(... - ...)
Rechtsgrond
Dit besluit is gebaseerd op:
- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;
- de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, artikel 4, §1, en artikel 4, §4, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2018.
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 22 september 2023;
- De Raad van State heeft advies nr. 74.883/3 gegeven op 15 december 2023, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Juridisch kader
Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving:
- het koninklijk besluit van 1 maart 2000 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren, artikel 3, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2018.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1. (03/02/2024- ...)
In dit besluit wordt verstaan onder:
1° afdeling Dierenwelzijn: de subentiteit van het Departement Omgeving die bevoegd is voor het dierenwelzijn;
2° bezettingsdichtheid: het totale aantal kalkoenen dat tegelijkertijd in de stal per vierkante meter bruikbare oppervlakte aanwezig is;
3° bruikbare oppervlakte: een oppervlakte met strooisel die permanent voor de kalkoenen toegankelijk is;
4° functionaris voor het dierenwelzijn: de functionaris voor het dierenwelzijn, vermeld in artikel 17 van verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden;
5° haan: een mannelijke kalkoen;
6° hen: een vrouwelijke kalkoen;
7° houder: elke natuurlijke of rechtspersoon die permanent of tijdelijk verantwoordelijk is voor of belast is met de zorg voor kalkoenen;
8° kalkoen: een dier van de soort Meleagris gallopavo dat voor het vlees wordt gehouden;
9° kalkoenenbedrijf: een productieplaats waar kalkoenen worden gehouden;
10° stal: een gebouw op een kalkoenenbedrijf waar een toom kalkoenen wordt gehouden;
11° strooisel: materiaal met een losse structuur waarin kalkoenen kunnen scharrelen;
12° toom: een groep kalkoenen die in een stal van het kalkoenenbedrijf zijn ondergebracht en gelijktijdig in die stal aanwezig zijn.
Artikel 2. (03/02/2024- ...)
Kalkoenen op kalkoenenbedrijven worden gehouden en verzorgd conform dit besluit.
Artikel 3. (03/02/2024- ...)
Artikel 7, §2, artikel 15, en de bijlagen bij dit besluit zijn niet van toepassing op kalkoenenbedrijven met minder dan tweehonderd kalkoenen.
Dit besluit is niet van toepassing op broeierijen.
In het tweede lid wordt verstaan onder broeierij: bedrijf dat zich toelegt op het inleggen en uitbroeden van broedeieren en het opleveren van eendagskuikens.
Artikel 4. (03/02/2024- ...)
§1. De kalkoenen worden ten minste twee keer per dag gecontroleerd. De voormelde controle gebeurt per dag ten minste een keer in de ochtend en een keer in de namiddag of avond.
Er wordt in het bijzonder gelet op tekenen die duiden op een verlaagd niveau van dierenwelzijn zoals:
1° tekenen die wijzen op verenpikken en kannibalisme;
2° uitwendige letsels;
3° aanwezigheid van dode dieren;
4° andere tekenen dan de tekenen, vermeld in punt 1° tot en met punt 3°, die wijzen op een welzijnsaantasting van de dieren.
§2. De houder is verantwoordelijk en houdt toezicht op de controle en verzorging van de kalkoenen. De houder ziet erop toe dat de personen die de kalkoenen verzorgen de nodige instructies krijgen conform de bepalingen van dit besluit. De houder ziet erop toe dat de personen die de controle, vermeld in paragraaf 1, uitvoeren, voldoende zijn in aantal, voldoende tijd per controle nemen en bekwaam zijn om de tekenen die duiden op een verlaagd niveau van dierenwelzijn, te herkennen en gepaste maatregelen te nemen om het welzijn van alle dieren te behouden en te waarborgen.
§3. Kalkoenen die blijk geven van een verminderd dierenwelzijn, krijgen een passende behandeling en worden, als dat nodig is, gehuisvest in een ziekenboeg, of worden onmiddellijk gedood conform artikel 16, §3.
§4. Telkens als dat nodig is, wordt contact opgenomen met een dierenarts, zoals bij de uitbraak van een ziekte of bij een verhoogd mortaliteitscijfer zonder duidelijke reden in de stal.
Artikel 5. (03/02/2024- ...)
§1. Kalkoenen tot en met de leeftijd van zeven weken worden gevangen of opgetild door hun twee poten vast te houden of door zowel minimum een poot en een schouder vast te houden.
Kalkoenen vanaf de leeftijd van acht weken worden gevangen of opgetild door zowel minimum een poot als een schouder vast te houden.
§2. De houder van de dieren is verantwoordelijk en houdt toezicht op het vangen en optillen van de kalkoenen. De houder ziet erop toe dat de personen die de kalkoenen vangen of optillen, bekwaam zijn en de nodige instructies krijgen.
Artikel 6. (03/02/2024- ...)
§1. Binnen zeven dagen nadat de kalkoenen in het gebouw zijn geplaatst, wordt het lichtschema gradueel opgebouwd. Daarna volgt de verlichting een 24 urencyclus. De voormelde 24 urencyclus omvat ten minste één ononderbroken donkerperiode van minstens acht uur en één ononderbroken lichtperiode van minstens acht uur.
In alle gebouwen bedraagt de lichtintensiteit tijdens de lichtperiode, vermeld in het eerste lid, ten minste 20 lux op de volledige bruikbare oppervlakte, gemeten op ooghoogte van de dieren. Tijdens de donkerperiode, vermeld in het eerste lid, wordt het kunstlicht uitgedaan.
§2. In afwijking van paragraaf 1 is tijdens een uitbraak van verenpikken of kannibalisme een tijdelijke vermindering van de lichtintensiteit toegestaan als aan al de volgende voorwaarden voldaan wordt:
1° de lichtintensiteit bedraagt ten minste 5 lux tijdens de lichtperiode, vermeld in paragraaf 1, eerste lid;
2° de vermindering in lichtintensiteit wordt voorgeschreven door de bedrijfsdierenarts. De bedrijfsdierenarts schrijft ook een maximale tijdsduur voor van de vermindering in lichtintensiteit en geeft advies over het voorkomen van een nieuwe uitbraak van verenpikken of kannibalisme. Het attest van de bedrijfsdierenarts wordt ten minste één jaar ter beschikking gehouden van de afdeling Dierenwelzijn en kan op eenvoudig verzoek worden voorgelegd bij inspectie door de bevoegde autoriteiten;
3° bijkomende verrijking als vermeld in artikel 11, wordt aangeboden.
§3. Als kunstlicht wordt gebruikt, kan dat niet waarneembaar knipperen in de stal. De frequentie van het kunstlicht bedraagt ten minste 120 hertz.
§4. Er wordt in lichtdoorlatende openingen in het dak of in de muren voorzien, met een oppervlakte van de opening in het dak of in de muren die niet kleiner is dan 3% van de bruikbare oppervlakte. Kokers of andere technologieën zijn toegelaten als wordt aangetoond dat de inval van natuurlijk licht gelijkwaardig is.
Artikel 7. (03/02/2024- ...)
§1. De maximale bezettingsdichtheid voor kalkoenen tot en met de leeftijd van zeven weken is niet hoger dan 10 dieren per m2.
De maximale bezettingsdichtheid voor kalkoenen vanaf de leeftijd van acht weken is voor hennen niet hoger dan 5 dieren per m2 en voor hanen niet hoger dan 3,5 dieren per m2. De bezettingsdichtheid bedraagt nooit meer dan 52 kg per m2 voor hennen en 56 kg per m2 voor hanen.
§2. In geval van overmacht waardoor de dieren niet kunnen vervoerd worden, mag tijdelijk afgeweken worden van de bezettingsdichtheid, vermeld in paragraaf 1, en dit voor de periode dat de overmacht aanhoudt.
§3. In afwijking van paragraaf 1 wordt de bezettingsdichtheid in de stal met ten minste 10% verminderd als in twee opeenvolgende tomen van een stal een totaalscore als vermeld in artikel 15, §2, gemeten wordt van hoger dan tachtig. De voormelde vermindering is van toepassing op de toom na de eerstvolgende toom van dezelfde stal. Telkens als de totaalscore van de toom waarop de vermindering van toepassing is, opnieuw hoger dan tachtig is, wordt de bezettingsdichtheid bijkomend met 10% verminderd.
De bezettingsdichtheid van een stal die conform het eerste lid is verminderd, kan alleen opnieuw verhoogd worden als voor twee opeenvolgende tomen een totaalscore als vermeld in artikel 15, §2, van minder dan tachtig gemeten wordt en er aan de overige voorwaarden, vermeld in dit besluit, is voldaan.
Artikel 8. (03/02/2024- ...)
De maximale groeisnelheid is gemiddeld niet hoger dan 100 gram per dag voor hennen en 135 gram per dag voor hanen. Dat wordt berekend aan de hand van de volgende formule: het totale gewicht van de kalkoen op de slachtleeftijd, uitgedrukt in gram, gedeeld door de slachtleeftijd, uitgedrukt in dagen.
Artikel 9. (03/02/2024- ...)
Het voer is zodanig beschikbaar en wordt op die manier aangeboden dat dit niet tot overmatige concurrentie tussen de aanwezige kalkoenen leidt en zodat alle kalkoenen aan hun voedingsbehoeften kunnen voldoen. Het voer kan niet vroeger dan acht uur vóór het geplande vertrek bij de kalkoenen worden weggenomen.
Alle kalkoenen beschikken permanent over voldoende vers water.
Artikel 10. (03/02/2024- ...)
Alle kalkoenen hebben permanent toegang tot droog en los strooisel op de vloer. Het strooisel laat de dieren toe daarin te scharrelen.
Artikel 11. (03/02/2024- ...)
§1. In deze paragraaf wordt verstaan onder verrijkingsmateriaal: materiaal voor de verrijking van de dieren dat de positieve welzijnsbeleving van kalkoenen verhoogt.
Er is voldoende en geschikt verrijkingsmateriaal aanwezig voor alle kalkoenen. Per vierhonderd kalkoenen wordt ten minste een baal stro van ten minste 15 à 20 kg gebruikt. Behalve als kalkoenen vanaf een leeftijd van 35 dagen toegang hebben tot een buitenbeloop overeenkomstig paragraaf 2, wordt daarnaast ook een ander soort verrijkingsmateriaal gebruikt.
Het verrijkingsmateriaal, vermeld in het tweede lid, wordt gelijkmatig verdeeld over de ruimte. Het voormelde verrijkingsmateriaal wordt op ooghoogte van de dieren gehangen als het opgehangen wordt.
§2. Het buitenbeloop, vermeld in paragraaf 1, voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° het is uiterlijk vanaf 10 uur ’s morgens toegankelijk en ten minste gedurende acht uur per dag tijdens de lichtperiode, vermeld in artikel 6, §1, eerste lid. Van de voormelde voorwaarde kan alleen afgeweken worden bij ongeschikte weersomstandigheden of op voorschrift van de bedrijfsdierenarts waarbij een maximale duur wordt voorgeschreven of naar aanleiding van maatregelen die het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen oplegt;
2° er zijn verschillende uitgangen die rechtstreeks toegang geven tot de buitenruimte, en die ten minste 65 cm hoog en 1,5 m breed zijn;
3° ten minste 5% van de totale oppervlakte wordt op natuurlijke wijze beschut;
4° er is voldoende bescherming tegen roofdieren;
5° het heeft een oppervlakte die afgestemd is op de bezettingsdichtheid van de kalkoenen. Dit wil zeggen dat het een oppervlakte dient te hebben van ten minste 30% van de binnenoppervlakte.
Artikel 12. (03/02/2024- ...)
Voor kalkoenen tot en met de leeftijd van vier weken zijn er in voldoende mate verhoogde zitstokken zonder scherpe randen of platformen beschikbaar en bereikbaar in de stal. De zitstokken hebben een diameter van ten minste 5 cm. De totale lengte van de zitstokken bedraagt ten minste 3 cm per kalkoen op basis van het aantal kalkoenen in de stal. De platformen geven voldoende steun aan de tenen van de kalkoenen en hebben een oppervlakte van ten minste 100 cm2 per kalkoen.
Voor kalkoenen ouder dan vier weken zijn er in voldoende mate platformen beschikbaar en bereikbaar via een loopplank in de stal. De platformen geven voldoende steun aan de tenen van de kalkoenen en hebben een hoogte van ten minste 70 cm en een oppervlakte van ten minste 100 cm2 per kalkoen.
Het stro, vermeld in artikel 11, kan dienen als platform als vermeld in het eerste en tweede lid.
Artikel 13. (03/02/2024- ...)
De eigenaar of houder garandeert dat elke stal uitgerust is met een ventilatiesysteem en, als dat nodig is, met koel- en verwarmingssystemen, die zo zijn ontworpen en gebouwd en zo functioneren dat:
1° de maximale concentratie van ammoniak (NH3) die ter hoogte van de kop van de kalkoenen gemeten wordt, 20 ppm bedraagt. De maximale concentratie van koolstofdioxide (CO2) die ter hoogte van de kop van de kalkoenen gemeten wordt, bedraagt 3000 ppm;
2° de ventilatie is voldoende om oververhitting van de kalkoenen te voorkomen en, als dat nodig is, in combinatie met verwarmingssystemen overmatig vocht te verwijderen. De houder informeert zich tijdig over de weersomstandigheden en neemt de nodige preventieve maatregelen om het welzijn van de dieren te waarborgen als dat nodig is.
In het eerste lid wordt verstaan onder eigenaar: elke natuurlijke of rechtspersoon die het kalkoenenbedrijf waar de kalkoenen worden gehouden, in eigendom heeft.
Naast de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, wordt in aangepaste maatregelen en materiaal voorzien voor noodgevallen, waaronder:
1° voldoende brandblusapparatuur;
2° een evacuatieplan;
3° een alarmsysteem voor brand en voor het uitvallen van automatische apparatuur die belangrijk is voor de gezondheid en het welzijn van de dieren.
Artikel 14. (03/02/2024- ...)
Het geluidsniveau wordt zo laag mogelijk gehouden. Aanhoudend luid of plots lawaai wordt vermeden.
Ventilators, voedermachines en andere uitrusting worden zo gebouwd, geplaatst, gebruikt en onderhouden dat ze zo weinig mogelijk lawaai produceren.
Artikel 15. (03/02/2024- ...)
§1. Elk slachthuis dat kalkoenen van een kalkoenenbedrijf gevestigd in Vlaanderen slacht, controleert per toom een representatief aantal poten op voetzoollaesies. Er wordt een scorerapport opgesteld conform bijlage 1 en 2, die bij dit besluit zijn gevoegd.
Als de opmaak van een scorerapport conform bijlage 1 en 2, die bij dit besluit zijn gevoegd, door een slachthuis buiten het Vlaamse Gewest niet gewaarborgd kan worden, wordt dat rapport voor het vertrek van de dieren op het kalkoenenbedrijf opgesteld.
§2. Voor de opmaak van het scorerapport, vermeld in paragraaf 1, worden de volgende wegingsfactoren gebruikt:
1° score 0: vermenigvuldiging met 0;
2° score 1: vermenigvuldiging met 0,5;
3° score 2: vermenigvuldiging met 2.
De totaalscore als onderdeel van het scorerapport, vermeld in paragraaf 1, wordt berekend met de volgende formules:
1° in geval van een visuele meting van 100 dieren: aantal punten = (aantal dieren met score 0) x 0 + (aantal dieren met score 1) x 0,5 + (aantal dieren met score 2) x 2;
2° bij meting met een digitaal meetsysteem: aantal punten = (percentage dieren met score 0) x 0 + (percentage dieren met score 1) x 0,5 + (percentage dieren met score 2) x 2.
§3. Als de controle op voetzoollaesies is uitgevoerd in het slachthuis, bezorgt de functionaris voor het dierenwelzijn het scorerapport, vermeld in paragraaf 1, aan de afdeling Dierenwelzijn en de houder uiterlijk vijftien dagen na de dag waarop de voormelde controle is uitgevoerd. Als de controle op voetzoollaesies is uitgevoerd in het kalkoenenbedrijf, bezorgt de houder het scorerapport, vermeld in paragraaf 1, aan de afdeling Dierenwelzijn uiterlijk vijftien dagen na de dag waarop de voormelde controle is uitgevoerd.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het dierenwelzijn, kan de modaliteiten bepalen voor de bezorging van het scorerapport, vermeld in het eerste lid.
§4. De Vlaamse minister, bevoegd voor het dierenwelzijn, kan naast de verplichte controle op voetzoollaesies, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3, bijkomende welzijnsindicatoren bepalen die in het slachthuis of in de stal worden gemeten, en kan de voorwaarden en de wijze bepalen waarop die indicatoren worden gemeten.
Artikel 16. (03/02/2024- ...)
§1. Kalkoenen die zwaargewond zijn of duidelijk blijk geven van een ernstige welzijnsvermindering, worden ofwel afgezonderd in een ziekenboeg waarbij ze een passende verzorging krijgen en waarbij een dierenarts wordt geraadpleegd wanneer die zorg geen verbetering in de toestand van het dier brengt, ofwel worden ze onmiddellijk gedood.
Een ziekenboeg als vermeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° voer en water zijn ter beschikking. De kalkoenen kunnen het voormelde voer en de voormelde watervoorziening eenvoudig bereiken;
2° geschikte bedding is aanwezig.
De kalkoenen worden ten minste drie keer per dag gecontroleerd.
§2. Individuele kalkoenen die verwondingen vertonen van verenpikken of kannibalisme, worden afgezonderd van de overige kalkoenen.
§3. Er is adequate apparatuur in het bedrijf aanwezig om een kalkoen te kunnen doden bij ernstige welzijnsproblemen.
De persoon die het dier conform het eerste lid doodt, heeft voldoende kennis en ervaring om de apparatuur, vermeld in het eerste lid, correct te gebruiken en te hanteren.
Artikel 17. (03/02/2024- ...)
Na elke ontruiming worden al de volgende acties uitgevoerd voordat een nieuwe toom dieren in de stal wordt binnengebracht:
1° alle delen van de gebouwen, uitrusting of gereedschap die met de kalkoenen in contact zijn gekomen, worden grondig gereinigd en ontsmet;
2° al het strooisel wordt verwijderd en er wordt vers strooisel aangebracht.
Artikel 18. (03/02/2024- ...)
Per stal van een kalkoenenbedrijf worden de volgende gegevens in een register vermeld:
1° het aantal binnengebrachte hanen en het aantal binnengebrachte hennen met vermelding van de datum van levering;
2° de bruikbare oppervlakte;
3° na iedere controle als vermeld in artikel 4, het aantal dood aangetroffen kalkoenen met een indicatie van de oorzaken, als die bekend zijn, en ook het aantal gedode kalkoenen, met de reden van het doden;
4° het aantal verwijderde kalkoenen per toom met het oog op de verkoop of de slacht.
Het register, vermeld in het eerste lid, wordt ten minste drie jaar bewaard en wordt op eenvoudig verzoek aan de bevoegde autoriteiten bezorgd.
Artikel 19. (03/02/2024- ...)
Achttien maanden na de datum van de inwerkingtreding van dit besluit wordt het besluit geëvalueerd en de normen erin vervat geactualiseerd, onder andere inzake bezettingsdichtheid en groeisnelheid.
Artikel 20. (03/02/2024- ...)
Voor kalkoenenbedrijven waarvan de installaties voor de eerste keer in gebruik zijn genomen voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, treedt dit besluit in werking op 1 januari 2026.
Artikel 21. (03/02/2024- ...)
De Vlaamse minister, bevoegd voor het dierenwelzijn, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE 1 (03/02/2024- ...)
Bepaling van de score
Het scorerapport wordt opgesteld op basis van de beoordeling van een aantal poten op de aanwezigheid van voetzoollaesies. Aan iedere beoordeelde poot wordt een score toegekend volgens de volgende criteria:
1° score 0: geen of een zeer kleine verkleuring zichtbaar;
2° score 1: kleine verkleuring, maar geen diepe aantasting van de voetzool;
3° score 2: een letsel met aantasting van de opperhuid en onderhuidse ontsteking.
Het scorerapport, vermeld in artikel 15, voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° er wordt een totaalscore gegeven op basis van een meting van in totaal ten minste 100 kalkoenen per toom;
2° de meting wordt uitgevoerd op een poot per dier (altijd ofwel de linker- of de rechterpoot) verspreid over minstens twee locaties in de toom;
3° als de score bij meer dan honderd dieren wordt bepaald, wordt de totaalscore berekend met de formule, vermeld in artikel 15, §2, tweede lid, 2°;
4° de totaalscore wordt bepaald door personen die ten minste een keer per jaar een opleiding over het scoren van voetzoollaesies die door de afdeling Dierenwelzijn is goedgekeurd, hebben gevolgd.
BIJLAGE 2 (03/02/2024- ...)
Opstelling van het scorerapport
A. Scorerapport dat opgesteld is in het slachthuis
1. De totaalscore wordt opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de functionaris voor het dierenwelzijn.
2. Het slachthuis kan via een visuele meting of via een digitaal meetsysteem de totaalscore voor het scorerapport opstellen.
3. Als een digitaal meetsysteem wordt gebruikt, wordt er voldaan aan al de volgende voorwaarden:
a) het digitale meetsysteem is gevalideerd door een onafhankelijke instantie waarvan in het slachthuis een rapport aanwezig is;
b) het digitale meetsysteem meet voor iedere toom bij ten minste 70% van de kalkoenen een poot;
c) het digitale meetsysteem is beveiligd tegen willekeurige wijzigingen;
d) het slachthuis onderhoudt het digitale meetsysteem zodat het goed blijft functioneren. Als het systeem gebreken of defecten vertoont, meldt het slachthuis dat aan de leverancier of de fabrikant en de betrokken pluimveehouders;
e) het digitale meetsysteem is geijkt.
B. Scorerapport dat opgesteld is in het kalkoenenbedrijf
1. De totaalscore wordt opgesteld door een externe onafhankelijke controle-instantie onder de verantwoordelijkheid van de houder.
2. De totaalscore wordt bepaald maximaal vijf dagen voordat de toom wordt geslacht.
3. De controle-instantie, vermeld in punt 1, gebruikt extra verlichting en een vanghek om dubbele metingen te voorkomen. Voor de voormelde meting wordt op verschillende locaties in de stal een meting uitgevoerd om stalen te verkrijgen die representatief zijn voor de hele stal. Voor de voormelde meting kunnen de kalkoenen worden gemerkt met bijvoorbeeld watervaste stift. Het is niet nodig de poten te wassen.
4. De controle-instantie, vermeld in punt 1, heeft een bewijs van kunde en kan dat voorleggen aan de afdeling Dierenwelzijn.
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 01/11/2024