Wet betreffende de onbevaarbare waterlopen

Datum 28/12/1967

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK I DE CLASSIFICERING VAN DE ONBEVAARBARE WATERLOPEN
  2. [HOOFDSTUK II ONDERHOUD (verv. decr. 26 april 2019, art. 7, I: 29 juni 2019)]
  3. [HOOFDSTUK III INRICHTINGSWERKEN (verv. decr. 26 april 2019, art. 13, I: 29 juni 2019)]
    1. [... (opgeh. decr. 26 april 2019, art. 13, I: 29 juni 2019)]
    2. [... (opgeh. decr. 26 april 2019, art. 13, I: 29 juni 2019)]
  4. HOOFDSTUK IV ALGEMENE BEPALINGEN

Inhoud

HOOFDSTUK I DE CLASSIFICERING VAN DE ONBEVAARBARE WATERLOPEN (... - ...)

Artikel 1. (26/09/2022- ...)

In onderhavige wet wordt verstaan onder:
1. Onbevaarbare waterlopen: de rivieren en beken welke door de regering niet bij de bevaarbare waterlopen gerangschikt zijn, stroomafwaarts van het punt waarop hun waterbekken ten minste 100 hectare bedraagt. Dit punt wordt de oorsprong van de waterloop genoemd. Waterlopen, geclassificeerd met toepassing van artikel 4 en artikel 4bis, worden geacht deel uit te maken van de onbevaarbare waterlopen;
2. Waterbekken: de oppervlakte van het geheel van de gronden waarvan de waterafvoer door de waterloop wordt verzekerd stroomopwaarts van een bepaald punt.
3. kunstmatige waterloop: een door de mens gegraven waterloop die gezien zijn functie ingedeeld wordt bij de onbevaarbare waterlopen;
4. bedding van een onbevaarbare waterloop of gracht: de oppervlakte die gevormd wordt door de bodem van de waterloop of gracht en de beide taluds;
5. beheer van waterlopen: het geheel van maatregelen die tot doel hebben bij te dragen tot het behalen van de milieudoelstellingen, vermeld in artikel 1.7.2.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, met inbegrip van het kwantiteitsbeheer en met inachtneming van de doelstellingen van het integraal waterbeleid, vermeld in artikel 1.2.2 van het voormelde decreet;
6. talud: een strook land van een onbevaarbare waterloop of gracht vanaf de bodem van de bedding tot aan het begin van het omgevende maaiveld of de kruin van de berm;
7. betrokken publiek: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, die gevolgen ondervindt of waarschijnlijk ondervindt van of belanghebbende is bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden waarbij niet-gouvernementele organisaties die zich voor milieubescherming inzetten, geacht worden belanghebbende te zijn;
8. inrichtingswerken: de werken voor de aanleg of wijziging van de bedding, de oever, het tracé, de waterkerings- en de waterbeheersingsconstructies die zich op of langs de waterloop bevinden;
9. onderhoud: de maatregelen, vermeld in artikel 6;
10. Vlaamse Milieumaatschappij: het intern verzelfstandigd agentschap, vermeld in artikel 10.2.1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;
11. gracht: een afvoerweg tot afscheiding, tot afwatering of tot ontwatering van hemelwater, drainagewater, bemalingswater en in voorkomend geval ook effluentwater uit een waterzuiveringsinstallatie, of water afkomstig uit een overstort, die niet bij de waterwegen en ook niet bij de onbevaarbare waterlopen is ingedeeld;
12. publieke gracht: een gracht die omwille van het algemeen belang door de gemeente, polder of watering beheerd wordt en als dusdanig wordt aangeduid;
13. constructie: constructie zoals gedefinieerd in artikel 4.1.1, 3°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

Artikel 2. (21/04/2014- ...)

De onbevaarbare waterlopen worden in drie categorieën gerangschikt.

Worden gerangschikt:
1. In de eerste categorie: de gedeelten van de onbevaarbare waterlopen, stroomafwaarts van het punt waar hun waterbekken ten minste 5 000 hectare bedraagt;
2. In de tweede categorie: de onbevaarbare waterlopen of gedeelten ervan die noch in de eerste, noch in de derde categorie gerangschikt zijn;
3. in de derde categorie: de onbevaarbare waterlopen of gedeelten ervan, stroomafwaarts van het punt waarop hun waterbekken ten minste 100 hectare bedraagt, tot ze de grens hebben bereikt van de gemeente waar die oorsprong zich bevindt of tot ze uitmonden, hetzij in bevaarbare waterlopen, hetzij in onbevaarbare waterlopen van de eerste of van de tweede categorie;

Artikel 2bis. (01/01/2019- ...)

Met behoud van de toepassing van artikel 4 wordt de klassering behouden van de waterlopen die in de tweede categorie gerangschikt waren op het ogenblik van de inwerkingtreding van de volgende wet en het volgende decreet, en dat ongeacht de wijzigingen die in de gemeentegrenzen worden aangebracht door die wet of dat decreet:
1° de wet van 30 december 1975 houdende: 1° bekrachtiging van koninklijke besluiten genomen in uitvoering van de wet van 23 juli 1971 betreffende de samenvoeging van gemeenten en wijziging van hun grenzen; 2° afschaffing van de randfederaties opgericht door de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en federaties van gemeenten;
2° een samenvoegingsdecreet zoals vermeld in artikel 343, 9°, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

Artikel 3. (21/04/2014- ...)

§ 1. De deputatie van de provincie op het grondgebied waarvan het waterbekken van een onbevaarbare waterloop 100 hectare bedraagt, bepaalt zijn oorsprong met toepassing van artikel 2, tweede lid, 3.

Wanneer het punt waarop het waterbekken van een onbevaarbare waterloop 100 hectare bedraagt, zich bevindt op de grens van twee provinciën, wijst de Vlaamse Regering de deputatie aan die bevoegd is om de oorsprong van die waterloop te bepalen.

Hij bepaalt tevens het punt van waar af waterlopen of gedeelten ervan in toepassing van artikel 2, 3 in fine in de derde categorie gerangschikt worden.

§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt het punt van waar af de waterloop in de eerste categorie gerangschikt is.

Artikel 4. (29/06/2019- ...)

§ 1. De deputatie kan, om redenen van algemeen nut, elke kunstmatige waterloop waarvan het waterbekken geen 100 hectare bedraagt, alsook waterlopen of delen van waterlopen waarvan het waterbekken geen 100 hectare bedraagt, bij de onbevaarbare waterlopen rangschikken, er de rangschikking bij de tweede of derde categorie van bepalen en er het punt van oorsprong van bepalen.

De deputatie kan een onbevaarbare waterloop of een deel van een waterloop in de tweede categorie rangschikken als het afwaartse traject van de te rangschikken waterloop of van een deel van een waterloop al tot de tweede of de eerste categorie behoort.

Als redenen van algemeen nut kunnen in aanmerking worden genomen:
1° abnormale verzwaring van het debiet;
2° verontreiniging door lozingen van afvalwater;
3° de noodzaak tot structureel onderhoud door een openbaar bestuur.

De deputatie wint vooraf het advies in van de gemeente op het grondgebied waarvan de waterloop, vermeld in het eerste lid, ligt. Binnen de werkingsgebieden van de polders en wateringen wordt ook aan die besturen advies gevraagd. Als geen advies wordt verleend binnen zestig dagen na de ontvangst van de adviesvraag, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.

§ 2. De deputatie kan gerangschikte waterlopen van de tweede of de derde categorie de rangschikking als onbevaarbare waterloop ontnemen als die rangschikking haar algemeen nut verliest.

De deputatie wint vooraf het advies in van de gemeente op het grondgebied waarvan de waterloop, vermeld in het eerste lid, ligt. Binnen de werkingsgebieden van de polders en wateringen wordt ook aan die besturen advies gevraagd. Als geen advies wordt verleend binnen zestig dagen na de ontvangst van de adviesvraag, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.

Artikel 4bis. (29/06/2019- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan om redenen van algemeen nut elke kunstmatige waterloop, waarvan het waterbekken groter is dan 100 hectare, bij de onbevaarbare waterlopen rangschikken, er de categorie van bepalen en er het punt van oorsprong van bepalen.

De Vlaamse Regering wint vooraf het advies in van de gemeente op het grondgebied waarvan de waterloop ligt. Binnen de werkingsgebieden van de polders en wateringen wordt ook aan die besturen advies gevraagd. Als een rangschikking in de eerste of de tweede categorie wordt overwogen, wint de Vlaamse Regering vooraf ook het advies in van respectievelijk de Vlaamse Milieumaatschappij of de deputatie van de provincie.

Als geen advies wordt verleend binnen zestig dagen na de ontvangst van de adviesvraag, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.

§ 2. De Vlaamse Regering kan onbevaarbare waterlopen van de derde of van de tweede categorie bij een hogere categorie rangschikken:
1° als het debiet van die waterlopen abnormaal verzwaard wordt door lozing van riool- of industriewater;
2° als het water van die waterlopen op abnormale wijze verontreinigd is door afvalwater;
3° als het water van die waterlopen een opstuwing ondergaat ten gevolge van een stuw of een vaste hindernis;
4° als de helling of de ligging ervan het onderhoud abnormaal duur maakt.

De Vlaamse Regering wint vooraf het advies in van de ter zake bevoegde deputatie van de provincie en van de gemeente op het grondgebied waarvan de waterloop ligt. Binnen de werkingsgebieden van de polders en wateringen wordt ook aan die besturen advies gevraagd. Als een rangschikking in de eerste categorie wordt overwogen, wint de Vlaamse Regering vooraf ook het advies in van de Vlaamse Milieumaatschappij.

Als geen advies wordt verleend binnen zestig dagen na de ontvangst van de adviesvraag, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.

§ 3. De Vlaamse Regering kan onbevaarbare waterlopen in een hogere of lagere categorie rangschikken na akkoord van:
1° de betrokken deputatie van de provincie en de Vlaamse Milieumaatschappij als het gaat om wijzigingen tussen de eerste en de tweede categorie. De gemeente op het grondgebied waarvan de onbevaarbare waterloop ligt, wordt altijd om advies gevraagd. Als de gemeente niet binnen zestig dagen na de ontvangst van de adviesvraag advies verleent, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan;
2° de betrokken gemeente en de betrokken deputatie van de provincie als het gaat om wijzigingen tussen de tweede en de derde categorie;
3° de betrokken gemeente en de Vlaamse Milieumaatschappij als het gaat om wijzigingen tussen de eerste en de derde categorie;
4° de betrokken polders en wateringen als het gaat om wijzigingen binnen de werkingsgebieden van deze besturen.

§ 4. De Vlaamse Regering kan kunstmatige waterlopen die gerangschikt zijn met toepassing van paragraaf 1, de rangschikking als onbevaarbare waterloop ontnemen als die rangschikking haar algemeen nut verliest.

Artikel 5. (08/07/2021- ...)

De Vlaamse Milieumaatschappij wordt ermee belast de digitale atlas van de gerangschikte onbevaarbare waterlopen en de publieke grachten op te maken en te actualiseren. De provincies leveren digitaal de gevalideerde informatie aan voor de waterlopen van de tweede en de derde categorie en de publieke grachten.

De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud van de digitale atlas, de modaliteiten voor de opmaak en de bekendmaking ervan. De digitale atlas van de gerangschikte waterlopen en de publieke grachten vervangt bij bekendmaking ervan de tot dan geldende beschrijvende tabellen van de onbevaarbare waterlopen.

In afwijking van de procedure, bepaald in artikel 23ter, zullen de grachten gelegen binnen het werkingsgebied van de polders en wateringen en die overeenkomstig de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders respectievelijk overeenkomstig de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen aangeduid zijn als polder- of wateringgracht, op het tijdstip dat de digitale atlas, vermeld in het eerste lid, opgemaakt en bekendgemaakt is, het statuut van publieke gracht hebben.

[HOOFDSTUK II ONDERHOUD (verv. decr. 26 april 2019, art. 7, I: 29 juni 2019)] (... - ...)

Artikel 6. (29/06/2019- ...)

Onderhoud kan naargelang de omstandigheden een of meer van de volgende maatregelen inhouden:
1° slib uit de onbevaarbare waterloop verwijderen;
2° de vegetatie op de waterbodem en het talud van de waterloop afmaaien en verwijderen;
3° materialen, voorwerpen en plantenresten verwijderen;
4° de doorgangen van de overwelfde vakken en andere constructies reinigen;
5° struik- en houtgewas op het talud snoeien of wegnemen, ongeacht wie de eigenaar is van het aangrenzende perceel;
6° ingezakte taluds herstellen, ongeacht wie de eigenaar is van het aangrenzende perceel;
7° de goede werking van de constructies die zich op de waterlopen bevinden, garanderen, ongeacht of ze aan privaat- of publiekrechtelijke eigenaars toebehoren.

De Vlaamse Regering kan de lijst, vermeld in het eerste lid, verder aanvullen.

De waterbeheerder verzamelt door inspecties of overleg met de andere waterbeheerders, gemeenten of andere betrokkenen de kennis en informatie die nodig is om zijn beheerstaken te plannen en uit te voeren.

Artikel 7. (29/06/2019- ...)

Het beheer van de onbevaarbare waterlopen is de bevoegdheid van:
1° de Vlaamse Milieumaatschappij, voor de onbevaarbare waterlopen van de eerste categorie;
2° de provincies, voor de onbevaarbare waterlopen van de tweede categorie op hun grondgebied met uitsluiting van de waterlopen van tweede categorie binnen het werkingsgebied van een polder of watering;
3° de gemeenten, voor de onbevaarbare waterlopen van de derde categorie op hun grondgebied met uitsluiting van de waterlopen van derde categorie binnen het werkingsgebied van een polder of watering;
4° de polders en de wateringen, voor onbevaarbare waterlopen van de tweede en derde categorie gelegen binnen hun werkingsgebied.

De aangeduide instanties worden hierna de waterbeheerders genoemd.

In beginsel draagt de waterbeheerder de kosten tenzij anders overeengekomen. De provincies en gemeenten kunnen op vraag van de polders en wateringen beslissen de kosten voor het beheer van respectievelijk de onbevaarbare waterlopen van de tweede en derde categorie terug te betalen aan deze besturen. In dat geval betalen de betrokken provincies en gemeenten de redelijke kosten voor onderhoud terug aan deze besturen. De provincies en gemeenten kunnen echter ook beslissen om inrichtingswerken voor deze waterlopen te financieren. De Vlaamse Regering kan hiervoor nadere regels bepalen.

Voor grensvormende waterlopen worden tussen de betrokken waterbeheerders afspraken gemaakt over wie het beheer uitvoert en de kosten ervan draagt. Bij afwezigheid van consensus tussen de betrokken waterbeheerders kan de Vlaamse Regering de nodige regelingen opleggen.

Artikel 8. (29/06/2019- ...)

De waterbeheerder kan de meerkosten voor de onderhoudswerken die veroorzaakt worden door een ingreep van een andere waterbeheerder dan de betrokken waterbeheerder of door een constructie die toebehoort aan andere personen dan de betrokken waterbeheerder, verhalen op degene die de meerkosten veroorzaakt.

De gebruiker van de waterloop in kwestie of de eigenaar van de constructie wordt met een verantwoordingsstaat op de hoogte gebracht van de meerkosten die de waterbeheerder bepaalt. De Vlaamse Regering kan daaromtrent nadere regels bepalen.

De Vlaamse Regering kan minimumbedragen bepalen waaronder de meerkosten niet worden gevorderd, en kan concrete richtlijnen bepalen over de toepassing van de inning van de meerkosten.

Artikel 9. (29/06/2019- ...)

§ 1. De constructies op, in of over de onbevaarbare waterlopen worden onderhouden en hersteld door degenen aan wie ze toebehoren.

Als de eigenaar niet of in onvoldoende mate optreedt, maant de bevoegde waterbeheerder hem met een beveiligde zending aan om de vereiste werken uit te voeren. Met een beveiligde zending wordt de beveiligde zending overeenkomstig artikel 1.1.2, 3°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bedoeld.

De waterbeheerder omschrijft nauwkeurig welke werken uitgevoerd moeten worden en stelt een termijn vast waarin de werken uitgevoerd moeten zijn.

Als de eigenaar aan de aanmaning geen gevolg geeft, kan de bevoegde waterbeheerder ambtshalve in zijn plaats optreden en de kosten daarvoor op hem verhalen.

§ 2. De eigenaars of gebruikers van constructies op de onbevaarbare waterlopen zijn verplicht de constructies te laten functioneren volgens de instructies die ze daarvoor krijgen van de bevoegde waterbeheerder. Die instructies kunnen altijd en zelfs door mondeling bevel gewijzigd worden als het algemeen belang dat vereist.

De eigenaars of gebruikers van constructies zorgen ervoor dat de werking van de constructies geen schadelijke effecten veroorzaakt voor de aangelanden stroomopwaarts en stroomafwaarts.

De waterbeheerder kan de voorwaarden van het stuwrecht wijzigen voor het algemeen belang, na daarover voorafgaand een overleg te hebben georganiseerd met de houder van het stuwrecht.

In het derde lid wordt verstaan onder stuwrecht: het recht om het water van een waterloop tot op een bepaald peil op te stuwen en te gebruiken om het rad of de turbine van een watermolen in beweging te brengen op zodanige wijze dat het bereiken van de doelstellingen en beginselen, vermeld in artikel 1.2.2 en 1.2.3 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, niet in het gedrang komt.

[HOOFDSTUK III INRICHTINGSWERKEN (verv. decr. 26 april 2019, art. 13, I: 29 juni 2019)] (... - ...)

Artikel 10. (29/06/2019- ...)

...

[... (opgeh. decr. 26 april 2019, art. 13, I: 29 juni 2019)] (... - ...)

Artikel 11. (29/06/2019- ...)

Onverminderd artikel 12 worden de inrichtingswerken uitgevoerd door en op kosten van de bevoegde waterbeheerder.

Voor grensvormende waterlopen worden de inrichtingswerken uitgevoerd door de waterbeheerder die conform artikel 7 verantwoordelijk is voor het beheer van de grensvormende waterloop.

Artikel 12. (26/09/2022- ...)

§ 1. Andere personen dan de bevoegde waterbeheerder mogen alleen inrichtingswerken of andere werken aan, over of onder de waterloop uitvoeren nadat ze daarvoor een machtiging van de bevoegde waterbeheerder hebben gekregen. De werken mogen de verwezenlijking van de goedgekeurde stroomgebiedbeheerplannen niet verhinderen en moeten verenigbaar zijn met de doelstellingen, vermeld in artikel 1.2.2 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018.

De machtiging kan voorwaarden opleggen om de vermelde werken in overeenstemming te brengen met de vereisten uit het eerste lid.

Als de bevoegde waterbeheerder een gunstig advies uitbrengt in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden, geldt dat als machtiging als de eventuele voorwaarden waarvan het gunstige advies afhankelijk wordt gemaakt, in de vergunning in kwestie worden opgelegd.

Het derde lid doet geen afbreuk aan artikel 9, § 2, noch aan het precaire recht van gebruik op het domein van de waterbeheerder.

De waterbeheerder oefent toezicht uit op de uitvoering van de werken zodat die verlopen volgens de afgeleverde machtiging en vergunningen.

Voor de waterlopen van de tweede en derde categorie bezorgt de machtigingverlener binnen zestig dagen na de uitvoering van de werken de nodige technische gegevens van de uitgevoerde werken op de waterlopen aan de provincie om de digitale atlas van de waterlopen en de publieke grachten te actualiseren.

 § 2. Tegen de beslissingen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, kan beroep worden ingesteld conform artikel 19, tweede tot en met vierde lid.

Artikel 13. (29/06/2019- ...)

...

[... (opgeh. decr. 26 april 2019, art. 13, I: 29 juni 2019)] (... - ...)

Artikel 14. (29/06/2019- ...)

...

Artikel 15. (29/06/2019- ...)

...

HOOFDSTUK IV ALGEMENE BEPALINGEN (... - ...)

Artikel 16. (29/06/2019- ...)

De onbevaarbare waterlopen maken deel uit van het openbaar domein van de overheid die de waterloop in kwestie beheert.

De bedding van een onbevaarbare waterloop wordt geacht toe te behoren aan de waterbeheerder.

Als de bedding van de onbevaarbare waterloop verlaten wordt, informeert de voormalige waterbeheerder de aangelanden daarvan. Gedurende zes maanden vanaf de betekening van het bericht waarmee de voormalige waterbeheerder de aangelande daarvan inlicht, kunnen de aangelanden van de verlaten bedding die over een geldige eigendomstitel op de bedding beschikken die hun de naakte eigendom op de bedding toestaat, hun volle eigendomsrecht opeisen als ze de meerwaarde betalen die de grond krijgt door het verlaten van de bedding.

In het derde lid wordt verstaan onder verlaten bedding: de bedding van een onbevaarbare waterloop waarvan de klassering ontnomen is.

Artikel 17. (29/06/2019- ...)

De aangelanden, de gebruikers en de eigenaars van de constructies op de waterlopen:
1° verlenen doorgang aan de waterbeheerder of aan de personen die de waterbeheerder aangesteld heeft, met het nodige materiaal en materieel om de waterlopen te beheren;
2° laten het plaatsen van materiaal en materieel op hun gronden of eigendommen toe voor de duur van de werken;
3° laten maaisel en onschadelijke ruimingsproducten die uit de bedding van de waterloop opgehaald zijn, op hun gronden of eigendommen plaatsen.

De aangelanden, de gebruikers en de eigenaars van constructies kunnen aanspraak maken op een schadeloosstelling voor de schade die ze hebben geleden naar aanleiding van het beheer. Er is echter geen vergoeding verschuldigd voor de doorgang voor het beheer en de deponie van onschadelijke ruimingsproducten en maaisel binnen een strook van vijf meter vanaf het einde van de oeverzone.

Artikel 18. (29/06/2019- ...)

...

Artikel 19. (26/09/2022- ...)

De beslissingen die genomen worden met toepassing van artikel 3, § 1, artikel 4, § 1 en § 2, en artikel 4bis, § 1 en § 4, worden voorafgegaan door een openbaar onderzoek in de betrokken gemeenten. De Vlaamse Regering kan nadere regels over het openbaar onderzoek bepalen inzake de procedurele voorschriften die nageleefd moeten worden bij het voeren van het openbaar onderzoek.

Naast het bestuurlijk toezicht, uitgeoefend op de provincie conform artikel 241 tot en met 253 van het Provinciedecreet van 9 december 2005 en op de gemeente conform artikel 326 tot en met 335 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, kan bij de Vlaamse Regering beroep ingesteld worden tegen de beslissingen die genomen zijn met toepassing van artikel 3, § 1, en artikel 4, 8, 9 en 12.

Het beroep, vermeld in het tweede lid, moet ingesteld worden binnen zestig dagen vanaf de derde dag nadat de bestreden beslissing naar hen is gestuurd of nadat ze er op een andere manier kennis van hebben genomen, door:
1° de provincie;
2° de gemeente, polder of watering;
3° het betrokken publiek;
4° de aanvrager van de machtiging, vermeld in artikel 12, § 1, eerste lid.

Als de machtiging, vermeld in artikel 12, wordt geïntegreerd in de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen, vervallen de beroepsmogelijkheden, vermeld in het tweede en derde lid.

Artikel 20. (29/06/2019- ...)

Voor deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan verloopt het uitoefenen van toezicht, het opleggen van bestuurlijke maatregelen, het onderzoeken van milieu-inbreuken, het opleggen van bestuurlijke geldboeten, het innen en invorderen van verschuldigde bedragen, het opsporen van milieumisdrijven, het strafrechtelijk bestraffen van milieumisdrijven en het opleggen van veiligheidsmaatregelen conform de regels, vermeld in titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

Artikel 21. (29/06/2019- ...)

De Vlaamse Regering zal een algemeen reglement van de onbevaarbare waterlopen en grachten opmaken. Het algemeen reglement moet aangelanden en gebruikers duidelijke richtlijnen bieden die gerespecteerd moeten worden om een goed beheer toe te laten. In dat reglement kunnen verdere bepalingen opgenomen worden over het beheer van en de toegankelijkheid tot de onbevaarbare waterlopen en grachten, waaronder kan worden begrepen:
1° de bepalingen over de afrastering langs waterlopen, zoals de nood tot plaatsing van afrastering, de nodige afstanden bij plaatsing en de wegneembaarheid met het oog op het uitvoeren van taken door de waterbeheerder;
2° de aanwezigheid van beplantingen langs waterlopen;
3° het peilbeheer;
4° de bevaarbaarheid van onbevaarbare waterlopen;
5° het beheer van grachten, waaronder de maatregelen en procedures tot het behouden van de goede werking van de gracht voor de lokale waterhuishouding.

Artikel 22. (29/06/2019- ...)

...

Artikel 23. (08/07/2021- ...)

...

Artikel 23bis. (26/09/2022- ...)

De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast die het onttrekken van water uit onbevaarbare waterlopen en de overeenkomstig artikel 23ter aangeduide publieke grachten verbieden of nader regelen. Daartoe bepaalt de Vlaamse Regering ten minste de modaliteiten voor het capteren en de omstandigheden waarin de onttrekking van water uit de onbevaarbare waterlopen en de overeenkomstig artikel 23ter aangeduide publieke grachten niet toegelaten is en voor tijdelijke maatregelen in periodes van droogte en waterschaarste.

De nadere regels, vermeld in het eerste lid, kunnen procedures omvatten die volledig of gedeeltelijk elektronisch verlopen. Daarbij kunnen persoonsgegevens verwerkt worden, alsook geografische gegevens die kunnen leiden tot de identificatie van natuurlijke personen. Die gegevens worden verwerkt conform de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens. De persoonsgegevens en geografische gegevens zijn de identificatiegegevens van de aanvrager, de hoeveelheid water die onttrokken zal worden en de locatie van de onttrekking.

De waterbeheerders, vermeld in artikel 7, eerste lid, worden aangewezen als verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), voor de gegevens, vermeld in het tweede lid, als die gegevens betrekking hebben op de waterlopen en publieke grachten onder hun beheer. Enkel hun personeel betrokken bij de regeling rond wateronttrekkingen heeft toegang tot de vermelde gegevens.

De persoonsgegevens, vermeld in het tweede lid, worden verwerkt om de onttrekking te kunnen reguleren met het oog op het halen van de doelstellingen van het integraal waterbeleid, vermeld in artikel 1.2.2 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, en om de heffing te kunnen vestigen als vermeld in artikel 4.2.4.2 van het voormelde decreet. De geografische gegevens worden verwerkt om bij waterschaarste en droogte maatregelen te kunnen nemen in het kader van de droogtecommissie en het provinciale droogteoverleg, alsook om de controle op de verplichte aangifte en de correctheid daarvan te kunnen uitvoeren.

De bewaartermijn van de persoonsgegevens, vermeld in het tweede lid, is zes jaar na de ontvangst ervan. De bewaartermijn van de geografische gegevens, vermeld in het tweede lid, is tien jaar na de ontvangst ervan.

Artikel 23ter. (29/06/2019- ...)

§ 1. De gemeente kan het beheer van grachten overnemen van de eigenaars en gebruikers wanneer dit nuttig is voor het watersysteem zoals bedoeld in artikel 1.1.3, § 2, 17°, van het decreet van 18 juli 2003 houdende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018. De overname van het beheer van de grachten omvat het onderhouden ervan alsook het herstel ervan.

In hun werkingsgebied kunnen polders en wateringen het beheer van grachten overnemen van de eigenaars en gebruikers wanneer dit nuttig is voor het watersysteem zoals bedoeld in artikel 1.1.3, § 2, 17°, van het decreet van 18 juli 2003 houdende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018. De overname van het beheer van de grachten omvat het onderhouden ervan alsook het herstel ervan.

Dergelijke gracht wordt aangeduid als een publieke gracht.

§ 2. De gemeente, polder of watering kan ten behoeve van het beheer van de publieke grachten een erfdienstbaarheid opleggen met betrekking tot het recht van doorgang dat kan worden voorzien voor personeelsleden van het bestuur en de aangestelden met het nodige materieel die met de uitvoering van werken zijn belast en de deponie van ruimingproducten en maaisel uit de gracht. Er kan maximum een erfdienstbaarheidszone van vijf meter landinwaarts van de rand van de gracht bepaald worden. Andere erfdienstbaarheden of gebruiksbeperkingen kunnen niet opgelegd worden. Deze erfdienstbaarheden kunnen niet gezien worden als gebruiksbeperkingen die aanleiding kunnen geven tot financiële compensatie vanwege de overheid.

Anderen dan de beheerder van de publieke gracht mogen slechts inrichtingswerken of andere werken aan, over of onder de publieke grachten uitvoeren nadat ze daartoe een machtiging ontvingen van de betrokken gemeente, polder of watering. Een gunstig advies uitgebracht door de instantie die bevoegd is voor de aflevering van de machtiging in het kader van de aanvraag tot omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden geldt als machtiging indien de eventuele voorwaarden waarvan het gunstig advies afhankelijk wordt gemaakt, in de betrokken vergunning worden opgelegd.

De erfdienstbaarheden die niet langer noodzakelijk zijn voor het onderhoud van het grachtenstelsel worden opgeheven door de gemeente, respectievelijk de polder of de watering. De eigenaar of gebruiker van het bezwaarde perceel kan om de opheffing van de nutteloos geworden erfdienstbaarheden verzoeken.

De Vlaamse Regering zal voor het opleggen en opheffen van deze erfdienstbaarheden nadere regels bepalen inzake de procedurele voorschriften die nageleefd moeten worden bij het opleggen en opheffen van dergelijke erfdienstbaarheden.

§ 3. De beslissing om het beheer over te nemen, bedoeld in paragraaf 1, en de beslissing om erfdienstbaarheden op te leggen die nuttig zijn voor het beheer, bedoeld in paragraaf 2, worden voorafgegaan door een openbaar onderzoek. De Vlaamse Regering zal hiervoor nadere regels bepalen.

Tegen de beslissingen, bedoeld in het eerste lid, kan beroep worden ingesteld bij de provincie binnen dertig dagen na de kennisname ervan door elke belanghebbende. De provincie doet uitspraak binnen zestig dagen na ontvangst van het beroepschrift. De Vlaamse Regering kan hiervoor nadere regels bepalen.

In afwijking van het eerste lid verkrijgen de grachten die reeds het statuut van gracht van algemeen belang hebben het statuut van publieke gracht.

Artikel 24. (01/11/1968- ...)

Opgeheven worden
1. De wet van 7 mei 1877, op de politie der onbevaarbare en onvlotbare waterlopen;
2. De wet van 15 maart 1950, tot wijziging van de wetgeving betreffende de onbevaarbare waterlopen, gewijzigd bij de wet van 16 februari 1954, en bij artikel 114, 9°, van de wet van 3 juni 1957, betreffende de polders;
3. Artikel 105 van de wet van 5 juli 1956, betreffende de wateringen en artikel 104 van de wet van 3 juni 1957, betreffende de polders.

Artikel 25. (01/11/1968- ...)

De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze wet.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 27/04/2024