(... - ...)
Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- het decreet van 22 maart 2024 over het Vlaamse beleid voor de preventie van gewelddadige radicalisering, extremisme, terrorisme en schadelijke polarisatie, artikel 6, eerste lid, artikel 7, artikel 8, §1, §2, tweede lid, §3, §4, vierde lid, en §5, eerste en derde lid, artikel 9, tweede en derde lid, artikel 10, eerste en derde lid, en artikel 11.
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, heeft zijn akkoord gegeven op 1 februari 2024.
- De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen heeft advies gegeven op 26 februari 2024.
- De Vlaamse Onderwijsraad heeft beslist geen advies uit te brengen op 29 februari 2024.
- De Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin heeft advies gegeven op 1 maart 2024.
- De Strategische adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media heeft advies gegeven op 26 februari 2024.
- De Vlaamse Jeugdraad heeft advies gegeven op 1 maart 2024.
- De Raad van State heeft advies 75.993/3 gegeven op 25 april 2024, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1. (01/09/2024- ...)
In dit besluit wordt verstaan onder:
1° agentschap: het Agentschap Binnenlands Bestuur, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Agentschap Binnenlands Bestuur”;
2° decreet van 22 maart 2024: het decreet van 22 maart 2024 over het Vlaamse beleid voor de preventie van gewelddadige radicalisering, extremisme, terrorisme en schadelijke polarisatie;
3° digitale wijze: de digitale wijze, vermeld op de website van het agentschap;
4° geïntegreerd actieplan: het geïntegreerde actieplan, vermeld in artikel 5 van het decreet van 22 maart 2024;
5° LIVC-R: lokale integrale veiligheidscel inzake radicalisme, extremisme en terrorisme;
6° lokaal bestuur: de gemeente, vermeld in het Bestuursdecreet van 7 november 2018;
7° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het binnenlands bestuur en het stedenbeleid;
8° partnerorganisatie: een partnerorganisatie voor beleidsondersteuning en praktijkontwikkeling inzake gewelddadige radicalisering, extremisme, terrorisme en schadelijke polarisatie als vermeld in artikel 8 van het decreet van 22 maart 2024;
9° werkjaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december;
10° werkdag: alle dagen van de week met uitzondering van zaterdagen, zondagen en de feestdagen, vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.
Artikel 2. (01/09/2024- ...)
Ter uitvoering van artikel 6, eerste lid, van het decreet van 22 maart 2024 worden de volgende beleidsdomeinen en departementen en intern en extern verzelfstandigde agentschappen aangewezen als relevant voor het Vlaamse beleid voor de preventie van gewelddadige radicalisering, extremisme, terrorisme en schadelijke polarisatie:
1° het beleidsdomein Kanselarij, Bestuur, Buitenlandse Zaken en Justitie:
a) het agentschap;
b) het Agentschap Justitie en Handhaving;
c) het Agentschap Integratie en Inburgering;
2° het beleidsdomein Onderwijs en Vorming:
a) het Departement Onderwijs en Vorming;
3° het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin:
a) het Departement Zorg;
b) het Agentschap Opgroeien;
4° het beleidsdomein Werk, Economie, Wetenschap, Innovatie, Landbouw en Sociale Economie:
a) het Departement Werk en Sociale Economie;
b) de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;
5° het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media:
a) het Departement Cultuur, Jeugd en Media;
b) Sport Vlaanderen;
c) de Vlaamse Regulator voor de Media;
d) de Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie;
6° het beleidsdomein Omgeving:
a) het Agentschap Wonen in Vlaanderen.
Artikel 3. (01/09/2024- ...)
§1. Ter uitvoering van artikel 7 van het decreet van 22 maart 2024 wijzen de leidend ambtenaren van de departementen en de intern en extern verzelfstandigde agentschappen, vermeld in artikel 2 van dit besluit, een personeelslid aan als aanspreekpunt voor het Vlaamse beleid voor de preventie van gewelddadige radicalisering, extremisme, terrorisme en schadelijke polarisatie.
De aanspreekpunten voor het Vlaamse beleid voor de preventie van gewelddadige radicalisering, extremisme, terrorisme en schadelijke polarisatie hebben de volgende taken:
1° ze nemen deel aan de overlegmomenten van de Vlaamse coördinatiestructuur voor de preventie van gewelddadige radicalisering, extremisme, terrorisme en schadelijke polarisatie, vermeld in paragraaf 2;
2° ze wisselen kennis, expertise en informatie uit over het eigen beleidsdomein en werkveld op de Vlaamse coördinatiestructuur, vermeld in paragraaf 2;
3° ze leveren een bijdrage om de actuele analyse, vermeld in artikel 5, derde lid, van het decreet van 22 maart 2024, voor te bereiden;
4° ze leveren een bijdrage om het geïntegreerd actieplan, vermeld in artikel 5 van het voormelde decreet, voor te bereiden;
5° ze volgen de eigen acties in het geïntegreerd actieplan op, evalueren ze en sturen ze bij;
6° ze coördineren de implementatie van de doelstellingen, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het voormelde decreet, binnen hun eigen beleidsdomein;
7° ze leveren een bijdrage aan de voorbereiding en opvolging van beleidsdomeinoverschrijdende initiatieven;
8° binnen het kader van de doelstellingen, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het voormelde decreet, schatten ze de effecten in van het beleid dat door hun departement of agentschap wordt voorbereid of uitgevoerd, op de preventie van gewelddadige radicalisering, extremisme, terrorisme en schadelijke polarisatie.
§2. Het agentschap coördineert de Vlaamse coördinatiestructuur voor de preventie van gewelddadige radicalisering, extremisme, terrorisme en schadelijke polarisatie.
§3. Het agentschap en het Agentschap Justitie en Handhaving coördineren samen de voorbereiding en opvolging van het geïntegreerde actieplan.
Artikel 4. (01/09/2024- ...)
Ter uitvoering van artikel 8, §3, van het decreet van 22 maart 2024 dient een organisatie een aanvraag tot erkenning in voor een of meer van de doelstellingen, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het voormelde decreet.
Bij de erkenning van partnerorganisaties streeft de Vlaamse Regering ernaar dat elke doelstelling, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het voormelde decreet, wordt ingevuld. De expertise van erkende partnerorganisaties is complementair.
De Vlaamse Regering erkent zoveel partnerorganisaties als nodig om de doelstellingen, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het voormelde decreet te bereiken.
Artikel 5. (01/09/2024- ...)
§1. De oproep tot indiening van erkenningsaanvragen en de modaliteiten tot indiening worden bekendgemaakt op de website van het agentschap.
De erkenningsaanvragen worden digitaal ingediend uiterlijk op 1 mei van het jaar waarin een geïntegreerd actieplan van start gaat.
Bij de eerste erkenningsprocedure van een partnerorganisatie op basis van dit besluit worden de erkenningsaanvragen uiterlijk op 1 mei 2025 ingediend.
§2. Een erkenningsaanvraag is ontvankelijk als de aanvraag op digitale wijze wordt ingediend bij het agentschap en als de aanvraag al de volgende documenten en gegevens bevat:
1° een beschrijving van de manier waarop de aanvrager voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 8, §2, eerste lid, van het decreet van 22 maart 2024;
2° een beschrijving van het aanbod, vermeld in artikel 8, §4, 1° en 2° van het decreet van 22 maart 2024, waarmee de aanvrager invulling geeft aan de doelstellingen waarvoor hij een erkenning aanvraagt;
3° een beschrijving van de wijze waarop de aanvrager met zijn aanbod een antwoord biedt op de uitdagingen die opgenomen zijn in de actuele analyse, vermeld in artikel 5, derde lid, van het voormelde decreet;
4° een kopie van de statuten van de organisatie waaruit blijkt dat de organisatie voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 8, §2, eerste lid, 1°, van het voormelde decreet.
Artikel 6. (01/09/2024- ...)
Het agentschap onderzoekt de ontvankelijkheid van een erkenningsaanvraag.
Het agentschap bezorgt een aanvrager binnen vijf werkdagen na de dag waarop het de erkenningsaanvraag heeft ontvangen, digitaal de beslissing of de aanvraag ontvankelijk of onontvankelijk is. Nadat de voormelde termijn verstreken is, wordt de aanvraag geacht ontvankelijk te zijn.
Als er geen ontvankelijke aanvragen zijn ingediend voor een of meer van de doelstellingen, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het decreet van 22 maart 2024, kan de erkenningsprocedure specifiek voor de ontbrekende doelstellingen opnieuw opgestart worden. In dat geval worden de erkenningsaanvragen ingediend uiterlijk twintig werkdagen na de dag waarop het agentschap vaststelt dat niet voor alle doelstellingen ontvankelijke erkenningsaanvragen zijn ingediend. De procedure, vermeld in het eerste en tweede lid, is vervolgens van toepassing.
Artikel 7. (01/09/2024- ...)
Het agentschap beoordeelt een ontvankelijke erkenningsaanvraag inhoudelijk en brengt daarover een advies uit aan de minister.
Bij de beoordeling, vermeld in het eerste lid, toetst het agentschap een ontvankelijke erkenningsaanvraag aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 8, §2, eerste lid, van het decreet van 22 maart 2024. De voormelde beoordeling gebeurt op basis van de documenten en de gegevens, vermeld in artikel 5, §2, van dit besluit.
Als dat nodig is, vraagt het agentschap bijkomende inlichtingen aan de aanvrager. De aanvrager bezorgt die inlichtingen binnen tien werkdagen na de dag waarop hij het verzoek om bijkomende inlichtingen heeft ontvangen. De aanvrager bezorgt die bijkomende inlichtingen op digitale wijze aan het agentschap. De beslissingstermijn wordt daarbij niet geschorst.
Als de bijkomende inlichtingen niet binnen de termijn, vermeld in het derde lid, zijn bezorgd aan het agentschap, wordt ervan uitgegaan dat de aanvrager afziet van de erkenningsaanvraag.
Artikel 8. (01/09/2024- ...)
De minister neemt op basis van de inhoudelijke beoordeling van de ontvankelijke erkenningsaanvragen, vermeld in artikel 7, een beslissing tot selectie of niet-selectie van een of meer kandidaat-partnerorganisaties.
Binnen twintig werkdagen na de dag waarop de erkenningsaanvraag uiterlijk moet worden ingediend, bezorgt het agentschap de beslissing tot selectie, vermeld in het eerste lid, digitaal aan een kandidaat-partnerorganisatie.
Binnen twintig werkdagen na de dag waarop de erkenningsaanvraag uiterlijk moet worden ingediend, bezorgt het agentschap de beslissing tot niet-selectie, vermeld in het eerste lid, digitaal aan de niet-geselecteerde aanvrager.
Als er niet voor alle doelstellingen, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het decreet van 22 maart 2024, een kandidaat-partnerorganisatie geselecteerd kan worden uit de ontvankelijke erkenningsaanvragen, kan de procedure, vermeld in artikel 5 tot en met 8, eerste en tweede lid, van dit besluit, voor de ontbrekende doelstellingen opnieuw opgestart worden. In afwijking van artikel 5 van dit besluit worden de erkenningsaanvragen ingediend uiterlijk twintig werkdagen na de beslissing van de minister, vermeld in het eerste lid.
Artikel 9. (01/09/2024- ...)
§1. Uiterlijk negentig dagen voor de eerste dag van de vijfjarige periode, vermeld in artikel 8, §1, van het decreet van 22 maart 2024, dient een geselecteerde kandidaat-partnerorganisatie op digitale wijze een meerjarenplan voor vijf jaar in.
§2. Het meerjarenplan, vermeld in paragraaf 1, bevat al de volgende elementen:
1° een beschrijving van de strategische en operationele doelstellingen in relatie tot het geïntegreerd actieplan, vermeld in artikel 5 van het decreet 22 maart en de doelstellingen vermeld in artikel 3, tweede lid van het decreet van 22 maart 2024 waarvoor de kandidaat-partnerorganisatie is geselecteerd;
2° een opgave van de beoogde resultaten op basis van de opdrachten, vermeld in artikel 8, §4, van het voormelde decreet, en de bijbehorende indicatoren;
3° het tijdstip en de wijze waarop de resultaten worden gemeten;
4° een beschrijving van de interne organisatiestructuur en -werking;
5° de middelen die nodig worden geacht om het meerjarenplan te realiseren.
§3. Ter uitvoering van het meerjarenplan, vermeld in paragraaf 1, maakt de partnerorganisatie voor elk werkjaar een jaaractieplan en een jaarbegroting op.
Het jaaractieplan, vermeld in het eerste lid, beschrijft op welke wijze de partnerorganisatie de strategische en operationele doelstellingen die geformuleerd zijn in het meerjarenplan, vermeld in paragraaf 1, zal realiseren. Het jaaractieplan omschrijft minstens de te behalen resultaten, gekoppeld aan indicatoren en de concrete acties in het jaar in kwestie.
De partnerorganisatie bezorgt het jaaractieplan, vermeld in het eerste lid, digitaal aan het agentschap uiterlijk op 15 december van het werkjaar vóór het jaar waarop het jaaractieplan betrekking heeft.
§4. Ter opvolging van de uitvoering van het meerjarenplan, vermeld in paragraaf 1, en het jaaractieplan, vermeld in paragraaf 3, maakt de partnerorganisatie een jaarverslag en een jaarrekening op van alle voorbije werkjaren.
De participatieorganisatie bezorgt het jaarverslag en de jaarrekening, vermeld in het eerste lid, digitaal aan het agentschap in de loop van het eerste trimester dat volgt op het werkjaar waarop ze betrekking hebben.
Artikel 10. (01/09/2024- ...)
§1. De minister keurt het meerjarenplan met de bijgevoegde stukken, vermeld in artikel 9, goed uiterlijk twintig werkdagen na de dag waarop een kandidaat-participatieorganisatie het meerjarenplan en de bijgevoegde stukken uiterlijk moet indienen.
Na de goedkeuring, vermeld in het eerste lid, neemt de Vlaamse Regering een beslissing tot erkenning of niet-erkenning van de kandidaat-participatieorganisatie.
Als de Vlaamse Regering beslist om een kandidaat-participatieorganisatie te erkennen, bepaalt ze het maximale jaarbedrag van de subsidie en sluit ze met een erkende participatieorganisatie een samenwerkingsovereenkomst als vermeld in artikel 8, §4, van het decreet van 22 maart 2024, voor een periode van vijf jaar.
§2. Het nemen van de beslissing tot erkenning, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, en het sluiten van de samenwerkingsoverkomst, vermeld in paragraaf 1, derde lid, vinden plaats binnen vijftig werkdagen na de dag waarop een kandidaat-participatieorganisatie het meerjarenplan en de bijgevoegde stukken uiterlijk moet indienen.
Het agentschap bezorgt aan een kandidaat-partnerorganisatie de beslissing tot erkenning of de beslissing tot niet-erkenning, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, digitaal binnen vijf werkdagen na de dag waarop ze is genomen.
Artikel 11. (01/09/2024- ...)
Binnen de beschikbare begrotingskredieten en het door de Vlaamse Regering bepaalde maximumbedrag, vermeld in artikel 10, §1, derde lid van dit besluit en na advies van de Inspectie van Financiën kent de minister conform artikel 8, §5, van het decreet van 22 maart 2024 aan een erkende partnerorganisatie jaarlijks een algemene werkingssubsidie toe. Conform artikel 8, §5, tweede lid, van het decreet van 22 maart 2024 worden de subsidies toegekend op basis van de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 10, §1, derde lid, van dit besluit en de acties opgenomen in het jaaractieplan, vermeld in artikel 9, §3, eerste lid. Het dossier dat aan de Inspectie van Financiën voor advies wordt voorgelegd bevat naast de voormelde samenwerkingsovereenkomst eveneens het jaaractieplan en de jaarbegroting, vermeld in artikel 9, §3, eerste lid van dit besluit.
Artikel 12. (01/09/2024- ...)
De erkenning van een partnerorganisatie is geldig tot de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 10, §1, derde lid, eindigt of tot de erkenning wordt opgeheven als vermeld in artikel 16, eerste lid.
Artikel 13. (01/09/2024- ...)
Het agentschap bezorgt jaarlijks aan de minister een voortgangsrapport over al de volgende elementen:
1° de naleving door de erkende partnerorganisatie van de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 8, §2, eerste lid, van het decreet van 22 maart 2024;
2° de uitvoering van de afspraken die opgenomen zijn in de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 10, §1, derde lid, van dit besluit;
3° de aanwending van de toegekende subsidies, vermeld in artikel 8, §5, van het voormelde decreet.
Het voortgangsrapport, vermeld in het eerste lid, wordt aan de minister bezorgd uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het werkjaar waarop het voortgangsrapport betrekking heeft.
Artikel 14. (01/09/2024- ...)
Het agentschap stelt een omstandig verslag op als het de volgende tekortkomingen vaststelt bij de erkende partnerorganisatie:
1° de partnerorganisatie in kwestie voldoet niet langer aan een van de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 8, §2, eerste lid, van het decreet van 22 maart 2024;
2° de werking van de partnerorganisatie vertoont afwijkingen ten opzichte van de afspraken die opgenomen zijn in de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 10, §1, derde lid, van dit besluit.
Het omstandige verslag, vermeld in het eerste lid, wordt aan de minister en de erkende partnerorganisatie bezorgd.
In het omstandige verslag, vermeld in het eerste lid, maant het agentschap de erkende partnerorganisatie aan om binnen veertig werkdagen na de dag waarop het verslag is verstuurd, de volgende acties te ondernemen:
1° de tekortkomingen, vermeld in het eerste lid, wegwerken;
2° het agentschap op digitale wijze informeren over de maatregelen die ze genomen heeft om de tekortkomingen weg te werken.
Artikel 15. (01/09/2024- ...)
§1. Met behoud van de toepassing van artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof kan de minister de volgende sancties opleggen als de erkende partnerorganisatie, vermeld in artikel 14, eerste lid, van dit besluit, na verloop van de termijn, vermeld in artikel 14, derde lid, van dit besluit, de tekortkomingen, vermeld in artikel 14, eerste lid, van dit besluit, niet heeft weggewerkt:
1° de subsidies, vermeld in artikel 8, §5, van het decreet van 22 maart 2024, verminderen of terugvorderen;
2° de erkenning schorsen, waarbij de partnerorganisatie gedurende de schorsing geen subsidies ontvangt als vermeld in artikel 8 van het voormelde decreet.
De sancties, vermeld in het eerste lid, staan in een redelijke verhouding tot de omvang van de tekortkomingen, vermeld in artikel 14, eerste lid, en duren totdat de tekortkomingen zijn weggewerkt.
§2. De minister neemt de beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, binnen tien werkdagen nadat de termijn, vermeld in artikel 14, derde lid, van dit besluit, verstreken is. Als de minister geen beslissing neemt binnen de voormelde termijn, blijven de subsidies, vermeld in artikel 8 van het decreet van 22 maart 2024, ongewijzigd en behoudt de partnerorganisatie haar erkenning.
Het agentschap bezorgt de beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, digitaal binnen tien werkdagen nadat de beslissing vermeld in het eerste lid, wordt genomen aan de erkende partnerorganisatie, vermeld in artikel 14, eerste lid, of bezorgt aan de erkende partnerorganisatie digitaal de informatie dat de minister geen beslissing heeft genomen als vermeld in het eerste lid.
Artikel 16. (01/09/2024- ...)
Als de erkende partnerorganisatie na de beslissing, vermeld in artikel 15, §1, eerste lid, binnen veertig werkdagen nog altijd de tekortkomingen, vermeld in artikel 14, eerste lid, niet heeft weggewerkt, kan de minister beslissen om de erkenning op te heffen.
De samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 10, §1, derde lid, wordt van rechtswege ontbonden als de erkenning wordt opgeheven als vermeld in het eerste lid.
In het geval van het opheffen van de erkenning als vermeld in het eerste lid, worden geen subsidies, vermeld in artikel 8, §5 van het decreet van 22 maart 2024, meer toegekend en worden in voorkomend geval, een deel van of het volledig reeds uitbetaalde voorschot van de subsidie, vermeld in artikel 8, §5 van het voormelde decreet, dat niet verantwoord kan worden, en de opgebouwde reserves, teruggevorderd.
De minister beslist de erkenning op te heffen als vermeld in het eerste lid, binnen tien werkdagen nadat de termijn, vermeld in het eerste lid, verstreken is. Als de minister geen beslissing neemt binnen de voormelde termijn, blijft de erkenning behouden.
Het agentschap bezorgt de erkende partnerorganisatie binnen tien werkdagen nadat de beslissing, vermeld in het eerste lid, wordt genomen digitaal de beslissing tot opheffing, vermeld in het eerste lid, of bezorgt aan de erkende partnerorganisatie digitaal de informatie dat de minister geen beslissing heeft genomen als vermeld in het derde lid.
Artikel 17. (01/09/2024- ...)
De minister kan, na advies van de Inspectie van Financiën, een subsidie als vermeld in artikel 9, tweede lid, van het decreet van 22 maart 2024, toekennen aan een lokaal bestuur voor de regierol over het beleid voor de preventie van gewelddadige radicalisering, extremisme, terrorisme en schadelijke polarisatie als dat lokaal bestuur voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° het lokaal bestuur zet in op alle doelstellingen, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het voormelde decreet;
2° het lokaal bestuur geeft in zijn strategische meerjarenplanning aan op welke wijze het op het lokale niveau invulling geeft aan de doelstellingen, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het voormelde decreet, op basis van een actuele lokale analyse;
3° het lokaal bestuur beschikt over een actieve LIVC-R-werking.
Artikel 18. (01/09/2024- ...)
De minister kan, na advies van de Inspectie van Financiën, een subsidie als vermeld in artikel 9, tweede lid, van het decreet van 22 maart 2024, toekennen aan een lokaal bestuur voor een samenwerkingsverband van verschillende lokale besturen voor de regierol over het beleid voor de preventie van gewelddadige radicalisering, extremisme, terrorisme en schadelijke polarisatie als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° de deelnemende lokale besturen zetten samen in op alle doelstellingen, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het voormelde decreet;
2° de betrokken lokale besturen beschikken over een eigen of gemeenschappelijke actieve LIVC-R-werking;
3° alle deelnemende lokale besturen geven in hun strategische meerjarenplanning aan op welke wijze ze op het lokale niveau invulling geven aan de doelstellingen, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het voormelde decreet, op basis van een actuele lokale analyse.
Artikel 19. (01/09/2024- ...)
De minister kan voor de toekenning van een subsidie als vermeld in artikel 17 en 18, in volgorde van voorrang prioriteit verlenen aan:
1° lokale besturen met de zwaarste problematiek, op basis van het advies van het agentschap;
2° lokale besturen of samenwerkingsverbanden met het grootste aantal inwoners.
Artikel 20. (01/09/2024- ...)
Het aantal lokale besturen of samenwerkingsverbanden dat volgens de prioriteiten, vermeld in artikel 19, een subsidie kan ontvangen, wordt bepaald door de beschikbare middelen. De minister kent aan alle geselecteerde lokale besturen hetzelfde subsidiebedrag toe.
Artikel 21. (01/09/2024- ...)
Lokale besturen die een subsidie ontvangen, voorzien minimaal in een cofinanciering van 20% van het subsidiebedrag.
Artikel 22. (01/09/2024- ...)
Lokale besturen die een subsidie ontvangen als vermeld in artikel 17 en 18, nemen deel aan overleg- en afstemmingsmomenten die het agentschap organiseert.
Artikel 23. (01/09/2024- ...)
Vanaf 2026 en uiterlijk op 15 januari van het eerste jaar van de lokale beleidscyclus, vermeld in artikel 2, 3°, van het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd, of, bij een evaluatie na drie jaar door de Vlaamse Regering, op 15 januari van het vierde jaar van die lokale beleidscyclus, dient het lokaal bestuur de subsidieaanvraag met de lokale invulling van de doelstellingen, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het decreet van 22 maart 2024, in bij het agentschap. Voor die subsidieaanvraag bezorgt het lokaal bestuur aan het agentschap de digitale rapportering over de gegevens van de strategische meerjarenplanning die de gemeenteraad heeft vastgesteld. In de digitale rapportering geeft het lokaal bestuur aan welke unieke acties het wil verrichten in het kader van de doelstellingen, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het voormelde decreet, en koppelt het die unieke acties aan externe rapporteringscodes. Het lokaal bestuur kan op eigen initiatief aanvullende documenten bezorgen.
Uiterlijk op 30 april van het eerste jaar en, in voorkomend geval, van het vierde jaar van de voormelde lokale beleidscyclus brengt de minister de lokale besturen op de hoogte van het al dan niet aanvaarden van de subsidieaanvraag en van de hoogte van het principieel toe te kennen jaarlijkse subsidiebedrag voor de volledige zes jaar, respectievelijk de laatste drie jaar van die lokale beleidscyclus.
De effectieve toekenning van de subsidies is afhankelijk van de beschikbare kredieten op de Vlaamse begroting. Het subsidiebedrag dat voor een bepaald jaar toegekend is, wordt uitgekeerd in twee gelijke delen uiterlijk op 30 juni en 30 november van elk jaar.
Vanaf 2027 en uiterlijk op 31 juli van elk jaar rapporteert het lokaal bestuur over de uitvoering van zijn engagementen. Het lokaal bestuur bezorgt daartoe aan het agentschap de digitale rapportering over de gegevens van de jaarrekening die de gemeenteraad heeft vastgesteld. In die digitale rapportering geeft het lokaal bestuur aan welke unieke acties zijn verricht of welke effecten zijn bereikt in het kader van de doelstellingen, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het decreet van 22 maart 2024, en koppelt het die unieke acties aan externe rapporteringscodes.
In al de volgende gevallen dient het agentschap uiterlijk drie maanden nadat het de rapportering, vermeld in het vierde lid, heeft ontvangen, bezwaar in bij het lokaal bestuur:
1° het lokaal bestuur voldoet niet aan de rapporteringsverplichtingen, vermeld in het vierde lid;
2° de rapportering, vermeld in het vierde lid, is onduidelijk;
3° het lokaal bestuur toont onvoldoende aan dat het de doelstellingen, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het decreet van 22 maart 2024, heeft nagestreefd;
4° het lokaal bestuur toont onvoldoende aan dat het beschikt over een actieve LIVC-werking, vermeld in artikel 17, 3° respectievelijk artikel 18, 2° van dit besluit;
5° de cofinancieringsvoorwaarde, vermeld in artikel 21 van dit besluit, is niet nageleefd.
Binnen zestig dagen nadat het lokaal bestuur het bezwaar, vermeld in het vijfde lid, heeft ontvangen, bezorgt het lokaal bestuur een aangepaste rapportering of een motiverende nota waarom bepaalde engagementen niet zijn nagekomen aan het agentschap. Het agentschap bezorgt daaropvolgend zijn beslissing aan het lokaal bestuur binnen zestig dagen nadat het lokaal bestuur de aangepaste rapportering of motiverende nota heeft ontvangen. Het agentschap kan de voormelde termijn één keer verlengen met dertig dagen.
Als uit de aangepaste rapportering of uit de bijkomende motivering, vermeld in het zesde lid, blijkt dat de doelstellingen, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het decreet van 22 maart 2024 en artikel 17,3°, respectievelijk artikel 18, 2° van dit besluit, onvoldoende zijn nagestreefd, of dat de voorwaarde van cofinanciering, vermeld in artikel 21 van dit besluit, niet is nageleefd, keert het agentschap verdere toegezegde subsidies in eerste instantie niet uit en vordert ze in tweede instantie de subsidies terug die al zijn toegekend.
Artikel 24. (01/09/2024- ...)
Voor de subsidie vermeld in artikel 9, tweede lid, van het decreet van 22 maart 2024 is reservevorming niet mogelijk.
Artikel 25. (01/09/2024- ...)
De subsidie vermeld in artikel 9, tweede lid, van het decreet van 22 maart 2024 kan worden aangewend voor personeels- en werkingskosten.
Artikel 26. (01/09/2024- ...)
Ter uitvoering van artikel 10 van het decreet van 22 maart kan de minister binnen de beschikbare begrotingskredieten en na advies van de Inspectie van Financiën een van de volgende beslissingen nemen:
1° een projectsubsidie toekennen;
2° een algemene projectoproep lanceren. In voorkomend geval bepaalt de minister in de projectoproep minstens de elementen, vermeld in artikel 76/2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019.
De begunstigden van een projectsubsidie als vermeld in het eerste lid, en de projectindieners behoren tot een van de volgende categorieën:
1° lokale besturen;
2° rechtspersonen.
Als een begunstigde als vermeld in het tweede lid een projectsubsidie aanvraagt, kunnen enkel projecten die inspelen op ontwikkelingen en acute noden die niet konden worden voorzien bij het opstellen van het geïntegreerd actieplan en niet kunnen worden opgenomen binnen de strategische meerjarenplannen van een erkende partnerorganisatie in aanmerking komen voor subsidiëring. De subsidiëring geldt voor de resterende termijn van de meerjarenplannen van erkende partnerorganisaties.
De projecten, vermeld in het eerste lid, voldoen aan de volgende vereisten:
1° ze spelen in op nieuwe ontwikkelingen en behoeften binnen het Vlaamse beleid voor de preventie van gewelddadige radicalisering, extremisme, terrorisme en schadelijke polarisatie;
2° ze werken methodisch en vernieuwend;
3° de projecten hebben door hun omvang, opzet en inhoud tot doel relevantie te verwerven voor het hele Vlaamse beleid voor de preventie van gewelddadige radicalisering, extremisme, terrorisme en schadelijke polarisatie;
4° de projectresultaten worden na de beëindiging van het project ter beschikking gesteld van een erkende partnerorganisatie.
De subsidie, vermeld in het eerste lid, is bestemd voor projecten van beperkte duur met duidelijke, welomschreven resultaten. De minister bepaalt bij elke projectoproep de maximale duur, rekening houdend met de resterende termijn van de meerjarenplanning van de erkende partnerorganisaties.
Artikel 27. (01/09/2024- ...)
Als het projectvoorstel wordt goedgekeurd, wordt een subsidiebesluit opgemaakt waarin minstens de elementen, vermeld in artikel 76/2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019 zijn opgenomen.
Na afloop van het project wordt het gebruik van de voormelde subsidie verantwoord aan de hand van een financieel verslag en een werkingsverslag dat bezorgd wordt aan het agentschap ter controle en goedkeuring. Alleen kosten die gemaakt zijn in de looptijd van het project, komen in aanmerking. Als de nettokosten, dat zijn de aangetoonde kosten verminderd met de uit de realisatie van het project of product voortvloeiende inkomsten, minder bedragen dan de ontvangen subsidie, wordt het verschil teruggevorderd. Als blijkt dat aan een of meer bepalingen van het subsidiebesluit niet voldaan is, vordert het agentschap het voorschot volledig of gedeeltelijk terug of houdt het agentschap het saldo in.
Artikel 28. (01/09/2024- ...)
Dit besluit en het decreet van 22 maart 2024 treden in werking op 1 september 2024.
Artikel 29. (01/09/2024- ...)
De Vlaamse minister, bevoegd voor het binnenlands bestuur en het stedenbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 01/11/2024