Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de werken en handelingen die vrijgesteld zijn van het eensluidend advies van [het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed]

Datum 05/05/2000

Versie geldig op 22/02/2017

Inhoud

Artikel 1. (27/09/2014- 22/02/2017)

In dit besluit wordt verstaan onder:
1° woongebied in de ruime zin: alle gebieden, bestemd voor de oprichting van residentiële woningen, ook indien dit onderworpen is aan bijzondere voorwaarden;
2° agrarisch gebied in de ruime zin: alle gebieden, bestemd voor de landbouw in de ruime zin, ook indien dit onderworpen is aan bijzondere voorwaarden;
3° industriegebied in de ruime zin: alle gebieden, bestemd voor industrie en ambacht, ook indien dit onderworpen is aan bijzondere voorwaarden.
4° het departement: het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed.

Artikel 1bis. (01/09/2009- 22/02/2017)

De bepalingen van artikel 3, 4, 5, 5bis, 6 en 7 zijn niet van toepassing op handelingen waarvoor een milieueffectrapport is vereist voor de volledigheid van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.

Artikel 2. (27/09/2014- 22/02/2017)

§ 1. Het advies van het departement is niet vereist voor de handelingen waarvoor de gemeentelijke bouwverordening een vergunning voorschrijft terwijl de decreten met betrekking tot de ruimtelijke ordening niet een dergelijke vergunning vereisen.

§ 2. Het advies van het departement is niet vereist indien voor het gebied waarin het goed gelegen is een bijzonder plan van aanleg of een niet-vervallen verkaveling bestaat.

Hetzelfde geldt indien voor het gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan bestaat, dat voor het goed niet enkel bestemmingsvoorschriften omvat, maar ook voorschriften inzake de inplanting, de grootte en het uiterlijk van de constructies.

Bij de toepassing van het eerste en het tweede lid geldt telkens dat de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning in overeenstemming moet zijn met de bepalingen van het bijzonder plan van aanleg, de niet-vervallen verkaveling of het gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan. Die vereiste geldt niet indien er sprake is van een afwijking op stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften in de zin van artikel 4.4.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, op voorwaarde dat die afwijking enkel betrekking heeft op de gebruikte materialen of de dakvorm en niet leidt tot een verhoging van de bewoonbare oppervlakte.

Artikel 3. (27/09/2014- 22/02/2017)

Het advies van het departement is niet vereist voor de volgende handelingen:
1° het uitvoeren van handelingen wanneer tegelijkertijd aan de volgende voorwaarden voldaan is:
a) er is na 1 mei 2000 een gunstig of voorwaardelijk gunstig stedenbouwkundig attest verleend na gunstig of voorwaardelijk gunstig advies van het departement ;
b) het stedenbouwkundig attest is verleend minder dan 24 maanden voor de ontvangst van de aanvraag;
c) het ontwerp beantwoordt aan de schetstekening en de bepalingen van dat stedenbouwkundig attest;
d) het departement heeft in zeer specifieke of individuele gevallen in de voorwaarden van zijn advies niet bepaald dat hem de definitieve aanvraag om advies moet worden voorgelegd;
2° het slopen of verwijderen van gebouwen of constructies;
3° het uitvoeren van handelingen vermeld in artikel 4.2.1, 2°, 3° en 7°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

Artikel 4. (27/09/2014- 22/02/2017)

Onverminderd artikel 5, is het advies van het departement niet vereist voor het oprichten, verbouwen of herbouwen van een gebouw met inbegrip van zijn normale, fysisch aansluitende aanhorigheden, zelfs indien hier een vergunningsplichtige functiewijziging mee gepaard gaat, in zoverre tegelijk aan volgende voorwaarden is voldaan:
1° de aanvraag gelegen is in woongebied in de ruime zin;
2° het bouwvolume niet groter is dan 1000 m3.

De vrijstelling van het advies van het departement geldt, in afwijking op het eerste lid, in woonuitbreidingsgebieden, woonreservegebieden, reservegebieden voor woonwijken, uitbreidingsgebieden voor stedelijke functies en woonaansnijdingsgebieden enkel voor het verbouwen van bestaande gebouwen, waarmee geen vergunningsplichtige functiewijziging gepaard gaat.

Met het begrip "fysisch aansluitende aanhorigheden" worden constructies bedoeld, die in bouwtechnisch opzicht een directe aansluiting of steun vinden bij het hoofdgebouw, zoals een aangebouwde garage, berging, veranda of dergelijke. Het bouwvolume wordt bovengronds gemeten, kelders niet inbegrepen. Afzonderlijke bijgebouwen zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, 4°, van dit besluit, zijn niet begrepen in het maximaal volume van 1000 m3.

Artikel 5. (27/09/2014- 22/02/2017)

Onverminderd artikel 4, is het advies van het departement niet vereist voor de hieronder beschreven handelingen, die gelegen zijn in een woongebied in de ruime zin.

Het betreft de volgende handelingen:
1° de verbouwings- en uitbreidingswerkzaamheden aan een bestaand, hoofdzakelijk vergund woongebouw voorzover ze geen vergunningsplichtige wijziging van de hoofdfunctie en geen vermeerdering van het aantal woongelegenheden met zich meebrengen. Een eventuele uitbreiding van het bouwvolume mag maximaal 20% van het oorspronkelijke volume bedragen en mag maximaal 75 vierkante meter grondoppervlakte innemen;
2° de verbouwingswerkzaamheden binnen het bestaande bouwvolume van een hoofdzakelijk vergund gebouw voorzover ze geen vergunningsplichtige wijziging van de hoofdfunctie of - wanneer het een woongebouw betreft - geen vermeerdering van het aantal woongelegenheden met zich meebrengen;
3° de handelingen aan de buitenvlakken van een hoofdzakelijk vergund gebouw, zoals:
a) ...
b) het aanbrengen van dakvlakvensters en/of fotovolta´sche zonnepanelen en/of zonneboilers in het dakvlak of op een plat dak;
c) ...
d) verluchtings- luchtbehandelings- of luchtafzuiginstallaties;
e) zonnetenten of markiezen, die ingeklapt, opgevouwen of ingerold kunnen worden;
f) een schotelantenne; voorzover ze geen vergunningsplichtige functiewijziging of - wanneer het een woongebouw betreft - geen vermeerdering van het aantal woongelegenheden met zich meebrengen;
4° het bouwen van de volgende afzonderlijke bijgebouwen in de onmiddellijke omgeving van een hoofdzakelijk vergund hoofdgebouw:
a) een hok voor dieren met bijbehorende afrastering, een duiventil, een volière;
b) een tuinhuisje, een bergplaats, een garage, een carport;
c) een serre;
d) een prieel.
De totale oppervlakte van alle bijgebouwen is beperkt tot 75 vierkante meter; de kroonlijsthoogte is beperkt tot 3,00 meter; het hoogste punt van het dak is niet hoger dan 4,50 meter.
Onder onmiddellijke omgeving dient te worden verstaan de ruimte gelegen binnen een straal van 30 meter van de uiterste grenzen van het vergund hoofdgebouw;
5° de volgende handelingen in de onmiddellijke omgeving van een hoofdzakelijk vergund woongebouw:
a) het plaatsen van een antenne voorzover deze niet hoger dan 4 meter boven het gebouw uitsteekt;
b) het plaatsen van een schotelantenne;
c) het aanleggen van verhardingen, opritten, parkeerplaatsen;
d) het plaatsen van een kleinschalige bovengrondse waterzuiveringsinstallatie met tanksysteem en/of kunstmatig rietveld ten behoeve van één gezin;
e) aanmerkelijke reliëfwijzigingen;
f) het plaatsen van een bovengrondse gas-, brandstof- en/of stookolietank met een maximuminhoud van 2000 liter;
g) het draineren van grond, louter voor de aanleg van de tuin.
Onder onmiddellijke omgeving dient te worden verstaan de ruimte gelegen binnen een straal van 30 meter van de uiterste grenzen van het woongebouw;
6° de volgende handelingen in de buurt van een hoofdzakelijk vergund woongebouw:
a) een siervijver met een maximumoppervlakte van 75 vierkante meter;
b) maximaal één tennisveld;
c) maximaal één openluchtzwembad van maximum 75 vierkante meter.
Deze werken en handelingen dienen deels te vallen binnen een straal van 30 meter van de uiterste grenzen van het woongebouw;
7° de plaatsing van afsluitingen met een maximumhoogte van 2,60 meter voorzover deze niet in betonplaten of betonblokken worden uitgevoerd;
8° de publiciteitsinrichtingen of uithangborden die niet groter zijn dan 20 vierkante meter;
9° de plaatsing van seizoensgebonden, overdekte terrassen aan horecazaken, voorzover deze terrassen niet groter zijn dan 100 vierkante meter;
10° de oprichting van bijenstallen of bijenkorven voor maximaal 10 bijenvolken;
11° de plaatsing van zend- en ontvangstapparatuur voor radio- en/of telecommunicatie in, aan of op hoofdzakelijk vergunde gebouwen en constructies, voorzover het hoogste punt zich minder dan 4 meter boven het hoogste punt van het gebouw of de constructie bevindt. De plaatsing van de technische installaties die bij deze zend- en ontvangstapparatuur horen voorzover de totale oppervlakte niet groter is dan 21 vierkante meter.

Artikel 5bis. (27/09/2014- 22/02/2017)

§ 1. Het advies van het departement is niet vereist voor aanvragen die kunnen worden ingewilligd met toepassing van artikel 4.4.21 of 4.4.22 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

§ 2. Het advies van het departement is niet vereist voor aanvragen die enkel stabiliteitswerken in de zin van artikel 4.1.1, 11°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening omvatten, behalve in de ruimtelijk kwetsbare gebieden.

Artikel 6. (27/09/2014- 22/02/2017)

Het advies van het departement is niet vereist voor de volgende handelingen gelegen in agrarisch gebied in de ruime zin, met uitzondering van de ruimtelijk kwetsbare gebieden:
1° de verbouwings- en uitbreidingswerkzaamheden aan de bedrijfsgebouwen van een bestaand, hoofdzakelijk vergund en in exploitatie zijnde land- of tuinbouwbedrijf voorzover ze geen wijziging van de land- of tuinbouwfunctie van het gebouw met zich meebrengen en voorzover de uitbreiding een fysisch geïntegreerd deel uitmaakt van het bestaande gebouwencomplex, met dien verstande dat deze vrijstellingsgrond niet geldt voor de bedrijfswoning.
In agrarisch gebied in de ruime zin, met uitzondering van landschappelijk waardevol agrarisch gebied en de ruimtelijk kwetsbare gebieden, mag een eventuele uitbreiding van het bouwvolume maximaal 100 van het oorspronkelijke volume van de bedrijfsgebouwen bedragen. In landschappelijk waardevol agrarisch gebied mag een eventuele uitbreiding van het bouwvolume maximaal 50 % van het oorspronkelijke volume van de bedrijfsgebouwen bedragen;
2° de volgende bouwwerken aangebouwd aan of in de onmiddellijke omgeving van een bestaand, hoofdzakelijk vergund land- of tuinbouwbedrijfsgebouw:
a) voedersilo's bij een bestaande stal of stallencomplex;
b) putten voor de opvang van hemelwater, beregeningsvijvers bij serreconstructies voorzover de oppervlakte beperkt blijft tot maximaal 300 vierkante meter;
c) opritten en verhardingen voorzover ze kaderen in de normale exploitatie van het bedrijf;
d) een bovengrondse stookolie- of gastank met een maximuminhoud van 10.000 liter;
e) een kleinschalige bovengrondse waterzuiveringsinstallatie met tanksysteem en/of kunstmatig rietveld ten behoeve van het bedrijf;
f) sleufsilo's met een totale maximumoppervlakte van 300 vierkante meter en een maximumhoogte van 2 meter;
g) mestzakken met een maximumvolume van 1.000 kubieke meter.
Onder onmiddellijke omgeving dient te worden verstaan de ruimte gelegen binnen een straal van 60 meter van de uiterste grenzen van het vergund gebouw.
3° de plaatsing van een ingegraven watervoorraad of drinkplaats voor vee, met een maximumoppervlakte van 50 vierkante meter;
4° de plaatsing van een houten schuilhok voor dieren, mits aan alle van de volgende vereisten voldaan is:
a) de oppervlakte bedraagt maximaal 30 vierkante meter;
b) het schuilhok wordt opgericht op een graasweide;
c) minstens één zijde is volledig of grotendeels open;
d) de constructie wordt opgericht op ten minste 2 meter van de perceelsgrenzen en op min. 6 meter van de grens met het openbaar domein;
e) de wanden worden uitgevoerd in makkelijk te verwijderen, houten materialen;
f) het hoogste punt is niet hoger dan 3 meter.

Artikel 7. (27/09/2014- 22/02/2017)

Het advies van het departement is niet vereist voor de volgende handelingen gelegen in industriegebied in de ruime zin:
1° de verbouwings- en uitbreidingswerkzaamheden aan een bestaand, hoofdzakelijk vergund industrieel of ambachtelijk bedrijf voorzover ze geen wijziging van de industriële of ambachtelijke functie van het gebouw met zich meebrengen, voorzover de hoogte van de gebouwen en de installaties beperkt blijft tot de afstand vanaf dat punt van het gebouw tot de perceelgrenzen en voorzover de uitbreiding een fysisch gentegreerd deel uitmaakt van het bestaande gebouwencomplex.
Een eventuele uitbreiding van het bouwvolume mag maximaal 100 % ;
2° de aanleg van opslagruimten voor minder dan vijf gebruikte voertuigen of minder dan vijf ton schroot;
3° de publiciteitsinrichtingen of uithangborden die niet groter zijn dan 20 vierkante meter;
4° de plaatsing van zend- en ontvangstapparatuur voor radio- en/of telecommunicatie in, aan of op hoofdzakelijk vergunde gebouwen en constructies, voorzover het hoogste punt zich minder dan 4 meter boven het hoogste punt van het gebouw of de constructie bevindt. De plaatsing van de technische installaties die bij deze zend- en ontvangstapparatuur horen voorzover de totale oppervlakte niet groter is dan 21 vierkante meter.

Artikel 8. (... - 22/02/2017)

(niet opgenomen)

(Heft artikel 3 van het koninklijk besluit van 16 december 1971 tot bepaling van de werken en handelingen die vrijgesteld zijn ofwel van de bemoeiing van de architect, ofwel van de bouwvergunning, ofwel van het eensluidend advies van de gemachtigde ambtenaar op)

Artikel 9. (... - 22/02/2017)

Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2000. Het wordt evenwel slechts toegepast voor die aanvragen, waarvan het ontvangstbewijs dateert van na 1 mei 2000.

Artikel 10. (... - 22/02/2017)

De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 22/02/2017