwaarden vervuld zijn. De partijen verklaren dat ze weten dat ze het recht hebben om hun eigen notaris te kiezen zonder dat het een verhoging van de kosten impliceert. De notaris van de hoofdhuurder is: De notaris van de verhuurder is: De partijen komen overeen de registratie van deze huurovereenkomst, vermeld in artikel 19, eerste lid, 3, a), van het Wetboek van Registratierechten, te laten uitvoeren door de notaris van de verhuurder. Alle kosten die verbonden zijn aan het verlijden van de authentieke akte en de registratie, zijn ten laste van de verhuurder. Artikel 12. ONDERHOUD EN HERSTELLINGEN De verhuurder moet de woning in goede staat leveren. Het gehuurde goed moet beantwoorden aan de elementaire vereisten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid, zoals wettelijk en decretaal verankerd. Dat kan worden aangetoond met een conformiteitsattest. De verhuurder verbindt zich ertoe om alle herstellingen die krachtens het Vlaams Woninghuurdecreet ten laste van de verhuurder zijn, uit te voeren. Op straffe van schadevergoeding brengt de hoofdhuurder de verhuurder onmiddellijk per brief of per mail op de hoogte van elk schadegeval waarvan de herstelling ten laste van de verhuurder is. Als de verhuurder in gebreke blijft de nodige herstellingen of het nodige onderhoud te doen, is de hoofdhuurder, nadat hij een aangetekende zending verstuurd heeft die binnen een maand zonder gevolg bleef, gerechtigd om die herstellingen of dat onderhoud op kosten van de verhuurder te laten uitvoeren. De hoofdhuurder verbindt zich ertoe om de verhuurde woning goed te onderhouden en ze op het einde van de huurovereenkomst terug te geven in de staat die is beschreven in de ingaande plaatsbeschrijving, behoudens overmacht of ouderdom.. De hoofdhuurder verbindt zich ertoe om alle herstellingen die krachtens het Vlaams Woninghuurdecreet ten laste van de hoofdhuurder zijn, uit te voeren. Hij voert ook de andere herstellingen uit als die zijn veroorzaakt door zijn eigen fout, de fout van de onderhuurder, of de fout van een andere persoon, een dier of een zaak waarvoor hij of de onderhuurder instaat. Als de hoofdhuurder in gebreke blijft de nodige herstellingen of het nodige onderhoud te doen, is de verhuurder, nadat hij een aangetekende brief verstuurd heeft die binnen een maand zonder gevolg bleef, gerechtigd om die herstellingen of dat onderhoud op kosten van de hoofdhuurder te laten uitvoeren, onverminderd het recht van de hoofdhuurder om zich te wenden tot de onderhuurder op wie de kosten verhaald kunnen worden. Artikel 13. VERZEKERINGEN De hoofdhuurder verbindt zich ertoe om gedurende de hele huurtermijn, voor de volledige waarde van het verhuurde goed, zijn huurdersaansprakelijkheid tegenover de eigenaar en tegenover derden te verzekeren, onder meer voor de risico’s van burgerlijke aansprakelijkheid, brand en bijkomende risico’s (gevolgschade), ontploffing, storm-, hagel- en waterschade en blikseminslag, met inbegrip van opruimings-, afbraak-, reddings- en behoudskosten. Op verzoek van de verhuurder levert hij het bewijs van de verzekering, alsook van de betaling van de laatste vervallen premie. De verhuurder verzekert op zijn beurt het goed tegen brand en bijkomende risico’s (gevolgschade), ontploffing, storm- en waterschade en blikseminslag. Hij neemt ook een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid en een verzekering tegen verhaal van derden. De hoofdhuurder wordt er uitdrukkelijk op gewezen dat dit hem niet ontslaat van zijn verplichting, vermeld in het eerste lid van dit artikel. Iedere huurder, onderhuurder of gebruiker die uit de aard van zijn activiteiten het risico verhoogt, moet de eventuele verhoging van de verzekeringspremie betalen. Artikel 14. VERANDERINGEN AAN HET GEHUURDE GOED Noch de hoofdhuurder, noch de onderhuurder mag niet-wegneembare veranderingen aanbrengen aan het gehuurde goed zonder de voorafgaande en schriftelijke toelating van de verhuurder of de toelating van de rechter. Als de hoofdhuurder of de onderhuurder het goed toch wijzigt zonder dat hij die toelating heeft verkregen, mag de verhuurder op het einde van de huur het goed aanvaarden in zijn nieuwe staat zonder dat hij een vergoeding verschuldigd is aan de hoofdhuurder of onderhuurder. De verhuurder kan ook onmiddellijk van de hoofdhuurder eisen dat hij het goed opnieuw in zijn oorspronkelijke staat herstelt op zijn eigen kosten. (Schrap wat niet van toepassing is. Er is maar één optie mogelijk.) Artikel 15. AANPLAKKING – BEZOEK Op het einde van de huurovereenkomst of in geval van verkoop van het verhuurde goed laten de hoofd- en onderhuurder toe dat er plakbrieven worden aangebracht op de meest zichtbare plaatsen. Tijdens de laatste drie maanden van de huurovereenkomst of in geval van verkoop staan de voormelde huurders toe dat het gehuurde goed wordt bezichtigd door kandidaat-huurders, respectievelijk kandidaat-kopers, twee keer per week gedurende drie opeenvolgende uren, die in overleg te bepalen zijn. Gedurende de hele looptijd van de huurovereenkomst mag de verhuurder of zijn afgevaardigde het goed na afspraak met de hoofd- en onderhuurder bezichtigen. Artikel 16. ONTEIGENING In geval van onteigening om reden van openbaar nut verzaakt de hoofdhuurder aan ieder verhaal tegen de verhuurder en laat hij zijn rechten alleen gelden tegenover de onteigenende overheid, zonder dat de schadevergoeding voor de verhuurder vermindert. Artikel 17. GESCHILLEN Alle geschillen waartoe dit contract aanleiding zou kunnen geven, vallen onder de uitsluitende bevoegdheid van de rechter van de plaats waar het gehuurde goed ligt. De partijen komen overeen dat op deze overeenkomst het Belgische recht van toepassing is. Artikel 18. PRIVACY De persoonsgegevens die verzameld worden, worden opgenomen in de bestanden van de hoofdhuurder in zijn hoedanigheid als woonmaatschappij en van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen. De gegevens worden uitsluitend verwerkt om de efficiënte en correcte samenstelling van het dossier van eigenaars mogelijk te maken. De gegevens kunnen – na toestemming van de verhuurder – door de woonmaatschappij worden geregistreerd in de applicatie van de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel) om na te gaan of de eigenaar in aanmerking komt voor een verlaagd tarief voor zijn onroerende voorheffing. Als de verhuurder zijn identiteit aantoont en als hij daarvoor een schriftelijk verzoek indient, heeft hij in het kader van de verwerking van persoonsgegevens binnen een termijn van dertig dagen of langer, als dat noodzakelijk is, op grond van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) recht op de uitoefening van zijn privacyrechten. De rechten van de verhuurder bestaan uit een verzoek om inzage en kopie, verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming, een bezwaar tegen de verwerking en een verzoek tot overdraagbaarheid van de eigen persoonsgegevens. Artikel 19. NIETIGHEIDSCLAUSULE Als een bepaling van dit contract nietig zou zijn, blijven de overige bepalingen onverminderd van toepassing. De partijen verbinden zich ertoe om, in voorkomend geval, te zoeken naar een bepaling die de nietige vervangt en die zo goed mogelijk overeenstemt met de oorspronkelijke bedoeling ervan. Artikel 20. BIJLAGEN Bij deze huurovereenkomst moeten de volgende documenten gevoegd worden die door de partijen zijn ondertekend: De bijlagen worden samen met de huurovereenkomst ondertekend om er integraal deel van uit te maken. Informatie over de huurrelatie tussen de verhuurder en hoofdhuurder wordt verstrekt in de vulgariserende toelichting die is opgesteld op basis van artikel 10 van het Vlaams Woninghuurdecreet en die is opgenomen op www.vlaanderen.be/bouwen-wonen-en-energie/huren-en-verhuren. Artikel 21. ENERGIEPRESTATIECERTIFICAAT (Schrap wat niet van toepassing is. Er is maar één optie mogelijk.) Artikel 22. RUIMTELIJKE ORDENING De verhuurder verklaart dat de meest recente stedenbouwkundige bestemming voor het goed is: De verhuurder verklaart dat er voor het goed een stedenbouwkundige vergunning is uitgereikt voor (opstal specificeren) Overeenkomstig de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening verklaart de hoofdhuurder dat hij uitdrukkelijk gewezen is op de inhoud van artikel 4.2.1 van die codex. Het voormelde artikel omschrijft de vergunningsplichtige handelingen. De verhuurder verklaart dat het as-builtattest dat voor de overdracht verplicht is: (Schrap wat niet van toepassing is. Er is maar één optie mogelijk.) Artikel 23. VLAAMS ONROERENDERFGOEDDECREET VAN 12 JULI 2013 (Schrap wat niet van toepassing is. Er is maar één optie mogelijk.) Artikel 24. AANVULLENDE BEPALINGEN De partijen kunnen de typehuurovereenkomst verder aanvullen als de aanvullende bepalingen niet in strijd zijn met deze typehuurovereenkomst of met dwingende én aanvullende bepalingen van de wetgeving waarvan melding wordt gemaakt in de algemene bepaling van deze overeenkomst. De in deze huurovereenkomst voorkomende bepalingen die daarmee strijdig zijn, worden voor niet geschreven gehouden. HANDTEKENINGENPAGINA Opgemaakt in exemplaren Elke partij verklaart dat ze één exemplaar heeft ontvangen. Het laatste exemplaar is bestemd voor de registratie. De verhuurder, De hoofdhuurder, (Gelezen en goedgekeurd) (Gelezen en goedgekeurd)
(Bij een of meer natuurlijke personen: schrap wat niet van toepassing is.)
in:
met rijksregisternummer:
geboren op:
in:
met rijksregisternummer:
die verklaren gehuwd te zijn / ongehuwd te zijn / een verklaring van wettelijke samenwoning te hebben afgelegd /feitelijk samen te wonen.
(Bij een rechtspersoon: schrap wat niet van toepassing is.)
ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder het nummer:
met maatschappelijke zetel in:
hier rechtsgeldig vertegenwoordigd door:
die de functie vervult van:
woonmaatschappij (naam, adres, gemeente):
hier rechtsgeldig vertegenwoordigd door:
die de functie vervult van:
ALGEMENE BEPALING
Artikel 1. VOORWERP VAN HUUR
dat ligt in:
en dat als volgt wordt beschreven:
Bij het gebruik van een of meer ruimten of voorzieningen gelden de volgende regels:
die begint op
en eindigt op
op voorwaarde dat minstens zes maanden voor de vervaldag een opzegging is betekend door een van de partijen met een aangetekende brief.
(Schrap wat niet van toepassing is. Er is maar één optie mogelijk.
A. De verhuurder mag deze huurovereenkomst op elk moment beëindigen als hij een opzegging doet met een aangetekende brief of bij deurwaardersexploot met een opzeggingstermijn van zes maanden om het goed persoonlijk en werkelijk te betrekken. Als de opzegging wordt gegeven om afstammelingen van de verhuurder, zijn aangenomen kinderen, zijn bloedverwanten in opgaande lijn, zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, zijn afstammelingen, bloedverwanten in opgaande lijn en aangenomen kinderen, zijn bloedverwanten in de zijlijn en de bloedverwanten in de zijlijn van zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner tot in de derde graad het goed persoonlijk en werkelijk te laten betrekken, kan de opzeggingstermijn niet verstrijken vóór het einde van de eerste driejarige periode vanaf de inwerkingtreding van de huurovereenkomst.
B. Overeenkomstig artikel 17, §3, van het Vlaams Woninghuurdecreet beperken partijen de mogelijkheid van het opzeggingsrecht voor de verhuurder als volgt:
C. Overeenkomstig artikel 17, §3 van het Vlaams Woninghuurdecreet ziet de verhuurder af van de opzeggingsmogelijkheid, vermeld in artikel 17 van het Vlaams Woninghuurdecreet.
(Schrap wat niet van toepassing is. Er is maar één optie mogelijk.
A. De verhuurder kan deze huurovereenkomst op elk moment beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden als hij het onroerend goed of een gedeelte ervan wil wederopbouwen, verbouwen of renoveren, onder de voorwaarden, vermeld in artikel 18 van het Vlaams Woninghuurdecreet. Als hij de huurovereenkomst opzegt tijdens de eerste driejarige periode, kan de opzeggingstermijn niet verstrijken vóór het einde van de eerste driejarige periode vanaf de inwerkingtreding van de huurovereenkomst.
B. Overeenkomstig artikel 18, §3, van het Vlaams Woninghuurdecreet beperken de partijen de mogelijkheid van het opzeggingsrecht voor verbouwingswerken voor de verhuurder als volgt:
C. Overeenkomstig artikel 18, §3, van het Vlaams Woninghuurdecreet ziet de verhuurder af van de opzeggingsmogelijkheid, vermeld in artikel 18 van het Vlaams Woninghuurdecreet.
(Schrap wat niet van toepassing is. Er is maar één optie mogelijk.)
A. De verhuurder heeft de mogelijkheid om deze huurovereenkomst te beëindigen bij het verstrijken van elke driejarige periode met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden. Hij zegt de huurovereenkomst op met een aangetekende brief of bij deurwaardersexploot. Er is een opzeggingsvergoeding verschuldigd van negen, zes of drie maanden huur naargelang de huurovereenkomst een einde neemt bij het verstrijken van de eerste dan wel de tweede dan wel elke volgende driejarige periode.
B. Overeenkomstig artikel 19, §2, van het Vlaams Woninghuurdecreet beperken de partijen de mogelijkheid van het ongemotiveerde opzeggingsrecht van de verhuurder, na betaling van de schadevergoeding, als volgt:
C. Overeenkomstig artikel 19, §2, van het Vlaams Woninghuurdecreet ziet de verhuurder af van de opzegginsmogelijkheid, vermeld in artikel 19 van het Vlaams Woninghuurdecreet.
(Schrap wat niet van toepassing is. De combinatie van A en C is ook mogelijk.
A. De huurprijs wordt één keer per jaar aan de kosten van levensonderhoud aangepast op basis van de schommelingen van het gezondheidsindexcijfer volgens de bepalingen van artikel 34 van het Vlaams Woninghuurdecreet.
De huurprijs wordt op zijn vroegst op de verjaardag van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst jaarlijks aangepast.
De aangepaste huurprijs mag niet hoger zijn dan het bedrag dat verkregen wordt door de volgende formule toe te passen:
basishuurprijs x nieuwe indexcijfer / aanvangsindexcijfer.
De basishuurprijs is de huurprijs, vermeld in artikel 5.
Het nieuwe indexcijfer is het gezondheidsindexcijfer van de maand die voorafgaat aan de verjaardag van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst.
Het aanvangsindexcijfer is het gezondheidsindexcijfer van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de huurovereenkomst of de huurprijsherziening in werking is getreden.
Deze aanpassing moet uitdrukkelijk door de belanghebbende partij worden gevraagd. Een laattijdig verzoek heeft een terugwerkende kracht van maximaal drie maanden.
B. De partijen sluiten uitdrukkelijk uit dat de huurprijs aangepast kan worden aan de kosten van levensonderhoud.
C. De partijen komen overeen dat …..
(Schrap wat niet van toepassing is. Er is maar één optie mogelijk.)
A. Vast bedrag
Voor de aanrekening van de kosten en de lasten wordt een vast bedrag bepaald van euro, betaalbaar in vaste maandelijkse betalingen en betaalbaar met de huurbetaling.
Iedere partij kan op elk moment aan de vrederechter een herziening van de vaste kosten vragen of een omzetting ervan in werkelijke kosten en lasten.
Als de vrederechter de omzetting in werkelijke kosten en lasten uitspreekt, verbindt de verhuurder zich ertoe de kosten en lasten te beperken tot redelijke hoogte. De huurder kan tegen een verhoging van de kosten en lasten bezwaar aantekenen bij de verhuurder binnen een maand nadat hij de jaarlijkse afrekening ontvangen heeft. Als de verhuurder en huurder niet tot een akkoord komen, kan de huurder binnen drie maanden nadat hij zijn bezwaar naar de verhuurder heeft gestuurd, de rechter vragen om de verhoging van de kosten te vernietigen of te verminderen.
B. Maandelijkse provisie
Voor de aanrekening van de kosten en de lasten wordt samen met de huurbetaling een maandelijks voorschot van euro betaald.
Ieder jaar bezorgt de verhuurder aan de hoofdhuurder een afrekening van de werkelijke kosten en lasten met opgave van de rekeningposten en de gehanteerde verdeelsleutel. Naar aanleiding van de jaarlijkse afrekening bepaalt de verhuurder het saldo in het voordeel of het nadeel van de hoofdhuurder, alsook het nieuwe bedrag van het maandelijkse voorschot op basis van de werkelijke ontwikkeling van de uitgaven.
De verhuurder verbindt zich ertoe de kosten en lasten te beperken tot redelijke hoogte. De huurder kan tegen een verhoging van de kosten en lasten bezwaar aantekenen bij de verhuurder binnen een maand nadat hij de jaarlijkse afrekening ontvangen heeft. Als de verhuurder en huurder niet tot een akkoord komen, kan de huurder binnen drie maanden nadat hij zijn bezwaar naar de verhuurder heeft gestuurd, aan de rechter vragen de verhoging van de kosten te vernietigen of te verminderen.
(Schrap wat niet van toepassing is. Er is maar één optie mogelijk.)
A. De hoofdhuurder stelt de plaatsbeschrijving op, waarbij de verhuurder opmerkingen kan opnemen.
De plaatsbeschrijving wordt tegensprekelijk door ondertekening door beide partijen.
Als er geen akkoord is, kan de rechter een deskundige aanwijzen die een plaatsbeschrijving opmaakt. Elke partij draagt de helft van de kosten van die plaatsbeschrijving.
De plaatsbeschrijving wordt bij de huurovereenkomst gevoegd en moet worden geregistreerd.
De hoofdhuurder zal ook op het einde van de huur een plaatsbeschrijving opstellen, waarbij de verhuurder opmerkingen kan opnemen.
De plaatsbeschrijving wordt tegensprekelijk door ondertekening door beide partijen.
Als er geen akkoord is, kan de rechter een deskundige aanwijzen die een plaatsbeschrijving opmaakt. Elke partij draagt de helft van de kosten van die plaatsbeschrijving.
B. Een deskundige maakt een gedetailleerde plaatsbeschrijving op, waarvan de kosten worden gedeeld. De plaatsbeschrijving wordt bij deze huurovereenkomst gevoegd en moet worden geregistreerd. Voor de opmaak van die plaatsbeschrijving wordt aangesteld.
De deskundige of een andere deskundige die de partijen hebben aangewezen, zal ook op het einde van de huur de plaatsbeschrijving opstellen, waarbij de kosten worden gedeeld.
De partijen verbinden zich ertoe aanwezig te zijn bij de opmaak van de plaatsbeschrijving, die ze aldus onherroepelijk tegensprekelijk achten.
De hoofdhuurder is verplicht om het gehuurde goed bij het verstrijken van de huurovereenkomst terug te geven in dezelfde staat als bij de aanvang van de huur, rekening houdend met beschadigingen door overmacht en ouderdom ingevolge een normaal gebruik en de herstellingen waarvoor de verhuurder verantwoordelijk is.
Behoudens afwijkend akkoord van de partijen wordt de plaatsbeschrijving bij vertrek opgemaakt op de laatste dag van de huur, die samenvalt met de ontruiming van het verhuurde goed.
De partijen komen overeen dat de tellers voor nutsvoorzieningen niet worden afgesloten voor de uitgaande plaatsbeschrijving wordt opgemaakt.
De partijen komen overeen dat de overhandiging van de sleutels, in welke vorm ook, en de opmaak van de uitgaande plaatsbeschrijving geen gedeeltelijke of gehele kwijting kunnen uitmaken. De verhuurder kan alleen kwijting geven als de hoofdhuurder heeft aangetoond dat alle verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst, zijn nageleefd (huurgelden, lasten, herinstaatstelling enzovoort).
(Alleen op te nemen als de huurovereenkomst een duurtijd van meer dan 9 jaar heeft.)
A. Als er veranderingen zijn uitgevoerd met de toelating van de verhuurder, komen ze op het einde van de huur van rechtswege toe aan de verhuurder. Hij hoeft daarvoor geen vergoeding te betalen. Als de partijen dat noodzakelijk achten, moet de hoofdhuurder zich ertoe verbinden om een verzekering af te sluiten voor de geplande werkzaamheden. Als de werken worden uitgevoerd door de onderhuurder, kan die verplicht worden daarvoor een verzekering af te sluiten. De verhuurder kan in dat geval altijd een bewijs vragen van de verzekering die de aansprakelijkheid van de huurder en de verhuurder dekt.
B. Als er veranderingen zijn uitgevoerd met de toelating van de verhuurder, worden ze door de verhuurder op het einde van de huur overgenomen tegen vergoeding van de materialen en het werk, rekening houdend met de ouderdom en de staat waarin het goed zich bevindt.
Als er voor de werken een postinterventiedossier vereist is, verbindt de hoofdhuurder zich ertoe om alle verplichtingen en kosten op zich te nemen en de verhuurder een exemplaar ervan te overhandigen nadat de werken voltooid zijn.
Als er voor het gehuurde goed al een postinterventiedossier is opgemaakt, zal de verhuurder de hoofdhuurder een exemplaar ervan overhandigen op zijn eerste verzoek.
a) de plaatsbeschrijving, vermeld in artikel 10 van deze overeenkomst, als die al opgemaakt is;
b) het aankoopbewijs of plaatsingsbewijs van de rookmelders in het gehuurde goed.
A. De verhuurder verklaart dat hij aan de hoofdhuurder een kopie van het energieprestatiecertificaat (EPC) voor het verhuurde goed heeft overhandigd. Het energieprestatiecertificaat is opgemaakt door
in zijn hoedanigheid van
op (datum) en vermeldt een kengetal van kWh/m²jaar.
Het energieprestatiecertificaat is minder dan tien jaar oud vanaf de datum van opmaak. De hoofdhuurder erkent dat hij een kopie van het energieprestatiecertificaat heeft ontvangen.
De verhuurder wijst de hoofdhuurder erop dat het energieprestatiecertificaat alleen adviezen en inlichtingen verstrekt en in geen geval de basis kan vormen om de kosten voor de aanbevolen aanpassingswerken op de verhuurder te verhalen.
B. Als er voor het gehuurde goed een energieprestatiecertificaat moet worden aangevraagd, zijn de kosten daarvan voor de verhuurder. De verhuurder bezorgt de hoofdhuurder uiterlijk bij het verlijden van de akte een kopie van het energieprestatiecertificaat. Als de woning nog niet is opgeleverd, zal de verhuurder uiterlijk één maand na de oplevering van de woning een kopie van het energieprestatiecertificaat bezorgen.
De verhuurder wijst de hoofdhuurder erop dat het energieprestatiecertificaat alleen adviezen en inlichtingen verstrekt en in geen geval de basis kan vormen om de kosten voor de aanbevolen aanpassingswerken te verhalen op de verhuurder.
(weergegeven volgens het plannenregister of volgens de benamingen uit de plannen van aanleg)
1. niet uitgereikt en gevalideerd is omdat deze bepaling nog niet in werking getreden is;
2. niet uitgereikt en gevalideerd is;
3. uitgereikt en gevalideerd is.
A. De verhuurder verklaart dat het onroerend goed niet beschermd is als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.
B. De verhuurder verklaart dat het onroerend goed beschermd is als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 onder de vastgestelde inventaris
en dat de rechtsgevolgen die verbonden zijn aan het beschermingsstatuut, omschreven zijn in hoofdstuk 6 van het voormelde decreet, waarvan de hoofdhuurder verklaart kennis te hebben.
in
op
BIJLAGE 15. ( 01/01/2021 - ... )
PPS-overeenkomst Tussen: 1 het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, voor wie de Vlaamse minister, bevoegd voor wonen, of zijn gemachtigde optreedt, waarvan het kabinet gevestigd is in [***adres], hierna de Vlaamse Regering te noemen, en 2 het Garantiefonds, vertegenwoordigd door de Vlaamse minister, bevoegd voor wonen, of zijn gemachtigde, waarvan de kantoren gevestigd zijn in [plaats***], hierna het Garantiefonds te noemen, en 3 de [***- naam van de lokale huisvestingsinstantie], waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is in [***-adres], ingeschreven in het [***-register der burgerlijke vennootschappen/onder het nummer ***-nummer] van [***-plaats], vertegenwoordigd door [***-naam] in de hoedanigheid van [*** - titel/hoedanigheid], hierna de LHI te noemen, die enerzijds optreedt in haar hoedanigheid van opstalgever, en anderzijds in haar hoedanigheid van erfpachtnemer, en 4 de [*** - aard en benaming vennootschap ], waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is in [*** - adres], ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen, vertegenwoordigd door [*** - naam], in de hoedanigheid van [*** - hoedanigheid], en door [*** - naam], in de hoedanigheid van [*** - hoedanigheid], overeenkomstig [*** - verwijzing naar vertegenwoordigingsbevoegdheid], die enerzijds optreedt in haar hoedanigheid van opstalhouder, en anderzijds in haar hoedanigheid van erfpachtgever, hierna de private partner te noemen; De bovenvermelde instanties en organisaties zijn hierna gezamenlijk de partijen te noemen; Gelet op de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten; Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken; Gelet op het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende publiek-private samenwerking; Gelet op het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, inzonderheid op artikel 5.7, laatste lid, Gezien de volgende overwegingen: [aan te vullen met gegevens eigen aan het dossier***] wordt overeengekomen wat volgt: Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder: - PPS: publiek-private samenwerking tussen vier partijen, namelijk de Vlaamse Regering, het Garantiefonds, de LHI en de private partner; - opstalrechtovereenkomst: de overeenkomst waarbij de private partner een opstalrecht verkrijgt van de LHI op de percelen waarop de private partner de opdracht zal uitvoeren; - erfpachtovereenkomst: de overeenkomst, waarbij de LHI een erfpacht verkrijgt van de private partner op de percelen nadat de sociale wooninfrastructuur aangebracht is, zoals bepaald in de opdracht; - opdracht: het door de private partner geheel op eigen risico uitvoeren van de aan hem gegunde overheidsopdracht voor het ontwerpen, financieren, bouwen, onderhouden en uitbaten van [***aantal van betrokken locatie] sociale huurwoningen, overeenkomstig de voorwaarden, bepaald in het bijzonder bestek (bijlage 1), de opstalovereenkomst en de erfpachtovereenkomst; - stuurgroep: het overlegorgaan, bedoeld in artikel I, 6, dat bestaat uit afgevaardigden van de partijen en dat belast is met de bespreking en de voortgangscontrole van de realisatie van de wederzijdse verbintenissen in de samenwerkingsovereenkomst (hoofdstuk I), de opstalovereenkomst (hoofdstuk II) en de erfpachtovereenkomst (hoofdstuk III); - sociale huurwoongelegenheid: een woongelegenheid die als hoofdverblijfplaats wordt verhuurd of onderverhuurd door een LHI-gemeente onder het sociale huurstelsel; - bestek: het bestek dat opgenomen is als bijlage 1 bij deze overeenkomst, met inbegrip van de aankondiging. Het bestek bevat het administratief bestek en het technisch bestek; - locatie: project op een welbepaalde plaats in een welbepaalde stad binnen een perceel; - overeenkomst: deze overeenkomst en haar bijlagen. HOOFDSTUK 1. - De samenwerking tussen de partijen Artikel I.1. Voorwerp Partijen verbinden er zich ten opzichte van elkaar toe om, overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst, samen te werken om het de private partner mogelijk te maken de opdracht te realiseren en tot verdere exploitatie te komen overeenkomstig de erfpachtovereenkomst. Artikel I.2. Verbintenissen van de PRIVATE PARTNER De private partner erkent dat deze overeenkomst wordt gesloten voor de realisatie en de exploitatie van de opdracht, de erfpachtovereenkomst en de opstalovereenkomst. De private partner verbindt zich er derhalve toe deze realisatie en uitbating uit te voeren overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst. De private partner verbindt er zich toe: - met de LHI te overleggen om de wederzijdse belangen bij de realisatie en de exploitatie van de opdracht op een optimale wijze te vrijwaren; - de nodige initiatieven te ondernemen om de gestelde uitvoeringstermijn na te leven en geen meerkosten te doen ontstaan voor de realisatie van de opdracht; - alle initiatieven voor te stellen die de goede uitvoering van deze overeenkomst bevorderen. De private partner zal bij de uitvoering van deze overeenkomst de deskundigheid, financiële waarborgen, materiële middelen en technische uitrusting, bepaald in de documenten die opgenomen zijn als bijlage 2, eerbiedigen, leveren en waarborgen. Bovendien verbindt de private partner er zich toe te allen tijde de belangen van de LHI in acht te nemen en te eerbiedigen. Artikel I.3. Verbintenissen van de LHI-GEMEENTE De LHI verbindt er zich in het algemeen toe om alle middelen aan te wenden (middelenverbintenis) en zo veel mogelijk haar steun te verlenen aan de private partner voor de verwezenlijking van de opdracht, overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst. De LHI verbindt zich ertoe om alle door haar vergaarde knowhow over de opdracht ter beschikking te stellen van de private partner. Op voorwaarde dat de private partner niet in gebreke is of blijft zijn materiële verbintenissen die voortvloeien uit deze overeenkomst stipt en integraal uit te voeren, onthoudt de LHI zich gedurende de duur van deze overeenkomst, van ieder initiatief of iedere samenwerking met een derde dat of die extra werkzaamheden of lasten genereert betreffende de gesloten opstalovereenkomst, de erfpachtovereenkomst of deze overeenkomst. Artikel I.4. Verbintenissen van De Vlaamse Regering en het garantiefonds De Vlaamse Regering geeft definitief toestemming tot uitvoering van de projecten aan de private partner als de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen binnen de achttien maanden, te rekenen vanaf de gunning van de opdracht, wordt verleend aan de private partner. Als de private partner de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingenvoor een specifieke locatie, die het voorwerp uitmaakt van de opdracht, niet kan voorleggen binnen de voormelde termijn, wordt de opdracht voor deze specifieke locatie, op voorwaarde van de vaststelling van het in gebreke blijven, bepaald in artikel 20, §2 AAV (1), van rechtswege beëindigd. Als de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen voor een specifieke locatie verleend wordt op voorwaarde van essentiële wijzigingen aan het ontwerp, heeft de Vlaamse Regering het recht om de overeenkomst voor deze specifieke locatie te verbreken. De Vlaamse Regering kan echter, mits een eventuele aanpassing van de erfpachtcanon, beslissen om de nodige aanpassingen aan het ontwerp door te voeren om gevolg te geven aan de essentiële voorwaarden, opgelegd bij de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen, voorzover de aanpassingen niet tot gevolg hebben dat de nettobouwkosten voor de locatie hoger worden dan 80 % van de maximale bouwkosten van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (C-2001). Zelfs in geval van toepassing van de bepalingen in artikel III.7.2, verbindt het Garantiefonds zich ertoe om maandelijks financieel tegemoet te komen in de door de LHI te betalen erfpachtcanon aan de private partner. De financiële tegemoetkoming van het Garantiefonds bestaat overeenkomstig artikel 5.12 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021 uit: (i) een verhuursubsidie, als het verschil tussen de basishuurprijs en de reële huurprijs; (ii) een eventuele tegemoetkoming voor een netto te financieren saldo, als het verschil tussen de erfpachtcanon en de basishuurprijs; (iii) een forfaitaire tegemoetkoming voor leegstand (3%) en wanbetalingen (2%) (2). Artikel I.5. Duur De rechten en verbintenissen van de partijen worden vastgelegd in het geheel van de bepalingen van hoofdstuk I tot en met hoofdstuk IV. Ze lopen pas af bij de beëindiging van de laatste overeenkomst, die deel uitmaakt van deze overeenkomst, namelijk de opstalovereenkomst, tenzij de overeenkomst voortijdig wordt beëindigd met toepassing van artikel IV.1. De overeenkomst treedt in werking op de datum van de ondertekening ervan. Artikel I.6. Stuurgroep Met het oog op de realisatie en de exploitatie van de opdracht in onderling overleg en in nauwe samenwerking, komen de partijen overeen om voor de duur van deze overeenkomst een stuurgroep samen te stellen. De stuurgroep heeft als doel het overleg tussen de partijen te structureren en de samenwerking te optimaliseren. De partijen bepalen onderling wie als afgevaardigde van elke partij in de stuurgroep aanwezig zal zijn. De stuurgroep bestaat uit een even aantal leden. Op de eerste vergadering van de stuurgroep zullen de afgevaardigden een reglement van interne werking opstellen en onder meer bepalen wat de taken zijn van de stuurgroep. Elke partij kan op ieder ogenblik tijdens de duur van deze overeenkomst een of meer van zijn afgevaardigden binnen de stuurgroep vervangen, mits dergelijke vervanging voorafgaandelijk aan de andere partij wordt betekend met een aangetekende brief. Behalve in geval van overmacht zal elke partij op iedere vergadering van de stuurgroep vertegenwoordigd zijn door haar afgevaardigden die gemachtigd zijn om elke partij te verbinden. De stuurgroep vergadert ten minste eenmaal per [*** - termijn] en telkens als een van de leden daarom verzoekt met een aangetekende brief die gericht is aan de andere leden. Artikel I.7. Recht tot aankoop van de sociale huurder Overeenkomstig artikel 4.48, §4, derde lid, laatste zin, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 beschikt de zittende huurder over een recht tot aankoop met betrekking tot de door hem gehuurde woning. Deze bepaling is niet van toepassing zolang de private partner eigenaar is van het gebouw. HOOFDSTUK II. - Opstalrechtovereenkomst Artikel II.1. Voorwerp van de overeenkomst De LHI, die optreedt in haar hoedanigheid van opstalgever, verleent hierbij aan de private partner, die optreedt als opstalhouder, en die een zakelijk recht van opstal aanvaardt op het volgende onroerend goed, eigendom van de opstalgever: een perceel, gelegen in ................................gekadastreerd onder afdeling.., sectie.., nr. ..., met een oppervlakte van............volgens het opmetingsplan van ............dat aan deze overeenkomst is gehecht en dat er integrerend deel van uitmaakt [gegevens in te vullen door notaris] (Bijlage nr.). Het opstalrecht wordt exclusief toegekend aan de opstalhouder voor het gehele goed. Dit recht van opstal wordt beheerst door de bepalingen van de wet van 10 januari 1824 over het recht van opstal voorzover hierna van deze bepalingen niet werd afgeweken. De private partner geniet niet de rechten die vermeld zijn in artikelen 5 en 6 van de voormelde wet. De partijen verklaren de voorwaarden van dit recht van opstal als volgt te hebben vastgelegd. Artikel II.2. Oorsprong en titel van eigendom De in artikel II.1 vermelde goederen behoren in eigendom toe of werden ter beschikking gesteld [schrappen wat niet past] aan de opstalgever ingevolge [***akte][door notaris verder aan te vullen] De opstalgever is op grond van deze titel gerechtigd een recht van opstal te vestigen op het onroerend goed. Artikel II.3. Toestand De hierboven vermelde goederen worden in opstal gegeven in de staat en in de ligging waarin ze zich thans bevinden met de voordelige en nadelige, zichtbare en onzichtbare, voortdurende en niet-voortdurende, actieve en passieve erfdienstbaarheden die op de goederen rusten. De opstalhouder heeft met betrekking tot het voorgaande het recht de ene in zijn voordeel te doen gelden en zich tegen de andere te verzetten, maar alleen op zijn kosten, lasten en risico, zonder tussenkomst van de opstalgever en zonder verhaal tegen de opstalgever en zonder dat dit beding aan wie ook meer rechten zal kunnen verstrekken dan die welke gegrond zijn op rechtmatige titels of de wet. De opstalhouder zal, met uitdrukkelijke goedkeuring van de opstalgever, enkel de erfdienstbaarheden kunnen vestigen die nodig zijn voor de realisatie van de in artikel II.6 bepaalde bestemming. Die erfdienstbaarheden zullen alleen gelden zolang het recht van opstal tussen de opstalgever en de opstalhouder geldt. De opstalhouder aanvaardt het opstalrecht zonder waarborg van de oppervlakte. Het verschil in oppervlakte zal ten voordele of ten nadele van de opstalhouder zijn, ook al bedraagt dat meer dan 1/20. De goederen die het voorwerp van deze overeenkomst uitmaken worden vrij van alle lasten en hypotheken van alle aard in opstal gegeven[***indien lasten/hypotheken: hier vermelden]. Artikel II.4. Duur Het opstalrecht wordt toegekend voor een periode van dertig jaar. Deze termijn begint te lopen met ingang van de datum van ondertekening van deze overeenkomst. Deze overeenkomst kan ten minste zes maanden voor het verstrijken van de dertigjarige termijn worden verlengd zonder dat daarbij de wettelijk toegestane maximumtermijn mag worden overschreden. De verlenging gebeurt bij onderlinge toestemming van de partijen na een besluit in die zin van hun bevoegde organen. Deze overeenkomst kan niet stilzwijgend worden verlengd. Als de overeenkomst niet wordt verlengd, dan vervalt het recht van opstal bij afloop van de hierboven vermelde termijn van rechtswege en zonder enige opzegging. Artikel II.5. Opstalvergoeding Als tegenprestatie voor het verlenen van het opstalrecht door de opstalgever op vermelde onroerend goed, ter uitsluiting van de door de opstalhouder opgerichte constructies, komen de partijen overeen dat de opstalhouder aan de opstalgever een opstalvergoeding zal betalen van 50 euro per m² grond tijdens de duur van de opstalovereenkomst, namelijk in beginsel dertig jaar. Per jaar wordt 50/30 euro per m² betaald, op de zetel van de opstalgever en uiterlijk op 15 januari van elk jaar. Op alle bedragen die niet op hun vervaldag zijn betaald, zal de opstalhouder aan de opstalgever, vanaf deze vervaldag en tot de dag van betaling, een nalatigheidsintrest overeenkomstig artikel 15 van het koninklijk besluit van 26 september 1996 verschuldigd zijn zonder dat enige ingebrekestelling is vereist. De opstalgever heeft het recht in geval van niet-betaling op de vervaldag om de verbreking van het opstalrecht en de schadevergoeding te vorderen na voorafgaande ingebrekestelling en de mogelijkheid tot regularisatie gedurende minstens vijftien dagen. Artikel II.6. Omvang van het opstalrecht en bestemming De opstalhouder is verplicht om op het perceel grond, voorwerp van dit recht van opstal, gebouwen op te richten om een project van sociale huurwoningbouw via de PPS-formule te realiseren, zoals vastgesteld bij boek 5, deel 1, titel 2, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021. De sociale huurwoningen moeten worden gebouwd volgens een door de Vlaamse overheid goedgekeurd bouwprogramma en volgens het prestatiebestek ABSW 2003 en overeenkomstig de door de private partner ingediende en geselecteerde offerte (Bijlage 4). Het is de opstalhouder verboden om andere gebouwen en aanhorigheden op te richten dan die welke opgenomen zijn in de hierboven vermelde bestekken, het bouwprogramma en de offerte. Het is de opstalhouder tevens verboden om de door hem of voor hem verwezenlijkte opstallen tijdens de duur van de opstal of bij afloop van de opstal geheel of gedeeltelijk te verbouwen, te slopen of te verwijderen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opstalgever. Tijdens de gehele duur van het recht van opstal moet de hierboven vermelde bestemming behouden blijven behalve bij schriftelijke toestemming van de opstalgever. Alle gebouwen, werken en beplantingen, alsook alles wat daaraan verbonden is door incorporatie of bestemming, die door de opstalhouder opgericht zijn of zullen worden op de grond, behoren de opstalhouder toe voor de gehele duur van de opstal. Bij het beëindigen van het opstalrecht mag de opstalhouder de grond niet in zijn oorspronkelijke staat herstellen. Artikel II.7. Rechten en plichten van de opstalgever II.7.1 Terbeschikkingstelling De opstalgever stelt het terrein na het verlijden van de notariële akte ter beschikking van de opstalnemer. II.7.2 Afstand van recht De opstalgever verklaart afstand te doen ten voordele van de opstalhouder van het recht van natrekking dat hij bij toepassing van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek heeft op de gebouwen, bouwwerken en beplantingen die op de in opstal gegeven gronden worden opgericht, voor de gehele duur van de opstalperiode. II.7.3 Vrijwaring De opstalgever vrijwaart de opstalhouder voor elke rechtsstoornis of uitwinning door derden met betrekking tot de in artikel II.1 vermelde goederen. Artikel II.8. Rechten en plichten van de opstalhouder II.8.1. Uit te voeren werkzaamheden De opstalhouder is verplicht om nieuwe gebouwen, bouwwerken en beplantingen op te richten en uit te voeren op of aan de in opstal gegeven goederen. Hij moet daarbij de bestemming, zoals vermeld in artikel II.6, strikt respecteren. De geplande werkzaamheden moeten worden uitgevoerd overeenkomstig een door de Vlaamse overheid goedgekeurd bestek en in overeenstemming met de door de private partner weerhouden offerte. De opstalhouder heeft op zijn kosten voor de aanvang van de hierboven vermelde werkzaamheden een definitieve omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen verkregen. Voorzover er andere vergunningen noodzakelijk zijn voor de bouw en de uitbating van de sociale huurwoningen, moeten die vergunningen tevens op de kosten van de opstalhouder zijn verkregen. De opstalhouder verplicht zich ertoe om binnen de in het bestek bepaalde termijn de werken ter beschikking te stellen van de aanbestedende overheid en de opstalgever. II.8.2 Stedenbouw De opstalgever verklaart dat voor het goed dat hierbij in opstal wordt gegeven, geen omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden of geen stedenbouwkundig attest is uitgereikt waaruit blijkt dat een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen verkregen zou kunnen worden, en dat het bijgevolg niet zeker is dat op het goed kan worden gebouwd of dat er op het goed een vaste of verplaatsbare inrichting kan worden aangebracht die voor bewoning kan worden gebruikt. De opstalhouder zal geen enkel gebouw, noch vaste of verplaatsbare inrichting die voor bewoning gebruikt zou kunnen worden, op het hierbij in opstal gegeven goed mogen oprichten zonder omgevingsvergunning. Hij kan die vergunning aanvragen zonder tussenkomst van of verhaal tegen de opstalgever. In het algemeen zal de opstalhouder, in het geval hij op het goed bouwt, herbouwt, verbouwt, sloopt of de functie ervan wijzigt, of als hij het goed eventueel onteigent of onderwerpt aan een rooilijnplan, zich moeten onderwerpen aan alle bestaande en toekomstige reglementen en voorschriften die de bevoegde overheden hebben vastgesteld of nog zullen vaststellen, zonder tussenkomst van of verhaal tegen de opstalgever. De aandacht van de partijen wordt erop gevestigd dat de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning van toepassing zijn op de huidige opstal. Om te voldoen aan de vereisten, vermeld in artikel 5.2.5 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, verklaren de partijen dat (aan te vullen) ... Daarnaast is artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, dat de omgevingsvergunningsplicht voor stedenbouwkundige handelingen regelt, van toepassing. II.8.3 Erkenning en registratie van aannemers Als de opstalhouder zelf de werkzaamheden geheel of gedeeltelijk uitvoert, moet hij voldoen aan de bepalingen van de wetgeving betreffende de erkenning en de registratie van aannemers van werkzaamheden, die gelden op de datum van de opdracht. Als de opstalhouder voor de gehele of gedeeltelijke uitvoering van de werkzaamheden in om het even welk stadium een beroep doet op aannemers of onderaannemers, moeten die laatste eveneens aan deze bepalingen voldoen. II.8.4 Hypotheken en andere zakelijke rechten De opstalhouder mag noch de opstal zelf, noch de in opstal gegeven goederen, vermeld in artikel II.1, noch de gebouwen en opstallen die door hemzelf of voor hem worden opgericht, vervreemden, er hypotheken en andere zakelijke rechten en zekerheden of erfdienstbaarheden op vestigen of er daden van beschikking over stellen zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de opstalgever. Het vestigen van een zakelijk recht, zekerheden of een erfdienstbaarheid mag de duur van het opstalrecht in ieder geval niet overschrijden. De opstalhouder zal de bepalingen en de voorwaarden van de huidige overeenkomst moeten opleggen aan zijn rechtsopvolger. Tenzij het anders overeengekomen is, moet de opstalhouder op zijn kosten bij het einde van het opstalrecht zorgen voor eventuele doorhalingen van bestaande inschrijvingen tot vestiging van zekerheden. II.8.5 Hoofdelijkheid en verhuring De verplichtingen, aangegaan door de opstalhouder, zijn hoofdelijk en ondeelbaar tussen zijn rechthebbenden of rechtsopvolgers uit welke hoofde ook. Het is de opstalhouder niet toegestaan om zijn rechten of een gedeelte ervan in huur te geven of te laten onderverhuren zonder de voorafgaande uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van de opstalgever. II.8.6 Verzekering Gedurende de volledige duur van het contract moet de opstalhouder, de door hem eventueel op te richten gebouwen verzekeren tegen brand en andere risico's. De opstalhouder moet op zijn kosten de verzekeringspolissen onderschrijven om zijn aansprakelijkheid als bouwheer en die van de aannemers te verzekeren, zowel tijdens als na de werkzaamheden. Tevens moet hij de tienjarige aansprakelijkheid van de aannemers en architecten verzekeren. Voor de opstalhouder de werkzaamheden aanvat, bezorgt hij de opstalgever een gelijkvormig afschrift van de polissen die een clausule moeten bevatten waarbij de verzekeringsmaatschappijen zich ertoe verbinden de opstalgever van elke schorsing of verbreking van de polissen kennis te geven. Bovenvermelde polissen moeten een clausule bevatten waarbij alle schadeloosstellingen in hoofde van de borgen rechtstreeks tot het patrimonium van de opstalhouder of van de benadeelde derde behoren, vanaf het ogenblik waarop ze door de verzekeraar verschuldigd zijn. Artikel II.9. Onderhoud en herstellingen Met behoud van de toepassing van artikel II.7.3 is de opstalhouder ertoe gehouden de in artikel II.1 vermelde goederen, evenals alle door hemzelf of voor hemzelf verwezenlijkte of aangebrachte opstallen van welke aard ook te onderhouden op zijn kosten. Het onderhoud van de opstalhouder bestaat uit alle onderhouds- en herstellingswerkzaamheden, zowel de kleine als de grote onderhoudswerkzaamheden en herstellingen van de in opstal gegeven grond en van woongelegenheden die opgericht worden. De opstalhouder zal tevens alle onderhoudswerkzaamheden uitvoeren, zoals opgenomen in het postinterventiedossier van het bouwterrein. De opstalgever kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor hinder, schade, afwijkingen, toevallige onderbrekingen, enzovoort, wat de oorzaak ook is, die zich aan de in opstal gegeven goederen zouden kunnen voordoen. De kosten voor aansluiting, abonnementen en gebruik van nutsvoorzieningen, zoals onder meer water, gas, elektriciteit, telefoon, kabeltelevisie, telefax en internet, zijn ten laste van de opstalhouder. Alle kosten die voortvloeien uit verbouwingen of uitbreidingen van de in opstal gegeven goederen, alsook de kosten die het gevolg zijn van de uitvoering van wettelijke, administratieve of andere voorschriften inzake hygiëne, openbare gezondheid, veiligheid, arbeidsveiligheid of milieuvoorschriften, zijn ten laste van de opstalhouder. Artikel II.10. Belastingen en heffingen Alle belastingen, en in het algemeen welke heffingen ook, op de op te richten gebouwen, inclusief de belasting over de toegevoegde waarde, alsmede de onroerende voorheffing op het onbebouwde perceel, worden betaald door de opstalhouder. Artikel II.11. Onteigening In geval van onteigening, geheel of gedeeltelijk, zal de opstalhouder geen enkel verhaal hebben tegenover de grondeigenaar. De opstalhouder zal zijn rechten enkel kunnen laten gelden tegenover de onteigenende overheid van wie hij geen enkele vergoeding zal kunnen eisen die afgetrokken zou kunnen worden van het bedrag van de vergoeding die toekomt aan de grondeigenaar. De grondeigenaar verbindt er zich toe de opstalhouder onmiddellijk op de hoogte te brengen als een onteigeningsprocedure tegen hem zou worden ingesteld en de opstalhouder inzake te roepen. Artikel II.12. Bodem De opstalgever waarborgt dat er sinds 1 januari 1993 geen inrichting of activiteit, opgenomen in de lijst, bedoeld in artikel 3, §1, van het Bodemsaneringsdecreet, gevestigd was of uitgevoerd werd. De opstalgever verbindt er zich toe een bodemattest van OVAM te verkrijgen, dat de overdracht van de grond toestaat in de zin van de bepalingen van het Bodemsaneringsdecreet van 22 februari 1995, voorafgaandelijk aan de inwerkingtreding en de beëindiging van de opstal. Dit bodemattest zal als bijlage 5 bij deze overeenkomst worden gevoegd en er integraal deel van uitmaken. De kosten die verband houden met het verkrijgen van het bodemattest worden door de opstalgever gedragen. Als het oriënterend bodemonderzoek dat uitgevoerd moet worden door de opstalgever naar aanleiding van het aangaan of de beëindiging van deze overeenkomst, uitwijst dat de bodemsaneringsnormen, bepaald in het Bodemsaneringsdecreet, werden overschreden, zal een bodemsanering door de opstalgever worden uitgevoerd op zijn kosten, conform het Bodemsaneringsdecreet, behalve als de opstalgever het bewijs levert dat de bodemverontreiniging niet door hem veroorzaakt is en de opstalgever dus niet saneringsplichtig is. Artikel II.13. Beëindiging van rechtswege Als de omgevingsvergunningen voor stedenbouwkundige handelingen voor de bouw van de in deze overeenkomst bedoelde sociale woongelegenheden niet zijn verkregen binnen achttien maanden na de gunning, dan wordt de overeenkomst geacht van rechtswege te zijn beëindigd. In dat geval wordt de reeds betaalde opstalvergoeding zonder intresten terugbetaald aan de opstalhouder. Artikel II.14. Voortijdige beëindiging De opstalovereenkomst kan niet voortijdig worden beëindigd, behoudens artikel IV.1. Artikel II.15. Natrekking en einde opstalvergoeding Behoudens vervulling van andersluidende voorwaarden in de overeenkomst, zullen alle opstallen, opgericht door de opstalhouder op het onroerend goed bij het verstrijken van het opstalrecht, ingevolge de wet in eigendom overgaan op de opstalgever zonder dat er een opstalvergoeding is verschuldigd. HOOFDSTUK III. - Erfpachtovereenkomst Artikel III.1. Voorwerp van de overeenkomst De private partner geeft op de op te richten sociale huurwoningen, zoals bepaald in artikel I.2 in zijn hoedanigheid van erfpachtgever bij deze overeenkomst en overeenkomstig de wet van 10 januari 1824 over het recht van erfpacht en overeenkomstig de hierna vermelde voorwaarden die als een geheel beschouwd en geïnterpreteerd moeten worden, aan de LHI, die optreedt in haar hoedanigheid van erfpachtnemer, en die verklaart te aanvaarden, een recht van erfpacht. Een exacte kadastrale omschrijving van de goederen zal als bijakte aan deze overeenkomst worden gehecht op het ogenblik van de voorlopige oplevering van deze onroerende goederen. De voorgeschreven goederen zullen afgebeeld staan in gele kleur/gearceerd/omlijnd op het plan, als Bijlage. Na akkoord van de partijen zal het plan als een bijakte bij deze overeenkomst worden gevoegd en moet het beschouwd worden als integraal deel van deze overeenkomst.. Deze overeenkomst wordt door het Belgisch recht beheerst, en in het bijzonder door de bepalingen van de wet van 10 januari 1824 over de erfpacht, voorzover daarvan niet werd afgeweken door deze overeenkomst. Artikel III.2. Toestand Betreffende de toestand van de gebouwen die het voorwerp van deze overeenkomst uitmaken, wordt bij de aanvang van de erfpacht door de erfpachtgever kennisgegeven van de voorlopige oplevering van de sociale huurwoningen aan de erfpachtnemer. Bij het einde van de erfpacht wordt door de beide partijen op gedeelde kosten een vergelijkende plaatsbeschrijving opgemaakt. Artikel III.3. Duur en opschortende voorwaarde Het recht van erfpacht wordt toegestaan voor een termijn van zevenentwintig jaar, die aanvang neemt op de datum van de voorlopige oplevering van de oprichting van de sociale huurwoningen door de erfpachtgever, zoals bepaald in artikel III.2 hiervoor. De erfpachtovereenkomst wordt gesloten onder de opschortende voorwaarde dat de private partner de sociale huurwoningen voorlopig oplevert. De private partner zal binnen twee weken na de voorlopige oplevering de LHI en de Vlaamse Regering op de hoogte brengen van het in vervulling gaan van de opschortende voorwaarde. Als de opschortende voorwaarde niet vervuld is binnen de in het bestek bepaalde datum van voorlopige oplevering, kan de LHI met een aangetekende brief aan de private partner meedelen dat ze afziet van de overeenkomst, zonder dat er enige vergoeding verschuldigd is. Bij afloop van deze termijn zal het recht van erfpacht zonder enige vooropzegging, van rechtswege en zonder recht op hernieuwing een einde nemen. Artikel III.4. Erfpachtcanon De erfpacht wordt toegestaan op voorwaarde van een door de erfpachtnemer te betalen maandelijkse erfpachtcanon, die voorlopig is bepaald bij de gunning (E1) en definitief wordt vastgelegd bij de voorlopige oplevering (E2). De totale erfpachtcanon die de erfpachtnemer door middel van de maandelijkse canonbetalingen gedurende 27 jaar terugbetaalt aan de erfpachtgever, vertegenwoordigt de totale aannemingsprijs van het ontwerpen, het bouwen, het financieren, het uitbaten en onderhouden van de sociale huurwoningen. De vaste erfpachtcanon E2 wordt per locatie definitief vastgesteld op het tijdstip van de voorlopige oplevering van de sociale woningen van een welbepaalde locatie en dit op basis van een rente IRS-27 jaar geldig op dat moment. De erfpachtgever heeft daartoe in zijn offerte een referentierentevoet i1 bepalen op basis waarvan hij de erfpachtcanon E1 heeft bepaald. De referentierentevoet i1 bestaat uit 2 delen, met name de IRS-27 jaar (IRS27) van 20 maart 2007 en de marge im: i1 = IRS27 + im. De IRS-27 jaar wordt afgeleid uit de IRS rentevoeten die gepubliceerd worden op het Internet, http ://www.gottex.com. De IRS-27 jaar wordt door lineaire interpolatie afgeleid uit de laagste vermelde waarde van de IRS-20 in EUR, fixing 11: 15 en de laagste vermelde waarde van de IRS-30 in EUR, fixing 11:15, volgens de volgende formule: IRS27 =(3.IRS20 + 7.IRS30)/10 De IRS-27 jaar voor de bepaling van i1 is die van 20 maart 2007. De bepaling van i1 gebeurt dus uitsluitend door de opgave van de marge im in de offerte. De effectief verschuldigde erfpachtcanon E2 gedurende 27 jaar te betalen wordt bepaald door de volgende formule: E2 i2(1+i2)27 (1+i1)27 -1 E1 i1(1+i1)27 (1+i2)27 -1 In deze formule is: De erfpachtcanon is betaalbaar in maandelijkse schijven op de rekening van de erfpachtgever bij de [.......] Bank op rekeningnummer [..............]. De erfpachtcanon die op de vervaldag niet wordt betaald, zal van rechtswege en zonder ingebrekestelling een interest opbrengen overeenkomstig artikel 15 van het koninklijk besluit van 26 september 1996 vanaf de vervaldag tot de betaling, met behoud van alle andere rechten en vorderingen van de eigenaar. De canon is integraal verschuldigd, zelfs als de sociale huurwoningen niet volledig bezet zouden zijn of in geval van genotsderving om welke reden ook, behoudens opzet of grove nalatigheid van de erfpachtgever. Artikel III.5. Bestemming Het in erfpacht gegeven goed zal dienen tot de uitbating van sociale huurwoningen. De erfpachtgever verbindt er zich toe om, overeenkomstig de voorwaarden van de overeenkomst, ervoor te zorgen dat de sociale huurwoningen op ieder ogenblik tijdens de duur van de erfpacht blijven voldoen aan de prestatiecriteria, vastgelegd in het prestatiebestek ABSW 2003, voorzover dat technisch mogelijk is binnen het bestaande architecturaal concept. De erfpachtgever verleent hierbij het recht aan de erfpachtnemer om hiertoe alle nodige aanpassingswerkzaamheden, die de erfpachtnemer nuttig acht, te laten uitvoeren, waarvan de laatstgenoemde de kosten draagt. De erfpachtgever moet de uit te voeren werkzaamheden voorafgaandelijk goedkeuren, maar kan zijn toestemming enkel om gemotiveerde en redelijke redenen weigeren. Artikel III.6. Rechten en plichten van de erfpachtgever III.6.1 Terbeschikkingstelling van de opgerichte bouwwerken De erfpachtgever verklaart dat de gebouwen opgericht zijn met de nodige vergunningen en conform een door de Vlaamse overheid goedgekeurd bouwprogramma en volgens het prestatiebestek ABSW 2003. De gebouwen zijn voorzien van installaties voor water, verwarming, eventueel liften, telefonie, kabeltelevisie, elektriciteit. De erfpachtgever draagt in verband met deze installaties alle kosten, met inbegrip van onderhoud, herstellingen en vervanging, over aan de erfpachtnemer, met uitzondering van het groot onderhoud. Vanaf het aangaan van de erfpachtovereenkomst verbindt de erfpachtgever er zich toe de in artikel III.1 vermelde goederen ter beschikking te stellen aan de erfpachtnemer. De erfpachtgever verbindt er zich toe gedurende de hele duur van de erfpacht het ongestoord en uitsluitend genot van de in artikel III.1 vermelde goederen te verschaffen. III.6.2. Overdracht - Hypotheken en andere zakelijke zekerheden De erfpachtgever beschikt niet over de mogelijkheid om het met erfpacht bezwaarde goed of zijn zakelijk recht over te dragen aan derden. De erfpachtgever mag noch op de erfpacht zelf, noch op de gebouwen, waarop de erfpacht betrekking heeft, hypotheken en andere zakelijke zekerheden of erfdienstbaarheden vestigen zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de erfpachtnemer. Het vestigen van een zakelijke zekerheid of erfdienstbaarheid mag de duur van de erfpacht in ieder geval niet overschrijden. Tenzij het anders overeengekomen is, moet de erfpachtgever op zijn kosten bij het einde van het erfpachtrecht zorgen voor eventuele doorhalingen van bestaande inschrijvingen op vestiging van zekerheden. Artikel III.7. Rechten en plichten van de erfpachtnemer III.7.1 Gebruiks- en genotsrechten De erfpachtnemer verbindt er zich toe het in erfpacht gegeven goed te gebruiken overeenkomstig zijn bestemming. De erfpachtnemer mag elke wijziging, verbetering of aanpassing aan het in erfpacht gegeven goed aanbrengen mits de erfpachtgever daartoe voorafgaandelijk toestemming verleent. III.7.2 Overdracht - hypotheek -inpandgeving De erfpachtnemer heeft het recht zijn zakelijk recht op de in erfpacht gegeven goederen, vermeld in artikel III.1, geheel of gedeeltelijk over te dragen. De erfpachtnemer mag zijn zakelijk recht hypothekeren of in pand geven, geheel of gedeeltelijk verhuren, zonder uitdrukkelijke toestemming van de erfpachtgever. De erfpachtnemer brengt de erfpachtgever hiervan op de hoogte. Het vestigen van een overdracht, zekerheden of erfdienstbaarheid mag de duur van de erfpachtovereenkomst niet overschrijden. Ter naleving van de verbintenissen die in hoofde van de erfpachtnemer voortvloeien uit de erfpachtovereenkomst, geeft de erfpachtnemer of zijn rechtsopvolger zijn vorderingen en rechten, die hij bezit of zal bezitten ten aanzien van het Garantiefonds in pand. Bijgevolg kan de erfpachtgever rechtstreeks betalingen ontvangen die toekomen aan de erfpachtnemer, ten bedrage van alle niet-betaalde schuldvorderingen die de erfpachtgever heeft ten aanzien van de erfpachtnemer. De erfpachtgever verbindt er zich evenwel toe van deze inpandgeving geen gebruik te maken, noch terzake enige kennisgeving te doen aan het Garantiefonds, zodra en zolang de erfpachtnemer de schuldvorderingen van de erfpachtgever betaalt voor alle door de erfpachtgever aan de erfpachtnemer in erfpacht gegeven sociale huurwoningen. Artikel III.8. Onderhoud en herstellingen De erfpachtnemer zorgt, op zijn kosten, voor de uitvoering van de kleine herstellingswerkzaamheden en het gewoon onderhoud overeenkomstig artikelen 1754 tot 1756 van het Burgerlijk Wetboek(3). Onder kleine herstellingswerkzaamheden en het gewoon onderhoud wordt verstaan: het onderhoud van de verwarmings-, elektriciteits- en gasinstallaties, van de sanitaire installaties, van de kranen en aflopen en afwateringen, van de ramen, deuren en vensters aan de binnenkant, van de schoorsteenmantels, van de muur- en vloerbekleding, van de tuin, namelijk door dode of vernielde bomen op zijn kosten te vervangen door andere van dezelfde soort, bomen, struiken en hagen regelmatig te onderhouden en te snoeien, door de grasperken regelmatig te onderhouden, voorts het onmiddellijk vervangen van gebroken of gebarsten ruiten door ruiten van dezelfde kwaliteit, het ruimen van putten, het herstellen van rolluiken, jaloezieën, zonneblinden en het hang- en sluitwerk van deuren en ramen, het reinigen van de ruiten; het dagelijkse onderhoud van de gemene delen, het verwijderen van het zwerfvuil en eventueel het opruimen van het huisvuilnislokaal, de controle van telefonie en kabeltelevisie, alsmede de herstellingen die niet bij het groot onderhoud en herstellingen vermeld zijn. De kosten voor aansluiting, abonnementen en gebruik van nutsvoorzieningen, zoals water, gas, elektriciteit, telefoon, kabeltelevisie, telefax, internet, en het onderhoud van de meters zijn ten laste van de erfpachtnemer. De grote onderhoudswerkzaamheden en herstellingen vallen ten laste van de erfpachtgever. Hieronder wordt verstaan: - alle grote werkzaamheden die nodig zijn om de woningen in stand te houden en te laten blijven voldoen aan het prestatiebestek ABSW 2003; - structureel onderhoud van de woningen, gericht op het functioneren op langere termijn, preventief en curatief onderhoud van de constructie; - groot onderhoud van de installaties (gehele of gedeeltelijke vervanging / aanpassing) die horen bij het gebouw en die door de private partner zijn aangebracht; - herstellingen die noodzakelijk zijn geworden door ouderdom, voorzover ze niet voortvloeien uit een abnormaal gebruik of gebrek aan klein onderhoud; - wettelijk voorgeschreven keuringen en controles van installaties voor elektriciteit, water, verwarming, gas, liften en klimaatregelingsinstallaties; - de schilder- en opsmukwerkzaamheden van de gemene delen (inkom, kelders en gangen). Alle kosten die voortvloeien uit verbouwingen of uitbreidingen van de in erfpacht gegeven goederen, alsook de kosten die het gevolg zijn van de uitvoering van wettelijke, administratieve of andere voorschriften inzake hygiëne, openbare gezondheid, veiligheid, arbeidsveiligheid of milieuvoorschriften, zijn ten laste van de erfpachtgever. Als de erfpachtnemer respectievelijk de erfpachtgever in gebreke blijft de verplichtingen die aan hem in dit artikel opgelegd zijn, na te leven, zal de erfpachtgever respectievelijk de erfpachtnemer het recht hebben, nadat een ingebrekestelling met een aangetekende brief gedurende een maand zonder gevolg is gebleven, de nodige werkzaamheden te laten uitvoeren en de door hem opgelopen kosten van de in gebreke geblevene terug te vorderen, met behoud van de andere rechtsmiddelen waarvan nog zou kunnen worden gebruikgemaakt. Als de erfpachtgever de verplichtingen « groot onderhoud en herstellingen » niet nakomt dan worden na in gebrekestelling de kosten, met inbegrip van gebeurlijke nalatigheidsintresten en gebruiksderving, in mindering gebracht van de komende erfpachtbetalingen. Voor het overige blijven alle andere rechtsmiddelen tot invorderen van de kosten voorbehouden aan de erfpachtnemer. Artikel III.9. Beheersvergoeding De erfpachtgever stort een beheersvergoeding van 650 euro per jaar en per woongelegenheid aan de erfpachtnemer. De beheersvergoeding omvat de volgende elementen: - de huuradministratie; - dekking van de huurschade; - compensatie voor de onroerende voorheffing. De beheersvergoeding wordt jaarlijks aangepast met 2,5% gedurende de volledige duurtijd van de erfpachtovereenkomst. De erfpachtgever verbindt er zich toe de beheersvergoeding jaarlijks, telkens op 1 december, te betalen op rekeningnummer [***invullen]. Als de beheersvergoeding niet op de vervaldag is betaald, zal de erfpachtgever aan de erfpachtnemer, vanaf deze vervaldag tot aan de dag van de betaling, een nalatigheidsintrest, overeenkomstig artikel 15 van het koninklijk besluit van 26 september 1996, verschuldigd zijn zonder dat enige ingebrekestelling is vereist. Artikel III.10. Aansprakelijkheid en verzekeringen na de bouwperiode Vanaf de voorlopige oplevering en tijdens de hele duur van huidige overeenkomst verbindt de erfpachtnemer zich ertoe de aan hem contractueel overgedragen gebouwen verzekerd te houden tegen brand en andere risico's, zoals burgerlijke aansprakelijkheid gebouw, glasbreuk, storm, hagel, sneeuw- en ijsbreuk, waterschade, elektriciteit, ontploffing, blikseminslag, burenhinder. Op eerste aanvraag van de erfpachtgever zal de erfpachtnemer het bestaan van de verzekeringen en de regelmatige betaling van de premies bewijzen. De erfpachtnemer en de erfpachtgever zullen in hun verzekeringsovereenkomsten bedingen dat de verzekeraar afstand van verhaal doet ten opzichte van de erfpachtgever respectievelijk de erfpachtnemer. Artikel III.11. Belastingen, heffingen en lasten De erfpachtnemer zal, ter kwijting van de erfpachtgever, alle belastingen, bijdragen, heffingen en lasten, van welke aard ook, die heden het goed of de handelsuitbating van de erfpachtnemer belasten of die in de toekomst zullen worden opgelegd, dragen. Ook de onroerende voorheffing op het bebouwde perceel en de opcentiemen ten voordele van de provincies, agglomeraties, gemeentefederaties en de daarvan deel uitmakende gemeenten, zijn ten laste van de erfpachtnemer. Lasten en toebehoren, zoals verwarming, aansluiting en verbruik van water, gas en elektriciteit, vallen ten laste van de erfpachtnemer. Artikel III.12. Bodem De erfpachtgever verklaart met betrekking tot het in erfpacht gegeven goed geen weet te hebben van bodemverontreiniging die schade kan berokkenen aan de erfpachtnemer of aan derden, of die aanleiding kan geven tot een saneringsverplichting, tot gebruiksbeperking of tot andere maatregelen die de overheid in dit verband kan opleggen. De erfpachtgever verklaart verantwoordelijk te zijn voor de juistheid van voorgaande verklaring. De erfpachtgever verklaart dat de erfpachtnemer voor het sluiten van de overeenkomst op de hoogte is gebracht van de inhoud van het bodemattest, uitgereikt door OVAM op [............] overeenkomstig artikel 36, §1, van het Bodemsaneringsdecreet. Dit bodemattest bepaalt : "[..................]" Als een nieuw bodemattest moet worden aangevraagd bij het aangaan van de erfpachtovereenkomst, dan verbindt de erfpachtgever er zich toe een bodemattest van OVAM te verkrijgen, dat de overdracht van de grond toestaat in de zin van de bepalingen van het Bodemsaneringsdecreet van 22 februari 1995, voorafgaandelijk aan de inwerkingtreding van de erfpachtovereenkomst. Dit bodemattest zal als bijlage bij deze overeenkomst worden gevoegd en er integraal deel van uitmaken. De kosten die verband houden met het verkrijgen van het bodemattest worden door de erfpachtgever gedragen. Als het oriënterend bodemonderzoek, dat overeenkomstig het Bodemsaneringsdecreet werd uitgevoerd door de erfpachtgever, aanwijst dat de bodemsaneringsnormen, bepaald in het Bodemsaneringsdecreet, werden overschreden, zal een bodemsanering door de erfpachtgever op zijn kosten worden uitgevoerd conform het Bodemsaneringsdecreet, behalve als de erfpachtgever het bewijs levert dat de bodemverontreiniging niet door hem veroorzaakt is. In dat geval is de erfpachtgever niet saneringsplichtig. De erfpachtnemer verbindt er zich toe op zijn kosten bij de beëindiging van deze erfpachtovereenkomst een bodemattest van OVAM te verkrijgen, dat de overdracht van de grond toestaat in de zin van de bepalingen van het Bodemsaneringsdecreet van 22 februari 1995, voorafgaandelijk aan de beëindiging van de erfpachtovereenkomst. Hij brengt de erfpachtgever hiervan op de hoogte. Artikel III.13. Onteigening In geval van onteigening zal de erfpachtnemer geen vergoeding van de erfpachtgever kunnen vorderen. De erfpachtnemer zal zijn rechten enkel tegenover de onteigenende overheid mogen doen gelden. De erfpachtnemer (als grondeigenaar) verbindt er zich toe de erfpachtgever onmiddellijk op de hoogte te brengen als een onteigeningsprocedure tegen hem zou worden ingesteld en de erfpachtgever inzake te roepen. Artikel III.14. Voortijdige beëindiging De erfpachtovereenkomst kan niet voortijdig worden opgezegd, behoudens artikel IV.1. Artikel III.15. Verlies van het geheel of van een gedeelte van de in erfpacht gegeven goederen Als voor het verstrijken van de erfpachttermijn het in erfpacht gegeven gebouw geheel of gedeeltelijk (4) vernietigd is, en de erfpachtgever weigert om het op zijn kosten te herstellen, zal de erfpachtovereenkomst beëindigd kunnen worden door de erfpachtnemer. De erfpachtgever wordt geacht te hebben geweigerd als hij binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek van de erfpachtnemer niet kennis geeft van zijn voornemen om het gebouw op zijn kosten weer in goede staat te brengen, binnen een na gemeen overleg vast te stellen termijn rekening houdend met de omvang van het werk. In het geval van beëindiging heeft de erfpachtgever recht op een vergoeding overeenstemmend met een deel van de kostprijs, uitgedrukt door een breuk, van de door hem uitgevoerde werkzaamheden. De noemer van bedoelde breuk is gelijk aan de duur van de erfpacht. De teller van de breuk is gelijk aan het positieve verschil tussen de noemer en het aantal volle jaren die verlopen zijn tussen de datum van aanvang van de erfpacht en die waarop de erfpachtnemer er een einde aan heeft gemaakt. Naar gelang van het geval wordt de aldus verkregen vergoeding verhoogd met een van de volgende bedragen: 1° een bedrag dat gelijk is aan tweemaal de jaarlijkse erfpachtcanon ten laste van de erfpachtnemer, zoals die voor het laatste jaar van de werkelijke exploitatie werd vastgesteld; 2° een bedrag dat gelijk is aan de erfpachtcanon, betaald door de erfpachtnemer voor de laatste twee jaar van de erfpacht. Deze verhoging wordt tot het passende bedrag teruggebracht als de erfpachtnemer aan de erfpacht een einde maakt minder dan twee jaar voor de afloop ervan. Artikel III.16. Einde van de erfpacht Op het einde van de erfpacht beschikt de erfpachtnemer over een optie tot aankoop van het in artikel III.1 vermelde goed. Die optie kan worden gelicht tegen een restwaarde van het in artikel III.1 vermelde goed die gelijk is aan 5000 euro per sociaal appartement en 7000 euro per sociale woning. De erfpachtnemer moet de optie lichten met een aangetekende brief die gericht is aan de erfpachtgever binnen drie maanden voor het verstrijken van de termijn van de erfpachtovereenkomst. Als de optie tijdig wordt gelicht, dan wordt de volle eigendom van het in artikel II.1 vermelde goed overgedragen aan de erfpachtnemer. In dat geval betaalt de erfpachtnemer de erfpachtgever onverwijld. Als de erfpachtnemer niet gebruikmaakt van zijn optie tot aankoop binnen de daartoe bepaalde termijn van drie maanden voor het verstrijken van de erfpachtovereenkomst, is de erfpachtnemer gerechtigd de erfpachtgever uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de erfpachtovereenkomst alsnog met een aangetekende brief te verzoeken om een huurovereenkomst te sluiten betreffende het in artikel III.1 vermelde goed. In dat geval zullen de partijen een huurovereenkomst aangaan voor de nog resterende looptijd van de opstalovereenkomst. Bij het lichten van de optie om het in artikel III.1. vermelde goed te huren, zal de verschuldigde huurprijs per maand tussen de partijen worden overeengekomen, met dien verstande dat de huurprijs per maand nooit meer kan bedragen dan de maandelijkse erfpachtcanon, bepaald in artikel III.4, exclusief de kapitaallasten en intrestlasten. Bij gebrek aan overeenstemming tussen de partijen wordt de huurprijs per maand vastgesteld door een door beide partijen aangewezen deskundige, met dien verstande dat de huurprijs per maand nooit meer kan bedragen dan de maandelijkse erfpachtcanon, bepaald in artikel III.4, exclusief de kapitaallasten en intrestlasten. Het oordeel van de deskundige bindt de partijen definitief voor de bepaalde huurprijs per maand. Als de optie tot aankoop én de optie tot huur niet of niet tijdig worden gelicht, dan blijft de eigendom bij de erfpachtgever en is hij vrij te verkopen aan wie hij wil. Het is de erfpachtnemer in elk geval ten strengste verboden dit gebouw af te breken of weg te nemen. HOOFDSTUK IV. - Overige bepalingen Artikel IV.1. Middelen van optreden in geval van wanprestatie Als een van de partijen een in deze overeenkomst opgenomen essentiële verbintenis niet nakomt, dan zal de andere partij de eerste partij met een aangetekende brief met ontvangstmelding hiervoor in gebreke stellen en aanmanen om deze verbintenis na te leven. Binnen vijftien werkdagen na ontvangst van de ingebrekestelling kan de in gebreke gestelde partij voorstellen formuleren om de tekortkoming te verhelpen en kan hij die voorstellen ter goedkeuring aan de overige partijen voorleggen. Die voorstellen kunnen geen afbreuk doen aan de materiële verplichtingen van de eerste partij. Als de voorstellen van de eerste partij ontoereikend zijn om aan de tekortkoming te voldoen, of als de eerste partij zestig kalenderdagen na ontvangst van de voormelde ingebrekestelling nog steeds in gebreke is om haar verbintenissen na te leven, dan is de andere partij gerechtigd, met behoud van de andere rechten die ze aan deze overeenkomst ontleent en met behoud van de toepassing van artikel 20 AAV, om ten laste van de in gebreke blijvende partij een schadevergoeding te eisen, en kan ze eveneens de Vlaamse regering inlichten. In elk geval is de LHI-gemeente geen erfpachtcanon verschuldigd voor de periode waarin ze het werk of de leveringen niet kan gebruiken ten gevolge van de tekortkoming van de private partner. Met instemming van de Vlaamse regering zijn de partijen gerechtigd om deze overeenkomst eenzijdig en vroegtijdig te beëindigen, door middel van het eenvoudig verzenden van een aangetekende brief met ontvangstmelding en zonder gehouden te zijn tot het eerbiedigen van enige opzegtermijn of tot betaling van enige schadevergoeding, in de volgende omstandigheden: - als een van de partijen het faillissement aanvraagt of failliet wordt verklaard of in vereffening wordt gesteld of dat aanvraagt; - als een van de partijen een gerechtelijk akkoord aanvraagt of een gerechtelijk akkoord verkrijgt (LHI is een burgerlijke vennootschap, bepalingen inzake gerechtelijk akkoord en faillissement zijn niet op haar van toepassing); - als een van de partijen de erkenningen of toestemmingen, noodzakelijk voor de uitvoering van de in de overeenkomst, de erfpachtovereenkomst of de opstalovereenkomst vermelde verbintenissen definitief en onherroepelijk verliest. Het Garantiefonds kan overeenkomstig de door de Vlaamse regering bepaalde voorwaarden de overeenkomst overnemen van de in gebreke blijvende partij. Het Garantiefonds brengt de overige partijen daarvan onverwijld op de hoogte. Als de LHI-gemeente ingevolge een rechterlijke uitspraak of administratiefrechtelijke beslissing, om welke reden ook, ertoe gedwongen zou worden een einde te stellen aan deze overeenkomst, dan vervalt deze overeenkomst van rechtswege. Artikel IV.2. Overdracht De private partner is niet gerechtigd om deze overeenkomst en de eruit voortvloeiende rechten en verplichtingen, geheel of gedeeltelijk over te dragen aan een derde, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de LHI-gemeente, die gerechtigd is haar toestemming te weigeren op gemotiveerde wijze. De kosten, inclusief de fiscale gevolgen, die rechtstreeks of onrechtstreeks voortvloeien uit deze overdracht, zijn ten laste van de private partner. Deze mogelijkheid tot overdracht geldt niet voor de erfpachtovereenkomst. Onder overdracht in de zin van dit artikel wordt evenwel niet verstaan, een fusie of splitsing en een overdracht of inbreng van een algemeenheid van bedrijfstak. Tussen de partijen wordt uitdrukkelijk overeengekomen dat in geval van overdracht de rechthebbenden en alle eventuele latere eigenaars, zich ertoe verbinden om deze overeenkomst te eerbiedigen en na te leven in al haar bepalingen. Artikel IV.3. Deelbaarheid clausules De nietigheid van een bepaling in deze overeenkomst zal geenszins de nietigheid van de overige bepalingen van deze overeenkomst of van de overeenkomst zelf met zich meebrengen. De partijen zullen zich, in voorkomend geval, inspannen om de nietige bepaling te vervangen door een werkbare en geldige bepaling met een praktisch en economisch gelijksoortig resultaat. Evenzo zullen de partijen te goeder trouw onderhandelen om een voor iedere partij aanvaardbare oplossing te vinden als zich een situatie of omstandigheid zou voordoen die niet is bepaald in deze overeenkomst maar die gevolgen heeft ten aanzien van de uitvoering ervan. Artikel IV.4. Wijzigingen Deze overeenkomst kan gewijzigd worden, met uitdrukkelijke toestemming van de vier partijen. De aangebrachte wijzigingen worden in een addendum bij deze overeenkomst gevoegd. De kosten die gepaard gaan met deze wijzigingen worden overeenkomstig artikel IV.7 gedragen. Artikel IV.5. Enige overeenkomst Deze overeenkomst, met inbegrip van de bijlagen erbij, bevat de enige en volledige overeenkomst tussen partijen met betrekking tot de samenwerking tussen hen voor de verwezenlijking van de opdracht op de datum van ondertekening. Ze zal tot voordeel strekken van en verbindend zijn voor de partijen. Artikel IV.6. Authentieke akte De partijen die ervan op de hoogte zijn dat ze zonder extra kosten een andere notaris mogen kiezen, hebben voor het opstellen van de authentieke akte respectievelijk de volgende personen als notaris aangesteld: - de Vlaamse regering: notaris (...); - het Garantiefonds: notaris (...); - de LHI-gemeente: notaris (...); - de private partner: notaris (...). De partijen verbinden er zich toe voor de notaris te verschijnen om de authentieke akte te ondertekenen op de datum, vastgesteld op voorstel van de instrumenterende notaris, uiterlijk vier maanden na de goedkeuring van de geselecteerde offerte van de private partner. Artikel IV.7. Kosten - Verklaring pro fisco Alle kosten, rechten en erelonen, metingskosten inbegrepen, vallen ieder voor de helft ten laste van de LHI-gemeente en de private partner. De partijen verklaren dat deze overeenkomst een onroerende financieringshuur uitmaakt in de zin van artikel 44, §3, 2°, b, van het BTW-Wetboek en dat bijgevolg de erfpachtcanon onderworpen is aan de toepassing van Belgische BTW en aan het verlaagde BTW-tarief zoals omschreven in rubriek X (Sociale Huisvesting), §1, punt C, van tabel B in de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven. De partijen verklaren in het licht van het voorgaande dat deze overeenkomst bijgevolg is vrijgesteld van het evenredig registratierecht en is onderworpen aan het algemeen vast recht overeenkomstig artikel 159, 10°, van het Wetboek der Registratierechten. Artikel IV.8. Woonplaatskeuze Voor de uitvoering van deze overeenkomst kiezen de partijen een woonplaats op het adres van hun zetel, zoals weergegeven in de identificatie van de partijen hierboven, waar alle kennisgevingen, mededelingen en betekeningen ter uitvoering van deze overeenkomst rechtsgeldig kunnen worden gedaan. Artikel IV.9. Toepasselijk recht - bevoegde rechtbanken Deze overeenkomst wordt beheerst door en geïnterpreteerd volgens het Belgisch recht. Ieder geschil met betrekking tot het ontstaan, de interpretatie en de uitvoering ervan is onderworpen aan de uitsluitende bevoegdheid van de rechtbanken in [***- locatie LHI-gemeente]. Opgemaakt in [***] op [***] in vier originele exemplaren. Iedere partij erkent één exemplaar te hebben ontvangen. Inventaris van de bijlagen Bijlage 1: Bijzonder bestek [PPS WONEN 2007 perceel Vlaams-Brabant] Bijlage 2: Documenten inzake de deskundigheid, financiële waarborgen, materiële middelen en technische uitrusting van de private partner zoals gevoegd bij de offerte Bijlage 3: Opmetingsplan met betrekking tot de in opstal gegeven goederen Bijlage 4: Geselecteerde offerte Bijlage 5: Bodemattest= 0,75 . . + 0.25
I1 = IRS27, 20 maart 2007 + im
I2 = IRS27, v opl + im
_______
Nota's
(1) de Algemene Aannemingsvoorwaarden, opgenomen in de bijlage bij het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen, diensten en concessies van openbare werken.
(2) Als de percentages voor leegstand (3%) of wanbetaling (2%) worden overschreden, dan moet de LHI- gemeente het risico voor leegstand en wanbetaling boven de vermelde percentages van resp. 3% en 2% a rato zelf dragen. In dat geval is er a rato van de overschrijding van leegstand of wanbetaling geen financiële tegemoetkoming van het Garantiefonds voor een maandelijkse verhuursubsidie en een eventuele tegemoetkoming voor een netto te financieren saldo.
(3) In geval van discussie wordt er mutatis mutandis verwezen naar de lijst van onderhoud zoals weergegeven in PAUWELS, A., en RAES, A., Bestendig handboek huishuur en handelshuur, Excelsior losbl., ed. 1998.
(4) Onder gedeeltelijk wordt a rato verstaan meer dan 80 % van de bruto-oppervlakte.
BIJLAGE 16. ( 01/01/2021 - ... )
Inventaris van onroerende goederen, participaties en niet-projectfinancieringsgebonden rechten en verplichtingen die zijn overgedragen aan Vlabinvest apb 1° onroerende goederen De onroerende goederen worden overgedragen in de staat waarin ze zich bevinden, met inbegrip van de actieve en passieve erfdienstbaarheden, alsook van de bijzondere lasten en verplichtingen die aan de goederen verbonden zijn. gronden in eigendom kadastrale afdeling percelen erfpacht/opstal Beersel - Emiel Debusscherstraat +5 Beersel 5 AFD/LOT/23046 A/0003/A 7 en A/0003/E 2 Halle - Molenborre 3/4/10 Halle 1 AFD 23027 G/0650/C, G/0654/L en G/0657/D Hoeilaart - J. Denayerstraat B/696/N Linkebeek - Molenstraat Linkebeek 22003 A/0086/H 2 Londerzeel - Kerkhofstraat Londerzeel 1 AFD/LONDERZEEL/23045 D/0414/C, D/0402/N, D/0402/M, D/0413/B, D/0400/A 2, D/0400/C 2, D/0416/T 2, D/0416/W 2, D/0400/T, D/0416/H 2, D/0400/D 2, D/0400/K 2, D/0416/X 2, D/0416/V 2 en D/416/Z 2 en D/421/W Machelen - Dr. A. Sweitzerstraat (Stijn Streuvelstraat) Machelen 2 AFD/DIEGEM/23015 B/0008/A Machelen - Bessenveld Machelen 2 AFD/DIEGEM/23015 B/0009/L, B/0009/M, B/0010/L, B/0009/C en B/0009/E Overijse - Drogenberg D/137/B4 5 (lot 1), deel van D/137/A4 (lot 2), deel van D/137/A4 (lot 4), deel van D/137/A4 en 135/H5 (lot 6), deel van D/137/A4 (lot 7), D/135/K5, D/135/L5 en deel van D/135/H5 (lot 8), deel van nummers D/135/K5 en 135/L5 (lot 9) ErfpachtOVK dd 01/09/2010 Wezembeek-Oppem - Bergenblokstraat Wezembeek-Oppem 1 AFD 22006 A/0120/D, A/0120/E en A/0121/B Wezembeek-Oppem - Vosberg 1/2/3 B/0386/H 5, B/0386/K 5, B/0386/L 5, B/0386/M 5, B/0386/N 5, B/0386/P 5, B/0386/R 5, B/0386/T 5, B/0386/H 4, B/0386/G 4, B/0386/K 4, B/0386/L 4, B/0386/M 4, B/0386/N 4, B/0386/P 4, B/0386/R 4, B/0386/S 4, B/0386/T 4, B/0386/V 4, B/0386/W 4, B/0386/X 4, B/0386/B 5, B/0386/A 5, B/0386/Y 4, B/0386/Z 4, B/0386/C 5, B/0386/E 5, B/0386/F 5, B/0386/G 5 ErfpachtOVK dd 13/03/2009 Wezembeek-Oppem - Vosberg Wezembeek-Oppem 1 AFD 22006 B/0395/M 2 Wemmel - Reigerslaan (lot 84) Wemmel AFD 1 deel van A/0536/A ErfpachtOVK dd 02/09/1999 Wemmel - Reigerslaan A/0536/P, A/0536/N en deel van A/0536/A OpstalOVK dd 29/10/2001 Wemmel - A. Verhasseltstraat 33/35/38 A/0526/C, A/0526/E, A/0526/H en delen van A/0526/B OpstalOVK dd 29/10/2001 Pepingen (Bogaarden) - Ring Pepingen 5 AFD/BOGAARDEN/23010 A/0440/H, A/0444/H, A/0441/C, A/0439/D en A/435/F/deel Vilvoorde - Houtemsesteenweg 82/A Vilvoorde 3 AFD G/342/M/2 G/342/H/2 G/342/V/2 en een deel van G/342/K/2 ErfpachtOVK dd 26/10/2009 Kapelle-op-den-Bos - Oxdockstraat Kapelle-op-den-Bos 1 AFD/K-OD 23039 B/0213/S en B/0215/H2 Gooik - Kwadebeekstraat Gooik 2 B/168/H en B/170/E 2° participatie deelneming in: Société Immobilière du Brabant - Brabantse Vastgoedmaatschappij (SIB-BVM NV) maatschappelijke zetel: Oude Brusselstraat 30b - 1740 Ternat ondernemingsnummer: 0400.922.576 boekwaarde per 31 december 2013: 640.000 euro aangehouden maatschappelijke rechten: 1404 aandelen (99,93% rechtstreekse deelneming) 3° rechten en verplichtingen uit gerechtelijke procedures a) Vlabinvest/Turcksin - nv Agros miskenning voorkooprecht voor drie loten in Schuifelaar, Peutie, sectie A nummer 216B. tegenpartij: de heren Fernand en Koenraad Turcksin (verkopers), de nv Agros (koper) en het notariskantoor De Sagher en de Verzekeringen van het Notariaat. De gronden zijn niet aangeboden via het voorkooprecht. Vlabinvest wil aankopen in voorkoop. De tegenpartij haalt de omstandigheid aan dat het voorwerp van de verkoop niet in een gebied ligt waar het voorkooprecht geldt. Het gebied is afgebakend met miskenning van artikel 190 GW en het rechtszekerheidsbeginsel. De nv Agros stelt een tegeneis in: ze vraagt een schadevergoeding van 24.840,00 euro (vermeerderd met de interesten en de gerechtskosten). Ze meent dat ze de terugbetaling van drie vijfde van de betaalde registratierechten bij haar aankoop van de kavels is misgelopen doordat ze de kavels niet heeft kunnen doorverkopen binnen twee jaar na het verlijden van de akte van aankoop. Op 10 april 2013 heeft Vlabinvest afgezien van haar rechtsvordering tot indeplaatsstelling ten aanzien van de partijen nv Agros en de heren Turcksin en heeft ze dus afstand gedaan van haar voorkooprecht (naar aanleiding van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 17 januari 2013). Vlabinvest heeft zich bereid verklaard ten aanzien van die partijen tot betaling van de gerechtskosten en de rechtsplegingsvergoeding van respectievelijk 2550 euro en 1320 euro. De vordering tot vrijwaring van Vlabinvest ten aanzien van notaris De Sagher en de Verzekeringen van het Notariaat is nog hangend. De vordering tot schadevergoeding van de nv Agros is ook hangend (24.840 euro (vermeerderd met de interesten en de gerechtskosten). b) Vlabinvest/De Meester De Betzenbroeck - nv Matexi betwisting van een voorkooprecht op goederen die verkocht zijn door de consoorten De Meester De Betzenbroeck aan de nv Matexi Bij het arrest van 17 januari 2013 heeft het Grondwettelijk Hof gesteld dat artikel 75, 4°, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 29 april 2011 artikel 10 en 11 van de Grondwet schendt. Naar aanleiding van dat arrest is op 16 oktober 2013 een dading ondertekend tussen Vlabinvest, de consoorten De Meester De Betzenbroeck en de nv Matexi. Vlabinvest zal in het kader van die dading de volgende bedragen nog moeten betalen: 815,82 euro voor dagvaardingen aan Matexi; 6000 euro rechtsplegingsvergoeding aan Matexi; 5500 euro rechtsplegingsvergoeding aan de consoorten de Meester De Betzenbroeck. De bedragen moeten betaald worden binnen vijftien dagen na de doorhaling van de procedure die hangend is bij de rechtbank van eerste aanleg in Brussel.
BIJLAGE 17. ( 21/10/2022 - ... )
BIJLAGE 18. ( 01/01/2022 - ... )
...
BIJLAGE 19. ( 01/01/2025 - ... )
Lijst van gemeenten in cluster 1 en 2
cluster 1
cluster 2
Aalst
Aartselaar
Aalter
Antwerpen
Aarschot
Asse
Affligem
Beersel
Beernem
Bertem
Beerse
Beveren-Kruibeke-Zwijndrecht
Berlaar
Bierbeek
Berlare
Boechout
Blankenberge
Bonheiden
Boom
Brasschaat
Boortmeerbeek
Brugge
Bornem
De Haan
Boutersem
Destelbergen
Brecht
Dilbeek
Bredene
Drogenbos
Buggenhout
Duffel
Damme
Edegem
De Panne
Gent
Deinze
Grimbergen
Denderleeuw
Halle
Dendermonde
Hemiksem
Eeklo
Herent
Erpe-Mere
Hoeilaart
Essen
Hove
Evergem
Huldenberg
Gavere
Kalmthout
Gistel
Kapellen
Grobbendonk
Kapelle-op-den-Bos
Haacht
Knokke-Heist
Haaltert
Koksijde
Hamme
Kontich
Hasselt
Kortenberg
Heist-op-den-Berg
Kraainem
Herentals
Lennik
Herenthout
Leuven
Hoegaarden
Lier
Holsbeek
Linkebeek
Hoogstraten
Lint
Jabbeke
Lochristi
Kampenhout
Machelen
Kaprijke
Mechelen
Kasterlee
Meise
Keerbergen
Merchtem
Kortrijk
Merelbeke-Melle
Kruisem
Mortsel
Laarne
Nazareth-De Pinte
Lebbeke
Nieuwpoort
Lede
Oud-Heverlee
Lichtervelde
Overijse
Liedekerke
Ranst
Lievegem
Rumst
Lille
Schelle
Lokeren
Schilde
Londerzeel
Schoten
Lubbeek
Sint-Genesius-Rode
Maldegem
Sint-Katelijne-Waver
Malle
Sint-Martens-Latem
Merksplas
Sint-Pieters-Leeuw
Middelkerke
Stabroek
Niel
Steenokkerzeel
Nijlen
Ternat
Ninove
Tervuren
Olen
Vilvoorde
Oostende
Wemmel
Oosterzele
Wezembeek-Oppem
Oostkamp
Wijnegem
Opwijk
Wommelgem
Oudenaarde
Zaventem
Oudenburg
Zemst
Oud-Turnhout
Pajottegem
Pepingen
Pittem
Putte
Puurs-Sint-Amands
Rijkevorsel
Roosdaal
Rotselaar
Sint-Gillis-Waas
Sint-Lievens-Houtem
Sint-Niklaas
Stekene
Temse
Tielt
Torhout
Tremelo
Turnhout
Veurne
Vorselaar
Vosselaar
Waasmunster
Waregem
Wetteren
Wichelen
Willebroek
Wingene
Wortegem-Petegem
Wuustwezel
Zandhoven
Zedelgem
Zele
Zoersel
Zuienkerke
Zulte
Zwalm
BIJLAGE 20. ( 01/01/2021 - ... )
Model van akte voor de beslissing tot vestiging van het sociaal beheersrecht als vermeld in artikel 5.215, 1°
Ondergetekende, ... (naam en voornaam), burgemeester van ... (naam gemeente),
verklaart bij authentieke akte met toepassing van artikel 5.90 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, en met het oog op de overschrijving in de registers van de hypothecaire openbaarmaking
dat ... (bevoegde gemeentelijke instantie) van ... (naam gemeente) op ... (datum) beslist heeft om met toepassing van artikel 5.84 van de voormelde codex het sociaal beheersrecht te vestigen op de woning, gelegen te ... (volledig adres). Die beslissing gaat in op ... (datum van de kennisgeving van de beslissing aan de woningbezitter).
Relaas van de procedure tot vestiging van het sociaal beheersrecht:
...
...
...
Gedaan te ... (plaats) op ... (datum).
... (naam)
... (functie)
... (handtekening)
BIJLAGE 21. ( 01/01/2021 - ... )
Model van akte voor de beëindiging van het sociaal beheersrecht als vermeld in artikel 5.215, 2°
Ondergetekende, ... (naam en voornaam), burgemeester van ... (naam gemeente),
verklaart bij authentieke akte met toepassing van artikel 5.90 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, en met het oog op de overschrijving in de registers van de hypothecaire openbaarmaking
dat het sociaal beheersrecht op de woning, gelegen te ... (volledig adres), gevestigd met ingang van ... (datum van de kennisgeving aan de woningbezitter van de beslissing tot vestiging), beëindigd wordt met ingang van ... (datum), ingevolge:
(schrappen wat niet past)
O het verstrijken van de termijn, vermeld in artikel 5.85, §1, eerste lid, of §2, eerste lid, van de voormelde codex
O de beslissing van ... (bevoegde gemeentelijke instantie) van ... (naam gemeente) op ... (datum) tot beëindiging van het sociaal beheersrecht met toepassing van aretikel 5.85, §1, derde lid, van de voormelde codex
O de beëindiging van het sociaal beheersrecht door de woningbezitter met toepassing van artikel 5.89 van de voormelde codex
Gedaan te ... (plaats) op ... (datum).
... (naam)
... (functie)
... (handtekening)
BIJLAGE 22. ( 25/04/2022 - ... )
Toewijzingsreglement sociale koopwoningen
Artikel 1. Een kandidaat-koper kan een sociale koopwoning van de VMSW of een woonmaatschappij aankopen als hij voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.220, §1, van dit besluit, en als hij ingeschreven is in de registers die daarvoor bestemd zijn, vermeld in artikel 2. Om zich te kunnen inschrijven, moet de kandidaat-koper op de inschrijvingsdatum meerderjarig zijn en moet hij voldoen aan de woonbehoeftigheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.220, §1, van dit besluit. De kandidaat-koper moet bewijzen dat hij voldoet aan de woonbehoeftigheidsvoorwaarden.
Art. 2. De VMSW en de woonmaatschappijen die sociale koopwoningen verkopen, houden een of meer inschrijvingsregisters bij. Ze bepalen zelf voor welk territoriaal niveau die inschrijvingsregisters worden geopend. Het minimale niveau is dat van een projectzone. Het maximale niveau valt samen met het hele werkingsgebied. In ieder geval moet het geheel van de diverse inschrijvingsregisters het volledige werkingsgebied van de woonmaatschappij bestrijken, zelfs als er geen concrete bouwplannen of grondvoorraden voorhanden zijn op een aantal locaties in het werkingsgebied. De kandidaat-kopers worden daarover grondig geïnformeerd.
Als een nieuw inschrijvingsregister wordt geopend dat een gebied bestrijkt dat ervoor door een of meer andere inschrijvingsregisters van dezelfde woonmaatschappij geheel of gedeeltelijk werd omvat, kan de kandidaat-koper die ingeschreven was in een ander inschrijvingsregister, voorrang krijgen om zich in te schrijven in het nieuwe inschrijvingsregister. Aan die kandidaat-koper wordt er schriftelijk gevraagd of hij die voorrang wil gebruiken. De kandidaat-koper die de voorrang wil gebruiken, meldt dat schriftelijk aan de verkoper. Bij de inschrijving in het nieuwe register behoudt de kandidaat-koper de inschrijvingsdatum die hij had in het andere register of de oudste inschrijvingsdatum als hij in meer dan één register was ingeschreven. Als verschillende kandidaat-kopers dezelfde inschrijvingsdatum hebben, wordt, om de chronologische volgorde van die kandidaat-kopers in het nieuwe register te bepalen, de chronologische volgorde van de reactie op de vraag of de kandidaat-koper de voorrang wil gebruiken, in aanmerking genomen. Die voorrangsregeling is eenmalig per nieuw geopend register en beperkt in de tijd. De verkoper bepaalt de termijn, die maximaal een maand kan zijn, waarin de kandidaat-kopers moeten reageren.
Met behoud van de toepassing van het tweede lid worden de aanvragen om een sociale koopwoning te kopen per register chronologisch ingeschreven. Bij de inschrijving krijgt elke kandidaat-koper in chronologische volgorde een inschrijvingsnummer per register toegekend. De woonmaatschappij houdt de registers ter beschikking van de toezichthouder. De minister en de toezichthouder kunnen op elk moment een afschrift of een elektronische kopie van de registers vragen. Als twee of meer kandidaat-kopers zich tegelijkertijd aanbieden voor de inschrijving, waardoor de chronologische volgorde niet vastgesteld kan worden, wordt de volgorde door lottrekking bepaald.
In de registers worden de volgende gegevens opgenomen:
1° het inschrijvingsnummer voor het desbetreffende register;
2° de datum van inschrijving;
3° de voornamen en de achternaam van de kandidaat-koper;
4° de geboortedatum;
5° het volledige adres en eventueel het telefoonnummer;
6° de vermelding of er een prioriteit geldt of niet;
7° de (deel)gemeenten of gemeenten van het werkingsgebied waarvoor de kandidaat-koper zich kandidaat stelt;
8° ...
9° het rijksregisternummer.
In de registers worden ook de toewijzingen en de schrappingen van het lopende en het voorgaande kalenderjaar vermeld.
Art. 3. De verkoper bezorgt aan de kandidaat-koper die erom vraagt, de volgende gegevens:
1° de rangorde van de kandidaat-koper in het inschrijvingsregister;
2° de rangorde van de kandidaat-kopers aan wie tijdens de voorgaande twaalf maanden een woning is toegewezen, de datum van hun inschrijving en of ze een prioriteit hadden.
Art. 4. Als een kandidaat-koper zich inschrijft, wordt hij op de hoogte gebracht van de integrale inhoud van dit reglement. In het bijzonder wordt zijn aandacht gevestigd op de gevallen waarin zijn kandidatuur uit de inschrijvingsregisters kan worden geschrapt, de toewijzingsregels en het verhaalrecht. De kandidaat-koper ontvangt een ontvangstbewijs (per register) met vermelding van de inschrijvingsdatum.
De verkoper deelt aan de kandidaat-koper mee op welke wijze er gecommuniceerd zal worden. Dat kan met een beveiligde zending, een gewone brief, elektronische post of met een ander communicatiemiddel dat resulteert in een schriftelijk stuk voor de geadresseerde.
Art. 5. §1. De inschrijving is definitief nadat de kandidaat-koper een inschrijvingsgeld van 50 euro per register heeft betaald.
De woonmaatschappij of de VMSW schrapt een kandidaat uit al haar inschrijvingsregisters in de volgende gevallen:
1° aan de kandidaat-koper is een woning toegewezen;
2° de kandidaat-koper verzoekt daar schriftelijk om;
3° op het ogenblik dat de kandidaat-koper wordt gecontroleerd in het kader van de toewijzing van een woning, blijkt dat hij niet meer voldoet aan de woonbehoeftigheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.220, §1, van dit besluit;
4° bij de actualisering blijkt dat de kandidaat-koper niet meer voldoet aan de inkomensvoorwaarde, vermeld in artikel 5.220, §1, van dit besluit;
5° de kandidaat-koper antwoordt niet of niet op tijd op de vraag, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, of op het aanbod, vermeld in artikel 7, §1, vijfde lid, tenzij hij overmacht kan aantonen binnen een redelijke termijn die de verkoper vaststelt;
6° de kandidaat-koper weigert om in te gaan op het aanbod, vermeld in artikel 7, §1, vijfde lid, tenzij hij binnen een redelijke termijn die de verkoper vaststelt, na de weigering daarvoor schriftelijk een gegronde reden aanvoert;
7° de kandidaat-koper is ingeschreven ingevolge onjuiste of onvolledige verklaringen of gegevens, die hij te kwader trouw heeft afgelegd of gegeven;
8° de kandidaat-koper heeft een aangeboden woning aanvaard en wil de woning nadien toch niet kopen.
Het inschrijvingsgeld wordt alleen in de gevallen, vermeld in het tweede lid, 1°, 2°, 3° en 4°, terugbetaald.
De woonmaatschappij of de VMSW beoordeelt de overmacht, vermeld in het tweede lid, 5°, en de gegronde reden, vermeld in het tweede lid, 6°, en neemt daarover een gemotiveerde beslissing.
§2. De inschrijvingsregisters worden minstens in elk oneven jaar geactualiseerd. Daarbij wordt nagegaan of minstens de kandidaat-kopers die het tweede kalenderjaar ervoor al waren ingeschreven, nog voldoen aan de inkomensvoorwaarde, vermeld in artikel 5.220, §1, van dit besluit, behalve als die controle al in het kalenderjaar ervoor werd uitgevoerd. Als de kandidaat-koper niet voldoet aan de inkomensvoorwaarde, wordt zijn kandidatuur uit het register geschrapt.
De woonmaatschappij of de VMSW bepaalt een redelijke termijn om in voorkomend geval te antwoorden bij de actualisatie.
Art. 6. De kandidaat-koper kan zich laten inschrijven voor een onbeperkt aantal inschrijvingsregisters bij een onbeperkt aantal woonmaatschappijen of bij de VMSW. Die registers zijn permanent geopend. Het creëren van nieuwe registers moet net als het opstarten van nieuwe bouwprojecten op een zo actief mogelijke wijze worden bekendgemaakt.
Art. 7. §1. De sociale koopwoningen worden per register toegewezen door het statutair bevoegde orgaan van de woonmaatschappij of de VMSW.
De verkoper verwittigt de kandidaat-kopers als een of meer sociale koopwoningen in de gemeenten of deelgemeenten die de kandidaat-kopers hebben aangeduid, te koop worden aangeboden. De verkoper kan beslissen om maar een groep van kandidaat-kopers te verwittigen. Hij bepaalt de omvang van de groep op basis van de chronologische rangschikking. De verkoper verstrekt alle nuttige inlichtingen, zoals de ligging, het type woning, de verkoopprijs en de eventuele korting, en hij meldt of de grond in erfpacht wordt gegeven.
De verkoper bepaalt binnen welke redelijke termijn en op welke manier de kandidaat-kopers hun interesse in de woning kunnen laten blijken. De verkoper nodigt de geïnteresseerde kandidaat-kopers uit om de woning te bezichtigen. De verkoper kan beslissen om maar een groep van geïnteresseerden uit te nodigen voor de bezichtiging. Hij bepaalt de omvang van de groep op basis van de chronologische rangschikking.
De verkoper bepaalt binnen welke termijn de geïnteresseerde kandidaat-kopers moeten beslissen of ze de woning willen aankopen en op welke manier ze hun beslissing aan de verkoper moeten meedelen. De verkoper onderzoekt of de kandidaat-kopers die de woning willen aankopen, nog voldoen aan de woonbehoeftigheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.220, §1, van dit besluit.
De verkoper biedt vervolgens de koopwoning aan de meest gunstig gerangschikte kandidaat-koper aan en vraagt om binnen een redelijke termijn die hij bepaalt, te antwoorden.
Bij de toewijzing wordt achtereenvolgens rekening gehouden met:
1° een kandidaat-koper die ingevolge een speciaal huisvestingsprogramma binnen het werkingsgebied van de woonmaatschappij opnieuw moet worden gehuisvest;
2° een kandidaat-koper die een bepaalde handicap heeft of van wie een gezinslid een bepaalde handicap heeft, uitsluitend als de beschikbare woning aangepast is aan de huisvesting van een gezin waarvan een of meer leden een bepaalde handicap hebben;
3° een kandidaat-koper die een woning bewoont die binnen de grenzen van een vastgesteld onteigeningsplan ligt;
4° de chronologische volgorde van de inschrijvingsnummers die per register toegekend zijn.
Bij elk van de voorrangen uit het zesde lid wordt er rekening gehouden met artikel 5.218 van dit besluit.
§2. De woonmaatschappij of de VMSW kan beslissen om, in afwijking van paragraaf 1, zesde lid, 4°, rangverhoging te geven op basis van het aantal slaapkamers in een sociale koopwoning. Als de sociale koopwoning minstens drie slaapkamers heeft, kan er een rangverhoging van maximaal 50% toegekend worden aan gezinnen. Als de sociale koopwoning minder of meer dan drie slaapkamers heeft, kan er een rangverhoging worden verleend op basis van de rationele bezetting. Als twee rangverhogingen van toepassing zijn op een kandidaat-koper, geldt de rangverhoging die het meest gunstig is voor de kandidaat-koper. Bij elk van die rangverhogingen wordt er rekening gehouden met artikel 5.218 van dit besluit.
De rationele bezetting is de passende bezetting van een woning, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal personen en de fysieke toestand van die personen.
De woonmaatschappij of de VMSW kan de rangverhoging op basis van het aantal slaapkamers alleen toekennen na een schriftelijke melding van de beslissing daarover aan de toezichthouder. De rangverhoging geldt voor alle toewijzingen van de woonmaatschappij of de VMSW en wordt toegepast tot de woonmaatschappij of de VMSW een nieuwe beslissing meldt aan de toezichthouder.
De kandidaat-kopers worden grondig geïnformeerd over de rangverhoging op basis van het aantal slaapkamers.
§3. Als het gaat om woningen die gebouwd zijn voor een bijzondere doelgroep, onder beding van specifieke verbintenissen, zijn de bepalingen van paragraaf 1 en 2 alleen van toepassing als die verbintenissen zijn nagekomen.
Art. 8. De woonmaatschappij of de VMSW vraagt aan de kandidaat-koper bij het ondertekenen van de eenzijdige belofte van aankoop een waarborg waarvan het bedrag niet hoger is dan de kosten voor de uitvoering van de eenzijdige belofte van aankoop en die hoogstens 4090 euro bedraagt. Dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig artikel 5.220, §2, van dit besluit. Als de kandidaat-koper de woning niet aankoopt nadat hij de eenzijdige belofte van aankoop ondertekend heeft, betaalt de woonmaatschappij of de VMSW het gedeelte van de waarborg dat overeenstemt met het geleden verlies, niet terug, tenzij de kandidaat-koper overmacht aantoont.
De woonmaatschappij of de VMSW beoordeelt de overmacht, vermeld in het eerste lid, en neemt daarover een gemotiveerde beslissing.
Art. 9. De toewijzing van een sociale woning mag pas aan de kandidaat-koper worden betekend na het verstrijken van de termijn voor vernietiging door de toezichthouder, vermeld in boek 4, deel 3, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Art. 10. Een kandidaat-koper die ingeschreven is in het register op basis waarvan een toewijzing heeft plaatsgevonden, en die zich benadeeld voelt door de toewijzing van de woning, kan binnen zes maanden na de datum van de betwiste toewijzing met een beveiligde zending beroep aantekenen bij de toezichthouder.
De toezichthouder beoordeelt de ontvankelijkheid en bezorgt zijn advies over de gegrondheid van het ontvankelijke beroep binnen dertig dagen aan de woonmaatschappij of de VMSW. De woonmaatschappij of de VMSW betekent de gemotiveerde beslissing van het bestuursorgaan over de gegrondheid van het beroep binnen zestig dagen na de beroepsbrief met een beveiligde zending aan de indiener en bezorgt op dezelfde datum een afschrift aan de toezichthouder.
Als er binnen zestig dagen na de beroepsbrief geen beslissing wordt betekend, wordt het beroep als ontvankelijk en gegrond beschouwd.
De kandidaat-koper voor wie het beroep ontvankelijk en gegrond wordt bevonden, beschikt over een absoluut recht van voorrang voor de toewijzing van de eerstvolgende beschikbare sociale koopwoning die vrijkomt en aan zijn keuze op het vlak van ligging, type en aantal slaapkamers beantwoordt.
BIJLAGE 23. ( 25/04/2022 - ... )
Toewijzingsreglement sociale kavels
Artikel 1. Een kandidaat-koper kan een sociale kavel van de VMSW of een woonmaatschappij aankopen als hij voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.220, §1, van dit besluit, en als hij ingeschreven is in de registers die daarvoor bestemd zijn, vermeld in artikel 2. Om zich te kunnen inschrijven, moet de kandidaat koper op de inschrijvingsdatum meerderjarig zijn en moet hij voldoen aan de woonbehoeftigheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.220, §1, van dit besluit. De kandidaat-koper moet bewijzen dat hij voldoet aan de woonbehoeftigheidsvoorwaarden.
Art. 2. De VMSW en de woonmaatschappijendie sociale kavels verkopen, houden een of meer inschrijvingsregisters bij. Ze bepalen zelf voor welk territoriaal niveau die inschrijvingsregisters worden geopend. Het minimale niveau is dat van een projectzone. Het maximale niveau valt samen met het hele werkingsgebied. In ieder geval moet het geheel van de diverse inschrijvingsregisters het volledige werkingsgebied van de woonmaatschappij bestrijken, zelfs als er geen concrete grondvoorraden voorhanden zijn op een aantal locaties in het werkingsgebied. De kandidaat-koper wordt daarover grondig geïnformeerd.
Als een nieuw inschrijvingsregister wordt geopend dat een gebied bestrijkt dat ervoor door een of meer andere inschrijvingsregisters van dezelfde woonmaatschappij geheel of gedeeltelijk werd omvat, kan de kandidaat-koper die ingeschreven was in een ander inschrijvingsregister, voorrang krijgen om zich in te schrijven in het nieuwe inschrijvingsregister. Aan die kandidaat-koper wordt er schriftelijk gevraagd of hij die voorrang wil gebruiken. De kandidaat-koper die die voorrang wil gebruiken, meldt dat schriftelijk aan de verkoper. Bij de inschrijving in het nieuwe register behoudt de kandidaat-koper de inschrijvingsdatum die hij had in het andere register of de oudste inschrijvingsdatum als hij in meer dan één register was ingeschreven. Als verschillende kandidaat-kopers dezelfde inschrijvingsdatum hebben, wordt, om de chronologische volgorde van die kandidaat-kopers in het nieuwe register te bepalen, de chronologische volgorde van de reactie op de vraag of de kandidaat-koper de voorrang wil gebruiken, in aanmerking genomen. Die voorrangsregeling is eenmalig per nieuw geopend register en beperkt in de tijd. De verkoper bepaalt de termijn, die maximaal een maand kan zijn, waarin de kandidaat-kopers moeten reageren.
Met behoud van de toepassing van het tweede lid worden de aanvragen om een sociale kavel te kopen per register chronologisch ingeschreven. Bij de inschrijving krijgt elke kandidaat-koper in chronologische volgorde een inschrijvingsnummer per register toegekend. De woonmaatschappij houdt de registers ter beschikking van de toezichthouder. De minister en de toezichthouder kunnen op elk moment een afschrift of een elektronische kopie van de registers vragen. Als twee of meer kandidaat-kopers zich tegelijkertijd aanbieden voor de inschrijving, waardoor de chronologische volgorde niet vastgesteld kan worden, wordt de volgorde door lottrekking bepaald.
In de registers worden de volgende gegevens opgenomen:
1° het inschrijvingsnummer voor het desbetreffende register;
2° de datum van inschrijving;
3° de voornamen en de achternaam van de kandidaat koper;
4° de geboortedatum;
5° het volledige adres en eventueel het telefoonnummer;
6° de vermelding of er een prioriteit geldt of niet;
7° de (deel)gemeenten of gemeenten van het werkingsgebied waarvoor de kandidaat-koper zich kandidaat stelt;
8° ...
9° het rijksregisternummer.
In de registers worden ook de toewijzingen en de schrappingen van het lopende en het voorgaande kalenderjaar vermeld.
Art. 3. De verkoper bezorgt aan de kandidaat-koper die erom vraagt, de volgende gegevens:
1° de rangorde van de kandidaat-koper in het inschrijvingsregister;
2° de rangorde van de kandidaat-kopers aan wie tijdens de voorgaande twaalf maanden een kavel is toegewezen, de datum van hun inschrijving en of ze een prioriteit hadden.
Art. 4. Als een kandidaat-koper zich inschrijft, wordt hij op de hoogte gebracht van de integrale inhoud van dit reglement. In het bijzonder wordt zijn aandacht gevestigd op de gevallen waarin zijn kandidatuur uit de inschrijvingsregisters kan worden geschrapt, de toewijzingsregels en het verhaalrecht. De kandidaat-koper ontvangt een ontvangstbewijs (per register) met vermelding van de inschrijvingsdatum.
De verkoper deelt aan de kandidaat-koper mee op welke wijze er gecommuniceerd zal worden. Dat kan met een beveiligde zending, een gewone brief, elektronische post of met een ander communicatiemiddel dat resulteert in een schriftelijk stuk voor de geadresseerde.
Art. 5. §1. De inschrijving is definitief nadat de kandidaat-koper een inschrijvingsgeld van 50 euro per register heeft betaald.
De woonmaatschappij of de VMSW schrapt een kandidaat uit al haar inschrijvingsregisters in de volgende gevallen:
1° aan de kandidaat-koper is een kavel toegewezen;
2° de kandidaat-koper verzoekt daar schriftelijk om;
3° op het ogenblik dat de kandidaat-koper wordt gecontroleerd in het kader van de toewijzing van een kavel, blijkt dat hij niet meer voldoet aan de woonbehoeftigheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.220, §1, van dit besluit;
4° bij de actualisering blijkt dat de kandidaat-koper niet meer voldoet aan de inkomensvoorwaarde, vermeld in artikel 5.220, §1, van dit besluit;
5° de kandidaat-koper antwoordt niet of niet op tijd op de vraag, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, of op het aanbod, vermeld in artikel 7, §1, vijfde lid, tenzij hij overmacht kan aantonen binnen een redelijke termijn die de verkoper vaststelt;
6° de kandidaat-koper weigert om in te gaan op het aanbod, vermeld in artikel 7, §1, vijfde lid, tenzij hij binnen een redelijke termijn die de verkoper vaststelt, na de weigering daarvoor schriftelijk een gegronde reden aanvoert;
7° de kandidaat-koper is ingeschreven ingevolge onjuiste of onvolledige verklaringen of gegevens, die hij te kwader trouw heeft afgelegd of gegeven;
8° de kandidaat-koper heeft een aangeboden kavel aanvaard en wil de kavel nadien toch niet kopen.
Het inschrijvingsgeld wordt alleen in de gevallen, vermeld in het tweede lid, 1°, 2°, 3° en 4°, terugbetaald.
De woonmaatschappij of de VMSW beoordeelt de overmacht, vermeld in het tweede lid, 5°, en de gegronde reden, vermeld in het derde lid, 6°, en neemt daarover een gemotiveerde beslissing.
§2. De inschrijvingsregisters worden minstens in elk oneven jaar geactualiseerd. Daarbij wordt nagegaan of minstens de kandidaat-kopers die het tweede kalenderjaar ervoor al waren ingeschreven, nog voldoen aan de inkomensvoorwaarde, vermeld in artikel 5.220, §1, van dit besluit, behalve als die controle al in het kalenderjaar ervoor werd uitgevoerd. Als de kandidaat-koper niet voldoet aan de inkomensvoorwaarde, wordt zijn kandidatuur uit het register geschrapt.
De woonmaatschappij of de VMSW bepaalt een redelijke termijn om in voorkomend geval te antwoorden bij de actualisatie.
Art. 6. De kandidaat-koper kan zich laten inschrijven voor een onbeperkt aantal inschrijvingsregisters bij een onbeperkt aantal woonmaatschappijen of bij de VMSW. Die registers zijn permanent geopend. Het creëren van nieuwe registers moet net als het opstarten van nieuwe verkavelingen op een zo actief mogelijke wijze worden bekendgemaakt.
Art. 7. §1. De sociale kavels worden per register toegewezen door het statutair bevoegde orgaan van de woonmaatschappij of de VMSW.
De verkoper verwittigt de kandidaat-kopers als een of meer sociale kavels in de gemeenten of deelgemeenten die de kandidaat-kopers hebben aangegeven, te koop worden aangeboden.
De verkoper kan beslissen om maar een groep van kandidaat-kopers te verwittigen. Hij bepaalt de omvang van de groep op basis van de chronologische rangschikking. De verkoper verstrekt alle nuttige inlichtingen, zoals de ligging, de verkoopprijs en de eventuele korting.
De verkoper bepaalt binnen welke redelijke termijn en op welke manier de kandidaat-kopers hun interesse in de kavel kunnen laten blijken. De verkoper nodigt de geïnteresseerde kandidaat-kopers uit om de kavel te bezichtigen. De verkoper kan beslissen om maar een groep van geïnteresseerden uit te nodigen voor bezichtiging. Hij bepaalt de omvang van de groep op basis van de chronologische rangschikking.
De verkoper bepaalt binnen welke termijn de geïnteresseerde kandidaat-kopers moeten beslissen of ze de kavel willen aankopen en op welke manier ze hun beslissing aan de verkoper moeten meedelen. De verkoper onderzoekt of de kandidaat-kopers die de kavel willen aankopen, nog voldoen aan de woonbehoeftigheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.220, §1, van dit besluit.
De verkoper biedt vervolgens de kavel aan de meest gunstig gerangschikte kandidaat-koper aan en vraagt om binnen een redelijke termijn die hij bepaalt, te antwoorden.
Bij de toewijzing wordt achtereenvolgens rekening gehouden met:
1° een kandidaat-koper die ingevolge een speciaal huisvestingsprogramma binnen het werkingsgebied van de woonmaatschappij opnieuw moet worden gehuisvest;
2° een kandidaat-koper die een woning bewoont die binnen de grenzen van een vastgesteld onteigeningsplan ligt;
3° de chronologische volgorde van de inschrijvingsnummers die per register toegekend zijn.
Bij elk van de voorrangen uit het zesde lid wordt er rekening gehouden met artikel 5.218 van dit besluit.
§3. Als het gaat om kavels die bestemd zijn voor een bijzondere doelgroep, onder beding van specifieke verbintenissen, zijn de bepalingen van paragraaf 1 alleen van toepassing als die verbintenissen zijn nagekomen.
Art. 8. De woonmaatschappij of de VMSW vraagt aan de kandidaat-koper bij het ondertekenen van de eenzijdige belofte van aankoop een waarborg waarvan het bedrag niet hoger is dan de kosten voor de uitvoering van de eenzijdige belofte van aankoop en die hoogstens 1750 euro bedraagt. Dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig artikel 5.220, §2, van dit besluit. Als de kandidaat-koper de kavel niet aankoopt nadat hij de eenzijdige belofte van aankoop ondertekend heeft, betaalt de woonmaatschappij of de VMSW het gedeelte van de waarborg dat overeenstemt met het geleden verlies, niet terug, tenzij de kandidaat-koper overmacht aantoont.
De woonmaatschappij of de VMSW beoordeelt de overmacht, vermeld in het eerste lid, en neemt daarover een gemotiveerde beslissing.
Art. 9. De toewijzing van een sociale kavel mag pas aan de kandidaat-koper worden betekend na het verstrijken van de termijn voor vernietiging door de toezichthouder, vermeld in boek 4, deel 3, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Art. 10. Een kandidaat-koper die ingeschreven is in het register op basis waarvan een toewijzing heeft plaatsgevonden, en die zich benadeeld voelt door de toewijzing van de sociale kavel, kan binnen zes maanden na de datum van de betwiste toewijzing met een beveiligde zending beroep aantekenen bij de toezichthouder.
De toezichthouder beoordeelt de ontvankelijkheid en bezorgt zijn advies over de gegrondheid van het ontvankelijke beroep binnen dertig dagen aan de woonmaatschappij of de VMSW. De woonmaatschappij of de VMSW betekent de gemotiveerde beslissing van het bestuursorgaan over de gegrondheid van het beroep binnen zestig dagen na de beroepsbrief met een beveiligde zending aan de indiener en bezorgt op dezelfde datum een afschrift aan de toezichthouder.
Als er binnen zestig dagen na de beroepsbrief geen beslissing wordt betekend, wordt het beroep als ontvankelijk en gegrond beschouwd.
De kandidaat-koper voor wie het beroep ontvankelijk en gegrond wordt bevonden, beschikt over een absoluut recht van voorrang voor de toewijzing van de eerstvolgende beschikbare sociale kavel die vrijkomt en aan zijn keuze op het vlak van ligging en grootte beantwoordt.
BIJLAGE 24. ( 01/01/2021 - ... )
Reglement van de verplichtingen en sancties voor de kopers van sociale koopwoningen en sociale kavels
Hoofdstuk 1. Sociale koopwoningen
Artikel 1. De koper leeft de verplichtingen, vermeld in artikel 5.92 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, na. Minstens een van de personen die de sociale koopwoning hebben gekocht, of, bij het overlijden van de personen die de sociale koopwoning hebben gekocht, een van de erfgenamen die een zakelijk recht heeft geërfd om de woning te bewonen, woont persoonlijk in de woning.
De koper of de erfgenaam die de verplichtingen niet naleeft, betaalt een vergoeding die gelijk is aan het resterende gedeelte van de subsidie, vermeld in artikel 5.23 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, die in mindering is gebracht om de verkoopprijs te bepalen. Die subsidie wordt gedurende twintig jaar afgeschreven met een twintigste van het oorspronkelijke bedrag van de subsidie. Het bedrag van de verschuldigde vergoeding voor ieder jaar wordt in de authentieke akte vermeld.
Als de verkoper een korting als vermeld in artikel 5.221 van dit besluit, heeft toegestaan en de koper of de erfgenaam de verplichtingen, vermeld in het eerste lid, niet naleeft, geldt de volgende regeling. Als de verkoopprijs minder dan 90% van de venale waarde van de sociale koopwoning bedroeg, betaalt de koper een vergoeding aan de verkoper. De vergoeding bedraagt minstens de helft van het resterende gedeelte van het verschil tussen 90% van de venale waarde en de verkoopprijs van de sociale koopwoning, als die vergoeding gedurende twintig jaar elk jaar wordt afgeschreven met een twintigste van het oorspronkelijke bedrag. Als de verkoopprijs 90% of meer bedroeg van de venale waarde van de sociale koopwoning, kan de verkoper een vergoeding vragen die maximaal gelijk is aan het resterende gedeelte van het verschil tussen de venale waarde en de verkoopprijs van de sociale koopwoning, als die vergoeding gedurende twintig jaar elk jaar wordt afgeschreven met een twintigste van het oorspronkelijke bedrag. Het bedrag van de verschuldigde vergoeding voor ieder jaar wordt in de authentieke akte vermeld.
In de verkoopprijs, vermeld in het derde lid, wordt de btw niet inbegrepen, maar in voorkomend geval wel de subsidie, vermeld in artikel 5.23 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Hoofdstuk 2. Sociale kavels
Art. 2. De koper van een sociale kavel heeft de volgende verplichtingen:
1° hij richt op de kavel een woning op die winddicht is binnen een termijn van vier jaar vanaf het ogenblik waarop de aankoopakte verleden is;
2° hij bewoont de woning, vermeld in punt 1°, persoonlijk gedurende een periode van tien jaar, die ingaat op de datum van de voorlopige oplevering van de woning. Hij vervreemdt de sociale kavel en de woning die erop gebouwd is, gedurende die termijn niet en staat er geen zakelijk recht op af. Minstens een van de personen die de sociale kavel hebben gekocht, of, bij het overlijden van de personen die de sociale kavel hebben gekocht, een van de erfgenamen die een zakelijk recht heeft geërfd om de woning te bewonen, woont persoonlijk in de woning;
3° hij toont aan dat het volume van de woning, vermeld in punt 1°, niet groter is dan het toegelaten volume, vermeld in artikel 5.223, tweede lid, van dit besluit. Daarvoor bezorgt hij binnen twee maanden na de goedkeuring van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen een afschrift ervan en van het bijbehorende dossier aan de verkoper.
Als de koper de verplichtingen, vermeld in het eerste lid, 1°, niet nakomt, en er binnen een termijn van vier jaar geen enkele bouwactiviteit is gestart, wordt de verkoopovereenkomst van rechtswege ontbonden. Als er al werkzaamheden zijn gestart, maar de woning nog niet winddicht is, geldt de volgende regeling. Als de verkoopprijs minder dan 90% van de venale waarde van de sociale kavel bedroeg, betaalt de koper jaarlijks een vergoeding aan de verkoper vanaf het vijfde jaar nadat de aankoopakte verleden is, zolang de woning niet winddicht is, uiterlijk tot veertien jaar nadat de aankoopakte verleden is. De vergoeding bedraagt 10% van minstens de helft van het verschil tussen 90% van de venale waarde en de verkoopprijs van de sociale kavel. Als de verkoopprijs 90% of meer bedroeg van de venale waarde van de sociale kavel, kan de verkoper jaarlijks een vergoeding vragen vanaf het vijfde jaar nadat de aankoopakte verleden is, zolang de woning niet winddicht is, uiterlijk tot veertien jaar nadat de aankoopakte verleden is. De vergoeding bedraagt maximaal 10% van het verschil tussen de venale waarde en de verkoopprijs van de sociale kavel. De venale waarde en het bedrag van de jaarlijkse verschuldigde vergoeding wordt in de authentieke akte vermeld. De termijn van vier jaar wordt geschorst als de vertraging van de bouw van de woning te wijten is aan omstandigheden die buiten de wil van de koper plaatsvinden, voor de duur van die omstandigheden.
Als de koper of de erfgenaam de verplichting, vermeld in het eerste lid, 2°, niet nakomt, geldt de volgende regeling. Als de verkoopprijs minder dan 90% van de venale waarde van de sociale kavel bedroeg, betaalt de koper of de erfgenaam een vergoeding aan de verkoper. De vergoeding bedraagt minstens de helft van het resterende gedeelte van het verschil tussen 90% van de venale waarde en de verkoopprijs van de sociale kavel, als die vergoeding gedurende tien jaar elk jaar wordt afgeschreven met een tiende van het oorspronkelijke bedrag. Als de verkoopprijs 90% of meer bedroeg van de venale waarde van de sociale kavel, kan de verkoper een vergoeding vragen die maximaal gelijk is aan het resterende gedeelte van het verschil tussen de venale waarde en de verkoopprijs van de sociale kavel, als die vergoeding gedurende tien jaar elk jaar wordt afgeschreven met een tiende van het oorspronkelijke bedrag. De venale waarde en het bedrag van de vergoeding worden voor ieder jaar in de authentieke akte vermeld.
Als de koper de verplichting, vermeld in het eerste lid, 3°, niet nakomt, geldt de volgende regeling. Als de verkoopprijs minder dan 90% van de venale waarde van de sociale kavel bedroeg, betaalt de koper een vergoeding aan de verkoper. De vergoeding bedraagt minstens de helft van het verschil tussen 90% van de venale waarde en de verkoopprijs van de sociale kavel. Als de verkoopprijs 90% of meer bedroeg van de venale waarde van de sociale kavel, kan de verkoper een vergoeding vragen die maximaal gelijk is aan het verschil tussen de venale waarde en de verkoopprijs van de sociale kavel. De venale waarde en het bedrag van de vergoeding worden in de authentieke akte vermeld.
Als de koper de sociale kavel voor of tijdens de oprichting van de woning op de sociale kavel vervreemdt, geldt de volgende regeling. Als de verkoopprijs minder dan 90% van de venale waarde van de sociale kavel bedroeg, betaalt de koper een vergoeding die gelijk is aan minstens de helft van het verschil tussen 90% van de venale waarde en de verkoopprijs van de sociale kavel. Als de verkoopprijs 90% of meer bedroeg van de venale waarde van de sociale kavel, kan de verkoper een vergoeding vragen die maximaal gelijk is aan het verschil tussen de venale waarde en de verkoopprijs van de sociale kavel. De venale waarde en het bedrag van de vergoeding worden in de authentieke akte vermeld.
BIJLAGE 25. ( 19/04/2025 - ... )
Typehuurovereenkomst voor de verhuring van sociale huurwoningen
* Bij besluit van de Vlaamse Regering van 11 februari 2022, BS 29 april 2022 wordt met ingang van 1 januari 2023 de volgende wijziging aangebracht in bijlage 25:
- tussen de zinsnede "vertegenwoordigd door ..." en de woorden "hierna de verhuurder te noemen" wordt de zinsnede "d) het Vlaams Woningfonds, vertegenwoordigd door ..." ingevoegd.
* Bij besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2025, wordt de volgende wijziging aangebracht in artikel 4, tweede lid van bijlage 25:
- de zinsnede “op de achterstallige som een verhoging van maximaal 10% toepassen en de achterstallige som vermeerderen met de wettelijke interesten” wordt vervangen door de zinsnede “verwijlintresten en een forfaitaire vergoeding als vermeld in artikel XIX.4, eerste lid, 1°, en 2°, van het Wetboek van Economisch Recht, aanrekenen”.
BIJLAGE 26. ( 19/04/2025 - ... )
Typehuurovereenkomst voor de onderverhuring van sociale huurwoningen
* Bij besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2025 worden aan artikel 5, punt A de volgende zinnen toegevoegd:
“(Schrap als het niet van toepassing is.) Het vast bedrag wordt één keer per jaar geïndexeerd op de verjaardag van de inwerkingtreding van de onderhuurovereenkomst op de wijze, vermeld in artikel 4.”.
* Bij besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2025 wordt in artikel 6, tweede lid de volgende wijziging aangebracht:
de zinsnede “op de achterstallige som een verhoging van maximaal 10% toepassen en de achterstallige som vermeerderen met de wettelijke interesten” wordt vervangen door de zinsnede “verwijlintresten en een forfaitaire vergoeding als vermeld in artikel XIX.4, eerste lid, 1°, en 2°, van het Wetboek van Economisch Recht, aanrekenen”.
BIJLAGE 27. ( 19/04/2025 - ... )
Kosten en lasten voor de huurder en de verhuurder
Artikel 1. §1. De kosten en lasten voor de huurder zijn de kosten en lasten die verbonden zijn aan het gebruik, het genot en de bewoning, meer bepaald:
1° de kosten die verbonden zijn aan het individuele verbruik van water, gas, stookolie, elektriciteit en andere energie, met inbegrip van de kosten voor de huur, het onderhoud en de opname van de individuele tellers of meettoestellen;
2° de kosten die verbonden zijn aan het verbruik van water, gas, stookolie, elektriciteit en andere energie in de gemeenschappelijke delen en het gebruik van de liften;
3° de kosten die verbonden zijn aan:
a) het normale onderhoud en de schoonmaak van de gemene delen en de groenruimten, met inbegrip van de werkingskosten van de verhuurder voor de organisatie ervan en de kosten van poetsmateriaal;
b) de ophaling en verwerking van huisvuil en de reiniging van vuilnislokalen en
-containers;
c) de reiniging en ontstopping van septische putten, controleputten, afvoerleidingen en rioleringen;
d) ongediertebestrijding en de ontsmetting van lokalen;
e) het normale onderhoud en de controle van liften, centraleverwarmingsinstallaties met inbegrip van de reiniging van schoorstenen, ventilatiesystemen, regenwaterinstallaties, drukopvoerinstallaties, geautomatiseerde systemen van toegang, warmwatertoestellen, zonne-energiesystemen en branddetectie-, brandbestrijdings- en beveiligingssystemen;
4° de bezoldiging en sociale bijdragen die de verhuurder aan de conciërge of huisbewaarder betaalt, met inbegrip van de voordelen van alle aard;
5° de premiekosten van de clausule afstand van verhaal op de huurder en de uitbreiding van het verhaal van derden ten voordele van de huurders in de omniumbrandverzekering die de verhuurder heeft afgesloten, alsook de werkingskosten van de verhuurder voor de behandeling van schadedossiers;
6° de kosten die verbonden zijn aan de huur, de aansluiting en het gewone onderhoud van de collectieve schotel-, televisie- of radio-antenne;
7° de belastingen, heffingen en retributies die verbonden zijn aan het genot of het gebruik van de woning, zoals de milieuheffing op waterverbruik, de bijdrage voor groene stroom en de huisvuilbelasting;
8° alle andere kosten en lasten die verbonden zijn aan het gebruik en het genot van de woning en die het gevolg zijn van nieuwe technologische ontwikkelingen waarmee op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit geen rekening kon worden gehouden.
De werkingskosten van de verhuurder om interne verhuizingen van de huurder te behandelen die niet vallen onder de toepassing van artikel 6.28, eerste lid, 6.37, 6.43 of artikel 6.57 van dit besluit, zijn ten laste van de huurder.
§2. De kosten en lasten voor de verhuurder zijn de kosten en lasten die verbonden zijn aan de eigendom van de woning, zoals:
1° de kosten die verbonden zijn aan de berekening en opvolging van de maandelijkse voorafbetalingen en de jaarlijkse afrekening van de kosten en lasten, vermeld in artikel 1, §1;
2° de kosten die verbonden zijn aan:
a) de aanleg van groenruimten;
b) grote onderhoudswerken in de gemeenschappelijke delen en groenruimten, zoals het volledig (her)schilderen van de gemeenschappelijke delen en traphallen;
c) de aankoop, de installatie, het herstel en het groot onderhoud van liften, centraleverwarmingsinstallaties, ventilatiesystemen, regenwaterinstallaties, warmwatertoestellen, zonne-energiesystemen, zonneweersystemen en branddetectie-, brandbestrijdings- en beveiligingssystemen;
3° de belastingen, heffingen en retributies die verbonden zijn aan het bezit van de woning.
Art. 2. Als de verhuurder een onderhoudscontract heeft gesloten, kan het gedeelte van de kosten dat ten laste is van de huurder, aan hem worden doorgerekend.
Art. 3. De kosten en lasten die aan de huurder aangerekend worden, moeten overeenstemmen met de reële uitgaven van de verhuurder en worden aangerekend op basis van bewijskrachtige documenten.
Art. 4. Als de verhuurder de kosten of lasten, vermeld in artikel 1, §1, moet verdelen onder verschillende huurders, doet hij dat op de volgende wijze:
1° voor de kosten, vermeld in artikel 1, §1, 1°, wordt het verbruik per woningcomplex of per kostenplaats, als er individuele tellers per woning zijn, bepaald aan de hand van de tellerstand. De kosten van de huur, het onderhoud en het gebruik van de tellers worden gelijk verdeeld over de woningen. Als er alleen een collectieve teller met individuele meettoestellen in de woningen staat, worden de kosten van de huur, het onderhoud en het gebruik van de tellers verdeeld op basis van de opname van de individuele meterstand of op basis van de verdeelsleutel die wordt aanbevolen door de firma die de meters heeft geïnstalleerd. De kostprijs van de huur, het onderhoud en de opname van de meettoestellen wordt gelijk verdeeld over het aantal woningen, alsook eventuele andere vaste kosten. Als er een collectieve teller staat zonder individuele meettoestellen van water, worden de kosten verdeeld volgens het aantal bewoners per woning. Het verbruik van gas, stookolie, elektriciteit en andere energie wordt gelijk of proportioneel verdeeld op basis van de oppervlakte van de woningen, naargelang de beslissing van de verhuurder;
2° de kosten, vermeld in artikel 1, §1, 2°, worden per woningcomplex gelijk verdeeld over het aantal woningen. Als er alleen een collectieve teller staat zonder individuele meettoestellen en het verbruik van de gemene delen niet kan worden vastgesteld, worden de totale verbruikskosten per woningcomplex verdeeld overeenkomstig de werkwijze, vermeld in 1°;
3° de kosten, vermeld in artikel 1, §1, 3° en 4°, worden gelijk verdeeld over het aantal woningen waarvoor ze zijn gemaakt;
4° als de omniumbrandverzekering, vermeld in artikel 1, §1, 5°, betrekking heeft op verschillende woningen, verdeelt de verhuurder de kostprijs van de premie van de afstand van verhaal en de uitbreiding van het verhaal van derden gelijk over het aantal woningen, of volgens de sleutel die de verzekeraar aanbeveelt;
5° de kosten, vermeld in artikel 1, §1, 6°, worden gelijk verdeeld onder de huurders die van de antenne gebruikmaken;
6° als de kosten, vermeld in artikel 1, §1, 7° en 8°, samenhangen met de kosten, vermeld in artikel 1, §1, 1°, worden ze per woningcomplex verdeeld conform de verdeling van de desbetreffende verbruikspost. In de andere gevallen worden ze op basis van het aantal bewoners of de oppervlakte van de woningen gelijk of proportioneel verdeeld over het aantal woningen waarvoor de kosten zijn gemaakt, naargelang de beslissing van de verhuurder.
BIJLAGE 28. ( 01/01/2021 - ... )
Tabel met investeringsvolumes voor verrichtingen die bedoeld zijn om sociale huurwoningen ter beschikking te stellen als vermeld in artikel 7.30 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 budget voor groeipad constant beleid (*) € 241.768.726 € 244.186.413 € 246.628.277 € 249.094.560 € 251.585.506 € 254.101.361 € 256.642.374 € 259.208.798 € 261.800.886 € 264.418.895 budget voor groeipad additioneel beleid (**) € 189.131.600 € 196.432.080 € 204.014.358 € 211.889.312 € 220.002.740 € 228.494.846 € 237.314.747 € 155.959.227 € 27.623.004 € 14.344.626 bijkomend budget € 94.519.255 € 95.464.448 € 96.419.092 € 97.383.283 € 115.714.254 € 116.871.396 € 118.040.110 € 119.220.511 € 120.412.717 € 121.616.844 bijkomend budget € 105.000.000 € 85.000.000 bijkomend budget VCW (***) € 18.163.393 € 27.619.635 totaal € 630.419.581 € 621.082.940 € 547.061.727 € 558.367.155 € 587.302.500 € 599.467.603 € 611.997.232 € 534.388.536 € 428.000.000 € 428.000.000 (*) jaarlijks geïndexeerd volgens begrotingsindex (in tabel geraamd op 1%) (**) jaarlijkse index van 3,86% (***) bijkomend budget dat nodig is voor het minimale budget uit de Vlaamse Codex Wonen van 2021
BIJLAGE 29 ( 22/07/2024 - ... )
* Bij besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2024 worden in bijlage 29 de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden “de heer” en de zinsnede “en/of mevrouw” worden opgeheven;
2° artikel 6 wordt vervangen door wat volgt:
“Artikel 6. Indexering
(Schrap wat niet van toepassing is. De combinatie van A en C is ook mogelijk.)
A. De huurprijs wordt één keer per jaar aan de kosten van levensonderhoud aangepast op basis van de schommelingen van het gezondheidsindexcijfer volgens de bepalingen van artikel 34 van het Vlaams Woninghuurdecreet.
De huurprijs wordt op zijn vroegst op de verjaardag van de inwerkingtreding van de hoofdhuurovereenkomst jaarlijks aangepast.
De aangepaste huurprijs mag niet hoger zijn dan het bedrag dat verkregen wordt door de volgende formule toe te passen:
basishuurprijs x nieuw indexcijfer / aanvangsindexcijfer.
De basishuurprijs is de huurprijs, vermeld in artikel 5.
Het nieuwe indexcijfer is het gezondheidsindexcijfer van de maand die voorafgaat aan de verjaardag van de inwerkingtreding van de hoofdhuurovereenkomst.
Het aanvangsindexcijfer is het gezondheidsindexcijfer van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de hoofdhuurovereenkomst of de huurprijsherziening in werking is getreden.
Die aanpassing moet uitdrukkelijk door de belanghebbende partij worden gevraagd. Een laattijdig verzoek heeft een terugwerkende kracht van maximaal drie maanden.
B. De partijen sluiten uitdrukkelijk uit dat de huurprijs aangepast kan worden aan de kosten van levensonderhoud.
C. De partijen komen overeen dat …. .”;
3° in artikel 18, eerste lid, wordt tussen het woord “woonmaatschappij” en het woord “en” de zinsnede “, van het agentschap Wonen in Vlaanderen” ingevoegd;
4° in artikel 18 wordt het derde lid vervangen door wat volgt:
“Als de verhuurder of de hoofdhuurder zijn identiteit aantoont en als hij daarvoor een schriftelijk verzoek indient, heeft hij op grond van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) recht op de uitoefening van zijn privacyrechten, zoals beschreven in de privacyverklaring.”;
5° aan artikel 18 worden een vierde en vijfde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
“De privacyverklaring van de woonmaatschappij staat op de volgende weblink: … .
Er wordt een verwijzing opgenomen naar de privacyverklaring van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen.”.
BIJLAGE 30. ( 22/07/2024 - ... )
* Bij besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2024 worden in bijlage 30 de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden “de heer” en de zinsnede “en/of mevrouw” worden opgeheven;
2° de zinsnede “(Bij een geconventioneerde verhuurorganisatie: schrap wat niet van toepassing is.) naam geconventioneerde verhuurorganisatie (volledige naam van de geconventioneerde verhuurorganisatie): … ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder het nummer … met maatschappelijke zetel in … hier rechtsgeldig vertegenwoordigd door … die de functie vervult van …” wordt opgeheven;
3° artikel 5 wordt vervangen door wat volgt:
“Artikel 5. Indexering
(Schrap wat niet van toepassing is. De combinatie van A en C is ook mogelijk).
A. De huurprijs wordt één keer per jaar aan de kosten van levensonderhoud aangepast op basis van de schommelingen van het gezondheidsindexcijfer volgens de bepalingen van artikel 34 van het Vlaams Woninghuurdecreet.
De huurprijs wordt op zijn vroegst op de verjaardag van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst jaarlijks aangepast.
De aangepaste huurprijs mag niet hoger zijn dan het bedrag dat verkregen wordt door de volgende formule toe te passen:
basishuurprijs x nieuwe indexcijfer / aanvangsindexcijfer.
De basishuurprijs is de huurprijs, vermeld in artikel 5.
Het nieuwe indexcijfer is het gezondheidsindexcijfer van de maand die voorafgaat aan de verjaardag van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst.
Het aanvangsindexcijfer is het gezondheidsindexcijfer van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de huurovereenkomst of de huurprijsherziening in werking is getreden.
Die aanpassing moet uitdrukkelijk door de belanghebbende partij worden gevraagd. Een laattijdig verzoek heeft een terugwerkende kracht van maximaal drie maanden.
B. De partijen sluiten uitdrukkelijk uit dat de huurprijs aangepast kan worden aan de kosten van levensonderhoud.
C. De partijen komen overeen dat ….. .”;
4° er wordt een artikel 16/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Artikel 16/1. De persoonsgegevens die verzameld worden, worden opgenomen in de bestanden van de verhuurder in zijn hoedanigheid als woonmaatschappij of private initiatiefnemer (schrap wat niet van toepassing is) en van het agentschap Wonen in Vlaanderen. De gegevens worden uitsluitend verwerkt om de efficiënte en correcte samenstelling van het dossier van subsidieaanvragers mogelijk te maken.
Als de verhuurder of de huurder zijn identiteit aantoont en als hij daarvoor een schriftelijk verzoek indient, heeft hij op grond van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) recht op de uitoefening van zijn privacyrechten, zoals beschreven in de privacyverklaring.
De privacyverklaring van de private initiatiefnemer of de woonmaatschappij (schrap wat niet van toepassing is) staat op de volgende weblink: …. Als de private initiatiefnemer een natuurlijke persoon is, wordt de privacyverklaring bij de huurovereenkomst gevoegd.
De privacyverklaring van het agentschap Wonen in Vlaanderen staat op de volgende weblink: https://www.vlaanderen.be/wonen-in-vlaanderen/privacyverklaring-wonen-in-vlaanderen.”;
5° er wordt een artikel 17/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Artikel 17/1. De verhuurder en de huurder of huurders verklaren hun medewerking te verlenen om een addendum bij de huurovereenkomst op te stellen als conform artikel 51 of 52 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, respectievelijk de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van rechtswege huurder wordt of als een andere persoon huurder wordt. Ook wordt een addendum bij de huurovereenkomst opgesteld als het huwelijk of de wettelijke samenwoning wordt beëindigd, vermeld in artikel 51, §3, eerste lid, van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, en als een huurder op persoonlijke titel de huurovereenkomst opzegt, vermeld in artikel 52, §3, eerste lid, van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018. In het addendum worden de gegevens, vermeld in artikel 8, eerste lid, 1°, a), van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, van de huurder of huurders opgenomen.”.
BIJLAGE 31 ( 22/07/2024 - ... )
* Bij artikel 22 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2024 worden in bijlage 31 de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden “de heer” en de zinsnede “en/of mevrouw” worden opgeheven;
2° artikel 6 wordt vervangen door wat volgt:
“Artikel 6. Indexering
(Schrap wat niet van toepassing is. De combinatie van A en C is ook mogelijk).
A. De huurprijs wordt één keer per jaar aan de kosten van levensonderhoud aangepast op basis van de schommelingen van het gezondheidsindexcijfer volgens de bepalingen van artikel 34 van het Vlaams Woninghuurdecreet.
De huurprijs wordt op zijn vroegst op de verjaardag van de inwerkingtreding van de hoofdhuurovereenkomst jaarlijks aangepast.
De aangepaste huurprijs mag niet hoger zijn dan het bedrag dat verkregen wordt door de volgende formule toe te passen:
basishuurprijs x nieuwe indexcijfer / aanvangsindexcijfer.
De basishuurprijs is de huurprijs, vermeld in artikel 5.
Het nieuwe indexcijfer is het gezondheidsindexcijfer van de maand die voorafgaat aan de verjaardag van de inwerkingtreding van de hoofdhuurovereenkomst.
Het aanvangsindexcijfer is het gezondheidsindexcijfer van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de hoofdhuurovereenkomst of de huurprijsherziening in werking is getreden.
Die aanpassing moet uitdrukkelijk door de belanghebbende partij worden gevraagd. Een laattijdig verzoek heeft een terugwerkende kracht van maximaal drie maanden.
B. De partijen sluiten uitdrukkelijk uit dat de huurprijs aangepast kan worden aan de kosten van levensonderhoud.
C. De partijen komen overeen dat ….. .”;
3° in artikel 18, eerste lid, wordt tussen het woord “woonmaatschappij” en het woord “en” de zinsnede “of geconventioneerde verhuurorganisatie (schrap wat niet van toepassing is)”, ingevoegd;
4° in artikel 18, eerste lid, wordt het woord “eigenaars” vervangen door het woord “subsidieaanvragers”;
5° in artikel 18, eerste lid, worden de woorden “de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen” vervangen door de woorden “het agentschap Wonen in Vlaanderen”;
6° in artikel 18 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:
“Als de verhuurder of de hoofdhuurder zijn identiteit aantoont en als hij daarvoor een schriftelijk verzoek indient, heeft hij op grond van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) recht op de uitoefening van zijn privacyrechten, zoals beschreven in de privacyverklaring.”;
7° aan artikel 18 worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
“De privacyverklaring van de woonmaatschappij of de geconventioneerde verhuurorganisatie (schrap wat niet van toepassing is) staat op de volgende weblink: … .
De privacyverklaring van het agentschap Wonen in Vlaanderen staat op de volgende weblink: https://www.vlaanderen.be/wonen-in-vlaanderen/privacyverklaring-wonen-in-vlaanderen.”.
BIJLAGE 32 ( 22/07/2024 - ... )
* Bij artikel 23 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2024 worden in bijlage 32 de volgende wijzigingen aangebracht:
1° artikel 5 wordt vervangen door wat volgt:
“Artikel 5. Indexering
(Schrap wat niet van toepassing is. De combinatie van A en C is ook mogelijk).
A. De huurprijs wordt één keer per jaar aan de kosten van levensonderhoud aangepast op basis van de schommelingen van het gezondheidsindexcijfer volgens de bepalingen van artikel 34 van het Vlaams Woninghuurdecreet.
De huurprijs wordt op zijn vroegst op de verjaardag van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst jaarlijks aangepast.
De aangepaste huurprijs mag niet hoger zijn dan het bedrag dat verkregen wordt door de volgende formule toe te passen:
basishuurprijs x nieuwe indexcijfer / aanvangsindexcijfer.
De basishuurprijs is de huurprijs, vermeld in artikel 5.
Het nieuwe indexcijfer is het gezondheidsindexcijfer van de maand die voorafgaat aan de verjaardag van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst.
Het aanvangsindexcijfer is het gezondheidsindexcijfer van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de huurovereenkomst of de huurprijsherziening in werking is getreden.
Die aanpassing moet uitdrukkelijk door de belanghebbende partij worden gevraagd. Een laattijdig verzoek heeft een terugwerkende kracht van maximaal drie maanden.
B. De partijen sluiten uitdrukkelijk uit dat de huurprijs aangepast kan worden aan de kosten van levensonderhoud.
C. De partijen komen overeen dat ….. .”;
2° er wordt een artikel 16/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Artikel 16/1. De persoonsgegevens die verzameld worden, worden opgenomen in de bestanden van de verhuurder in zijn hoedanigheid als woonmaatschappij of geconventioneerde verhuurorganisatie (schrap wat niet van toepassing is) en van het agentschap Wonen in Vlaanderen. De gegevens worden uitsluitend verwerkt om de efficiënte en correcte samenstelling van het dossier van subsidieaanvragers mogelijk te maken.
Als de verhuurder of de huurder zijn identiteit aantoont en als hij daarvoor een schriftelijk verzoek indient, heeft hij op grond van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) recht op de uitoefening van zijn privacyrechten, zoals beschreven in de privacyverklaring.
De privacyverklaring van de woonmaatschappij of de geconventioneerde verhuurorganisatie (schrap wat niet van toepassing is) staat op de volgende weblink: ….
De privacyverklaring van het agentschap Wonen in Vlaanderen staat op de volgende weblink: https://www.vlaanderen.be/wonen-in-vlaanderen/privacyverklaring-wonen-in-vlaanderen.”;
3° er wordt een artikel 17/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Artikel 17/1. De verhuurder en de huurder of huurders verklaren hun medewerking te verlenen om een addendum bij de huurovereenkomst op te stellen als conform artikel 51 of 52 van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018 respectievelijk de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van rechtswege huurder wordt of als een andere persoon huurder wordt. Ook wordt een addendum bij de huurovereenkomst opgesteld als het huwelijk of de wettelijke samenwoning wordt beëindigd, vermeld in artikel 51, §3, eerste lid, van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, en als een huurder op persoonlijke titel de huurovereenkomst opzegt, vermeld in artikel 52, §3, eerste lid, van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018. In het addendum worden de gegevens, vermeld in artikel 8, eerste lid, 1°, a), van het Vlaams Woninghuurdecreet van 9 november 2018, van de huurder of huurders opgenomen.”.
BIJLAGE 33 ( 01/01/2025 - ... )
Factoren per gemeente bij de berekening van het subsidiabele prijsplafond bij de verwerving van gronden als vermeld in artikel 5.38
gemeente of stad
factor
Aalst
1,00
Aalter
1,02
Aarschot
0,94
Aartselaar
1,25
Affligem
1,10
Alken
0,79
Alveringem
0,77
Antwerpen
1,28
Anzegem
0,90
Ardooie
0,88
Arendonk
0,91
As
0,75
Asse
1,18
Assenede
0,93
Avelgem
0,79
Baarle-Hertog
0,91
Balen
0,75
Beernem
1,02
Beerse
0,95
Beersel
1,25
Begijnendijk
0,90
Bekkevoort
0,81
Beringen
0,75
Berlaar
1,04
Berlare
0,99
Bertem
1,18
Bever
0,88
Beveren-Kruibeke-Zwijndrecht
1,18
Bierbeek
1,14
Bilzen-Hoeselt
0,76
Blankenberge
1,08
Bocholt
0,75
Boechout
1,32
Bonheiden
1,15
Boom
1,07
Boortmeerbeek
1,11
Bornem
1,14
Boutersem
0,99
Brakel
0,82
Brasschaat
1,32
Brecht
1,07
Bredene
1,02
Bree
0,75
Brugge
1,26
Buggenhout
1,02
Damme
1,12
De Haan
1,19
De Panne
1,01
Deerlijk
0,88
Deinze
1,09
Denderleeuw
0,99
Dendermonde
0,99
Dentergem
0,90
Dessel
0,83
Destelbergen
1,26
Diepenbeek
0,80
Diest
0,89
Diksmuide
0,90
Dilbeek
1,27
Dilsen-Stokkem
0,75
Drogenbos
1,41
Duffel
1,16
Edegem
1,48
Eeklo
0,96
Erpe-Mere
0,97
Essen
1,02
Evergem
1,06
Gavere
1,05
Geel
0,91
Geetbets
0,75
Genk
0,81
Gent
1,42
Geraardsbergen
0,80
Gingelom
0,75
Gistel
0,96
Glabbeek
0,81
Grimbergen
1,28
Grobbendonk
1,02
Haacht
1,06
Haaltert
0,93
Halen
0,75
Halle
1,17
Hamme
0,99
Hamont-Achel
0,75
Harelbeke
0,86
Hasselt
0,96
Hechtel-Eksel
0,75
Heers
0,75
Heist-op-den-Berg
0,96
Hemiksem
1,13
Herent
1,22
Herentals
1,04
Herenthout
0,99
Herk-de-Stad
0,76
Herselt
0,85
Herstappe
0,75
Herzele
0,88
Heusden-Zolder
0,77
Heuvelland
0,76
Hoegaarden
0,94
Hoeilaart
1,35
Hoeselt
0,75
Holsbeek
1,06
Hooglede
0,90
Hoogstraten
1,02
Horebeke
0,91
Houthalen-Helchteren
0,77
Houthulst
0,81
Hove
1,47
Huldenberg
1,13
Hulshout
0,90
Ichtegem
0,90
Ieper
0,94
Ingelmunster
0,88
Izegem
0,89
Jabbeke
1,06
Kalmthout
1,15
Kampenhout
1,08
Kapellen
1,20
Kapelle-op-den-Bos
1,14
Kaprijke
0,99
Kasterlee
0,93
Keerbergen
1,08
Kinrooi
0,75
Kluisbergen
0,82
Knokke-Heist
1,50
Koekelare
0,88
Koksijde
1,30
Kontich
1,28
Kortemark
0,84
Kortenaken
0,75
Kortenberg
1,19
Kortrijk
0,94
Kraainem
1,50
Kruisem
1,02
Kuurne
0,90
Laakdal
0,80
Laarne
1,12
Lanaken
0,81
Landen
0,79
Langemark-Poelkapelle
0,86
Lebbeke
0,97
Lede
0,96
Ledegem
0,83
Lendelede
0,90
Lennik
1,16
Leopoldsburg
0,75
Leuven
1,50
Lichtervelde
0,94
Liedekerke
1,04
Lier
1,17
Lierde
0,82
Lievegem
1,07
Lille
0,96
Linkebeek
1,56
Lint
1,24
Linter
0,77
Lochristi
1,13
Lokeren
1,03
Lommel
0,75
Londerzeel
1,12
Lo-Reninge
0,84
Lubbeek
1,10
Lummen
0,78
Maarkedal
0,92
Maaseik
0,75
Maasmechelen
0,75
Machelen
1,26
Maldegem
0,98
Malle
1,03
Mechelen
1,25
Meerhout
0,83
Meise
1,27
Menen
0,76
Merchtem
1,18
Merelbeke-Melle
1,24
Merksplas
0,97
Mesen
0,75
Middelkerke
1,01
Mol
0,86
Moorslede
0,84
Mortsel
1,41
Nazareth-De Pinte
1,26
Niel
1,07
Nieuwerkerken
0,75
Nieuwpoort
1,13
Nijlen
1,04
Ninove
0,95
Olen
0,93
Oostende
1,03
Oosterzele
1,03
Oostkamp
1,08
Oostrozebeke
0,88
Opwijk
1,08
Oudenaarde
0,96
Oudenburg
0,97
Oud-Heverlee
1,22
Oudsbergen
0,75
Oud-Turnhout
0,93
Overijse
1,33
Pajottegem
1,04
Peer
0,75
Pelt
0,75
Pepingen
1,11
Pittem
0,93
Poperinge
0,83
Putte
0,99
Puurs-Sint-Amands
1,10
Ranst
1,14
Ravels
0,87
Retie
0,87
Riemst
0,75
Rijkevorsel
1,01
Roeselare
0,92
Ronse
0,75
Roosdaal
1,05
Rotselaar
1,04
Rumst
1,14
Schelle
1,16
Scherpenheuvel-Zichem
0,84
Schilde
1,23
Schoten
1,24
Sint-Genesius-Rode
1,47
Sint-Gillis-Waas
0,99
Sint-Katelijne-Waver
1,14
Sint-Laureins
0,87
Sint-Lievens-Houtem
0,94
Sint-Martens-Latem
1,50
Sint-Niklaas
1,05
Sint-Pieters-Leeuw
1,23
Sint-Truiden
0,80
Spiere-Helkijn
0,80
Stabroek
1,12
Staden
0,84
Steenokkerzeel
1,14
Stekene
0,99
Temse
1,03
Ternat
1,13
Tervuren
1,47
Tessenderlo-Ham
0,78
Tielt
0,93
Tielt-Winge
0,85
Tienen
0,88
Tongeren-Borgloon
0,75
Torhout
0,95
Tremelo
0,96
Turnhout
0,97
Veurne
0,97
Vilvoorde
1,27
Vleteren
0,80
Voeren
0,77
Vorselaar
0,99
Vosselaar
0,99
Waasmunster
1,07
Waregem
0,95
Wellen
0,75
Wemmel
1,44
Wervik
0,78
Westerlo
0,90
Wetteren
1,05
Wevelgem
0,87
Wezembeek-Oppem
1,50
Wichelen
0,96
Wielsbeke
0,90
Wijnegem
1,31
Willebroek
1,06
Wingene
0,94
Wommelgem
1,22
Wortegem-Petegem
0,94
Wuustwezel
1,05
Zandhoven
1,08
Zaventem
1,34
Zedelgem
1,01
Zele
0,99
Zelzate
0,90
Zemst
1,18
Zoersel
1,09
Zonhoven
0,80
Zonnebeke
0,86
Zottegem
0,90
Zoutleeuw
0,75
Zuienkerke
1,11
Zulte
0,96
Zutendaal
0,80
Zwalm
0,93
Zwevegem
0,85
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 02/05/2025