( ... - ... )
Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
- het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, artikel 139/1, ingevoegd bij het decreet van 18 juni 2021, artikel 145, §2, eerste lid, artikel 150, §2, eerste lid en artikel 152, §2, eerste lid.
- het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, artikel 38, eerste en zesde lid, artikel 47, §4, artikel 48, artikel 50, eerste lid, artikel 51, §1, artikel 63, §2, artikel 64, artikel 65, gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2022, artikel 66, §1, tweede en derde lid, §2, tweede lid, en §3, tweede en derde lid, artikel 67, tweede lid, artikel 68 en 69, artikel 72, vierde lid, gewijzigd bij het decreet van 1 december 2023, en zevende lid, en artikel 92.
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 5 februari 2024.
- De Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens heeft advies nr. 2024/045 gegeven op 23 april 2024.
- De Gegevensbeschermingsautoriteit heeft standaardadvies nr. 65/2023 gegeven op 24 maart 2023.
- De Raad van State heeft advies 76.476/3 gegeven op 12 juni 2024, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Juridisch kader
Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving:
- het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1. ( 01/09/2024 - ... )
In dit besluit wordt verstaan onder:
1° administratie: het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg;
2° besluit van 19 oktober 2018: het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2018 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van een erkennings- of omzettingskalender en tot wijziging van de regels voor de voorafgaande vergunning;
3° besluit van 28 juni 2019: het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers;
4° besluit van 15 maart 2019: het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2019 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van een omzettingskalender aan pilootprojecten en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2018 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van een erkennings- of omzettingskalender en tot wijziging van de regels voor de voorafgaande vergunning;
5° centrum voor dagopvang: de bijkomende erkenning van een centrum voor dagopvang van een dienst voor gezinszorg, vermeld in artikel 13 en 14 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
6° centrum voor dagverzorging: een centrum voor dagverzorging als vermeld in artikel 23 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
7° centrum voor herstelverblijf: een centrum voor herstelverblijf als vermeld in artikel 28 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
8° centrum voor kortverblijf: een centrum voor kortverblijf als vermeld in artikel 25 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
9° dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds: een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds als vermeld in artikel 19 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
10° dienst voor gastopvang: een dienst voor gastopvang als vermeld in artikel 21 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
11° dienst voor gezinszorg: een dienst voor gezinszorg als vermeld in artikel 11 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
12° dienst voor oppashulp: een dienst voor oppashulp als vermeld in artikel 15 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
13° dienst voor thuisverpleging: een dienst voor thuisverpleging als vermeld in artikel 17 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
14° groep van assistentiewoningen: een groep van assistentiewoningen als vermeld in artikel 30 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
15° lokaal dienstencentrum: een lokaal dienstencentrum als vermeld in artikel 9 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
16° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg;
17° overdracht van de erkenning: elke situatie waarbij het ondernemingsnummer van de initiatiefnemer aan wie de erkenning is verleend, wijzigt;
18° secretaris-generaal: het hoofd van de administratie;
19° vestiging: een of meer gebouwen die op dezelfde plaats liggen en die als woonzorgcentrum, centrum voor kortverblijf type 1 of centrum voor dagverzorging worden uitgebaat;
20° Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, afgekort VIPA: het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;
21° woonzorgcentrum: een woonzorgcentrum als vermeld in artikel 33 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019.
Artikel 2. ( 01/09/2024 - ... )
Woonzorgvoorzieningen en verenigingen worden voor onbepaalde duur erkend.
In afwijking van het eerste lid kunnen centra voor dagverzorging, centra voor dagopvang van een dienst voor gezinszorg, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf, groepen van assistentiewoningen of woonzorgcentra of, in voorkomend geval, een gedeelte ervan, waarvoor voor een eerste keer een erkenningsaanvraag wordt ingediend, voorlopig erkend worden voor een periode van een jaar met de mogelijkheid tot verlenging van een jaar.
Tenzij dit besluit in een specifieke procedure voorziet, worden de bijkomende erkenningen, vermeld in artikel 43, 44, §2, artikel 45 en 46 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, voor de erkenningsprocedure beschouwd als een erkenning als vermeld in het eerste lid. Tenzij dit besluit in een specifieke procedure voorziet, wordt de voorlopige toekenning van een bijkomende erkenning voor de erkenningsprocedure beschouwd als een voorlopige erkenning als vermeld in het tweede lid.
Artikel 3. ( 01/09/2024 - ... )
Een woonzorgvoorziening of, in voorkomend geval, een gedeelte ervan, of een vereniging kan erkend of voorlopig erkend worden als de initiatiefnemer daarvoor bij de administratie een ontvankelijke aanvraag tot erkenning indient. De aanvraag wordt ingediend met het formulier dat de administratie daarvoor ter beschikking stelt.
Woonzorgcentra, centra voor dagverzorging, centra voor kortverblijf type 1 en centra voor herstelverblijf, kunnen worden erkend of kunnen een bijkomende erkenning krijgen als de administratie daarvoor uiterlijk vijfenveertig dagen voor de gevraagde ingangsdatum van de erkenning, vermeld in artikel 4, §1, eerste lid, 1°, d), artikel 6, eerste lid, 1°, d), artikel 7, eerste lid, 1°, d), en artikel 8, eerste lid, 1°, d), een ontvankelijke aanvraag tot erkenning heeft ontvangen. Als er geen ontvankelijke aanvraag tot erkenning bij de administratie is ingediend binnen vijfenveertig dagen voor de aangevraagde ingangsdatum van de erkenning, gaat de erkenning op zijn vroegst in vijfenveertig dagen na de dag waarop de administratie de ontvankelijke aanvraag tot erkenning ontvangen heeft.
Artikel 4. ( 01/09/2024 - ... )
§1. Een aanvraag tot erkenning van een lokaal dienstencentrum, een centrum voor dagverzorging, een centrum voor kortverblijf, een centrum voor herstelverblijf of een woonzorgcentrum is ontvankelijk als de initiatiefnemer beschikt over een geldige voorafgaande vergunning als vermeld in artikel 52, §1, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, en als de aanvraag de volgende gegevens en stukken bevat:
1° een rechtsgeldig ondertekend aanvraagformulier dat de administratie ter beschikking stelt en dat de volgende gegevens bevat:
a) de identificatiegegevens van de initiatiefnemer en van de woonzorgvoorziening;
b) afhankelijk van de soort woonzorgvoorziening, ofwel het aantal entiteiten waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, ofwel de omschrijving van het werkingsgebied of de regio van de woonzorgvoorziening;
c) de voor- en achternaam en de kwalificatie van de persoon die verantwoordelijk is voor de dagelijkse werking van de woonzorgvoorziening;
d) voor de centra voor dagverzorging, centra voor kortverblijf type 1, centra voor herstelverblijf en woonzorgcentra: de gevraagde ingangsdatum van de erkenning;
2° een plan van de gebouwen dat, per bouwlaag, de verschillende lokalen aanduidt en ook de afmetingen en de bestemming ervan;
3° de statuten van de initiatiefnemer en de eventuele wijzigingen ervan in een gecoördineerde versie, tenzij de initiatiefnemer een openbaar bestuur is;
4° de rechtsgeldige beslissing om de erkenning aan te vragen en de woonzorgvoorziening uit te baten;
5° een lijst van alle personeelsleden die de volgende gegevens bevat:
a) de vermelding van de wekelijkse arbeidsduur en kwalificatie van de personeelsleden, geordend per functie;
b) de vermelding van de personeelsleden die langdurig afwezig zijn;
c) in voorkomend geval een overzicht van de geplande aanwervingen;
6° een verklaring dat het bewijs is ingestuurd dat de woonzorgvoorziening aan de toepasselijke brandveiligheidsreglementering voldoet;
7° voor de lokale dienstencentra, de centra voor kortverblijf type 2 en de centra voor kortverblijf type 3: een omschrijving op welke wijze ze aan de erkenningsvoorwaarden voldoen op het ogenblik van de aanvraag;
8° een verbintenis om binnen een jaar na de datum van de erkenningsbeslissing aan alle erkenningsvoorwaarden te voldoen;
9° voor de lokale dienstencentra:
a) de samenwerkingsovereenkomsten met relevante welzijns- en gezondheidsvoorzieningen uit de regio, waaronder minimaal een samenwerkingsovereenkomst met de sociale dienst van het OCMW van de gemeente waar het lokaal dienstencentrum gevestigd is, of met een centrum voor algemeen welzijnswerk dat actief is in de gemeente waar het lokaal dienstencentrum gevestigd is;
b) de verschillende locaties waar het centrum zijn werking zal uitbouwen;
10° voor de centra voor kortverblijf type 2 en de centra voor kortverblijf type 3: de samenwerkingsovereenkomsten, vermeld in artikel 73, eerste lid, en artikel 133, eerste lid, van bijlage 8 bij het besluit van 28 juni 2019;
11° in voorkomend geval bij een eerste erkenning: een financieel plan als vermeld in artikel 7, §1, eerste lid, 2°, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, 8°, bevat een stappenplan, waaruit blijkt op welke wijze, in welke fasen en met welke middelen de woonzorgvoorziening binnen de termijn die gesteld wordt, aan de erkenningsvoorwaarden zal voldoen.
Een aanvraag tot erkenning van een centrum voor kortverblijf type 1 of van een woonzorgcentrum, dat opgenomen is in de erkenningskalender die is vastgelegd ter uitvoering van artikel 4, §2, van het besluit van 19 oktober 2018, of, in voorkomend geval, van een onderdeel ervan, wordt ingediend met een gevraagde ingangsdatum in het trimester die is vermeld in de toegekende erkenningskalender. De ontvankelijkheid van de ingediende aanvraag wordt beoordeeld op basis van het eerste lid, en artikel 3 van dit besluit.
Een aanvraag tot erkenning van een centrum voor kortverblijf type 1, een centrum voor dagverzorging of een lokaal dienstencentrum, dat opgenomen is in de omzettingskalender die is vastgelegd ter uitvoering van artikel 7, §2, van het besluit van 19 oktober 2018 of artikel 5 van het besluit van 15 maart 2019, of, in voorkomend geval, van een onderdeel ervan, wordt ingediend met een gevraagde ingangsdatum in het trimester die is vermeld in de toegekende omzettingskalender. De ontvankelijkheid van de ingediende aanvraag wordt beoordeeld op basis het eerste lid, en artikel 3 van dit besluit.
§2. Een aanvraag tot erkenning van een groep van assistentiewoningen is ontvankelijk als ze de volgende gegevens en stukken bevat:
1° alle gegevens en stukken, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1° tot en met 6°, 8° en 11°;
2° een plan van de gemeente met aanduiding van de plaats waar de gebouwen zijn opgericht;
3° een eigendomsbewijs of een bewijs van een zakelijk of een genotsrecht voor de gebouwen of, als het om sociale assistentiewoningen gaat, een kopie van de overeenkomst die de initiatiefnemer met de verhuurder van die woningen heeft gesloten voor de organisatie van de zorg voor de bewoners van die woningen.
In het eerste lid wordt verstaan onder sociale assistentiewoning: een assistentiewoning die aan de bewoner wordt verhuurd op grond van een overeenkomst voor de verhuring van een sociale huurwoning met toepassing van boek 6 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
§3. Een aanvraag tot erkenning van een dienst voor gezinszorg, een dienst voor oppashulp, een dienst voor thuisverpleging, een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds, een dienst voor gastopvang of een vereniging is ontvankelijk als ze de volgende gegevens en stukken bevat:
1° een rechtsgeldig ondertekend aanvraagformulier dat de administratie ter beschikking stelt en dat de volgende gegevens bevat:
a) de identificatiegegevens van de initiatiefnemer en van de woonzorgvoorziening of de vereniging;
b) als dat van toepassing is: de omschrijving van het werkingsgebied of de regio van de woonzorgvoorziening;
c) een toelichting waarom de initiatiefnemer een woonzorgvoorziening of vereniging wil uitbaten;
d) de naam en de kwalificatie van de persoon die verantwoordelijk is voor de dagelijkse werking van de woonzorgvoorziening;
e) een omschrijving op welke wijze de woonzorgvoorziening of de vereniging aan de erkenningsvoorwaarden voldoet op het ogenblik van de aanvraag, en een verbintenis om binnen een jaar na de datum van de erkenningsbeslissing aan al die erkenningsvoorwaarden te voldoen;
f) een lijst van alle personeelsleden die de volgende gegevens bevat:
a) de vermelding van de wekelijkse arbeidsduur en de kwalificatie van de personeelsleden, geordend per functie;
b) de vermelding van de personeelsleden die langdurig afwezig zijn;
c) in voorkomend geval een overzicht van de geplande aanwervingen;
2° de statuten van de initiatiefnemer en eventuele wijzigingen ervan in een gecoördineerde versie, tenzij de initiatiefnemer een openbaar bestuur is;
3° de rechtsgeldige beslissing om de erkenning aan te vragen en de woonzorgvoorziening of vereniging uit te baten;
4° de samenwerkingsovereenkomsten met relevante welzijns- en gezondheidsvoorzieningen uit de regio;
5° in voorkomend geval bij een eerste erkenning: een financieel plan als vermeld in artikel 7, §1, eerste lid, 2°, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, 1°, e), bevat een stappenplan, waaruit blijkt op welke wijze, in welke fasen en met welke middelen de woonzorgvoorziening of vereniging binnen de termijn die gesteld wordt, aan de erkenningsvoorwaarden zal voldoen.
Een aanvraag tot erkenning van een dienst voor gezinszorg, die opgenomen is in de omzettingskalender, vermeld in artikel 1, 11°, van het besluit van 19 oktober 2018 of artikel 1, 12°, van het besluit van 15 maart 2019, of, in voorkomend geval, van een onderdeel ervan, is ontvankelijk als de aanvraag wordt ingediend uiterlijk in het trimester waarin ze moet worden ingediend volgens de toegekende omzettingskalender.
Artikel 5. ( 01/09/2024 - ... )
Een aanvraag tot bijkomende erkenning van een centrum voor dagopvang is ontvankelijk als de initiatiefnemer beschikt over een geldige voorafgaande vergunning als vermeld in artikel 52, §1, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, en als ze de volgende gegevens en stukken bevat:
1° een rechtsgeldig ondertekend aanvraagformulier dat de administratie ter beschikking stelt en dat de volgende gegevens bevat:
a) de identificatiegegevens van de initiatiefnemer en van de dienst voor gezinszorg waarvoor de bijkomende erkenning wordt aangevraagd;
b) de omschrijving van het werkingsgebied of de regio van het centrum voor dagopvang;
c) de naam en de kwalificatie van de persoon die verantwoordelijk is voor de dagelijkse werking van het centrum voor dagopvang waarvoor de bijkomende erkenning wordt aangevraagd;
2° een plan van de gebouwen dat, per bouwlaag, de verschillende lokalen aanduidt en ook de afmetingen en de bestemming ervan;
3° de statuten van de initiatiefnemer en eventuele wijzigingen ervan in een gecoördineerde versie, tenzij de initiatiefnemer een openbaar bestuur is;
4° de rechtsgeldige beslissing om de erkenning aan te vragen en het centrum voor dagopvang uit te baten;
5° een lijst van alle personeelsleden die al de volgende gegevens bevat:
a) de vermelding van de wekelijkse arbeidsduur en de kwalificatie van de personeelsleden, geordend per functie;
b) de vermelding van de personeelsleden die langdurig afwezig zijn;
c) in voorkomend geval een overzicht van de geplande aanwervingen;
6° een omschrijving op welke wijze het centrum voor dagopvang aan de bijkomende erkenningsvoorwaarden voldoet op het ogenblik van de aanvraag en een verbintenis om, binnen een jaar na de datum van de erkenningsbeslissing, aan de erkenningsvoorwaarden te voldoen;
7° het bewijs dat het centrum voor dagopvang aan de toepasselijke brandveiligheidsreglementering voldoet;
8° de samenwerkingsovereenkomsten met relevante welzijns- en gezondheidsvoorzieningen uit de regio;
9° een financieel plan als vermeld in artikel 7, §1, eerste lid, 2°, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, 6°, omvat ook een stappenplan, waaruit blijkt op welke wijze, in welke fasen en met welke middelen het centrum voor dagopvang binnen de termijn die gesteld wordt, aan de erkenningsvoorwaarden zal voldoen.
Een aanvraag tot bijkomende erkenning van een centrum voor dagopvang, dat opgenomen is in de omzettingskalender, vermeld in artikel 1, 11°, van het besluit van 19 oktober 2018 of artikel 1, 12°, van het besluit van 15 maart 2019, is ontvankelijk als de aanvraag wordt ingediend uiterlijk in het trimester waarin ze moet worden ingediend volgens de toegekende omzettingskalender.
Artikel 6. ( 01/09/2024 - ... )
Een aanvraag voor de bijkomende erkenning van centra voor dagverzorging die een verzorgingsstructuur aanbieden die zwaar afhankelijke zorgbehoevende personen overdag opvangt en die de noodzakelijke ondersteuning biedt voor het behoud van die personen in hun thuisomgeving of van centra voor dagverzorging die een verzorgingsstructuur aanbieden die overdag personen opvangt die lijden aan een ernstige ziekte die aangepaste zorg vereist en die de noodzakelijke ondersteuning biedt voor het behoud van die personen in hun thuisomgeving, is ontvankelijk als de initiatiefnemer beschikt over een geldige planningsvergunning als vermeld in artikel 54, §2, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, en als de aanvraag de volgende gegevens en stukken bevat:
1° een rechtsgeldig ondertekend aanvraagformulier dat door de administratie ter beschikking gesteld wordt en dat de volgende gegevens bevat:
a) de identificatiegegevens van de initiatiefnemer en van het centrum voor dagverzorging waarvoor de bijkomende erkenning wordt aangevraagd;
b) het aantal verblijfseenheden waarvoor de bijkomende erkenning wordt aangevraagd;
c) de naam en kwalificatie van de eindverantwoordelijke;
d) de gevraagde ingangsdatum van de bijkomende erkenning;
2° een lijst van alle personeelsleden die al de volgende gegevens bevat:
a) de vermelding van de wekelijkse arbeidsduur en de kwalificatie van de personeelsleden, geordend per functie;
b) de vermelding van de personeelsleden die langdurig afwezig zijn;
c) in voorkomend geval een overzicht van de geplande aanwervingen;
3° de rechtsgeldige beslissing om de bijkomende erkenning of de wijziging van de capaciteit van de bijkomende erkenning aan te vragen;
4° een omschrijving van de wijze waarop het centrum voor dagverzorging aan de bijkomende erkenningsvoorwaarden voldoet op het ogenblik van de aanvraag en een verbintenis om, binnen een jaar na de datum van de erkenningsbeslissing, aan de erkenningsvoorwaarden te voldoen.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, 4°, omvat ook een stappenplan, waaruit blijkt op welke wijze, in welke fasen en met welke middelen het centrum voor dagverzorging binnen de termijn die gesteld wordt, aan die erkenningsvoorwaarden zal voldoen.
Een aanvraag voor de bijkomende erkenning van een centrum voor dagverzorging, dat opgenomen is in de omzettingskalender, vermeld in artikel 1, 11°, van het besluit van 19 oktober 2018 of artikel 1, 12°, van het besluit van 15 maart 2019, of in voorkomend geval van een onderdeel ervan, is ontvankelijk als de aanvraag wordt ingediend uiterlijk in het trimester waarin ze moet worden ingediend volgens de toegekende omzettingskalender.
Artikel 7. ( 01/09/2024 - ... )
Een aanvraag voor de bijkomende erkenning van een centrum voor kortverblijf type 1 om oriënterend kortverblijf aan te bieden, is ontvankelijk als de initiatiefnemer beschikt over een geldige planningsvergunning als vermeld in artikel 54, §3, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, en als de aanvraag de volgende gegevens en stukken bevat:
1° een rechtsgeldig ondertekend aanvraagformulier dat de administratie ter beschikking stelt en dat de volgende gegevens en stukken bevat:
a) de identificatiegegevens van de initiatiefnemer en van het centrum voor kortverblijf type 1 waarvoor de bijkomende erkenning wordt aangevraagd;
b) het aantal verblijfseenheden waarvoor de bijkomende erkenning wordt aangevraagd;
c) de naam en de kwalificatie van de persoon die verantwoordelijk is voor de dagelijkse werking van de woonzorgvoorziening;
d) de gevraagde ingangsdatum van de bijkomende erkenning;
2° de rechtsgeldige beslissing om de bijkomende erkenning als centrum voor oriënterend kortverblijf of de wijziging van de capaciteit ervan aan te vragen;
3° een lijst van alle personeelsleden die al de volgende gegevens bevat:
a) de vermelding van de wekelijkse arbeidsduur en de kwalificatie van de personeelsleden, geordend per functie;
b) de vermelding van de personeelsleden die langdurig afwezig zijn;
c) in voorkomend geval een overzicht van de geplande aanwervingen;
4° een omschrijving op welke wijze het centrum voor kortverblijf type 1 aan de bijkomende erkenningsvoorwaarden voldoet op het ogenblik van de aanvraag en een verbintenis om, binnen een jaar na de datum van de erkenningsbeslissing, aan de erkenningsvoorwaarden te voldoen.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, 4°, omvat ook een stappenplan, waaruit blijkt op welke wijze, in welke fasen en met welke middelen het centrum voor kortverblijf type 1 binnen de termijn die gesteld wordt, aan die erkenningsvoorwaarden zal voldoen.
Een aanvraag voor de bijkomende erkenning van een centrum voor kortverblijf type 1, dat opgenomen is in de omzettingskalender, vermeld in artikel 1, 11°, van het besluit van 19 oktober 2018 of artikel 1, 12°, van het besluit van 15 maart 2019, of, in voorkomend geval, een onderdeel ervan, is ontvankelijk als de aanvraag wordt ingediend uiterlijk in het trimester waarin ze moet worden ingediend volgens de toegekende omzettingskalender.
Artikel 8. ( 01/09/2024 - ... )
Een aanvraag voor de bijkomende erkenning van een woonzorgcentrum om gespecialiseerde zorg aan te bieden aan specifieke doelgroepen is ontvankelijk als de initiatiefnemer beschikt over een geldige planningsvergunning als vermeld in artikel 54, §1, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, en als de aanvraag de volgende gegevens en stukken bevat:
1° een rechtsgeldig ondertekend aanvraagformulier dat de administratie ter beschikking stelt en dat de volgende gegevens bevat:
a) de identificatiegegevens van de initiatiefnemer en van het woonzorgcentrum waarvoor de bijkomende erkenning wordt aangevraagd;
b) het aantal woongelegenheden waarvoor de bijkomende erkenning wordt aangevraagd;
c) de naam en de kwalificatie van de directeur van het woonzorgcentrum;
d) de gevraagde ingangsdatum van de erkenning;
2° de statuten van de initiatiefnemer en de eventuele wijzigingen ervan, tenzij de initiatiefnemer een openbaar bestuur is;
3° de rechtsgeldige beslissing om een bijkomende erkenning aan te vragen;
4° een lijst van alle personeelsleden die de volgende gegevens bevat:
a) de vermelding van de wekelijkse arbeidsduur en de kwalificatie van de personeelsleden, geordend per functie;
b) de vermelding van de personeelsleden die langdurig afwezig zijn;
c) in voorkomend geval een overzicht van de geplande aanwervingen;
5° een omschrijving op welke wijze het woonzorgcentrum met een bijkomende erkenning aan de bijkomende erkenningsvoorwaarden voldoet op het ogenblik van de aanvraag en een verbintenis om, binnen een jaar na de datum van de erkenningsbeslissing, aan de erkenningsvoorwaarden te voldoen.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, 5°, omvat ook een stappenplan, waaruit blijkt op welke wijze, in welke fasen en met welke middelen het woonzorgcentrum met een bijkomende erkenning binnen de termijn die gesteld wordt, aan de erkenningsvoorwaarden zal voldoen.
Artikel 9. ( 01/09/2024 - ... )
Als de aanvraag tot erkenning of tot bijkomende erkenning onontvankelijk is, meldt de administratie dat aan de initiatiefnemer binnen dertig dagen nadat ze de aanvraag heeft ontvangen. De administratie kan de voormelde termijn verlengen met maximaal zestig dagen.
De administratie kan de initiatiefnemer om aanvullende informatie verzoeken. Na ontvangst van die inlichtingen begint er opnieuw een termijn als vermeld in het eerste lid, te lopen.
Als de administratie de aanvullende informatie, vermeld in het tweede lid, niet ontvangt binnen dertig dagen na de datum van de verzending van het verzoek, vermeld in het tweede lid, wordt de erkenningsaanvraag onontvankelijk verklaard. De administratie kan die termijn verlengen als de initiatiefnemer daarom in een gemotiveerde aanvraag heeft verzocht.
Artikel 10. ( 01/09/2024 - ... )
De beslissing van de secretaris-generaal waarin de erkenning of de bijkomende erkenning wordt verleend, wordt binnen 120 dagen na de dag waarop de administratie de ontvankelijke aanvraag heeft ontvangen, aan de initiatiefnemer bezorgd. De voormelde termijn van 120 dagen is niet van toepassing voor de erkenning van de diensten voor gezinszorg en de diensten voor oppashulp.
De erkenningsbeslissing, vermeld in het eerste lid, bevat de volgende gegevens:
1° de naam en het ondernemingsnummer van de initiatiefnemer;
2° de naam en het adres van de woonzorgvoorziening of de vereniging;
3° het erkenningsnummer;
4° de ingangsdatum van de erkenning;
5° als dat van toepassing is: de erkende capaciteit;
6° als dat van toepassing is: de regio of het werkingsgebied van de woonzorgvoorziening of de vereniging.
Een dienst voor gezinszorg wordt erkend op voorwaarde dat er 15.390 subsidiabele uren gezinszorg aan de dienst kunnen worden toegekend, conform artikel 49, achtste lid, van bijlage 2 bij het besluit van 28 juni 2019. De erkenning wordt op zijn vroegst toegekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de ontvankelijke aanvraag is ingediend, en uiterlijk dertig dagen nadat de minister de subsidiabele uren gezinszorg, conform artikel 49, derde lid, van bijlage 2 bij het besluit van 28 juni 2019, heeft toegekend aan de erkende diensten voor gezinszorg. De aanvraag wordt vóór 1 september ingediend.
Een dienst voor oppashulp wordt erkend op voorwaarde dat er 7000 subsidiabele uren oppashulp aan de dienst kunnen worden toegekend, conform artikel 30, derde lid, van bijlage 3 bij het besluit van 28 juni 2019. De erkenning wordt op zijn vroegst toegekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de ontvankelijke aanvraag is ingediend en uiterlijk dertig dagen nadat de minister de subsidiabele uren oppashulp, conform artikel 30, eerste lid, van bijlage 3 bij het besluit van 28 juni 2019, heeft toegekend aan de erkende diensten voor oppashulp. De aanvraag wordt vóór 1 september ingediend.
Een centrum voor kortverblijf type 1 of een woonzorgcentrum, of een onderdeel ervan, kan alleen worden erkend als het past binnen de vastgelegde begrotingskredieten. De Vlaamse Regering bepaalt het jaarlijkse maximale aantal te erkennen woongelegenheden in die centra.
Artikel 11. ( 01/09/2024 - ... )
De initiatiefnemer wordt binnen 120 dagen na de dag waarop de administratie de ontvankelijke erkenningsaanvraag heeft ontvangen, aangetekend met kennisgeving van ontvangst op de hoogte gebracht van het voornemen van de secretaris-generaal om een erkenning of een bijkomende erkenning te weigeren.
De termijn van 120 dagen, vermeld in het eerste lid, is niet van toepassing voor de erkenning van de diensten voor gezinszorg en de diensten voor oppashulp.
Het voornemen, vermeld in het eerste lid, bevat uitleg over de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om bij de administratie een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen conform artikel 71.
Artikel 12. ( 01/09/2024 - ... )
Als de initiatiefnemer geen bezwaarschrift indient binnen dertig dagen nadat hij de aangetekende zending, vermeld in artikel 11, heeft ontvangen, wordt het voornemen van de secretaris-generaal, nadat die termijn is verstreken, van rechtswege geacht een definitieve weigeringsbeslissing van de secretaris-generaal te zijn. De administratie brengt de initiatiefnemer binnen dertig dagen nadat de voormelde termijn is verstreken, aangetekend met kennisgeving van ontvangst op de hoogte van de beslissing tot weigering om een erkenning of bijkomende erkenning toe te kennen.
Artikel 13. ( 01/09/2024 - ... )
Artikel 4, §1 en §2, en artikel 6 tot en met 12 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorlopige erkenning.
Artikel 14. ( 01/09/2024 - ... )
Gedurende de periode waarvoor een voorlopige erkenning is verleend, stelt de administratie een onderzoek in om te oordelen of de toepasselijke erkenningsvoorwaarden worden nageleefd.
De administratie kan de initiatiefnemer om aanvullende documenten of inlichtingen verzoeken en een nader onderzoek ter plaatse laten instellen.
Artikel 15. ( 01/09/2024 - ... )
De secretaris-generaal kan de voorlopige erkenning één keer aansluitend met een jaar verlengen als de administratie vaststelt dat niet alle erkenningsvoorwaarden worden nageleefd of als de initiatiefnemer minstens zestig dagen voor de dag waarop de voorlopige erkenning afloopt, een gemotiveerd verzoek indient om de voorlopige erkenning te verlengen.
Voor de periode van voorlopige erkenning is verstreken, wordt de initiatiefnemer op de hoogte gebracht van de beslissing over de verlenging van de voorlopige erkenning.
Artikel 16. ( 01/09/2024 - ... )
Voor de periode van voorlopige erkenning is verstreken, wordt de initiatiefnemer op de hoogte gebracht van de beslissing tot erkenning van het centrum voor dagverzorging, het centrum voor kortverblijf type 1, het centrum voor herstelverblijf, de groep van assistentiewoningen of het woonzorgcentrum, vermeld in artikel 10, of, in voorkomend geval, van het voornemen tot weigering van de erkenning, vermeld in artikel 11.
Artikel 17. ( 01/09/2024 - ... )
Artikel 13 tot en met 16 zijn van overeenkomstige toepassing op de bijkomende erkenning van de woonzorgvoorziening.
Artikel 18. ( 01/09/2024 - ... )
§1. De initiatiefnemer dient bij de administratie een ontvankelijke aanvraag tot wijziging van de erkenning in als de volgende gegevens wijzigen:
1° de naam of het adres van de woonzorgvoorziening of de vereniging;
2° als dat van toepassing is: een vermindering van de erkende capaciteit;
3° als dat van toepassing is: de regio en het werkingsgebied van de woonzorgvoorziening of de vereniging.
Een aanvraag tot wijziging van de erkenning is ontvankelijk als ze ingediend wordt met een rechtsgeldig ondertekend aanvraagformulier dat de administratie ter beschikking stelt, en als ze een rechtsgeldige beslissing bevat met alle elementen voor de aangevraagde wijziging.
Over de aanvraag tot wijziging van de erkenning wordt beslist conform artikel 9 tot en met 12.
Als de aanvraag tot wijziging van de erkenning van een dienst voor oppashulp gevolgen heeft voor de subsidiëring van die dienst, wordt die wijziging doorgevoerd met ingang van 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de ontvankelijke aanvraag tot wijziging van de erkenning is ingediend. De aanvraag wordt voor 1 september ingediend.
De wijziging van de erkenning van een woonzorgcentrum, een centrum voor dagverzorging of een centrum voor kortverblijf type 1 gaat op zijn vroegst in vijfenveertig dagen nadat de administratie een ontvankelijke aanvraag tot wijziging van de erkenning heeft ontvangen, als die aanvraag een wijziging van de erkende capaciteit betreft.
§2. Paragraaf 1 is van overeenkomstige toepassing op de bijkomende erkenning van de woonzorgvoorziening.
Artikel 19. ( 01/09/2024 - ... )
De erkenning van een woonzorgcentrum, een centrum voor dagverzorging, een centrum voor kortverblijf type 1, een centrum voor herstelverblijf en een groep van assistentiewoningen, die erkend zijn met toepassing van hoofdstuk 2 en 3, kan worden overgedragen als aan de volgende voorwaarden voldaan is:
1° uiterlijk vijfenveertig dagen voor de overdracht uitwerking heeft, wordt samen met de gegevens en de stukken, vermeld in artikel 4, §1, een afschrift van de overeenkomst over de overdracht van de woonzorgvoorziening aan de administratie bezorgd;
2° de woonzorgvoorziening blijft aan de erkenningsvoorwaarden voldoen of als niet aan alle erkenningsvoorwaarden voldaan wordt, verbindt de overnemer er zich toe om binnen een jaar na de datum van de uitwerking van de overdracht, aan die erkenningsvoorwaarden te voldoen;
3° als dat van toepassing is: het bewijs van de goedkeuring van VIPA voor de overdracht van de exploitatie of het eigenaarschap van de activiteit die VIPA subsidieert;
4° op het moment dat het afschrift van de overeenkomst wordt bezorgd conform punt 1°, is de rechtspersoon aan wie de erkenning van de woonzorgvoorziening wordt overgedragen, rechtsgeldig opgericht.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, 2°, omvat ook een stappenplan, waaruit blijkt op welke wijze, in welke fasen en met welke middelen de woonzorgvoorziening binnen de termijn die gesteld wordt, aan de erkenningsvoorwaarden zal voldoen.
Het eerste en tweede lid zijn in voorkomend geval van overeenkomstige toepassing op de bijkomende erkenning van de woonzorgvoorziening.
De aanvraag tot overdracht van de erkenning wordt behandeld conform artikel 9 tot en met 12.
Artikel 20. ( 01/09/2024 - ... )
§1. De erkenning van een dienst voor gezinszorg die erkend is met toepassing van artikel 10 en die aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, kan samen met het urencontingent gezinszorg door verzorgend personeel en het aantal vte logistiek personeel en doelgroepwerknemers die aan die dienst zijn toegewezen, en, in voorkomend geval, de bijkomende erkenningen als centrum voor dagopvang, op 1 januari worden overgedragen als de betrokken initiatiefnemers voor 1 september van het voorgaande jaar een afschrift van de overeenkomst tot overdracht van de dienst aan de administratie bezorgen.
Uit de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, blijkt dat al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° na de overdracht blijft de continuïteit verzekerd van de zorg en ondersteuning die de overgedragen dienst heeft verstrekt, als dat van toepassing is met inbegrip van de centra voor dagopvang;
2° het urencontingent gezinszorg en het aantal vte logistiek personeel en doelgroepwerknemers die aan de dienst zijn toegewezen, worden volledig overgedragen aan de overnemer;
3° de dienst blijft aan de erkenningsvoorwaarden voldoen.
Op het moment van de indiening van het afschrift van de overeenkomst conform het eerste lid, is de rechtspersoon aan wie de erkenning wordt overgedragen, rechtsgeldig opgericht.
Als dat van toepassing is, voegt het centrum bij het afschrift van de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, het bewijs van de goedkeuring van VIPA voor de vervreemding van het centrum voor dagopvang.
De overdracht van een erkenning is alleen mogelijk als de dienst de intentie om zijn erkenning over te dragen bekendmaakt aan alle erkende diensten voor gezinszorg die zorg en ondersteuning aanbieden in een van de gemeenten van het werkingsgebied van die dienst. Nadat de voormelde intentie is bekendgemaakt, hebben geïnteresseerde diensten minstens dertig dagen de tijd om daarover in overleg te gaan met de dienst. De dienst bezorgt vervolgens zijn gemotiveerde beslissing tot overdracht van de erkenning aan alle diensten die interesse betoonden. De overdracht van de erkenning van een dienst voor gezinszorg kan niet gekoppeld worden aan de overdracht van de erkenning van een woonzorgcentrum of een centrum voor kortverblijf type 1. De dienst voegt bij het afschrift van de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, de stukken die aantonen dat de procedure, vermeld in dit lid, is gevolgd.
Het vijfde lid is niet van toepassing als de initiatiefnemer van de dienst die zijn erkenning wil overdragen, lid is van de rechtspersoon waaraan de erkenning wordt overgedragen en vertegenwoordigd is in het bestuur van die rechtspersoon.
De aanvraag tot overdracht van de erkenning is ontvankelijk als ze alle elementen voor de aangevraagde overdracht, vermeld in deze paragraaf, bevat. Over de aanvraag tot overdracht van de erkenning wordt beslist conform artikel 9 tot en met 12.
§2. De bijkomende erkenning van een centrum voor dagopvang dat erkend is met toepassing van artikel 10 en dat aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, kan, los van de erkenning van de dienst voor gezinszorg, op 1 januari worden overgedragen als de betrokken initiatiefnemers voor 1 september van het voorgaande jaar een afschrift van de overeenkomst tot overdracht van het centrum aan de administratie bezorgt.
Uit de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, blijkt dat al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° na de overdracht blijft de continuïteit verzekerd van de zorg en ondersteuning die het overgedragen centrum heeft verstrekt;
2° het centrum blijft aan de erkenningsvoorwaarden voldoen.
Op het moment van de indiening van het afschrift van de overeenkomst conform het eerste lid, is de rechtspersoon aan wie de erkenning wordt overgedragen, rechtsgeldig opgericht.
Als dat van toepassing is, voegt het centrum bij het afschrift van de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, het bewijs van de goedkeuring van VIPA voor de vervreemding van het centrum voor dagopvang.
De aanvraag tot overdracht van de erkenning is ontvankelijk als ze alle elementen voor de aangevraagde overdracht, vermeld in deze paragraaf, bevat. Over de aanvraag tot overdracht van de erkenning wordt beslist conform artikel 9 tot en met 12.
Artikel 21. ( 01/09/2024 - ... )
De erkenning van een dienst voor oppashulp die erkend is met toepassing van artikel 10 en die aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, kan samen met het aantal subsidiabele uren oppashulp dat aan die dienst is toegewezen, op 1 januari worden overgedragen als de betrokken initiatiefnemers voor 1 september van het voorgaande jaar een afschrift van de overeenkomst tot overdracht van de dienst aan de administratie bezorgen.
Uit de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, blijkt dat al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° na de overdracht blijft de continuïteit verzekerd van de zorg en ondersteuning die de overgedragen dienst heeft verstrekt;
2° het aantal subsidiabele uren oppashulp dat aan de dienst is toegewezen, wordt volledig overgedragen aan de overnemer;
3° de dienst blijft aan de erkenningsvoorwaarden voldoen.
Op het moment van de indiening van het afschrift van de overeenkomst conform het eerste lid is de rechtspersoon aan wie de erkenning wordt overgedragen, rechtsgeldig opgericht.
De overdracht van een erkenning is alleen mogelijk op voorwaarde dat de dienst de intentie om zijn erkenning over te dragen bekendmaakt aan alle erkende diensten voor oppashulp die hulp- en dienstverlening aanbieden in een van de gemeenten van het werkingsgebied van die dienst. Nadat de voormelde intentie is bekendgemaakt, hebben geïnteresseerde diensten minstens dertig dagen de tijd om daarover in overleg te gaan met de dienst. De dienst bezorgt vervolgens zijn gemotiveerde beslissing tot overdracht van de erkenning aan alle diensten die interesse betoonden. De dienst voegt bij het afschrift van de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, de stukken die aantonen dat de procedure, vermeld in dit lid, is gevolgd.
Het vierde lid is niet van toepassing als de initiatiefnemer van de dienst die zijn erkenning wil overdragen, lid is van de rechtspersoon waaraan de erkenning wordt overgedragen en vertegenwoordigd is in het bestuur van die rechtspersoon.
De aanvraag tot overdracht van de erkenning is ontvankelijk als ze alle elementen voor de aangevraagde overdracht, vermeld in dit artikel, bevat. Over de aanvraag tot overdracht van de erkenning wordt beslist conform artikel 9 tot en met 12.
Artikel 22. ( 01/09/2024 - ... )
De erkenning van een dienst voor thuisverpleging die erkend is met toepassing van artikel 10 en die aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, kan worden overgedragen als de betrokken initiatiefnemers een afschrift van de overeenkomst tot overdracht van de dienst aan de administratie bezorgt.
Uit de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, blijkt dat al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° na de overdracht blijft de continuïteit verzekerd van de zorg en ondersteuning die de overgedragen dienst heeft verstrekt;
2° de dienst blijft aan alle erkenningsvoorwaarden voldoen.
Op het moment van de indiening van het afschrift van de overeenkomst conform het eerste lid is de rechtspersoon aan wie de erkenning wordt overgedragen, rechtsgeldig opgericht.
De aanvraag tot overdracht van de erkenning is ontvankelijk als ze alle elementen voor de aangevraagde overdracht, vermeld in dit artikel, bevat. Over de aanvraag tot overdracht van de erkenning wordt beslist conform artikel 9 tot en met 12.
Artikel 23. ( 01/09/2024 - ... )
De erkenning van een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds die erkend is met toepassing van artikel 10 en die aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, kan samen met het aantal vte dat aan de dienst is toegewezen, op 1 januari worden overgedragen als de betrokken initiatiefnemers voor 1 september van het voorgaande jaar een afschrift van de overeenkomst tot overdracht van de dienst aan de administratie bezorgt.
Uit de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, blijkt dat al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° na de overdracht blijft de continuïteit verzekerd van de hulp- en dienstverlening die de overgedragen dienst heeft verstrekt;
2° het aantal vte dat aan de dienst is toegewezen, wordt volledig overgedragen aan de overnemer;
3° de dienst blijft aan alle erkenningsvoorwaarden voldoen.
Op het moment van de indiening van het afschrift van de overeenkomst conform het eerste lid is de rechtspersoon aan wie de erkenning wordt overgedragen, rechtsgeldig opgericht.
De aanvraag tot overdracht van de erkenning is ontvankelijk als ze alle elementen voor de aangevraagde overdracht, vermeld in dit artikel, bevat. Over de aanvraag tot overdracht van de erkenning wordt beslist conform artikel 9 tot en met 12.
Artikel 24. ( 01/09/2024 - ... )
De erkenning van een lokaal dienstencentrum dat erkend is met toepassing van artikel 10 en dat aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, kan op 1 januari worden overgedragen als de betrokken initiatiefnemers voor 1 september van het voorgaande jaar een afschrift van de overeenkomst tot overdracht van het dienstencentrum aan de administratie bezorgt.
Een recht op subsidiëring van het lokaal dienstencentrum, vermeld in het eerste lid, kan conform het eerste lid worden overgedragen.
Uit de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, blijkt dat al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° na de overdracht blijft de continuïteit verzekerd van de zorg en ondersteuning die het overgedragen dienstencentrum heeft verstrekt;
2° het dienstencentrum blijft aan alle erkenningsvoorwaarden voldoen.
Op het moment van de indiening van het afschrift van de overeenkomst conform het eerste lid is de rechtspersoon aan wie de erkenning wordt overgedragen, rechtsgeldig opgericht.
Als dat van toepassing is, voegt het lokaal dienstencentrum bij het afschrift van de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, het bewijs van de goedkeuring van VIPA voor de vervreemding van het lokaal dienstencentrum.
De aanvraag tot overdracht van de erkenning is ontvankelijk als ze alle elementen voor de aangevraagde overdracht, vermeld in dit artikel, bevat. Over de aanvraag tot overdracht van de erkenning wordt beslist conform artikel 9 tot en met 12.
Artikel 25. ( 01/09/2024 - ... )
De erkenning van een centrum voor kortverblijf type 2 of een centrum voor kortverblijf type 3 dat erkend is met toepassing van artikel 10 en dat aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, kan op 1 januari worden overgedragen als de betrokken initiatiefnemers voor 1 september van het voorgaande jaar een afschrift van de overeenkomst tot overdracht van het centrum aan de administratie bezorgt.
Een recht op subsidiëring van een centrum als vermeld in het eerste lid, kan conform het eerste lid worden overgedragen.
Uit de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, blijkt dat al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° na de overdracht blijft de continuïteit verzekerd van de zorg en ondersteuning die het overgedragen centrum heeft verstrekt;
2° het centrum blijft aan alle erkenningsvoorwaarden voldoen.
Op het moment van de indiening van het afschrift van de overeenkomst conform het eerste lid is de rechtspersoon aan wie de erkenning wordt overgedragen, rechtsgeldig opgericht.
Als dat van toepassing is, voegt het centrum voor kortverblijf type 2 of het centrum voor kortverblijf type 3 bij het afschrift van de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, het bewijs van de goedkeuring van VIPA voor de vervreemding van het centrum voor kortverblijf type 2 of het centrum voor kortverblijf type 3.
De aanvraag tot overdracht van de erkenning is ontvankelijk als ze alle elementen voor de aangevraagde overdracht, vermeld in dit artikel, bevat. Over de aanvraag tot overdracht van de erkenning wordt beslist conform artikel 9 tot en met 12.
Artikel 26. ( 01/09/2024 - ... )
De erkenning van een dienst voor gastopvang die erkend is met toepassing van artikel 10 en die aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, kan samen met het aantal subsidiabele uren gastopvang dat aan de dienst is toegewezen, op 1 januari worden overgedragen als de betrokken initiatiefnemers voor 1 september van het voorgaande jaar een afschrift van de overeenkomst tot overdracht van de dienst aan de administratie bezorgt.
Uit de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, blijkt dat al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° na de overdracht blijft de continuïteit verzekerd van de zorg en ondersteuning die de overgedragen dienst heeft verstrekt;
2° het aantal subsidiabele uren gastopvang dat aan de dienst is toegewezen, wordt volledig overgedragen aan de overnemer;
3° de dienst blijft aan alle erkenningsvoorwaarden voldoen.
Op het moment van de indiening van het afschrift van de overeenkomst conform het eerste lid is de rechtspersoon aan wie de erkenning wordt overgedragen, rechtsgeldig opgericht.
De aanvraag tot overdracht van de erkenning is ontvankelijk als ze alle elementen voor de aangevraagde overdracht, vermeld in dit artikel, bevat. Over de aanvraag tot overdracht van de erkenning wordt beslist conform artikel 9 tot en met 12.
Artikel 27. ( 01/09/2024 - ... )
De erkenning van een vereniging voor mantelzorgers en gebruikers die erkend is met toepassing van artikel 10 en die aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, kan op 1 januari worden overgedragen als de betrokken initiatiefnemers voor 1 september van het voorgaande jaar een afschrift van de overeenkomst tot overdracht van de vereniging aan de administratie bezorgt.
Een recht op subsidiëring van een vereniging als vermeld in het eerste lid, kan conform het eerste lid worden overgedragen.
Uit de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, blijkt dat al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° na de overdracht blijft de continuïteit verzekerd van de zorg en ondersteuning die de overgedragen vereniging heeft verstrekt;
2° de vereniging blijft aan alle erkenningsvoorwaarden voldoen.
Op het moment van de indiening van het afschrift van de overeenkomst conform het eerste lid is de rechtspersoon aan wie de erkenning wordt overgedragen, rechtsgeldig opgericht.
De aanvraag tot overdracht van de erkenning is ontvankelijk als ze alle elementen voor de aangevraagde overdracht, vermeld in dit artikel, bevat. Over de aanvraag tot overdracht van de erkenning wordt beslist conform artikel 9 tot en met 12.
Artikel 28. ( 01/09/2024 - ... )
Maximaal vier vestigingen die uitgebaat worden als een woonzorgcentrum en die op verschillende vestigingsplaatsen liggen, kunnen samen als één woonzorgcentrum worden erkend als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° alle vestigingen worden uitgebaat door dezelfde initiatiefnemer;
2° alle vestigingen liggen in dezelfde gemeente of in gemeenten die aan elkaar grenzen;
3° elke vestiging beschikt over een erkenning of een voorafgaande vergunning die is verleend met toepassing van artikel 38 of 52 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
4° elke vestiging voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 8, 9 en 12 van het besluit van 28 juni 2019, en bijlage 11 bij het voormelde besluit, met uitzondering van de voorwaarden, vermeld in artikel 45, §1, 1° en 2°, en artikel 46 van de voormelde bijlage;
5° een directeur is verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van het woonzorgcentrum. Per vestiging fungeert een personeelslid als aanspreekpunt voor de dagelijkse leiding van de vestiging;
6° het woonzorgcentrum beschikt ten minste over onderhouds- en keukenpersoneel in de verhouding van één voltijdse functie voor vijftien bewoners;
7° het woonzorgcentrum doet een beroep op een kwaliteitscoördinator.
Artikel 29. ( 01/09/2024 - ... )
Als zich in minstens twee van de vestigingen die conform artikel 30 van dit besluit als één woonzorgcentrum worden erkend, ook vestigingen bevinden die als centrum voor kortverblijf type 1 worden uitgebaat, worden de vestigingen die als centrum voor kortverblijf type 1 worden uitgebaat, van rechtswege erkend als één centrum voor kortverblijf type 1 op voorwaarde dat die vestigingen beschikken over een erkenning of een voorafgaande vergunning die is verleend met toepassing van artikel 38 of 52 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019.
Elke vestiging van het centrum voor kortverblijf type 1 voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 8, 9 en 12 van het besluit van 28 juni 2019, en deel 2 van bijlage 8 bij het voormelde besluit.
Artikel 30. ( 01/09/2024 - ... )
§1. Als een erkenning als één woonzorgcentrum, vermeld in artikel 28, wordt verleend, zijn artikel 2, 3, 4, §1, en artikel 7 tot en met 17 van overeenkomstige toepassing.
De aanvraag tot erkenning als één woonzorgcentrum vermeldt al de volgende gegevens:
1° welke vestigingen deel zullen uitmaken van het te erkennen woonzorgcentrum;
2° voor elke vestiging de gegevens en de stukken, vermeld in artikel 4, §1, eerste lid, 1° tot en met 6°, 8° en 11°.
Met behoud van de toepassing van artikel 10, tweede lid, vermeldt de beslissing tot erkenning van het woonzorgcentrum de verschillende vestigingen waarvoor de erkenning geldt, en ook de erkende capaciteit per vestiging. Als artikel 29 van toepassing is, bevat de beslissing tot erkenning van het woonzorgcentrum, vermeld in het tweede lid, ook de beslissing tot erkenning van het centrum voor kortverblijf type 1 waarvan de vestigingen zich in het woonzorgcentrum bevinden, en de capaciteit per vestiging van dat centrum voor kortverblijf type 1.
§2. Voor de wijziging, de schorsing en de intrekking van een erkenning als vermeld in artikel 28 of 29 van dit besluit, en ook voor het toezicht, de vermindering of terugvordering van subsidies en het opleggen van een administratieve geldboete zijn artikel 63 tot en met 72 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, en artikel 18, artikel 44 tot en met 52, artikel 59 tot en met 62 en artikel 67 tot en met 72 van dit besluit van overeenkomstige toepassing.
De wijziging, de schorsing en de intrekking van een erkenning als vermeld in artikel 28 of 29 van dit besluit, en ook het toezicht, de vermindering of terugvordering van subsidies en het opleggen van een administratieve geldboete kunnen worden toegepast op het erkende woonzorgcentrum of centrum voor kortverblijf type 1, of op de afzonderlijke vestigingen ervan. Als voor een van de vestigingen van een centrum de erkenning wordt gewijzigd, geschorst of ingetrokken, of als de erkenning vervalt, wordt de beslissing tot erkenning van het centrum daarmee in overeenstemming gebracht.
Artikel 31. ( 01/09/2024 - ... )
Als meerdere vestigingen als één woonzorgcentrum of één centrum voor kortverblijf type 1 zijn erkend met toepassing van artikel 28 of 29 van dit besluit, wordt elk van die vestigingen als een afzonderlijk woonzorgcentrum of centrum voor kortverblijf beschouwd voor de toepassing van de bepalingen, vermeld in bijlage 13 of 14 bij het besluit van 28 juni 2019.
Artikel 32. ( 01/09/2024 - ... )
Als een bijkomende erkenning voor het aanbieden van gespecialiseerde zorg en ondersteuning aan specifieke doelgroepen van een woonzorgcentrum dat voor meerdere vestigingen is erkend, wordt toegekend, zijn artikel 2, 3, 8, 9 tot en met 18, artikel 44 tot en met 52, artikel 59 tot en met 62 en artikel 67 tot en met 72 van dit besluit van toepassing, met dien verstande dat:
1° de eerste aanvraag tot erkenning voor elke vestiging van het woonzorgcentrum de stukken, vermeld in artikel 8, bevat;
2° het onderzoek naar de naleving van de gestelde erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 14, voor elk van de vestigingen van het woonzorgcentrum afzonderlijk plaatsvindt;
3° de bepalingen, vermeld in artikel 44 tot en met 52 en artikel 59 tot en met 62 op elk van de vestigingen van het woonzorgcentrum afzonderlijk kunnen worden toegepast.
Artikel 33. ( 01/09/2024 - ... )
Elke vestiging van een woonzorgcentrum dat erkend is als een woonzorgcentrum met een bijkomende erkenning, voldoet aan de bijkomende erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 68 tot en met 73 van bijlage 11 bij het besluit van 28 juni 2019.
Artikel 34. ( 01/09/2024 - ... )
Als een bijkomende erkenning van een centrum voor kortverblijf type 1 dat voor meerdere vestigingen is erkend, wordt toegekend, zijn artikel 2, 3, 6, 9 tot en met 18, artikel 44 tot en met 52, artikel 59 tot en met 62 en artikel 67 tot en met 72 van dit besluit van toepassing, met dien verstande dat:
1° de eerste aanvraag tot erkenning voor elke vestiging van het centrum voor kortverblijf type 1 de stukken, vermeld in artikel 7, bevat;
2° het onderzoek naar de naleving van de gestelde erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 14, voor elk van de vestigingen van het centrum voor kortverblijf type 1 afzonderlijk plaatsvindt;
3° de bepalingen, vermeld in 44 tot en met 52 en artikel 59 tot en met 62 op elk van de vestigingen van het centrum voor kortverblijf type 1 afzonderlijk kunnen worden toegepast.
Artikel 35. ( 01/09/2024 - ... )
Elke vestiging van een centrum voor kortverblijf type 1 dat erkend is als een centrum voor kortverblijf type 1 met een bijkomende erkenning, voldoet aan de bijkomende erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 24 tot en met 32 van bijlage 8 bij het besluit van 28 juni 2019.
Artikel 36. ( 01/09/2024 - ... )
Als voor een vestiging van een erkend woonzorgcentrum dat ook een bijkomende erkenning heeft gekregen voor het aanbieden van gespecialiseerde zorg en ondersteuning aan specifieke doelgroepen als vermeld in artikel 44, §2, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, de erkenning als woonzorgcentrum wordt ingetrokken met toepassing van artikel 48, eerste lid, van dit besluit, vervalt voor die vestiging de bijkomende erkenning voor het aanbieden van gespecialiseerde zorg en ondersteuning aan specifieke doelgroepen van rechtswege. Het aantal woongelegenheden dat in die vestiging erkend was voor het aanbieden van gespecialiseerde zorg en ondersteuning aan specifieke doelgroepen, kan niet met behoud van die erkenning worden uitgebaat in de andere vestigingen van het woonzorgcentrum.
Als voor een vestiging van een erkend centrum voor kortverblijf type 1 dat ook een bijkomende erkenning voor oriënterend kortverblijf heeft gekregen als vermeld in artikel 45 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, de erkenning als centrum voor kortverblijf type 1 wordt ingetrokken met toepassing van artikel 48, eerste lid, van dit besluit, vervalt voor die vestiging de bijkomende erkenning van rechtswege. Het aantal verblijfseenheden dat in die vestiging erkend was als centrum voor kortverblijf type 1 met een bijkomende erkenning voor oriënterend kortverblijf, kan niet met behoud van die erkenning worden uitgebaat in de andere vestigingen van het centrum voor kortverblijf type 1.
Artikel 37. ( 01/09/2024 - ... )
Maximaal vier vestigingen die uitgebaat worden als centrum voor dagverzorging en die op verschillende vestigingsplaatsen liggen, kunnen samen als één centrum voor dagverzorging worden erkend als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° alle vestigingen worden uitgebaat door dezelfde initiatiefnemer;
2° alle vestigingen liggen in dezelfde gemeente of in gemeenten die aan elkaar grenzen;
3° elke vestiging beschikt over een erkenning of een voorafgaande vergunning die is verleend met toepassing van artikel 38 of 52 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
4° elke vestiging voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 8, 9 en 12 van het besluit van 28 juni 2019, en bijlage 7 bij het voormelde besluit.
Artikel 38. ( 01/09/2024 - ... )
§1. Als een erkenning als één centrum voor dagverzorging als vermeld in artikel 37, wordt verleend, zijn artikel 2, 3, 4, §1, en artikel 9 tot en met 17 van overeenkomstige toepassing.
De aanvraag tot erkenning als één centrum voor dagverzorging vermeldt al de volgende gegevens:
1° welke vestigingen deel zullen uitmaken van het te erkennen centrum voor dagverzorging;
2° voor elke vestiging de gegevens en de stukken, vermeld in artikel 4, §1, eerste lid, 1° tot en met 6°, 8° en 11°.
Met behoud van de toepassing van artikel 10, tweede lid, vermeldt de beslissing tot erkenning van het centrum voor dagverzorging de verschillende vestigingen waarvoor de erkenning geldt.
§2. Voor de wijziging, de schorsing, de intrekking en het verval van een erkenning als vermeld in artikel 39 van dit besluit, en ook voor het toezicht, de vermindering of terugvordering van subsidies en het opleggen van een administratieve geldboete zijn artikel 63 tot en met 72 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019 en artikel 18, artikel 44 tot en met 52, artikel 59 tot en met 62 en artikel 67 tot en met 72 van dit besluit van overeenkomstige toepassing.
De wijziging, de schorsing, de intrekking en het verval van een erkenning als vermeld in artikel 39 van dit besluit, en ook het toezicht, de vermindering of terugvordering van subsidies en het opleggen van een administratieve geldboete kunnen worden toegepast op het centrum voor dagverzorging of op de afzonderlijke vestigingen ervan. Als voor een van de vestigingen van een centrum de erkenning wordt gewijzigd, geschorst of ingetrokken, of als de erkenning vervalt, wordt de beslissing tot erkenning van het centrum daarmee in overeenstemming gebracht.
Artikel 39. ( 01/09/2024 - ... )
Als meerdere vestigingen als één centrum voor dagverzorging zijn erkend conform artikel 40 van dit besluit, wordt elk van die vestigingen als een afzonderlijk centrum voor dagverzorging beschouwd voor de toepassing van artikel 64, 66 en 67 van bijlage 7 bij het besluit van 28 juni 2019.
Artikel 40. ( 01/09/2024 - ... )
Als een bijkomende erkenning van een centrum voor dagverzorging dat voor meerdere vestigingen is erkend, wordt toegekend, zijn artikel 2, 3, 7, 9 tot en met 18, artikel 44 tot en met 52, artikel 59 tot en met 62 en artikel 67 tot en met 72 van dit besluit van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
1° de eerste aanvraag tot erkenning voor elke vestiging van het centrum voor dagverzorging de stukken, vermeld in artikel 7, bevat;
2° het onderzoek naar de naleving van de gestelde erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 14, voor elk van de vestigingen van het centrum voor dagverzorging afzonderlijk plaatsvindt;
3° de bepalingen, vermeld in artikel 44 tot en met 52 en artikel 59 tot en met 62, op elk van de vestigingen van het centrum voor dagverzorging afzonderlijk kunnen worden toegepast.
Artikel 41. ( 01/09/2024 - ... )
Elke vestiging van een centrum voor dagverzorging met een bijkomende erkenning voor de opvang van zorgafhankelijke personen is erkend voor minimaal vijf verblijfseenheden met een bijkomende erkenning.
In afwijking van het eerste lid is een centrum voor dagverzorging met een bijkomende erkenning voor zorgafhankelijke personen in gemeenten die deel uitmaken van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, erkend voor minimaal tien verblijfseenheden met een bijkomende erkenning.
Artikel 42. ( 01/09/2024 - ... )
Elke vestiging van een centrum voor dagverzorging met een bijkomende erkenning voor de opvang van zorgafhankelijke personen voldoet aan de bepalingen, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 1, 2, 3 en 5, van bijlage 7 bij het besluit van 28 juni 2019.
Elke vestiging van een centrum voor dagverzorging met een bijkomende erkenning voor personen die lijden aan een ernstige ziekte, voldoet aan de bepalingen, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 1, 2, 4 en 5, van bijlage 7 bij het besluit van 28 juni 2019.
Artikel 43. ( 01/09/2024 - ... )
Als voor een vestiging van een centrum voor dagverzorging met een bijkomende erkenning de erkenning als centrum voor dagverzorging wordt ingetrokken conform artikel 48, eerste lid, vervalt voor die vestiging ook de bijkomende erkenning van rechtswege. Het aantal verblijfseenheden dat in die vestiging erkend is, kan niet met behoud van die erkenning worden uitgebaat in de andere vestigingen van het centrum voor dagverzorging.
Artikel 44. ( 01/09/2024 - ... )
§1. De secretaris-generaal kan de erkenning wijzigen, schorsen of intrekken als de erkende woonzorgvoorzieningen of verenigingen de erkenningsvoorwaarden niet naleven.
§2. De secretaris-generaal kan een voornemen tot wijziging, schorsing of intrekking van de erkenning alleen nemen als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° de initiatiefnemer heeft aangetekend met kennisgeving van ontvangst een aanmaning van de administratie ontvangen om zich te schikken naar de erkenningsvoorwaarden;
2° de initiatiefnemer heeft zich niet geschikt naar de termijnen en voorwaarden die zijn opgenomen in de aanmaning, vermeld in punt 1°.
In de aanmaning, vermeld in het eerste lid, 1°, kan de termijn bepaald worden waarin de initiatiefnemer een remediëringsplan voor de tekorten op de erkenningsvoorwaarden die in die aanmaning zijn vermeld, aan de administratie moet bezorgen. Het voormelde remediëringsplan omvat al de volgende elementen:
1° de maatregelen die al genomen zijn of die nog moeten worden genomen;
2° de uitvoeringstermijn voor de maatregelen, vermeld in punt 1°;
3° de persoon die verantwoordelijk is om de maatregelen, vermeld in punt 1°, uit te voeren en op te volgen.
In de aanmaning, vermeld in het eerste lid, 1°, kunnen de termijnen bepaald worden waarin de initiatiefnemer zich moet schikken naar de erkenningsvoorwaarden.
§3. Als ernstige of aanhoudende tekorten op de erkenningsvoorwaarden worden vastgesteld die een impact hebben op de kwaliteit van de aangeboden zorg en ondersteuning, kan de secretaris-generaal beslissen de woonzorgvoorziening in kwestie onder verhoogd toezicht te plaatsen. Het verhoogde toezicht begint op de datum waarop de aanmaning, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1°, wordt verstuurd, en duurt tot het ogenblik waarop de administratie conform paragraaf 4 vaststelt dat de initiatiefnemer in kwestie zich op structurele en blijvende wijze naar de erkenningsvoorwaarden, vermeld in die aanmaning, heeft geschikt.
In het kader van het verhoogde toezicht kan de administratie verschillende onderzoeken uitvoeren om te oordelen of de erkenningsvoorwaarden op structurele en blijvende wijze worden nageleefd. In het kader van de voormelde onderzoeken kan de administratie de initiatiefnemer verzoeken om aanvullende documenten of inlichtingen te bezorgen en kan de administratie een nader onderzoek ter plaatse laten instellen door de inspecteurs, vermeld in artikel 2, 7°, van het decreet van 19 januari 2018 houdende het overheidstoezicht in het kader van het gezondheids- en welzijnsbeleid.
§4. Als de administratie vaststelt dat de initiatiefnemer in kwestie zich op structurele en blijvende wijze naar de erkenningsvoorwaarden die zijn opgenomen in de aanmaning, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1°, heeft geschikt, eindigt de periode van verhoogd toezicht, vermeld in paragraaf 3. De administratie brengt de initiatiefnemer van de woonzorgvoorziening schriftelijk op de hoogte van de beëindiging van de periode van verhoogd toezicht.
§5. Een aanvraag tot erkenning van bijkomende opnamemogelijkheden van een centrum voor kortverblijf type 1, een groep van assistentiewoningen, een centrum voor herstelverblijf of een woonzorgcentrum is niet ontvankelijk als de initiatiefnemer van de woonzorgvoorziening in kwestie van de administratie een aanmaning heeft ontvangen conform paragraaf 2, eerste lid, en met toepassing van paragraaf 4 nog niet is vastgesteld dat de initiatiefnemer in kwestie zich op structurele en blijvende wijze naar de erkenningsvoorwaarden die zijn opgenomen in die aanmaning, heeft geschikt binnen de termijn die de administratie in die aanmaning heeft bepaald.
Een aanvraag tot bijkomende erkenning van een centrum voor dagverzorging, een woonzorgcentrum of een centrum voor kortverblijf type 1 is niet ontvankelijk als de initiatiefnemer van de woonzorgvoorziening in kwestie van de administratie een aanmaning heeft ontvangen conform paragraaf 2, eerste lid, en met toepassing van paragraaf 4 nog niet is vastgesteld dat de initiatiefnemer in kwestie zich op structurele en blijvende wijze naar de erkenningsvoorwaarden die zijn opgenomen in die aanmaning, heeft geschikt binnen de termijn die de administratie in die aanmaning heeft bepaald.
In afwijking van artikel 38 van het besluit van 19 oktober 2018 en artikel 32 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 mei 2020 tot aanpassing van administratieve procedures en termijnen in de regelgeving van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin door de uitbraak van COVID-19 en tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering van dat beleidsdomein wordt de termijn van uitstel, vermeld in die artikelen, van rechtswege verlengd met de periode van verhoogd toezicht die begint conform paragraaf 3 van dit artikel, en eindigt conform paragraaf 4 van dit artikel.
Artikel 45. ( 01/09/2024 - ... )
De administratie brengt de initiatiefnemer aangetekend met kennisgeving van ontvangst op de hoogte van het voornemen van de secretaris-generaal tot wijziging, schorsing of intrekking van een erkenning.
Het voornemen, vermeld in het eerste lid, bevat de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om bij de administratie een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen conform artikel 71.
Artikel 46. ( 01/09/2024 - ... )
Als de initiatiefnemer geen bezwaarschrift indient binnen dertig dagen nadat hij de aangetekende zending, vermeld in artikel 45, eerste lid, heeft ontvangen, wordt, nadat die termijn is verstreken, een beslissing van de secretaris-generaal tot wijziging, schorsing of intrekking van de erkenning aangetekend met kennisgeving van ontvangst aan de initiatiefnemer bezorgd. De administratie brengt het lokaal bestuur van de gemeente waar de woonzorgvoorziening ligt of de vereniging actief is, op de hoogte van de voormelde beslissing.
Artikel 47. ( 01/09/2024 - ... )
§1. De beslissing tot schorsing van de erkenning bevat al de volgende gegevens:
1° de begindatum van de schorsing;
2° de termijn van de schorsing;
3° de voorwaarden die vervuld moeten worden om de schorsing in te trekken.
De secretaris-generaal bepaalt de termijn van de schorsing van de erkenning. De termijn kan niet meer dan 180 dagen bedragen.
Tijdens de duur van de schorsing kan een woonzorgvoorziening of vereniging alleen verder blijven functioneren voor de gebruikers die op het ogenblik waarop de schorsingsmaatregel ingaat, in de woonzorgvoorziening of de vereniging opgenomen waren of er zorg en ondersteuning van ontvingen, of voor nieuwe gebruikers die een schriftelijke opnameovereenkomst hebben ondertekend vóór de datum van de schorsingsbeslissing.
Tijdens de duur van de schorsing van de bijkomende erkenning van een woonzorgcentrum, centrum voor kortverblijf type 1 of centrum voor dagverzorging kan de woonzorgvoorziening in kwestie binnen de entiteiten met een bijkomende erkenning alleen verder blijven functioneren voor de gebruikers die op het ogenblik waarop de schorsingsmaatregel ingaat, in de entiteit met een bijkomende erkenning opgenomen waren of er zorg en ondersteuning van ontvingen, of voor nieuwe gebruikers die een schriftelijke opnameovereenkomst hebben ondertekend vóór de datum van de schorsingsbeslissing.
§2. De secretaris-generaal kan op eigen initiatief, of op gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer de termijn, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, één keer voor maximaal 180 dagen verlengen. Het gemotiveerde verzoek van de initiatiefnemer wordt minstens dertig dagen voor de afloop van de initiële schorsingstermijn aangetekend tegen ontvangstbewijs aan de administratie bezorgd.
De beslissing tot verlenging, vermeld in het eerste lid, wordt aangetekend met kennisgeving van ontvangst aan de initiatiefnemer bezorgd. De administratie brengt het lokaal bestuur van de gemeente waar de woonzorgvoorziening ligt of de vereniging actief is, op de hoogte van de voormelde beslissing.
§3. De initiatiefnemer van een voorziening kan de secretaris generaal aangetekend tegen ontvangstbewijs verzoeken om een schorsing vroegtijdig stop te zetten als die initiatiefnemer meent voldaan te hebben aan de voorwaarden om de schorsing vroegtijdig stop te zetten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°. De administratie onderzoekt of de voormelde voorwaarden zijn vervuld en de secretaris-generaal neemt op basis van de resultaten van dat onderzoek een beslissing of de schorsing vroegtijdig kan worden stopgezet of wordt voortgezet. De beslissing wordt aangetekend tegen ontvangstbewijs aan de initiatiefnemer bezorgd. De administratie brengt het lokaal bestuur van de gemeente waar de woonzorgvoorziening ligt of de vereniging actief is, op de hoogte van de voormelde beslissing.
§4. Als de schorsingstermijn eindigt en de erkenningsvoorwaarden nog altijd niet zijn vervuld, kan de procedure tot intrekking van de erkenning ingesteld worden.
Artikel 48. ( 01/09/2024 - ... )
De beslissing tot intrekking van de erkenning heeft uitwerking vanaf de datum, vermeld in die beslissing.
De beslissing tot intrekking van de erkenning heeft voor een woonzorgcentrum, een centrum voor dagverzorging, een centrum voor dagopvang, een centrum voor herstelverblijf, een groep van assistentiewoningen of een centrum voor kortverblijf van rechtswege de sluiting van de woonzorgvoorziening tot gevolg vanaf de datum, vermeld in die beslissing.
Als na de datum van de sluiting, vermeld in het tweede lid, wordt vastgesteld dat de uitbating van een woonzorgcentrum, een centrum voor dagverzorging, een centrum voor dagopvang, een centrum voor herstelverblijf, een groep van assistentiewoningen of een centrum voor kortverblijf niet is stopgezet, gaat de burgemeester, op schriftelijk verzoek van de secretaris-generaal, over tot de effectieve sluiting conform artikel 67, eerste lid, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019. Het lokaal bestuur, in samenspraak met de administratie, staat in voor de begeleiding en de overplaatsing van de bewoners of de gebruikers naar een passende woonzorgvoorziening en doet dat in samenspraak met de bewoners of gebruikers en hun vertegenwoordiger. Het lokaal bestuur kan voor de begeleiding en overplaatsing geen aanspraak maken op een vergoeding van de bewoners en hun wettelijke vertegenwoordigers.
Artikel 49. ( 01/09/2024 - ... )
§1. De secretaris-generaal kan een erkenning stopzetten als een woonzorgvoorziening of vereniging daar rechtsgeldig om verzoekt. De woonzorgvoorziening of vereniging brengt de administratie minstens negentig dagen vóór de uitwerking van de beslissing op de hoogte van de beslissing tot stopzetting en vermeldt de datum waarop die beslissing uitwerking heeft.
§2. Als de initiatiefnemer van een woonzorgcentrum, van een centrum voor dagverzorging, een centrum voor dagopvang, een centrum voor kortverblijf, een centrum voor herstelverblijf of een groep van assistentiewoningen verzoekt om de erkenning te laten stopzetten, heeft dat de vrijwillige stopzetting van de uitbating van die woonzorgvoorziening of een deel ervan tot gevolg. De rechtsgeldige vrijwillige stopzetting van de uitbating heeft de sluiting en de onmiddellijke verdwijning uit de programmatie van de woonzorgvoorziening tot gevolg.
§3. Als de initiatiefnemer van een lokaal dienstencentrum, een dienst voor gezinszorg, een dienst voor oppashulp, een dienst voor thuisverpleging, een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds, een dienst voor gastopvang of een vereniging verzoekt om de erkenning te laten intrekken, heeft dat de onmiddellijke verdwijning uit de programmatie van de woonzorgvoorzieningen tot gevolg, en kan de erkende benaming niet langer gebruikt worden.
Voor een dienst voor gezinszorg heeft de verdwijning uit de programmatie het verlies tot gevolg van het urencontingent gezinszorg en het aantal vte logistiek personeel en doelgroepwerknemers die aan die dienst waren toegekend. Het voormelde urencontingent en het voormelde aantal vte worden gevoegd bij het totale urencontingent en het totale aantal vte die jaarlijks door de minister worden verdeeld over de diensten met toepassing van artikel 49, derde lid, en artikel 71, eerste lid, van bijlage 2 bij het besluit van 28 juni 2019.
Voor een dienst voor oppashulp heeft de verdwijning uit de programmatie het verlies tot gevolg van het urencontingent oppashulp dat aan die dienst is toegekend. Het voormelde urencontingent wordt gevoegd bij het totale urencontingent dat jaarlijks door de minister wordt verdeeld over de diensten met toepassing van artikel 30, eerste lid, van bijlage 3 bij het besluit van 28 juni 2019.
Voor een dienst voor gastopvang heeft de verdwijning uit de programmatie het verlies tot gevolg van het urencontingent gastopvang dat aan die dienst is toegekend. Het voormelde urencontingent wordt gevoegd bij het totale urencontingent dat jaarlijks door de minister wordt verdeeld over de diensten met toepassing van artikel 25, eerste lid, van bijlage 6 bij het besluit van 28 juni 2019.
§4. De beslissing van de secretaris-generaal tot vrijwillige stopzetting van de erkenning wordt aan de woonzorgvoorziening of de vereniging binnen negentig dagen na de indiening van het verzoek tot stopzetting.
Artikel 50. ( 01/09/2024 - ... )
Als de erkenning wordt geweigerd, gewijzigd, geschorst of ingetrokken, kan een woonzorgvoorziening of vereniging geen aanspraak maken op een vergoeding van de kosten die ze heeft gemaakt voor de uitvoering van haar activiteiten, als ze als gevolg van de weigering, wijziging, schorsing of intrekking van de erkenning die activiteiten niet of maar voor een deel kan uitvoeren. De voormelde woonzorgvoorziening of vereniging kan ook geen aanspraak maken op een vergoeding voor het verlies van inkomsten dat het gevolg is van de wijziging, schorsing of intrekking van de erkenning.
Artikel 51. ( 01/09/2024 - ... )
Iedereen die door een gerechtelijke beslissing gemachtigd wordt om op te treden als verantwoordelijke beheerder van een woonzorgvoorziening of vereniging, maakt zich binnen vijf dagen na zijn aanstelling bekend bij de administratie.
Elke eventuele beslissing tot stopzetting van de uitbating en ontruiming of tot overdracht van de uitbating van de woonzorgvoorziening of vereniging in kwestie, of een deel ervan, maakt het voorwerp uit van een voorafgaand overleg tussen de verantwoordelijke beheerder die de rechtbank heeft aangesteld, de burgemeester van de gemeente in kwestie en de administratie.
Artikel 52. ( 01/09/2024 - ... )
Artikel 44 tot en met 51 zijn van overeenkomstige toepassing op de bijkomende erkenning van de woonzorgvoorziening.
Artikel 53. ( 01/09/2024 - ... )
De Vlaamse Regering kan, als toezichthoudende overheid op woonzorgvoorzieningen en verenigingen die conform het Wetboek van economisch recht als ondernemingen kunnen worden beschouwd, een vordering instellen om een voorlopige bewindvoerder aan te stellen, als aan de voorwaarden, vermeld in artikel 63, §2, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, is voldaan.
Artikel 54. ( 01/09/2024 - ... )
De aanstelling van een voorlopige bewindvoerder wordt in kortgeding bij dagvaarding gevorderd tegen de initiatiefnemer.
In het eerste lid wordt verstaan onder dagvaarding: het document dat conform artikel 43 en artikel 700 tot en met 710 van het Gerechtelijk Wetboek is opgesteld en door een deurwaarder wordt betekend aan de initiatiefnemer.
De vordering in kortgeding, vermeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° de vordering is spoedeisend, want er is sprake van een acuut gevaar zodat de zorg en ondersteuning van de gebruikers niet zonder onderbreking en kwaliteitsvol kunnen worden gewaarborgd;
2° de vordering betreft een voorlopige maatregel.
Artikel 55. ( 01/09/2024 - ... )
In geval van strikte noodzakelijkheid kan de vordering tot aanstelling van een voorlopige bewindvoerder ook worden ingeleid bij eenzijdig verzoekschrift.
Er is strikte noodzakelijkheid als vermeld in het eerste lid, als het betrekken van de initiatiefnemer in de procedure de efficiëntie van de gevorderde maatregel bedreigt.
In het eerste lid wordt verstaan onder eenzijdig verzoekschrift: een verzoekschrift dat is opgesteld conform artikel 1025 tot en met 1027 van het Gerechtelijk Wetboek en waarvan de initiatiefnemer voorafgaand geen kennis krijgt.
Artikel 56. ( 01/09/2024 - ... )
Bij de inleiding van de vordering conform artikel 54 en 55 wordt aangetoond dat door het wanbeheer van de initiatiefnemer in de woonzorgvoorziening de zorg en ondersteuning niet zonder onderbreking en kwaliteitsvol kunnen worden gewaarborgd.
Artikel 57. ( 01/09/2024 - ... )
De voorlopige bewindvoerder voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° de voorlopige bewindvoerder beschikt over de nodige competenties in de organisatie van de zorg met voldoende ervaring in het ondernemingsrecht, het sociaal recht en het arbeidsrecht;
2° de voorlopige bewindvoerder biedt voldoende waarborgen van onpartijdigheid en belangeloosheid.
Artikel 58. ( 01/09/2024 - ... )
De opdracht van de voorlopige bewindvoerder is beperkt in tijd en naar inhoud, en wordt bepaald door de bevoegde ondernemingsrechtbank. De opdracht van de voorlopige bewindvoerder is afhankelijk van de concrete situatie waarbij de aanstelling van een voorlopige bewindvoerder wordt gevraagd.
In het eerste lid wordt verstaan onder bevoegde ondernemingsrechtbank: de ondernemingsrechtbank van het gerechtelijke arrondissement waar de initiatiefnemer zijn maatschappelijke zetel heeft.
De opdracht van de voorlopige bewindvoerder kan algemeen of bijzonder zijn en maakt het mogelijk om de exploitatie van de woonzorgvoorziening voort te zetten.
De voorlopige bewindvoerder kan de nodige bewarende maatregelen nemen om de gebruikers te beschermen op het vlak van kwaliteitsvolle zorggarantie en continuïteit.
Artikel 59. ( 01/09/2024 - ... )
Ter uitvoering van artikel 66, §1, tweede lid, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019 kan de secretaris-generaal de sluiting bevelen van een centrum voor dagopvang, een centrum voor dagverzorging, een centrum voor kortverblijf, een centrum voor herstelverblijf, een groep van assistentiewoningen of een woonzorgcentrum als het niet erkend is.
Artikel 60. ( 01/09/2024 - ... )
De administratie brengt de initiatiefnemer aangetekend met kennisgeving van ontvangst op de hoogte van het voornemen van de secretaris-generaal tot sluiting van de woonzorgvoorziening.
De aangetekende zending, vermeld in het eerste lid, bevat naast het voornemen de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift bij de administratie in te dienen conform artikel 71.
Artikel 61. ( 01/09/2024 - ... )
Als de initiatiefnemer geen bezwaarschrift indient binnen dertig dagen nadat hij de aangetekende zending, vermeld in artikel 60, eerste lid, heeft ontvangen, wordt, nadat die termijn is verstreken, een beslissing van de secretaris-generaal tot sluiting van de woonzorgvoorziening aangetekend met kennisgeving van ontvangst aan de initiatiefnemer bezorgd. De administratie brengt het lokaal bestuur van de gemeente waar de woonzorgvoorziening ligt of de vereniging actief is, op de hoogte van de voormelde beslissing.
Artikel 62. ( 01/09/2024 - ... )
De beslissing tot sluiting van de woonzorgvoorziening wordt aangetekend met kennisgeving van ontvangst aan de initiatiefnemer bezorgd. De beslissing wordt ter kennis gebracht van het lokaal bestuur van de gemeente waar de woonzorgvoorziening ligt of de vereniging actief is.
De beslissing tot sluiting van de woonzorgvoorziening, vermeld in artikel 59, vermeldt de datum waarop de sluiting aanvangt.
De secretaris-generaal kan alle bewarende maatregelen opleggen die nodig zijn voor de bescherming van de bewoners of gebruikers van de woonzorgvoorziening.
De uitvoering van de beslissing tot sluiting van de woonzorgvoorziening, vermeld in artikel 59, en de maatregelen, vermeld in het derde lid, maken het voorwerp uit van een voorafgaand overleg tussen de burgemeester van de gemeente in kwestie en de administratie waarop de initiatiefnemer in kwestie wordt gehoord.
Het vierde lid is niet van toepassing in de gevallen waarbij er op de datum waarop de beslissing tot sluiting van de woonzorgvoorziening, vermeld in artikel 59, wordt genomen, er geen bewoners meer opgenomen zijn of geen gebruikers zorg en ondersteuning ontvangen.
Als na de datum van sluiting, vermeld in de beslissing tot sluiting van de woonzorgvoorziening, vermeld in artikel 59, wordt vastgesteld dat de uitbating van een woonzorgvoorziening niet is stopgezet, gaat de burgemeester, op schriftelijk verzoek van de secretaris-generaal, over tot de effectieve sluiting conform artikel 67, eerste lid, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019. Het lokaal bestuur, in samenwerking met de administratie, staat in voor de begeleiding en de overplaatsing van de bewoners of de gebruikers naar een passende woonzorgvoorziening in samenspraak met de bewoners of gebruikers en hun vertegenwoordiger. Het lokaal bestuur kan voor de begeleiding en overplaatsing geen aanspraak maken op een vergoeding van de bewoners en hun wettelijke vertegenwoordigers.
Een woonzorgvoorziening waarvan de sluiting is bevolen, kan geen aanspraak maken op een vergoeding voor de kosten die verbonden zijn aan de activiteiten die hebben plaatsgevonden in het kader van het sluiten van de woonzorgvoorziening, of voor het verlies van inkomsten door het sluiten van de woonzorgvoorziening.
Artikel 63. ( 01/09/2024 - ... )
Ter uitvoering van artikel 66, §2, tweede lid, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019 kan de secretaris-generaal beslissen om de exploitatie onder de erkende benaming te verbieden van een niet-erkende voorziening die de opdrachten van een lokaal dienstencentrum, een dienst voor gezinszorg, een dienst voor thuisverpleging, een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds, een dienst voor oppashulp, een dienst voor gastopvang of een vereniging uitoefent.
Artikel 64. ( 01/09/2024 - ... )
De administratie brengt de initiatiefnemer aangetekend met kennisgeving van ontvangst op de hoogte van het voornemen van de secretaris-generaal tot het verbod op exploitatie onder de erkende benaming van de woonzorgvoorziening of vereniging.
De aangetekende zending, vermeld in het eerste lid, bevat naast het voornemen de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om bij de administratie een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen als vermeld in artikel 71.
Artikel 65. ( 01/09/2024 - ... )
Als de initiatiefnemer geen bezwaarschrift indient binnen dertig dagen nadat hij de aangetekende zending, vermeld in artikel 64, eerste lid, heeft ontvangen, wordt, nadat die termijn is verstreken, een beslissing van de secretaris-generaal tot het verbod op exploitatie onder de erkende benaming van de woonzorgvoorziening of vereniging aangetekend met kennisgeving van ontvangst aan de initiatiefnemer bezorgd. De administratie brengt het lokaal bestuur van de gemeente waar de woonzorgvoorziening ligt of de vereniging actief is, op de hoogte van de voormelde beslissing.
Artikel 66. ( 01/09/2024 - ... )
De beslissing tot het verbod op exploitatie onder de erkende benaming van de woonzorgvoorziening of vereniging wordt aangetekend met kennisgeving van ontvangst aan de initiatiefnemer bezorgd. De beslissing wordt ter kennis gebracht van het lokaal bestuur van de gemeente waar de woonzorgvoorziening ligt of de vereniging actief is.
Behalve als de beslissing, vermeld in artikel 63, het anders vermeldt, heeft de beslissing tot het verbod op exploitatie onder de erkende benaming uitwerking vanaf de elfde dag na de dag waarop de initiatiefnemer de kennisgeving conform artikel 65 heeft ontvangen.
De secretaris-generaal kan alle bewarende maatregelen opleggen die nodig zijn voor de bescherming van de bewoners of gebruikers van de woonzorgvoorziening of de vereniging.
De beslissing tot het verbod op exploitatie onder de erkende benaming, vermeld in artikel 63, en de maatregelen, vermeld in het derde lid, worden pas uitgevoerd nadat de initiatiefnemer in kwestie is gehoord.
Een woonzorgvoorziening of vereniging waarvan het verbod op exploitatie onder de erkende benaming is bevolen, kan geen aanspraak maken op een vergoeding voor de kosten die verbonden zijn aan de activiteiten die hebben plaatsgevonden in het kader van het verbod op exploitatie onder de erkende benaming van de woonzorgvoorziening, of voor het verlies van inkomsten door het verbod op exploitatie onder de erkende benaming van de woonzorgvoorziening of vereniging.
Artikel 67. ( 01/09/2024 - ... )
§1. In dit artikel wordt verstaan onder werkdagen: alle dagen met uitzondering van:
1° zaterdagen;
2° zondagen;
3° de wettelijke feestdagen, vermeld in artikel 1 van het Koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.
§2. De initiatiefnemer brengt binnen vijf werkdagen vanaf de datum waarop hij de volgende beslissingen heeft ontvangen, de gebruikers of hun vertegenwoordiger op de hoogte van die beslissingen:
1° een beslissing tot intrekking van de erkenning van een centrum voor dagverzorging, een centrum voor dagopvang, een centrum voor kortverblijf, een woonzorgcentrum, een groep van assistentiewoningen of een centrum voor herstelverblijf;
2° een beslissing tot sluiting van de woonzorgvoorziening.
De minister kan de nadere regels bepalen voor de wijze waarop de informatie, vermeld in het eerste lid, aan de gebruikers of hun vertegenwoordiger wordt bezorgd.
§3. De initiatiefnemer brengt binnen vijf werkdagen vanaf de datum waarop hij de volgende beslissingen heeft ontvangen, de gebruikers of hun vertegenwoordigers op de hoogte van die beslissingen:
1° een beslissing tot intrekking van de erkenning van een lokaal dienstencentrum, een dienst voor gezinszorg, een dienst voor thuisverpleging, een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds, een dienst voor oppashulp, van dienst voor gastopvang of een vereniging;
2° een beslissing tot het verbod op exploitatie onder de erkende benaming van een woonzorgvoorziening of vereniging.
De minister kan de nadere regels bepalen voor de wijze waarop de informatie, vermeld in het eerste lid, aan de gebruikers of hun vertegenwoordiger wordt bezorgd.
§4. De initiatiefnemer bezorgt aan de administratie of het lokaal bestuur alle gegevens die ze noodzakelijk achten in het kader van de uitvoering van de beslissingen, vermeld in paragraaf 2 en 3, binnen de termijn die de administratie of het lokaal bestuur bepaalt. De voormelde gegevens omvatten in elk geval:
1° de identiteits- en contactgegevens van de bewoners of gebruikers;
2° in voorkomend geval de zorgzwaarte en de wettelijke vertegenwoordigers van de bewoners of gebruikers.
§5. Als de initiatiefnemer de verplichtingen, vermeld in paragraaf 2 en 3, niet heeft uitgevoerd binnen de vastgelegde termijn, neemt het lokaal bestuur van de gemeente waar de woonzorgvoorziening of vereniging ligt, die taak op zich.
Artikel 68. ( 01/09/2024 - ... )
Een woonzorgvoorziening of vereniging waarvan de erkenning is ingetrokken conform artikel 48 of waarvan de sluiting is bevolen conform artikel 61 of 62 verdwijnt vanaf de inwerkingtreding van de beslissing tot intrekking of sluiting uit de programmatie van de woonzorgvoorzieningen of de verenigingen.
Artikel 69. ( 01/09/2024 - ... )
Artikel 67 en 68 zijn van overeenkomstige toepassing op de bijkomende erkenning van woonzorgvoorzieningen.
Artikel 70. ( 01/09/2024 - ... )
Met behoud van de toepassing van artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, vermindert de secretaris-generaal de subsidie of vordert hij ze terug voor een door hem te bepalen termijn, als de woonzorgvoorzieningen of verenigingen de subsidievoorwaarden niet naleven.
De administratie brengt de initiatiefnemer aangetekend met kennisgeving van ontvangst op de hoogte van het voornemen van de secretaris-generaal tot vermindering van de subsidie of tot terugvordering van subsidie.
De aangetekende zending, vermeld in het tweede lid, bevat naast het voornemen ook de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift bij de administratie in te dienen.
Als de initiatiefnemer geen bezwaarschrift indient binnen vijftien dagen nadat hij de aangetekende zending, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen, wordt, nadat die termijn is verstreken, de beslissing van de secretaris-generaal tot vermindering of tot terugvordering van de subsidie aangetekend met kennisgeving van ontvangst aan de initiatiefnemer bezorgd. Als de initiatiefnemer wel tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend, kan de minister beslissen om het voornemen, vermeld in het tweede lid, te bevestigen of in te trekken.
Artikel 71. ( 01/09/2024 - ... )
§1. De initiatiefnemer dient het bezwaarschrift, vermeld in artikel 11, derde lid, artikel 45, tweede lid, en artikel 60, tweede lid, aangetekend tegen ontvangstbewijs in bij de administratie.
Het bezwaar wordt behandeld conform de regels die zijn vastgesteld bij of krachtens hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.
§2. In afwijking van artikel 12, §1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers bezorgt het secretariaat het advies van de kamer over het bezwaarschrift, vermeld in artikel 45, tweede lid, en artikel 60, tweede lid, van dit besluit, gelijktijdig aan de minister, aan de administratie en aan de indiener van het bezwaar uiterlijk binnen vijfenveertig dagen nadat het secretariaat het bezwaarschrift en het administratieve dossier heeft ontvangen.
De voorzitter van de kamer kan met een beslissing de termijn, vermeld in het eerste lid, met dertig dagen verlengen. De adviescommissie brengt de indiener van het bezwaar en de administratie onmiddellijk op de hoogte van de voormelde verlenging.
§3. De beslissing van de secretaris-generaal of van de minister wordt door de administratie samen met het advies van de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers, vermeld in artikel 12 van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers aan de initiatiefnemer bezorgd binnen dertig dagen nadat die adviescommissie het advies aan de administratie heeft bezorgd.
Artikel 72. ( 01/09/2024 - ... )
§1. De secretaris-generaal kan een administratieve geldboete als vermeld in artikel 72, eerste en tweede lid, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, opleggen aan woonzorgvoorzieningen of verenigingen die niet aan de erkenningsvoorwaarden voldoen.
§2. Het voornemen van de secretaris-generaal om een administratieve geldboete op te leggen, wordt aangetekend met kennisgeving van ontvangst aan de initiatiefnemer bezorgd. Het voornemen vermeldt:
1° het bedrag van de administratieve geldboete;
2° de wijze waarop de initiatiefnemer gehoord kan worden en zijn bezwaren kan indienen tegen dit voornemen.
De initiatiefnemer beschikt over dertig dagen om zijn bezwaren in te dienen of te vragen om gehoord te worden door de administratie. De administratie organiseert, in voorkomend geval, een hoorzitting binnen dertig dagen nadat ze de bezwaren en de vraag om gehoord te worden, heeft ontvangen.
§3. De secretaris-generaal beslist binnen dertig dagen na de hoorzitting, vermeld in paragraaf 2, over het opleggen van de administratieve geldboete.
De beslissing van de secretaris-generaal waarin een administratieve geldboete wordt opgelegd, wordt aangetekend met kennisgeving van ontvangst aan de initiatiefnemer bezorgd. De beslissing vermeldt:
1° het bedrag van de administratieve geldboete;
2° de wijze waarop de administratieve geldboete moet worden betaald binnen dertig dagen na de dag waarop de initiatiefnemer de beslissing heeft ontvangen.
Artikel 73. ( 01/09/2024 - ... )
In uitvoering van artikel 59, §5, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019 zijn de volgende bepalingen van toepassing voor de gegevensverwerking door de administratie van persoonsgegevens van de personeelsleden en bestuurders:
1° de administratie informeert de personeelsleden en bestuurders over de verwerking van hun persoonsgegevens, en garandeert die personen het recht op inzage en het recht op rectificatie van hun gegevens, conform de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens;
2° de administratie zorgt voor de beveiliging van de verwerking van de persoonsgegevens over personeelsleden en bestuurders, conform de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens.
Artikel 74. ( 01/09/2024 - ... )
In het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2017 houdende de bepaling van de normen en de aanmeldingsprocedure voor het verblijf van zelfredzame personen in een woonzorgcentrum buiten de erkende capaciteit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023, wordt een artikel 4/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. 4/1. Het woonzorgcentrum vraagt de toestemming om buiten de erkende capaciteit woongelegenheden aan te bieden aan mantelzorgers van wie het zelfzorgvermogen niet is aangetast als vermeld in artikel 47 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, met het formulier dat de administratie ter beschikking stelt en dat de volgende gegevens en stukken bevat:
1° de identiteitsgegevens van de beheersinstantie en van de voorziening;
2° het aantal woongelegenheden;
3° een brandveiligheidsattest en brandpreventieverslag. De capaciteit die vermeld wordt op het attest van de burgemeester, omvat de erkende capaciteit van het woonzorgcentrum en de capaciteit van de woongelegenheden conform artikel 47 van het voormelde decreet;
4° een toelichting waarin de volgende elementen aan bod komen over de voormelde woongelegenheden:
a) het profiel van de voorziening;
b) een beschrijving van de infrastructuur die wordt aangewend, waarbij aangetoond wordt dat die infrastructuur voldoet aan de bepalingen, vermeld in artikel 2 en 4 van dit besluit;
c) een toelichting over de financiële afhandeling van het verblijf;
5° een ondertekende verbintenis om voor de voormelde woongelegenheden te voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 47 van het voormelde decreet, en aan de normen, vermeld in dit besluit.”.
Artikel 75. ( 01/09/2024 - ... )
In het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2018 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van een erkennings- of omzettingskalender en tot wijziging van de regels voor de voorafgaande vergunning, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 maart 2019, 17 mei 2019, 18 december 2020 en 12 mei 2023, wordt hoofdstuk 9, dat bestaat uit artikel 43, opgeheven.
Artikel 76. ( 01/09/2024 - ... )
Bijlage 2 bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 18 december 2020 en 12 mei 2023, wordt opgeheven.
Artikel 77. ( 01/09/2024 - ... )
In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2024, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 5°/0 wordt opgeheven;
2° er wordt een punt 6°/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“6/1° besluit van 19 juli 2024: het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2024 over de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers;”.
Artikel 78. ( 01/09/2024 - ... )
In artikel 415/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2024, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zinsnede “artikel 2 of 3 van het besluit van 9 mei 2014” vervangen door de zinsnede “artikel 28 of 29 van het besluit van 19 juli 2024”;
2° in het tweede lid wordt de zinsnede “artikel 5/1 en 5/2 van het besluit van 9 mei 2014” vervangen door de zinsnede “artikel 37 en 38 van het besluit van 19 juli 2024”.
Artikel 79. ( 01/09/2024 - ... )
In artikel 534/0 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2024, wordt de zinsnede “artikel 2 van het besluit van 9 mei 2014” vervangen door de zinsnede “artikel 28 van het besluit van 19 juli 2024”.
Artikel 80. ( 01/09/2024 - ... )
In artikel 1/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 tot financiering van sommige sociale akkoorden in bepaalde gezondheidsinrichtingen en -diensten, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2024, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid wordt de zinsnede “artikel 2 of 3 van het besluit van 9 mei 2014 houdende de regels voor de erkenning van meerdere vestigingen van een woonzorgcentrum, een centrum voor kortverblijf, een dagverzorgingscentrum of een dagverzorgingscentrum met een bijkomende erkenning als één woonzorgcentrum, één centrum voor kortverblijf, één dagverzorgingscentrum of één dagverzorgingscentrum met een bijkomende erkenning” vervangen door de zinsnede “artikel 28 of 29 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2024 over de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers";
2° in het derde lid wordt de zinsnede “artikel 5/1 en 5/2” vervangen door de zinsnede “artikel 37 en 38”.
Artikel 81. ( 01/09/2024 - ... )
In artikel 30 van bijlage 3 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers wordt het derde lid vervangen door wat volgt:
“Aan een erkende dienst wordt in het eerste werkjaar van zijn erkenning een urencontingent toegekend van 7000 uur oppashulp.”.
Artikel 82. ( 01/09/2024 - ... )
De volgende regelingen worden opgeheven:
1° het besluit van de Vlaamse regering van 23 juni 2000 tot vaststelling van de procedure voor de bijkomende erkenning van een dagverzorgingscentrum, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023;
2° het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023;
3° het besluit de Vlaamse Regering van 9 mei 2014 houdende de regels voor de erkenning van meerdere vestigingen van een woonzorgcentrum, een centrum voor kortverblijf, een dagverzorgingscentrum of een dagverzorgingscentrum met bijkomende erkenning als één woonzorgcentrum, één centrum voor kortverblijf, één dagverzorgingscentrum of één dagverzorgingscentrum met bijkomende erkenning, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 november 2018, 29 maart 2019, 5 april 2019 en 20 januari 2023;
4° het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2019 houdende de toekenning van een planningsvergunning en de erkenning van woongelegenheden met een bijkomende erkenning voor de zorg en ondersteuning van personen met jongdementie en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers en het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 18 december 2018, 20 januari 2023 en 12 mei 2023;
5° het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 2023 tot bepaling van de nadere regels voor de aanstelling van een voorlopig bewindvoerder ter uitvoering van artikel 63, § 2, van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019.
Artikel 83. ( 01/09/2024 - ... )
De procedure voor het verlenen, schorsen of intrekken van de erkenning van een woonzorgvoorziening of een vereniging, die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit nog niet is beëindigd, wordt voortgezet met toepassing van de procedureregels die voor die datum van toepassing waren.
Artikel 84. ( 01/09/2024 - ... )
Dit besluit treedt in werking op 1 september 2024.
Artikel 85. ( 01/09/2024 - ... )
De Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 26/12/2024