Decreet houdende de Vlaamse Wooncode

Datum 15/07/1997

Versie geldig op 15/07/1997

Inhoudstafel

  1. TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN
  2. TITEL II DOELSTELLINGEN VAN HET WOONBELEID
    1. HOOFDSTUK I HET RECHT OP WONEN
    2. HOOFDSTUK II BIJZONDERE DOELSTELLINGEN VAN HET WOONBELEID
    3. [HOOFDSTUK III LANGETERMIJNVISIE EN -DOELSTELLINGEN (ing. decr. 14 oktober 2016, art. 7, I: 23 december 2016)]
  3. TITEL III KWALITEITSBEWAKING
    1. HOOFDSTUK I DE VEILIGHEIDS-, GEZONDHEIDS- EN WOONKWALITEITSNORMEN
    2. HOOFDSTUK II HET CONFORMITEITSATTEST
    3. [HOOFDSTUK IIbis WAARSCHUWING (ing. decr. 29 maart 2019, art. 8, I: 1 januari 2021)]
    4. HOOFDSTUK III ONGESCHIKT- EN ONBEWOONBAARVERKLARING
    5. [HOOFDSTUK IIIbis INVENTARIS VAN ONGESCHIKTE EN ONBEWOONBARE WONINGEN (ing. decr. 29 maart 2019, art. 11, I: 1 januari 2021)]
    6. HOOFDSTUK IV OVERBEWOONDE WONINGEN
    7. [HOOFDSTUK IVbis HERHUISVESTING (ing. decr. 29 maart 2013, art. 21, I: 11 augustus 2013)]
    8. HOOFDSTUK V SANCTIES
  4. TITEL IV DE ORGANISATIE VAN HET WOONBELEID
    1. [HOOFDSTUK I PROACTIEVE BETROKKENHEID VAN STAKEHOLDERS (verv. decr. 3 juli 2020, art. 3, I: 1 augustus 2020)]
    2. HOOFDSTUK II [DE PLANNING VAN HET VLAAMSE WOONBELEID {$REF ADATE="", ARTNR="", PDATE="", PLACE="", STATUS="", TEXT="(verv. decr. 19 maart 2004, art. 7)", TYPE=""}]
      1. [AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN (ing. decr. 27 maart 2009, art. 7.2.16.)]
      2. [AFDELING 2 GEWESTELIJKE OBJECTIEVEN VOOR SOCIAAL EN BESCHEIDEN WOONAANBOD. BIJZONDERE INHAALBEWEGING 2009-2020. MONITORING (verv. decr. 14 oktober 2016, art. 18)]
      3. [AFDELING 3 GEWESTELIJKE EN PROVINCIALE DOELSTELLINGEN VOOR SOCIALE EIGENDOMSVERWERVING (ing. decr. 14 oktober 2016, art. 20, I: 23 december 2016)]
    3. HOOFDSTUK III DE TERRITORIALE PLANNING
    4. HOOFDSTUK IV WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
  5. TITEL V DE SOCIALE WOONORGANISATIES
    1. HOOFDSTUK I GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
    2. HOOFDSTUK II [DE VLAAMSE MAATSCHAPPIJ VOOR SOCIAAL WONEN]
    3. HOOFDSTUK IIBIS DE SOCIALE HUISVESTINGSMAATSCHAPPIJEN
    4. HOOFDSTUK III HET VLAAMS WONINGFONDS [... (geschr. Decr. 31 mei 2013, art. 18, I: 21 juli 2013)]
    5. HOOFDSTUK IV DE ERKENDE HUURDIENSTEN
  6. TITEL VI INSTRUMENTEN VAN HET WOONBELEID
    1. [HOOFDSTUK I HET FONDS VOOR DE HUISVESTING]
      1. AFDELING 1 ...
    2. HOOFDSTUK II SUBSIDIERING VAN OVERHEIDSINITIATIEVEN
      1. AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN
      2. AFDELING 2 [SUBSIDIE VOOR DE VERWERVING VAN ONROERENDE GOEDEREN (verv. Decr. 31 mei 2013, art. 27, I: 21 juli 2013)]
      3. AFDELING 3 SUBSIDIE VOOR WOONINFRASTRUCTUUR
      4. AFDELING 4 [SUBSIDIE VOOR BOUW VAN EN RENOVATIE TOT SOCIALE KOOPWONINGEN (verv. Decr. 31 mei 2013, art. 31, I: 21 juli 2013)]
      5. AFDELING 5 SUBSIDIE VOOR DE VERHURING, VERBETERING EN AANPASSING VAN WONINGEN
    3. HOOFDSTUK III SUBSIDIERING VAN WOONPROJECTEN VAN SOCIALE VERHUURKANTOREN EN VAN WOONPROJECTEN IN DE PRIVE-SECTOR
      1. AFDELING 1 WOONPROJECTEN VAN SOCIALE VERHUURKANTOREN
      2. AFDELING 2 WOONPROJECTEN IN DE PRIVE-SECTOR
      3. AFDELING 3 HET GARANTIEFONDS VOOR HUISVESTING
    4. [HOOFDSTUK IIIBIS SUBSIDIËRING VAN ERKENDE VERHUURDERSORGANISATIES (ing. decr. 9 november 2018, art. 69, I: 1 januari 2019)]
    5. HOOFDSTUK IV ANDERE STEUNMAATREGELEN
      1. AFDELING 1 SOCIALE LENINGEN EN WAARBORGEN
      2. AFDELING 2 TEGEMOETKOMINGEN
    6. [HOOFDSTUK V VERSCHULDIGDE VERGOEDING WEGENS NIET-NALEVING VAN VERBINTENISSEN (verv. decr. 14 oktober 2016, art. 36, I: 24 april 2017)]
    7. HOOFDSTUK VI ANDERE INSTRUMENTEN
      1. AFDELING 1 RECHT VAN VOORKOOP
      2. AFDELING 2 SOCIAAL BEHEER VAN WONINGEN
  7. TITEL VII DE VERHURING VAN WONINGEN IN DE SOCIALE SECTOR
    1. HOOFDSTUK I GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN INZAKE DE SOCIALE HUURWONINGEN
    2. HOOFDSTUK II SPECIFIEKE BEPALINGEN
    3. HOOFDSTUK III TOEZICHT, MAATREGELEN EN SANCTIES
  8. TITEL VIII OPHEFFINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Inhoud

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN (... - ...)

Artikel 1. (... - 19/09/2021)

Dit decreet, hierna Vlaamse Wooncode te noemen, regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Artikel 2. (... - 23/06/2006)

§1. Voor de toepassing van de Vlaamse Wooncode en de besluiten genomen ter uitvoering ervan, worden de hierna vermelde begrippen gebruikt:

1° aanpassing: de uitvoering van specifieke werkzaamheden om een woning te doen beantwoorden aan de woning-bezetting, de gezinssamenstelling of aan de fysieke mogelijkheden van bejaarden en personen met een handicap;

2° administratie: de administratieve eenheid binnen het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap die door de Vlaamse regering belast wordt met de uitvoering van het woonbeleid;

3° bestaande woonkern: een gebied met dichte bebouwing, bestemd voor bewoning, waar gemakkelijk een aansluiting op bestaande infrastructuur kan worden gerealiseerd en dat gekarakteriseerd wordt door de effectieve beschikbaarheid van primaire voorzieningen van dagelijkse, commerciële, dienstverlenende en socio-culturele aard;

4° decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting: afdeling 2 van hoofdstuk VIII van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996;

5° gemeenschapsvoorzieningen: de installaties of gebouwen van collectieve aard en van sociaal of cultureel belang, met inbegrip van voorzieningen die bijdragen tot een verwevenheid van functies op buurtniveau;

6° woonbehoeftig: verkerend in een feitelijke economische en maatschappelijke situatie waarin een behoorlijke huisves-ting slechts kan worden verworven of behouden met extra of omvattende steun;

7° gewestelijk ambtenaar: de ambtenaar die door de Vlaamse regering wordt aangewezen en die binnen zijn ambtsgebied belast is met opdrachten inzake kwaliteitsbewaking, zoals bedoeld in titel III;

8° gezin: meerdere personen die op duurzame wijze in dezelfde woning samenwonen en daar hun hoofdverblijfplaats hebben;

9° groot gezin: gezin, waarvan [ten minste een kind deel uitmaakt; (verv. decr. 24 december 2004, art. 59, I: 1 januari 2005) ];

10° hoofdverblijfplaats: de woning waar een gezin of een alleenstaande effectief en gewoonlijk verblijft;

11° onaangepaste woning: een woning die niet aangepast is aan de woningbezetting, volgens de normen bedoeld in artikel 5, § 1, derde lid, of aan de fysieke mogelijkheden van bejaarden of personen met een handicap;

12° onbewoonbare woning: een woning die op grond van veiligheids- en/of gezondheidsaspecten niet meer mag worden bewoond;

13° ongeschikt gebouw: een gebouw dat niet meer geschikt is voor een gebruik waarvoor het oorspronkelijk bestemd was;

14° ongeschikte woning: een woning die niet beantwoordt aan de veiligheids-, gezondheids- of kwaliteitsnormen, opge-legd door de Vlaamse Wooncode of het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting;

15° opvulbouw: de realisatie van één of meer woningen binnen een bestaande woonkern, die in verhouding tot het aantal bestaande woningen een klein deel ervan uitmaken;

16° overbewoonde woning: een woning die onaangepast is op grond van de woningbezetting of gezinssamenstelling en waarbij het grote aantal bewoners een veiligheids- en/of gezondheidsrisico vormt;

17° personen met een handicap: personen die voldoen aan de criteria om een attest te bekomen volgens het besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de attesten die in aanmerking worden genomen om een ernstige handicap vast te stellen;

18° renovatie: de uitvoering van structurele ingrepen die vooral betrekking hebben op de stabiliteit, de bouwfysica of de veiligheid, aan een woning of gebouw dat bestemd is om te worden bewoond;

19° renovatie- of opvulbouwproject: een sociaal woonproject dat omvangrijke structurele ingrepen inhoudt, met name renovatie, vervangingsbouw en/of opvulbouw, met betrekking tot één of meer woningen, gebouwen of percelen die gelegen zijn in een bestaande woonkern;

20° sociale huisvestingsmaatschappij: de erkende sociale huisvestingsmaatschappijen, zoals bedoeld in artikel 40;

21° erkende huurdiensten: huurdersorganisaties of sociale verhuurkantoren die door de Vlaamse regering erkend zijn overeenkomstig artikel 56;

22° sociale huurwoning: een woning die als hoofdverblijfplaats wordt verhuurd of onderverhuurd door:

- de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of een sociale huisvestingsmaatschappij;

- het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, een gemeente, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een sociaal verhuurkantoor, voor zover krachtens hoofdstuk II of III van titel VI subsidie wordt verleend met betrekking tot die woning;

23° sociale koopwoning: een woning die door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, een sociale huisvestingsmaatschappij of het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen wordt bestemd om verkocht te worden aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden;

24° sociale lening: een lening die overeenkomstig de bepalingen van artikel 78 of 79 aan een gezin of alleenstaande wordt toegekend voor de bouw, de verwerving, de renovatie, de verbetering of de aanpassing van een woning en die gedekt is door een hypotheek op die woning;

25° sociale verkaveling: het sociaal woonproject of het onderdeel ervan, waarbij percelen, die voorzien zijn van de nodige infrastructuur en nutsvoorzieningen, tegen sociale voorwaarden worden aangeboden aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden, die geen eigen woning bezitten en op die percelen zelf een woning zullen bouwen of laten bouwen;

26° sociale woonorganisaties: de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, een sociale huisvestingsmaatschappij, het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, een sociaal verhuurkantoor of een huurdersorganisatie, telkens voor zover ze optreden volgens de bepalingen van titel V;

27° subsidiabel bedrag: de kostprijs van de gesubsidieerde verrichting of het bedrag dat de Vlaamse regering vaststelt en waarop de subsidie of de tegemoetkoming wordt berekend;

28° subsidie: een voordeel dat betrekking heeft op een woonproject en krachtens de Vlaamse Wooncode wordt verleend aan andere initiatiefnemers dan gezinnen of alleenstaanden;

29° tegemoetkoming: een voordeel dat krachtens de Vlaamse Wooncode wordt verleend aan gezinnen of alleenstaanden;

30° verbetering: de uitvoering van beperkte ingrepen aan een woning, vooral met betrekking tot het comfort, de toegan-kelijkheid of de privacy ten aanzien van de onmiddellijke woonomgeving;

31° woning: elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande;

32° woonproject: een sociaal woonproject of een ander woonproject dat wordt opgezet om te voorzien in de huisvesting van gezinnen of alleenstaanden of om hun woonsituatie te verbeteren.

Een woonproject is sociaal wanneer het de realisatie van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of sociale verkavelingen, met inbegrip van de eventuele gemeenschappelijke voorzieningen betreft.

Een sociaal woonproject is gemengd wanneer aan minstens één van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) het woonproject omvat of realiseert een menging van sociale huur- en sociale koopwoningen;

b) de sociale huurwoningen en/of sociale koopwoningen worden zodanig geïntegreerd in de bestaande woonstructuur dat er een menging ontstaat met woningen van de privé-sector.

[33° woonwagen: een woongelegenheid, gekenmerkt door flexibiliteit en verplaatsbaarheid, bestemd voor permanente en niet-recreatieve bewoning;

34° Kaderdecreet: het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003

35° VMSW: de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Woonkrediet, zoals opgericht overeenkomstig het decreet van 19 maart 2004 houdende machtiging tot creatie van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap NV Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Woonkrediet. (ing. decr. 19 maart 2004, art. 2, I: 13 juli 2004) ]

De Vlaamse regering kan de betekenis van bovengenoemde begrippen nader omschrijven.

§ 2. De Vlaamse regering bepaalt per vorm van steunverlening de criteria voor de evaluatie van de feitelijke situatie, bedoeld in § 1, eerste lid, 6°, waarbij de inkomensgrenzen telkens worden vastgesteld in verhouding tot de gezinssamenstelling.

§ 3. Voor de begripsomschrijving 'groot gezin', bedoeld in § 1, eerste lid, 9°, bepaalt de Vlaamse regering het aantal kinderen en de criteria waaraan ze moeten voldoen om in aanmerking te worden genomen voor de vaststelling van dat aantal.

§ 4. De Vlaamse regering kan andere dan de in § 1, eerste lid, 17°, bedoelde criteria vaststellen op grond waarvan personen, voor de toepassing van dit decreet, kunnen worden erkend als personen met een handicap.

Artikel 2bis.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(14/05/2011- 19/09/2021)

Gemeenten kunnen de verrichtingen die zij krachtens titels VI en VII kunnen uitvoeren, geheel of gedeeltelijk laten uitvoeren door een autonoom gemeentebedrijf als vermeld in titel VII, hoofdstuk II, afdeling II, van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005. In dat geval worden, voor de toepassing van de Vlaamse Wooncode en de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan, de woorden « de gemeente » gelezen als « het autonoom gemeentebedrijf ».

TITEL II DOELSTELLINGEN VAN HET WOONBELEID (... - ...)

HOOFDSTUK I HET RECHT OP WONEN (... - ...)

Artikel 3. (... - 19/09/2021)

Iedereen heeft recht op menswaardig wonen.

Daartoe moet de beschikking over een aangepaste woning, van goede kwaliteit, in een behoorlijke woonomgeving, tegen een betaalbare prijs en met woonzekerheid worden bevorderd.

HOOFDSTUK II BIJZONDERE DOELSTELLINGEN VAN HET WOONBELEID (... - ...)

Artikel 4. (... - 31/12/2007)

§ 1. Het Vlaamse woonbeleid schept, binnen de perken van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, de voorwaarden voor de verwezenlijking van het recht op menswaardig wonen door

1° huur- en koopwoningen beschikbaar te stellen tegen sociale voorwaarden;

2° de renovatie, verbetering of aanpassing van het woningbestand te bevorderen en zo nodig over te gaan tot vervanging ervan;

3° huisvestingsondersteuning te bieden aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden;

4° initiatieven te ontwikkelen om

a) de prijzen te beheersen van gronden, bestemd voor woningbouw, en van panden, bestemd voor bewoning;

b) groepen van woningen functioneel in te richten.

[c) de woonsituatie te verbeteren van bewoners die gehuisvest zijn in een woonwagen. (ing. decr. 19 maart 2004, art. 3, I: 13 juli 2004) ]

Het Vlaams woonbeleid heeft in het bijzonder aandacht voor de meest behoeftige gezinnen en alleenstaanden.

§ 2. Het woonbeleid streeft naar sociale vermenging, bij voorkeur door middel van kleinschalige woonprojecten die geïntegreerd zijn in de lokale woonstructuur en door gemengde projecten.

§ 3. De woonprojecten worden zoveel mogelijk gerealiseerd in of onmiddellijk aansluitend op de bestaande bebouwing. De woning wordt ingeplant in een omgeving die de mobiliteit en de sociale contacten tussen de bewoners voldoende kansen biedt, met het oog op de verhoging van de leefbaarheid van de woonomgeving.

§ 4. Het Vlaams woonbeleid moedigt bij de bouw, aanpassing, verbetering of renovatie van woningen, waarvoor krachtens de Vlaamse Wooncode subsidies of tegemoetkomingen worden verleend, het prijsbewuste gebruik van ecologisch verantwoorde bouwmaterialen en bouwwijzen aan.

[HOOFDSTUK III LANGETERMIJNVISIE EN -DOELSTELLINGEN (ing. decr. 14 oktober 2016, art. 7, I: 23 december 2016)] (... - ...)

Artikel 4bis.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(23/12/2016- 31/07/2020)

§ 1. De Vlaamse Regering stelt in 2017 een Woonbeleidsplan Vlaanderen vast na advies van de Vlaamse Woonraad.

Het Woonbeleidsplan Vlaanderen bevat:
1° een informatief gedeelte;
2° een gedeelte met de langetermijnvisie en langetermijndoelstellingen voor het Vlaamse woonbeleid met tijdshorizon 2050.

Het Woonbeleidsplan Vlaanderen moet de realisatie van de doelstellingen, vermeld in artikel 3 en 4, garanderen op de lange termijn. De langetermijnvisie en -doelstellingen worden vijftienjaarlijks herzien door de Vlaamse Regering. Ze kunnen worden herzien naar aanleiding van maatschappelijke evoluties of nieuwe inzichten uit wetenschappelijk onderzoek.

§ 2. In het eerste jaar van iedere legislatuur wordt door de Vlaamse Regering een actieprogramma vastgesteld dat een selectie van initiatieven bevat die op korte termijn kunnen worden opgestart of voortgezet en die bijdragen aan de realisatie van de langetermijndoelstellingen. Tegelijkertijd wordt een actualisatie van het informatieve gedeelte vastgesteld.

TITEL III KWALITEITSBEWAKING (... - ...)

HOOFDSTUK I DE VEILIGHEIDS-, GEZONDHEIDS- EN WOONKWALITEITSNORMEN (... - ...)

Artikel 5. (... - 13/05/2011)

§ 1. Elke woning moet op de volgende vlakken voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezond-heids- en woonkwaliteitsvereisten, die door de Vlaamse regering nader worden bepaald:

1° de oppervlakte van de woongedeelten, rekening houdend met het type van woning en de functie van het woongedeelte;

2° de sanitaire voorzieningen, inzonderheid de aanwezigheid van een goed functionerend toilet in of aansluitend bij de woning en een wasgelegenheid met stromend water, aangesloten op een afvoerkanaal zonder geurhinder te veroorzaken in de woning;

3° de verwarmingsmogelijkheden, inzonderheid de aanwezigheid van voldoende veilige verwarmingsmiddelen om de woongedeelten met een woonfunctie tot een normale temperatuur te kunnen verwarmen of de mogelijkheid deze op een veilige manier aan te sluiten;

4° de verlichtings- en verluchtingsmogelijkheden, waarbij de verlichtingsmogelijkheid van een woongedeelte wordt vastgesteld in relatie tot de functie, de ligging en de vloeroppervlakte van het woongedeelte, en de verluch-tingsmogelijkheid in relatie tot de functie en de ligging van het woongedeelte en de aanwezigheid van kook-, ver-warmings- of warmwaterinstallaties die verbrandingsgassen produceren;

5° de aanwezigheid van voldoende en veilige elektrische installaties voor de verlichting van de woning en het veilig gebruik van elektrische apparaten;

6° de gasinstallaties, waarbij zowel de toestellen als de plaatsing en aansluiting ervan de nodige veiligheidsgaranties bieden;

7° de stabiliteit en de bouwfysica met betrekking tot de fundering, de daken, de buiten- en binnenmuren, de draag-vloeren en het timmerwerk;

8° de toegankelijkheid.

De woning moet voldoen aan alle vereisten van brandveiligheid, met inbegrip van de specifieke en aanvullende veiligheidsnormen die door de Vlaamse regering worden vastgesteld.

De omvang van de woning moet ten minste beantwoorden aan de woningbezetting. De Vlaamse regering stelt de normen inzake de vereiste minimale omvang van de woning vast in relatie tot de gezinssamenstelling.

§ 2. De Vlaamse regering bepaalt de criteria en de procedure om de conformiteit van de woning met deze vereisten en de mogelijkheid om de eventuele tekortkomingen via renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden te verhelpen, vast te stellen.

§ 3. Bij de bepaling van de vereisten en normen vermeld in § 1, kan de Vlaamse regering rekening houden met specifieke woonvormen en met de situatie van specifieke bewonersgroepen.

Artikel 6. (... - 13/05/2011)

Onverminderd de bepalingen van het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrot-ting, is, voor de toepassing van de bepalingen van deze titel, een woning die niet beantwoordt aan de vereisten, bedoeld in artikel 5, § 1, eerste en tweede lid ongeschikt.

Een woning die gebreken vertoont die een veiligheids- of gezondheidsrisico inhouden, is onbewoonbaar.

Een woning met een woningbezetting die groter is dan toegelaten volgens de normen, bedoeld in artikel 5, § 1, derde lid, is overbewoond wanneer het aantal bewoners van de woning zo groot is dat het een veiligheids- of gezondheidsrisico inhoudt.

HOOFDSTUK II HET CONFORMITEITSATTEST (... - ...)

Artikel 7. (... - 13/05/2011)

Onverminderd de toepassing van artikel 14, wordt de conformiteit met de in artikel 5 gestelde nor-men van een woning die als hoofdverblijfplaats wordt verhuurd, vastgesteld in een conformiteitsattest, waarvan het model wordt vastgesteld door de Vlaamse regering.

Het conformiteitsattest vermeldt de maximaal toegestane woningbezetting volgens de normen, bedoeld in artikel 5, § 1, derde lid.

Zodra de verhuurder een corformiteitsattest heeft bekomen, is hij verplicht om een afschrift ervan aan de huurder te bezorgen. De huurder en de kandidaat-huurder kunnen de overhandiging van dit afschrift eisen.

Artikel 8. (... - 31/12/2006)

§ 1. De natuurlijke persoon of rechtspersoon die als eigenaar, mede-eigenaar, vruchtgebruiker, erf-pachter, opstalhouder of onderverhuurder een woning als hoofdverblijfplaats verhuurt, vraagt het conformiteitsattest schriftelijk aan bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de woning gelegen is.

Het college van burgemeester en schepenen beslist binnen een termijn van zestig dagen volgend op de datum van de aanvraag over de afgifte van het conformiteitsattest, na een conformiteitsonderzoek dat verloopt volgens de bepalingen vastgesteld op grond van artikel 5, § 2. Als er binnen deze termijn geen beslissing valt, krijgt de aanvrager een conformiteitsattest met de vermelding 'impliciete inwilliging'.

De Vlaamse regering stelt de vergoeding vast die voor de afgifte van het conformiteitsattest kan worden gevraagd.

§ 2. Als het college van burgemeester en schepenen de uitreiking van het conformiteitsattest weigert, kan de verhuurder daartegen beroep aantekenen bij de bestendige deputatie binnen zestig dagen na ontvangst van de weigering. De bestendige deputatie spreekt zich uit binnen zestig dagen volgend op de ontvangst van het beroepschrift. Wanneer het beroep wordt ingewilligd, geeft het college van burgemeester en schepenen het conformiteitsattest af.

Artikel 9. (... - 10/08/2013)

Behoudens toepassing van de artikelen 10 en 11, is het conformiteitsattest geldig voor een termijn van tien jaar.

Artikel 10. (... - 13/05/2011)

Het conformiteitsattest vervalt van rechtswege vanaf het ogenblik dat:

1° de woning ongeschikt, onbewoonbaar of overbewoond wordt verklaard overeenkomstig de artikelen 15, 17 of het de-creet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting;

2° aan de woning werkzaamheden worden uitgevoerd, bedoeld in artikel 3, § 3, van afdeling II van hoofdstuk II, titel VIII, boek III van het burgerlijk wetboek.

Artikel 11. (... - 10/08/2013)

Het conformiteitsattest wordt ingetrokken wanneer wordt vastgesteld dat de woning niet langer vol-doet aan de veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitseisen.

Artikel 12. (... - 10/08/2013)

Het conformiteitsattest kan worden ingetrokken door het college van burgemeester en schepenen of de gewestelijke ambtenaar. De intrekking kan slechts gebeuren na een voorafgaande waarschuwing met de aanmaning om binnen een termijn, die wordt bepaald door - naar gelang van het geval - het college van burgemeester en schepenen of de gewestelijke ambtenaar, en die ten hoogste zes maanden bedraagt, de nodige maatregelen te nemen of de nodige werkzaamheden uit te voeren.

Artikel 13. (... - 10/08/2013)

Onverminderd de toepassing van de wettelijke bepalingen met betrekking tot de opsporing van de wanbedrijven, bedoeld in artikel 20, hebben de burgemeester, de door hem aangestelde technische ambtenaren [... (geschr. decr. 18 mei 1999, art. 2, I: 8 juli 1999) ] en de gewestelijke ambtenaren het recht de woning tussen acht uur en twintig uur te bezoeken om met het oog op de afgifte of de intrekking van het conformiteitsattest de conformiteit van de woning met de veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsnormen vast te stellen en de naleving ervan te controleren.

De huurder en verhuurder zijn verplicht alle nodige inlichtingen te verstrekken om het conformiteitsonderzoek in de beste omstandigheden te laten verlopen.

Artikel 14. (... - 31/12/2006)

§ 1. De woningen die een door de Vlaamse regering vast te stellen ouderdom nog niet hebben be-reikt zijn niet onderworpen aan de toepassing van bepalingen van dit hoofdstuk. De door de Vlaamse regering vast te stellen ouderdom bedraagt minstens twintig jaar.

In afwijking van het eerste lid, blijven de volgende woningen onderworpen aan de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk:

1° de woning die tot stand is gekomen door de opsplitsing van een gebouw of woning in meer woningen of door de sa-menvoeging van meerdere panden tot woningen;

2° de woning die ongeschikt, onbewoonbaar of overbewoond werd verklaard overeenkomstig de artikelen 15, 17 of het decreet op de heffing er bestrijding van leegstand en verkrotting;

3° de woning die gerealiseerd wordt na de inwerkingtreding van deze titel.

§ 2. De Vlaamse regering kan de voorwaarden bepalen volgens welke bepaalde categorieën van woningen op grond van het bestaan van specifieke veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsnormen, van hun specifiek concept, hun bescherming als monument, hun bestemming om verhuurd te worden aan bepaalde categorieën van bewoners zoals bejaarden of personen met een handicap, uitgesloten zijn van de toepassing van dit hoofdstuk.

[HOOFDSTUK IIbis WAARSCHUWING (ing. decr. 29 maart 2019, art. 8, I: 1 januari 2021)] (... - ...)

Artikel 14bis.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2021- 19/09/2021)

Een gemeente die een melding ontvangt over de mogelijk gebrekkige kwaliteit van een woning geeft een ontvangstbewijs aan de melder, verstrekt hem informatie over de procedures, vermeld in dit hoofdstuk en in hoofdstuk III, en kan binnen een korte termijn, die de Vlaamse Regering nader bepaalt, een conformiteitsonderzoek uitvoeren, dat verloopt volgens de procedure, vermeld in artikel 5, § 4.

Als wordt vastgesteld dat de woning niet conform is, kan de gemeente, in de gevallen die de Vlaamse Regering nader bepaalt, aan de houder van het zakelijk recht een termijn geven om de woning conform te maken. De gemeente doet dit binnen de maand na de melding, vermeld in het eerste lid. De gegeven hersteltermijn eindigt in ieder geval binnen de drie maanden na deze melding. Tegelijkertijd waarschuwt de gemeente de houder van het zakelijk recht voor de mogelijke gevolgen bij gebrek aan herstel en brengt ze de bewoners van de toegekende hersteltermijn op de hoogte.

Bij melding van herstel en uiterlijk binnen drie maanden na de melding, vermeld in het eerste lid, onderzoekt de gemeente de woning een tweede keer conform de procedure, vermeld in artikel 5, § 4. Als wordt vastgesteld dat de woning conform is, geeft de burgemeester een conformiteitsattest af.

Het ontbreken van een melding van herstel binnen de toegekende hersteltermijn als vermeld in het derde lid, of het ontbreken van een vaststelling van conformiteit binnen drie maanden na het conformiteitsonderzoek, vermeld in het eerste lid, geldt als de indiening van een verzoek om de woning ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren, vermeld in artikel 16, § 1, eerste lid. In dat geval kan de gemeente de procedure, vermeld in het eerste, tweede en derde lid, niet meer herhalen.

Artikel 14ter.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2021- 19/09/2021)

 De Vlaamse Regering kan nadere formele en procedurele regels bepalen voor de toepassing van dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK III ONGESCHIKT- EN ONBEWOONBAARVERKLARING (... - ...)

Artikel 15. (... - 23/06/2006)

§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet, kan de burgemees-ter, op eigen initiatief of op verzoek, een woning die niet beantwoordt aan de in artikel 5 bedoelde normen of aan de vereisten van stabiliteit, bouwfysica, veiligheid of minimaal comfort, bedoeld in artikel 31 van het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting bij besluit ongeschikt of onbewoonbaar verklaren, op voorwaarde dat de gewestelijk ambtenaar de ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring heeft geadviseerd en na de eigenaar en de bewoner te hebben gehoord. De burgemeester neemt in dat geval alle maatregelen die hij noodzakelijk acht ter uitvoering van het besluit.

Het verzoek om een woning ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren, kan worden ingediend door het gemeentebestuur, de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, de gewestelijk ambtenaar, de sociale woonorganisaties, de gezondheidsinspecteur van het ambtsgebied waarin de woning gelegen is of elkeen die blijk geeft van een belang.

Wanneer tot herhuisvesting van de bewoners moet worden overgegaan en de bepalingen van artikel 18, § 2, niet kunnen worden toegepast, neemt de burgemeester de nodige maatregelen voor de bewoner die voldoen aan de door de Vlaamse regering vastgestelde voorwaarden. Wanneer de gemeente of het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn van de betreffende gemeente over onvoldoende huisvestingsmogelijkheden beschikt, doet de burgemeester een beroep op de medewerking van de sociale woonorganisaties, waarvan het werkingsgebied zich uitstrekt tot het grondgebied van de gemeente.

§ 2. De burgemeester neemt een beslissing binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek vermeld in § 1.

§ 3. Tegen de beslissing of het stilzitten van de burgemeester kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse regering binnen dertig dagen volgend op de betekening van de beslissing, respectievelijk het verstrijken van de termijn, vermeld in § 2.

De Vlaamse regering neemt een beslissing binnen drie maanden na ontvangst van het beroepschrift. Bij ontstentenis van een beslissing binnen deze termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.

De Vlaamse regering kan in beroep het besluit nemen om het gebouw ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren en de nodige maatregelen bevelen. Ze kan onder meer de burgemeester gelasten het gebouw te doen ontruimen en de toegang ertoe te verbieden. Ze bepaalt eventueel de termijn die in acht moet worden genomen voordat die maatregel wordt uitgevoerd.

Als de burgemeester de maatregelen, uitgevaardigd krachtens vorig lid, niet uitvoert, dan zijn de bepalingen van artikel 34 van het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het administratief toezicht op de gemeenten of van artikel 266 van de Nieuwe Gemeentewet, van toepassing. De kosten van het optreden van de commissarissen komen ten laste van de burgemeester en de kosten voor de uitvoering van de maatregelen ten laste van de gemeente.

Artikel 16. (... - 10/08/2013)

De burgemeester deelt onmiddellijk aan de gewestelijke ambtenaar [en de wooninspecteur, bedoeld in artikel 20, § 2 (ing; decr. 19 maart 2004, art. 4, I: 13 juli 2004)] mee welke woningen binnen zijn gemeente ongeschikt of onbewoonbaar werden verklaard.

Artikel 16bis.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(11/08/2013- 19/09/2021)

De Vlaamse Regering kan in beroep het besluit nemen om de woning ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren en de nodige maatregelen bevelen. Ze kan onder meer de burgemeester gelasten het gebouw te doen ontruimen en de toegang ertoe te verbieden. Ze bepaalt eventueel de termijn die in acht genomen moet worden voordat die maatregel uitgevoerd wordt.

Als de burgemeester de maatregelen, bevolen met toepassing van het eerste lid, niet uitvoert, zijn de bepalingen van artikel 261 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 van toepassing.

Artikel 16ter.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(11/08/2013- 22/12/2016)

De instantie die het besluit tot ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring genomen heeft, deelt onmiddellijk aan de gewestelijk ambtenaar en aan de wooninspecteur mee welke woningen door het besluit gevat zijn.

Als het aantal woningen binnen hetzelfde gebouw gewijzigd wordt en die wijziging ook gevolgen heeft voor een woning die ongeschikt of onbewoonbaar verklaard is, kan het besluit tot ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring maar opgeheven worden met toepassing van artikel 9 als de woningen, wat hun aantal betreft, stedenbouwkundig vergund zijn.

Artikel 16quater.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(11/08/2013- 19/09/2021)

De Vlaamse Regering kan nadere formele en procedurele regels bepalen voor de toepassing van dit hoofdstuk.

[HOOFDSTUK IIIbis INVENTARIS VAN ONGESCHIKTE EN ONBEWOONBARE WONINGEN (ing. decr. 29 maart 2019, art. 11, I: 1 januari 2021)] (... - ...)

Artikel 16quinquies.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2021- 19/09/2021)

§ 1. De inventarisbeheerder maakt een inventaris met afzonderlijke lijsten van:
1° woningen die ongeschikt of onbewoonbaar zijn verklaard conform artikel 15 tot en met 16quater van dit decreet;
2° woningen die onbewoonbaar zijn verklaard conform artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet.

De Vlaamse Regering wijst de inventarisbeheerder, vermeld in het eerste lid, aan en bepaalt de nadere regels voor de vorm en de wijze waarop de inventaris wordt bijgehouden en beheerd.

§ 2. Elke gemeente ontvangt een uittreksel van de in de inventaris geregistreerde woningen die zich op haar grondgebied bevinden.

De gemeente verleent aan iedereen die erom verzoekt inzage in de lijst met de woningen die geregistreerd zijn in de inventaris en de gegevens van de kadastrale legger die op die woningen betrekking hebben.

Artikel 16sexies.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2021- 19/09/2021)

De woningen, vermeld in artikel 16quinquies, § 1, 1°, worden ingeschreven op de inventarislijst op de datum van het besluit van de burgemeester, vermeld in artikel 15, § 1, of, in geval van een beslissing tot ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring in beroep, op de datum van het besluit, vermeld in artikel 16bis, eerste lid.

De woningen, vermeld in artikel 16quinquies, § 1, 2°, worden ingeschreven op de inventarislijst op de datum van het besluit van de burgemeester.

Dit artikel geldt ook voor de afsplitsbare woningen en voor de bedrijfsruimten waarvan de woning van de eigenaar als verblijfplaats wordt benut en een niet-afsplitsbaar onderdeel uitmaakt als vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten.

Artikel 16septies.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2021- 19/09/2021)

§ 1. De inventarisbeheerder betekent de opname in de inventaris met een registratieattest aan de houders van het zakelijk recht, zoals bekend bij de Federale Overheidsdienst Financiën, dienst Patrimoniumdocumentatie, van het geïnventariseerde goed. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de vorm, de inhoud en het gebruik van het registratieattest.

§ 2. Voor de woningen, vermeld in artikel 16quinquies, § 1, 1°, geldt een besluit als vermeld in artikel 16sexies, eerste lid, als registratieattest. Het voormelde besluit vermeldt de opname in de inventaris. Tegen dat besluit en de registratie kan bij de Vlaamse Regering beroep aangetekend worden conform artikel 16, § 2.

§ 3. Voor de woningen, vermeld in artikel 16quinquies, § 1, 2°, bezorgt de inventarisbeheerder het registratieattest aan de houder van het zakelijk recht binnen dertig dagen na de ontvangst van het besluit tot onbewoonbaarverklaring.

Als de houder van het zakelijk recht aantoont dat hij tegen het besluit tot onbewoonbaarverklaring een klacht heeft ingediend bij de toezichthoudende overheid conform artikel 331 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, dan wordt de opname op de lijst, vermeld in artikel 16quinquies, geschorst tot de procedure conform artikel 332 tot en met 334 van het decreet over het lokaal bestuur volledig is afgerond.

De gemeenteoverheid brengt de inventarisbeheerder op de hoogte van het besluit of van het definitieve antwoord van de toezichthoudende overheid, vermeld in artikel 333 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

Binnen dertig dagen nadat de indiener van de klacht het definitieve antwoord van de toezichthoudende overheid heeft ontvangen conform artikel 333 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, kan hij tegen de registratie beroep indienen bij de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering neemt een beslissing binnen drie maanden na de ontvangst van het beroepschrift. Als er binnen die termijn geen beslissing wordt genomen, wordt het beroep geacht te zijn afgewezen.

Artikel 16octies.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2021- 19/09/2021)

De instrumenterende ambtenaar die belast is met de overdracht van een zakelijk recht als vermeld in artikel 2.5.2.0.1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, brengt de verkrijger van het zakelijk recht uiterlijk op het ogenblik van de overdracht van het zakelijk recht op de hoogte van de kennisgeving van de vaststelling tot ongeschiktheid of onbewoonbaarheid ervan of van de opname van de woning in de inventaris.

Een door beide partijen ingevuld en ondertekend formulier wordt door de notaris of een partij uiterlijk dertig dagen na de overdracht van het zakelijk recht naar de inventarisbeheerder verstuurd.

Artikel 16novies.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2021- 19/09/2021)

§ 1. De inventarisbeheerder schrapt een woning uit de lijst, vermeld in artikel 16quinquies, § 1, 1°, op aangetekend verzoek van de houder van het zakelijk recht of zijn rechtsopvolger zodra hij bewijst dat de woning weer conform is.

Als de woning gesloopt is of een andere bestemming heeft gekregen, schrapt de inventarisbeheerder de woning op basis van het besluit van de burgemeester tot opheffing van de ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring of op basis van het in artikel 20bis, § 6, derde lid, vermelde proces-verbaal van uitvoering waarin de sloop of herbestemming wordt vastgesteld.

Met behoud van de toepassing van artikel 20bis, § 6, derde lid, wordt het bewijs, vermeld in het eerste lid, geleverd conform artikel 7.

§ 2. De inventarisbeheerder schrapt een woning uit de lijst, vermeld in artikel 16quinquies, § 1, 2°, op verzoek per beveiligde zending, van de houder van het zakelijk recht of zijn rechtsopvolger, zodra hij bewijst dat de burgemeester het onbewoonbaarheidsbesluit heeft opgeheven of het bewijs, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, levert.

§ 3. De inventarisbeheerder brengt de houder van het zakelijk recht, of in voorkomend geval zijn rechtsopvolger, binnen drie maanden na het verzoek tot schrapping op de hoogte van de beslissing daarover.

Als de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, niet is gebeurd binnen de vastgestelde termijn, wordt het verzoek tot schrapping geacht te zijn ingewilligd.

§ 4. In de gevallen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, vermeldt de inventarisbeheerder als datum van schrapping de eerste dag waarop de woning weer conform is.

In de gevallen, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, vermeldt de inventarisbeheerder als datum van schrapping de eerste dag van de sloop of herbestemming.

In de gevallen, vermeld in paragraaf 2, vermeldt de inventarisbeheerder als datum van schrapping de datum van het opheffingsbesluit van de burgemeester of de eerste dag waarop de woning conform is.

Als de kennisgeving, vermeld in paragraaf 3, niet is gebeurd binnen de vastgestelde termijn, wordt de datum van herstel die de houder van het zakelijk recht in het verzoek tot schrapping aangeeft, als datum van schrapping vermeld.

HOOFDSTUK IV OVERBEWOONDE WONINGEN (... - ...)

Artikel 17. (... - 23/06/2006)

Als een woning na onderzoek overbewoond blijkt te zijn, kan de burgemeester ze, op eigen initi-atief of op verzoek van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, van de gewestelijk ambtenaar of van de gezondheidsinspecteur binnen zijn ambtsgebied, bij besluit overbewoond verklaren, op voorwaarde dat de gewestelijke ambtenaar de overbewoonbaarverklaring heeft geadviseerd. De burgemeester neemt de nodige maatregelen om de over-tallige bewoners te herhuisvesten. Wanneer de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de betreffende gemeente over onvoldoende huisvestingsmogelijkheden beschikken, kan de burgemeester een beroep doen op de medewerking van de sociale woonorganisaties, waarvan het werkingsgebied zich uitstrekt tot het grondgebied van de gemeente.

De burgemeester neemt zijn beslissing binnen drie maanden na het verzoek.

Tegen de beslissing en het stilzitten van de burgemeester kan beroep worden ingesteld bij de Vlaamse regering binnen dertig dagen volgend op de betekening van de beslissing, respectievelijk het verstrijken van de termijn, vermeld in het vorige lid.

De Vlaamse regering neemt een beslissing binnen drie maanden na ontvangst van het beroepschrift. Bij ontstentenis van een beslissing binnen deze termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.

De Vlaamse regering kan zelf een besluit nemen om de woning overbewoond te verklaren en de nodige maatregelen treffen. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 15, § 3, vierde lid van toepassing.

[HOOFDSTUK IVbis HERHUISVESTING (ing. decr. 29 maart 2013, art. 21, I: 11 augustus 2013)] (... - ...)

Artikel 17bis.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(11/08/2013- 22/12/2016)

§ 1. Als de bewoners van een ongeschikte, onbewoonbare of overbewoonde woning geherhuisvest moeten worden en de bepalingen van artikel 18, § 2, niet toegepast kunnen worden, neemt de burgemeester de nodige maatregelen voor de bewoners die voldoen aan de voorwaarden die de Vlaamse Regering vaststelt. Hij kan daarbij onder meer de gemeentelijke huisvestingsmogelijkheden benutten of een beroep doen op de medewerking van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of van de sociale woonorganisaties, waarvan het werkingsgebied zich uitstrekt tot het grondgebied van de gemeente.

De Vlaamse Regering kan, binnen de kredieten die daartoe ingeschreven worden op de begroting van het Vlaamse Gewest en onder de voorwaarden die ze bepaalt, initiatieven nemen om de ontwikkeling van gemeentelijke herhuisvestingsmogelijkheden aan te moedigen of te ondersteunen.

§ 2. Als de burgemeester overgaat tot herhuisvesting van de bewoners van een ongeschikte of onbewoonbare woning kan hij de volgende kosten verhalen op de verhuurder of de persoon die de woning ter beschikking heeft gesteld :
1° de kosten om de woning te ontruimen;
2° de kosten voor het vervoer en de opslag van het meubilair en de goederen van de bewoners;
3° de installatiekosten met betrekking tot de nieuw te betrekken woning;
4° het verschil tussen de kosten per maand van de woning, vermeld in punt 3°, of van het verblijf in een daartoe uitgeruste voorziening, en 20 % van het maandelijkse beschikbare inkomen van de bewoner.

De Vlaamse Regering kan de kosten, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven. Het verschil, vermeld in het eerste lid, 4°, kan verhaald worden voor een periode van maximaal een jaar.

Als de gemeente daartoe een samenwerkingsovereenkomst sluit met de Vlaamse Regering, kan de Vlaamse Regering de kosten, vermeld in het eerste lid, laten prefinancieren door het Vlaamse Gewest. In dat geval treedt het Vlaamse Gewest voor de geprefinancierde kosten in alle rechten die de gemeente heeft ten aanzien van de schuldenaar. De eventuele invordering gebeurt met een dwangbevel dat opgesteld, geviseerd en uitvoerbaar verklaard wordt door de ambtenaren die aangewezen zijn met toepassing van artikel 59.

HOOFDSTUK V SANCTIES (... - ...)

Artikel 18. (... - 30/06/2012)

§ 1. Als de woning, die ongeschikt of onbewoonbaar werd verklaard of waarvoor de afgifte van een conformiteitsattest werd geweigerd, volgens de bevindingen van het conformiteitsonderzoek, bedoeld in artikel 5, § 2, in aanmerking komt voor renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden, dan moeten die worden uitgevoerd binnen een termijn die de Vlaamse regering vaststelt. De Vlaamse regering kan daarbij een bijzondere regeling vast-stellen voor de eigenaar, de houder van het recht van erfpacht of opstal, of de vruchtgebruiker die de woning zelf be-woont.

Voor de renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden kan onder de gestelde voorwaarden een tegemoetkoming worden verleend zoals bedoeld in artikel 83.

§ 2. De gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een sociale woonorganisatie, uitgezonderd een huurdersorganisatie, kunnen de werkzaamheden uitvoeren, voor zover ze contractueel een zakelijk recht op de woning verkrijgen of ze de woning voor minstens negen jaar huren. In dat laatste geval mag de huurprijs van de woning niet hoger zijn dan een bedrag dat wordt berekend op grond van de objectieve criteria, vastgesteld door de Vlaamse re-gering, waarbij er rekening wordt gehouden met de slechte staat van de woning.

De initiatiefnemer moet de bewoners van de woning, die voldoen aan de door de Vlaamse regering vastgestelde voorwaarden, herhuisvesten.

Artikel 19. (... - 13/05/2011)

Als de woning die ongeschikt of onbewoonbaar werd verklaard of waarvoor de afgifte van een conformiteitsattest werd geweigerd, volgens de bevindingen van het conformiteitsonderzoek, bedoeld in artikel 5, § 2, niet in aanmerking komt voor renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden, dan moet de eigenaar binnen een termijn die de Vlaamse regering bepaalt hetzij aan de woning een andere bestemming geven volgens de bepalingen van het decreet [van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, (verv. decr. 19 maart 2004, art. 5, I: 13 juli 2004) ], hetzij de woning slopen, tenzij de sloop verboden is op grond van wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen.

Artikel 20. (... - 08/09/2007)

§ 1. [Wanneer een woning die niet beantwoordt aan de vereisten van artikel 5, als hoofdverblijf-plaats wordt verhuurd zonder geldig conformiteitsattest, wordt de verhuurder of de eventuele onderverhuurder van die woning gestraft met een geldboete van 100 euro tot 10.000 euro.

Wanneer een onroerend goed dat niet hoofdzakelijk bestemd is voor wonen, wordt verhuurd met het oog op bewoning en gebreken vertoont die een veiligheids- of gezondheidsrisico inhouden, wordt de verhuurder of de eventuele onderverhuurder van het onroerend goed gestraft met een geldboete van 100 euro tot 10.000 euro. (verv. decr. 7 mei 2004, art. 20, I: 5 augustus 2004) ]

[§ 2. Onverminderd de bevoegdheden van de agenten en de officieren van gerechtelijke politie zijn de ambtenaren die door de Vlaamse regering zijn aangewezen als wooninspecteur bevoegd om de wanbedrijven, vermeld in dit artikel, op te sporen en vast te stellen in een proces-verbaal. De wooninspecteurs krijgen voor de uitoefening van die bevoegdheid de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie en hulpofficier van de procureur des Konings.

De Vlaamse regering kan haar bevoegdheid tot aanwijzing van wooninspecteurs verder delegeren tot op het meest functionele niveau.

De wooninspecteur deelt aan de burgemeester en de gewestelijke ambtenaar mee voor welke woningen een proces-verbaal werd opgesteld.

§ 3. Er kan tot een huiszoeking worden overgegaan in de volgende gevallen :

1° er zijn voldoende aanwijzingen dat de woning niet meer voldoet aan de normen, bedoeld in artikel 5;

2° de woning wordt zonder nieuwe aanvraag voor een conformiteitsattest opnieuw te huur gesteld of verhuurd nadat de woning ongeschikt, onbewoonbaar of overbewoond werd verklaard;

3° de woning wordt, na verbouwingswerkzaamheden zoals bedoeld in artikel 10, opnieuw te huur gesteld of verhuurd zonder aanvraag voor een nieuw conformiteitsattest. (verv. decr. 19 maart 2004, art. 6, I: 13 juli 2004) ]

Artikel 20bis.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(09/09/2007- 26/01/2009)

§ 1. Naast de straf kan de rechtbank de overtreder bevelen om werken uit te voeren om de woning te laten voldoen aan de vereisten van artikel 5. Dat gebeurt ambtshalve of op vordering van de wooninspecteur of het college van burgemeester en schepenen op wier grondgebied de woning, bedoeld in artikel 20, zich bevindt.

De rechtbank bepaalt de termijn voor de uitvoering van de werken en kan, op vordering van de wooninspecteur of het college van burgemeester en schepenen of ambtshalve, eveneens een dwangsom bepalen per dag vertraging in de tenuitvoerlegging van de werken. De termijn voor de uitvoering van de werken bedraagt maximaal twee jaar.

Wanneer de overtreder geen houder is van een zakelijk recht op de woning, kan de rechtbank, op vordering van de wooninspecteur of het college van burgemeester en schepenen of ambtshalve, machtiging verlenen aan de wooninspecteur, het college van burgemeester en schepenen of eventueel de burgerlijke partij om in de uitvoering van de werken te voorzien.

§ 2. De vorderingen bedoeld in § 1, worden bij het parket ingeleid bij gewone brief in naam van het Vlaamse Gewest of het college van burgemeester en schepenen, door de wooninspecteurs en de aangestelden van het college van burgemeester en schepenen.

§ 3. De vordering wordt uitdrukkelijk gemotiveerd vanuit het oogpunt van de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten, vermeld in artikel 5.

§ 4. De vordering vermeldt minstens de gebreken waarvan het herstel wordt gevorderd.

§ 5. De wooninspecteur en het college van burgemeester en schepenen kunnen ook voor de rechtbank van eerste aanleg, zetelend in burgerlijke aangelegenheden, in het gerechtelijk arrondissement waar de woning, bedoeld in artikel 20, zich bevindt, de uitvoering van werken vorderen zoals omschreven in § 1.

§ 6. De overtreder brengt de wooninspecteur en het college van burgemeester en schepenen onmiddellijk bij aangetekende brief of bij afgifte tegen ontvangstbewijs, op de hoogte indien hij de opgelegde werken vrijwillig heeft uitgevoerd. Daarop wordt door de wooninspecteur, na controle ter plaatse, een proces-verbaal van vaststelling opgemaakt als bewijs van het uitvoeren van de werken en van de datum ervan.

§ 7. Voor het geval dat de werken door de overtreder niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn worden uitgevoerd, beveelt het vonnis van de rechter, bedoeld in §§ 1 en 5, dat de wooninspecteur, het college van burgemeester en schepenen of eventueel de burgerlijke partij, ambtshalve in de uitvoering ervan kan voorzien.

Wanneer de overtreder in gebreke blijft of in geval van toepassing van hetgeen bepaald is in § 1, laatste lid, is hij verplicht alle uitvoeringskosten te vergoeden op vertoon van een staat, opgesteld door de overheid, bedoeld in het eerste lid, of begroot en uitvoerbaar verklaard door de beslagrechter in de burgerlijke rechtbank.

De verjaringstermijn van de maatregel, bedoeld in §§ 1 en 5, neemt een aanvang vanaf het verstrijken van de termijn die de rechtbank bepaald heeft voor de tenuitvoerlegging ervan.

§ 8. In geval van veroordeling wegens één van de misdrijven, bepaald in artikel 20, § 1, machtigt het vonnis van de rechter, bedoeld in §§ 1 en 5, de wooninspecteur en het college van burgemeester en schepenen om de kosten, bedoeld in artikel 15, § 1, laatste lid, te verhalen op de overtreder.

De overtreder is verplicht alle kosten te vergoeden op vertoon van een staat opgesteld door de overheid, bedoeld in het eerste lid, of begroot en uitvoerbaar verklaard door de beslagrechter in de burgerlijke rechtbank.

Artikel 20ter.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(09/09/2007- 13/05/2011)

De dagvaarding voor de correctionele rechtbank op grond van artikel 20, of het exploot tot inleiding van het geding, bedoeld in artikel 20bis, § 5, is pas ontvankelijk na overschrijving in het hypotheekkantoor van het gebied waar de goederen gelegen zijn.

Elke eindbeslissing die in de zaak gewezen is, wordt op de kant van de overgeschreven dagvaarding of van het overgeschreven exploot ingeschreven op de wijze, bepaald in artikel 84 van de hypotheekwet. Bij gebrek aan een overschrijving, bedoeld in het eerste lid, wordt de eindbeslissing ingeschreven op de kant van de overschrijving van de titel van verkrijging.

Hetzelfde geldt voor het proces-verbaal waarbij wordt vastgesteld dat het vonnis is uitgevoerd.

De dagvaarding of het exploot vermeldt de kadastrale omschrijving van het onroerend goed dat het voorwerp uitmaakt van het misdrijf en identificeert de eigenaar ervan, in de vorm en onder de sanctie voorgeschreven door de wetgeving inzake hypotheken.

Elke eindbeslissing die in de zaak gewezen is, is steeds tegenstelbaar aan derden-verkrijgers, van wie de titel niet was overgeschreven vóór de in het eerste lid bedoelde overschrijving, of vóór de inschrijving van de dagvaarding of het exploot tot inleiding van het geding, op de kant van de overschrijving van een eerdere titel van verkrijging.

In de gevallen waarin openbare besturen of derden tot uitvoering van werken, bedoeld in artikel 20bis, § 1, op kosten van de overtreder zijn overgegaan, wordt de daaruit te hunnen bate voortvloeiende schuldvordering gewaarborgd door een wettelijke hypotheek, die ingeschreven, vernieuwd, verminderd of gedeeltelijk doorgehaald wordt overeenkomstig de bepalingen in de hoofdstukken IV en V van de hypotheekwet.

Die waarborg dekt ook de schuldvordering ten gevolge van de kosten van de hypothecaire formaliteiten. die door hen zijn voorgeschoten en die ten laste komen van de veroordeelde.

Artikel 20quater.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(14/05/2011- 10/08/2013)

Als er op een woning of op een roerend of onroerend goed ten gevolge van een definitieve rechterlijke beslissing een verplichting rust om herstelmaatregelen uit te voeren als vermeld in artikel 20bis, wordt die verplichting op het ogenblik dat een authentieke akte wordt opgesteld voor de overdracht van een zakelijk recht op de woning of op het goed, in een afzonderlijke akte vermeld. In die akte wordt ook vermeld dat de nieuwe houder van het zakelijk recht de verbintenis aangaat om, met behoud van de toepassing van de verplichting voor de overtreder, de opgelegde herstelmaatregelen uit te voeren en de eventuele uitvoeringskosten te vergoeden overeenkomstig artikel 20bis, § 7, tweede lid.

De instrumenterende ambtenaar bezorgt een afschrift van de afzonderlijke akte, vermeld in het eerste lid, aan de wooninspecteur.

Artikel 20quinquies.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(14/05/2011- 31/12/2020)

De overtreder brengt voor het afsluiten van de overeenkomst tot overdracht van een zakelijk recht, de kandidaat-houder van het zakelijk recht op de hoogte dat op het goed een vordering of veroordeling als vermeld in artikel 20bis, § 1, rust. In de overeenkomst tot overdracht van het zakelijk recht wordt vermeld dat op het goed een bovenvermelde vordering of veroordeling rust.

Met behoud van het recht om een schadevergoeding te eisen, vernietigt de rechtbank, op vordering van de nieuwe houder van het zakelijk recht, de titel van overdracht van zakelijk recht als de overtreder niet voldaan heeft aan de verplichting, vermeld in het eerste lid.

In afwijking van het tweede lid kan de nieuwe houder van het zakelijk recht de vordering tot vernietiging niet inroepen als de informatie, vermeld in het eerste lid, wordt meegedeeld bij het verlijden van de authentieke akte en als de nieuwe houder van het zakelijk recht verzaakt aan de vordering tot vernietiging.

TITEL IV DE ORGANISATIE VAN HET WOONBELEID (... - ...)

[HOOFDSTUK I PROACTIEVE BETROKKENHEID VAN STAKEHOLDERS (verv. decr. 3 juli 2020, art. 3, I: 1 augustus 2020)] (... - ...)

Artikel 21. (... - 30/06/2006)

Er wordt een Vlaamse Woonraad opgericht die, op eigen initiatief of op verzoek van het Vlaams Parlement of van de Vlaamse regering, advies verstrekt over alle aangelegenheden inzake wonen en woonbeleid.

De Vlaamse regering bepaalt het statuut, de samenstelling en de werkwijze van de Vlaamse Woonraad. De Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, de sociale huisvestingsmaatschappijen, het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen en de gemeenten zijn vertegenwoordigd in de Vlaamse Woonraad en worden betrokken bij de werkzaamheden ervan. De administratie zorgt voor het secretariaat van de Vlaamse Woonraad.

De Vlaamse Woonraad kan, afhankelijk van het onderwerp waarover hij advies verstrekt, een beroep doen op experts.

Het Vlaams Parlement of de Vlaamse regering kunnen in het verzoek om advies de termijn bepalen waarbinnen de Vlaamse Woonraad verplicht is advies uit te brengen. [Wat het Vlaams Parlement betreft, mag die termijn niet korter zijn dan dertig dagen. (ing. decr. 18 mei 1999, art. 12, I: 25 juli 1999) ]

HOOFDSTUK II [DE PLANNING VAN HET VLAAMSE WOONBELEID {$REF ADATE="", ARTNR="", PDATE="", PLACE="", STATUS="", TEXT="(verv. decr. 19 maart 2004, art. 7)", TYPE=""}] (... - ...)

[AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN (ing. decr. 27 maart 2009, art. 7.2.16.)] (... - ...)

Artikel 22. (... - 30/06/2006)

[De Vlaamse regering plant de investeringen voor de sociale huisvesting mede op basis van de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek, bedoeld in hoofdstuk IV. Ze houdt daarbij rekening met een aan de woonbehoeften beantwoordende verdeling van de middelen voor sociale koop- en huurwoningen en een evenwichtige regionale spreiding. (verv. decr. 19 maart 2004, art. 8, I: 13 juli 2004) ]

[AFDELING 2 GEWESTELIJKE OBJECTIEVEN VOOR SOCIAAL EN BESCHEIDEN WOONAANBOD. BIJZONDERE INHAALBEWEGING 2009-2020. MONITORING (verv. decr. 14 oktober 2016, art. 18)] (... - ...)

Artikel 22bis.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(31/12/2009- 13/05/2011)

§ 1. In de periode 2009-2020 breidt de Vlaamse overheid het bestaande sociaal woonaanbod, zoals dat blijkt uit de nulmeting, vermeld in artikel 4.1.1 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, uit met 65.000 eenheden. De uitbreiding betreft 43.000 sociale huurwoningen, 21.000 sociale koopwoningen en 1000 sociale kavels.

De Vlaamse Regering is ertoe gemachtigd om de cijfers voor de sociale koopsector, vermeld in het eerste lid, op te trekken, indien uit een wetenschappelijke studie, op te leveren in 2011, blijkt dat deze cijfers ten opzichte van de reële behoefte onderraamd zijn en/of dat de onderlinge verhouding tussen sociale koopwoningen en sociale kavels niet adequaat is ten opzichte van de sociale woonbehoefte.

De uitbreiding, vermeld in het eerste lid, wordt verwezenlijkt :
1° op initiatief van :
a) de initiatiefnemers, vermeld in artikel 33, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Wooncode, alsook in artikel 4.1.15 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, met dien verstande dat zij instaan voor :
1) de verwezenlijking van ten minste 17.000 sociale koopwoningen;
2) de verwezenlijking van ten minste 1000 sociale kavels;
b) private actoren, voor zover voldaan wordt aan alle voorwaarden die worden bepaald in artikelen 4.1.20 tot 4.1.23 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;
2° op grond van :
a) de reguliere investeringen voor sociale huisvesting, in de zin van artikel 22;
b) een op grond van specifieke begrotingskredieten georganiseerde inhaalbeweging, bijzondere inhaalbeweging 2009-2020 genoemd.

Ongeacht de reële toename, in de periode 2009-2020, van de door de sociale verhuurkantoren in de huisvesting van woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden ingeschakelde privéhuurwoningen, worden in die periode ten hoogste 6000 eenheden meegeteld voor het behalen van het gewestelijk objectief voor sociale huurwoningen, vermeld in het eerste lid.

§ 2. Met het oog op de bewaking van de verwezenlijking van de gewestelijke objectieven, vermeld in § 1, voert de Vlaamse Regering in 2012 een voortgangstoets uit over de implementatie van het bindend sociaal objectief, vermeld in artikel 4.1.2 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. Indien de Vlaamse Regering vaststelt dat een gemeente kennelijk onvoldoende inspanningen levert om het bindend sociaal objectief tijdig te bereiken, sluit zij een overeenkomst met sociale woonorganisaties die bereid worden gevonden om het vereiste sociaal woonaanbod op het grondgebied van de gemeente te verwezenlijken.

De Vlaamse Regering bepaalt de methodologie en de criteria aan de hand waarvan de voortgangstoets, vermeld in het eerste lid, wordt uitgevoerd. Zij legt een nadere omschrijving vast van het begrip « kennelijk onvoldoende inspanningen om het bindend sociaal objectief te bereiken », met dien verstande dat daaronder ten minste moet worden verstaan : het niet of onregelmatig aanwenden van de instrumentaria, vermeld in boek 4 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid.

De Vlaamse Regering waakt over de medewerking van de gemeenten aan de implementatie van de overeenkomsten met sociale woonorganisaties, vermeld in het eerste lid. Onverminderd gevallen van overmacht kan zij daartoe elk financieel mechanisme aanwenden dat in rechte is voorgeschreven ter sanctionering van de niet-uitvoering van gemeentelijke verplichtingen.

[AFDELING 3 GEWESTELIJKE EN PROVINCIALE DOELSTELLINGEN VOOR SOCIALE EIGENDOMSVERWERVING (ing. decr. 14 oktober 2016, art. 20, I: 23 december 2016)] (... - ...)

Artikel 22ter.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(23/12/2016- 19/09/2021)

In de periode 2015-2020 staat de Vlaamse overheid ten minste 17.000 bijzondere sociale leningen voor de aankoop van een in het Vlaamse Gewest gelegen woning als vermeld in artikel 79, § 2, eerste lid, 2°, toe aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden.

Het gewestelijk objectief, vermeld in het eerste lid, wordt als volgt verdeeld over de provincies:
1° provincie Antwerpen: 27,53%;
2° provincie Limburg: 15,00%;
3° provincie Oost-Vlaanderen: 22,51%;
4° provincie Vlaams-Brabant: 16,64%;
5° provincie West-Vlaanderen: 18,32%.

HOOFDSTUK III DE TERRITORIALE PLANNING (... - ...)

Artikel 23. (... - 30/06/2006)

§ 1. De Vlaamse regering bakent de volgende gebieden af:

1° de gebieden waarbinnen grote inspanningen noodzakelijk zijn om de woonkwaliteit te verbeteren, hierna woonver-nieuwingsgebieden te noemen;

2° gebieden waarin het Vlaams Gewest de bouw van nieuwe woningen stimuleert via de uitkering van subsidies en te-gemoetkomingen, hierna woningbouwgebieden te noemen.

De woonvernieuwingsgebieden worden afgebakend op basis van door de Vlaamse regering nader vast te stellen criteria waarmee concentraties van woningen met zware gebreken kunnen worden gemeten. Onder woningen met zware gebreken dient te worden verstaan de woningen die hetzij onverbeterbaar zijn, hetzij verschillende en/of uitgebreide zware gebreken vertonen die slechts door een uitgebreide renovatie kunnen worden verholpen.

De woningbouwgebieden zijn de gebieden waar de bouw van woningen is toegestaan volgens de geldende bepalingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw en die bovendien, volgens door de Vlaamse regering nader vast te stellen criteria, deel uitmaken van de bebouwing in een bestaande woonkern, er nauw op aansluiten of binnen een redelijke afstand liggen ten opzichte van de aanwezige voorzieningen in een bestaande woonkern.

§ 2. Bij de vaststelling van de subsidies en tegemoetkomingen die krachtens de Vlaamse Wooncode worden toegekend, wordt rekening gehouden met de lokalisatie van de woning of het woonproject hetzij binnen, hetzij buiten een woonvernieuwings- of woningbouwgebied.

In afwijking van het eerste lid en onverminderd andersluidende bepalingen in de Vlaamse Wooncode, kan de Vlaamse regering de sociale woonprojecten van de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen subsidiëren zonder onderscheid te maken naargelang de lokalisatie ervan hetzij binnen, hetzij buiten een woningbouwgebied.

(Dit artikel treedt in werking op 1 mei 1998. Zie: B.V.R. 7 april 1998, B.S., 28 mei 1998)

HOOFDSTUK IV WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK (... - ...)

Artikel 24. (... - 30/06/2006)

§ 1. De Vlaamse regering regelt het beheer van een databank met informatie over wonen en woonbeleid en de verzameling, verwerking en verspreiding van de gegevens die noodzakelijk of wenselijk zijn voor het Vlaamse woonbeleid.

De sociale woonorganisaties en de gemeenten verstrekken aan de administratie die de databank beheert alle noodzakelijke of gewenste gegevens om een overzicht te verkrijgen over de woonsituatie in een gemeente. De administratie verstrekt jaarlijks de gegevens voor verwerking, actualisatie of aanvulling aan de sociale woonorganisaties en de gemeenten, volgens de regels die de Vlaamse regering bepaalt.

§ 2. [De Vlaamse regering richt een onderzoekscel in die verantwoordelijk is voor de organisatie van het we-tenschappelijk onderzoek inzake wonen en woonbeleid. De Vlaamse regering bepaalt de aanstellingsvoorwaarden van de wetenschappelijke onderzoekers en draagt daarbij zorg voor de deskundigheid en onafhankelijkheid van de wetenschappelijke onderzoekers van deze cel.

De onderzoekscel publiceert tweejaarlijks een wetenschappelijk woonrapport, waarin de Vlaamse woonsituatie wordt geëvalueerd. (verv. decr. 19 maart 2004, art. 10, I: 13 juli 2004) ]

(Dit artikel treedt in werking op 1 mei 1998. Zie: B.V.R. 7 april 1998, B.S., 28 mei 1998)

TITEL V DE SOCIALE WOONORGANISATIES (... - ...)

HOOFDSTUK I GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN (... - ...)

Artikel 25. (... - 19/09/2021)

De sociale woonorganisaties streven de realisatie van het recht op wonen na door hun activiteiten in te passen in de bijzondere doelstellingen, opgenomen in artikel 4.

Ze voeren alle verrichtingen uit die uitdrukkelijk verband houden met hun opdracht en met de andere aspecten van het sociale woonbeleid, waaraan ze krachtens een decreet of een besluit van de Vlaamse regering moeten of kunnen meewerken.

Artikel 25bis.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(29/04/2019- 17/05/2019)

Op voorstel van de VMSW en na overleg met vertegenwoordigers van de sociale woonorganisaties en van de steden en gemeenten stelt de Vlaamse Regering normen en bouwtechnische en conceptuele richtlijnen vast voor de bouw, de renovatie, de verbetering en de aanpassing van sociale woningen en de aanleg of aanpassing van wooninfrastructuur voor sociale woonprojecten.

Op verzoek van een initiatiefnemer of op eigen initiatief brengt de VMSW een advies uit over het al dan niet overeenstemmen van verrichtingen die deel uitmaken van sociale woonprojecten met de normen en richtlijnen, vermeld in het eerste lid. Onder de voorwaarden en volgens de procedure die de Vlaamse Regering bepaalt, kan de VMSW op dossierniveau afwijkingen van de richtlijnen toestaan.

Er wordt een kwaliteitskamer opgericht. De kwaliteitskamer neemt beslissingen over verzoeken om los van een concreet project afwijkingen toe te staan van de richtlijnen, vermeld in het eerste lid, en over beroepen tegen ongunstige adviezen van de VMSW, overeenkomstig het tweede lid. De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor de samenstelling, organisatie en werking van de kwaliteitskamer.

Artikel 26. (... - 19/09/2021)

Wanneer de uitvoering van een verrichting, bedoeld in deze titel, de ontruiming van woningen ver-eist, is de initiatiefnemer verplicht de bewoners die voldoen aan de voorwaarden die worden vastgesteld op grond van artikel 95 en de bewoners van een woning die toebehoort aan een sociale woonorganisatie of de initiatiefnemer te herhuisvesten onder de door de Vlaamse regering gestelde voorwaarden.

Artikel 27. (... - 23/06/2006)

De sociale woonorganisaties verstrekken op eigen initiatief of op verzoek alle nuttige informatie aan de Vlaamse regering.

De sociale woonorganisaties zijn onderworpen aan de decretale bepalingen inzake passieve openbaarheid die in uitvoering van artikel 32 van de Grondwet in het Vlaamse Gewest van toepassing zijn.

Artikel 27bis.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(21/07/2013- 22/12/2016)

Voor de opmaak van schattingsverslagen, in het kader van onroerende transacties krachtens dit decreet, doen sociale woonorganisaties een beroep op een van de hierna volgende personen of instanties :
1° de ambtenaar van de Algemene Administratie van de Patrimoniale Documentatie van de Federale Overheidsdienst Financiën die bevoegd is voor schattingen;
2° een comité voor aankoop van onroerende goederen, overeenkomstig artikel 3, 7°, van het protocol van 5 maart 1985 tussen de Regering en de Vlaamse Executieve, de Franse Gemeenschapsexecutieve, de Waalse Gewestexecutieve en de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap, betreffende de bevoegdheid van de comités tot aankoop van onroerende goederen en van de kantoren der domeinen van de Staat;
3° een notaris;
4° een landmeter-expert, na gezamenlijk akkoord over de schatter;
5° een door de VMSW gemachtigde ambtenaar, als de VMSW zelf geen partij is bij de onroerende transactie waarvoor het schattingsverslag wordt opgemaakt.

De raming van de waarde van een onroerend goed door een persoon of instantie als ver meld in het eerste lid, 1° en 2°, primeert op de raming van een onroerend goed door een persoon of instantie als vermeld in het eerste lid, 3°, 4° en 5°.

Artikel 28. (... - 23/06/2006)

[§ 1. De gemeente is verantwoordelijk voor het uitwerken van haar woonbeleid op lokaal vlak waarbij aandacht uitgaat naar het stimuleren van sociale woonprojecten, het ondersteunen van woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden en het uitwerken van een bewaking van de kwaliteit van het woonpatrimonium en de woonomgeving.

§ 2. De gemeente stimuleert de realisatie van sociale woonprojecten op haar grondgebied, ongeacht de initiatiefnemer. De gemeente gaat, volgens de procedure en in de gevallen die door de Vlaamse regering worden bepaald, na of sociale woonprojecten op haar grondgebied door een sociale huisvestingsmaatschappij kunnen worden gerealiseerd.

De gemeenten dragen er zorg voor dat de woonprojecten en individuele verrichtingen van de sociale woonorganisaties, het OCMW of haarzelf in het belang van de bewoners op elkaar worden afgestemd. Daartoe zien de gemeenten erop toe dat de sociale woonorganisaties zo veel mogelijk onderling overleg plegen. In voorkomend geval kan de gemeente de sociale woonorganisaties en het OCMW voor overleg samenroepen. De sociale woonorganisaties zijn verplicht in te gaan op de vraag tot overleg vanwege de gemeente.

§ 3. De Vlaamse regering begeleidt en ondersteunt de gemeenten bij het uitwerken van hun woonbeleid en in het bijzonder bij het toezien op de coordinatie met het Vlaamse woonbeleid. De Vlaamse regering kan deelnemen aan de overlegvergaderingen, die door de gemeente met toepassing van § 2 worden samengeroepen. De Vlaamse regering kan ook op eigen initiatief een dergelijke overlegvergadering samenroepen. (verv. decr. 19 maart 2004, art. 11, I: 13 juli 2004) ]

Artikel 29. (... - 23/06/2006)

[De sociale huisvestingsmaatschappijen zijn de bevoorrechte uitvoerders van het Vlaamse woon-beleid. (verv. decr. 19 maart 2004, art. 12, I: 13 juli 2004) ]

Artikel 29bis.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/07/2006- 26/01/2009)

§ 1. Het toezicht op de verrichtingen, krachtens titel V, VI en VII, van de sociale woonorganisaties en op de verrichtingen, krachtens titel VI en VII, van het OCMW, de gemeente en de verenigingen van gemeenten wordt uitgeoefend door een toezichthouder voor de sociale huisvesting, hierna toezichthouder te noemen, binnen het ambtsgebied dat hem wordt toegewezen.

De toezichthouder houdt in zijn ambtsgebied tevens toezicht op de toekenning van sociale leningen met gewestwaarborg, vermeld in artikel 78, die worden toegekend door een andere instantie dan een sociale woonorganisatie.

In het kader van de uitoefening van het toezicht heeft de toezichthouder het recht om plaatsbezoeken af te leggen en ter plaatse inzage te nemen van alle stukken en bescheiden.

De Vlaamse Regering bepaalt :
1° het profiel en het statuut van de toezichthouder;
2° de nadere regelen voor de aanstelling van de toezichthouders;
3° de nadere regelen voor de toewijzing van de ambtsgebieden.

§ 2. De toezichthouder beschikt over de bevoegdheid om alle informatie te verkrijgen die noodzakelijk of nuttig is voor het uitoefenen van de wettigheidscontrole. Hij kan de vergaderingen bijwonen van alle beheersorganen van de sociale woonorganisaties die tot zijn ambtsgebied behoren. Als het algemeen belang of de naleving van de wetten, decreten, reglementen of statuten het vereisen, kan de toezichthouder de aangelegenheid bepalen waarover het beheersorgaan van de sociale woonorganisatie moet beraadslagen en de termijn bepalen waarbinnen die beraadslaging moet plaatsvinden. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere voorwaarden voor de toepassing van deze bepaling.

HOOFDSTUK II [DE VLAAMSE MAATSCHAPPIJ VOOR SOCIAAL WONEN] (... - ...)

Artikel 30. (... - 30/06/2006)

§ 1. De Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, hierna "VHM" te noemen, is een burgerlijke ven­noot­schap die de vorm van een naamloze vennoot­schap aanneemt.

De gecoördineerde wetten op de handelsvennoot­schap­pen gelden voor alles wat met betrekking tot de VHM en, in voorkomend geval, haar dochteronder­neming zoals bedoeld in § 2 niet in de Vlaamse Wooncode, in andere bepalingen van wetgevende aard of in haar sta­tuten is geregeld.

Enkel het Vlaamse Gewest en de Vlaamse provincies kunnen aan­deelhouder zijn van de VHM.

De statuten van de VHM, en elke wijziging daaraan, moeten worden goedgekeurd door de Vlaamse rege­ring.

De bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betref­fende de controle op sommige instellingen van open­baar nut, die gelden voor de instellingen van catego­rie B, zijn eveneens van toe­passing op de VHM en, in voorkomend geval, op de dochteronder­neming van de VHM, bedoeld in § 2.

§ 2. De VHM kan een gespecialiseerde dochteron­der­neming in de vorm van een naamloze vennoot­schap onder haar controle oprich­ten, met als maat­schappe­lijk doel aan alleenstaanden en gezin­nen die een so­ciale lening, bedoeld in artikel 78 en 79, aan­gaan of hebben aangegaan, een tijdelijke overlijdens­verzeke­ring aan te bieden en alle verrichtingen te doen die daar recht­streeks uit voortvloeien, met in­begrip van alle acces­soi­re waarborgen die aan een dergelijke verzekering kun­nen worden verbonden.

Zodra de dochteronderneming is opgericht, wordt de activiteit van de VHM, bedoeld in artikel 34, § 1, 6°, door de dochteron­derneming overgenomen.

De oprichting van de dochteronderneming, alsook ie­dere wijzi­ging van haar statuten, is onderworpen aan de goedkeuring van de Vlaamse regering.

[§ 3. De Vlaamse regering kan de VHM machtigen om ter uitvoering van haar opdrachten een of meer­dere vennootschappen voor belegging in schuldvor­deringen zoals bedoeld in de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten op te richten of eraan deel te nemen. (ing. decr. 17 maart 1998, art. 1, I: 1 november 1997)]

Artikel 31. (... - 30/06/2006)

De Vlaamse regering benoemt en ontslaat de voorzit­ter, de vice-voorzitter en de overige leden van de raad van bestuur van de VHM en, in voor­komend geval, van haar dochter­onderneming, be­doeld in artikel 30, § 2.

De raad van bestuur van de VHM bestaat uit dertien leden, onder wie een voorzitter en een vice-voorzit­ter.

Het mandaat van lid van de raad van bestuur is on­ver­enigbaar met de hoedanigheid van voorzitter, be­stuur­der of personeels­lid van een andere sociale woonorga­nisatie dan de VHM, of met de hoedanig­heid van per­soneelslid van de VHM of opdrachthou­der voor de sociale huisvesting.

Artikel 32. (... - 30/06/2006)

De Vlaamse regering benoemt en ontslaat de voorzit­ter, de vice-voorzitter en de overige leden van de raad van bestuur van de VHM en, in voor­komend geval, van haar dochter­onderneming, be­doeld in artikel 30, § 2.

De raad van bestuur van de VHM bestaat uit dertien leden, onder wie een voorzitter en een vice-voorzit­ter.

Het mandaat van lid van de raad van bestuur is on­ver­enigbaar met de hoedanigheid van voorzitter, be­stuur­der of personeels­lid van een andere sociale woonorga­nisatie dan de VHM, of met de hoedanig­heid van per­soneelslid van de VHM of opdrachthou­der voor de sociale huisvesting.

Artikel 33. (... - 30/06/2006)

§ 1. De VHM moet erop toezien dat de socia­le huisves­tingsmaatschappijen:
1° de woonvoorwaarden van de woonbehoeftige ge­zin­nen en al­leenstaanden verbeteren, inzonderheid van de meest be­hoeftige gezin­nen en alleenstaanden, door te zorgen voor en voldoende aanbod van sociale huur­wonin­gen en sociale koopwoningen, eventueel met in­begrip van gemeenschappe­lijke voorzienin­gen, met aan­dacht voor hun integratie in de lokale woon­structuur;
2° bijdragen tot de herwaardering van het woningbe­stand, door ongeschikte woningen of ongeschikte ge­bouwen te re­noveren, te verbeteren en aan te pas­sen of ze zo nodig te slopen en te vervangen;
3° een doelgericht sociaal grond- en pandenbe­leid voe­ren voor de realisatie van sociale woonprojecten en de ter­beschik­kingstelling van percelen in sociale verkavelin­gen.

Verder heeft de VHM als opdracht:
1° bijzondere sociale leningen toe te staan voor de ver­wer­ving en realisatie van sociale koopwoningen en van andere woningen, alsook voor de renovatie, de verbe­tering of de aanpassing van woningen;
2° in aanvullende orde zelf te zorgen voor de op­drachten, vermeld in het eerste lid. In voorkomend geval moeten de so­ciale woon­projecten vernieuwend of experimenteel zijn;
3° de sociale huisvestingsmaatschappijen te begelei­den, hen diensten te verlenen en te ondersteunen;
4° te zorgen voor het beheer van het solidari­teits­fonds, bedoeld in artikel 46;
5° te zorgen voor het beheer van de financiële mid­de­len van de sociale huisvestingsmaat­schappijen die niet noodzake­lijk zijn voor hun dagelijkse werking, overeen­komstig een regeling die de Vlaamse regering vaststelt na raadpleging van de VHM en de sociale huisvestings­maatschappijen. De VHM orga­niseert daartoe het over­leg met de sociale huis­vestingsmaat­schappijen.

§ 2. Als toezichthoudende overheid over de sociale huisves­tingsmaatschappijen moet de VHM:
1° erop toezien dat deze maatschappijen in hun wer­king re­kening houden met de bijzondere doelstellin­gen van het woonbeleid, zoals vermeld in artikel 4;
2° erop toezien dat ze samenwerken, zowel onderling als met andere instanties die lokaal actief zijn inzake wonen;
3° hun erkenning intrekken wanneer ze de voorwaar­den voor hun erkenning niet na­komen, en eventueel nieuwe sociale huisves­tingsmaatschappijen erkennen;
4° de uitvoering waarborgen van de maatrege­len, be­doeld in artikel 41;
5° vragen en klachten behandelen betreffende de so­ciale huisvestingsmaatschappijen.

§ 3. De VHM stelt een uitvoeringsprogramma op met betrekking tot de investeringsverrichtingen, vermeld in § 1, eerste lid en tweede lid, 1°. De VHM legt dit uit­voeringsprogramma ter goedkeuring voor aan de Vlaamse regering. Bij de woonprojecten die daarin op­genomen zijn, wordt in het bijzonder aandacht be­steed aan de integratie in de lokale woon­structuur, zoals be­doeld in artikel 4, § 2.

Het uitvoeringsprogramma maakt een onderscheid tus­sen de ver­richtingen die gericht zijn op de huur­sector en deze die ge­richt zijn op de eigendomssec­tor.

De verrichtingen opgenomen in het uitvoeringspro­gramma moeten voor een substantieel gedeelte be­trek­king hebben op de verwer­ving en/of de renovatie en zo nodig de sloping en vervanging van ongeschik­te woningen of ongeschikte gebouwen en/of op de ver­betering of aanpassing van woningen. Dat gedeel­te wordt jaar­lijks door de Vlaamse regering vastge­steld maar mag niet min­der dan 30 % bedragen.

Uit het uitvoeringsprogramma moet ook blijken dat bijzondere aandacht wordt besteed aan gemengde pro­jecten.

Artikel 34. (... - 30/06/2006)

§ 1. Om het uitvoeringsprogramma, bedoeld in artikel 33, § 3, te realiseren kan de VHM:
1° zakelijke rechten verwerven op alle onroerende goe­de­ren die nodig zijn voor de sociale huisvesting en voor het sociale grond- en pandenbeleid, of on­roeren­de goe­deren huren;
2° aan de sociale huisvestingsmaatschappijen finan­ciële mid­delen voorschieten en de onroerende goede­ren die ze zelf verworven heeft, aan hen ver­kopen, in erfpacht afstaan of verhuren;
3° gebouwen slopen en oprichten;
4° gebouwen waarop ze een zakelijk of per­soonlijk recht be­zit, renoveren, verbeteren, aanpassen en in­rich­ten, er zakelijke rechten op afstaan en ze ver­hu­ren;
5° de bouwverplichting opleggen aan woonbe­hoeftige gezinnen en alleenstaanden aan wie ze zakelijke rech­ten op onroe­rende goederen afstaat en aan hen erf­dienst­baarheden op­leggen om het uitzicht en de func­tionele inrichting van groepen van woningen te be­houden;
6° voor de in de artikelen 78 en 79 vermelde sociale lenin­gen tijdelijke overlijdensverze­keringen aanbieden en alle verrichtingen doen die daar rechtstreeks uit voort­vloei­en, met inbegrip van alle accessoire waar­bor­gen die aan een dergelijke verzekering kunnen worden verbon­den;
7° overeenkomsten sluiten met betrekking tot onroe­rende goederen waarop of waarin woonprojecten in de privé-sec­tor worden gerealiseerd, zoals vermeld in arti­kel 75.

§ 2. De Vlaamse regering kan de VHM machtigen om onroerende goederen te onteigenen in de gevallen waar­in zij oordeelt dat de verkrijging van de betrok­ken goederen noodzakelijk is in het algemeen belang.

Bij onteigening van onbebouwde terreinen wordt deze machtiging bij voorkeur verleend voor terreinen bin­nen een woonvernieu­wings- of woningbouwge­bied.

[De VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen kunnen voor het uitvoeren van hun vermogensrechte­lijke verrichtingen een beroep doen op de ambtenaren van de administratie van de BTW, registratie en do­meinen. Wanneer op hen een beroep wordt ge­daan, oefenen deze ambtenaren in naam en voor re­kening van de VHM of de betrokken sociale huisves­tings­maat­schappij alle bevoegdheden uit die door de regel­geving inzake de goederen van de Staat werden ver­leend. Ze zijn bevoegd om de akten te verlijden. (verv. decr. 17 maart 1998, art. 2, I: 1 november 1997)]

§ 3. De VHM verkoopt haar onroerende goederen openbaar. Ze kan ze enkel uit de hand verkopen aan:
1° de sociale huisvestingsmaatschappijen;
2° woonbehoeftige alleenstaanden en gezinnen, ter uit­voering van de bepaling van artikel 33, § 1, eerste lid, 1° of 3°, op voorwaarde dat ze rekening houdt met de chronolo­gische volgorde waarin de aanvragen werden inge­schreven in de daartoe bestemde regis­ters, en met de prioriteiten die de Vlaamse rege­ring dienaangaande kan vaststellen;
3° gemeenten of openbare centra voor maat­schappe­lijk wel­zijn, voor doeleinden die te maken hebben met het sociale woon­beleid;
4° andere personen, voor zover de onroerende goe­de­ren in kwestie niet meer van nut zijn voor huisves­ting, en voor zover de kosten van een openbare ver­koop niet in verhou­ding staan tot de geschatte ver­koopprijs en de verkoop­prijs ten minste gelijk is aan de schat­tingsprijs.

De VHM kan daarenboven in uitzonderlijke omstan­digheden en onder de voorwaarden die de Vlaamse regering bepaalt, haar middelgrote woningen uit de hand verkopen. De Vlaamse regering bepaalt de voor­waarden waaraan een middelgrote woning dient te be­antwoorden.

[De VHM kan haar administratieve gebouwen uit de hand verkopen, mits passende publiciteitsmaatregelen. (ing. decr. 24 decembert2004, art. 25, I: 1 oktober 2004)]

Artikel 35. (... - 30/06/2006)

De Vlaamse regering en de VHM sluiten een beheers­overeenkomst af waarin de werking, de uitvoe­ring van de op­drachten, de terbeschikkingstel­ling en de aanwending van de financiële middelen nader worden omschreven met het oog op de verwe­zenlijking van de algemene en bijzondere doelstellin­gen van het Vlaamse woonbeleid. De beheersover­eenkomst bepaalt de regels voor het onderlinge over­leg tussen de VHM en de so­ciale huisvestingsmaat­schappijen. De beheersovereen­komst bepaalt de te bereiken resultaten, de evaluatie­criteria en de maat­regelen en sancties bij niet-naleving van de overeen­gekomen verplich­tingen en verbintenis­sen.

De beheersovereenkomst wordt ter kennisgeving aan het Vlaams Parlement meegedeeld.

Artikel 36. (... - 30/06/2006)

Behalve met eigen inkomsten wordt de wer­king van de VHM gefinancierd door bijdragen van de sociale huisvestings­maatschappijen. Deze bijdragen moeten de VHM in staat stellen om haar opdrachten inzake toezicht op en dienstverlening aan de sociale maatschappijen behoorlijk te vervullen.

De VHM werkt nadere bepalingen uit voor die dienst­verlening en voor de betaling van de bijdragen. Dat gebeurt na een over­legprocedure die de inbreng van de sociale huisvestingsmaat­schappijen waarborgt. Die be­palingen worden ter bekrachtiging voorgeleg­de aan de Vlaamse regering.

Artikel 37. (... - 30/06/2006)

De VHM kan leningen aangaan en kredieten opnemen onder de voorwaarden die de Vlaamse re­ge­ring stelt. De Vlaamse rege­ring kan ook de waar­borg van het Vlaamse Gewest hechten aan deze le­ningen en kredieten, zowel voor het geheel als voor een ge­deelte ervan.

De Vlaamse regering kan de VHM machtigen om roe­rende en onroe­rende giften en legaten te aanvaar­den.

Artikel 38. (... - 30/06/2006)

§ 1. De Vlaamse regering kan aan de VHM subsidie verlenen om de VHM en de sociale huisves­tingsmaatschappijen in staat te stellen de volgende in­vesteringsprogramma's te finan­cieren:
1 een door de Vlaamse regering goedgekeurd inves­te­rings­programma voor de verrichtin­gen bedoeld om sociale huur­woningen be­schikbaar te stellen, waarvan het investe­ringsvolume 2341,1 miljoen frank be­draagt;
2° een door de Vlaamse regering goedgekeurd inves­terings­programma voor de verrichtin­gen voor kre­diet­verlening of verkoop te financieren, waarvan het in­ves­teringsvolume 2341,1 miljoen frank bedraagt.

De in het eerste lid, 1° en 2°, vermelde bedragen wor­den vanaf 1998 en de daaropvolgende begrotings­jaren minstens aangepast met de aanpassingsfactor voor in­vesteringssubsidies, die door de Vlaamse re­gering wordt gehanteerd voor de opmaak van de be­groting van het Vlaamse Gewest.

De Vlaamse regering stelt de voorwaarden vast waar­onder deze subsidie wordt verleend, waarbij ze een onderscheid maakt tus­sen enerzijds de verrichtin­gen bedoeld om sociale huurwonin­gen beschikbaar te stel­len en anderzijds verrichtingen voor kre­dietver­lening of verkoop.

Het subsidiepercentage voor de investeringsprogram­ma's wordt vastgesteld afhankelijk van de evolutie van de marktrentevoet, die wordt gemeten op basis van het voortschrijdend gemiddelde van de rentevoet OLO met een resterende looptijd van 10 jaar voor de periode van zes maanden die het tijdstip van de vast­stelling van het subsidiepercentage voorafgaat. Het subsidie­percentage wordt een eerste maal vastgesteld op 1 juli van het jaar dat het begrotingsjaar vooraf­gaat en een tweede maal op 1 maart van het betref­fende begrotingsjaar.

De VHM boekt de subsidie in twee interne financie­ringsfondsen, één ten behoeve van de verrichtingen voor sociale huurwoningen en één ten behoeve van de verrichtingen voor kredietverlening en verkoop. De middelen van die fondsen zijn bestemd voor de finan­ciering van de investeringsverrichtingen van de sociale huisvestingsmaatschappijen en van de VHM zelf. De Vlaamse regering regelt het gebruik van eventuele saldi op de finan­cieringsfondsen.

§ 2. De VHM kan de subsidie, bestemd voor ver­rich­tingen voor kredietverlening en verkoop, zoals be­doeld in § 1, derde lid, volledig inzetten om kre­die­ten te ver­lenen aan woonbehoeftige gezinnen en al­leenstaanden, voor zover ze de realisatie van socia­le koopwoningen volledig financiert met eigen mid­delen of met de op­brengsten van de verkoop van woningen.

Artikel 39. (... - 13/05/2011)

De subsidie vermeld in artikel 38, § 1, kan de vorm aannemen van een kapitaalsinbreng van het Vlaamse Gewest in de VHM.

HOOFDSTUK IIBIS DE SOCIALE HUISVESTINGSMAATSCHAPPIJEN (... - ...)

Artikel 40. (... - 30/06/2006)

§ 1. De VHM kan vennootschappen met een maatschappelijk doel dat beantwoordt aan de bijzon-dere doelstellingen van het Vlaams Woonbeleid, onder voorwaarden die worden vastgesteld door de Vlaamse regering, erkennen als sociale huisvestingsmaatschappij.

Tegen de weigering van de erkenning kan binnen drie maanden na de kennisgeving van de beslissing beroep worden ingesteld bij de Vlaamse regering. De Vlaamse regering spreekt zich over het beroep uit binnen drie maanden na de ontvangst van het beroepschrift. Het beroep wordt geacht te zijn aanvaard wanneer er geen uitspraak is binnen deze termijn.

§ 2. De sociale huisvestingsmaatschappijen nemen, zonder hun burgerlijke karakter te verliezen, de vorm aan van coöperatieve of naamloze vennootschappen met een sociaal oogmerk. De gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen zijn op hen van toepassing voor zover daarvan niet wordt afgeweken in de Vlaamse Wooncode of in de statuten.

Artikel 164bis, § 1, eerste lid, 7° en 8°, van de gecordineerde wetten op de handelsvennootschappen is niet van toepas-sing op de sociale huisvestingsmaatschappijen.

§ 3. Het Vlaamse Gewest heeft het recht om bij de erkenning, fusie of omvorming van een sociale huisves-tingsmaatschappij in te tekenen op ten hoogste één vierde van het maatschappelijk kapitaal van de sociale huisvestingsmaatschappij.

Wanneer het Vlaamse Gewest, de provincie, de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn gezamenlijk de meerderheid van het maatschappelijk kapitaal bezitten, moeten hun afgevaardigden gezamenlijk de meerderheid bezitten in de raad van bestuur. Artikel 164bis, § 1, eerste lid, 4°, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen is niet op hen van toepassing.

§ 4. Aan de statuten van een sociale huisvestingsmaatschappij kan geen enkele wijziging worden aangebracht zonder de voorafgaande goedkeuring van de VHM.

Artikel 41. (... - 30/06/2006)

Op advies van de VHM kan de Vlaamse regering een huisvestingsmaatschappij, die de opdrachten, die haar bij decreet of besluit van de Vlaamse regering zijn opgelegd of de verbintenissen die ze is aangegaan in het kader van een beheersovereenkomst, manifest niet of niet behoorlijk uitvoert of waarvan de werking in gebreke blijft, verplichten te fusioneren met een andere sociale huisvestingsmaatschappij, hetzij door overneming, hetzij door oprich-ting van een nieuwe sociale huisvestingsmaatschappij. De Vlaamse regering bepaalt de maatregelen die de VHM moet nemen om de doelstellingen terzake te halen binnen een redelijke termijn die de Vlaamse regering bepaalt.

Wanneer de vennoten van de sociale huisvestingsmaatschappij die verplicht wordt te fusioneren, uittreden, krijgen ze tot uiterlijk drie maanden na de beslissing van de Vlaamse regering tot verplichte fusionering, hun deelbewijzen en aandelen terugbetaald tegen de waarde die ze op grond van de statuten zouden hebben indien hun vennootschap ontbonden was.

Artikel 42. (... - 30/06/2006)

[De intrekking van de erkenning van een sociale huisvestingsmaatschappij heeft van rechtswege de ontbinding ervan tot gevolg. Het vermogen van de ontbonden vennootschap gaat, na de aanzuivering van het passief en de eventuele terugbetaling aan de vennoten van hun inbreng, over op de VHM of een door de VHM aangewezen sociale huisvestingsmaatschappij.

De beslissing tot intrekking van de erkenning heeft uitwerking vanaf het verstrijken van de beroepstermijn, indien geen beroep werd ingesteld overeenkomstig het derde lid, of vanaf de datum waarop het beroep verworpen werd.

Een sociale huisvestingsmaatschappij waarvan beslist werd de erkenning in te trekken kan binnen drie maanden na de kennisgeving van de beslissing van de VHM, bij de Vlaamse regering beroep instellen tegen de intrekking van de erkenning. De Vlaamse regering doet over de intrekking een uitspraak drie maanden na de datum van het beroep. Het beroep is ingewilligd wanneer er geen uitspraak is binnen de termijn.

Vanaf de datum van kennisgeving door de VHM van de beslissing tot intrekking van de erkenning tot de datum waarop die beslissing uitwerking heeft, mag de raad van bestuur van de sociale huisvestingsmaatschappij, naast het instellen van het beroep bedoeld in het derde lid en het stellen van alle daartoe dienstige daden, enkel nog daden van dagelijks beheer stellen met het oog op het behoud van het patrimonium. De raad van bestuur kan deze daden van beheer enkel na instemming van de in het vijfde lid bedoelde gevolmachtigde. De in het vijfde lid bedoelde gevolmachtigde kan de vergadering van de raad van bestuur van de sociale huisvestingsmaatschappij met raadgevende stem bijwonen.

Van zodra de beslissing tot intrekking van de erkenning uitwerking heeft, worden alle bevoegdheden om de sociale huisvestingsmaatschappij te besturen en te verbinden toegewezen aan een door de VHM aangestelde gevolmachtigde. Hij is bevoegd om alle maatregelen te treffen en alle daden van bestuur en beschikking te stellen die noodzakelijk zijn voor de overgang van het patrimonium van de ontbonden vennootschap op de VHM of de door de VHM aangewezen sociale huisvestingsmaatschappij.

De Vlaamse regering bepaalt de verdere voorwaarden voor de toepassing van deze bepaling. (verv. decr. 17 maart 1998, art. 3, I : 1 mei 1998) ]

Artikel 42bis.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2014- 17/05/2019)

In dit artikel wordt verstaan onder woonproject met sociaal karakter : een woonproject dat geheel of gedeeltelijk gefinancierd wordt met middelen van Vlabinvest apb of dat geheel of gedeeltelijk gefinancierd werd met middelen van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant, vermeld in artikel 16 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992.

Voor de toepassing van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten en van de regelgeving inzake de belasting over de toegevoegde waarde worden de woningen die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter, waarbij een sociale huisvestingsmaatschappij optreedt als initiatiefnemer, erkend als sociale woningen die gerealiseerd zijn door die sociale huisvestingsmaatschappij.

Artikel 43. (... - 30/06/2006)

§ 1. De VHM ziet erop toe dat de sociale huisvestingsmaatschappijen hun opdrachten uitvoeren. Dat toezicht kan gebeuren op verschillende manieren zoals machtiging vooraf, goedkeuring of bekrachtiging van een genomen beslissing of eventueel indeplaatsstelling. De Vlaamse regering bepaalt de specifieke regelingen dienaangaande met inachtneming van de autonome werking van de sociale huisvestingsmaatschappij.

§ 2. Wanneer het algemeen belang of de naleving van de wetten, decreten, reglementen of statuten het vereisen, kan de raad van bestuur van de VHM, hetzij op eigen initiatief, hetzij op voorstel van de opdrachthouder voor sociale huisvesting, bedoeld in artikel 44, de aangelegenheid bepalen waarover het beheersorgaan van de sociale huisvestingsmaatschappij moet beraadslagen en de termijn bepalen waarbinnen die beraadslaging moet plaatsvinden.

Werd binnen de gestelde termijn geen beslissing genomen, of stemt de raad van bestuur van de VHM niet in met de genomen beslissing, dan kan hij zich in de plaats stellen van de sociale huisvestingsmaatschappij. Hij kan in dat geval een of meer afgevaardigden ter plaatse sturen of de opdrachthouder voor sociale huisvesting met bijzondere macht bekleden. Deze bepaling is van rechtswege van toepassing wanneer de erkenning van een sociale huisvestingsmaat-schappij wordt ingetrokken, onverminderd het recht van deze laatste om beroep in te stellen overeenkomstig artikel 42.

De VHM waarschuwt onmiddellijk de Vlaamse regering telkens als ze de bepaling van het tweede lid wenst toe te passen.

Artikel 44. (... - 30/06/2006)

§ 1. De Vlaamse regering benoemt, op voordracht van de VHM, de opdrachthouders voor de so-ciale huisvesting. Onverminderd de andere bevoegdheden die hen bij de Vlaamse Wooncode worden toegekend, oefenen de opdrachthouders voor de sociale huisvesting elk in hun ambtsgebied toezicht uit over de sociale huisvestingsmaatschappijen.

De Vlaamse regering bepaalt, na advies van de VHM, het profiel en het statuut van de opdrachthouder voor de sociale huisvesting en bepaalt de ambtsgebieden. De Vlaamse regering stelt de procedure vast voor de toewijzing van de ambtsgebieden aan de opdrachthouders voor de sociale huisvesting. Een ambtsgebied kan voor hoogstens drie jaar wor-den toegewezen aan een opdrachthouder voor de sociale huisvesting.

De Vlaamse regering regelt, na advies van de VHM, het onderlinge overleg tussen de opdrachthouders voor de sociale huisvesting.

De opdrachthouders voor de sociale huisvesting brengen rechtstreeks verslag uit aan de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar van de VHM over de uitoefening van hun opdrachten en de beslissingen en maatregelen die zij in de uitoefening van die opdrachten nemen of noodzakelijk achten.

De Vlaamse regering kan hen te allen tijde horen over de aangelegenheden die ze voor het Vlaams woonbeleid noodzakelijk of nuttig acht.

§ 2. De opdrachthouder voor de sociale huisvesting ziet erop toe dat het beleid van de sociale huisvestingsmaatschappij wordt gecoördineerd met en gentegreerd in het Vlaamse en gemeentelijke woonbeleid. Hij neemt deel aan de overlegvergaderingen tussen de woonorganisaties en de gemeenten, die hetzij door de gemeenten met toepassing van artikel 28, hetzij op zijn initiatief worden samengeroepen.

De opdrachthouder voor sociale huisvesting adviseert de VHM bij de totstandkoming van de investeringsprogramma's, vermeld in artikel 38, en de beheersovereenkomsten, vermeld in artikel 45, en volgt de uitvoering ervan op.

De opdrachthouder voor de sociale huisvesting houdt toezicht op de toewijzing van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels, en inzonderheid op de naleving van de bepalingen inzake de sociale huurwoningen van de sociale huisvestingsmaatschappijen. Hij brengt periodiek verslag uit over de sociale en maatschappelijke werking van de toewijzingen aan de VHM, alsook de sociale huisvestingsmaatschappijen en gemeenten die tot zijn ambtsgebied behoren.

§ 3. De opdrachthouder voor de sociale huisvesting kan met raadgevende stem de vergaderingen bijwonen van alle beheersorganen van de sociale huisvestingsmaatschappij. In het kader van zijn opdracht beschikt hij over de bevoegdheid om alle informatie te verkrijgen die noodzakelijk of nuttig is in verband met het functioneren van de maatschappij.

§ 4. De opdrachthouder voor de sociale huisvesting kan de uitvoering opschorten van elke beslissing die hij in strijd acht met de wetten, de decreten, de statuten of het algemeen belang. Hij kan terzake bezwaar aantekenen bij de VHM. Daarvoor beschikt hij over een termijn van zeven werkdagen vanaf de dag van de vergadering waarop de beslissing werd genomen, als hij erop aanwezig was. Was hij niet aanwezig, dan loopt de termijn vanaf de dag waarop hij bericht heeft gekregen van de beslissing. Hij stuurt een afschrift van het bezwaar aan de overheid die belast is met het toezicht op de VHM. De beslissing van de sociale huisvestingsmaatschappij wordt definitief als de raad van bestuur van de VHM, waarbij het bezwaar werd aangetekend, de nietigverklaring niet heeft uitgesproken binnen twintig werkdagen vanaf de dag van het bezwaar.

De opdrachthouder voor de sociale huisvesting meldt elke beslissing van een sociale huisvestingsmaatschappij die rechtstreeks of onrechtstreeks gevolgen heeft voor het maatschappelijk kapitaal van de huisvestingsmaatschappij onmiddellijk aan de ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap die door de Vlaamse regering met bijzondere financiële en budgettaire controlebevoegdheden over de sociale huisvestingsmaatschappijen worden belast. Ze kunnen de opdrachthouder voor de sociale huisvesting verzoeken de uitvoering van de beslissing van de sociale huisvestingsmaatschappij op te schorten.

Artikel 45. (... - 30/06/2006)

§ 1. De sociale huisvestingsmaatschappijen voeren binnen hun werkgebied de opdrachten uit, ver-meld in artikel 33, § 1, eerste lid. De bepalingen van artikel 34, § 1, met uitzondering van 2° en 6°, en § 3, [met uitzondering van het derde lid (ing. decr. 24 december 2004, art. 25, I: 1 oktober 2004) ] en van artikel 37, tweede lid zijn op hen van toepassing. Als aanvulling van artikel 34, § 3, kan een sociale huisvestingsmaatschappij haar onroerende goederen uit de hand verkopen aan de VHM.

§ 2. De VHM stelt, rekening houdend met de beheersovereenkomst bedoeld in artikel 35, een type-beheers-overeenkomst voor de sociale huisvestingsmaatschappijen op. Deze type-beheersovereenkomst wordt ter goedkeuring aan de Vlaamse regering voorgelegd. De type-beheersovereenkomst bevat de minimale resultaatsverbintenissen van de sociale huisvestingsmaatschappij en van de VHM, de evaluatiecriteria en de maatregelen en sancties bij niet-naleving van de overeengekomen verplichtingen en verbintenissen. De bepalingen van de type-beheersovereenkomst zijn van toepassing op elke sociale huisvestingsmaatschappij die een beheersovereenkomst met de VHM afsluit. Een beheers-overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, kan specifieke bepalingen bevatten die de algemene bepalingen van de type-beheersovereenkomst aanvullen of verfijnen, zonder deze teniet te doen.

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het eerste lid, kan een sociale huisvestingsmaatschappij met de VHM een beheersovereenkomst afsluiten waarin de werking, de uitvoering van de opdrachten, de terbeschikkingstelling en aanwending van de financiële middelen worden geregeld. Deze beheersovereenkomst houdt rekening met het Vlaamse woonbeleid en het woonbeleid van de gemeenten die tot het werkgebied van de maatschappij behoren. Ze kan slechts worden afgesloten na raadpleging van de gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de andere sociale huisvestingsmaatschappijen die in het werkgebied actief zijn.

De beheersovereenkomst wordt ter kennisgeving aan de Vlaamse regering meegedeeld.

§ 3. Wanneer de VHM weigert een type-beheersovereenkomst af te sluiten met een sociale huisvestingsmaatschappij, kan deze hiertegen beroep instellen bij de Vlaamse regering binnen twee maanden volgend op de weigeringsbeslissing.

§ 4. Elke onroerende transactie van een sociale huisvestingsmaatschappij is onderworpen aan de voorafgaande machtiging door de VHM. Als het gaat om dringende verrichtingen, kunnen de overeenkomsten worden gesloten onder voorbehoud van goedkeuring door de VHM.

Een gedeelte van de sociale huurwoningen moet aangepast zijn aan de behoeften van grote gezinnen, bejaarden en personen met een handicap. (verv. decr. 20 december 2002, art. 21, I : 1 januari 2003) ]

[Na advies van de VHM stelt de Vlaamse Regering de nadere regelen vast voor de vrijwillige verkoop van sociale huurwoningen door sociale huisvestingsmaatschappijen. Het advies van de VHM wordt binnen 30 kalenderdagen verleend. Bij ontstentenis van het advies binnen deze termijn, wordt het geacht gunstig te zijn. (verv. decr. 15 juli 2005, art. 2, I : 22 september 2005) ]

De sociale huisvestingsmaatschappijen kunnen hun rechten op grondreserves onder bezwarende titel afstaan aan derden om sociale woonprojecten in de privé-sector te realiseren, zoals bedoeld in artikel 75. Deze afstand is slechts mogelijk na de toestemming van de VHM.

[De sociale huisvestingsmaatschappijen kunnen hun rechten op grondreserves onder bezwarende titel afstaan aan derden om woonprojecten te realiseren, indien ze kaderen binnen de taakstelling van het Garantiefonds voor Huisvesting ingesteld door het decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003. (ing. decr. 20 december 2002, art. 22, I: 1 januari 2003) ]

Artikel 45bis. (... - 30/06/2006)

§ 1. De huurder heeft het recht om de door hem gehuurde woning onder de hierna bepaalde voorwaarden aan te kopen:

1° de woning is vijftien jaar als sociale huurwoning ter beschikking gesteld;

2° de huurder heeft de woning vijf jaar ononderbroken als huurder betrokken;

3° de huurder heeft op het ogenblik van het aankopen van de woning, geen andere woning of een perceel bestemd voor woningbouw, volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik.

Voor de toepassing van het eerste lid, 1°, worden woningen waarbij de voltooiing van renovatiewerken gerealiseerd is, niet beschouwd als nieuwe terbeschikkingstellingen, met uitzondering van de woningen waarbij de kostprijs van de renovatiewerken meer bedraagt dan de helft van de geactualiseerde kostprijs van de woning. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de huurder op de hoogte wordt gebracht van een nieuwe terbeschikkingstelling.

De Vlaamse Regering bepaalt de aankoopprocedure en de berekeningswijze van de actualisatie van de kostprijs.

§ 2. In afwijking van de eerste paragraaf, zijn de volgende woningen geen voorwerp van het kooprecht:

1° woningen die gerealiseerd of gefinancierd worden in het kader van een bijzonder programma en onder beding van specifieke verbintenissen, voor zover een van deze verbintenissen een verkoop verbiedt;

2° woningen zoals bedoeld in artikel 72, eerste lid, 2°;

3° woningen die deel uitmaken van een gebouw met meerdere woningen en waarbij de verkoop mede-eigendom over gemeenschappelijke delen doet ontstaan, tenzij wanneer reeds eerder een woning uit hetzelfde gebouw verkocht is;

4° woningen waarvoor renovatiewerken gepland zijn en die opgenomen zijn op het investeringsprogramma zoals bedoeld in artikel 38, § 1, 1°, of die erkend zijn als principieel vatbaar voor subsidiëring ten laste van het Vlaamse Gewest.

§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waarbinnen de sociale huisvestingsmaatschappij verplicht is de netto-opbrengst uit de verkoop van een woning te investeren in het numerieke behoud van haar patrimonium. De netto-opbrengst is de opbrengst uit de verkoop van de woning na aftrek van het saldo van de op de verkochte woning staande kredieten.

Wanneer de netto-opbrengst ontoereikend is voor het numerieke behoud van het patrimonium, krijgt de sociale huisvestingsmaatschappij voor het saldo voorrang op het investeringsprogramma bedoeld in artikel 38, § 1, 1°. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelen voor de toepassing van die voorrang.

§ 4. De koper is verplicht de woning te bewonen gedurende een periode van 20 jaar na de aankoop ervan. Wanneer hij de bewoningsplicht niet nakomt, of wanneer hij de woning wenst te verkopen binnen die termijn heeft de sociale huisvestingsmaatschappij het recht om de woning terug te nemen tegen de prijs, bepaald in artikel 84, § 1, tweede lid. Maakt de sociale huisvestingsmaatschappij geen gebruik van dat recht wanneer ze kennis krijgt van het ontstaan ervan, dan vervalt voormelde verplichting in hoofde van de koper.

§ 5. De prijs voor de woning waarop de huurder het recht van aankoop kan uitoefenen, is gelijk aan de venale waarde, zoals geraamd door een ontvanger der registratie en domeinen of een commissaris van het comité tot aankoop. De venale waarde is de prijs die de meestbiedende kandidaat-koper zou bereid zijn te betalen indien het goed zou te koop gesteld worden onder de meest gunstige voorwaarden en na een degelijke voorbereiding. De schattingen door voornoemde ontvanger of commissaris blijven één jaar geldig. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de schattingsaanvraag.

De zittende huurder die de sociale huurwoning aankoopt, staat in voor alle belastingen, taksen, erelonen en kosten met betrekking tot de verkoopakte en de schatting, alsook, binnen een maximum dat de Vlaamse Regering bepaalt, voor de afpaling, de opmeting en de administratieve kosten. (ing. decr. 15 juli 2005, art. 3, I : 22 september 2005) ]

Artikel 46. (... - 30/06/2006)

[Na advies van de VHM, bepaalt de Vlaamse regering onder welke voorwaarden de sociale-huis-vestingsmaatschappijen die een hoger dan gemiddeld aantal huurders met een laag inkomen tellen, een beroep kunnen doen op een solidariteitsfonds. Dat solidariteitsfonds wordt van de nodige middelen voorzien door bijdragen van de sociale-huisvestingsmaatschappijen die een lager dan gemiddeld aantal huurders met een laag inkomen tellen. (verv. decr. 18 mei 1999, art. 3, I: 8 juli 1999) ]

Onverminderd de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, moet de sociale huisvestingsmaatschappij die een beroep wenst te doen op het solidariteitsfonds, blijk geven van behoorlijk bestuur. De VHM kan, op eigen initiatief of op verzoek van de Vlaamse regering, het bestuur van een sociale huisvestingsmaatschappij doorlichten of laten doorlichten.

De Vlaamse regering bepaalt, op voorstel van de VHM, de berekeningswijze van de bijdragen en regelt de werkwijze van het fonds.

Artikel 47. (... - 30/06/2006)

Onverminderd de mogelijkheid om, met goedkeuring van de VHM, de eigen middelen aan te wen-den of om projectsubsidiëring aan te vragen overeenkomstig artikel 60 tot 73, financieren de sociale huisvestings-maatschappijen hun investeringsverrichtingen met middelen die ze lenen bij de VHM. De VHM bepaalt de voorwaarden voor deze leningen in een algemeen reglement dat ter goedkeuring aan de Vlaamse regering wordt voorgelegd.

Artikel 48. (... - 30/06/2006)

In afwijking van artikel 47 kan de VHM een sociale huisvestingsmaatschappij machtigen de investeringsverrichtingen geheel of gedeeltelijk te financieren met een lening, aangegaan bij derden. In dat geval wor-den de voorwaarden ter goedkeuring aan de VHM voorgelegd.

Artikel 49. (... - 30/06/2006)

Wanneer een sociale huisvestingsmaatschappij op grond van de Vlaams Wooncode een project-subsidie ontvangt, kan de Vlaamse regering bijzondere regelen vaststellen om deze subsidie te verrekenen in de kost-prijs van de woningen of percelen die beschikbaar worden gesteld voor gezinnen. Die regeling kan zowel betrekking hebben op het woonproject of de wijk in kwestie, als op het ganse patrimonium van de huisvestingsmaatschappij.

HOOFDSTUK III HET VLAAMS WONINGFONDS [... (geschr. Decr. 31 mei 2013, art. 18, I: 21 juli 2013)] (... - ...)

Artikel 50. (... - 31/12/2013)

§ 1. De coöperatieve vennootschap "Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen", hierna VWF te noemen, wordt erkend als sociale woonorganisatie. Het moet in zijn activiteiten voorrang geven aan de woonbehoeften van woonbehoeftige grote gezinnen.

§ 2. Het VWF heeft de volgende opdrachten:

1° de woonvoorwaarden van grote gezinnen verbeteren door aangepaste woningen beschikbaar te stellen en door grote gezinnen te helpen een eigen woning te verwerven of in goede staat te behouden;

2° mee te werken aan de strijd tegen verkrotting en leegstand;

3° bij te dragen tot de aanpassing van woningen;

4° bij te dragen tot de uitvoering van de specifieke maatregelen inzake het stedelijk beleid van de Vlaamse regering.

Afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven draagt het Vlaamse Gewest, overeenkomstig artikel 52, bij in de financiering van de verrichtingen van het VWF die noodzakelijk zijn om voormelde opdrachten uit te voeren.

Artikel 51. (... - 19/09/2021)

Om zijn opdrachten uit te voeren kan het VWF alle onroerende en roerende verrichtingen realiseren die daartoe rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen. Bedoeld worden onder meer:
1° onroerende goederen huren, kopen of ruilen of er andere zakelijke rechten op verwerven;
2° deze onroerende goederen renoveren, vervangen of bebouwen en ze vervolgens verhuren, onderverhuren of er zakelijke rechten op afstaan;
3° bijzondere sociale leningen toestaan.

Artikel 52. (... - 31/12/2013)

De Vlaamse regering kan het VWF binnen het plafond, vermeld in de begrotingsdecreten, mach-tigen om leningen uit te schrijven of aan te gaan of kredieten op te nemen onder waarborg van het Vlaamse Gewest. Ze stelt het bedrag en de voorwaarden van deze leningen en kredieten vast, bepaalt de hoogte van de eventuele waarborg en van het interestgedeelte dat het Vlaamse Gewest voor zijn rekening neemt en de wijze waarop ze deze ten laste neemt. Ze bepaalt tevens de duur van die tenlasteneming en behoudt zich daarbij het recht voor om op welk moment ook de resterende interestgedeelten geheel of gedeeltelijk te actualiseren en eventueel vervroegd aan het VWF te betalen.

Het VWF besteedt de opbrengst van deze leningen en kredieten, overeenkomstig de voorwaarden die de Vlaamse regering stelt, aan de hierna vermelde verrichtingen:

1° toestaan van bijzondere sociale leningen, zoals bedoeld in artikel 79, § 3;

2° zakelijke rechten verwerven op gebouwen of die gebouwen voor minstens negen jaar huren, om ze na renovatie of vervanging als woningen beschikbaar te stellen voor grote gezinnen;

3° binnen het kader van een renovatie- of opvulbouwproject dat de Vlaamse regering heeft goedgekeurd, woningen voor grote gezinnen bouwen, en zakelijke rechten verwerven op de daartoe noodzakelijke gronden of te slopen gebouwen;

4° verbeteren of aanpassen van woningen;

5° andere verrichtingen waartoe de Vlaamse regering opdracht geeft en die passen in het Vlaamse woonbeleid en in de specifieke opdracht van het VWF ten aanzien van grote gezinnen.

Het VWF kan sociale koopwoningen ter beschikking stellen van woonbehoeftige grote gezinnen, voor zover ze samen met huurwoningen in een gemengd sociaal woonproject worden gerealiseerd, dat gelegen is in een woonvernieuwingsgebied.

De huurwoningen van het VWF kunnen bij uitzondering worden verhuurd aan andere begunstigden dan grote gezinnen, onder voorwaarden die de Vlaamse regering bepaalt.

Een huurwoning, waarvan het VWF eigenaar is en die werd gerealiseerd met een projectsubsidie krachtens artikel 60 tot 73 of artikel 75, mag [... geschr. decr. 27 juni 2003, art. 24, I: 1 juli 2003)] worden verkocht aan de zittende huurder onder de voorwaarden die de Vlaamse regering oplegt.

Artikel 53. (... - 19/09/2021)

Het VWF boekt elk jaar de noodzakelijke reservering voor de dekking van de lasten die het zelf moet dragen met betrekking tot de leningen en kredieten bedoeld in artikel 52. De manier van boeking en berekening van die reservering wordt ter goedkeuring aan de Vlaamse regering voorgelegd. De winsten die voortvloeien uit de besteding van die leningen en kredieten komen aan het Vlaamse Gewest ten goede. Ze worden geboekt in een onbeschikbare reserve waarvan de Vlaamse regering het gebruik regelt.

Artikel 54. (... - 31/12/2013)

De gewestwaarborg kan alleen worden verleend als het VWF er zich vooraf toe verbindt om een gedeelte van de leningen of kredieten in kwestie te besteden aan de verwerving en/of de renovatie, en zo nodig de sloping en vervanging van ongeschikte woningen of ongeschikte gebouwen, aan de verbetering of aanpassing van woningen en/of het toestaan van leningen voor dergelijke verrichtingen aan grote gezinnen.

De Vlaamse regering stelt jaarlijks dat gedeelte vast, maar het mag niet minder dan 30 % bedragen van de leningen of kredieten in kwestie.

Artikel 55. (... - 03/04/2010)

Voor de naleving van de bepalingen van afdeling 1 en 2 van dit hoofdstuk, staat het VWF onder het toezicht van twee commissarissen die door de Vlaamse regering worden benoemd en die hun bevoegdheid uitoefenen overeenkomstig artikel 9 en 10 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.

De commissarissen toetsen de activiteiten van het VWF en de beslissingen van de raad van bestuur in verband met de aanwending van leningen of kredieten, bedoeld in artikel 52, aan de regelgeving dienaangaande.

In het bijzonder zien zij erop toe dat het beleid van het VWF wordt gecoördineerd met en geïntegreerd in het Vlaamse woonbeleid. Zij waken erover dat het VWF deelneemt aan de overlegvergaderingen tussen de woonorganisaties, georganiseerd door een gemeente of een sociale opdrachthouder, telkens het daartoe wordt uitgenodigd.

HOOFDSTUK IV DE ERKENDE HUURDIENSTEN (... - ...)

Artikel 56. . (... - 30/06/2006)

. § 1. [De Vlaamse regering kan, rekening houdend met artikel 29, huurdersorganisaties en sociale verhuurkantoren erkennen als huurdiensten waarvan de salariskosten en de werking kunnen worden gesubsidieerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 58.

Om erkend te kunnen worden als huurdienst moet ten minste aan de volgende voorwaarden voldaan zijn:

1° de huurdienst is werkzaam en gevestigd in het Vlaamse Gewest;

2° de huurdienst verbindt er zich toe de opdrachten uit te voeren die hem worden opgelegd door:

a) de Vlaamse Wooncode en de besluiten ter uitvoering ervan;

b) elk ander decreet of besluit, voorzover die betrekking hebben op aspecten van het sociale woonbeleid;

3° de huurdienst verbindt er zich toe het toezicht van de Vlaamse regering en van de toezichthouder voor de sociale huisvesting in het bijzonder, te aanvaarden.

De Vlaamse regering stelt de procedure vast voor de erkenning en de intrekking van de erkenning. De Vlaamse regering kan aanvullende voorwaarden opleggen om erkend te worden als huurdienst, onder meer wat representativiteit, schaalgrootte en regionale spreiding betreft.

§ 2. De erkende huurdiensten dragen bij tot het helpen realiseren van het recht op wonen en behartigen, zoals hierna bepaald, de belangen van de meest behoeftige gezinnen en alleenstaanden op de privé-huurwoningmarkt.

De huurderorganisaties verstrekken op individuele of collectieve basis informatie en advies over alle aangelegenheden inzake het wonen in huurwoningen, onder meer bevattelijke huurinformatie en huuradvies. Ze kunnen juridische bijstand verlenen aan huurders en aanstaande huurders in het algemeen en aan de meest behoeftige huurders in het bijzonder.

De sociale verhuurkantoren hebben als taak privé-huurwoningen in te schakelen voor de huisvesting van woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden. In het bijzonder huren ze met dat doel woningen op de private huurwoningmarkt om ze aan de woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden onder te verhuren en ontwikkelen ze initiatieven op het vlak van de woonbegeleiding om hun huurders in de praktijk vertrouwd te maken met hun rechten en plichten als huurder.

§ 3. De Vlaamse regering kan, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de toezichthouder voor de sociale huisvesting de erkenning van een huurdienst intrekken.

§ 4. De toezichthouder voor de sociale huisvesting kan, onverminderd zijn bevoegdheden krachtens artikel 29ter, bij de uitoefening van zijn toezicht op de huurdienst, elke beslissing opschorten die hij in strijd acht met de wetten, decreten, statuten of het algemeen belang. Die opschorting volgt binnen twee dagen, vanaf de dag waarop hij kennis had van de beslissing. Die beslissing wordt opnieuw uitvoerbaar indien de toezichthouder voor de sociale huisvesting binnen twin-tig dagen vanaf de dag van de vergadering waarop de beslissing werd genomen niet de vernietiging van de beslissing heeft uitgesproken.

De huurdienst kan tegen de vernietiging binnen dertig dagen beroep aantekenen bij de Vlaamse regering. De Vlaamse regering moet een uitspraak doen over het beroep binnen dertig dagen vanaf de betekening van het beroep.

§ 5. Wanneer een beslissing, overeenkomstig § 4, werd vernietigd kan de toezichthouder voor de sociale huisvesting de aangelegenheid bepalen waarover het beheersorgaan van de huurdienst een beslissing moet nemen en de termijn bepalen waarbinnen het die beslissing moet nemen. De toezichthouder voor de sociale huisvesting moet zijn goedkeuring hechten aan deze beslissing.

Als binnen de gestelde termijn geen beslissing werd genomen, of als de toezichthouder voor de sociale huisvesting,de genomen beslissing niet goedkeurt, dan kan hij, na kennisgeving aan de Vlaamse regering, de plaats innemen van de huurdienst.

§ 6. De Vlaamse regering bepaalt de verdere voorwaarden voor de toepassing van dit artikel. (verv. decr. 19 maart 2004, art. 19, I: 13 juli 2004) ]

Artikel 56bis.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(23/06/2017- 17/05/2019)

§ 1. Op eigen initiatief of op verzoek van de toezichthouder kan de Vlaamse Regering de erkenning intrekken van een huurdersbond die niet aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, de opdrachten, opgelegd bij decreet of bij besluit van de Vlaamse Regering, niet behoorlijk uitvoert, of waarvan de werking in gebreke blijft.

§ 2. Op eigen initiatief of op verzoek van de toezichthouder kan de Vlaamse Regering een sociaal verhuurkantoor dat niet aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, de opdrachten, opgelegd bij decreet of krachtens een besluit van de Vlaamse Regering, niet behoorlijk uitvoert, of waarvan de werking in gebreke blijft, een of meer van de volgende maatregelen opleggen:
1° de erkenning van het sociaal verhuurkantoor intrekken;
2° het sociaal verhuurkantoor verplichten tot opmaak van een verbeterplan;
3° het sociaal verhuurkantoor verplichten om, met het oog op continuïteit van de activiteiten, tijdelijk samen te werken met een ander sociaal verhuurkantoor;
4° het sociaal verhuurkantoor verplichten een beroep te doen op gespecialiseerde externe bijstand ter verbetering van het bedrijfsbeheer of met het oog op het vermijden van de gedwongen stopzetting van de activiteit. De kosten verbonden aan de externe bijstand kunnen, aanvullend op de subsidiëring van de werking overeenkomstig de bepalingen van artikel 58, worden gesubsidieerd. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor het bekomen van deze aanvullende subsidie.

§ 3. Voorafgaand aan de beslissing om een van de sancties, vermeld in paragraaf 1 en 2, op te leggen, stuurt de Vlaamse Regering de betrokken huurdienst een ingebrekestelling. In de ingebrekestelling motiveert de Vlaamse Regering dat de huurdienst de erkenningsvoorwaarden niet nakomt, de opdrachten, opgelegd bij decreet of bij besluit van de Vlaamse Regering, niet behoorlijk uitvoert, de verbintenissen die ze is aangegaan niet nakomt, of haar werking in gebreke blijft. De ingebrekestelling wordt met een beveiligde zending verstuurd. De in gebreke gestelde huurdienst wordt uitgenodigd om te worden gehoord. Zij kan zich daarbij laten bijstaan.

§ 4. De Vlaamse Regering kan de nadere regelen en procedure vastleggen voor het opleggen van de sancties vermeld in paragraaf 1 en 2.

Artikel 56ter.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(29/04/2019- 19/09/2021)

§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 56bis treedt de VMSW van rechtswege in de rechten en de verplichtingen van het sociaal verhuurkantoor die voortvloeien uit een overeenkomst die gesloten is tussen het sociaal verhuurkantoor en een of meer verhuurders op de private huurmarkt, onder de voorwaarden, vermeld in het tweede lid.

De indeplaatsstelling, vermeld in het eerste lid, vindt plaats zodra de VMSW op eigen initiatief of na melding van een belanghebbende vaststelt dat de volgende voorwaarden cumulatief vervuld zijn:
1° de verhuurder heeft zijn toestemming verleend om de huurovereenkomst over te dragen;
2° het sociaal verhuurkantoor bevindt zich in een van de volgende gevallen:
a) de erkenning is ingetrokken;
b) de aanvraag van het faillissement, of een procedure tot vereffening is opgestart, of een vordering tot gerechtelijke ontbinding is ingeleid, of een beslissing tot vrijwillige ontbinding van het sociaal verhuurkantoor is genomen;
c) het sociaal verhuurkantoor slaagt er niet in om, na afloop van een periode van negen maanden waarin de VMSW met toepassing van artikel 33, § 5, de verplichting tot betaling van de huurprijs heeft overgenomen, zijn huurbetalingsverplichtingen terug na te komen;
3° de huurovereenkomst is gesloten tussen een verhuurder en een sociaal verhuur-kantoor dat op het moment waarop de huurovereenkomst is gesloten, conform artikel 56 erkend is als huurdienst, en bevat geen bedingen die onverenigbaar zijn met de bepalingen van dit decreet en de uitvoerings-besluiten ervan. De in de huurovereenkomst bedongen huurprijs mag niet hoger zijn dan de door de Vlaamse Regering vastgestelde huurprijsgrens voor het bekomen van een tegemoetkoming verleend met toepassing van artikel 82.

De melding van een belanghebbende, vermeld in het tweede lid, bevat minstens een gedocumenteerde aanduiding van het toepassingsgeval, vermeld in het tweede lid, 2°, waarop ze gebaseerd is.

§ 2. De Vlaamse Regering kan de nadere regelen en de procedure vastleggen voor de indeplaatsstelling, vermeld in paragraaf 1, eerste lid.

Artikel 57. (... - 30/06/2006)

§ 1. De Vlaamse regering kan haar erkenning verlenen aan één representatieve samenwerkings- en overlegstructuur voor de erkende huurdersorganisaties en sociale verhuurkantoren.

De samenwerkings- en overlegstructuur moet rechtspersoonlijkheid hebben en opgericht zijn als een vereniging zonder winstgevend doel, overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend. Ze zorgt op het hele grondgebied van het Vlaamse Gewest voor het overleg inzake bewonersbelangen.

De Vlaamse regering stelt de bijzondere voorwaarden vast, waaronder de erkenning wordt verleend. De erkenning kan te allen tijde worden ingetrokken wanneer de gestelde voorwaarden niet worden nageleefd. (Zie: B.V.R. 21 oktober 1997, B.S., 31 oktober 1997)

§ 2. Voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in § 3, staat de samenwerkings- en overlegstructuur onder het toezicht van een commissaris die door de Vlaamse regering wordt benoemd, en die zijn bevoegdheid uitoefent overeenkomstig artikel 9 en 10 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.

De in het eerste lid vermelde commissaris houdt toezicht op het gebruik van de subsidies die worden toegekend aan huurdersorganisaties en sociale verhuurkantoren.

§ 3. De erkende samenwerkings- en overlegstructuur heeft de hierna vermelde opdrachten:

1° het zorgen voor de uitwisseling van de ervaring van de erkende huurdiensten en doorstroming van de informatie over beleidsbeslissingen naar de erkende huurdiensten om de positie van woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden juridisch, sociaal en economisch te versterken;

2° de erkende huurdiensten begeleiden en ondersteunen door de regelgeving, de rechtsleer en de rechtspraak inzake wonen te bestuderen;

3° de werking van de erkende huurdiensten ondersteunen door contacten te leggen met overheidsinstanties en andere sociale woonorganisaties;

4° de erkende huurdiensten vertegenwoordigen in advies- en overlegorganen inzake wonen;

5° [advies verlenen aan de Vlaamse regering met betrekking tot de erkende huurdiensten. (verv. decr. 19 maart 2004, art. 20, I: 13 juli 2004) ]

Artikel 58. (... - 30/06/2012)

Afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden inge-schreven kan de Vlaamse regering, onder voorwaarden die ze zelf bepaalt, salariskosten- en werkingssubsidies toe-kennen, om de werking van de erkende huurdiensten in te passen in het Vlaamse en het gemeentelijke woonbeleid en om de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 57, § 3, mogelijk te maken. (Zie: B.V.R. 21 oktober 1997, B.S., 31 oktober 1997)

De subsidies voor salariskosten en werking worden slechts toegekend voor het gedeelte van de kosten dat niet door andere subsidies wordt gedekt, zonder ooit meer dan 100 % van de totale kosten te mogen overschrijden.

Artikel 58bis.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(29/04/2019- 19/09/2021)

De Vlaamse Regering kan aan de vzw Huurpunt of haar rechtsopvolger een subsidie verlenen als tegemoetkoming in de personeels- en werkingskosten die verbonden zijn aan de opdrachten die verband houden met de initiatieven van de Vlaamse Regering ter bevordering van de uitbreiding van het aanbod door de sociale verhuurkantoren van de woningen, vermeld in artikel 56, § 2, derde lid, 1°.

TITEL VI INSTRUMENTEN VAN HET WOONBELEID (... - ...)

[HOOFDSTUK I HET FONDS VOOR DE HUISVESTING] (... - ...)

AFDELING 1 ... (... - ...)

Artikel 59. (... - 23/06/2006)

Onverminderd andersluidende bepalingen worden de terugbetalingen van subsidie of van tegemoet-komingen die krachtens de Vlaamse Wooncode verleend werden en die teruggevorderd worden omdat de begunstigden de aangegane verbintenissen of gestelde voorwaarden niet naleven, toegewezen aan het Fonds voor de Huisvesting bedoeld in artikel 26, § 1, van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991.

De middelen van dit Fonds moeten rechtstreeks bijdragen tot wat het woonbeleid ten goede kan komen, onder meer tot het wetenschappelijk onderzoek en tot vernieuwende of experimentele woonprojecten die aansluiten bij de doelstellingen van artikel 3 en 4 of die bijdragen tot de ontwikkeling van het woonbeleid in internationaal verband.

[De Vlaamse regering wijst de ambtenaren aan die belast zijn met de invordering van de subsidies en tege-moetkomingen, evenals de ambtenaren die bevoegd zijn om hiervoor een dwangbevel op te stellen, te viseren en uitvoerbaar te verklaren. De Vlaamse regering kan haar bevoegdheid ter zake delegeren tot op het meest functionele niveau. (ing. decr. 19 maart 2004, art. 23, I: 13 juli 2004) ]

HOOFDSTUK II SUBSIDIERING VAN OVERHEIDSINITIATIEVEN (... - ...)

AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN (... - ...)

Artikel 60.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(24/08/2015- 22/12/2016)

§ 1. Om het recht op wonen te bevorderen, kan de Vlaamse regering, afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, subsidie verlenen voor een aantal verrichtingen die betrekking hebben op sociale huurwoningen en die passen in:
1° de verwerving van bebouwde of onbebouwde onroerende goederen;
2° de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur;
3° ...;
4° de verhuring van sociale huurwoningen.

Rekening houdend met de bepalingen van dit hoofdstuk stelt de Vlaamse regering de bijzondere voorwaarden vast waaronder ze subsidie verleent.

§ 2. Onverminderd de uitzonderingen die in dit hoofdstuk en in artikel 4.1.15 van het decreet Grond- en Pandenbeleid zijn bepaald en rekening houdend met de bepalingen van artikel 29, kan subsidie, zoals bedoeld in § 1, worden verleend aan de volgende initiatiefnemers:
1° de VMSW en de sociale huisvestingsmaatschappijen;
2° het VWF;
3° de gemeenten;
4° de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, evenwel beperkt tot de subsidie voor wooninfrastructuur;
5° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en OCMW-verenigingen.

§ 3. Wanneer de uitvoering van een verrichting, bedoeld in deze titel, de ontruiming van woningen vereist, is de initia-tiefnemer verplicht de bewoners die voldoen aan de voorwaarden die worden vastgesteld op grond van artikel 95 en de bewoners van een woning die toebehoort aan een sociale woonorganisatie of de initiatiefnemer, te herhuisvesten onder de door de Vlaamse regering gestelde voorwaarden.

Artikel 61.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(24/08/2015- 19/09/2021)

De Vlaamse regering bepaalt het bedrag van de subsidies, vermeld in dit hoofdstuk. Behoudens een andersluidende decretale bepaling, mag dit bedrag nooit hoger zijn dan 85 % van het subsidiabele bedrag.

Behoudens andersluidende decretale bepaling, is elk ander voordeel dat de Vlaamse regering eventueel voor dezelfde verrichting toekent op grond van haar gewest- of gemeenschapsbevoegdheden in deze percentages begrepen.

In afwijking van het derde lid kan de subsidie, vermeld in dit hoofdstuk, voor het niet-gesubsidieerde gedeelte gecombineerd worden met de andere middelen die de initiatiefnemers, vermeld in artikel 60, § 2, op grond van dit decreet kunnen verkrijgen voor de financiering van hun investeringsverrichtingen.

Artikel 62.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(24/08/2015- 22/12/2016)

§ 1. De toezichthouder is bevoegd om namens de Vlaamse regering controle uit te oefenen op de aanwending van de subsidies, vermeld in dit hoofdstuk.

§ 2. De Vlaamse regering stelt de bijzondere regels vast voor de eventuele terugbetaling van de ontvangen subsidie in de gevallen waarin, bij de realisatie van het sociaal woonproject, één of meer elementen werden gewijzigd, in het bijzonder de bestemming van gronden of gebouwen.

AFDELING 2 [SUBSIDIE VOOR DE VERWERVING VAN ONROERENDE GOEDEREN (verv. Decr. 31 mei 2013, art. 27, I: 21 juli 2013)] (... - ...)

Artikel 63.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(24/08/2015- 19/09/2021)

...

AFDELING 3 SUBSIDIE VOOR WOONINFRASTRUCTUUR (... - ...)

Artikel 64. (... - 30/06/2006)

§ 1. De Vlaamse regering kan subsidie verlenen om initiatiefnemers in staat te stellen:

1° gronden die gelegen zijn in een woonvernieuwingsgebied bouwrijp te maken, in voorkomend geval door sloping van de aanwezige gebouwen;

2° infrastructuurwerken uit te voeren, met name de wegenuitrusting, de nutsvoorzieningen en de inrichtingen voor afvoer en zuivering van afvalwater die voor de woningen in kwestie noodzakelijk zijn;

3° gemeenschapsvoorzieningen op te richten;

4° aanpassingswerkzaamheden aan de woonomgeving uit te voeren, behalve ten behoeve van sociale verkavelingen.

Als de verrichting, vermeld in het eerste lid, 1° betrekking heeft op de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur voor woningen die worden gerenoveerd, verbeterd of aangepast of voor een renovatie- of opvulbouwproject dat goedgekeurd is door de Vlaamse regering, dan kan de subsidie eveneens worden verleend buiten een woonvernieuwingsgebied.

§ 2. Wat de subsidie voor infrastructuurwerken of voor aanpassingswerkzaamheden aan de woonomgeving betreft, vermeld in § 1, eerste lid, 2° en 4°, maakt de Vlaamse regering onderscheid naar gelang het sociale woonproject binnen of buiten een woonvernieuwings- of woningbouwgebied wordt gerealiseerd. Dat onderscheid geldt niet wanneer die werkzaamheden worden uitgevoerd voor woningen die worden gerenoveerd, verbeterd of aangepast dan wel voor een renovatie- of opvulbouwproject dat goedgekeurd is door de Vlaamse regering, noch voor de werkzaamheden voor een sociaal woonproject van de VHM of een sociale huisvestingsmaatschappij.

§ 3. In afwijking van artikel 60 kan de subsidie voor infrastructuurwerken als vermeld in § 1, 2°, ook worden verleend wanneer de initiatiefnemer in het kader van het Vlaamse welzijnsbeleid op zijn grond serviceflats, als bedoeld in artikel 2, 5° van de gecoördineerde decreten van 18 december 1991 inzake voorzieningen voor bejaarden, laat oprichten door een houder van een recht van opstal of erfpacht. De subsidie wordt eveneens toegekend wanneer de serviceflats in het kader van een leasingovereenkomst met de initiatiefnemer worden opgericht.

§ 4. In afwijking van artikel 60 kunnen subsidies, vermeld in dit artikel, ook worden verleend aan initiatiefnemers, opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, overeenkomstig de wet van 27 juni 1921, waarbij aan verenigingen zonder winstgevend doel en aan instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend.

§ 5. In afwijking van artikel 60 kunnen de subsidies, vermeld in dit artikel, ook worden verleend voor de verrichtingen in het kader van een renovatieproject voor woningen van een wijk of buurt, waaraan een in artikel 60 vermelde initiatiefnemer deelneemt.

Artikel 65.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(24/08/2015- 22/12/2016)

De subsidiëring van infrastructuurwerken en van aanpassingswerkzaamheden aan de woonomge-ving, vermeld in artikel 64, § 1, eerste lid, 2° en 4°, is slechts mogelijk als de initiatiefnemer er zich toe verbindt de wooninfrastructuur in kwestie, samen met de grond waarin of waarop ze wordt uitgevoerd, binnen de termijn die door de Vlaamse regering wordt bepaald aan de gemeente over te dragen om in het gemeentelijke openbare domein te worden ingelijfd.

De initiatiefnemer kan de gemeenschapsvoorzieningen die niet uitsluitend bedoeld zijn voor de bewoners van de woningen van het sociaal woonproject, aan de gemeente overdragen om in het gemeentelijke openbare domein te worden ingelijfd.

De initiatiefnemer mag voor de overdracht aan de gemeente, bedoeld in dit artikel, een vergoeding vragen die niet meer mag bedragen dan het niet-gesubsidieerde deel van de kostprijs van de werkzaamheden, verrichtingen en voorzieningen.

De overdracht gebeurt overeenkomstig een procedure die de Vlaamse regering uitwerkt en die voor de gemeente de nodige waarborgen biedt inzake overleg bij het ontwerp en de uitvoering van de verrichtingen.

De gemeente is onderhoudsplichtig voor de infrastructuur en gemeenschapsvoorzieningen die aan haar werden overgedragen.

Artikel 66. (... - 19/09/2021)

...

Artikel 67. (... - 30/06/2006)

De Vlaamse regering kan beslissen dat het Vlaamse Gewest zelf de verrichtingen, vermeld in arti-kel 64, § 1, uitvoert of laat uitvoeren. In dat geval neemt het Vlaamse Gewest de kosten voor zijn rekening voor een bedrag gelijk aan de subsidie.

Artikel 68.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(24/08/2015- 19/09/2021)

In afwijking van artikel 61, eerste en tweede lid kan de subsidie die overeenkomstig deze afdeling wordt verleend, tot 100 % bedragen van het subsidiabele bedrag.

AFDELING 4 [SUBSIDIE VOOR BOUW VAN EN RENOVATIE TOT SOCIALE KOOPWONINGEN (verv. Decr. 31 mei 2013, art. 31, I: 21 juli 2013)] (... - ...)

Artikel 69. (... - 20/07/2013)

De Vlaamse regering kan subsidie verlenen om initiatiefnemers te stimuleren één of meer sociale woningen te bouwen in een woonvernieuwings- of woningbouwgebied. Het VWF ontvangt deze subsidie alleen als de bouw bovendien past in een renovatie- of opvulbouwproject dat de Vlaamse regering heeft goedgekeurd.

Artikel 70. (... - 20/07/2013)

De Vlaamse regering kan subsidie verlenen voor de renovatie van één of meer ongeschikte wonin-gen of ongeschikte gebouwen om er sociale woningen van te maken.

Artikel 71. (... - 13/05/2011)

De Vlaamse regering kan de in artikel 70 vermelde subsidie verlenen aan de in artikel 18, § 2, ver-melde initiatiefnemers voor de renovatie van de woningen vermeld in de artikelen 18, § 1, en 90 en de woningen die zijn opgenomen in de lijst van de verwaarloosde gebouwen en/of woningen, bedoeld in artikel 28, § 1, van het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting. Deze bepaling geldt slechts voor zover de initiatiefnemers beschikken over een recht van opstal of erfpacht op deze woningen of de woningen voor minstens negen jaar huren om ze beschikbaar te stellen aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden.

AFDELING 5 SUBSIDIE VOOR DE VERHURING, VERBETERING EN AANPASSING VAN WONINGEN (... - ...)

Artikel 72. (... - 20/07/2013)

De Vlaamse regering kan subsidie verlenen:

1° voor de verbetering of de aanpassing van sociale huurwoningen;

2° om sociale huurwoningen die in een sociale woonwijk gentegreerd zijn uit te rusten voor de activiteiten van het dagelijkse leven van personen met een handicap, met inbegrip van de bouw en/of de inrichting van specifieke voorzieningen die daarvoor noodzakelijk zijn;

3° [om de verhuurder van sociale huurwoningen in staat te stellen huurverminderingen toe te kennen, volgens de voorwaarden die de Vlaamse regering bepaalt. (verv. decr. 8 december 2000, art. 34, I: 23 januari 2001) ]

De Vlaamse regering kan de in het eerste lid, 1°, vermelde subsidie verlenen aan de in artikel 18, § 2, vermelde initia-tiefnemers die verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden uitvoeren aan de in artikel 71 bedoelde woningen die de initiatiefnemer voor minstens negen jaar huurt of waarvoor de initiatiefnemer een recht van opstal of erfpacht heeft verworven om ze beschikbaar te stellen aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden.

(Zie: B.V.R. 16 juni 1998, B.S., 23 oktober 1998)

Artikel 73. (... - 20/07/2013)

De subsidie voor de verrichtingen, vermeld in artikel 72, 2° kan, in afwijking van artikel 61, eerste en tweede lid, meer dan 85 % bedragen van het subsidiabele bedrag.

De subsidie, bedoeld in artikel 72, 3°, is gelijk aan de toegekende huurvermindering.

HOOFDSTUK III SUBSIDIERING VAN WOONPROJECTEN VAN SOCIALE VERHUURKANTOREN EN VAN WOONPROJECTEN IN DE PRIVE-SECTOR (... - ...)

AFDELING 1 WOONPROJECTEN VAN SOCIALE VERHUURKANTOREN (... - ...)

Artikel 74. (... - 20/07/2013)

De Vlaamse regering kan, binnen de perken van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven en onder de bijzondere voorwaarden die ze bepaalt, de subsidie, vermeld in artikel 72, eerste lid, 3°, verlenen aan sociale verhuurkantoren die erkend zijn overeenkomstig artikel 56, § 1. Artikel 73 is mede van toepassing op deze subsidie.

De subsidie heeft in dat geval betrekking op woningen uit de privé-sector die de sociale verhuurkantoren beschikbaar stellen van woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden.

AFDELING 2 WOONPROJECTEN IN DE PRIVE-SECTOR (... - ...)

Artikel 75. (... - 30/06/2006)

§ 1. Afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden in-geschreven en rekening houdend met de bepalingen van de artikelen 61 en 65, kan de Vlaamse regering de subsidie, zoals bedoeld in de artikelen 64, §§ 1 en 2, 69 en 70, ook verlenen aan andere initiatiefnemers dan die vermeld in artikel 60, § 2 of 64, §§ 3, 4 of 5.

De subsidie wordt op grond van deze afdeling enkel verleend als de geplande verrichtingen bedoeld zijn om in een woonvernieuwings- of woningbouwgebied sociale huurwoningen te realiseren.

§ 2. Behoudens toepassing van artikel 64, § 3, worden de woningen die de begunstigde van de subsidie bouwt of renoveert, door een initiatiefnemer, vermeld in artikel 60, § 2, verhuurd of onderverhuurd aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden.

§ 3. Behoudens toepassing van artikel 64, §§ 3 en 4, engageert de begunstigde van de subsidie zich met betrekking tot de woningen tot een eenzijdige verkoopbelofte ten voordele van de initiatiefnemer, bedoeld in § 2, waarmee wordt samengewerkt. Voor het geval de koopoptie niet wordt gelicht, verleent hij aan de VHM en aan de sociale huisvestingsmaatschappij of -maatschappijen met een werkgebied waarin het woonproject gelegen is, een recht van voorkoop op deze woningen.

De voorwaarden van de verkoopbelofte en van het recht van voorkoop, onder meer de termijn voor de lichting van de koopoptie en de berekening van de koopprijs, worden geregeld in een overeenkomst die de begunstigde van de subsidie sluit:

- hetzij met de VHM of met een sociale huisvestingsmaatschappij, wanneer met een van hen wordt samengewerkt;

- hetzij, in de andere gevallen, met het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse regering.

De overeenkomst bevat verder alle regelingen inzake de beschikbaarstelling van de woningen aan de initiatiefnemer, bedoeld in § 2. Voor de verhuring of onderverhuring aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden gelden de bepalingen van artikel 91 tot 99 en, naar gelang van het geval, van artikel 100 [of 101. (verv. decr. 17 maart 1998, art. 4, I: datum van inwerkingtreding art. 75) ]

De overeenkomst met de VHM of met een sociale huisvestingsmaatschappij wordt ter goedkeuring aan de Vlaamse regering voorgelegd.

§ 4. De Vlaamse regering stelt de bijzondere voorwaarden vast voor de subsidie vermeld in dit artikel.

Artikel 76. (... - 20/07/2013)

Behoudens toepassing van artikel 64, §§ 3 en 4, worden de bouwwerken die hij gerealiseerd heeft, ten voordele van het Vlaamse Gewest bezwaard met een hypotheek van de eerste rang ten belope van de subsidie, vermeerderd met de interesten tegen de wettelijke interestvoet, als waarborg voor de uitvoering van de prestaties waartoe de begunstigde van de subsidie zich verbonden heeft in de overeenkomst, vermeld in artikel 75, § 3.

De hypotheek wordt bij de vervreemding van de woningen doorgehaald, zoals door de Vlaamse regering bepaald.

Als de begunstigde van de subsidie erin toestemt, kan de hypotheek, vermeld in het eerste lid, gevestigd worden op andere onroerende goederen die hij in eigendom bezit. Ze kan, met instemming van de Vlaamse regering, ook vervangen worden door een bankgarantie ten belope van hetzelfde bedrag.

De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing als de bouwwerken vanaf de oprichting eigendom worden van het Vlaamse Gewest of van de initiatiefnemer, bedoeld in artikel 75, § 2, waarmee wordt samengewerkt.

Artikel 77. (... - 19/09/2021)

De Vlaamse regering kan de waarborg van het Vlaamse Gewest hechten aan de leningen die de begunstigde van de subsidie aangaat of aan de kredieten die hij opneemt om de prestaties uit te voeren waartoe hij zich heeft verbonden. De waarborg bedraagt nooit meer dan 90 % van het oorspronkelijke bedrag van de lening of het krediet. Hij heeft enkel betrekking op de terugbetaling van het kapitaal.

AFDELING 3 HET GARANTIEFONDS VOOR HUISVESTING (... - ...)

Artikel 77bis. (... - 13/05/2011)

Er wordt een Garantiefonds voor Huisvesting opgericht.

Het Garantiefonds voor Huisvesting heeft rechtspersoonlijkheid. Het wordt opgericht als een instelling van categorie A in de zin van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. De bepalingen van die wet zijn op het fonds van toepassing voor zover er in dit decreet niet wordt van afgeweken. (ing. decr. 20 december 2002, art. 23, I: 1 januari 2003) ]

Artikel 77ter. (... - 19/09/2021)

De middelen van het Garantiefonds voor Huisvesting zijn:

1° een jaarlijkse dotatie lastens de begroting van het Vlaamse Gewest;

2° het gebeurlijk saldo op het einde van het voorgaand begrotingsjaar op het Garantiefonds;

3° alle middelen die voortkomen uit de activiteiten van het Garantiefonds;

4° alle andere middelen die nuttig zijn in het kader van de taken van het Garantiefonds. In functie van deze taken kan de Vlaamse regering overeenkomsten sluiten met derden. (ing. decr. 20 december 2002, art. 23, I: 1 januari 2003) ]

Artikel 77quater. (... - 19/09/2021)

De Vlaamse regering kan aan het Garantiefonds voor Huisvesting de volgende taken toevertrouwen:
1° de betaling van de huurachterstallen voor woningen onder de door de Vlaamse regering te bepalen voorwaarden;
2° de betaling van de huurgelden bij leegstand voor woningen onder de door de Vlaamse regering te bepalen voorwaarden;
3° de financiering van werken, onder meer infra-structuurwerken, het bouwrijp maken van percelen, het oprichten van gemeenschapsvoorzieningen en wijkcentra, met inbegrip van alle handelingen die daarmee verband houden, voor zover ze kaderen binnen een woonproject onder de door de Vlaamse regering te bepalen voorwaarden;
4° het nemen van zakelijke rechten op gronden of ander vastgoed waarop een initiatiefnemer woningen bouwt, die geheel of gedeeltelijk bestemd zijn als woonproject in zoverre dit niet door een derde gebeurt of het financieren van dergelijke zakelijke rechten, dit alles onder de door de Vlaamse regering te bepalen voorwaarden;
5° eigenaar worden van woningen onder de door de Vlaamse regering te bepalen voorwaarden;
6° de financiering van de actuele waarde van de woningen bij het einde van de in 4° bedoelde zakelijke rechten onder de door de Vlaamse regering te bepalen voorwaarden;
7° de betaling van tussenkomsten voor woningen onder de door de Vlaamse regering te bepalen voorwaarden.

Onder initiatiefnemer wordt niet alleen verstaan de initiatiefnemers nominatief vermeld in artikel 60, § 2, maar ook andere initiatiefnemers, bedoeld in artikel 75. (ing. decr. 20 december 2002, art. 23, I: 1 januari 2003) ]

Artikel 77quinquies. (... - 13/05/2011)

De Vlaamse regering stelt de verdere regels vast betreffende de werking en het beheer van het Garantiefonds voor Huisvesting evenals de regels inzake afstand van gronden zoals bedoeld in (ing. decr. 20 december 2002, art. 23, I: 1 januari 2003) ] [artikel 42, § 2, derde lid. (verv. decr. 19 maart 2004, art. 31, I: 13 juli 2004) ]

[De Vlaamse regering stelt jaarlijks een verslag op over de werking en het beheer van het Garantiefonds voor Huisvesting. Dit verslag wordt aan het Vlaams Parlement meegedeeld. (ing. decr. 20 december 2002, art. 23, I: 1 januari 2003) ]

Artikel 77sexies. (... - 19/09/2021)

De woningen die worden gefinancierd via een tussenkomst van het Garantiefonds voor Huisvesting worden verhuurd onder de door de Vlaamse regering te bepalen voorwaarden. (ing. decr. 20 december 2002, art. 23, I: 1 januari 2003) ]

[HOOFDSTUK IIIBIS SUBSIDIËRING VAN ERKENDE VERHUURDERSORGANISATIES (ing. decr. 9 november 2018, art. 69, I: 1 januari 2019)] (... - ...)

Artikel 77septies.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2019- 19/09/2021)

§ 1. De Vlaamse Regering kan verhuurdersorganisaties erkennen waarvan de werking of een deelactiviteit wordt gesubsidieerd conform artikel 77octies.

Om erkend te kunnen worden moet ten minste aan al de volgende voorwaarden voldaan zijn:
1° de verhuurdersorganisatie vertegenwoordigt private verhuurders of vastgoedmakelaars;
2° de verhuurdersorganisatie is werkzaam in het Vlaamse Gewest;
3° de verhuurdersorganisatie verbindt er zich toe de opdrachten uit te voeren die haar worden opgelegd door de Vlaamse Wooncode en de besluiten ter uitvoering ervan;
4° de verhuurdersorganisatie verbindt er zich toe het toezicht van de Vlaamse Regering te aanvaarden.

De Vlaamse Regering stelt de procedure vast voor de erkenning en de intrekking van de erkenning. De Vlaamse Regering kan aanvullende voorwaarden opleggen om erkend te worden, onder meer wat representativiteit, schaalgrootte en regionale spreiding betreft.

§ 2. De erkende verhuurdersorganisaties dragen bij tot het helpen realiseren van het recht op wonen voor iedereen en behartigen de belangen van de verhuurders of vastgoedmakelaars op de privéhuurwoningmarkt.

De erkende verhuurdersorganisaties verstrekken op individuele of collectieve basis informatie en advies over alle aangelegenheden in verband met het verhuren van woningen. Ze kunnen juridische bijstand verlenen aan verhuurders.

§ 3. De Vlaamse Regering kan de erkenning van een verhuurdersorganisatie intrekken.

Artikel 77octies.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2019- 19/09/2021)

Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van het Vlaamse Gewest ingeschreven worden, kan de Vlaamse Regering, onder de voorwaarden die ze bepaalt, subsidies verlenen voor de werking of deelactiviteiten van de erkende verhuurdersorganisaties, vermeld in artikel 77septies, of voor projecten met een aanvullend en/of vernieuwend karakter, uitgevoerd door erkende verhuurdersorganisaties of door andere actoren. De subsidiëring ten laste van de uitgavenbegroting van het Vlaamse Gewest mag nooit meer bedragen dan 100 % van de totale kosten.

HOOFDSTUK IV ANDERE STEUNMAATREGELEN (... - ...)

AFDELING 1 SOCIALE LENINGEN EN WAARBORGEN (... - ...)

Artikel 78. (... - 23/06/2006)

[Het Vlaamse Gewest waarborgt, onder de voorwaarden die de Vlaamse regering stelt, de terugbe-taling van de hoofdsom en de betaling van de interest en de extra kosten van sociale leningen toegestaan door:

1° de kredietmaatschappijen die, onder de voorwaarden die de Vlaamse regering bepaalt, door de Vlaamse regering of door de VHM erkend zijn;

2° elke kredietinstelling, hiertoe erkend bij besluit van de Vlaamse regering. (ing. decr. 20 december 2002, art. 24, I: 1 januari 2003) ]

De waarborg van het Vlaamse Gewest heeft ten hoogste betrekking op het gedeelte van de lening dat 60 % van de verkoopwaarde van de woning overschrijdt. De kredietinstelling houdt op de geleende bedragen een bijdrage in ten behoeve van een waarborgfonds bij een financiële instelling die de Vlaamse regering kiest. De Vlaamse regering regelt het beheer van dit fonds en bepaalt de hoogte van de bijdrage, die in geen geval meer bedraagt dan 0,5 % van de geleende bedragen.

Het geleende bedrag mag niet hoger zijn dan de verkoopwaarde van de woning. [De Vlaamse regering stelt de overige voorwaarden vast, onder meer inzake de maximumverkoopwaarde van de woning, de minimum- en maximumnormen voor de woningen en de eigendomsvoorwaarden in hoofde van de ontlener. (ing. decr. 20 december 2002, art. 24, I: 1 januari 2003) ]

Artikel 79. (... - 30/06/2006)

§ 1. De Vlaamse regering stelt voor elk van de verrichtingen, vermeld in § 2, de voorwaarden vast waaronder woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden een bijzondere sociale lening kunnen aangaan bij de VHM of bij het VWF. Ze bepaalt onder meer de minimum- en maximumnormen voor de woningen, de berekeningswijze van de sociale interestvoeten en de voorwaarden voor de periodieke herziening van die interestvoet. De interestvoet en de herziening ervan zijn gekoppeld aan het inkomen.

§ 2. De VHM staat de leningen, vermeld in § 1, enkel toe aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden die:

1° een sociale koopwoning van de VHM of van een sociale huisvestingsmaatschappij kopen, of

2° hun woning renoveren, verbeteren of aanpassen, of

3° een woning met een bepaalde ouderdom, waarvoor de Vlaamse regering het minimum bepaalt, kopen, of

4° een woning bouwen.

De terugbetaling van deze leningen wordt gewaarborgd door een tijdelijke overlijdensverzekering, die door de VHM of, in voorkomend geval, haar dochteronderneming, bedoeld in artikel 30, kan worden aangeboden aan de alleenstaanden of de gezinnen die de lening aangaan of hebben aangegaan. De Vlaamse regering keurt de algemene voorwaarden en de tarieven van deze verzekering goed.

De VHM kan in verhouding tot de gezinsgrootte een extra interestvermindering toekennen die de Vlaamse regering bepaalt.

§ 3. Het VWF staat de leningen, vermeld in § 1, enkel toe aan:

1° grote gezinnen die hun woning renoveren, verbeteren of aanpassen of die een woning kopen of bouwen;

2° grote gezinnen die niet in staat zijn om vroeger aangegane schulden, voor de renovatie, de koop of de bouw van hun woning, terug te betalen, onder de voorwaarden die door de Vlaamse regering worden bepaald.

Het VWF kan in verhouding tot de gezinsgrootte een extra interestvermindering toekennen die de Vlaamse regering bepaalt.

§ 4. Voor leningen zoals bedoeld in § 2, eerste lid, 4° en § 3, eerste lid, 1°, die betrekking hebben op nieuwe woningen maakt de Vlaamse regering, als ze overeenkomstig § 1 de maximumnormen voor de woningen en de berekeningswijze van de sociale interestvoeten bepaalt, onderscheid naargelang de woningen al dan niet gelegen zijn in een woonvernieu-wings- of woningbouwgebied. Dat onderscheid geldt niet wanneer de woning wordt gebouwd na afbraak van een ongeschikte woning op hetzelfde perceel.

(Artikel 79 treedt in werking op 23 januari 1999. Zie: B.V.R. 19 januari 1999, B.S., 29 januari 1999)

Artikel 79bis.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2019- 19/09/2021)

De Vlaamse Regering stelt de voorwaarden vast waaronder woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden een renteloze huurwaarborglening kunnen aangaan en duidt een of meerdere instanties aan die instaan voor het verstrekken van die lening namens het Vlaamse Gewest.

Binnen de kredieten die daarvoor op de begroting van het Vlaamse Gewest ingeschreven zijn, kan het Vlaamse Gewest een toelage verlenen aan de instantie of instanties, vermeld in het eerste lid, ter financiering van de distributie en beheer van de huurwaarborgleningen, vermeld in het eerste lid. De Vlaamse Regering stelt de toekenningsvoorwaarden van de voormelde toelage vast.

Voor de aspecten die niet geregeld zijn in dit artikel of in de besluiten genomen ter uitvoering ervan, gelden de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 1 en 4, en titel 5, van het Wetboek van Economisch Recht.

Artikel 80. (... - 06/06/2019)

De Vlaamse regering kan, binnen de perken van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, onder de door haar te bepalen voorwaarden en ten belope van een door haar te bepalen bedrag, de terugbetaling van de hoofdsom en de betaling van de interesten van hypothecaire leningen geheel of gedeeltelijk ten laste leggen van het Vlaamse Gewest als de leners niet in staat zijn hun contractuele verplichtingen na te komen ten gevolge van arbeidsongeschiktheid of onvrijwillige werkloosheid [of overlijden. (ing. decr. 20 december 2002, art. 25, I: 1 januari 2003) ] De lening moet betrekking hebben op een woning die de lener zelf bewoont of zal bewonen en waarvan de verkoopwaarde niet hoger ligt dan het bedrag dat de Vlaamse regering bepaalt. De lener mag bovendien geen andere woning in volle eigendom bezitten, tenzij ze ongeschikt is.

Het Vlaamse Gewest kan bij overeenkomst met de verzekeraar de verzekeringspremies voor zijn rekening nemen. (Dit artikel treedt in werking op 1 mei 1998. Zie: B.V.R. 12 mei 1998, B.S., 28 juli 1998)

AFDELING 2 TEGEMOETKOMINGEN (... - ...)

Artikel 81.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/03/2001- 17/05/2019)

§ 1. De Vlaamse regering kan, afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, tegemoetkomingen verlenen, zoals bedoeld in artikel 82 en 83, om woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden in staat te stellen een woning te bouwen, te huren of te kopen of hun woning te renoveren, te verbeteren of aan te passen.

De tegemoetkomingen die in deze afdeling worden vermeld, kunnen enkel worden verleend wanneer de alleenstaande of het gezin geen andere woning in volle eigendom bezit, tenzij het een ongeschikte woning betreft die door de alleenstaande of het gezin zelf werd bewoond. Naar gelang van het geval moet de huurprijs van de woning of de waarde of omvang ervan in overeenstemming zijn met de normen die de Vlaamse regering vaststelt.

[In afwijking van het tweede lid kan een tegemoetkoming in de kosten, zoals vermeld in artikel 83, verleend worden aan de eigenaar-verhuurder die werken uitvoert aan de door hem verhuurde woning. (ing. decr. 8 december 2000, art. 30, I: 23 januari 2001) ]

De Vlaamse regering bepaalt de bijzondere voorwaarden voor de toepassing van deze afdeling.

§ 2. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen ervan, kunnen het deel van de huurprijs dat overeenstemt met de hulp die zij voor de huisvesting van de betrokken gezinnen verlenen, rechtstreeks betalen aan de gemeenten en de sociale woonorganisaties die woningen verhuren overeenkomstig titel VII.

Als een tegemoetkoming wordt verleend overeenkomstig artikel 82, betaalt het Vlaamse Gewest deze, met toepassing van het eerste lid, aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of aan de vereniging van die centra.

Artikel 82. (... - 31/12/2007)

Om het verlaten van een voor bewoning ongeschikte of onaangepaste woning aan te moedigen kan er, met toepassing van artikel 81, een tegemoetkoming in de installatiekosten en in de huurprijs worden verleend ten behoeve van woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden om een woning te huren die voldoet aan de volgende drie voorwaarden:
1° de woning is geschikt om in te wonen;
2° de woning is aangepast aan de gezinssamenstelling;
3° de woning is aangepast aan de fysieke mogelijkheden van de huurder.

Als de betrokken huurders een sociale huurwoning krijgen toegewezen of hun oorspronkelijk ongeschikte of onaangepaste woning opnieuw betrekken nadat ze werd gerenoveerd of aangepast met toepassing van artikel 18 of 90, kan enkel de tegemoetkoming in de installatiekosten, vermeld in het eerste lid, worden verleend.

De in dit artikel vermelde tegemoetkoming kan, onder de voorwaarden die de Vlaamse regering bepaalt, worden toegekend aan dakloze gezinnen of alleenstaanden.

[Zonder een voor bewoning ongeschikte of onaangepaste woning te hebben verlaten kan aan de woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden die een geschikte en aangepaste woning huren een tegemoetkoming in de huurprijs worden verleend, voor zover geen sociale woning wordt betrokken. De Vlaamse regering bepaalt nader de voorwaarden en de bepalingen terzake. (ing. decr. 8 december 2000, art. 31, I: 23 januari 2001) ]

Artikel 83. (... - 19/09/2021)

Om de verwerving en/of de renovatie, de verbetering en de aanpassing van woningen aan te moedi-gen, kan er, met toepassing van artikel 81, een tegemoetkoming in de kosten worden verleend ten behoeve van:
1° woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden die een ongeschikte woning of een ongeschikt gebouw renoveren, of kopen en renoveren;
2° woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden die een sociale koopwoning, of een woning die beantwoordt aan de woonkwaliteitsnorm, kopen van een initiatiefnemer, vermeld in artikel 60, § 2, of die een woning bouwen dan wel een nieuwe woning in de privé-sector kopen;
3° woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden die verbeteringswerkzaamheden of aanpassingswerkzaamheden, andere dan bedoeld in 4°, uitvoeren aan hun woning;
4° woonbehoeftige bejaarden en personen met een handicap die hetzij zelf hun woning aanpassen aan hun fysieke mogelijkheden, hetzij inwonen bij een bloed- of aanverwant tot de tweede graad die de woning aanpast aan hun fysieke mogelijkheden.

De tegemoetkoming in de kosten van verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden en de tegemoetkoming in de kosten van de aanpassing van woningen aan de fysieke mogelijkheden van bejaarden of van personen met een handicap, kunnen zowel aan de eigenaar als aan de huurder van de woning worden verleend. Met het inkomen van de bloed- of aanverwant, vermeld in het eerste lid, 4°, wordt geen rekening gehouden, behalve als deze de echtgenoot is van de persoon aan wiens fysieke mogelijkheden de woning wordt aangepast. De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden waaronder deze tegemoetkoming wordt verstrekt.

Als de Vlaamse regering een tegemoetkoming verleent voor het bouwen van een woning of voor het kopen van een nieuwe woning in de privé-sector, dan maakt ze onderscheid naargelang de woning al dan niet gelegen is in een woonvernieuwings- of woningbouwgebied.

(Dit artikel treedt in werking op 1 maart 2001. Zie: B.V.R. 23 februari 2001, B.S., 14 maart 2001)

[HOOFDSTUK V VERSCHULDIGDE VERGOEDING WEGENS NIET-NALEVING VAN VERBINTENISSEN (verv. decr. 14 oktober 2016, art. 36, I: 24 april 2017)] (... - ...)

Artikel 84. (... - 30/06/2006)

De VHM, de sociale huisvestingsmaatschappijen, het VWF, de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn beschikken, zonder enig uitdrukkelijk beding, gedurende twintig jaar over het recht om de sociale huurwoningen en sociale koopwoningen die ze hebben verkocht aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden terug te nemen wanneer die de voorwaarden en verbintenissen als koper die voortvloeien uit de Vlaamse Wooncode en de besluiten ter uitvoering ervan niet nakomen.

De woning kan worden teruggenomen van de eerste, en in voorkomend geval, van de tweede koper tegen de oorspronkelijke verkoopprijs, vermeerderd met de gemaakte kosten van de koop en van de kosten van de verbeterings- en herstellingswerkzaamheden, voor zover deze niet werden uitgevoerd in strijd met de bepalingen op de ruimtelijke ordening en de stedenbouw. De terugname van de woning gebeurt vrij van alle lasten en hypotheken waarmee de koper de woning mocht hebben bezwaard.

De woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden kunnen de woningen slechts doorverkopen na een voorafgaande kennisgeving aan de initiatiefnemer die de woning heeft verkocht.

De instrumenterende ambtenaar leest dit artikel voor bij de verkoop van een woning, bedoeld in het eerste lid.

§ 2. Wanneer de in § 1 vermelde initiatiefnemers geen gebruik maken van hun recht van wederinkoop, hebben ze, onder de voorwaarden die de Vlaamse regering vaststelt, het recht om van de kopers van een sociale woning die deze woning wederverkopen of verhuren binnen een termijn van twintig jaar volgend op de aankoop, een vergoeding te vorderen waarvan de Vlaamse regering het minimum en het maximum bepaalt. (Zie B.V.R. 8 juni 1999, B.S., 31 juli 1999)

HOOFDSTUK VI ANDERE INSTRUMENTEN (... - ...)

AFDELING 1 RECHT VAN VOORKOOP (... - ...)

Artikel 85. (... - 30/06/2006)

§ 1. De VHM, de sociale huisvestingsmaatschappijen, de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn beschikken over een recht van voorkoop op de woningen waaraan ze renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden hebben uitgevoerd met toepassing van artikel 18, § 2, en 90.

Onverminderd het eerste lid, krijgen de VHM, de sociale huisvestingsmaatschappijen binnen hun werkgebied, en de gemeenten op hun grondgebied, een recht van voorkoop op:

1° een woning die is opgenomen op een van de lijsten van de inventaris, bedoeld in artikel 28, § 1, van het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting;

2° de woning, bedoeld in artikel 19, die niet werd gesloopt binnen de door de Vlaamse regering bepaalde termijn;

3° een perceel, bestemd voor woningbouw, dat gelegen is in een door de Vlaamse regering te bepalen bijzonder gebied.

[Het voorkooprecht geldt niet als een sociale huisvestingsmaatschappij verkoopt. Bij verkoop door een titularis van het voorkooprecht hebben alleen de conform artikel 86, § 2, hoger in rangorde staande titularissen van het voorkooprecht een voorkooprecht. (ing. decr. 18 mei 1999, art. 4, I: 8 juli 1999) ]

§ 2. [Het recht van voorkoop, vermeld in § 1, tweede lid, 3°, geldt niet als het goed wordt verkocht aan de echtgenoot, de afstammelingen of aangenomen kinderen van de eigenaar of van één der mede-eigenaars en/of aan de echtgenoten van de voormelde afstammelingen of aangenomen kinderen, die voor eigen rekening kopen. (verv. decr. 18 mei 1999, art. 4, I: 8 juli 1999) ]

§ 3. Het goed kan slechts verkocht worden nadat de verkoper aan de begunstigden van het recht van voorkoop de gelegenheid heeft gegeven om hun recht uit te oefenen. Naargelang het gaat om een openbare verkoop of om een onderhandse verkoop wordt gehandeld overeenkomstig artikel 86 of artikel 87.

Artikel 86. (... - 30/06/2006)

§ 1. Bij een openbare verkoop geeft de instrumenterende ambtenaar ten minste dertig dagen vooraf kennis van plaats, dag en uur van de verkoop:

1° in het geval, bedoeld in artikel 85, § 1, eerste lid, aan de begunstigde van het recht van voorkoop;

2° in de andere gevallen aan de gemeente en aan de VHM, die op haar beurt de voorgenomen verkoop ter kennis brengt aan elke sociale huisvestingsmaatschappij met een werkgebied waarin het goed gelegen is.

§ 2. Als de verkoop wordt gehouden zonder voorbehoud van eventuele uitoefening van het recht van hoger bod, vraagt de instrumenterende ambtenaar bij het einde van de opbieding en vóór de toewijzing, in het openbaar aan de aanwezige gevolmachtigden van de begunstigden van het recht van voorkoop, of zij dat recht wensen uit te oefenen tegen de laatst geboden prijs.

[Willen twee of meer begunstigden hun recht uitoefenen, dan wordt het goed in de hierna vermelde volgorde toegewezen:

1° de sociale huisvestingsmaatschappijen in de volgorde bepaald in het derde lid;

2° de VHM.

3° de gemeente. (verv. decr. 18 mei 1999, art. 5, I: 8 juli 1999) ]

Wanneer het goed gelegen is in het werkgebied van meerdere sociale huisvestingsmaatschappijen bepaalt de VHM, volgens de regels die door de Vlaamse regering worden vastgesteld, in welke volgorde die sociale huis-vestingsmaatschappijen hun recht van voorkoop kunnen uitoefenen. De volgorde wordt samen met de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, 2°, van § 1, meegedeeld aan de sociale huisvestingsmaatschappijen.

In geval van weigering, afwezigheid of stilzwijgen van de begunstigden van het recht van voorkoop, wordt de verkoop voortgezet.

§ 3. [Als de verkoop wordt gehouden onder voorbehoud van eventuele uitoefening van het recht van hoger bod, is de instrumenterende ambtenaar er niet toe gehouden aan de aanwezige gevolmachtigden van de begunstigden van het recht van voorkoop te vragen of zij hun recht van voorkoop uitoefenen.

Als er geen hoger bod wordt gedaan of als de instrumenterende ambtenaar het hoger bod niet aanneemt, betekent hij het laatste bod aan de begunstigden van het recht van voorkoop en vraagt of zij hun recht van voorkoop al dan niet wensen uit te oefenen. Als zij binnen een termijn van vijftien dagen hun instemming niet aan de instrumenterende ambtenaar hebben betekend bij aangetekend schrijven of die instemming niet hebben gegeven in een akte van de instrumenterende ambtenaar, is de toewijzing definitief. Hebben twee of meer begunstigden de aanvaarding laten betekenen, dan geldt de bepaling van § 2, tweede lid.

Als er wel een hoger bod is, wordt dit door de instrumenterende ambtenaar aan de begunstigden van het recht van voorkoop en aan de koper meegedeeld. In dat geval gelden opnieuw de bepalingen van §§ 1 en 2. (verv. decr. 18 mei 1999, art. 5, I: 8 juli 1999) ]

Artikel 87. (... - 31/07/2007)

§ 1. Bij een [verkoop uit de hand (verv. decr. 18 mei 1999, art. 6, I: 8 juli 1999) ] geeft de instrumente-rende ambtenaar, naar gelang van het geval, aan de begunstigde vermeld in artikel 86, § 1, 1°, of aan de begunstigden [vermeld in artikel 86, § 2, tweede lid (verv. decr. 18 mei 1999, art. 6, I: 8 juli 1999) ], kennis van de inhoud van de akte die wordt opgesteld onder opschortende voorwaarde van niet-uitoefening van het recht van voorkoop.

§ 2. Het recht van voorkoop wordt via een aangetekende brief uitgeoefend binnen twee maanden na de kennisgeving. Als twee of meer begunstigden hun recht willen uitoefenen dan geldt de bepaling van artikel 86, § 2, tweede lid.

[... (opgeh. decr. 18 mei 1999, art. 6, I: 8 juli 1999) ]

§ 3. Wordt het voorkooprecht niet uitgeoefend binnen die termijn, dan mag de eigenaar het goed niet [uit de hand (verv. decr. 18 mei 1999, art. 6, I: 8 juli 1999) ] verkopen tegen een lagere prijs of tegen gunstigere voorwaarden zonder nieuwe kennisgeving aan de begunstigden, bedoeld in § 1.

Na verloop van één jaar na het aanbod mag het goed niet [uit de hand (verv. decr. 18 mei 1999, art. 6, I: 8 juli 1999) ] wor-den verkocht, zelfs niet tegen de oorspronkelijke voorwaarden, zonder een nieuwe kennisgeving aan dezelfde begun-stigden.

§ 4. De instrumenterende ambtenaar voor wie een akte van verkoop uit de hand wordt verleden met betrekking tot een woning waarop een recht van voorkoop rust, moet binnen één maand na de registratie, aan de begunstigden bedoeld in § 1, kennis geven van de prijs en van de voorwaarden van de verkoop.

Artikel 88. (... - 30/09/2012)

§ 1. In geval van miskenning van het recht van voorkoop, heeft elke begunstigde het recht om in de plaats van de koper te worden gesteld. De vordering moet gelijktijdig tegen de verkoper en de eerste koper worden ingesteld. De bepaling van artikel 86, § 2, tweede lid, geldt wanneer meerdere begunstigden een vordering instellen.

De vordering is eerst ontvankelijk na inschrijving op de kant van de overschrijving van de betwiste akte en, eventueel, op de kant van de overschrijving van de laatst overgeschreven titel.

De indeplaatsgestelde betaalt aan de koper de prijs terug die deze heeft betaald. De verkoper is gehouden aan de koper de kosten van de akte te vergoeden. De indeplaatsgestelde is slechts gebonden aan de verplichtingen die voor de koper voortvloeien uit de authentieke akte van verkoop en aan de lasten waarin de koper heeft toegestemd, voor zover die lasten zijn ingeschreven of overgeschreven vóór de inschrijving van zijn eis. De vordering tot indeplaatsstelling verjaart, bij openbare verkoop, na drie maanden vanaf de definitieve toewijzing en, bij onderhandse uit de hand, na drie maanden vanaf de kennisgeving, vermeld in artikel 87, § 4. Bij gebrek aan deze kennisgeving verjaart de vordering na twee jaar vanaf de overschrijving van de akte.

Als de rechter de vordering tot indeplaatsstelling inwilligt, geldt het vonnis als titel. Elke uitspraak op een eis tot indeplaatsstelling wordt ingeschreven achter de inschrijving van de eis.

§ 2. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regelen voor de toepassing van deze afdeling.

[§ 3. Het in deze afdeling bedoelde recht van voorkoop doet geen afbreuk aan de op het ogenblik van het in werking treden van deze afdeling van dit decreet bestaande regelingen inzake het recht van voorkoop die steeds voorrang hebben. (ing. decr. 18 mei 1999, art. 7, I: 8 juli 1999) ]

Artikel 89. (... - 30/09/2012)

Wanneer een begunstigde van een recht op voorkoop, bedoeld in artikel 85, § 1, eerste lid gebruik maakt van dit recht, wordt de verkoopprijs, bedoeld in de artikelen 86 en 87, verminderd met een bedrag dat gelijk is aan het resultaat van de volgende formule:

sb - (a x sb/27), waarbij sb staat voor het subsidiabele bedrag van de kosten voor de renovatie-, verbeterings- of aan-passingswerken, en a voor het aantal volledige jaren gedurende de welke de begunstigde van het recht op voorkoop de beschikking had over de woning.

AFDELING 2 SOCIAAL BEHEER VAN WONINGEN (... - ...)

Artikel 90. (... - 31/08/2009)

§ 1. De gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een sociale woonor-ganisatie, met uitzondering van een huurdersorganisatie, verkrijgen onder de voorwaarden, vermeld in dit artikel, van rechtswege een sociaal beheersrecht over de volgende woningen:

1° de woningen die opgenomen zijn op de lijst van de leegstaande gebouwen en/of woningen, bedoeld in artikel 28, § 1 van het decreet op de heffing ter bestrijding van de leegstand en verkrotting, en die beantwoorden aan de normen, bedoeld in artikel 5;

2° de woningen, bedoeld in artikel 18, § 1, die niet werden gerenoveerd, verbeterd of aangepast binnen de termijn die door de Vlaamse regering werd vastgesteld.

Het verkrijgen van het sociale beheersrecht over een woning, vermeld in § 1, eerste lid, 1° is afhankelijk van de volgende voorwaarden:

1° de volle eigenaar, de houder van het recht van opstal of erfpacht, of de vruchtgebruiker, naar gelang van het geval, heeft het schriftelijk aanbod van de gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of de sociale woonorganisatie om de leegstaande woning te huren tegen een huurprijs, berekend volgens door de Vlaamse regering bepaalde objectieve criteria, niet aanvaard binnen een termijn van 1 maand volgend op de datum van het aanbod. Bij de vaststelling van de huurprijs wordt rekening gehouden met de heffing die op het ogenblik van het aanbod op de woning verschuldigd is overeenkomstig het decreet op de heffing ter bestrijding van de leegstand en verkrotting;

2° binnen een maand volgend op de verwerping van het aanbod of, in voorkomend geval, het verstrijken van de termijn, vermeld in 1°, werd, naar gelang van het geval, de volle eigenaar, de houder van het recht van opstal of erfpacht, of de vruchtgebruiker schriftelijk verwittigd van het voornemen om het sociale beheersrecht uit te oefenen bij het verstrijken van een termijn van drie maanden volgend op deze kennisgeving;

3° de woning staat leeg bij het verstrijken van de termijn van drie maanden volgend op de kennisgeving, bedoeld in 2°.

Het verkrijgen van het sociale beheersrecht over een woning, vermeld in § 1, eerste lid, 2° is afhankelijk van de volgende voorwaarden:

1° de volle eigenaar, de houder van het recht van opstal of erfpacht, of de vruchtgebruiker, naar gelang van het geval, heeft het schriftelijk aanbod van de gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of de sociale woonorganisatie, om de vereiste werken uit te voeren onder de voorwaarden, vermeld in artikel 18, § 2, niet aanvaard binnen een termijn van 1 maand volgend op de datum van het aanbod;

2° binnen een maand volgend op de verwerping van het aanbod of, in voorkomend geval, het verstrijken van de termijn, vermeld in 1°, werd, naar gelang van het geval, de volle eigenaar, de houder van het recht van opstal of erfpacht, of de vruchtgebruiker schriftelijk verwittigd van het voornemen om het sociale beheersrecht uit te oefenen bij het verstrijken van een termijn van drie maanden volgend op deze kennisgeving;

3° de vereiste renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden zijn niet uitgevoerd bij het verstrijken van de termijn van drie maanden, bedoeld in 2°.

De volle eigenaar, de houder van het recht van opstal of erfpacht, de vruchtgebruiker en hun bloed- of aanverwanten tot de tweede graad hebben, voor zover ze de betrokken woning zelf bewoonden en voldoen aan de voorwaarden die door de Vlaamse regering worden bepaald, een absolute prioriteit bij de toewijzing van deze woning.

§ 2. De gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of de sociale woonorganisatie brengt, naar gelang van het geval, de volle eigenaar, de houder van het recht van opstal of erfpacht, of de vruchtgebruiker schriftelijk in kennis van de verwerving van het sociale beheersrecht.

[De schriftelijke kennisgeving wordt overgeschreven in de registers van de hypotheekbewaarder. (ing. decr. 18 mei 1999, art. 8, I: 8 juli 1999) ]

Vanaf de datum van de kennisgeving beschikt de gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of de woonorganisatie, onverminderd de toepassing van de bepaling van het derde lid, gedurende negen jaar over de bevoegdheid om de woning voorlopig te beheren, met inbegrip van de bevoegdheid om de woning te verhuren als sociale huurwoning overeenkomstig de bepalingen van titel VII en alle werkzaamheden uit te voeren met het oog op deze verhuring. Wanneer in of aan de woning werkzaamheden worden uitgevoerd met het oog op de verhuring, wordt de termijn van negen jaar verlengd met het aantal maanden dat nodig is om bij een betaling van de basishuurprijs, berekend overeenkomstig artikel 99, de kosten van die werkzaamheden te recupereren.

De eigenaar, houder van het recht van opstal of erfpacht en de vruchtgebruiker, evenals de verkrijger om niet of onder bezwarende titel van deze rechten, zijn verplicht de huurovereenkomsten die door de houder van het sociaal beheersrecht werden afgesloten na te leven. Wanneer de woning na het beëindigen van het sociale beheersrecht opnieuw te huur wordt gesteld, wordt deze bij voorrang aangeboden aan de zittende huurder tegen een huurprijs die de laatst betaalde huurprijs, berekend overeenkomstig artikel 99, met niet meer dan de helft ervan mag overschrijden. Wanneer de zittende huurder het aanbod weigert, kan de woning vrij te huur worden aangeboden.

§ 3. De volle eigenaar, houder van het recht van opstal of erfpacht of de vruchtgebruiker ontvangt vanaf het ogenblik van het afsluiten van de huurovereenkomst, bedoeld in § 2, een vergoeding die overeenkomt met het kadastraal inkomen van de woning, aangepast aan het in artikel 518 van het wetboek van de inkomstenbelasting bedoelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk dat van toepassing is op het ogenblik van de kennisgeving van de verkrijging van het sociale beheersrecht, bedoeld in § 2. De aldus berekende vergoeding wordt jaarlijks aangepast aan het in artikel 518 van het wetboek van de inkomstenbelasting bedoelde indexcijfer.

De vergoeding, berekend overeenkomstig het eerste lid, mag nooit hoger zijn dan de huurprijs die de zittende huurder aan de houder van het sociaal beheersrecht verschuldigd is.

§ 4. De volle eigenaar, houder van het recht van opstal of erfpacht, of de vruchtgebruiker kan tegen de verkrijging en uitoefening van het sociaal beheersrecht beroep instellen bij de Vlaamse regering. De betwisting schort de uitoefening van het sociaal beheersrecht niet op.

De Vlaamse regering regelt de procedure voor het instellen en het behandelen van het beroep.

TITEL VII DE VERHURING VAN WONINGEN IN DE SOCIALE SECTOR (... - ...)

HOOFDSTUK I GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN INZAKE DE SOCIALE HUURWONINGEN (... - ...)

Artikel 91. (... - 30/06/2006)

§ 1. De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op de woningen die worden verhuurd of onderverhuurd door de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen en op de krachtens artikel 60 en 75 gesubsidieerde woningen die worden verhuurd of onderverhuurd door het VWF, de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de sociale verhuurkantoren. Ze zijn niet van toepassing op woningen die als serviceflats beschikbaar worden gesteld in het kader van het Vlaamse Welzijnsbeleid [noch op de woningen die door de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen verhuurd worden aan openbare besturen of aan welzijnsorganisaties onder de door de raad van bestuur van de VHM vastgestelde voorwaarden. (ing. decr. 8 december 2000, art. 35, I: 23 januari 2001) ]

Met toepassing van artikel 1717, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek kunnen de instanties, vermeld in het eerste lid, de woningen die ze zelf hebben gehuurd, onderverhuren, als sociale huurwoningen, met toepassing van de bepalingen van deze titel.

§ 2. De Vlaamse regering stelt de voorwaarden vast voor de verhuring van sociale huurwoningen, met inachtneming van de bepalingen van deze titel. De Vlaamse regering kan specifieke voorwaarden vaststellen voor de woningen die worden verhuurd door:

1° de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen, na advies van de VHM;

2° het VWF, na advies van het VWF;

3° de gemeenten, openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de sociale verhuurkantoren.

De Vlaamse regering bepaalt welke sancties worden opgelegd aan de verhuurder en de huurder die de voorwaarden, gesteld in of overeenkomstig deze titel, niet naleven of die hun verplichtingen niet nakomen.

§ 3. Voor de aspecten die niet geregeld zijn in deze titel of in de besluiten die genomen zijn ter uitvoering van deze titel, gelden de bepalingen van afdeling 1 en 2 van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, van het Burgerlijk Wetboek, voor zover ze niet afwijken van voormelde regelingen, noch in strijd zijn met de geest ervan.

Artikel 92. (... - 31/12/2007)

Een sociale huurwoning wordt verhuurd op grond van een schriftelijke huurovereenkomst, die ten minste de hierna vermelde gegevens en regelingen bevat:

1° de datum waarop de woning beschikbaar wordt gesteld en waarop de huurovereenkomst ingaat;

2° de verplichtingen van de huurder, onder meer in verband met de betaling van de huur en het onderhoud van de wo-ning;

3° de elementen voor de berekening van de bedragen die de huurder moet betalen en de manier waarop die betaling plaatsvindt;

4° de territoriaal bevoegde rechtbank bij geschil.

Wanneer de huurovereenkomst betrekking heeft op een woning waarover de verhuurder slechts voor een beperkte termijn beschikt, vermeldt ze tevens de duur. Die mag niet minder bedragen dan 9 jaar, tenzij de verhuurder zelf maar voor een kortere periode over de woning kan beschikken. De Vlaamse regering kan uitzonderingen toestaan op voormelde minimumtermijn, onder meer voor de tijdelijke opvang van gezinnen die in een noodsituatie verkeren of wachten op een aangepaste woning.

Artikel 93. (... - 30/06/2006)

§ 1. De verhuurder houdt een kandidatenregister bij dat de identiteit vermeldt van alle kandidaat-huurders, alsook van de huurders aan wie in de loop van het lopende en het vorige kalenderjaar een sociale huurwoning werd toegewezen. De inschrijving gebeurt in volgorde van de indiening van de aanvragen. Het register maakt verder melding van het bestaan van eventuele prioriteiten, zoals bedoeld in artikel 95.

Behalve wanneer de kandidaat-huurder uitdrukkelijk en schriftelijk te kennen geeft dat zijn kandidatuur enkel betrekking heeft op sociale huurwoningen in een welbepaald gebied of op sociale huurwoningen die voldoen aan specifieke kenmerken, geldt de inschrijving voor alle sociale huurwoningen van de verhuurder, dat wil zeggen voor zover deze sociale huurwoningen overeenstemmen met het door de kandidaat-huurder gewenste type van woning.

§ 2. De verhuurder houdt een woningregister bij waarin al zijn sociale huurwoningen zijn opgenomen, met vermelding van de specifieke kenmerken ervan. Voor de woningen waarover de verhuurder slechts voor een beperkte termijn beschikt, wordt eveneens de vervaldatum vermeld van de rechten die hij erop heeft.

§ 3. De Vlaamse regering kan de invoering regelen van een centraal woningregister met betrekking tot de sociale huurwoningen, hetzij op het niveau van het Vlaamse Gewest, hetzij op het niveau van gebieden die ze omschrijft.

In dat geval bezorgen de sociale woonorganisaties, de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn alle daartoe noodzakelijke gegevens aan de administratie [... (geschr. decr. 19 maart 2004, art. 39, I: 13 juli 2004) ].

Artikel 94. (... - 31/12/2019)

De Vlaamse regering bepaalt de vorm en de inhoud van de registers bedoeld in artikel 93, de wijze waarop deze registers worden bijgehouden en periodiek bijgewerkt en hoe het toezicht erop wordt georganiseerd.

Elke huurder en kandidaat-huurder van een sociale huurwoning beschikt over een inzagerecht met betrekking tot de registers waarin hij is ingeschreven en hij kan zich daarvoor laten bijstaan. De Vlaamse regering regelt het inzagerecht.

Artikel 95. (... - 31/12/2007)

De kandidaat-huurder kan slechts worden toegelaten tot een sociale huurwoning wanneer hij vol-doet aan de voorwaarden inzake onroerend bezit en gezinsinkomen, die de Vlaamse regering vaststelt. De verhuurder verleent voorrang aan diegenen die hij moet herhuisvesten overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 18, § 2, tweede lid, 26, en 60, § 3, en aan de personen bedoeld in artikel 90, § 1, vierde lid.

De sociale huurwoningen worden toegewezen door het bevoegd orgaan van de verhuurder, rekening houdend met de keuze van de kandidaat-huurders qua type en ligging van de woning en met de prioriteiten die de Vlaamse regering vaststelt. De Vlaamse regering besteedt bij de vaststelling van prioriteiten voor de toewijzing van sociale huurwoningen extra aandacht aan kandidaat-huurders die behoren tot de meest behoeftige gezinnen of alleenstaanden en aan bewoners van een sociale huurwoning die willen verhuizen naar een woning die aan de gezinssamenstelling is aangepast.

Behalve in de gevallen die de Vlaamse regering bepaalt, geldt binnen elke prioriteit de chronologische volgorde van in-schrijvingen in het kandidatenregister, vermeld in artikel 93.

De Vlaamse regering stelt een verhaalprocedure in voor kandidaat-huurders die zich benadeeld achten bij de toewijzing van een sociale huurwoning.

Artikel 96. (... - 31/12/2019)

§ 1. De huurder van een sociale huurwoning moet tijdens de hele duur van de huurovereenkomst voldoen aan de voorwaarden inzake onroerend bezit, bedoeld in artikel 95. De Vlaamse regering kan daarop evenwel algemene uitzonderingen toestaan voor bijzondere en tijdelijke situaties.

De Vlaamse regering bepaalt de overige voorwaarden waaraan de huurder van een sociale huurwoning blijvend moet voldoen.

§ 2. De huurder mag de bestemming, vermeld in de huurovereenkomst, niet wijzigen, tenzij met instemming van de verhuurder. Hij mag de huur niet overdragen, noch zijn woning geheel of, behalve met instemming van de verhuurder, gedeeltelijk onderverhuren.

Artikel 97. (... - 30/06/2006)

De huurder stelt bij de toewijzing van de sociale huurwoning een waarborg ter nakoming van zijn verbintenissen. De opbrengst van de waarborg is bestemd voor de huurder. De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden dienaangaande.

De Vlaamse regering bepaalt, na advies van de VHM en met inachtneming van de navolgende bepalingen, welke kosten en vergoedingen ten laste van de verhuurder kunnen worden gelegd en welke regels gelden voor de inning en de controle erop.

Alle kosten en vergoedingen die betrekking hebben op diensten of leveringen aan de huurder, die in de huur-overeenkomst zijn omschreven, komen ten laste van de huurder ten bedrage van de reële uitgaven waarmee ze overeenstemmen. Ze zijn niet begrepen in de huurprijs.

Alle lasten die betrekking hebben op het bezit en de uitoefening van zakelijke rechten op het onroerend goed komen ten laste van de verhuurder.

Artikel 97bis.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/03/2017- 31/12/2019)

§ 1. Dit artikel is niet van toepassing op de huurovereenkomsten die sociale verhuurkantoren sluiten.

§ 2. De huurovereenkomsten die gesloten worden vanaf de datum die de Vlaamse Regering bepaalt, hebben een duur van negen jaar.

Als de huurovereenkomst betrekking heeft op een woning waarover de verhuurder geen negen jaar beschikt, bedraagt de duur van de huurovereenkomst de periode waarover de verhuurder beschikt.

De Vlaamse Regering kan uitzonderingen toestaan op de duur van de huurovereenkomst, onder meer voor de tijdelijke opvang van gezinnen die in een noodsituatie verkeren of die wachten op een aangepaste woning, of als er een renovatie van de woning in kwestie gepland is.

In afwijking van het eerste lid wordt een huurovereenkomst gesloten voor onbepaalde duur als de huurder, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 34°, a) en b), een nieuwe huurovereenkomst sluit ten gevolge van een verhuizing naar een andere sociale huurwoning van dezelfde verhuurder, of van een andere verhuurder in het kader van een renovatieproject, op voorwaarde dat de initiële huurovereenkomst in werking trad voor de datum, vermeld in het eerste lid.

Als een huurder met een initiële huurovereenkomst die gesloten is na de datum, vermeld in het eerste lid, een nieuwe huurovereenkomst sluit ten gevolge van een verhuizing naar een andere sociale huurwoning van dezelfde verhuurder, mag de duur van die laatste huurovereenkomst, vermeerderd met de duur van de initiële huurovereenkomst, niet langer zijn dan negen jaar of negen jaar, vermeerderd met een aangevatte verlengperiode, met dien verstande dat de nieuwe huurovereenkomst minimaal een duur van drie jaar heeft.

§ 3. De huurovereenkomst neemt een einde bij het verstrijken van de periode van negen jaar als het rekenkundig gemiddelde van het inkomen van de huurder, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 34°, dat in aanmerking wordt genomen bij de drie laatste jaarlijkse huurprijsaanpassingen 125% of meer bedraagt van de inkomensgrens die van toepassing is bij de drie laatste jaarlijkse huurprijsaanpassingen.

In afwijking van het eerste lid wordt de duur van negen jaar eenmalig verlengd met drie jaar als er een huurder als vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 34°, c), in de woning verblijft uitsluitend als de grens, vermeld in het eerste lid, bereikt of overschreden wordt door het in rekening brengen van zijn inkomen.

In afwijking van het eerste en het tweede lid wordt de duur van de huurovereenkomst telkens met drie jaar verlengd als een huurder, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 34°, c), mantelzorg als vermeld in artikel 2, 11°, van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, verleent aan of ontvangt van een huurder als vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 34°, a) of b), uitsluitend als de grens, vermeld in het eerste lid, bereikt of overschreden wordt door het in rekening brengen van het inkomen van de huurder, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 34°, c).

Als de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, vervuld is, betekent de verhuurder een opzegging met een opzeggingstermijn van zes maanden waarvan de laatste dag samenvalt met de vervaldag van de huurovereenkomst.

Als de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, niet vervuld is, wordt de huurovereenkomst automatisch verlengd voor een duur van drie jaar. De huurovereenkomst wordt vervolgens telkens met drie jaar verlengd als de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, niet vervuld is. Als de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, vervuld is, betekent de verhuurder een opzegging met een opzeggingstermijn van zes maanden waarvan de laatste dag samenvalt met de vervaldag van een verlengde periode.

De huurder, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 34°, a) of b), kan de verhuurder verzoeken om de opzegging in te trekken als:
1° hij aantoont dat het huidige inkomen van de huurder, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 34°, berekend over drie opeenvolgende maanden en geëxtrapoleerd naar twaalf maanden, die voorafgaan aan het moment van het ingaan van de opzeggingstermijn, onder het plafond van 125% ligt;
2° hij aantoont dat hij zijn pensioen heeft aangevraagd of de wettelijke pensioenleeftijd zal bereiken uiterlijk drie jaar na de vervaldag van de huurovereenkomst en dat hij ten gevolge van de pensionering een inkomen zal hebben dat onder het plafond van 125% ligt;
3° hij van oordeel is dat de intrekking van de opzegging billijk is wegens redenen die te maken hebben met woonbehoeftigheid.

§ 4. De huurovereenkomst neemt een einde bij het verstrijken van de periode van negen jaar als de huurder een onderbezette woning bewoont en minstens twee aanbiedingen van een woning die aangepast is aan zijn nieuwe gezinssamenstelling in dezelfde omgeving, weigert of geweigerd heeft. De verhuurder betekent een opzegging met een opzeggingstermijn van zes maanden waarvan de laatste dag samenvalt met de vervaldag van de huurovereenkomst. De Vlaamse Regering bepaalt wat wordt verstaan onder onderbezette woning en onder dezelfde omgeving en aan welke voorwaarden de aangeboden woning moet voldoen.

Als de huurder geen onderbezette woning bewoont of hij krijgt geen aangepast aanbod voorafgaand aan de opzegging, wordt de huurovereenkomst automatisch verlengd voor een duur van drie jaar. De huurovereenkomst zal telkens met drie jaar worden verlengd als de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, niet vervuld zijn. Als de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, vervuld zijn, betekent de verhuurder een opzegging met een opzeggingstermijn van zes maanden waarvan de laatste dag samenvalt met de vervaldag van een verlengde periode.

De huurder kan de verhuurder verzoeken om de opzegging in te trekken als de huurder van oordeel is dat de intrekking van de opzegging billijk is wegens redenen die te maken hebben met woonbehoeftigheid.

§ 5. Als de verhuurder niet ingaat op het verzoek, vermeld in paragraaf 3, zesde lid, en paragraaf 4, derde lid, kan de huurder beroep instellen bij de toezichthouder. De Vlaamse Regering bepaalt de termijnen en de procedure voor het instellen van het verzoek tot intrekking van de opzegging en van het beroep.

Artikel 97ter.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/03/2017- 19/09/2021)

De duur van de huurovereenkomst die een sociaal verhuurkantoor sluit met een huurder, bedraagt negen jaar, tenzij het sociaal verhuurkantoor zelf maar voor een kortere periode over de woning kan beschikken.

Artikel 98. (... - 31/12/2007)

§ 1. Behalve in dat geval, bedoeld in artikel 92, tweede lid, wordt de huurovereenkomst gesloten voor onbepaalde duur. Ze neemt van rechtswege een einde op de laatste dag van de maand die volgt op de datum waarop de verhuurder het overlijden van de langstlevende huurder heeft vernomen.

§ 2. De huurder kan de huurovereenkomst te allen tijde beëindigen als hij een opzeggingstermijn van 3 maanden in acht neemt. Wanneer meerdere personen de woning huren, kan de opzegging door één van hen niet worden tegengeworpen aan de overige huurders.

§ 3. De verhuurder kan de lopende huurovereenkomst enkel beindigen in de hierna vermelde gevallen:

1° wanneer de huurder niet meer voldoet aan de voorwaarden, gesteld overeenkomstig artikel 96, § 1;

2° bij een ernstige tekortkoming van de huurder met betrekking tot zijn verplichtingen;

3° bij wanbetaling.

De opzeggingstermijn bedraagt 6 maanden.

Als de tekortkoming bedoeld in het eerste lid, 2° of 3° het gevolg is van het feit dat de huurder onvermogend is, dan kan de huurovereenkomst slechts beëindigd worden na overleg met het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

Artikel 99. (... - 31/12/2007)

§ 1. De Vlaamse regering bepaalt, binnen door haar vastgestelde onder- en bovengrenzen, de wijze van berekening en aanpassing van het bedrag dat de huurder moet betalen om de sociale huurwoning te bewonen. Voor die berekening zijn bepalend:

1° een basishuurprijs die wordt berekend op basis van door de Vlaamse regering te bepalen criteria die enkel betrekking hebben op de woning zelf, en waarbij er rekening wordt gehouden met de financieringskosten van de sociale huurwoning;

2° het gezinsinkomen en de gezinssamenstelling.

Voormeld bedrag wordt periodiek aangepast aan eventuele wijzigingen van de basishuurprijs, alsook bij wijzigingen in het gezinsinkomen of de gezinssamenstelling.

§ 2. Wanneer het bedrag, berekend overeenkomstig § 1, de basishuurprijs met een door de Vlaamse regering te bepalen percentage overschrijdt, dan wordt het surplus beschouwd als een solidariteitsbijdrage.

De solidariteitsbijdragen dienen de verhuurder als compensatie voor de huurprijzen die minder bedragen dan de basishuurprijs.

§ 3. [Voor het gebruik van ruimten die van de woning afgezonderd zijn, kan een huurprijs worden aangerekend waarvoor de regeling van § 1 niet geldt. (verv. decr. 8 december 2000, art. 36, I: 23 januari 2001) ]

§ 4. De verhuurder informeert de huurder jaarlijks over de manier waarop het te betalen bedrag wordt berekend en geeft, op eenvoudig verzoek van de huurder, de noodzakelijke toelichting.

[§ 5. De bepalingen van de §§ 1, 2 en 3 gelden niet wanneer de verhuurder een subsidie voor de verhuring krijgt met toepassing van artikel 72, eerste lid, 3°, en die subsidie verleend wordt met het oog op een huurvermindering die niet wegens gezinslast wordt toegekend. (ing. decr. 8 december 2000, art. 36, I: 23 januari 2001) ]

HOOFDSTUK II SPECIFIEKE BEPALINGEN (... - ...)

Artikel 100. (... - 30/06/2006)

§ 1. De VHM stelt een type-huurovereenkomst vast voor de woningen die worden verhuurd of onderverhuurd door de sociale huisvestingsmaatschappijen of door haarzelf.

De type- huurovereenkomst wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse regering.

Van de type-huurovereenkomst kan enkel worden afgeweken in de gevallen die de Vlaamse regering bepaalt.

§ 2. In afwijking van artikel 93, kan de Vlaamse regering de invoering regelen van een centraal kandidatenregister met betrekking tot de sociale huurwoningen van de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen die op eenzelfde grondgebied actief zijn. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de toewijzingsregels van artikel 95.

§ 3. Wanneer het jaarlijks totaal van de reële huurprijzen hoger is dan het jaarlijkse totaal van de basishuurprijzen, dan worden de solidariteitsbijdragen, bedoeld in artikel 99, § 2, gebruikt voor de betaling van de eventuele bijdrage van de sociale huisvestingsmaatschappij in kwestie in het solidariteitsfonds, bedoeld in artikel 46.

Artikel 101. (... - 31/12/2007)

Wanneer het jaarlijkse totaal van de reële huurprijzen hoger is dan het jaarlijkse totaal van de basishuurprijzen, dan worden de solidariteitsbijdragen van huurders van een sociale huurwoning die wordt verhuurd door het VWF, de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of een sociaal verhuurkantoor gestort in een bijzonder fonds waarvan de Vlaamse regering het gebruik en het beheer regelt.

De in dit artikel vermelde verhuurders zijn verplicht om de basishuurprijzen en de reële huurprijzen van hun sociale huurwoningen jaarlijks aan de beheerder van het bijzonder fonds mee te delen.

Artikel 102. (... - 30/06/2012)

De erkende samenwerkings- en overlegstructuur, bedoeld in artikel 57, houdt een woningregister bij van alle sociale huurwoningen van de erkende sociale verhuurkantoren. Dat register wordt periodiek bijgewerkt op basis van de gegevens die de erkende sociale verhuurkantoren bezorgen.

HOOFDSTUK III TOEZICHT, MAATREGELEN EN SANCTIES (... - ...)

Artikel 102bis

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2008- 13/05/2011)

§ 1. Met behoud van de toepassing van de hierna vermelde sancties, kunnen de volgende administratieve maatregelen worden opgelegd aan de verhuurder en de huurder van een sociale huurwoning die de voorwaarden, gesteld in deze titel of overeenkomstig deze titel, niet naleven of die hun verplichtingen niet nakomen :
1° de stopzetting of de uitvoering of het opleggen van werken, handelingen of activiteiten;
2° het verbod opleggen op het gebruik van installaties, toestellen of houden van dieren, als die overmatige hinder veroorzaken.

De administratieve maatregelen bevatten de einddatum om er uitvoering aan te geven. Bij de bepaling van die uitvoeringstermijn wordt rekening gehouden met de tijd die redelijkerwijs is vereist om er uitvoering aan te geven.

De ambtenaren, bevoegd voor het opleggen van administratieve maatregelen, zijn de ambtenaren, vermeld in § 2.

De administratieve maatregelen kunnen de vorm aannemen van een bevel of een feitelijk handelen, op kosten van de vermoedelijke overtreder, om ofwel de inbreuk te beëindigen, ofwel zijn gevolgen geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken ofwel herhaling ervan te voorkomen.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen inzake de vorm en de inhoud van de administratieve maatregelen.

§ 2. De Vlaamse Regering wijst de ambtenaren aan die bevoegd zijn voor de controle op de naleving van de verplichtingen, opgelegd op basis van deze titel en op basis van de uitvoeringsbesluiten die genomen zijn ter uitvoering van deze titel, en voor het opleggen van de administratieve geldboetes. De aangewezen ambtenaren kunnen daartoe aan de betrokkenen alle gegevens en inlichtingen vragen die nodig zijn voor de uitoefening van hun taken. De betrokkene aan wie een vraag is gericht om gegevens en inlichtingen te verstrekken, moet binnen de door de bevoegde ambtenaren bepaalde redelijke termijn alle medewerking verlenen.

Deze ambtenaren krijgen voor de uitoefening van die bevoegdheid de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie.

§ 3. Een administratieve geldboete kan worden opgelegd aan de huurder van een sociale huurwoning die een verplichting, vastgelegd in artikel 92, § 3, niet naleeft, op voorwaarde dat de betrokkene naar behoren werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen. Die administratieve geldboete mag niet lager zijn dan 25 euro noch hoger zijn dan 5.000 euro.

Bij het opleggen van de administratieve geldboete mag er geen kennelijke wanverhouding bestaan tussen de feiten die aan de administratieve geldboete ten grondslag liggen, en de boete die op grond van die feiten wordt opgelegd.

Een administratieve geldboete kan niet worden opgelegd als :
1° voor het betrokken feit reeds eerder een administratieve geldboete werd opgelegd;
2° de strafrechter voor het betrokken feit reeds een uitspraak in eerste aanleg heeft gedaan.

§ 4. Zowel de betrokkene als de sociale verhuurder worden van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete in kennis gesteld met een aangetekende brief met ontvangstbewijs. De met redenen omklede kennisgeving vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete. De Vlaamse Regering stelt hiervoor de nadere regels vast.

De betrokkene kan binnen dertig dagen, vanaf de datum van de afgifte op de post van de aangetekende brief, vermeld in het eerste lid, een gemotiveerd verzoek om kwijtschelding, vermindering of uitstel van betaling van de administratieve geldboete indienen. Dat verzoek wordt ingediend per aangetekende brief en schorst de bestreden beslissing.

Na de betrokkene te hebben gehoord, beslissen de aangewezen ambtenaren over de verzoeken en delen hun beslissing mee aan de betrokkene binnen dertig dagen, vanaf de datum van de afgifte op de post van het verzoek, vermeld in het tweede lid. De beslissing wordt meegedeeld met een aangetekende brief met ontvangstbewijs.

Bij aangetekende brief, gericht aan de betrokkene, kan de bevoegde ambtenaar de voormelde termijn eenmalig verlengen met dertig dagen.

Als de beslissing niet is verzonden binnen de gestelde termijn, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd.

§ 5. Als de betrokkene de administratieve geldboete betwist, kan hij, binnen dertig dagen na de kennisgeving, vermeld in § 4, eerste lid, de aangewezen ambtenaren hiervan op de hoogte brengen met een met redenen omklede aangetekende brief. Na het verstrijken van die termijn is de beslissing definitief.

De aangewezen ambtenaren kunnen hun beslissing herroepen of het bedrag van de administratieve geldboete aanpassen als de tegenargumenten gegrond blijken te zijn. In dat geval zal een nieuwe kennisgeving plaatsvinden. Zowel de betrokkene als de sociale verhuurder worden hiervan in kennis gesteld met een aangetekende brief met ontvangstbewijs. De kennisgeving vermeldt de motieven van herroeping of herziening van het bedrag van de administratieve geldboete. De Vlaamse Regering stelt hiervoor de nadere regels vast.

§ 6. Tegen de beslissing van de aangewezen ambtenaren kan de betrokkene beroep aantekenen bij de burgerlijke rechtbank. Dit beroep werkt schorsend.

§ 7. De administratieve geldboete moet worden betaald binnen zestig dagen nadat de beslissing definitief is geworden.

De aangewezen ambtenaren kunnen uitstel van betaling verlenen voor een door hen bepaalde termijn.

§ 8. De vordering tot betaling van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop ze is ontstaan. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, bepaald in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

De opbrengst van de administratieve geldboeten wordt gestort in DAB Herstelfonds, bedoeld in artikel 159bis van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, vermeld in artikel 46.

Bij wanbetaling van de administratieve geldboete en toebehoren wordt een dwangbevel uitgevaardigd door de ambtenaar die belast is met de invordering. Dat dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar die daartoe is aangewezen door de Vlaamse Regering.

Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot of met een aangetekende brief.

Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging.

§ 9. Met behoud van de toepassing van de strafbepalingen van artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek wordt een persoon gestraft met :
1 een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden of een werkstraf met een maximale duur van 250 uren of met een geldboete van 26 tot 500 euro als hij de verplichtingen, vermeld in artikel 92, § 3, 1° of 2°, niet nakomt;
2° een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar of een werkstraf met een maximale duur van 250 uren of met een geldboete van 1.000 tot 5.000 euro, als hij, het krachtens hoofdstuk III van titel VII en de uitvoeringsbesluiten ervan geregelde toezicht verhindert.

TITEL VIII OPHEFFINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN (... - ...)

Artikel 103. (... - 23/06/2006)

§ 1. (niet opgenomen)

(Heft de volgende bepalingen van de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970, bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971 op:

1° hoofdstuk 1 tot en met 4 van titel I, met uitzondering van artikel 9, tweede lid, 20, tweede lid, 21 en 23, alsook artikel 71, 79, 80bis, 81 tot en met 82bis, 90, 92, 93 en 96bis, § 1 tot en met § 5 en § 8;

2° artikel 67, 68 en 94bis;

3° artikel 80ter en 96bis, § 7;

4° hoofdstuk 5 van titel I, hoofdstuk 5 van titel III en artikel 91 en 96, §§ 1 en 2;

5° hoofdstuk 6 van titel I en artikel 96ter;

6° artikel 80, 94, 95 en 96, § 3)

§ 2. Zolang ze niet worden opgeheven, blijven de hierna vermelde bepalingen van de Huisvestingscode in het Vlaamse Gewest van toepassing, waarbij er rekening wordt gehouden met de latere wijzigingen ervan,

1° artikel 9, tweede lid, wat de woningen betreft die het Vlaamse Gewest, als rechtsopvolger van het Nationaal Instituut voor de Huisvesting, afgeschaft bij de wet van 28 december 1984, bouwt in het kader van vernieuwende en experimentele woonprojecten zoals bedoeld in artikel 59, tweede lid van de Vlaams Wooncode;

2° artikel 20, tweede lid, [en 21 (ing. decr. 17 maart 1998, art. 6, I: 1 november 1997) ], wat de onroerende verrichtingen van de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen betreft;

3° artikel 23, wat de akten betreffende de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen betreft;

4° artikel 89.

§ 3. In afwijking van § 1 blijven de hierna vermelde bepalingen van de Huisvestingscode gelden voor de ernaast vermelde verrichtingen, voor zover die verrichtingen dateren van vóór de inwerkingtreding van de opheffingsbepalingen van § 1 die er betrekking op hebben:

1° artikel 38, tweede lid, 1°, a) en b), 41, 79, 80bis en 81 tot en met 82bis, wat de door de Staat en het Vlaamse Gewest te dragen lasten betreft inzake gewaarborgde leningen, aangegaan door de VHM, het VWF of hun rechtsvoorgangers;

2° artikel 83, wat de gewaarborgde sociale leningen betreft en artikel 87, wat de gewaarborgde leningen voor middel-grote woningen betreft;

3° artikel 57 tot en met 60, wat de leningen aangegaan door mijnwerkers betreft;

4° artikel 80, 94, 95 en 96, § 3, wat de subsidiedossiers betreft waarvoor reeds een vastlegging van kredieten werd genomen, of waarvan operaties en werkzaamheden zijn opgenomen op een door de Vlaamse regering goedgekeurd pro-gramma;

5° artikel 84 en 96, § 1 en § 2, wat betreft de door gezinnen of alleenstaanden ingediende aanvragen voor premies en tegemoetkomingen in de kosten.

Artikel 104. (... - 20/07/2013)

(niet opgenomen)

(Heft op:

1° artikel 3 van de wet van 11 oktober 1919 tot oprichting van een Nationale Maatschappij voor goedkope woningen en woonvertrekken, voor haar wijziging door de wet van 27 juni 1956;

2° artikel 24 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inge-voegd bij koninklijk besluit nr. 88 van 11 november 1967;

3° artikel 24 van de wet van 27 juni 1956 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de huisvesting;

4° artikel 4 van de wet van 2 juli 1971 tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 10 december 1970 houdende de Huisvestingscode)

Artikel 105. (... - 19/09/2021)

(niet opgenomen)

(Heft op:

1° het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van een Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, met uitzondering van artikel 2, § 1, ervan alsook artikel 6, eerste lid ervan, voor zover deze bepaling betrekking heeft op de toewijzing aan de VHM van de goederen, de rechten en de verplichtingen van haar rechtsvoorgangers;

2° artikel 26, §§ 2 en 3 van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991;

3° artikel 62 van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994)

Artikel 106. (... - 30/06/2006)

De sociale huisvestingsmaatschappijen die erkend zijn krachtens artikel 11, § 1, van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van een Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, worden geacht erkend te zijn overeenkomstig artikel 40 van de Vlaamse Wooncode.

Artikel 107. (... - 23/06/2006)

De kredietinstellingen die door de Vlaamse regering erkend zijn krachtens artikel 83 van de Huis-vestingscode, worden geacht erkend te zijn overeenkomstig artikel 78, eerste lid, 3°, van de Vlaamse Wooncode, voor zover ze binnen een jaar bevestigen dat ze een met de Vlaamse regering overeen te komen gedeelte van hun deposito's bij voorrang zullen gebruiken voor sociale leningen.

Artikel 108. (... - 23/06/2006)

Zolang artikel 23 niet in werking getreden is:

1° kunnen de subsidies, vermeld in artikel 63, eerste lid en 69 alleen worden verleend voor verrichtingen uitgevoerd binnen een bestaande woonkern of in een gebied waar op grond van criteria die de Vlaamse regering bepaalt, een ernstige woonbehoefte wordt vastgesteld;

2° moeten de woorden "een woonvernieuwingsgebied" in artikel 64, § 1 en de woorden "een woonvernieuwings- of woningbouwgebied" in artikel 64, § 2, 75, § 1, tweede lid, 79, § 4 en 83, derde lid, worden gelezen als "een bestaande woonkern".

Artikel 109. (... - 30/06/2006)

De VHM-commissarissen, bedoeld in artikel 24 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de con-trole op sommige instellingen van openbaar nut, die voor de datum van inwerkingtreding van artikel 44 van de Vlaamse Wooncode door de Vlaamse regering werden aangesteld, blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip dat door de Vlaamse regering wordt bepaald.

Artikel 110. (... - 19/09/2021)

Zolang ze niet worden gewijzigd, vervangen op opgeheven blijven de besluiten en andere re-gelingen, genomen of vastgesteld ter uitvoering van de wettelijke en decretale bepalingen die worden opgeheven bij artikel 103, § 1, 104 en 105, gelden, voor zover ze niet zonder voorwerp zijn, noch in tegenstrijd zijn met de bepalingen van de Vlaamse Wooncode.

Artikel 111. (... - 23/06/2006)

(niet opgenomen)

(Wijzigt artikel 34 van het decreet van 22 december 1995 op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting)

Artikel 112. (... - 22/12/2016)

De Vlaamse regering kan de bepalingen van de Vlaamse Wooncode en alle decretale bepalingen die betrekking hebben op het woonbeleid en het sociale grond- en pandenbeleid, en op de instellingen en besturen die daarbij betrokken zijn, cordineren met inachtneming van de wijzigingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn aangebracht tot het tijdstip van de coördinatie.

Te dien einde kan zij:

1° de te coördineren bepalingen anders inrichten, inzonderheid opnieuw ordenen en vernummeren;

2° de verwijzingen in de te coördineren bepalingen dienovereenkomstig vernummeren;

3° de te coördineren bepalingen met het oog op onderlinge overeenstemming en eenheid van terminologie herschrijven, zonder te raken aan de erin neergelegde beginselen;

4° in de bepalingen die niet in de coördinatie worden opgenomen, de verwijzingen naar de gecoördineerde bepalingen aanpassen.

Artikel 113. (... - 30/06/2006)

De Vlaamse regering bepaalt welke personeelsleden ingevolge de gewijzigde opdrachten van de VHM, worden overgedragen aan de Vlaamse regering om geïntegreerd te worden in het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap of een andere Vlaamse openbare instelling, en welke personeelsleden vanuit het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap of een andere Vlaamse openbare instelling worden overgedragen naar de VHM of de dochteronderneming, bedoeld in artikel 30, § 2.

De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels inzake de overdracht van de betrokken personeelsleden.

Artikel 114. (... - 23/06/2006)

§ 1. De hierna vermelde bepalingen treden in werking de eerste dag van de derde maand volgend op de bekendmaking van de Vlaamse Wooncode in het Belgisch Staatsblad:

1° titel I;

2° titel II;

3° titel V, met uitzondering van artikel 44;

4° artikel 84 van titel VI;

5° artikel 103, § 1, 1° en 5°, § 2 en § 3, 1° en 3°, 104 met uitzondering van 2°, 105 met uitzondering van 2°, alsook artikel 106, 109, 110, 112 tot en met 114 van titel VIII.

§ 2. De hierna vermelde artikelen treden in werking op de ernaast vermelde data

1° artikel 103, § 1, 2°, op de datum van inwerkingtreding van titel III;

2° artikel 103, § 1, 3°, op de datum van inwerkingtreding van titel VII;

3° artikel 103, § 1, 4°, op de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk IV van titel VI;

4° artikel 103, § 1, 6°, op de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk II van titel VI;

5° artikel 103, § 3, 2°, op de datum van inwerkingtreding van afdeling 1 van hoofdstuk IV van titel VI;

6° artikel 103, § 3, 4°, op de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk II van titel VI;

7° artikel 103, § 3, 5°, op de datum van inwerkingtreding van afdeling 2 van hoofdstuk IV van titel VI;

8° artikel 104, 2°, op de datum van inwerkingtreding van artikel 44;

9° artikel 105, 2°, op de datum van inwerkingtreding van artikel 59;

10° artikel 111 op de datum van inwerkingtreding van titel III.

§ 3. De bepalingen van artikel 107 en 108 treden in werking, telkens in de mate dat de erin aangehaalde bepalingen van titel VI in werking zijn gesteld.

§ 4. De Vlaamse regering regelt de inwerkingtreding van de overige bepalingen van de Vlaamse Wooncode. Voor titel III en hoofdstuk VI van titel VI gebeurt dit binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit artikel.

(Artikel 78 treedt in werking op 23 december 1997; zie: M.B. 22 december 1997, B.S., 20 januari 1998. De artikelen 23 en 24 op 1 mei 1998; zie: B.V.R. 7 april 1998, B.S., 28 mei 1998. De artikelen 72 en 73 op 15 juni 1998; zie: B.V.R. 16 juni 1998, B.S., 23 oktober 1998. Titel III en hoofdstuk VI op 1 november 1998; zie: B.V.R. 6 oktober 1998, B.S., 30 oktober 1998. Artikel 79 op 23 januari 1999; zie: B.V.R. 19 januari 1999, B.S., 29 januari 1999. De artikelen 69, 70 en 71 op 1 april 1999; zie: B.V.R. 23 maart 1999, B.S., 29 april 1999. Titel VII op 15 mei 1999 met uitzondering van artikel 100, § 3, 101 en 102; zie B.V.R. 11 mei 1999, B.S., 31 augustus 1999. Titel VII op 1 januari 2001 met uitzondering van artikel 100, § 3, 101 en 102; zie B.V.R. 20 oktober 2000, B.S., 13 december 2000)


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 15/07/1997