Decreet tot bescherming van varend erfgoed

Datum 29/03/2002

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
  2. [HOOFDSTUK I/1 INVENTARIS VAN HET VAREND ERFGOED (ing. decr. 9 mei 2014, art. 3, I: 1 januari 2016)]
  3. HOOFDSTUK II BESCHERMING
  4. HOOFDSTUK III [RECHTSGEVOLGEN VAN EEN BESCHERMING (verv. decr. 9 mei 2014, art. 16, I: 1 januari 2016)]
  5. HOOFDSTUK IV STEUNMAATREGELEN VOOR HET BEHEER
  6. HOOFDSTUK V HANDHAVING
  7. [HOOFDSTUK VI COMMISSIE VOOR VAREND ERFGOED (ing. decr. 12 juli 2013, art. 12.1.25)]

Inhoud

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN (... - ...)

Artikel 1. (... - ...)

Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Artikel 2. (01/01/2016- ...)

In dit decreet wordt verstaan onder:
1° varend erfgoed: het nautisch erfgoed dat kan varen of drijven, of dat in de vaart kan worden gebracht of drijvend kan worden gemaakt, inzonderheid de schepen, de boten en de drijvende inrichtingen met inbegrip van hun uitrusting en van hun voortstuwingsmiddelen, waarvan het behoud van algemeen belang is wegens hun historische, wetenschappelijke, industrieel-archeologische, esthetische of andere sociaal-culturele waarde;
2° het agentschap: de entiteit die door de Vlaamse Regering belast wordt met de beleidsvoorbereiding, de beleidsuitvoering, de beleidsmonitoring en de beleidsevaluatie inzake onroerend erfgoed;
3° eigenaar: de zakelijkrechthouder zijnde de eigenaar, blote eigenaar, erfpachthouder of leasinggever;
4° gebruiker: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, die niet de eigenaar is, maar die een zakelijk of persoonlijk recht kan doen gelden, in zonderheid de hypothecaire schuldeiser en de houder van het pand- of retentierecht.
5° de commissie : de afdeling Varend Erfgoed van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, vermeld in het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten.
6° beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen:
a) een aangetekende brief;
b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;
c) elke andere door de Vlaamse Regering toegestane betekeningswijze, waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld.

Artikel 3. (01/07/2006- ...)

...

[HOOFDSTUK I/1 INVENTARIS VAN HET VAREND ERFGOED (ing. decr. 9 mei 2014, art. 3, I: 1 januari 2016)] (... - ...)

Artikel 3/1. (01/01/2016- ...)

De Vlaamse Regering kan de inventaris van het varend erfgoed geheel of gedeeltelijk vaststellen.

Artikel 3/2. (01/01/2016- ...)

Varend erfgoed kan worden opgenomen in de vastgestelde inventaris van het varend erfgoed als het een of meer erfgoedwaarden bezit en voldoende goed bewaard is of in aanmerking komt voor restauratie tot drijvend of varend object.

Varend erfgoed kan worden geschrapt uit de vastgestelde inventaris als het niet langer erfgoedwaarde bezit of als het niet langer voldoende goed bewaard is, noch in aanmerking komt voor restauratie tot drijvend of varend object.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere criteria voor het opnemen en schrappen van varend erfgoed in de inventaris van het varend erfgoed.

Artikel 3/3. (01/01/2016- ...)

De Vlaamse Regering kan de vastgestelde inventaris van het varend erfgoed actualiseren of er varend erfgoed aan toevoegen of uit verwijderen.

De Vlaamse Regering wint hierover voorafgaand het advies in bij de commissie. Dit advies wordt uitgebracht binnen een vervaltermijn van dertig dagen, die ingaat de dag na de ontvangst van de adviesvraag. Als die termijn wordt overschreden, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. De termijn van dertig dagen kan door de Vlaamse Regering eenmalig worden verlengd met dertig dagen op vraag van de commissie. De Vlaamse Regering kan de nadere regels voor de adviesprocedure bepalen.

Artikel 3/4. (01/01/2016- ...)

De leden van de commissie, de ambtenaren van het agentschap en de door de Vlaamse Regering aangewezen personen hebben, als dat voor het onderzoek ter voorbereiding van de vaststelling van de inventaris van het varend erfgoed noodzakelijk is, toegang tot het varend erfgoed, maar niet tot de gedeelten die gebruikt worden als woongelegenheid of bedrijfslokaal tenzij ze hiervoor de toestemming hebben van de eigenaar en de gebruiker.

Artikel 3/5. (01/01/2016- ...)

De vastgestelde inventaris van het varend erfgoed bevat over elk goed dat erin opgenomen is, minstens de volgende gegevens:
1° de benaming;
2° een foto;
3° voor zover dat bekend is, het artikel van teboekstelling, het registratienummer op de scheepshypotheekbewaring of een andere wijze van identificatie;
4° een beschrijving op basis van de waarden, vermeld in artikel 2, 1°.

De Vlaamse Regering kan de gegevens die voor elk varend erfgoed in de vastgestelde inventaris moeten worden opgenomen, nader omschrijven of uitbreiden.

Artikel 3/6. (01/01/2016- ...)

De Vlaamse Regering wint voorafgaand aan de vaststelling van de inventaris van het varend erfgoed advies in bij de commissie. Dat advies wordt uitgebracht binnen een vervaltermijn van dertig dagen, die ingaat de dag na de ontvangst van de adviesvraag. Als die termijn wordt overschreden, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. De termijn van dertig dagen kan door de Vlaamse Regering eenmalig worden verlengd met dertig dagen op vraag van de commissie. De Vlaamse Regering kan de nadere regels voor de adviesprocedure bepalen.

Artikel 3/7. (01/01/2016- ...)

Het agentschap stelt de vastgestelde inventaris van het varend erfgoed digitaal beschikbaar voor het publiek. De Vlaamse Regering kan de nadere regels daarvoor bepalen.

Artikel 3/8. (01/01/2016- ...)

Op het varend erfgoed dat in de vastgestelde inventaris van het varend erfgoed is opgenomen, kan een herkenningsteken worden aangebracht door de eigenaar of de gebruiker. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor het model en het gebruik van dit herkenningsteken.

Artikel 3/9. (01/01/2016- ...)

De eigenaars en gebruikers van het varend erfgoed dat in de vastgestelde inventaris van het varend erfgoed is opgenomen, kunnen volgens de modaliteiten door de Vlaamse Regering nader te bepalen, vrijgesteld worden van:
1° scheepvaartrechten;
2° haven-, kaai-, sluis-, brug-, doorvaart-, verblijfs-, tonnenmaat- en passagiersgelden of -rechten, van welke aard of benaming ook;
3° loodsgelden en loodsvergoedingen;
4° vergoedingen verschuldigd door de gebruikers van het verkeersbegeleidingssysteem voor vaartuigen;
5° retributies voor het opmaken, het afgeven of het wijzigen van documenten met betrekking tot het vaartuig die bij de wetten, decreten en verordeningen zijn voorgeschreven;
6° retributies voor de levering van publicaties en het afgeven van platen en andere kentekens met betrekking tot het vaartuig die bij de wetten, decreten en verordeningen zijn voorgeschreven.

HOOFDSTUK II BESCHERMING (... - ...)

Artikel 4. (01/01/2016- ...)

§ 1. De Vlaamse regering stelt de voorlopige bescherming van het varend erfgoed vast.

De Vlaamse Regering wint vóór de voorlopige bescherming het advies in bij de commissie. Dat advies wordt uitgebracht binnen een vervaltermijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de adviesvraag. Als de termijn wordt overschreden, wordt het advies geacht gunstig te zijn. De termijn van dertig dagen kan door de Vlaamse Regering eenmalig worden verlengd met dertig dagen op vraag van de commissie. Aan de adviesvereiste kan worden voorbijgegaan in geval van dringende noodzakelijkheid. De Vlaamse Regering kan de nadere regels voor de adviesprocedure bepalen.

De Vlaamse regering vermeldt de redenen die tot de bescherming aanleiding geven.

De Vlaamse regering vermeldt inzonderheid:
1° voor zover bekend het artikel van teboekstelling of het registratienummer op de scheepshypotheekbewaring of een andere wijze van identificatie van het varend erfgoed;
2° de doelstellingen van het toekomstige beheer met het oog op het behoud en de ontwikkeling van de waarden die aanleiding hebben gegeven tot de bescherming.

§ 2. De besluiten tot voorlopige bescherming worden:
1° per beveiligde zending ter kennis van de eigenaar gebracht;
2° ter kennisgeving bezorgd aan de commissie die hierover een beredeneerd advies kan geven;
3° bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

§ 3. De eigenaar meldt in voorkomend geval binnen tien dagen te rekenen vanaf de dag na de kennisgeving, de voorlopige bescherming per beveiligde zending aan de gebruiker. Die verplichting wordt in de beveiligde zending vermeld.

De eigenaar en de gebruiker kunnen hun opmerkingen en bezwaren indienen bij het agentschap binnen zestig dagen vanaf de datum van de kennisgeving.

De eigenaar brengt bij de overdracht van het varend erfgoed de nieuwe eigenaar op de hoogte van de voorlopige bescherming en meldt de overdracht aan het agentschap.

§ 4. Vanaf de dag van de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in paragraaf 2, 1°, zijn op het varend erfgoed, vermeld in het besluit tot voorlopige bescherming, gedurende een termijn van maximaal negen maanden de rechtsgevolgen van een bescherming voorlopig van toepassing.

De Vlaamse Regering kan die termijn eenmalig met maximaal drie maanden verlengen. De eigenaar wordt per beveiligde zending op de hoogte gebracht van het besluit tot verlenging van de voorlopige bescherming van varend erfgoed. De eigenaar meldt binnen tien dagen te rekenen vanaf de dag na de kennisgeving, de verlenging van de voorlopige bescherming per beveiligde zending aan de gebruiker. Die verplichting wordt in de beveiligde zending vermeld.

De rechtsgevolgen van een besluit tot voorlopige bescherming van varend erfgoed zijn van toepassing:
1° op de eigenaars vanaf de kennisgeving, vermeld in paragraaf 2, 1° ;
2° op de gebruikers vanaf de melding door de eigenaars, vermeld in paragraaf 3;
3° op iedereen vanaf de bekendmaking, vermeld in paragraaf 2, 3°.

Het besluit tot voorlopige bescherming van varend erfgoed vervalt van rechtswege als de Vlaamse Regering binnen de termijnen, vermeld in het voormelde besluit, geen besluit tot definitieve bescherming genomen heeft.

De Vlaamse Regering kan de voorlopige bescherming van het varend erfgoed opheffen. Dat besluit wordt ter kennis gebracht op de wijze, vermeld in paragraaf 2. De eigenaar meldt binnen tien dagen te rekenen vanaf de dag na de kennisgeving, de opheffing van de voorlopige bescherming per beveiligde zending aan de gebruiker. Die verplichting wordt in de beveiligde zending vermeld.

§ 5. De leden van de commissie, de ambtenaren van het agentschap en de door de Vlaamse Regering aangewezen personen hebben, wanneer dit voor het onderzoek ter voorbereiding van de definitieve bescherming van het varend erfgoed noodzakelijk is, toegang tot de vaartuigen, maar niet tot de gedeelten die gebruikt worden als woongelegenheid of bedrijfslokaal tenzij ze hiervoor de toestemming hebben van de eigenaar en de gebruiker.

Artikel 5. (01/01/2016- ...)

§ 1. De Vlaamse regering stelt de definitieve bescherming vast van het voorlopig beschermd varend erfgoed.

De Vlaamse Regering kan over de definitieve bescherming advies inwinnen bij de commissie. Als er met toepassing van artikel 4, § 1, tweede lid, vanwege dringende noodzakelijkheid geen voorafgaand advies werd gevraagd, wint de Vlaamse Regering advies in bij de commissie over de definitieve bescherming. Dat advies wordt uitgebracht binnen een vervaltermijn van dertig dagen, die ingaat de dag na de ontvangst van de adviesvraag. Als die termijn wordt overschreden, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. De termijn van dertig dagen kan door de Vlaamse Regering eenmalig worden verlengd met dertig dagen op vraag van de commissie. De Vlaamse Regering kan de nadere regels voor de adviesprocedure bepalen.

De Vlaamse regering vermeldt de redenen die tot de bescherming aanleiding geven.

De Vlaamse regering vermeldt inzonderheid:
1° voor zover bekend het artikel van teboekstelling of het registratienummer op de scheepshypotheekbewaring of een andere wijze van identificatie van het varend erfgoed;
2° de doelstellingen van het toekomstige beheer met het oog op het behoud en de ontwikkeling van de waarden die aanleiding hebben gegeven tot de bescherming.

§ 2. De besluiten tot definitieve bescherming worden:
1° per beveiligde zending ter kennis van de eigenaar gebracht, die dat aan de gebruiker meldt binnen tien dagen te rekenen vanaf de dag na de kennisgeving. Die verplichting wordt in de beveiligde zending vermeld;
2° bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad;
3° op de scheepshypotheekbewaring ingeschreven in het register van teboekstelling der binnenschepen of van het register der zeeschepen indien het te boek gesteld of geregistreerd varend erfgoed betreft, of enkel neergelegd in het register van neerlegging indien het niet te boek gesteld of geregistreerd varend erfgoed betreft.

§ 3. De eigenaar brengt bij de overdracht van het varend erfgoed de nieuwe eigenaar op de hoogte van de definitieve bescherming en meldt de overdracht aan het agentschap.

§ 4. De rechtsgevolgen van een besluit tot definitieve bescherming van varend erfgoed zijn van toepassing:
1° op de eigenaars vanaf de kennisgeving, vermeld in paragraaf 2, 1° ;
2° op de gebruikers vanaf de melding, vermeld in paragraaf 2, 1° ;
3° op iedereen vanaf de bekendmaking, vermeld in paragraaf 2, 2°.

Artikel 5/1. (01/01/2016- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan een besluit tot definitieve bescherming van varend erfgoed wijzigen of opheffen.

§ 2. De bepalingen in artikel 4, § 1, eerste en tweede lid, artikel 4, § 2, § 3 en § 4, en artikel 5, § 1, § 2 en § 3, zijn van overeenkomstige toepassing op de voorlopige en definitieve wijziging of opheffing van een besluit tot definitieve bescherming.

Het besluit tot voorlopige wijziging of opheffing bevat minstens de volgende gegevens:
1° het opschrift van het besluit dat gewijzigd of opgeheven wordt;
2° de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit dat gewijzigd of opgeheven wordt;
3° voor zover dat bekend is, het artikel van teboekstelling of het registratienummer op de scheepshypotheekbewaring of een andere wijze van identificatie van het varend erfgoed;
4° de redenen van wijziging of opheffing;
5° in geval van wijziging, een beschrijving van de impact op de waarden die aanleiding hebben gegeven tot de bescherming en een beschrijving van de impact op de beheersdoelstellingen;
6° de aanduiding van de te registreren en te documenteren waarden die verloren gaan.

Het besluit tot definitieve wijziging of opheffing bevat minstens de volgende gegevens:
1° het opschrift van het besluit dat gewijzigd of opgeheven wordt;
2° de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit dat gewijzigd of opgeheven wordt;
3° voor zover dat bekend is, het artikel van teboekstelling of het registratienummer op de scheepshypotheekbewaring of een andere wijze van identificatie van het varend erfgoed;
4° de redenen van wijziging of opheffing;
5° in geval van wijziging, een beschrijving van de impact op de waarden die aanleiding hebben gegeven tot de bescherming en een beschrijving van de impact op de beheersdoelstellingen;
6° de aanduiding van de te registreren en te documenteren waarden die verloren gaan.

§ 3. Tot de datum van vaststelling van het besluit tot definitieve wijziging of opheffing blijven de rechtsgevolgen van het besluit tot definitieve bescherming van kracht.

De rechtsgevolgen van een besluit tot wijziging of opheffing zijn van toepassing:
1° op de eigenaars vanaf de kennisgeving, vermeld in artikel 5, § 2, 1° ;
2° op de gebruikers vanaf de melding, vermeld in artikel 5, § 2, 1° ;
3° op iedereen vanaf de bekendmaking van het besluit tot wijziging of opheffing in het Belgisch Staatsblad, vermeld in artikel 5, § 2, 2°.

Artikel 6. (01/07/2006- ...)

Het agentschap houdt een lijst bij van het definitief beschermde varend erfgoed. De Vlaamse regering regelt de inrichting en het gebruik van de lijst.

Artikel 7. (... - ...)

Op het definitief beschermde varend erfgoed kan een herkenningsteken worden aangebracht.

De Vlaamse regering stelt het model en het gebruik van dit teken vast.

HOOFDSTUK III [RECHTSGEVOLGEN VAN EEN BESCHERMING (verv. decr. 9 mei 2014, art. 16, I: 1 januari 2016)] (... - ...)

Artikel 8. (01/01/2016- ...)

§ 1. De eigenaar en de gebruiker van een voorlopig of definitief beschermd varend erfgoed zijn verplicht het beschermd varend erfgoed door de nodige instandhoudings- en onderhoudswerken in goede staat te behouden.

De Vlaamse Regering stelt de algemene voorschriften voor instandhouding en onderhoud vast.

Handelingen aan of in voorlopig of definitief beschermd varend erfgoed kunnen niet worden aangevat zonder melding aan het agentschap. De Vlaamse Regering wijst de handelingen aan die onder de toepassing van dit lid vallen en kan nadere regels bepalen voor de meldingsprocedure. Als voor het uitvoeren van de door de Vlaamse Regering aangewezen handelingen het voorlopig of definitief beschermd varend erfgoed buiten de Vlaamse Gemeenschap wordt gebracht, moet voor de hiervoor vereiste periode geen toelating overeenkomstig paragraaf 5 worden aangevraagd.

§ 2. Met het oog op het verwezenlijken van de beheersdoelstellingen kan voor een beschermd varend erfgoed door of in opdracht van de eigenaar een beheersprogramma opgesteld worden.

§ 3. De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden waaraan het beheersprogramma moet voldoen en stelt de procedure vast voor de goedkeuring van het in º 2 vermelde beheersprogramma.

§ 4. De eigenaar meldt aan het agentschap elke wijziging van vaste ligplaats van voorlopig of definitief beschermd varend erfgoed. De Vlaamse Regering kan daarvoor de nadere regels bepalen.

In het eerste lid wordt verstaan onder vaste ligplaats: een van de volgende mogelijkheden:
1° de plaats op het water waar het voorlopig of definitief beschermd varend erfgoed permanent aanwezig is of gedurende minstens drie maanden per jaar een feitelijke uitvalsbasis heeft;
2° de berging op het land gedurende minstens drie maanden voor langdurige herstellingswerken of voor het tijdelijk uit de vaart nemen.

§ 5. Het is verboden voorlopig of definitief beschermd varend erfgoed buiten de Vlaamse Gemeenschap te brengen zonder toelating van het agentschap. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor het aanvragen en afleveren van de toelating, de voorwaarden erin en de geldigheidsduur en periodieke vernieuwing ervan.

Als het voorlopig of definitief beschermd varend erfgoed ook beschermd is op grond van het decreet van 24 januari 2003 houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang is deze paragraaf slechts van toepassing als de Vlaamse Regering dit uitdrukkelijk bepaalt.

Artikel 8/1. (01/01/2016- ...)

Het is verboden voorlopig of definitief beschermd varend erfgoed te ontsieren, te beschadigen of te vernielen.

HOOFDSTUK IV STEUNMAATREGELEN VOOR HET BEHEER (... - ...)

Artikel 9. (01/01/2016- ...)

§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten stelt de Vlaamse regering een beheerspremieregeling vast voor het beschermde varend erfgoed met het oog op de verwezenlijking van het goedgekeurde beheersprogramma.

§ 2. De beheerspremie wordt toegekend aan de eigenaar of aan de gebruiker die de kosten draagt van de werkzaamheden en de diensten, verbonden aan de uitvoering van het goedgekeurde beheersprogramma.

Voor werken, uitgevoerd in eigen beheer, worden enkel de kosten voor levering van materialen en van diensten in aanmerking genomen.

§ 3. De beheerspremie mag tot het totaal van de aanvaarde kosten gecumuleerd worden met andere financiële overheidsbijdragen. Wanneer de andere financiële overheidsbijdragen gelijk zijn aan of hoger zijn dan het totaal van de door het agentschap aanvaarde kosten, wordt geen beheerspremie toegekend.

Artikel 10. (01/01/2016- ...)

De Vlaamse regering bepaalt de aard van de in artikel 9, § 1, bepaalde werkzaamheden en diensten en van de kosten die binnen een goedgekeurd beheersprogramma geheel of gedeeltelijk in aanmerking komen voor de premie. Ze bepaalt de algemene voorwaarden, de samenstelling van het dossier en ze stelt de procedure vast.

Artikel 11. (... - ...)

De beheerspremie mag niet hoger zijn dan 80 % van de kosten die in aanmerking worden genomen.

Artikel 11/1. (01/01/2016- ...)

De Vlaamse Regering kan binnen de kredieten die daarvoor beschikbaar zijn op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, onderhoudspremies toekennen voor werkzaamheden aan of in beschermd varend erfgoed. De Vlaamse Regering stelt een lijst vast van werkzaamheden die daarvoor in aanmerking komen en bepaalt de nadere regels voor het aanvragen en het toekennen van de onderhoudspremie.

Artikel 11/2. (01/01/2016- ...)

Er kunnen overeenkomstig artikel 9, § 1, en artikel 11/1 geen premies worden toegekend voor werkzaamheden en voor diensten die ondernomen worden voor varend erfgoed door of in opdracht van de staat, de gemeenschappen en de gewesten, en de openbare instellingen die ervan afhangen of die eigendom zijn van de provincies of de autonome provinciebedrijven.

Artikel 12. (... - ...)

De Vlaamse regering bepaalt de andere faciliteiten en vrijstellingen ter ondersteuning van het beheer van het definitief beschermd varend erfgoed.

HOOFDSTUK V HANDHAVING (... - ...)

Artikel 13. (01/01/2016- ...)

...

Artikel 13/1. (01/01/2016- ...)

§ 1. De volgende handelingen of nalatigheden worden bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 26 euro tot 400.000 euro of met een van die straffen alleen:
1° het niet naleven door de eigenaar en de gebruiker van het actief behoudsbeginsel, vermeld in artikel 8, § 1;
2° het niet naleven van het passief behoudsbeginsel, vermeld in artikel 8/1;
3° het niet naleven van de toelatingsplicht, vermeld in artikel 8, § 5;
4° het in stand houden van schade aan erfgoedwaarden, veroorzaakt door de misdrijven, vermeld in punt 1° tot en met 3° ;
5° het toestaan of aanvaarden door de eigenaar dat een van de misdrijven, vermeld in punt 1° tot en met 4°, wordt gepleegd of in stand gehouden.

§ 2. De misdrijven, vermeld in paragraaf 1, kunnen bestraft worden met een alternatieve bestuurlijke geldboete volgens de bepalingen van hoofdstuk 11, afdeling 2, onderafdeling 4, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Die alternatieve geldboete kan worden opgelegd aan alle deelnemers aan het misdrijf en bedraagt maximaal 50.000 euro.

Een alternatieve bestuurlijke geldboete wordt vermeerderd met de opdeciemen die van toepassing zijn voor de strafrechtelijke geldboeten. Het bedrag van de bestuurlijke geldboete wordt afgestemd op de ernst van het misdrijf en eventuele verkregen vermogensvoordelen.

Artikel 13/2. (01/01/2016- ...)

Het niet naleven van de kennisgevings- en meldingsplichten, vermeld in artikel 4, § 3, artikel 5, § 2 en § 3, en artikel 8, § 1 en § 4, van dit decreet, kan worden bestraft met een exclusieve bestuurlijke geldboete volgens de bepalingen van hoofdstuk 11, afdeling 2, onderafdeling 3, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Die exclusieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd aan alle deelnemers aan de inbreuk en bedraagt maximaal 10.000 euro.

Een exclusieve bestuurlijke geldboete wordt vermeerderd met de opdeciemen die van toepassing zijn voor de strafrechtelijke geldboeten. Het bedrag van de bestuurlijke geldboete wordt afgestemd op de ernst van het misdrijf en eventuele verkregen vermogensvoordelen.

Artikel 13/3. (01/01/2016- ...)

§ 1. De bepalingen van hoofdstuk 11, afdeling 3 tot 7, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 zijn van toepassing op de misdrijven en inbreuken, vermeld in artikel 13/1 en 13/2 van dit decreet. De personen, bedoeld in deze afdelingen, nemen op gelijke wijze hun bevoegdheden waar voor de toepassing van dit decreet, met dien verstande dat de inspecteur Onroerend Erfgoed en de door de Vlaamse Regering aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 11.3.3, eerste lid, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, in het kader van dit decreet optreden namens de Vlaamse Gemeenschap.

In afwijking van het eerste lid, zijn artikel 11.4.3, § 3, artikel 11.4.4, § 2 en § 3, tweede lid, artikel 11.5.7, § 8 en § 9, artikel 11.5.9, § 2, artikel 11.5.11, § 2, en artikel 11.6.2, derde lid, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 niet van toepassing, en wordt de territoriale bevoegdheid van de aangewezen rechtbanken bepaald volgens het Gerechtelijk Wetboek.

§ 2. Voor de toepassing van dit decreet:
1° kan het feitelijk herstel in een oorspronkelijke, goede staat, vermeld in artikel 11.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, het terugbrengen van voorlopig of definitief beschermd varend erfgoed binnen de Vlaamse Gemeenschap omvatten;
2° wordt onder erfgoedwaarden verstaan de historische, wetenschappelijke, industrieel-archeologische, esthetische of andere sociaal-culturele waarde, bedoeld in artikel 2, 1°, van dit decreet.

[HOOFDSTUK VI COMMISSIE VOOR VAREND ERFGOED (ing. decr. 12 juli 2013, art. 12.1.25)] (... - ...)

Artikel 14. (01/01/2015- ...)

Er wordt een Vlaamse adviescommissie voor het varend erfgoed opgericht onder de benaming Vlaamse Commissie voor Varend Erfgoed.

Artikel 15. (01/01/2015- ...)

De Vlaamse Regering :
1° bepaalt de samenstelling, organisatie en werking van de Vlaamse Commissie voor Varend Erfgoed;
2° benoemt de leden en plaatsvervangers van de Vlaamse Commissie voor Varend Erfgoed;
3° stelt de nodige middelen ter beschikking van de Vlaamse Commissie voor Varend Erfgoed.

Artikel 16. (01/01/2015- ...)

Het secretariaat van de Vlaamse Commissie voor Varend Erfgoed wordt uitgevoerd door het secretariaat van de strategische adviesraad opgericht bij het decreet van 10 maart 2006 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed. De Vlaamse Regering kan hierover de nadere regels bepalen.

Artikel 17. (01/01/2015- ...)

De Vlaamse Commissie voor Varend Erfgoed stelt haar huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering.

Artikel 18. (01/01/2015- ...)

De Vlaamse Commissie voor Varend Erfgoed verstrekt adviezen in de gevallen en rekening houdend met de termijnen, vermeld in dit decreet.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 25/04/2024