Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de bijdrage van het Vlaamse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de ruilverkavelingscomités

Datum 20/07/1994

Inhoud

Artikel 1. (02/03/2014- ...)

§ 1. De bijdrage van het Vlaamse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de ruilverkavelingscomités met toepassing van artikel 62, derde lid, van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, wordt vastgesteld als volgt:
1° 30 procent van het totale bedrag van de uitgaven voor de werken van drainage en irrigatie van land- en tuinbouwgronden; van aanleg en verbetering van toegangswegen tot hoevegebouwen met uitsluiting van de werken aan de eerste 50 meter toegangsweg; van grondverbeterings- en kavelinrichtingswerken op kavels die bij het verlijden van de ruilverkavelingsakte noch van eigenaar of vruchtgebruiker, noch van gebruiker veranderen; van aanleg van primaire verdelingsnetten voor nutsvoorzieningen, ongeacht of deze werken voor privaat of gemeenschappelijk gebruik bestemd zijn;
2° 60 procent van het totale bedrag van de uitgaven voor de werken uitgevoerd met het oog op de verbetering van de gemeenschappelijke landbouwstructuren, d.w.z. de aanleg, verbetering en afschaffing van wegen, waterlopen en grachten en de erbij behorende kunstwerken en grondwerken met uitzondering van deze bedoeld onder sub 3°; de aanleg en verbetering van primaire waterverdelingsnetten voor irrigatie van land- en tuinbouwgronden; de grondverbeterings- en kavelinrichtingswerken op kavels die bij het verlijden van de ruilverkavelingsakte van eigenaar, vruchtgebruiker of gebruiker veranderen;
3° 70 procent van het totale bedrag van de uitgaven voor de hierna beschreven werken, indien die werken door hun aard, keuze van materialen, uitvoeringswijze of tracering, naast een verbetering van de gemeenschappelijke landbouwstructuren een betere inrichting ten behoeve van andere functies van het agrarisch gebied tot doel hebben; deze werken dienen in overeenstemming te zijn met een plan dat voorafgaand aan de beslissing tot subsidiëring door de Vlaamse minister bevoegd voor de landinrichting werd goedgekeurd, hetzij in de vorm van een ruilverkavelingsplan gevoegd bij de beslissing inzake het nut van de ruilverkaveling op grond van artikel 11 van voormelde wet, hetzij in de vorm van een structuurplan gevoegd bij de beslissing inzake de aanpassing van het openbaar domein op grond van artikel 70 van voormelde wet; het ruilverkavelingsplan of structuurplan dient tot stand te komen na een planvormingsprocedure waarbij deskundigen inzake landbouweconomie, cultuurtechniek, landschapszorg, natuurbehoud en planologie een geïntegreerde visie op de inrichting van het ruilverkavelingsblok ontwikkelen; deze werken kunnen ondermeer betrekking hebben op de aanleg van wegen met een niet in hoofdzaak op het landbouwbeheer gerichte uitvoeringswijze, van semi-verharde en onverharde wegen, op de inrichting van buurtwegen voor fiets- en wandelverkeer, op de uitvoering van waterhuishoudingswerken die niet in hoofdzaak op waterafvoer zijn gericht en waarin natuurtechnische, landschappelijke of milieugerichte maatregelen ter verbetering van de structuur en de morfologie van de waterlopen zijn opgenomen die meer dan de helft van de uitgaven van de waterhuishoudingswerken vertegenwoordigen, en op de aanleg en inrichting van wachtbekkens ter bescherming van personen tegen wateroverlast en van spaarbekkens voor waterwinning;
4° 80 procent van het totale bedrag van de uitgaven voor de werken i.v.m. landschapszorg, inclusief erfbeplantingswerken, en andere maatregelen van landinrichting zoals natuurontwikkeling, passieve recreatie, waterwinning uit oppervlaktewater, kleinschalige milieuverbeteringen en conservering van archeologische en cultuurhistorische overblijfselen;
5° 100 procent van het totale bedrag van de uitgaven voor de sub 4° vermelde werken, indien die werken uitgevoerd worden op kavels die bij het verlijden van de ruilverkavelingsakte eigendom worden of blijven van het Vlaamse Gewest;
6° 100 procent van het totale bedrag van de uitgaven voor het opmaken van een structuurplan en een milieu-effectenrapport.

§ 2. Ter uitvoering van artikel 58, tweede lid, van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken, en met toepassing van artikel 2, derde lid, en artikel 29 van de voormelde wet, is de regeling, vermeld in paragraaf 1, van dit artikel, ook van toepassing op de vaststelling van de bijdrage van het Vlaamse Gewest in de uitgaven voor de werken, uitgevoerd door de ruilcomités, met dien verstande dat :
1° punt 3° moet gelezen worden zonder de zin "deze werken dienen in overeenstemming te zijn met een plan dat voorafgaand aan de beslissing tot subsidiëring door de Vlaamse minister bevoegd voor de landinrichting werd goedgekeurd, hetzij in de vorm van een ruilverkavelingsplan gevoegd bij de beslissing inzake het nut van de ruilverkaveling op grond van artikel 11 van voormelde wet, hetzij in de vorm van een structuurplan gevoegd bij de beslissing inzake de aanpassing van het openbaar domein op grond van artikel 70 van voormelde wet; het ruilverkavelingsplan of structuurplan dient tot stand te komen na een planvormingsprocedure waarbij deskundigen inzake landbouweconomie, cultuurtechniek, landschapszorg, natuurbehoud en planologie een geïntegreerde visie op de inrichting van het ruilverkavelingsblok ontwikkelen;";
2° punt 6° als volgt moet worden gelezen : 6° 60 procent van het totale bedrag van de uitgaven voor de werken, uitgevoerd met het oog op de verbetering van de individuele landbouwstructuren, en die het rechtstreeks gevolg zijn van een tijdens de gebruiksruil of de daaropvolgende ruilverkaveling uit te voeren groot infrastructuurwerk, dat wil zeggen werken van drainage en irrigatie van land- en tuinbouwgronden, van aanleg en verbetering van toegangswegen tot hoevegebouwen, van grondverbeterings- en kavelinrichtingswerken, en van aanleg van primaire verdelingsnetten voor nutsvoorzieningen.

Artikel 2. (... - ...)

Het totale bedrag van de uitgaven omvat:

a) de werkelijke kostprijs van de werken vastgesteld door de eindafrekening. De kostprijs voor de berekening van de toelage en zonder rekening te houden met de prijsherzieningen, mag echter niet hoger zijn dan het bedrag van de goedgekeurde inschrijving of aanbieding vermeerderd enerzijds met de kostprijs van de vooraf goedgekeurde bijwerken en vermeerderd anderzijds met 3 procent om de kosten te dekken voor onvoorziene en noodzakelijke bijwerken;

b) de algemene kosten van de aanneming met onder meer de honoraria voor de ontwerper; de kosten voor geotechnische proeven en studies; de kosten voor publikatie en aanbesteding, voor controle, voor toezicht en voor proeven op materialen; de kosten voor teeltschade, afbraak van onroerende goederen en voor genotsderving; de kosten voor onteigening en inname en de kosten voor het verplaatsen van leidingen.

Artikel 3. (... - ...)

De bijdrage van het Vlaamse Gewest in de uitgaven voor de werken vermeld in artikel 1 worden toegekend binnen de perken van de in de begroting voor dit doel voorziene kredieten.

Artikel 4. (... - ...)

(niet opgenomen)

(Het ministerieel besluit van 1 september 1971 tot vaststelling van de bijdrage van de Staat in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de ruilverkavelingscomités wordt opgeheven wat het Vlaamse Gewest betreft)

Artikel 5. (... - ...)

Bij wijze van overgangsmaatregel wordt voor de werken waarvoor het Vlaamse Gewest al een bijdrage heeft verleend op grond van het in vorig artikel vermelde ministerieel besluit, hetzelfde subsidiepercentage gehanteerd ingeval van een bijkomende bijdrage van het Vlaamse Gewest.

Artikel 6. (... - ...)

De Vlaamse minister bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud is belast met de uitvoering van dit besluit.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 27/04/2024