Decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging

Datum 16/01/2004

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK I BEGRAAFPLAATSEN
    1. AFDELING 1 GEMEENTELIJKE OF INTERGEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN EN CREMATORIA
    2. AFDELING 2 CONCESSIES
  2. HOOFDSTUK II LIJKBEZORGING
    1. AFDELING 1 KISTING EN VERVOER VAN LIJKEN
    2. AFDELING 2 BEGRAVING
    3. AFDELING 3 CREMATIE
    4. AFDELING 4 GRAFTEKENS
  3. HOOFDSTUK III SLOTBEPALINGEN

Inhoud

HOOFDSTUK I BEGRAAFPLAATSEN (... - ...)

AFDELING 1 GEMEENTELIJKE OF INTERGEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN EN CREMATORIA (... - ...)

Artikel 1. (... - ...)

Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Artikel 2. (15/03/2024- ...)

Iedere gemeente moet over ten minste één begraafplaats beschikken. Meerdere gemeenten kunnen zich evenwel verenigen om over een gemeenschappelijke begraafplaats te beschikken. Het geheel van begraafplaatsen op het grondgebied van een gemeente moet alle vormen van lijkbezorging kunnen aanbieden die bepaald zijn in dit decreet, met uitzondering van de wijze van lijkbezorging, vermeld in artikel 24, §1, 3°.

Enkel een gemeente of een intergemeentelijk samenwerkingsverband kan een crematorium oprichten en beheren.

Met behoud van het eerste lid, kan:
1° het gemeentelijk of intergemeentelijk crematorium over een urnenveld, een strooiweide en een columbarium beschikken;
2° het intergemeentelijk samenwerkingsverband dat een intergemeentelijk crematorium beheert met de gemeente die een begraafplaats beheert een overeenkomst sluiten over het ter beschikking stellen van het urnenveld, de strooiweide of het columbarium van die begraafplaats aan een aangrenzend intergemeentelijk samenwerkingsverband.

Behoudens het verlenen van een concessie, is de begraving van een stoffelijk overschot of de begraving van een asurn of de bijzetting ervan in een columbarium op de gemeentelijke of intergemeentelijke begraafplaats kosteloos voor de personen die ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters, het vreemdelingen- of wachtregister van de gemeente, respectievelijk de gemeenten die deel uitmaken van het intergemeentelijke samenwerkingsverband. Dit geldt eveneens voor de uitstrooiing van de as.

Artikel 3. (... - ...)

De Vlaamse regering bepaalt de criteria voor de oprichting en het beheer van de begraafplaatsen en de crematoria. Ze organiseert de controle op de naleving van deze criteria.

Artikel 4. (... - ...)

Gemeentelijke begraafplaatsen en crematoria vallen onder het gezag, de politie en het toezicht van de gemeenteoverheden, die ervoor zorgen dat er geen wanorde heerst, dat er geen handelingen in strijd met de eerbied voor de doden worden verricht en dat het ontgraven enkel kan met toestemming.

De Vlaamse regering bepaalt de nadere regelen inzake opgravingen.

Op de intergemeentelijke begraafplaatsen en in de intergemeentelijke crematoria worden de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden uitgeoefend door de overheid van de gemeente waar de begraafplaats of het crematorium ligt.

Artikel 5. (05/12/2016- ...)

§ 1. Wanneer nieuwe voor begraving bestemde ruimten aangelegd zijn, bepaalt de gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het intergemeentelijke samenwerkingsverband de datum waarop niet meer begraven wordt op de oude begraafplaatsen. Een afschrift van deze beslissing wordt tot de definitieve ontruiming van de begraafplaats aan de ingang ervan uitgehangen.

De oude begraafplaatsen worden in de staat gelaten waarin ze zich bevinden. Gedurende ten minste tien jaar mag er geen gebruik van worden gemaakt, behalve voor die vormen van lijkbezorging waarvoor nog ruimte beschikbaar is.

Gedurende ten minste tien jaar mag er geen gebruik van worden gemaakt.

Na verloop van de in het voorgaande lid bepaalde tijd of ten minste tien jaar na de laatste begraving, waarbij de inschrijving in het begrafenisregister als bewijs geldt, kan de gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het intergemeentelijke samenwerkingsverband beslissen een andere bestemming te geven aan de oude begraafplaatsen.

§ 2. Met toepassing van § 1 wordt een perceel van dezelfde grootte als het geconcedeerde op de nieuwe begraafplaats voorbehouden als enige belanghebbende daartoe een aanvraag indient.

De gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het intergemeentelijke samenwerkingsverband bepaalt de voorwaarden inzake overbrenging, zonder dat deze voorwaarden kunnen inhouden dat de belanghebbenden de overbrenging van de stoffelijke resten moeten vergoeden.

AFDELING 2 CONCESSIES (... - ...)

Artikel 6. (15/03/2024- ...)

De gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het intergemeentelijke samenwerkingsverband kan op de gemeentelijke, respectievelijk intergemeentelijke begraafplaatsen grafconcessies, concessies voor urnenvelden of concessies voor columbaria verlenen.

Wanneer het gaat om een gemeentelijke begraafplaats kan de gemeenteraad die bevoegdheid aan het college van burgemeester en schepenen opdragen.

Eenzelfde concessie kan dienen voor de aanvrager, zijn echtgenoot, zijn bloed- of aanverwanten evenals voor allen daartoe aangewezen door de concessiehouder en die daartoe bij de gemeentelijke overheid hun wil te kennen hebben gegeven. Wanneer iemand overlijdt terwijl hij op dat ogenblik een feitelijk gezin vormde, kan de overlevende een concessie aanvragen.

Een concessieaanvraag mag worden ingediend ten behoeve van een derde en van diens familie.

Artikel 7. (... - ...)

§ 1. De concessies worden voor ten hoogste vijftig jaar verleend.

§ 2. Op aanvraag worden opeenvolgende hernieuwingen toegestaan voor de bepaalde tijd verstreken is.

De hernieuwingen kunnen enkel geweigerd worden indien blijkt dat op het moment van de aanvraag de concessie verwaarloosd is.

Minstens een jaar voor het verstrijken van de concessie of van de hernieuwingen ervan, maakt de burgemeester of zijn gemachtigde of het bevoegde orgaan van het intergemeentelijke samenwerkingsverband een akte op waarbij eraan herinnerd wordt dat een aanvraag om hernieuwing bij hem moet toekomen.

Een afschrift van deze akte wordt een jaar lang zowel bij het graf als aan de ingang van de begraafplaats uitgehangen.

Als er geen aanvraag voor een hernieuwing is gedaan, vervalt de concessie.

§ 3. Indien erom verzocht wordt voor het verstrijken van de vastgestelde termijn, neemt een nieuwe termijn een aanvang vanaf elke nieuwe bijzetting in de concessie. Als er geen hernieuwing wordt aangevraagd tussen de datum van de laatste bijzetting in de concessie en het verstrijken van de periode waarvoor deze werd verleend, blijft het graf bestaan gedurende een termijn van tien jaar die begint te lopen op de datum van het overlijden, indien dit overlijden zich minder dan tien jaar voor het verstrijken van de concessie heeft voorgedaan.

Artikel 8. (... - ...)

De gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het intergemeentelijke samenwerkingsverband stelt het verschuldigde bedrag en de voorwaarden voor het verlenen van de concessie vast.

In de gevallen bedoeld in artikel 7, § 2, eerste lid, en § 3, wordt het verschuldigde bedrag, dat door de gemeente of het intergemeentelijke samenwerkingsverband gevorderd kan worden, proportioneel berekend op het aantal jaren dat de vervaldatum van de vorige concessie overschrijdt.

Artikel 9. (... - ...)

Telkens na vijftig jaar, en zonder vergoeding, kan de altijddurende concessie die krachtens het keizerlijk decreet van 23 prairial jaar XII werd verleend voor de inwerkingtreding van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, op aanvraag hernieuwd worden.

Voor deze hernieuwing is de procedure bedoeld in artikel 7, § 2, derde tot en met vijfde lid, van dit decreet van toepassing.

Artikel 10. (15/03/2024- ...)

In concessie gegeven graven, in concessie gegeven urnenvelden en in concessie gegeven columbaria worden onderhouden door de concessionaris.

Onderhoudsverzuim dat verwaarlozing uitmaakt, staat vast als het graf, de urnenkelder op het urnenveld of de nis van het columbarium doorlopend onzindelijk, door plantengroei overwoekerd, vervallen, ingestort of bouwvallig is.

De verwaarlozing wordt geconstateerd in een akte van de burgemeester of zijn gemachtigde of van het bevoegde orgaan van de intergemeentelijke begraafplaats. De voormelde akte wordt een jaar lang opgehangen, zowel bij het graf, de urnenkelder op het urnenveld of de nis van het columbarium, als aan de ingang van de begraafplaats. Bij vaststelling van herstel door de burgemeester of zijn gemachtigde wordt de uitgehangen akte verwijderd.

Na het verstrijken van die termijn en bij niet-herstelling kan de gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het intergemeentelijke samenwerkingsverband een einde maken aan de concessie. De gemeenteraad kan die bevoegdheid toevertrouwen aan het college van burgemeester en schepenen.

HOOFDSTUK II LIJKBEZORGING (... - ...)

AFDELING 1 KISTING EN VERVOER VAN LIJKEN (... - ...)

Artikel 11. (... - ...)

De stoffelijke overschotten moeten in een doodskist of ander lijkomhulsel geplaatst worden.

Het gebruik van doodskisten, foedralen, doodswaden, producten en procédés die de natuurlijke en normale ontbinding van het lijk of de crematie beletten, is verboden.

Een balseming of enige andere conserverende behandeling, voorafgaandelijk aan de kisting, kan in de door de Vlaamse regering bepaalde gevallen toegestaan worden.

De Vlaamse regering omschrijft de in het tweede lid bedoelde voorwerpen en procédés, alsook de voorwaarden waaraan een doodskist of ander lijkomhulsel moet beantwoorden.

Artikel 12. (... - ...)

De burgemeester of zijn gemachtigde mag de kisting bijwonen.

Artikel 13. (15/03/2024- ...)

Het toezicht op lijkstoeten berust bij de gemeenteoverheid, die ervoor zorgt dat ze ordelijk, welvoeglijk en met de aan de doden verschuldigde eerbied verlopen.

Het vervoer van een niet-gecremeerd stoffelijk overschot binnen het Vlaamse Gewest kan plaatsvinden vanaf het moment dat de behandelend arts of de arts die het overlijden heeft vastgesteld, een attest heeft opgesteld waarin hij verklaart dat het om een natuurlijke doodsoorzaak gaat en dat er geen gevaar voor de volksgezondheid is.

Niet-gecremeerde stoffelijke overschotten worden vervoerd met een lijkwagen of op een andere passende wijze die veilig, hygiënisch en respectvol voor de overledene of overledenen is.

De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden onder dewelke hiervan kan worden afgeweken.

Artikel 14. (15/03/2024- ...)

Er wordt in een behoorlijke wijze voorzien in de lijkbezorging van behoeftigen, onverminderd de toepassing van artikel 15, § 1. De daaruit voortvloeiende kosten zijn ten laste van de gemeente van het Vlaamse Gewest waar zij in de bevolkingsregisters, het vreemdelingen- of wachtregister zijn ingeschreven of bij ontstentenis van inschrijving in een register, ten laste van de gemeente waar het overlijden plaatsvond.

Artikel 15. (15/03/2024- ...)

§ 1. De manieren van lijkbezorging zijn: begraven, verstrooien of bewaren van de as na crematie, of op de wijze en volgens de nadere regels bepaald door de Vlaamse regering.

Elkeen die de leeftijd van zestien jaar bereikt heeft kan tijdens zijn leven vrijwillig een schriftelijke kennisgeving van zijn laatste wilsbeschikking overmaken aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn gemeente. Die laatste wilsbeschikking kan handelen over de wijze van lijkbezorging, de asbestemming, de bijbegraving, bijzetting van de urne van de eerder overleden echtgenoot of persoon met wie een feitelijk gezin gevormd werd of de gezamenlijke uitstrooiing van de as van beide overledenen het ritueel van de levensbeschouwing voor de uitvaartplechtigheid, het schenken van het stoffelijk overschot aan de wetenschap evenals over de gemeente waar men begraven wil worden of de gemeente waar de as begraven, bijgezet of uitgestrooid moet worden, evenals over de vermelding van het bestaan van een uitvaartcontract.

De gegevens, vermeld in het tweede lid, worden bewaard overeenkomstig de regeling die geldt met toepassing van artikel III.87 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.

Deze laatste wilsbeschikking wordt gelijkgesteld met de aanvraag van de toestemming tot crematie, vermeld in artikel 15bis, §2, eerste lid, of met de akte, vermeld in artikel 15bis, §2, tweede lid.

Indien het overlijden in een andere gemeente van het Vlaamse Gewest dan die van de hoofdverblijfplaats heeft plaatsgehad of wanneer de overledene de wens heeft uitgedrukt in een andere gemeente dan de gemeente van de hoofdverblijfplaats of van de gemeente waarin het overlijden heeft plaatsgehad, te worden begraven, bijgezet of uitgestrooid, moet de gemeente van de hoofdverblijfplaats zonder verwijl op aanvraag van de gemeente waarin het overlijden heeft plaatsgehad of van de gemeente waar de overledene wenst begraven, bijgezet of uitgestrooid te worden, informatie betreffende de in het tweede lid bedoelde laatste wilsbeschikking bezorgen.

§ 2. Levenloos geboren kinderen die de wettelijke levensvatbaarheidgrens nog niet hebben bereikt, worden op verzoek van de ouders begraven of gecremeerd. De Vlaamse regering kan nadere regels bepalen met betrekking tot het begraven en cremeren van levenloos geboren kinderen.

AFDELING 2 BEGRAVING (... - ...)

Artikel 15bis. (18/04/2019- ...)

§ 1. Als het overlijden plaatsvindt in het Vlaamse Gewest, wordt voor de begraving van het stoffelijk overschot een kosteloze toestemming verleend door de ambtenaar van de burgerlijke stand, of door zijn gemachtigde beambten, van de gemeente waar het overlijden is vastgesteld op basis van een overlijdensattest.

Als voor de begraving van een stoffelijk overschot van een persoon die overleden is in een gemeente van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, van het Franse taalgebied, of van het Duitse taalgebied een machtiging vereist is, wordt met de toestemming tot begraving gelijkgesteld de machtiging die daartoe wordt verleend door de overheid die in dat taalgebied bevoegd is voor het verlenen van een toestemming tot begraving.

Als het overlijden plaatsvindt in het buitenland, wordt de toestemming, vermeld in het eerste lid, verleend door de procureur des Konings van het arrondissement van de plaats waar zich ofwel de begraafplaats ofwel de hoofdverblijfplaats van de overledene bevindt.

§ 2. Iedere aanvraag tot toestemming wordt ondertekend door degene die bevoegd is om in de lijkbezorging te voorzien of door zijn gemachtigde.

De ambtenaar van de burgerlijke stand moet de toestemming weigeren als de overledene in een akte, die voldoet aan de voorwaarden inzake bekwaamheid en gesteld is in de vorm van de akten van uiterste wil, zijn voorkeur voor een andere wijze van lijkbezorging te kennen heeft gegeven, of als hij kennis heeft gekregen van het verzoek, vermeld in paragraaf 3.

Die toestemming mag niet verleend worden voor een termijn van 24 uur verstreken is, die ingaat met de ontvangst van de aanvraag tot toestemming, behalve in de gevallen die door de politieverordeningen zijn bepaald.

Als er tekenen of aanwijzingen zijn van een gewelddadige dood of andere omstandigheden die dat laten vermoeden, kan de toestemming tot begraving slechts worden verleend nadat de procureur des Konings heeft laten weten dat hij er zich niet tegen verzet.

§ 3. Iedere persoon die bij het verlenen of de weigering van de toestemming belang heeft, kan daartoe bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg een verzoek indienen.

De bevoegde voorzitter is die van de plaats waar de aanvraag om toestemming werd ingediend. Van het verzoek wordt kennis gegeven aan de partijen, die bij het verlenen of de weigering van de toestemming belang hebben, en aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, bij wie de aanvraag tot toestemming werd ingediend.

Artikel 16. (... - ...)

§ 1. Alleen op gemeentelijke of intergemeentelijke begraafplaatsen mag worden begraven.

§ 2. Op particuliere begraafplaatsen die bestonden op het tijdstip waarop dit decreet in werking treedt, mag echter verder worden begraven.

Voor particuliere begraafplaatsen gelden de artikelen 4 en 17 van dit decreet.

§ 3. Afwijkingen van het bepaalde in § 1 kunnen worden toegestaan door de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, op voorstel van de burgemeester van de gemeente waar de begraving zal plaatshebben.

De minister mag de afwijking slechts toestaan op een op godsdienstige of filosofische overwegingen berustend verzoek, behalve als redenen van hygiëne en volksgezondheid dat niet toelaten.

Artikel 17. (... - ...)

§ 1. De begraving kan plaatshebben in volle grond, in een grafkelder of bovengronds. In afwijking van artikel 2, vijfde lid, kan de gemeente of het intergemeentelijke samenwerkingsverband een vergoeding tegen kostprijs voor de grafkelder vragen.

§ 2. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels volgens dewelke de begravingen in volle grond, in een grafkelder of bovengronds moeten gebeuren.

De rouwenden zijn gerechtigd bij het gehele verloop van de begrafenis aanwezig te zijn.

Artikel 18. (... - ...)

Een niet-geconcedeerd graf wordt minstens tien jaar bewaard.

Dergelijk graf mag enkel verwijderd worden nadat gedurende een jaar een afschrift van de beslissing tot verwijdering, zowel bij het graf als aan de ingang van de begraafplaats, werd uitgehangen.

Onverminderd de naleving van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging overeenkomstig artikel 15, beslist de gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het intergemeentelijk samenwerkingsverband welke bestemming gegeven moet worden aan resten die aangetroffen worden binnen de omheining van de begraafplaats.

AFDELING 3 CREMATIE (... - ...)

Artikel 19. (15/03/2024- ...)

§ 1. Artikel 15bis, met uitzondering van paragraaf 2, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op de toestemming tot crematie, met dien verstande dat:
1° het woord "begraving" gelezen wordt als het woord "crematie";
2° de woorden "ofwel de begraafplaats ofwel de hoofdverblijfplaats van de overledene" gelezen worden als de woorden "ofwel de begraafplaats ofwel het crematorium ofwel de hoofdverblijfplaats van de overledene";
3° bij de aanvraag tot toestemming tot crematie een attest moet worden gevoegd waarin de behandelende arts of de arts die het overlijden heeft vastgesteld, vermeldt of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak.
Als de aanvraag tot toestemming tot crematie het lijk van een in een gemeente van het Vlaamse Gewest overleden persoon betreft, en de voormelde arts heeft bevestigd dat het om een natuurlijk overlijden gaat, dan moet bovendien het verslag worden bijgevoegd van een beëdigd arts uit de eigen gemeente of een andere gemeente van het Vlaamse Gewest die door de ambtenaar van de burgerlijke stand of door diens gemachtigde beambten van het gemeentebestuur is aangesteld om de doodsoorzaken na te gaan. In dat verslag wordt vermeld of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak.
Het ereloon en alle daaraan verbonden kosten van de door de ambtenaar van de burgerlijke stand of door diens gemachtigde beambten van het gemeentebestuur aangestelde arts vallen ten laste van het gemeentebestuur van de gemeente van het Vlaamse Gewest waar de overledene in de bevolkingsregisters, het vreemdelingen- of wachtregister is ingeschreven;
4° de ambtenaar van de burgerlijke stand het dossier aan de procureur des Konings van het arrondissement moet zenden wanneer omstandigheden het vermoeden van een gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak van overlijden wettigen of wanneer de arts in een van de voorgeschreven documenten, vermeld in punt 3°, niet heeft kunnen bevestigen dat er geen tekens of aanwijzingen van een gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak van overlijden zijn. In dat geval kan toestemming tot crematie eerst worden verleend nadat de procureur des Konings aan de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft laten weten dat hij er zich niet tegen verzet.

§ 2. Voor crematie na opgraving is de door artikel 4 bedoelde toestemming tot opgraving vereist.

Na het verlenen van de toestemming tot opgraving wordt de aanvraag voor toestemming tot crematie doorgestuurd aan de procureur des Konings van het arrondissement van de plaats waar het crematorium of de hoofdverblijfplaats van de aanvrager is gevestigd, van de plaats van overlijden of van de plaats waar het stoffelijke overschot begraven is.

Bij deze aanvraag voor toestemming dient in voorkomend geval een attest van registratie in de bevolkingsregisters van de laatste wilsbeschikking van de overledene inzake de wijze van lijkbezorging gevoegd te worden.

De procureur des Konings aan wie de aanvraag gericht is, kan aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar het overlijden vastgesteld werd, vragen hem een dossier dat het in artikel 77 of in artikel 81 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde attest bevat, over te zenden. Indien dit attest ontbreekt, wordt daarvan door de betrokken ambtenaar de reden opgegeven.

De toestemming tot crematie wordt geweigerd of toegestaan door de procureur des Konings aan wie de aanvraag tot crematie gericht is.

Artikel 20. (18/04/2019- ...)

...

Artikel 21. (18/04/2019- ...)

...

Artikel 22. (15/03/2024- ...)

De persoon die bevoegd is om in de lijkbezorging te voorzien, kan de lijkschouwing steeds doen bijwonen door een arts van haar of zijn keuze.

Artikel 23. (... - ...)

De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels volgens dewelke de crematie verloopt.

Artikel 24. (15/03/2024- ...)

§1. De as van gecremeerde lijken kan:
1° op de begraafplaats in urnen worden begraven of in een columbarium worden bijgezet;
2° op de begraafplaats worden uitgestrooid, op een perceel dat daarvoor bestemd is;
3° in de territoriale zee die aan het grondgebied van België grenst, worden uitgestrooid, onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt;
4° op een andere plaats dan de begraafplaats worden uitgestrooid of in een urne worden begraven, met uitzondering van het openbaar domein. Als het een terrein betreft dat niet in eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, is een voorafgaande, schriftelijke toestemming van de eigenaar van het terrein in kwestie vereist;
5° op een andere plaats dan de begraafplaats, ook op het openbaar domein, binnen een zone die door de gemeente afgebakend is, worden uitgestrooid, begraven of bewaard in een urne die vervaardigd is uit biologisch afbreekbare materialen. Als de gemeente geen eigenaar is van het terrein in kwestie, dan sluit ze daarover een overeenkomst met de houder van zakelijke rechten op het terrein;
6° in een urne ter beschikking worden gesteld van de nabestaanden om te worden bewaard op een andere plaats dan de begraafplaats. Als er een einde komt aan de bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats, kan de as door toedoen van de nabestaande die er de zorg voor heeft, of zijn erfgenamen, in geval van het overlijden van de voormelde nabestaande, worden teruggebracht naar de begraafplaats om er begraven, bijgezet in een columbarium of uitgestrooid te worden.

§2. Onverminderd artikel 4, tweede lid, kan de gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het intergemeentelijk samenwerkingsverband bij reglement toestaan dat de urne met de as van de eerder overleden echtgenoot of persoon die met de overledene een feitelijk gezin vormde, wanneer de overledene dit in zijn laatste wilsbeschikking heeft bepaald of bij gebrek daaraan op gezamenlijk schriftelijk verzoek van alle bloed- en aanverwanten van de eerste graad:
1° samen met de overledene in de doodskist kan worden geplaatst en begraven of samen met de doodskist wordt begraven;
2° samen met de in een lijkwade gehulde overledene kan worden begraven;
3° samen met de urne van de overledene in een urnenveld kan worden begraven;
4° samen met de urne van de overledene in het columbarium kan worden geplaatst.
 
Het reglement, vermeld in het eerste lid, kan ook bepalen dat de as van de eerder overleden echtgenoot of persoon met wie de overledene een feitelijk gezin vormde, samen met de as van de overledene op de strooiweide wordt uitgestrooid.

Wanneer de eerder overleden echtgenoot of persoon die met de overledene een feitelijk gezin vormde zich daar in zijn wilsbeschikking tegen verzet heeft, is bijzetting of bijbegraving als bedoeld in het eerste lid of gezamenlijke uitstrooiing als bedoeld in het tweede lid, verboden.

De samen met de overledene begraven of bijgezette urne volgt de bestemming van de kist of van de urne van de laatst overledene bij opgraving van laatstgenoemde.

§3. Als de meerderjarige overledene geen schriftelijke kennisgeving van de laatste wilsbeschikking heeft overgemaakt als vermeld in artikel 15, §1, tweede lid, kunnen de echtgenoot of de persoon die met de overledene een feitelijk gezin vormde, en alle bloed- of aanverwanten van de eerste graad op gezamenlijk schriftelijk verzoek, gericht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar het overlijden is vastgesteld op basis van een overlijdensattest of aan zijn gemachtigde beambte, beslissen om de as van het gecremeerde lijk uit te strooien, te begraven en te bewaren op een andere plaats dan de begraafplaats als vermeld in paragraaf 1, 4° tot en met 6°.

Als de minderjarige overledene vanaf zestien jaar geen schriftelijke kennisgeving van de laatste wilsbeschikking heeft overgemaakt als vermeld in artikel 15, §1, tweede lid, kan op verzoek, gericht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar het overlijden is vastgesteld op basis van een overlijdensattest of aan zijn gemachtigde beambte, van de ouders of voogd beslist worden om de as van het gecremeerde lijk uit te strooien, te begraven en te bewaren op een andere plaats dan de begraafplaats als vermeld in paragraaf 1, 4° tot en met 6°.

§4. Als de overledene geen schriftelijke kennisgeving van de laatste wilsbeschikking heeft overgemaakt als vermeld in artikel 15, §1, tweede lid, en als er geen echtgenoot of persoon is die met de overledene een feitelijk gezin vormde, of geen bloed- of aanverwanten van de eerste graad, kan de persoon die in de lijkbezorging voorziet, beslissen over de asbestemming, vermeld in paragraaf 1, 1° tot en met 3° en 5°.

§5. Met behoud van de toepassing van paragraaf 3 en 4 kan, op verzoek van de echtgenoot en van de bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad, en in voorkomend geval op verzoek van de persoon die in de lijkbezorging voorziet, vermeld in paragraaf 4, een gedeelte van de as van het gecremeerde lijk aan hen worden meegegeven.

§6. De as van de overledene wordt met respect en eerbied behandeld en kan geen voorwerp uitmaken van een commerciële activiteit, met uitzondering van de activiteiten die verband houden met het uitstrooien of begraven van de as of met het overbrengen ervan naar de plaats waar de as bewaard zal worden.

§7. De persoon die de as in ontvangst neemt, is verantwoordelijk voor de naleving van de bepalingen, vermeld in paragraaf 1 tot en met 6.

§8. De Vlaamse Regering kan de nadere voorwaarden bepalen waaraan de bewaringen, begravingen of uitstrooiingen, vermeld in paragraaf 1, 4° tot en met 6°, moeten voldoen.
 
§9. De gegevens, vermeld in paragraaf 3, worden bewaard overeenkomstig de regeling die geldt met toepassing van artikel III.87 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.

Artikel 24bis. (08/01/2012- ...)

De gemeenteraad stelt de kosten vast die verbonden zijn aan het verwijderen van de asurne uit een graf of een columbarium. Twee jaar na deze verwijdering vervalt de concessie zonder dat deze aanleiding kan geven tot een terugbetaling van de betaalde concessieprijs.

Artikel 24ter. (15/03/2024- ...)

De gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het intergemeentelijk samenwerkingsverband kan bij reglement toestaan dat de urne met as van een of meerdere al overleden gezelschapsdieren:
1° samen met de overledene in de doodskist worden geplaatst en begraven;
2° samen met de in een lijkwade gehulde overledene wordt begraven;
3° samen met de urne van de overledene in het urnenveld wordt begraven;
4° samen met de urne van de overledene in het columbarium wordt geplaatst.

Met het gezelschapsdier, vermeld in het eerste lid, wordt elk dier dat tam is en traditioneel in huis voor gezelschap of voor emotionele steun gehouden wordt, bedoeld.

Voor de toepassing van de mogelijkheden, vermeld in het eerste lid, moet de urne met as van het gecremeerde gezelschapsdier of van de gecremeerde gezelschapsdieren biologisch niet-afbreekbaar zijn. De urne met as van het gecremeerde gezelschapsdier of van de gecremeerde gezelschapsdieren mag nooit de plaats innemen van een urne van een overleden persoon.

De as van het gecremeerde gezelschapsdier of van de gecremeerde gezelschapsdieren volgt de bestemming van de kist of van de urne van de overleden eigenaar bij opgraving van laatstgenoemde. Bij opgraving dient de as van gezelschapsdieren gescheiden te worden van de menselijke resten. Het is niet toegelaten dat de as van het overleden gezelschapsdier wordt uitgestrooid op de strooiweide van de (inter)gemeentelijke begraafplaats.

De gemeenteraad bepaalt in het reglement, vermeld in het eerste lid, de verdere modaliteiten.

De mogelijkheid voor de gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het intergemeentelijk samenwerkingsverband om bij reglement toe te staan de urne met as van een of meerdere al overleden gezelschapsdieren te begraven of in een columbarium te plaatsen, zoals omschreven in het eerste lid, ontstaat slechts op voorwaarde dat de gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het intergemeentelijk samenwerkingsverband ook bij reglement heeft toegestaan dat de urne met as van de eerder overleden echtgenoot of persoon waarmee de overledene een feitelijk gezin vormde, mee kan worden begraven of bijgeplaatst in een columbarium, zoals voorzien in artikel 24, §1bis.

AFDELING 4 GRAFTEKENS (... - ...)

Artikel 25. (... - ...)

Tenzij de overledene anders heeft beschikt of zijn verwanten zich ertegen verzetten, heeft eenieder het recht op het graf van zijn verwante of vriend een grafteken te doen plaatsen zonder afbreuk te doen aan het recht van de concessiehouder.

De gemeenteraad of het bevoegde orgaan van het intergemeentelijke samenwerkingsverband regelt de uitoefening van dat recht en inzonderheid alles wat betrekking heeft op de afmetingen van de graftekens en de aard van de te gebruiken materialen.

Artikel 26. (... - ...)

§ 1. Wanneer aan een grafconcessie een einde wordt gemaakt of geen aanvraag tot overbrenging als bedoeld in artikel 5, § 2, is ingediend, worden de niet weggenomen graftekens en de eventueel nog bestaande ondergrondse bouwwerken eigendom van de gemeente of van het intergemeentelijke samenwerkingsverband.

Wanneer niet-geconcedeerde gronden voor nieuwe begravingen moeten worden gebruikt, wordt in de beslissing, bedoeld in artikel 18, tweede lid, tevens kennis gegeven van de termijn waarbinnen zij graftekens mogen wegnemen. Bij het verstrijken van die termijn, of van de toegestane verlenging ervan, worden de materialen eigendom van de gemeente of van het intergemeentelijke samenwerkingsverband.

De in het vorige lid bedoelde termijn wordt bepaald of verlengd door het college van burgemeester en schepenen of het bevoegde orgaan van het intergemeentelijke samenwerkingsverband die de begraafplaats beheert.

§ 2. Alleen het college van burgemeester en schepenen regelt de bestemming van het aan de gemeente toevallende materiaal. Het college van burgemeester en schepenen maakt hierbij een lijst op van graven met lokaal historisch belang die als kleine onroerende erfgoedelementen kunnen worden beschouwd. De graven op deze lijst dienen 50 jaar te worden bewaard en onderhouden door de gemeente-overheid. Deze termijn kan worden verlengd. Bij ontstentenis van deze lijst kan het initiatief tot de opmaak ervan genomen worden door de Vlaamse regering of haar gemachtigde. Deze lijst wordt bekrachtigd door het college van burgemeester en schepenen. De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden voor de lijsten van graven met lokaal historisch belang.

HOOFDSTUK III SLOTBEPALINGEN (... - ...)

Artikel 27. (... - ...)

De bepalingen van dit decreet doen geen afbreuk aan de gebruiken in verband met de bijzetting van leden van het vorstenhuis en in verband met de bijzetting van de hoofden van bisdommen in hun kathedraal, noch aan de bepalingen betreffende de graven van militairen.

Artikel 28. (... - ...)

Dit decreet doet geen afbreuk aan de toepassing van internationale verdragen.

De Vlaamse regering kan van de bepalingen van dit decreet afwijken met het oog op de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van verspreiding van besmettelijke ziekten of van besmetting door ioniserende stralingen.

Artikel 29. (... - ...)

Elke overtreding van de bepalingen van dit decreet wordt gestraft met de straffen, gesteld in artikelen 315, 340, 453 en 526 van het Strafwetboek.

Artikel 30. (... - ...)

(niet opgenomen)

(Wijzigt de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging)

Artikel 31. (... - ...)

Dit decreet treedt in werking op de eerste dag van de vijfde maand die volgt op de maand waarin het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 29/03/2024