( ... - ... )
Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, §1, artikel 7bis, ingevoegd bij het decreet van 17 maart 2006 en gewijzigd bij de decreten van 12 februari 2010, 20 december 2013 en 3 juli 2015, artikel 8, hersteld bij het decreet van 12 februari 2010 en gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, artikel 10, gewijzigd bij de decreten van 16 maart 1999 en 12 februari 2010, artikel 11, §2, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 16 maart 1999 en vervangen bij het decreet van 2 juni 2006, en artikel 13, gewijzigd bij het decreet van 16 maart 1999;
-het decreet van 18 mei 1999 betreffende de geestelijke gezondheidszorg, artikel 20, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2016;
- het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, artikel 12, gewijzigd bij het decreet van 3 mei 2019;
- het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, artikel 8, gewijzigd bij de decreten van 21 juni 2013, 25 april 2014 en 1 december 2023;
- het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, gewijzigd bij de decreten van 15 juli 2016 en 21 april 2023, artikel 8 en artikel 11, gewijzigd bij het decreet van 7 december 2018;
- het woonzorgdecreet van 13 maart 2009, artikel 48, gewijzigd bij het decreet van 18 november 2011;
- het decreet van 20 maart 2009 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, artikel 29, gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018;
- het decreet van 8 mei 2009 betreffende het algemeen welzijnswerk, artikel 17, § 2, gewijzigd bij de decreten van 25 mei 2012 en 1 december 2023;
- het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 6, § 5;
- het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg, artikel 11, tweede lid;
- het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, artikel 42, §2 en artikel 78/1, ingevoegd bij het decreet van 15 maart 2019 en gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2024;
- het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging, artikel 56 en 77;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de door het agentschap Opgroeien regie erkende voorzieningen en vergunde diensten;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2018 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor sommige voorzieningen voor personen met een handicap en tot wijziging van artikel 16 van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 2019 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor sommige woonzorgvoorzieningen, tot wijziging van diverse bepalingen in dat verband ingevolge het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019 en tot wijziging van artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot oprichting van een technische commissie voor de brandveiligheid in de voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 30 juni 2023 over investeringssubsidies voor de revalidatieovereenkomsten.
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 9 april 2024.
- De Raad van State heeft advies 76.590/3 gegeven op 25 juni 2024, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1. ( 01/01/2025 - ... )
In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023, wordt aan punt 29° de zinsnede “en de vertrouwenscentra kindermishandeling als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2017 betreffende de erkenning en subsidiëring van de vertrouwenscentra kindermishandeling en de partnerorganisatie” toegevoegd.
Artikel 2. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 15, vierde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, wordt de zinsnede “om het dossier te agenderen op de coördinatiecommissie, vermeld in” vervangen door de woorden “om het dossier voor advies aan de Inspectie van Financiën voor te leggen conform”.
Artikel 3. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 16, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018, 23 november 2018, 13 december 2019 en 16 juli 2021, worden de woorden “voorzieningen voor gezinnen met kinderen” vervangen door het woord “kinderopvang”.
Artikel 4. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 19 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 mei 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 1, derde lid, worden de volgende zinnen toegevoegd:
“Als de aanvrager geen bijkomende inlichtingen aan het Fonds bezorgt binnen een jaar, wordt de aanvraag, vermeld in het eerste lid, als onbestaande beschouwd. In het voormelde geval licht het Fonds de aanvrager daarover in.”;
2° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt:
“§4. Het Fonds maakt op basis van de verschillende adviezen, vermeld in §3, per project een advies en een ontwerp van beslissing op en legt die, samen met voormelde adviezen, voor aan de Inspectie van Financiën, die in het bijzonder adviseert over de coherentie van de subsidiebeloften binnen de meerjarenbegroting per sector van de Vlaamse Gemeenschap. Op basis van het voormelde advies van de Inspectie van Financiën legt het Fonds zijn advies en ontwerp van beslissing voor aan de minister.”.
Artikel 5. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 20 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden “deze coördinatiecommissie” vervangen door de woorden “het Fonds” en worden de woorden “binnen vijftien kalenderdagen na het advies” opgeheven;
2° in paragraaf 1, derde lid, worden tussen de woorden “de subsidiebelofte kan” en de zinsnede “, op gemotiveerd verzoek” de woorden “in geval van overmacht” ingevoegd;
3° in paragraaf 1, derde lid, wordt de zinsnede “, door de minister worden verlengd in geval van overmacht” vervangen door de zinsnede “worden verlengd:
1° door het Fonds, als die geldigheidstermijn met maximum twee jaar wordt verlengd;
2° door de minister, als die geldigheidstermijn met meer dan twee jaar wordt verlengd.”;
4° in paragraaf 2 worden de woorden “deze coördinatiecommissie” vervangen door de woorden "het Fonds" en worden de woorden “binnen vijftien kalenderdagen na het advies” opgeheven;
5° paragraaf 2bis wordt opgeheven;
6° aan paragraaf 4, tweede lid, wordt de zinsnede “, met dien verstande dat er geen tussenkomst is van de Inspectie van Financiën, vermeld in artikel 19, §4, tenzij het subsidiebedrag 250.000 euro of meer bedraagt.” toegevoegd.
7° in paragraaf 4, derde lid, wordt het woord “coördinatiecommissie” vervangen door de woorden “Inspectie van Financiën” en wordt na de zinsnede “artikel 19, § 4” de zinsnede “, tenzij het subsidiebedrag 250.000 euro of meer bedraagt.” toegevoegd;
8° in paragraaf 5, tweede lid, worden de woorden “verhoogd met een indexverhoging” vervangen door de woorden “aangepast met een indexverandering” en wordt de zinsnede “SLO x 50% x ((iAB/iSLO -1)” vervangen door de zinsnede “SLO x 50% x (iAB/iSLO -1)”;
9° in paragraaf 5, derde, vierde en zesde lid, wordt het woord “indexverhoging” vervangen door het woord “indexverandering”.
Artikel 6. ( 21/09/2024 - ... )
Artikel 22 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 mei 2022, wordt vervangen door wat volgt:
“Bij een project van aankoop met of zonder verbouwing wordt 90% van de investeringssubsidie betaald nadat de authentieke akte van aankoop bij het Fonds is ingediend.
Op zijn vroegst een jaar na de ingebruikname van de infrastructuur in kwestie en uiterlijk zes jaar na de authentieke akte van aankoop kan de aanvrager de betaling van de resterende 10% van de investeringssubsidie aanvragen bij het Fonds. In geval van overmacht, en op gemotiveerd verzoek van de aanvrager, kan de voormelde termijn worden verlengd:
1° door het Fonds, als die termijn met maximum twee jaar wordt verlengd;
2° door de minister, als die termijn met meer dan twee jaar wordt verlengd.
De aanvrager bezorgt bij zijn aanvraag, vermeld in het tweede lid, de volgende stukken aan het Fonds:
1° een verslag met een overzicht van de wijze waarop de aanvrager tegemoetgekomen is aan de opmerkingen die vermeld zijn bij de subsidiebelofte, en van alle wijzigingen die ten opzichte van de subsidiebelofte doorgevoerd zijn, zowel op bouwfysisch, bouwtechnisch, conceptueel als op functioneel vlak;
2° een definitief programma van eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen;
3° een evaluatie van het project, dat is opgemaakt op basis van een model dat door het Fonds ter beschikking wordt gesteld.
De aanvrager houdt bij zijn aanvraag, vermeld in het tweede lid, de verbruiksgegevens van energie en water ter beschikking van het Fonds.
Aanvragen van betaalschijven die na 15 december van het jaar worden ingediend, kunnen alleen ontvankelijk verklaard worden voor betaling vanaf 1 januari van het volgende jaar.”.
Artikel 7. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 23 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018 en 6 mei 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het derde lid wordt de zin “In geval van overmacht kan de minister de voormelde termijn verlengen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager.” vervangen door de zin “In geval van overmacht, en op gemotiveerd verzoek van de aanvrager, kan de voormelde termijn worden verlengd:
1° door het Fonds, als die termijn met maximum twee jaar wordt verlengd;
2° door de minister, als die termijn met meer dan twee jaar wordt verlengd.”;
2° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Aanvragen van betaalschijven die na 15 december van het jaar worden ingediend, kunnen alleen ontvankelijk verklaard worden voor betaling vanaf 1 januari van het volgende jaar.”.
Artikel 8. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 24 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018 en 6 mei 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zin “In geval van overmacht kan de minister de voormelde termijn verlengen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager.” vervangen door de zin “In geval van overmacht, en op gemotiveerd verzoek van de aanvrager, kan de voormelde termijn worden verlengd:
1° door het Fonds, als die termijn met maximum twee jaar wordt verlengd;
2° door de minister, als die termijn met meer dan twee jaar wordt verlengd.”;
2° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Aanvragen van betaalschijven die na 15 december van het jaar worden ingediend, kunnen alleen ontvankelijk verklaard worden voor betaling vanaf 1 januari van het volgende jaar.”.
Artikel 9. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 25 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 mei 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zin “In geval van overmacht kan de minister de voormelde termijn verlengen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager.” vervangen door de zin “In geval van overmacht, en op gemotiveerd verzoek van de aanvrager, kan de voormelde termijn worden verlengd:
1° door het Fonds, als die termijn met maximum twee jaar wordt verlengd;
2° door de minister, als die termijn met meer dan twee jaar wordt verlengd.”;
2° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Aanvragen van betaalschijven die na 15 december van het jaar worden ingediend, kunnen alleen ontvankelijk verklaard worden voor betaling vanaf 1 januari van het volgende jaar.”.
Artikel 10. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 26 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 mei 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zin “In geval van overmacht kan de minister de voormelde termijn verlengen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager.” vervangen door de zin “In geval van overmacht, en op gemotiveerd verzoek van de aanvrager, kan de voormelde termijn worden verlengd:
1° door het Fonds, als die termijn met maximum twee jaar wordt verlengd;
2° door de minister, als die termijn met meer dan twee jaar wordt verlengd.”;
2° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Aanvragen van betaalschijven die na 15 december van het jaar worden ingediend, kunnen alleen ontvankelijk verklaard worden voor betaling vanaf 1 januari van het volgende jaar.”.
Artikel 11. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 27 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 mei 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zin “In geval van overmacht kan de minister de voormelde termijn verlengen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager” opgeheven;
2° er wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
“In geval van overmacht, en op gemotiveerd verzoek van de aanvrager, kan de termijn, vermeld in het eerste lid, worden verlengd:
1° door het Fonds, als die termijn met maximum twee jaar wordt verlengd;
2° door de minister, als die termijn met meer dan twee jaar wordt verlengd.”;
3° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Aanvragen van betaalschijven die na 15 december van het jaar worden ingediend, kunnen alleen ontvankelijk verklaard worden voor betaling vanaf 1 januari van het volgende jaar.”.
Artikel 12. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 28 van hetzelfde besluit, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018, 6 mei 2022 en 13 januari 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zin “In geval van overmacht kan de minister de voormelde termijn verlengen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager.” vervangen door de zin “In geval van overmacht, en op gemotiveerd verzoek van de aanvrager, kan de voormelde termijn worden verlengd:
1° door het Fonds, als die termijn met maximum twee jaar wordt verlengd;
2° door de minister, als die termijn met meer dan twee jaar wordt verlengd.”;
2° in het zevende lid wordt de zinsnede
“IS = SLO x 50% x IS = SLO x 50% x – IV, waarbij:”
vervangen door de zinsnede
“IS = SLO x 50% x – IV,”;
3° in het zevende lid, 6°, wordt het woord “indexverhoging” vervangen door het woord “indexverandering”;
4° in het achtste lid wordt het woord “indexverhoging” vervangen door het woord “indexverandering” en wordt de zinsnede “SLO x 100% x ((iAB/iSLO -1)” vervangen door de zinsnede “SLO x 100% x (iAB/iSLO -1)”;
5° er wordt een dertiende lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Aanvragen van betaalschijven die na 15 december van het jaar worden ingediend, kunnen alleen ontvankelijk verklaard worden voor betaling vanaf 1 januari van het volgende jaar.”.
Artikel 13. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 29, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden “de coördinatiecommissie” worden telkens vervangen door de woorden “het Fonds”;
2° de zinsnede “, vermeld in artikel 19,” wordt opgeheven.
Artikel 14. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de door het agentschap Opgroeien regie erkende voorzieningen en vergunde diensten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 5 september 2014, 20 maart 2020 en 13 oktober 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan punt 3° worden de woorden “en de vertrouwenscentra kindermishandeling” toegevoegd;
2° punt 9° tot en met 12° worden toegevoegd, die luiden als volgt:
“9° agentschap Opgroeien regie: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, vermeld in artikel 3 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;
10° centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning: een door de Vlaamse overheid erkend centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019;
11° vertrouwenscentrum kindermishandeling: een door de Vlaamse overheid erkend vertrouwenscentrum kindermishandeling als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2017 betreffende de erkenning en subsidiëring van de vertrouwenscentra kindermishandeling en de partnerorganisatie;
12° erfgoedgebouw: een gebouw dat aan één van de volgende voorwaarden voldoet:
a) een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
b) een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
c) een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
d) een gebouw dat ingeschreven is in de inventaris van het onroerend erfgoed van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest overeenkomstig het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening.”.
Artikel 15. ( 21/09/2024 - ... )
In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 oktober 2023, worden een artikel 2/1 tot en met 2/3 ingevoegd, die luiden als volgt:
“Art. 2/1. Een vertrouwenscentrum kindermishandeling komt in aanmerking voor een investeringssubsidie als de infrastructuur voldoet aan al de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen:
1° de lokalen voor de ontvangst zijn volledig gescheiden van de lokalen waar de hulp- en dienstverlening plaatsvindt;
2° de lokalen zijn aangepast aan de hulp- en dienstverleningsdoeleinden en de lokalen waar de ontvangst en de hulp- en dienstverlening plaatsvinden of waar de opvang gebeurt, zijn voldoende geïsoleerd tegen het geluid;
3° de basisinfrastructuur van een vertrouwenscentrum kindermishandeling bestaat ten minste uit de volgende lokalen, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn:
a) voor de secretariaatsfunctie:
1) een administratieve ruimte en ontvangstruimte van 20 m2;
2) een archief- en bergruimte van samen 10 m2;
b) voor de hulpverleningsfunctie:
1) twee gescheiden wachtruimtes van samen 20 m2;
2) een multifunctionele ruimte van 25 m2 die opdeelbaar is in functie van de behoeften van de voorziening;
3) een gespreksruimte van 16 m2;
4) een spelruimte voor jonge kinderen van 20 m2;
5) een consultatieruimte van 16 m2, met een vaste wastafel;
6) een sanitaire ruimte van 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen en met een verluierruimte voor ouders met jonge kinderen, en met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet.
Art. 2/2. Een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning komt in aanmerking voor een investeringssubsidie als de infrastructuur voldoet aan al de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen:
1° bij nieuwbouw is er voldoende, passende en veilige buitenspeelruimte beschikbaar voor de residentieel of ambulant opgevangen kinderen. De voormelde norm geldt niet voor de infrastructuur waarin alleen ambulante trainingen worden georganiseerd waarbij de aanwezigheid van kinderen niet vereist is;
2° de basisinfrastructuur van een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning bestaat ten minste uit de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn:
a) een administratieve ruimte en ontvangstruimte van 20 m2;
b) een sanitaire ruimte van 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen, met een verluierruimte voor ouders met jonge kinderen, en met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet;
c) voor de residentiële functie gelden, naast de vereisten, vermeld in punt a) en b), ook de volgende vereisten:
1) er zijn voldoende ruime kamers naargelang van de leeftijd van de kinderen, met een nettovloeroppervlakte van ten minste 16 m2, met afwijkingsmogelijkheid van ten minste 12 m2 voor minderjarigen;
2) er zijn voldoende rustruimtes voor baby’s en peuters, met een nettovloeroppervlakte minstens 2 m2 per kinderopvangplaats;
3) er is minimaal één toilet en badgelegenheid per vijf residentiële bewoners, met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet met wastafel;
4) er is een multifunctionele ruimte van 25 m2 die opdeelbaar is in functie van de behoeften van de voorziening;
5) er is een gespreksruimte van 16 m2;
d) voor de ambulante dagopvang en voor de ambulante trainingen gelden, naast de vereisten, vermeld in punt a) en b), ook de volgende vereisten:
1) er is een leef- en trainingsruimte;
2) er zijn voldoende rustruimtes van 16 m2;
3) er zijn voldoende gespreksruimtes van 16 m2;
4) er zijn voldoende bureauruimtes van 12 m2;
e) voor de mobiele dienstverlening gelden, naast de vereisten, vermeld in punt a) en b), ook de volgende vereisten, in overeenstemming met het aantal begeleidingen:
1) er zijn voldoende vergaderruimtes van 20 m2;
2) er zijn voldoende gespreksruimtes van 16 m2;
3) er zijn voldoende multifunctionele ruimtes van 25 m2, die opdeelbaar zijn in functie van de behoeften van de voorziening.
Art. 2/3. Een vertrouwenscentrum kindermishandeling kan een investeringssubsidie krijgen voor video-opnameapparatuur, die wordt beschouwd als noodzakelijke uitrusting, die afzonderlijk en in het bijzonder moet worden aangeschaft.
Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de noodzakelijke meubilering en uitrusting, die afzonderlijk en in het bijzonder moeten worden aangeschaft, bedraagt 60% van de goedgekeurde raming. Als dat nodig is, wordt het voormelde basisbedrag verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald.”.
Artikel 16. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020 en 16 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt in de inleidende zin tussen de woorden “residentiële voorziening” en de woorden “ten minste bestaan uit”, de zinsnede “, met uitzondering van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning,” ingevoegd.
2° aan het eerste lid wordt een punt 8° toegevoegd, dat luidt als volgt:
“8° voldoende buitenruimte voor gebruikers, bezoekers en personeel;”;
2° tussen het eerste en het tweede lid worden vier leden ingevoegd, die luiden als volgt:
“In afwijking van het eerste lid, 5° en 6°, gelden voor een kleinschalige wooneenheid als vermeld in artikel 1, 25°/1, van het besluit van 5 april 2019, de volgende vereisten:
1° ten minste één eenpersoonskamer is integraal toegankelijk en beschikt over een sanitaire cel met douche en toilet;
2° ten minste één gemeenschappelijke badkamer beschikt minstens over een bad en een toilet met wastafel met warm en koud water.
Als een voorziening in de jeugdhulp voorziet in studiowonen, waarbij de ruimten, vermeld in punt 1°, zich in één ruimte bevinden, beschikt het gebouw van de voorziening in de jeugdhulp minstens over de volgende ruimtes, die voldoen aan de volgende voorwaarden:
1° een verblijfsruimte. Die bevat de bewonerskamer, de sanitaire cel met minstens een toilet, een wastafel met warm en koud water en een bad of douche, de zit- en eetruimten voor bewoners en de keuken. die niet aan de HACCP-normen moet beantwoorden. De totale nettovloeroppervlakte van de verblijfsruimte bedraagt minimaal 30 m² per bewoner;
2° voldoende buitenruimte voor gebruikers, bezoekers en personeel;
3° 25% integraal toegankelijke studio’s;
4° één gemeenschappelijke badkamer met een bad en een toilet met wastafel met warm en koud water. Voor kleinschalige projecten studiowonen geldt de voormelde voorwaarde niet;
5° de ruimtes, vermeld in punt 1° tot en met 4°, voldoen aan de toepasselijke normen inzake woonkwaliteit.
In het derde lid, 4°, wordt verstaan onder kleinschalige projecten studiowonen: projecten studiowonen van maximum zeven studio’s.
Het Fonds kan, op verzoek van de voorziening, een afwijking toestaan van de normen, vermeld in het derde lid, 1° en 3°. De voormelde afwijking kan alleen worden toegestaan als er minimaal één integraal toegankelijke studio aanwezig is.”;
3° in het bestaande tweede lid, dat het zesde lid wordt, wordt de zinsnede “De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen,” vervangen door de woorden “Het Fonds”;
4° in het bestaande derde lid, dat het zevende lid wordt, worden de woorden “tweede lid” vervangen door de woorden “vijfde en zesde lid”.
Artikel 17. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 5, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020, wordt de zinsnede “De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan, op” vervangen door de zinsnede “Het Fonds, kan, op”.
Artikel 18. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 5/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 4, tweede lid, worden de woorden “bij een verbouwing” opgeheven;
2° aan paragraaf 4, tweede lid, wordt de zinsnede “, op voorwaarde dat voor elke functionele ruimte voor bezoekers en gebruikers in een gelijkwaardige ruimte wordt voorzien op het gelijkvloers.” toegevoegd;
3° in paragraaf 5 worden punt 1° tot en met 6° vervangen door wat volgt:
“1° de verlichting houdt rekening met de veiligheid en behoeften van de gebruikers. In de verblijfsruimten is er een basisverlichting, aangevuld met aangepaste accentverlichting. In alle verblijfsruimten zijn daarvoor voldoende aansluitingen geïnstalleerd;
2° de minimale verdiepingshoogte is 2,50 meter, gemeten van de vloer tot aan het afgewerkte plafond;
3° in alle verblijfsruimtes bedraagt het raamoppervlak ten minste 1/6 van het nettovloeroppervlak. In een leefruimte met een nettovloeroppervlakte van meer dan 30 m² bedraagt het raamoppervlak ten minste 1/7 van de nettovloeroppervlakte. Het glasoppervlak van het raam begint op maximaal 85 cm hoogte, gemeten vanaf het vloeroppervlak. Er is zittend altijd een ongehinderd zicht naar buiten mogelijk;
4° de inkijk van buitenaf kan worden beperkt;
5° de signalisatie is aangepast aan de doelgroep;
6° de binnentemperatuur is regelbaar per verblijfsruimte, al dan niet via een centraal gebouwbeheersysteem.”;
4° in paragraaf 5 worden punt 7° tot en met 16° opgeheven.
Artikel 19. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020, 16 juli 2021, 17 december 2021 en 13 oktober 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid, 1°, worden tussen de woorden “centra voor integrale gezinszorg” en de zinsnede “: 65 m² per erkende module verblijf” de woorden “en centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning” ingevoegd;
2° in het tweede lid, 3°, wordt tussen de woorden “met uitzondering van” en de woorden “de typemodule begeleiding in een kleinschalige wooneenheid” de zinsnede “de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning,” ingevoegd;
3° aan het tweede lid worden een punt 9° en een punt 10° toegevoegd, die luiden als volgt:
“9° voor een vertrouwenscentrum kindermishandeling: 50 m2 per voltijdsequivalent van de personeelsbezetting die het agentschap Opgroeien regie subsidieert;
10° voor een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning:
a) 50 m² per residentiële opvangplaats waarvoor het centrum subsidies ontvangt van het agentschap Opgroeien regie. De voormelde norm geldt voor de verschillende typemodules van residentiële opvang, vermeld in artikel 45, 49 en 53 van het ministerieel besluit van 21 december 2012 betreffende het aanbod, beschreven in typemodules, van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
b) 30 m² per ambulante opvangplaats als vermeld in artikel 23 van het voormelde ministerieel besluit, waarvoor men subsidies ontvangt van het agentschap Opgroeien regie;
c) 20 m² per voltijdsequivalent, ingezet voor de mobiele begeleiding, waarvoor men subsidies ontvangt van het agentschap Opgroeien regie. Dat geldt voor de verschillende typemodules van mobiele begeleiding, vermeld in artikel 8, 11, 14, 17 en 20 van het voormelde ministerieel besluit;
d) 30 m² per voltijdsequivalent, ingezet voor de typemodule ambulante pedagogische training in groepsverband, van ouders samen met kinderen, als vermeld in artikel 29 van het voormelde ministerieel besluit, waarvoor men subsidies ontvangt van het agentschap Opgroeien regie;
e) 15 m² per voltijdsequivalent, ingezet voor andere typemodules van ambulante training in groepsverband als vermeld in artikel 35 en 38 van het voormelde ministerieel besluit, waarvoor men subsidies ontvangt van het agentschap Opgroeien regie.”;
4° in het derde lid worden de woorden “alleen op gemotiveerd verzoek afgeweken worden” vervangen door de woorden “het Fonds alleen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager een afwijking toestaan”.
Artikel 20. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 10, §2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018 en 17 mei 2019, wordt lid 3 opgeheven.
Artikel 21. ( 21/09/2024 - ... )
Aan artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 november 2011, 19 december 2014, 6 juli 2018 en 17 mei 2019, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“In afwijking van het eerste lid kan het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor aankoop met verbouwing ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 9, §1 en §3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. De voormelde verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar die renovatie niet haalbaar blijkt;
2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen die de Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, bepaalt;
3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw.".
Artikel 22. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen wordt vóór punt 1°, dat punt 1°/1 wordt, een nieuw punt 1° ingevoegd, dat luidt als volgt:
“1° Fonds: het Fonds, vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden.”.
Artikel 23. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 8, derde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018, worden de woorden “alleen op gemotiveerd verzoek afgeweken worden” vervangen door de woorden “het Fonds alleen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager een afwijking toestaan”.
Artikel 24. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg worden een punt 3°/1 en een punt 3°/2 ingevoegd, die luiden als volgt:
“3°/1 erfgoedgebouw: een gebouw dat aan één van de volgende voorwaarden voldoet:
a) een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
b) een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
c) een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
d)een gebouw dat ingeschreven is in de inventaris van het onroerend erfgoed van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest overeenkomstig het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening;
3°/2 Fonds: het Fonds, vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;”.
Artikel 25. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 10, §4, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018, worden de woorden “alleen op gemotiveerd verzoek afgeweken worden” vervangen door de woorden “het Fonds alleen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager een afwijking toestaan”.
Artikel 26. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 13, §2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018 en 17 mei 2019, wordt lid 3 opgeheven.
Artikel 27. ( 21/09/2024 - ... )
Aan artikel 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 november 2011, 19 december 2014, 6 juli 2018 en 17 mei 2019, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“In afwijking van het eerste lid kan het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor aankoop met verbouwing ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 12, §1 en §3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing, waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. De voormelde verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar die renovatie niet haalbaar blijkt;
2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen, die de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids-en woonzorg, bepaalt;
3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw.”
Artikel 28. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk worden een punt 2°/1 en een punt 2°/2 ingevoegd, die luiden als volgt:
“2°/1 erfgoedgebouw: een gebouw dat aan één van de volgende voorwaarden voldoet:
a) een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
b) een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
c) een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
d)een gebouw dat ingeschreven is in de inventaris van het onroerend erfgoed van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest overeenkomstig het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening;
2°/2 Fonds: het Fonds, vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;”.
Artikel 29. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 en 2 september 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan het eerste lid, punt 6°, d) wordt de volgende zin toegevoegd:
“Voor kleinschalige projecten studiowonen geldt deze voorwaarde niet;”;
2° het tweede tot en met het vierde lid worden vervangen door wat volgt:
“In het eerste lid, 6°, d), wordt verstaan onder kleinschalige projecten studiowonen: projecten studiowonen van maximum zeven studio’s.
Het Fonds kan, op verzoek van de voorziening, een afwijking toestaan van de normen, vermeld in het eerste lid, 5°, a) 1), 2) en 3), en c) en d). De voormelde afwijking kan alleen worden toegestaan als minimaal de volgende ruimten aanwezig zijn:
1° één integraal toegankelijke bewonerskamer;
2° één gemeenschappelijke badkamer, die minstens beschikt over een bad en een toilet met wastafel met warm en koud water als er een integraal toegankelijke bewonerskamer met rolstoeltoegankelijke douche is. Als er geen integraal toegankelijke bewonerskamer met rolstoeltoegankelijke douche is, is er één integraal toegankelijke gemeenschappelijke badkamer, die minstens beschikt over een bad en een toilet met wastafel met warm en koud water.
Het Fonds kan, op verzoek van de voorziening, een afwijking toestaan van de normen, vermeld in het eerste lid, 6°, a), 1), 2) en 3), en c). De voormelde afwijking kan alleen worden toegestaan als er minimaal één integraal toegankelijke studio aanwezig is.”;
3° er worden een vijfde en zesde lid lid toegevoegd, die luiden als volgt:
“De Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, kan de voorwaarden bepalen waaronder de afwijkingen, vermeld in het derde en vierde lid, kunnen worden toegestaan.
Voor het gebruikerscomfort van de infrastructuur gelden de volgende normen:
1° de verlichting houdt rekening met de veiligheid en behoeften van de gebruikers. In de verblijfsruimten is er een basisverlichting, aangevuld met aangepaste accentverlichting. In alle verblijfsruimten zijn daarvoor voldoende aansluitingen geïnstalleerd;
2° de minimale verdiepingshoogte is 2,50 meter, gemeten van de vloer tot aan het afgewerkte plafond;
3° in alle verblijfsruimtes bedraagt het raamoppervlak ten minste 1/6 van het nettovloeroppervlak. In een leefruimte met een nettovloeroppervlakte van meer dan 30 m² bedraagt het raamoppervlak ten minste 1/7 van de nettovloeroppervlakte. Het glasoppervlak van het raam begint op maximaal 85 cm hoogte, gemeten vanaf het vloeroppervlak. Er is zittend altijd een ongehinderd zicht naar buiten mogelijk;
4° de inkijk van buitenaf kan worden beperkt;
5° de signalisatie is aangepast aan de doelgroep;
6° de binnentemperatuur is regelbaar per verblijfsruimte, al dan niet via een centraal gebouwbeheersysteem.”.
Artikel 30. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 6, derde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018, worden de woorden “alleen op gemotiveerd verzoek afgeweken worden” vervangen door de woorden “het Fonds alleen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager een afwijking toestaan”.
Artikel 31. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 9, §2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018 en 17 mei 2019, wordt lid 3 opgeheven.
Artikel 32. ( 21/09/2024 - ... )
Aan artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 november 2011, 19 december 2014, 6 juli 2018 en 17 mei 2019, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“In afwijking van het eerste lid kan het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor aankoop met verbouwing ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 8, §1 en §3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing, waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. De voormelde verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar zulke renovatie niet haalbaar blijkt;
2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen, die de Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, bepaalt;
3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw.”
Artikel 33. ( 21/09/2024 - ... )
In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen worden de woorden “voorzieningen voor gezinnen met kinderen” vervangen door het woord “kinderopvang”.
Artikel 34. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 5 september 2014, 30 oktober 2015, 18 november 2016 en 16 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt punt 1° opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
“erfgoedgebouw: een gebouw dat aan één van de volgende voorwaarden voldoet:
a) een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
b) een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
c) een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
d)een gebouw dat ingeschreven is in de inventaris van het onroerend erfgoed van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest overeenkomstig het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening;”;
2° in het eerste lid wordt punt 2° vervangen door wat volgt:
“2° Fonds: het Fonds, vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;”;
2° in het eerste lid wordt punt 4° opgeheven;
3° in het eerste lid wordt punt 5° vervangen door wat volgt:
“5° sector van de kinderopvang: de kinderopvanglocaties.”.
Artikel 35. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, inleidende zin, worden de woorden “voorzieningen voor gezinnen met kinderen” vervangen door het woord “kinderopvang”;
2° aan het eerste lid worden een punt 9° en 10° toegevoegd, die luiden als volgt:
“9° de regelgeving over de veiligheid van de voedselketen en de voorwaarden die gesteld zijn door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;
10° de bouwtechnische en bouwfysische minimumvoorschriften van de codex over het welzijn op het werk.”;
3° in het tweede lid worden de woorden “voorzieningen voor gezinnen met kinderen” vervangen door het woord “kinderopvang”.
Artikel 36. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 2016 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 3, derde lid, wordt de zinsnede “De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen,” vervangen door de woorden “Het Fonds”;
2° aan paragraaf 3 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt al volgt:
“De Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, kan de voorwaarden bepalen waaronder de afwijkingen, vermeld in het derde lid, kunnen worden toegestaan.”;
3° in paragraaf 4 wordt in punt 3° de zinsnede “, waardoor de koolstofdioxideconcentratie in de lucht onder 1200 ppm blijft” opgeheven.
Artikel 37. ( 21/09/2024 - ... )
In hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven:
1° artikel 4, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 en 17 mei 2019;
2° artikel 6, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015 en 5 april 2019;
3° artikel 7.
Artikel 38. ( 21/09/2024 - ... )
In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2023, wordt hoofdstuk 3, dat bestaat uit artikel 8, opgeheven.
Artikel 39. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 9 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 maart 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid, 1°, wordt de zinsnede “, bekeken op het niveau van de subsidiegroep van de aanvrager, vermeld in artikel 1, 20°, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013” opgeheven;
2° in het tweede lid worden punt 2° en punt 4° opgeheven;
3° in het derde lid worden de woorden “alleen op gemotiveerd verzoek afgeweken worden” vervangen door de woorden “het Fonds alleen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager een afwijking toestaan”.
Artikel 40. ( 21/09/2024 - ... )
. In artikel 10, §1, van hetzelfde besluit worden de woorden “voorzieningen voor gezinnen met kinderen” vervangen door het woord “kinderopvang”.
Artikel 41. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018, worden de woorden “voorzieningen voor gezinnen met kinderen” telkens vervangen door het woord “kinderopvang”.
Artikel 42. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 12, §2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018 en 17 mei 2019, wordt lid 3 opgeheven.
Artikel 43. ( 21/09/2024 - ... )
Aan artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 november 2011, 19 december 2014, 6 juli 2018 en 17 mei 2019, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“In afwijking van het eerste lid kan het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor aankoop met verbouwing ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 11, §1 en §3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing, waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. De voormelde verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar zulke renovatie niet haalbaar blijkt;
2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen, die de Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, bepaalt;
3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw.
Artikel 44. ( 21/09/2024 - ... )
Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Artikel 45. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, 30 november 2018, 20 januari 2023 en 12 mei 2023, wordt een punt 6°/2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“6°/2 Fonds: het Fonds, vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 23 februari 1994;”.
Artikel 46. ( 21/09/2024 - ... )
Artikel 31 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 31. Het Fonds maakt op basis van de verschillende adviezen, vermeld in artikel 30, per project een advies en een ontwerp van beslissing op en legt die, samen met de voormelde adviezen, voor aan de Inspectie van Financiën, die in het bijzonder adviseert over de coherentie van de principiële akkoorden binnen de meerjarenbegroting per sector van de Vlaamse Gemeenschap. Op basis van het advies van Inspectie van Financiën legt het Fonds zijn advies en ontwerp van beslissing voor aan de minister.”.
Artikel 47. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 32 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, en paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede “van de coördinatiecommissie, vermeld in artikel 31,” opgeheven;
2° paragraaf 3 wordt opgeheven.
Artikel 48. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 33, vierde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, wordt de zinsnede “de coördinatiecommissie, vermeld in artikel 31” vervangen door de woorden “het Fonds”.
Artikel 49. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 38, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt tussen het woord “ze” en het woord “uit” de zinsnede “jaarlijks, uiterlijk op 31 december” ingevoegd.
Artikel 50. ( 21/09/2024 - ... )
Artikel 61 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023, wordt opgeheven.
Artikel 51. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 62 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, en paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede “van de coördinatiecommissie, vermeld in artikel 61,” opgeheven;
2° paragraaf 3 wordt opgeheven.
Artikel 52. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 67, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt tussen het woord “ze” en het woord “uit” de zinsnede “jaarlijks, uiterlijk op 31 december” ingevoegd.
Artikel 53. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 69 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt de zinsnede “de coördinatiecommissie, vermeld in artikel 31,” vervangen door de woorden “het Fonds”;
2° in paragraaf 2 worden de woorden “de coördinatiecommissie” vervangen door de woorden “het Fonds”.
Artikel 54. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 71 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt de zinsnede “de coördinatiecommissie, vermeld in artikel 61,” vervangen door de woorden “het Fonds”;
2° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt:
“De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van het advies van het Fonds.”.
Artikel 55. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 2016 betreffende de subsidiëring van de uitrusting en apparatuur van de medisch-technische diensten van de ziekenhuizen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2022 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, wat de financiering van de lasten van de voormelde uitrusting en apparatuur betreft, wordt tussen de zinsnede “vermeld in artikel 2, 3 of 4,” en de woorden “uit aan het ziekenhuis” de zinsnede “uiterlijk op 31 december” ingevoegd.
Artikel 56. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 6, vierde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 oktober 2023, wordt de datum “1 januari 2021” vervangen door de datum “1 september 2020”.
Artikel 57. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2018, 9 oktober 2020 en 12 mei 2023, wordt punt 7° opgeheven.
Artikel 58. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 5, 3°, van hetzelfde besluit, wordt het woord “narmen” vervangen door het woord “normen”.
Artikel 59. ( 21/09/2024 - ... )
Aan artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018 en 12 mei 2023, wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Als voorzieningen die een VIPA-aanvraag hebben ingediend die ontvankelijk verklaard is of die een formele goedkeuring voor een VIPA-betoelaging hebben gekregen, een actualisatie of wijziging van hun plan indienen, kan het Fonds bepalen dat deze moeten beantwoorden aan de bouwtechnische en bouwfysische normen of de criteria duurzaamheid zoals die van kracht zijn op het moment dat die wijzigingsaanvraag is ingediend.”
Artikel 60. ( 21/09/2024 - ... )
Aan artikel 11, §1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Het Fonds kan de aanvrager bijkomende vragen stellen om te kunnen beslissen over de ontvankelijkheid van de aanvraag. De termijn, vermeld in tweede lid, wordt geschorst tot de aanvrager de bijkomende vragen heeft beantwoord. Als de aanvrager geen bijkomende inlichtingen aan het Fonds bezorgt binnen een jaar, wordt de aanvraag, vermeld in het eerste lid, als onbestaande beschouwd. In het voormelde geval licht het Fonds de aanvrager daarover in.”.
Artikel 61. ( 21/09/2024 - ... )
Artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 12. Het Fonds maakt op basis van de verschillende adviezen, vermeld in artikel 11, §3, per project een advies en een ontwerp van beslissing op en legt die, samen met de voormelde adviezen, voor aan de Inspectie van Financiën, die in het bijzonder adviseert over de coherentie van de akkoorden strategisch forfait binnen de meerjarenbegroting per sector van de Vlaamse Gemeenschap. Op basis van het advies van Inspectie van Financiën legt het Fonds zijn advies en ontwerp van beslissing voor aan de minister.”.
Artikel 62. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 mei 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, en paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden “van de coördinatiecommissie” opgeheven;
2° paragraaf 3 wordt opgeheven;
3° in paragraaf 8 worden de woorden “door de minister wel worden verlengd in geval van overmacht” vervangen door de woorden “in geval van overmacht door het Fonds worden verlengd als die geldigheidstermijn met maximum twee jaar wordt verlengd en door de minister als die geldigheidstermijn met meer dan twee jaar wordt verlengd”.
Artikel 63. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het derde lid, inleidende zin, wordt de zinsnede “13, § 1 tot en met § 3” vervangen door de zinsnede “artikel 13, § 1 en § 2”;
2° in het derde lid wordt punt 3° opgeheven;
3° in het derde lid, 4°, worden de woorden “de coördinatiecommissie” vervangen door de woorden “het Fonds”;
4° in het zesde lid worden de woorden “door de minister wel worden verlengd in geval van overmacht” vervangen door de woorden “in geval van overmacht door het Fonds worden verlengd als die geldigheidstermijn met maximum twee jaar wordt verlengd en door de minister als die geldigheidstermijn met meer dan twee jaar wordt verlengd”.
Artikel 64. ( 21/09/2024 - ... )
Artikel 20 van hetzelfde besluit, opgeheven door het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2018, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
“Art. 20. Het Fonds betaalt uiterlijk op 31 december jaarlijks het strategisch forfait uit.”.
Artikel 65. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 22, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden “de coördinatiecommissie” worden telkens vervangen door de woorden “het Fonds”;
2° de zinsnede “, tweede lid,” wordt opgeheven.
Artikel 66. ( 21/09/2024 - ... )
Aan hoofdstuk 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2018, wordt een artikel 28/1 toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. 28/1. Het Fonds betaalt uiterlijk op 31 december jaarlijks het instandhoudingsforfait uit.”.
Artikel 67. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 en 16 juli 2021, wordt punt 4° opgeheven.
Artikel 68. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 mei 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 1, vierde lid, wordt de volgende zin toegevoegd:
“Als de termijn waarin de voormelde bijkomende inlichtingen aan het Fonds worden bezorgd, langer is dan één jaar, wordt de aanvraag als onbestaande beschouwd en brengt het Fonds de aanvrager daarvan op de hoogte.”;
2° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt:
“§4. Het Fonds maakt op basis van de verschillende adviezen, vermeld in §3, per project een advies en een ontwerp van beslissing op en legt die, samen met de voormelde adviezen, voor aan de Inspectie van Financiën, die in het bijzonder adviseert over de coherentie van de akkoorden infrastructuurforfait binnen de meerjarenbegroting per sector van de Vlaamse Gemeenschap. Op basis van het advies van Inspectie van Financiën legt het Fonds zijn advies en ontwerp van beslissing voor aan de minister.”.
Artikel 69. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, paragraaf 2, eerste lid, en paragraaf 3 worden de woorden “de coördinatiecommissie” vervangen door de woorden “het Fonds”;
2° paragraaf 4 wordt opgeheven.
Artikel 70. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 mei 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden “door de minister worden verlengd in geval van overmacht” vervangen door de woorden “in geval van overmacht door het Fonds worden verlengd als die geldigheidstermijn met maximum twee jaar wordt verlengd en door de minister als die geldigheidstermijn met meer dan twee jaar wordt verlengd”;
2° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden “de daarvoor bevoegde adviescommissie” vervangen door de woorden “het Fonds”;
3° aan paragraaf 3, tweede lid, wordt de volgende zin toegevoegd:
“De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van het advies van het Fonds.”;
4° in paragraaf 3 wordt het derde lid vervangen door wat volgt:
“In afwijking van het eerste lid kan voor projecten waarvoor de investeerder de werkzaamheden heeft aangevat na 11 januari 2016 en vóór de inwerkingtreding van dit besluit en waarbij de aanvrager een ontvankelijke aanvraag heeft ingediend vóór 1 september 2024 in aanmerking blijven komen voor een infrastructuurforfait voor het project in kwestie.”.
Artikel 71. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 19, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt tussen de woorden “de infrastructuur” en de woorden “Nadat de” de zinsnede “, maar niet eerder dan de datum van de ontvankelijke aanvraag van de opstartbeslissing” ingevoegd.
Artikel 72. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 7, §1, van bijlage 1 bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden punt 1° tot en met punt 6° vervangen door wat volgt:
“1° de verlichting houdt rekening met de veiligheid en behoeften van de gebruikers. In de verblijfsruimten is er een basisverlichting, aangevuld met aangepaste accentverlichting. In alle verblijfsruimten zijn daarvoor voldoende aansluitingen geïnstalleerd;
2° de minimale verdiepingshoogte is 2,50 meter, gemeten van de vloer tot aan het afgewerkte plafond;
3° in alle verblijfsruimtes bedraagt het raamoppervlak ten minste 1/6 van het nettovloeroppervlak. In een leefruimte met een nettovloeroppervlakte van meer dan 30 m² bedraagt het raamoppervlak ten minste 1/7 van de nettovloeroppervlakte. Het glasoppervlak van het raam begint op maximaal 85 cm hoogte, gemeten vanaf het vloeroppervlak. Er is zittend altijd een ongehinderd zicht naar buiten mogelijk;
4° de inkijk van buitenaf kan worden beperkt;
5° de signalisatie is aangepast aan de doelgroep;
6° de binnentemperatuur is regelbaar per verblijfsruimte, al dan niet via een centraal gebouwbeheersysteem.”;
2° in het eerste lid worden punt 7° tot en met 16° opgeheven;
3° in de inleidende zin van het tweede lid wordt de zinsnede “eerste lid, 7°” vervangen door de zinsnede “eerste lid, 3°”.
Artikel 73. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2018 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor sommige voorzieningen voor personen met een handicap en tot wijziging van artikel 16 van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt een punt 2°/1 en een punt 2°/2 ingevoegd, die luiden als volgt:
“2°/1 erfgoedgebouw: een gebouw dat aan één van de volgende voorwaarden voldoet:
a) een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
b) een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
c) een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
d) een gebouw dat ingeschreven is in de inventaris van het onroerend erfgoed van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest overeenkomstig het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening;
2°/2 Fonds: het Fonds, vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;”;
2° in paragraaf 2, eerste lid, wordt punt 3° opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
“3° internaten met permanente openstelling;”;
3° in paragraaf 2 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
“In het eerste lid, 3°, wordt verstaan onder internaat met permanente openstelling: het internaat dat erkend is als multifunctioneel centrum conform artikel 5, §1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 2023 over de transitie van sommige instellingen van Onderwijs naar Welzijn.”.
Artikel 74. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 3, §5, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden punt 1° tot en met 6° vervangen door wat volgt:
“1° de verlichting houdt rekening met de veiligheid en behoeften van de gebruikers. In de verblijfsruimten is er een basisverlichting, aangevuld met aangepaste accentverlichting. In alle verblijfsruimten zijn daarvoor voldoende aansluitingen geïnstalleerd;
2° de minimale verdiepingshoogte is 2,50 meter, gemeten van de vloer tot aan het afgewerkte plafond;
3° in alle verblijfsruimtes bedraagt het raamoppervlak ten minste 1/6 van het nettovloeroppervlak. In een leefruimte met een nettovloeroppervlakte van meer dan 30 m² bedraagt het raamoppervlak ten minste 1/7 van de nettovloeroppervlakte. Het glasoppervlak van het raam begint op maximaal 85 cm hoogte, gemeten vanaf het vloeroppervlak. Er is zittend altijd een ongehinderd zicht naar buiten mogelijk;
4° de inkijk van buitenaf kan worden beperkt;
5° de signalisatie is aangepast aan de doelgroep;
6° de binnentemperatuur is regelbaar per verblijfsruimte, al dan niet via een centraal gebouwbeheersysteem.”;
2° in het eerste lid worden punt 7° tot en met 16° worde opgeheven;
3° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt:
“Voor een erfgoedgebouw kan het Fonds op verzoek van de aanvrager een afwijking toestaan van de norm, vermeld in het eerste lid, 3°.".
Artikel 75. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden punt 1° tot en met 6° vervangen door wat volgt:
“1° de verlichting houdt rekening met de veiligheid en behoeften van de gebruikers. In de verblijfsruimten is er een basisverlichting, aangevuld met aangepaste accentverlichting. In alle verblijfsruimten zijn daarvoor voldoende aansluitingen geïnstalleerd;
2° de minimale verdiepingshoogte is 2,50 meter, gemeten van de vloer tot aan het afgewerkte plafond;
3° in alle verblijfsruimtes bedraagt het raamoppervlak ten minste 1/6 van het nettovloeroppervlak. In een leefruimte met een nettovloeroppervlakte van meer dan 30 m² bedraagt het raamoppervlak ten minste 1/7 van de nettovloeroppervlakte. Het glasoppervlak van het raam begint op maximaal 85 cm hoogte, gemeten vanaf het vloeroppervlak. Er is zittend altijd een ongehinderd zicht naar buiten mogelijk;
4° de inkijk van buitenaf kan worden beperkt;
5° de signalisatie is aangepast aan de doelgroep;
6° de binnentemperatuur is regelbaar per verblijfsruimte, al dan niet via een centraal gebouwbeheersysteem.”;
2° in het eerste lid worden punt 7° tot en met 16° opgeheven;
3° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt:
“Voor een erfgoedgebouw kan het Fonds op verzoek van de aanvrager een afwijking toestaan van de norm, vermeld in het eerste lid, 3°.".
Artikel 76. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 22, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden “alleen op gemotiveerd verzoek afgeweken worden” vervangen door de woorden “het Fonds alleen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager een afwijking toestaan”.
Artikel 77. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 25, §2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, wordt lid 3 opgeheven.
Artikel 78. ( 21/09/2024 - ... )
Aan artikel 26 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“In afwijking van het eerste lid kan het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor aankoop met verbouwing ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding van de betreffende voorziening, vermeld in artikel 24, §1 en §3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing, waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. De voormelde verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermde volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij erfgoedgebouwen waar de voormelde renovatie niet haalbaar blijkt;
2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen, die de Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, bepaalt;
3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw.”.
Artikel 79. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 10, vierde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de subsidiëring van projecten van preventieve infrastructurele maatregelen inzake agressie, vrijheidsbeperking of vrijheidsberoving in bepaalde voorzieningen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2023, worden de zinnen “De voormelde termijn kan, op gemotiveerd verzoek van de aanvrager, door het Fonds met maximaal twee jaar worden verlengd in geval van overmacht. Alleen de minister kan een verdere verlenging toestaan.” vervangen door de zin “In geval van overmacht, en op gemotiveerd verzoek van de aanvrager, kan de voormelde termijn in de volgende gevallen op de volgende wijze worden verlengd:
1° door het Fonds, als die termijn met maximum twee jaar wordt verlengd;
2° door de minister, als die termijn met meer dan twee jaar wordt verlengd.”.
Artikel 80. ( 21/09/2024 - ... )
In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 houdende het faciliteren van een multifunctionele infrastructuur van voorzieningen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en tot wijziging van sectorale regelgeving, wat betreft infrastructuurnormen wordt tussen het woord “multifunctionele” en het woord “infrastructuur” de woorden “of innoverende” ingevoegd.
Artikel 81. ( 21/09/2024 - ... )
In het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 houdende het faciliteren van een multifunctionele infrastructuur van voorzieningen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en tot wijziging van sectorale regelgeving, wat betreft infrastructuurnormen wordt het opschrift van hoofdstuk 1 vervangen door wat volgt:
“Hoofdstuk 1. Multifunctionele of innoverende infrastructuur”.
Artikel 82. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan punt 3° wordt de zinsnede “, die haar opdrachten vervult ten aanzien van multifunctionele of innoverende infrastructuur” toegevoegd;
2° er wordt een punt 3°/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“3°/1 innoverende zorginfrastructuur: een zorginfrastructuurproject dat vernieuwend is en past in het beleid van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin”.
Artikel 83. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 2 van hetzelfde besluit worden tussen de woorden “kan alleen multifunctionele infrastructuur” en het woord “realiseren” de woorden “of innoverende zorginfrastructuur” ingevoegd.
Artikel 84. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt tussen de woorden “een multifunctionele infrastructuur” en het woord “realiseert” de woorden “of innoverende zorginfrastructuur” ingevoegd.
2° tussen het eerste en tweede lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
“In geval er verschillende procedures van toepassing zijn op de voorziening die multifunctionele of innoverende infrastructuur wil realiseren of gebruiken, kan de minister beslissen één van de geldende procedures toepasselijk te maken op de wijze van toekenning en vereffening van de infrastructuursubsidie.”.
3° in het bestaande tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt tussen het woord “eerste” en het woord “lid” de woorden “en tweede” ingevoegd.
Artikel 85. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzingen aangebracht:
1° in punt 1° wordt het woord “tweede” vervangen door het “derde”;
2° in punt 2° worden tussen het woord “multifunctionele” en het woord “infrastructuur” de woorden “of innoverende” ingevoegd;
3° er wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt:
“3° informeren en begeleiden van projecten, waarbij de verschillende betrokken entiteiten van de commissie projecten samen bekijken om zo tot meer geïntegreerde of innoverende oplossingen te komen.”.
Artikel 86. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 2019 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor sommige woonzorgvoorzieningen, tot wijziging van diverse bepalingen in dat verband ingevolge het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019 en tot wijziging van artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot oprichting van een technische commissie voor de brandveiligheid in de voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt een punt 5°/1 en een punt 5°/2 ingevoegd, die luiden als volgt:
“5°/1 erfgoedgebouw: een gebouw dat aan één van de volgende voorwaarden voldoet:
a) een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
b) een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
c) een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
d) een gebouw dat ingeschreven is in de inventaris van het onroerend erfgoed van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest overeenkomstig het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening;
5°/2 Fonds: het Fonds, vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;”.
Artikel 87. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 9, derde lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden “alleen op gemotiveerd verzoek afgeweken worden” vervangen door de woorden “het Fonds alleen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager een afwijking toestaan”.
Artikel 88. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 12, §2, van hetzelfde besluit wordt lid 3 opgeheven.
Artikel 89. ( 21/09/2024 - ... )
Aan artikel 13 van hetzelfde besluit wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“In afwijking van het eerste lid kan het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor aankoop met verbouwing ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding van de voorziening in kwestie, vermeld in artikel 11, §1 en §3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing, waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. De voormelde verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermde volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij erfgoedgebouwen waar een dergelijke renovatie niet haalbaar blijkt;
2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen, die de Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, bepaalt;
3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw.
Artikel 90. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 44, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2020 tot vastlegging van de procedure voor het verlenen van voorafgaande vergunningen en planningsvergunningen voor lokale dienstencentra, centra voor dagopvang van een dienst voor gezinszorg, centra voor dagverzorging, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf of woonzorgcentra, en tot bepaling van de elementen van de globale zorgstrategische visie voor deze voorafgaande vergunningen worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden “de coördinatiecommissie” worden telkens vervangen door de woorden “het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden”;
2° de zinsnede “vermeld in artikel 19, § 4, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden,” wordt opgeheven.
Artikel 91. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 juni 2023 over investeringssubsidies voor de revalidatieovereenkomsten wordt een punt 1°/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“1°/1 Fonds: het Fonds, vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;”.
Artikel 92. ( 21/09/2024 - ... )
In artikel 2, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede ‘met het nummer 7.72, 7.73 of 7.74.0’ vervangen door de zinsnede ‘met het nummer 7.72, 7.73, 7.74.0 of 7.76.5.”.’
Artikel 93. ( 21/09/2024 - ... )
Aan artikel 12 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Van de maximale subsidiabele oppervlakte, vermeld in het eerste lid, kan alleen op gemotiveerd verzoek afgeweken worden bij verbouwing of uitbreiding, als de erkennings- en exploitatievoorwaarden dat vereisen.”.
Artikel 94. ( 21/09/2024 - ... )
Het ministerieel besluit van 28 maart 2007 betreffende de samenstelling van de coördinatiecommissie bij het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden wordt opgeheven.
Artikel 95. ( 21/09/2024 - ... )
Artikel 1 van dit besluit treedt in werking op 1 januari 2025.
Artikel 96. ( 21/09/2024 - ... )
De Vlaamse minister, bevoegd voor het welzijn, de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, de Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, de Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale bescherming, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 13/03/2025