Decreet tot instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de openbare instellingen en publiekrechtelijke verenigingen die van het Vlaamse Gewest afhangen

Datum 30/11/1988

Inhoud

Artikel 1. (... - ...)

Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet.

(Lees: artikel 39 van de gecoördineerde Grondwet)

Artikel 2. (... - ...)

§ 1. [De personeelsleden van openbare instellingen en publiekrechtelijke verenigingen die afhangen van het Vlaamse Gewest en van elke andere rechtspersoon van publiek recht die is opgericht door of krachtens een decreet, hebben op voorwaarde dat ze een voltijds ambt uitoefenen, volgens de hierna bepaalde regelen recht op politiek verlof voor het uitoefenen van een politiek mandaat of een ambt dat ermee gelijkgesteld kan worden. (verv. decr. 31 juli 1990, art. 3, I: 21 september 1990) ]

[Dit verlof is ook van toepassing op het personeelslid dat ten minste 80 % van de normale arbeidsduur werkt door verlof voor deeltijdse prestaties en op het deeltijdse personeelslid met een arbeidsregime van minstens 80 % van de normale arbeidsduur. (ing. decr. 5 juli 2002, art. 2, I: 1 januari 2001) ]

In die zin van dit decreet moet onder personeelsleden worden verstaan de leden van het vastbenoemd, het stagedoend, het tijdelijk en het hulppersoneel, zelfs die welke bij overeenkomst zijn aangenomen.

§ 2. De in § 1 bedoelde personeelsleden kunnen slechts politiek verlof bekomen mits naleving van de onverenigbaarheden en verbodsbepalingen die krachtens wets-, decreets- of reglementeringsbepalingen op hen toepasselijk zijn.

Artikel 3. (... - ...)

Onder politiek verlof voor het uitoefenen van een politiek mandaat of een ambt dat ermee gelijkgesteld kan worden, dient te worden verstaan:

1° ofwel een vrijstelling van dienst die geen weerslag heeft op de administratieve en geldelijke toestand van het personeelslid;

2° ofwel een facultatief politiek verlof dat op aanvraag van het personeelslid wordt toegekend;

3° ofwel een politiek verlof van ambtswege waaraan het personeelslid zich niet kan onttrekken.

[... (opgeh. decr. 5 juli 2002, art. 3, I: 1 januari 2001) ]

Artikel 4. (01/01/2019- ...)

Op verzoek van het personeelslid, vermeld in artikel 2, § 1, wordt binnen de hieronder bepaalde perken, twee dagen per maand dienstvrijstelling verleend voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten:
1° gemeenteraadslid;
2° lid van de raad voor maatschappelijk welzijn dat geen gemeenteraadslid is;
3° lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst dat geen gemeenteraadslid of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn is;
4° lid van de districtsraad;
5° provincieraadslid.

De dienstvrijstelling, vermeld in het eerste lid, is niet van toepassing als het personeelslid naast een mandaat als vermeld in het eerste lid, ook een of meer van de volgende mandaten uitoefent:
1° burgemeester;
2° schepen;
3° districtsburgemeester;
4° districtsschepen;
5° voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst;
6° lid van het vast bureau van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat een andere gemeente bedient dan de gemeente Voeren of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966;
7° voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente Voeren of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, bedient;
8° gedeputeerde.

Artikel 5. (... - ...)

[... (opgeh. decr. 5 juli 2002, art. 5, I: 1 januari 2001) ]

Artikel 6. (01/01/2019- ...)

Op verzoek van het personeelslid, vermeld in artikel 2, § 1, wordt binnen de hieronder bepaalde perken, facultatief politiek verlof toegekend voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten:
1° gemeenteraadslid, lid van de raad voor maatschappelijk welzijn dat geen gemeenteraadslid is, lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst dat geen lid is van de gemeenteraad of van de raad voor maatschappelijk welzijn, of districtsraadslid:
a) in een gemeente of district tot en met 80.000 inwoners: twee dagen per maand;
b) in een gemeente of district van 80.001 of meer inwoners: vier dagen per maand;
2° schepen, voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van de gemeente Voeren of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, of districtsburgemeester:
a) in een gemeente of district tot en met 30.000 inwoners: vier dagen per maand;
b) in een gemeente of district van 30.001 tot en met 50.000 inwoners: een vierde van een voltijds ambt;
c) in een gemeente of district van 50.001 tot en met 80.000 inwoners: de helft van een voltijds ambt;
3° districtsschepen:
a) in een district tot en met 10.000 inwoners: twee dagen per maand;
b) in een district van 10.001 tot en met 20.000 inwoners: drie dagen per maand;
c) in een district van 20.001 of meer inwoners: vijf dagen per maand;
4° burgemeester:
a) in een gemeente tot en met 30.000 inwoners: een vierde van een voltijds ambt;
b) in een gemeente van 30.001 tot en met 50.000 inwoners: de helft van een voltijds ambt;
5° provincieraadslid dat geen gedeputeerde is: vier dagen per maand.

Het politiek verlof, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt niet toegekend als het personeelslid ook een of meer van de volgende mandaten uitoefent:
1° burgemeester;
2° schepen;
3° districtsburgemeester;
4° districtsschepen;
5° voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst;
6° lid van het vast bureau van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat een andere gemeente bedient dan de gemeente Voeren of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966;
7° voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente Voeren of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, bedient.

Artikel 7. (01/01/2019- ...)

Het personeelslid, vermeld in artikel 2, § 1, wordt binnen de hieronder bepaalde perken, met politiek verlof van ambtswege gezonden voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten:
1° burgemeester of districtsburgemeester:
a) in een gemeente of district tot en met 20.000 inwoners: drie dagen per maand;
b) in een gemeente of district van 20.001 tot en met 30.000 inwoners: een vierde van een voltijds ambt;
c) in een gemeente of district van 30.001 tot en met 50.000 inwoners: de helft van een voltijds ambt;
d) in een gemeente of district van 50.001 of meer inwoners: voltijds;
2° schepen of districtsschepen:
a) in een gemeente of district tot en met 20.000 inwoners: twee dagen per maand;
b) in een gemeente of district van 20.001 inwoners tot en met 30.000 inwoners: vier dagen per maand;
c) in een gemeente of district van 30.001 tot en met 50.000 inwoners: een vierde van een voltijds ambt;
d) in een gemeente of district van 50.001 tot en met 80.000 inwoners: de helft van een voltijds ambt;
e) in een gemeente of district van 80.001 of meer inwoners: voltijds;
3° voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente Voeren of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, bedient: de regeling voor de schepen, vermeld in punt 2°, is van overeenkomstige toepassing;
4° gedeputeerde: voltijds;
5° lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van het Vlaams Parlement of van de Senaat: voltijds;
6° lid van het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement: voltijds;
7° lid van het Europees Parlement: voltijds;
8° lid van de Federale of Vlaamse Regering: voltijds;
9° lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering of staatssecretaris van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest: voltijds;
10° lid van de Commissie van de Europese Unie: voltijds.

Voor de toepassing van het eerste lid, 1° en 2°, wordt voor het politiek verlof van ambtswege een districtsburgemeester gelijkgesteld met een burgemeester, en wordt een districtsschepen gelijkgesteld met een schepen van een gemeente, met dien verstande dat de duur van het ambtshalve politiek verlof voor een districts-burgemeester of een districtsschepen beperkt wordt tot hetzelfde percentage dat geldt tussen de vergoeding van een burgemeester of een schepen van een gemeente enerzijds, en die van een districtsburgemeester en een districtsschepen anderzijds.

Het politiek verlof van ambtswege vangt aan op de datum van de eedaflegging.

Artikel 8. (... - ...)

[In afwijking van artikel 2, § 1, wordt het personeelslid dat het ambt met deeltijdse prestaties van minder dan 80 % van de normale arbeidsduur uitoefent en het deeltijdse personeelslid met een arbeidsregime van minder dan 80 % van de normale arbeidsduur, niettemin met voltijds politiek verlof van ambtswege gezonden voor de uitoefening van een in artikel 7 vermeld politiek mandaat, voorzover daaraan een politiek verlof van ambtswege beantwoordt waarvan de duur ten minste de helft van een voltijds ambt bedraagt. (verv. decr. 5 juli 2002, art. 8, I: 11 september 2002) ]

Artikel 9. (... - ...)

[... (opgeh. decr. 5 juli 2002, art. 9, I: 1 januari 2001) ]

Artikel 10. (01/01/2019- ...)

Het personeelslid dat voor de uitoefening van een mandaat van burgemeester, van schepen, van voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente Voeren of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, bedient, of van districtsburgemeester, recht heeft op politiek verlof waarvan de duur niet meer bedraagt dan de helft van een voltijds ambt, kan op zijn verzoek halftijds of voltijds politiek verlof krijgen.

Het personeelslid dat voor de uitoefening van een in het eerste lid vermeld mandaat recht heeft op een halftijds politiek verlof, kan, op zijn aanvraag, voltijds politiek verlof bekomen.

Het politiek verlof dat in toepassing van het eerste en tweede lid kan worden verkregen, wordt gelijkgesteld met politiek verlof van ambtswege wat betreft de weerslag welke het heeft op de administratieve en geldelijke toestand van het personeelslid.

Artikel 11. (01/01/2019- ...)

§ 1. De afwezigheden wegens facultatief politiek verlof en wegens politiek verlof van ambtswege voor het politieke mandaat, vermeld in artikel 6 en artikel 7, eerste lid, 1° tot en met 4°, worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het personeelslid heeft voor de duur van het facultatief politiek verlof of het politiek verlof van ambtswege geen recht op salaris.

Het voltijdse politiek verlof van ambtswege voor een politiek mandaat vermeld in artikel 7, eerste lid, 5° tot en met 10°, wordt gelijkgesteld met een periode van non-activiteit.

Voormelde verloven worden niettemin in aanmerking genomen voor de berekening van de geldelijke anciënniteit.

Voor het tijdelijk of het bij arbeidsovereenkomst aangeworven personeelslid gelden de termijnen van facultatief politiek verlof of politiek verlof van ambtswege als periode van dienstschorsing die niettemin moeten worden beschouwd als voor bevordering tot een hogere wedde in aanmerking komende diensten.

§ 2. Indien niet-bezoldigde politieke verloven bedoeld in § 1, in de periode vallen die in aanmerking komen voor de vaststelling van de gemiddelde wedde die tot grondslag dient voor de berekening van het rustpensioen, dan wordt die wedde vastgesteld alsof de betrokkene in dienstactiviteit zou zijn gebleven gedurende de bedoelde periodes en hij daadwerkelijk de wedde zou genoten hebben, zoals bepaald overeenkomstig de voormelde § 1.

Artikel 12. (01/01/2019- ...)

Het politiek verlof voor het politiek mandaat, vermeld in artikel 4, 6 en 7, eerste lid, 1° tot en met 4°, eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op de maand waarin het mandaat eindigt.

Het politiek verlof voor een politiek mandaat, vermeld in artikel 7, eerste lid, 5° tot en met 10°, loopt tot zes maanden na de beëindiging van het mandaat.

Vanaf dat ogenblik krijgt de betrokkene opnieuw alle statutaire of contractuele rechten. Het personeelslid dat in zijn betrekking niet werd vervangen, neemt bij wederindiensttreding de vroegere betrekking opnieuw op. Het personeelslid dat wel is vervangen, wordt voor een andere betrekking aangewezen overeenkomstig de regeling inzake de interne en de verruimde arbeidsmarkt.

Artikel 13. (... - ...)

[Het personeelslid mag na wederindiensttreding het salaris niet cumuleren met enig voordeel, verbonden aan de uitoefening van het afgelopen mandaat. (verv. decr. 5 juli 2002, art. 13, I: 1 jauari 2001) ]


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 28/04/2024