Artikel 1. (... - ...)
Dit decreet regelt zowel een gewest- als een gemeenschapsaangelegenheid.
Artikel 2. (01/09/2023- 31/12/2025)
§ 1. Dit decreet bepaalt de bevoegdheden van de sociaalrechtelijke inspecteurs die belast zijn met de controle en het toezicht op de hierna genoemde regelgeving, met inbegrip van de uitvoeringsbesluiten, en bepaalt de administratieve geldboeten die toepasselijk zijn in geval van inbreuk op deze bepalingen en in geval van inbreuk op de reglementering die tot stand is gekomen krachtens de hierna volgende bepalingen:
1° ...;
2° het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen;
3° het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van en programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector;
4° ...
5° het decreet van 14 januari 2022 over maatwerk bij individuele inschakeling;
6° het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling;
7° het decreet van 10 december 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling;
8° ...
9° het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt;
10° de verordening (EU) Nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad;
11° de verordening (EU) Nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad;
12° de verordening (EU) Nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006;
13° de Verordening (EG) nr. 1828/2006 van de Commissie van 8 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, en van de Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling;
14° het decreet van 17 januari 2003 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 7 december 2001 tussen de federale staat, de gewesten en de Duitstalige gemeenschap betreffende de ontwikkeling van buurtdiensten en -banen;
15° het decreet van 19 december 2003 houdende de bepalingen tot begeleiding van de begroting, inzonderheid artikel 102;
16° ...;
17° het decreet van 22 november 2013 betreffende de lokale diensteneconomie;
18 ° de programmawet van 30 december 1988, titel III Tewerkstelling en Arbeid, hoofdstuk II Opzetting van een stelsel van gesubsidieerde contractuelen bij sommige openbare besturen, artikel 93 tot en met 101;
19° het decreet van 17 maart 1998 houdende diverse beleidsbepalingen, hoofdstuk IV Tewerkstelling, artikel 11 tot en met 13;
20° het decreet van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen, hoofdstuk VIII Tewerkstelling, artikel 14 tot en met 18;
21° het decreet van 19 december 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004, hoofdstukken XXVII Opleidingscheques en XXXVII Beroepsopleiding;
22° het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid;
23° ...
24° ...
25° het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;
26° het decreet van 7 mei 2004 betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités;
27° ...
28° het decreet van 17 februari 2012 betreffende de ondersteuning van het ondernemerschap op het vlak van de sociale economie en de stimulering van het maatschappelijk verantwoord ondernemen;
29° ...
30° het besluit van de Vlaamse Regering van 22 september 1998 houdende instelling van een aanmoedigingspremie voor loopbaanonderbreking voor de personeelsleden van de Vlaamse openbare sector en het Nederlandstalig onderwijs in het raam van de maatregelen tot herverdeling van de arbeid;
31° het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2001 houdende toekenning van een aanmoedigingspremie bij loopbaanonderbreking in het kader van de landingsbanen voor de personeelsleden van de gemeenschapsinstellingen voor bijzondere jeugdbijstand;
32° het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 houdende hervorming van het stelsel van de aanmoedigingspremies in de privésector;
33° het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2002 tot instelling van de aanmoedigingspremies in de Vlaamse private sociale profitsector;
34° het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2000 houdende een impuls- en ondersteuningsprogramma van de meerwaardeneconomie;
35° het decreet van 17 februari 2023 over de sectorconvenants en de intersectorale convenants in het kader van het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid;
36° hoofdstuk 4, 5 en 7 van het decreet van 8 juli 2022 over de werk- en zorgtrajecten;
37° het hoofdstuk IV, afdeling 5 en afdeling 6, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, met uitzondering van de bepalingen van artikel 113, 115, 118 en 119;
38° de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst;
39° hoofdstukken V en VII van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers;
40° het Wijk-werkendecreet van 7 juli 2017;
41° het decreet van 23 december 2022 over de premie kwalificerend werkplekleren voor ondernemingen en de leerlingenpremie alternerende opleiding;
42° artikel 57quater, § 1, § 2 en § 4, 2°, 60, § 7, en 61, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
43° de verordening (EU) Nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie, tot wijziging van Beschikking 2008/381/EG van de Raad en tot intrekking van Beschikkingen nr. 573/2007/EG en nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2007/435/EG van de Raad;
44° de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, met uitzondering van afdeling 2 van hoofdstuk II;
45° de toekenning van premies aan uitkeringsgerechtigde werklozen die een beroepsopleiding hebben gevolgd, vermeld in artikel 7, § 1, derde lid, i), van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
46° de activering van de uitkeringen toegekend door de werkloosheidsverzekering in geval van werkhervatting, met het behoud van een uitkering die door de werkgever in mindering wordt gebracht van het loon, vermeld in artikel 7, § 1, derde lid, m), van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
47° de toekenning van premies aan uitkeringsgerechtigde werklozen die het werk hervatten, vermeld in artikel 7, § 1, derde lid, p), van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
48° ...;
49° de vrijstellingen van de betaling van de werkgeversbijdragen en de verminderingen van de werknemersbijdragen, voor wat betreft de sector van de koopvaardij, vermeld in artikel 3, § 1, derde lid, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de kooplieden ter koopvaardij, die door de Vlaamse Regering wordt toegekend aan ondernemingen die behoren tot de koopvaardijsector, de zeesleepvaartsector en de baggersector;
50° de toelage verschuldigd bij tewerkstelling van leefloners, vermeld in artikel 5, § 4 tot en met § 4ter, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
51° de besteding van de middelen die vrijkomen uit de vrijstelling van werkgeversbijdragen, vermeld in artikel 33 van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid;
52° de startbaanovereenkomsten in het kader van globale projecten, met uitzondering van de globale projecten met tewerkstelling binnen federale instellingen, vermeld in artikel 43 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid;
53° de financiële tegemoetkoming voor invoeginterim, vermeld in artikel 194 en 195 van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen;
54° de toelagen, vermeld in artikel 9, en 36 tot en met 39, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, en in artikel 5, § 4 tot en met § 4ter, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
55° de doelgroepverminderingen, vermeld in titel IV, hoofdstuk 7, afdeling 3, onderafdeling 1 tot en met 3, onderafdeling 5, 5bis, 7, en 10 tot en met 15, van de programmawet (I) van 24 december 2002;
56° de jongerenbonus non-profit, bepaald in artikelen 79 tot en met 86 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact;
57° de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;
58° het decreet van 15 oktober 2021 over de uitoefening van zelfstandige beroepsactiviteiten door buitenlandse onderdanen;
59° de toekenning van transitiepremies voor ondernemers, vermeld in artikel 3 van het decreet van 22 december 2017 houdende een premie om de transitie van werkzoekenden naar ondernemerschap te stimuleren.
60° de opleidingscheques voor werknemers, vermeld in artikel 2 van het decreet van 22 maart 2019 betreffende de opleidingscheques voor werknemers, de invoering van een registratieverplichting voor sportmakelaars en tot wijziging van diverse andere bepalingen inzake het beleidsdomein Werk en Sociale Economie;
61° het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen;
62° het decreet van 25 maart 2022 tot regeling van bepaalde aspecten van duale opleidingen in het volwassenenonderwijs;
63° de toekenning van de jobbonus, vermeld in artikel 3 van het decreet van 20 mei 2022 tot regeling van de toekenning van een jobbonus;
64° de toekenning van de jobbonus plus, vermeld in artikel 4 en 5 van het decreet van 15 juli 2022 tot regeling van de toekenning van een jobbonus plus voor startende zelfstandigen.
De sociaalrechtelijke inspecteurs zijn tevens bevoegd voor de controle en het toezicht op de regelgeving waarvoor het Vlaamse Gewest gemachtigd is krachtens de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen waar in artikel 6, § 1, IX, 2°, de bevoegdheid aan de gewesten wordt gegeven met betrekking tot programma's voor wedertewerk-stelling.
§ 2. Het decreet bepaalt evenzeer de administratieve geldboeten die van toepassing zijn op de inbreuken vermeld in artikel 24 van dit decreet.
§ 3. De door de federale overheid aangewezen beëdigde ambtenaren beschikken over de bevoegdheden van sociaalrechtelijke inspecteurs wanneer zij optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de bepalingen van § 1, 57° en 58°.
Artikel 2/1. (01/01/2017- ...)
Met behoud van toepassing van artikel 2 zijn de sociaalrechtelijke inspecteurs belast met de controle en het toezicht op de federale wetten en uitvoeringsbesluiten aangaande normen betreffende de arbeidskaart afgeleverd in het kader van de specifieke verblijfssituatie van de betrokken personen, conform de bepalingen van artikel 23 tot en met 39 van het Sociaal Strafwetboek.
Artikel 3. (01/01/2024- ...)
Voor de toepassing van dit decreet en van de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder:
1° werknemers: de personen die krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een andere per-soon en diegenen die daarmee gelijkgesteld worden:
a) de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon of die arbeid verrichten in gelijkaardige voorwaarden als die van een arbeidsovereenkomst;
b) de personen die geen arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon maar die geheel of gedeeltelijk onderworpen zijn aan de wetgeving betreffende de sociale zekerheid der werknemers;
c) de personen, vermeld in artikel 3, 2°, van het decreet van 10 december 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling;
2° cursisten: de personen die een opleiding volgen in het kader van een om-, bij- of herscholing of in het kader van de maatregelen betreffende de bevordering van de werkgelegenheid door het Vlaamse Gewest;
3° werkgevers: de natuurlijke personen, de privaat- en publiekrechtelijke rechtspersonen of de feitelijke verenigingen die de onder 1° genoemde personen tewerkstellen en diegenen die daarmee gelijkgesteld worden:
a) zij die een bureau voor arbeidsbemiddeling tegen betaling exploiteren of in aanmerking komen voor een commissieloon overeenkomstig de regelgeving betreffende de exploitatie van bureaus voor arbeidsbemiddeling tegen betaling;
b) zij die een uitzendbureau exploiteren;
c) zij die een outplacementbureau exploiteren;
d) zij die een wervings- en selectiebureau exploiteren;
e) zij die een bureau voor kosteloze arbeidsbemiddeling exploiteren overeenkomstig de van toepassing zijnde regelgeving;
f) zij die door de Vlaamse Regering met het beheer van diensten van algemeen economisch belang zijn belast;
g) zij die een onderneming exploiteren waarvan de activiteit of het doel ten minste gedeeltelijk bestaat in het leveren van buurtwerken of -diensten;
h) de vreemdeling die een zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent.
4° opleidingscentra: de natuurlijke personen, de privaat- en publiekrechtelijke rechtspersonen die de onder 2° genoemde personen opleiden;
5° gebruikers: de natuurlijke personen, de rechtspersonen of de feitelijke verenigingen die een beroep doen op de diensten van de werkgevers en die niet onder 3° vallen;
6° gerechtigden: de personen, rechthebbenden of rechtverkrijgenden, die recht hebben op voordelen toegekend door de regelgeving waarop de sociaalrechtelijke inspecteurs toezicht en controle uitoefenen;
7° sociale gegevens: alle gegevens nodig voor de toepassing van de in artikel 2 bedoelde regelgeving;
8° openbare en meewerkende instellingen: de instellingen die belast zijn met en erkend zijn om mee te werken aan de toepassing van de regelgeving bedoeld in artikel 2;
9° werkplaatsen: alle plaatsen waar werkzaamheden verricht worden die aan het toezicht van de sociaalrechtelijke inspec-teurs onderworpen zijn of waar personen tewerkgesteld zijn die onderworpen zijn aan de bepalingen van de regelgeving waarop de sociaalrechtelijke inspecteurs toezicht uitoefenen. Zij omvatten onder meer de ondernemingen, gedeelten van ondernemingen, inrichtingen, gedeelten van inrichtingen, gebouwen, lokalen, plaatsen gelegen binnen het gebied van de ondernemingen, werven en werken buiten de ondernemingen. Daaronder wordt eveneens verstaan de plaatsen waar documenten worden bijgehouden met betrekking tot de gereglementeerde activiteiten;
10° sociaalrechtelijke inspecteurs : de beëdigde ambtenaren van de afdeling Vlaamse Sociale Inspectie van het Departement Werk en Sociale Economie;
11° Internationaal Verdrag nr. 81: het Internationaal Verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel, aangenomen te Genève op 11 juli 1947, goedgekeurd bij de wet van 29 maart 1957;
12° informatiedragers : eender welke informatiedragers in welke vorm ook, zoals boeken, registers, documenten, numerieke of digitale informatiedragers, schijven, banden, met inbegrip van die welke bereikt kunnen worden door een informaticasysteem of door een ander apparaat.
13° subsidie: elk voordeel, elke vergoeding, toelage, steun of elke andere financiële tegemoetkoming die verleend of toegekend wordt door of op grond van de regelgeving waarop de sociaalrechtelijke inspecteurs toezicht en controle uitoefenen;
14° e-pv: het proces-verbaal tot vaststelling van inbreuken dat door de sociaalrechtelijk inspecteurs wordt aangemaakt en opgeslagen overeenkomstig het in artikel 100/2 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde model via de daartoe ontworpen informaticatoepassing;
15° databank e-PV: de databank, vermeld in artikel 100/6 van het Sociaal Strafwetboek waarin de gegevens van de e-pv’s en de gegevens van de bijlagen bij die e-pv’s opgenomen en bewaard worden;
16° algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
Artikel 4. (01/10/2010- ...)
Onverminderd het decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijk vertegenwoordigde monarchie en het decreet van 3 mei 1972 tot regeling van het gebruik van de Nederlandse taal bij de eedaflegging, wordt de eed van de sociaalrechtelijke inspecteur afgelegd voor de Vlaamse minister bevoegd voor Werkgelegenheid, of zijn gemachtigde.
Artikel 5. (... - ...)
Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie, oefenen de soci-aalrechtelijke inspecteurs toezicht en controle uit op de naleving van de bepalingen van de regelgeving, opgenomen in artikel 2 van dit decreet, en hun uitvoeringsbesluiten.
De sociaalrechtelijke inspecteurs maken zich tijdens de uitoefening van hun ambt kenbaar door middel van een legitima-tiekaart waarvan de vorm en de inhoud wordt bepaald door de Vlaamse regering.
De sociaalrechtelijke inspecteurs kunnen in de uitoefening van hun ambt de bijstand van de lokale en federale politie vorderen.
Artikel 5/1. (01/10/2010- ...)
De sociaalrechtelijke inspecteurs oefenen de bevoegdheden vermeld in dit decreet uit met het oog op het toezicht op de naleving van de regelgeving waarvoor ze bevoegd zijn.
Artikel 5/2. (01/10/2010- ...)
Bij de uitoefening van de bevoegdheden, vermeld in dit decreet, moeten de sociaalrechtelijke inspecteurs er zorg voor dragen dat de middelen die zij aanwenden, passend en noodzakelijk zijn voor het toezicht op de naleving van de regelgeving waarvoor ze bevoegd zijn.
Artikel 6. (01/04/2019- ...)
§ 1. Onverminderd het vorderingsrecht van het Openbaar Ministerie en van de onderzoeksrechter als vermeld in artikel 28ter, en 56, § 2, van het Wetboek van Strafvordering, bezitten de sociaalrechtelijke inspecteurs de beoordelingsbevoegdheid om :
1° inlichtingen en adviezen te geven aan werkgevers en in voorkomend geval aan gebruikers, aan opleidingscentra, aan cursisten en aan werknemers, onder meer over de meest doeltreffende middelen om de door of krachtens de decreten vast-gestelde bepalingen na te leven;
2° aan werkgevers en in voorkomend geval aan gebruikers en aan opleidingscentra waarschuwingen te geven;
3° een termijn vast te stellen voor de overtreder om zich in regel te stellen;
4° toezicht en controle uit te oefenen, op stukken of ter plaatse en op de verantwoording die gerechtigden moeten ver-strekken aan de rechtspersonen van wie zij die toelagen ontvangen;
5° toezicht uit te oefenen op de voorwaarden, na te leven door de werkgevers, die in goedgekeurde aanvragen tot tewerkstelling van werknemers zijn bepaald;
5° /l toezicht en controle uit te oefenen op werkgevers die door de Vlaamse Regering met het beheer van diensten van algemeen economisch belang zijn belast in het kader van het decreet, vermeld in artikel 2, eerste lid, punt 17° ;
5° /2 aan natuurlijke personen, aan privaat- en publiekrechtelijke rechtspersonen of aan feitelijke verenigingen die ten onrechte een subsidie hebben verkregen, een minnelijk voorstel tot terugbetaling van die subsidie formuleren;
6° processen-verbaal op te stellen, waarin alle bevindingen en verhoren, alsook alle vastgestelde inbreuken uit hoofde van de in artikel 2 vermelde regelgeving worden opgetekend en die minstens de hiernavolgende gegevens bevatten:
a) gegevens van de inbreuk: plaats, gemeente, gerechtelijk arrondissement, provincie, periode van de inbreuk;
b) beknopte uiteenzetting van de feiten;
c) identiteit van de betrokken en eventueel verhoorde personen: naam en voornaam, woonplaats, geboorteplaats en geboortedatum, nationaliteit en hoedanigheid;
d) identiteit van de werkgever of opleidingscentrum: naam, maatschappelijke zetel, exploitatiezetel, activiteit, ondernemingsnummer en nummer RSZ;
e) identiteit verbaliserende ambtenaar: naam en adres verbaliserende dienst, naam en adres opsteller proces-verbaal, rang en functie van de opsteller;
f) gegevens over het proces-verbaal: datum van het onderzoek, datum en plaats van de opstelling van het proces-verbaal, eventueel verband met andere processen-verbaal, eventueel vermelding van de inventaris van de bijlagen;
g) vermelding van de regelgeving krachtens dewelke de sociaalrechtelijke inspecteur oordeelt te kunnen optreden;
h) taalkeuze van de verhoorde personen;
i) termijn van 14 dagen waarbinnen de krachtens dit decreet opgelegde kennisgeving van het afschrift van het proces-verbaal dient te geschieden;
j) vermelding van de vraag tot ondertekening van het proces-verbaal van verhoor;
k) de vermelding van de bepalingen van artikel 6/1 en 6/2.
§ 2. Een afschrift van het proces-verbaal, waarbij de inbreuk wordt vastgesteld, wordt, op straffe van het verlies van de aan deze akte toekomende bijzondere bewijskracht, per aangetekende brief ter kennis gebracht van de overtreder en/of zijn werkgever binnen een termijn van veertien dagen, die een aanvang neemt de dag na die waarop het laatste constitutieve element van de inbreuk wordt vastgesteld. Wanneer de vervaldag een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, dan wordt deze vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag. Indien de sociaalrechtelijke inspecteur de identiteit van de overtreder of de overtreders en zijn of hun werkgever in alle redelijkheid niet kent of niet kan kennen, is de termijn van kennisgeving aan deze onbekende opgeschort tot op het ogenblik dat de sociaalrechtelijke inspecteur kan overgaan tot identificatie. Het aldus opgestelde en betekende proces-verbaal heeft bewijskracht tot het tegendeel is bewezen.
Een exemplaar van het proces-verbaal waarbij een inbreuk is vastgesteld zoals bepaald in hoofdstuk III wordt binnen de-zelfde termijn aan de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaar en, in voorkomend geval, aan het openbaar ministerie, toegezonden.
De door de sociaalrechtelijke inspecteurs gemaakte materiële vaststellingen kunnen, met hun bewijskracht, aangewend worden door de ambtenaren die belast zijn met het toezicht op de naleving van de in artikel 2 van dit decreet bedoelde bepalingen en hun uitvoeringsbesluiten.
§ 3. Indien de sociaalrechtelijke inspecteur middels een waarschuwing de overtreder verzoekt om zich binnen een bepaalde termijn in regel te stellen en/of hiervan het bewijs te verschaffen, wordt geen proces-verbaal opgesteld dan nadat hetzij de termijn tot regularisatie, hetzij de bewijsvoering aangaande de regularisatie wordt genegeerd.
Indien er door de sociaalrechtelijke inspecteur meerdere inbreuken op de sociaalrechtelijke regelgeving worden vastge-steld, kunnen er verschillende termijnen voor regularisatie voor elk van de onderscheiden inbreuken worden opgelegd.
Artikel 6/1. (01/10/2010- ...)
Bij het verhoren van personen worden ten minste de volgende regels in acht genomen :
1° ieder verhoor begint met de mededeling aan de ondervraagde persoon dat :
a) hij kan vragen dat alle vragen die hem worden gesteld en alle antwoorden die hij geeft, worden genoteerd in de gebruikte bewoordingen;
b) zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt;
2° eenieder die wordt ondervraagd, mag gebruikmaken van de documenten die hij in zijn bezit heeft, zonder dat daardoor het verhoor wordt uitgesteld. Hij mag tijdens de ondervraging of later eisen dat die documenten bij het proces-verbaal worden gevoegd;
3° het proces-verbaal vermeldt nauwkeurig het tijdstip waarop het verhoor wordt aangevat, en waarop het eventueel wordt onderbroken en hervat, alsook wanneer het wordt beëindigd. Het vermeldt nauwkeurig de identiteit van de personen die in het verhoor, of in een gedeelte daarvan, tussenkomen, en het tijdstip van hun aankomst en vertrek. Het vermeldt ook de bijzondere omstandigheden en alles wat op de verklaring of de omstandigheden waarin ze is afgelegd, een bijzonder licht kan werpen.
Aan het einde van het verhoor geeft de sociaalrechtelijke inspecteur aan de ondervraagde persoon het proces-verbaal van zijn verhoor te lezen, tenzij hij vraagt dat het hem wordt voorgelezen. Er wordt hem gevraagd of hij zijn verklaringen wil verbeteren of daaraan iets wil toevoegen. Aan het einde van zijn verhoor ondertekent de ondervraagde persoon het proces-verbaal van zijn verhoor.
Als de ondervraagde persoon zich in een andere taal dan de Nederlandse taal wil uitdrukken, wordt ofwel een beroep gedaan op een beëdigde tolk, ofwel worden zijn verklaringen genoteerd in zijn taal, ofwel wordt hem gevraagd zelf zijn verklaring te noteren. Als het verhoor plaatsvindt met bijstand van een tolk, worden zijn identiteit en hoedanigheid vermeld.
Het proces-verbaal van verhoor geeft de tekst van dit artikel weer.
Artikel 6/2. (01/01/2017- ...)
De sociaalrechtelijke inspecteurs delen de ondervraagde mee dat hij kosteloos een kopie van de tekst van verhoor kan verkrijgen.
Die kopie wordt hem onmiddellijk of binnen een maand overhandigd of toegezonden. De ambtenaar die door de Vlaamse Regering aangewezen is, kan echter, met een met redenen omklede beslissing, het tijdstip van de mededeling uitstellen voor een eenmalig hernieuwbare termijn van ten hoogste drie maanden. Die beslissing wordt opgenomen in het dossier.
Het proces-verbaal van verhoor geeft de tekst van dit artikel weer.
Artikel 6/3. (01/01/2024- ...)
Met het oog op een betere elektronische informatie-uitwisseling tussen de verschillende actoren die betrokken zijn bij de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude worden de e-pv’s aangemaakt en opgeslagen overeenkomstig het in artikel 100/2 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde model via de daartoe ontworpen informaticatoepassing.
De elektronische informatie-uitwisseling in het kader van het e-pv verloopt conform de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.
Bij de verwerking van de persoonsgegevens met toepassing van dit hoofdstuk worden de identificatienummers, vermeld in artikel 8, §1, van de voormelde wet, gebruikt.
De Vlaamse Sociale Inspectie treedt op als verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, voor de verwerking van de persoonsgegevens.
Artikel 6/4. (01/01/2024- ...)
§1. Met het oog op de elektronische informatie-uitwisseling, vermeld in artikel 6/3, kunnen de sociaalrechtelijke inspecteurs hun processen-verbaal tot vaststelling van inbreuken elektronisch aanmaken via de informaticatoepassing die daarvoor is ontworpen.
§2. De in paragraaf 1 bedoelde processen-verbaal worden aangemaakt aan de hand van de volgende persoonsgegevens van de volgende instanties:
1° de identificatie en contactgegevens, waaronder het INSZnummer, van het Rijksregister van de natuurlijke personen of het BIS-nummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;
2° de identificatie en contactgegevens van de onderneming.
De persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, worden uitgewisseld met tussenkomst van de bevoegde dienstenintegratoren als dat van toepassing is.
In het tweede lid wordt verstaan onder dienstenintegrator: een dienstenintegrator als vermeld in artikel 2, 3°, van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator.
Artikel 6/5. (01/01/2024- ...)
Het e-pv wordt door de sociaalrechtelijke inspecteurs elektronisch ondertekend met de gekwalificeerde elektronische handtekening, vermeld in artikel 3, punt 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richt- lijn 1999/93/EG.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt, onverminderd artikel 8.18 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, het e-pv dat door de sociaalrechtelijke inspecteurs elektronisch is ondertekend conform het eerste lid, gelijkgesteld met een proces-verbaal op papieren drager dat is ondertekend met een handgeschreven handtekening.
De afgeleide, bedoeld in artikel 4, §3, van het kaderdecreet van 14 juli 2023 over de handhaving van de Vlaamse regelgeving, van een door de sociaalrechtelijk inspecteur opgesteld e-pv, wordt voor de opname in de databank e-PV gelijkgesteld met het origineel.
Artikel 7. (01/01/2024- ...)
De sociaalrechtelijke inspecteurs hebben bij de uitoefening van hun opdracht het recht om:
1° zich bij dag en bij nacht, zonder voorafgaande waarschuwing, toegang te verschaffen tot alle werkplaatsen en opleidingscentra die aan hun toezicht onderworpen zijn of tot lokalen waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat er personen werken of er een opleiding volgen, die onderworpen zijn aan de bepalingen van de regelgeving waarop zij toezicht en controle uitoefenen.
Tot de bewoonde lokalen hebben zij alleen toegang in één van de volgende gevallen :
a) de rechter in de politierechtbank heeft daartoe vooraf machtiging tot visitatie verleend;
b) de persoon die het werkelijke genot heeft van de plaats heeft er voorafgaandelijk en uitdrukkelijk om verzocht of heeft er toestemming voor gegeven. Dat verzoek of die toestemming moet schriftelijk en voorafgaand aan het inspectiebezoek worden gegeven;
c) tot vaststelling op heterdaad van een inbreuk.
De sociaalrechtelijke inspecteurs kunnen de toegang tot bewoonde lokalen na 21 uur en voor 5 uur verkrijgen als zij die vraag bijzonder motiveren voor de politierechter.
De machtiging tot visitatie die wordt verleend door de rechter in de politierechtbank kan worden betwist voor de bevoegde rechter die een uitspraak doet ten gronde.
Met uitzondering van de gegevens waaruit de identiteit van de auteur van een eventuele klacht of aangifte kan worden afgeleid, en met behoud van de toepassing van artikel 8, § 2, wordt het geheel van de motiveringsstukken tot het bekomen van de machtiging tot visitatie toegevoegd aan het dossier voor de bevoegde rechter die een uitspraak doet ten gronde;
2° over te gaan tot elk onderzoek, elke controle en elk verhoor van personen over relevante feiten, alsook alle inlichtingen in te winnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van de regelgeving waarop zij toezicht uitoefenen, werkelijk wordt nageleefd en inzonderheid:
a) hetzij alleen, hetzij samen, hetzij in aanwezigheid van getuigen, de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, de leden van de syndicale afvaardigingen, van de comités voor preventie en bescherming op het werk en van de ondernemingsraden, het opleidingscentrum, de werknemers, de gerechtigden, de gebruiker, de sociaal verzekerden, de cursisten, alsmede gelijk welke persoon wiens verhoor zij nodig achten, te ondervragen;
b) zonder afbreuk te doen aan de regelgeving over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zoals onder meer voorzien door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens, de identiteit op te nemen van de personen die zich bevinden in de opleidingscentra, in de werkplaatsen of op de andere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn en waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat zij cursisten, werkgevers, aangestelden of lasthebbers, werknemers, gerechtigden, gebruikers of sociaal verzekerden zijn, alsmede van gelijk welke personen wiens verklaring zij nodig achten; daartoe van deze personen de voorlegging te vorderen van officiële identiteitsdocumenten of de identiteit van deze personen met andere middelen, met inbegrip van het maken van foto's, film- en video-opnamen, alsook met andere geluids- en audiovisuele middelen, trachten te achterhalen;
c) alle informatiedragers op te sporen en te onderzoeken die zich bevinden op de werkplaatsen, in de opleidingscentra, of op andere plaatsen die aan hun toezicht zijn onderworpen en die hetzij sociale gegevens, als vermeld in artikel 3, 7°, bevatten, hetzij om het even welke andere gegevens die ingevolge de regelgeving moeten worden opgemaakt, bijgehouden, of bewaard, zelfs als de sociaalrechtelijke inspecteurs niet zijn belast met het toezicht op die regelgeving. Daartoe kunnen zij eveneens de voormelde informatiedragers opsporen en onderzoeken die vanuit die plaatsen toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat. De Vlaamse Regering kan ter informatie een lijst opstellen met voormelde gegevens die ingevolge de regelgeving moeten worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard, en die zich op informatiedragers bevinden op de werkplaatsen, in de opleidingscentra, of op andere plaatsen die onderworpen zijn aan het toezicht van de sociaalrechtelijke inspecteurs. Als de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, de gebruiker of het opleidingscentrum afwezig is op het ogenblik van de controle, levert de sociaalrechtelijke inspecteur de nodige inspanningen om contact op te nemen met de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, de gebruiker of het opleidingscentrum om de voormelde informatiedragers te doen overleggen. Als de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, de gebruiker of het opleidingscentrum niet bereikbaar is, kan de sociaalrechtelijke inspecteur overgaan tot het opsporen en onderzoeken;
c/1) zich, zonder verplaatsing, alle informatiedragers die om het even welke andere gegevens bevatten, ter inzage doen voorleggen wanneer zij dit nodig achten om hun opdracht te volbrengen en overgaan tot het onderzoek ervan. De sociaalrechtelijke inspecteurs beschikken eveneens over die bevoegdheid voor de gegevens die toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via een ander elektronisch apparaat;
d) andere roerende goederen dan de informatiedragers, vermeld in punt b), c) en c/1), met inbegrip van roerende goederen die onroerend zijn door incorporatie of door bestemming, en ook onroerende goederen die aan hun toezicht onderworpen zijn of aan de hand waarvan inbreuken op de regelgeving waarop ze toezicht uitoefenen, kunnen worden vastgesteld, ongeacht of de overtreder al dan niet de eigenaar is van die goederen, tegen ontvangstbewijs gedurende een redelijke termijn mee te nemen of die te verzegelen als dat noodzakelijk is om het bewijs van die inbreuken te leveren, of als het gevaar bestaat dat met die goederen de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken worden gepleegd;
e) zonder afbreuk te doen aan de regelgeving over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zoals onder meer voorzien door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens, vaststellingen te doen door middel van het maken van foto's, film- en video-opnamen, audiocassettes of andere geluids- en audiovisuele middelen;
3° te bevelen dat de documenten die moeten worden aangeplakt en/of overhandigd ingevolge de regelgeving waarop zij toezicht uitoefenen, daadwerkelijk aangeplakt en/of overhandigd worden en blijven, terstond of binnen een termijn die zij bepalen;
4° als zij zulks in het belang van de cursisten, werknemers of de gerechtigden nodig achten, elk document op te maken of te laten overhandigen ter vervanging van de documenten bedoeld in de reglementeringen waarop zij toezicht en controle uitoefenen.
Artikel 7/1. (01/10/2010- ...)
De sociaalrechtelijke inspecteurs mogen kopieën nemen, in welke vorm ook, van de informatiedagers, vermeld in artikel 7, 2°, c) en c/1), of van de informatie die ze bevatten, of zich die kosteloos laten verstrekken door de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, de gebruiker of het opleidingscentrum.
Als het gaat om informatiedragers als vermeld in artikel 7, 2°, c), die toegankelijk zijn via een informaticasysteem, mogen de sociaalrechtelijke inspecteurs, door middel van het informaticasysteem of een ander elektronisch apparaat en met de bijstand van hetzij de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, de gebruiker of het opleidingscentrum, hetzij van om het even welke andere geschikte persoon die beschikt over de nodige of nuttige kennis over de werking van het informaticasysteem, kopieën maken in de door hen gewenste vorm van het geheel of een deel van de voormelde gegevens.
Artikel 7/2. (01/10/2010- ...)
De sociaalrechtelijke inspecteurs kunnen de informatiedragers, vermeld in artikel 7, 2°, c), in beslag nemen of verzegelen, ongeacht of de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, of het opleidingscentrum al dan niet eigenaar zijn van die informatiedragers.
De sociaalrechtelijke inspecteurs beschikken over de bevoegdheden vermeld in het eerste lid, als dat noodzakelijk is voor de opsporing, voor het onderzoek of voor het leveren van het bewijs van de overtredingen, of als het gevaar bestaat dat met die informatiedragers de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken zullen worden gepleegd.
Als de inbeslagname vermeld in het eerste lid, materieel onmogelijk is, worden de gegevens, evenals de gegevens die noodzakelijk zijn om de gegevens te kunnen verstaan, gekopieerd naar dragers, die toebehoren aan de overheid. In geval van dringendheid of om technische redenen kan gebruikgemaakt worden van dragers die ter beschikking staan van personen die gerechtigd zijn om het informaticasysteem te gebruiken.
Artikel 7/3. (01/10/2010- ...)
De hierna vermelde maatregelen moeten het voorwerp uitmaken van een geschreven document van vaststelling dat tegen afgifte van een ontvangstbewijs moet zijn overhandigd :
1° de opsporing en het onderzoek, vermeld in artikel 7, 2°, c), waarmee de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, de gebruiker of het opleidingscentrum niet vrijwillig hebben ingestemd;
2° de inbeslagnemingen of verzegelingen die verricht zijn op basis van artikel 7/2.
Het document van vaststelling moet minstens de volgende gegevens vermelden :
1° de datum en het uur waarop de maatregelen zijn genomen;
2° de identiteit van de sociaalrechtelijke inspecteurs en in welke hoedanigheid ze optreden;
3° de genomen maatregelen;
4° de tekstweergave van artikel 24;
5° de rechtsmiddelen tegen de maatregelen en het bevoegde gerechtelijke arrondissement;
6° de overheid die in geval van hoger beroep moet worden gedagvaard.
Artikel 7/4. (01/10/2010- ...)
Als de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, de gebruiker of het opleidingscentrum niet aanwezig waren bij de opsporing en het onderzoek, vermeld in artikel 7, 2°, c), moet de sociaalrechtelijk inspecteur de werkgever, de gebruiker of het opleidingscentrum schriftelijk informeren over het feit dat een opsporing en onderzoek hebben plaatsgevonden en over het feit dat informatiedragers werden gekopieerd. Dat document bevat de bepalingen van artikel 7/3, tweede lid.
Als de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, de gebruiker of het opleidingscentrum niet aanwezig waren bij de inbeslagnemingen of verzegelingen die verricht zijn krachtens artikel 7/2, moet de sociaalrechtelijke inspecteur de werkgever, de gebruiker of het opleidingscentrum schriftelijk informeren over het feit dat die inbeslagneming of verzegeling heeft plaatsgevonden en over de informatiedragers die in beslag werden genomen, verzegeld, of gekopieerd als de inbeslagname materieel onmogelijk is. Dat document bevat de gegevens, vermeld in artikel 7/3, tweede lid.
Artikel 7/5. (01/10/2010- ...)
Elke persoon die van oordeel is dat zijn rechten geschaad worden door de inbeslagnemingen die verricht zijn ter uitvoering van het artikel 7/2, kan een beroep instellen bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank.
Dat is eveneens het geval voor de maatregelen die genomen zijn ter uitvoering van artikel 7/3 in de gevallen, vermeld in artikel 7/3, waarin de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, of het opleidingscentrum, hetzij daarbij niet aanwezig waren, hetzij daarmee niet vrijwillig hebben ingestemd.
De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kort geding, overeenkomstig artikel 1035 tot en met 1038, 1040 en 1041, van het Gerechtelijk Wetboek.
De voorzitter van de arbeidsrechtbank doet uitspraak over het beroep na het openbaar ministerie te hebben gehoord.
De voorzitter van de arbeidsrechtbank controleert de wettelijkheid van de inbeslagnemingen en de maatregelen, alsook de opportuniteit van de handhaving ervan. Hij kan de volledige of gedeeltelijke opheffing van de maatregelen bevelen, eventueel onder bepaalde voorwaarden.
Het vonnis dat uitgesproken is door de voorzitter van de arbeidsrechtbank is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande ieder verhaal en zonder borgstelling, als de rechter die niet heeft bevolen.
Artikel 7/6. (01/04/2019- ...)
Als dat nodig is voor het toezicht, kunnen de sociaalrechtelijke inspecteurs een vertaling in het Nederlands eisen van de gegevens, vermeld in artikel 7, 2°, c) en c/1).
Artikel 8. (01/01/2024- ...)
§ 1. Zonder afbreuk te doen aan de regelgeving over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zoals onder meer voorzien door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens nemen de sociaalrechtelijke inspecteurs de nodige maatregelen om het vertrouwelijk karakter te respecteren van de gegevens waarvan ze kennis hebben gekregen in de uitoefening van hun opdracht. Zij kunnen deze gegevens uitsluitend aanwenden voor de uitoefening van hun toezichts- en controleopdrachten.
Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de algemene verordening gegevensbescherming kunnen de sociaalrechtelijke inspecteurs en de aangewezen ambtenaren, vermeld in artikel 15, tweede lid, van dit decreet, beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek of een procedure om een administratieve geldboete aan een welbepaalde natuurlijke persoon op te leggen, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het derde tot en met het elfde lid.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het tweede lid, geldt alleen voor de verwerkingen die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van een onderzoek of procedure, als vermeld in het tweede lid, tot doel hebben. Deze afwijkingsmogelijkheid geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek, de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, of een procedure voor de eventuele oplegging van een administratieve geldboete in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de sociaalrechtelijke inspecteurs en de aangewezen ambtenaren, vermeld in artikel 15, tweede lid, van dit decreet, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek of de procedure voor de eventuele oplegging van een administratieve geldboete noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.
De persoonsgegevens, vermeld in het tweede lid, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het tweede lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat, de controle die, of de procedure voor de eventuele oplegging van een administratieve geldboete die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het tweede lid, rechtvaardigt.
Als de betrokkene in het geval, vermeld in het tweede lid, tijdens de periode, vermeld in het derde lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het tweede lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van de sociaalrechtelijke inspecteurs en de aangewezen ambtenaren, vermeld in artikel 15, tweede lid, zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het negende lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie.
Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.
Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het tweede lid, bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.
§ 2. Behoudens uitdrukkelijke en schriftelijke machtiging van de indiener van een klacht of van een aangifte betreffende een inbreuk op de regelgeving waarop zij toezicht en controle uitoefenen, mogen de sociaalrechtelijke inspecteurs in geen enkel geval de identiteit van de klager bekend maken.
Het is hen eveneens ten strengste verboden om aan het opleidingscentrum, de gebruiker, de werkgever of aan zijn vertegenwoordiger, aangestelde of lasthebber te onthullen dat ingevolge een klacht of een aangifte een onderzoek werd ingesteld.
Artikel 8/1. (01/01/2024- ...)
In dit artikel wordt verstaan onder datawarehouse: een datasysteem met een grote hoeveelheid digitale gegevens die zich lenen voor analyse.
Onverminderd de verwerking van persoonsgegevens met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden, vermeld in artikel 89 van de algemene verordening gegevensbescherming, kunnen de Vlaamse Sociale Inspectie en de aangewezen ambtenaren, vermeld in artikel 15, tweede lid, van dit decreet, elk voor zich of samen, met het oog op de preventie, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van de inbreuken op de regelgeving waarvoor ze bevoegd zijn, in voorkomend geval na beraadslaging van de bevoegde gegevensbeschermingsautoriteit, alle gegevens die nodig zijn voor de toepassing van de regelgeving waarvoor ze bevoegd zijn, verzamelen, verwerken en samenvoegen in een datawarehouse waarmee ze in staat worden gesteld om processen van datamining en datamatching, met inbegrip van profile- ring als vermeld in artikel 4, 4), van de algemene verordening gegevensbescherming, uit te voeren.
De Vlaamse Sociale Inspectie kan de processen van datamining en datamatching uitsluitend uitvoeren om profielen met een verhoogd risico op te sporen.
In het tweede lid wordt verstaan onder:
1° datamining: het gericht zoeken naar verbanden in gegevensverzamelingen met als doel profielen op te stellen voor meer diepgaand onderzoek;
2° datamatching: het vergelijken van twee sets verzamelde data met elkaar.
De verwerkingsverantwoordelijken voor de gegevensverwerking, vermeld in het tweede lid, zijn de Vlaamse Sociale Inspectie en de Cel Administratieve Geldboeten, waartoe de aangewezen ambtenaren, vermeld in artikel 15, tweede lid behoren, die, elk voor hun respectieve bevoegdheden, voor de verwerking in het datawarehouse in kwestie instaan.
Onverminderd artikel III.87 en volgende van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 en, in voorkomend geval, de Archiefwet van 24 juni 1955 en het Archiefdecreet van 9 juli 2010, worden de persoonsgegevens die ondergebracht worden en voortkomen uit de verwerkingen in het datawarehouse, niet langer bewaard dan noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt, met inbegrip van de vereisten voor de toepassing van herhaling en de herroeping van een toegekend uitstel met een maximale bewaartermijn die drie maanden na de verjaring van alle vorderingen die tot de bevoegdheid van de verwerkingsverantwoordelijke behoren, niet mag overschrijden.
De verwerkingsverantwoordelijke stelt een lijst op van de categorieën van personen die de persoonsgegevens in het datawarehouse kunnen raadplegen, met een beschrijving van hun hoedanigheid ten opzichte van de verwerking van de beoogde gegevens. De voormelde lijst wordt ter beschikking gehouden van de bevoegde gegevensbeschermingsautoriteit.
De verwerkingsverantwoordelijke waakt erover dat de aangewezen personen door een wettelijke of statutaire verplichting, of door een evenwaardige contractuele bepaling, ertoe verplicht zijn het vertrouwelijke karakter van de gegevens in kwestie in acht te nemen.
Artikel 8/2. (01/01/2024- ...)
Onverminderd de verwerking van persoonsgegevens met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden, vermeld in artikel 89 van de algemene verordening gegevensbescherming, kunnen de Vlaamse Sociale Inspectie en de aangewezen ambtenaren, vermeld in artikel 15, tweede lid, van dit decreet, met inachtneming van dit decreet, ieder voor de verwerkingen van persoonsgegevens waarvoor ze de verwerkingsverantwoordelijke zijn, alle gegevens die nodig zijn om de regelgeving toe te passen waarvoor ze bevoegd zijn, verder verwerken wanneer en voor zover de initiële verwerking en de verdere verwerking worden verricht met het oog op de preventie, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van de inbreuken op de regelgeving die tot hun respectieve bevoegdheden behoren.
Onverminderd artikel III.87 en volgende van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 en, in voorkomend geval, de Archiefwet van 24 juni 1955 en het Archiefdecreet van 9 juli 2010, worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de verdere verwerkingen, vermeld in het eerste lid, niet langer bewaard dan noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt, met inbegrip van de vereisten voor de toepassing van herhaling en de herroeping van een toegekend uitstel, met een maximale bewaartermijn die drie maanden na de verjaring van alle vorderingen die tot de bevoegdheid van de verwerkingsverantwoordelijke behoren, niet mag overschrijden.
Artikel 8/3. (01/01/2024- ...)
De volgende categorieën van persoonsgegevens worden in het kader van de toepassing van artikel 8/1 en 8/2 verwerkt:
1° de identificatie en contactgegevens, waaronder het INSZnummer en het BIS-nummer, de leeftijd, de nationaliteit en de woonplaats van de werknemer;
2° de identificatie en contactgegevens, waaronder het INSZnummer en het BIS-nummer, de leeftijd en de woonplaats van de gebruiker van dienstencheques;
3° de identificatie en contactgegevens, waaronder het INSZnummer en het BIS-nummer, van de bestuurders, zaakvoerders, personen die de onderneming vertegenwoordigen en andere contactpersonen van de onderneming;
4° de identificatiegegevens en contactgegevens, waaronder het INSZnummer en het BIS-nummer, de nationaliteit en de woonplaats van de buitenlandse zelfstandige;
5° de gegevens met betrekking tot de verblijfstitel van de buitenlandse werknemer en zelfstandige;
6° de identificatie en contactgegevens van de onderneming; 7° de tewerkstellingsgegevens van de werknemer;
8° de tewerkstellingsgegevens van de buitenlandse werknemer, en de activiteiten van de buitenlandse zelfstandige en van de buitenlandse onderneming in het kader van de Limosameldingsplicht;
9° de gegevens met betrekking tot de toelating tot arbeid of de arbeidskaart van de buitenlandse werknemer;
10° de gegevens met betrekking tot de beroepskaart van de buitenlandse zelfstandige;
11° de start- en einddatum van de beroepsbezigheid van de buitenlandse zelfstandige;
12° de gegevens met betrekking tot de sociale verzekering van de buitenlandse zelfstandige;
13° de gegevens met betrekking tot de uitgevoerde buurtwerken of -diensten, de aangekochte en terugbetaalde dienstencheques;
14° de financiële en contactgegevens van de gebruiker van dienstencheques;
15° de financiële en contactgegevens van de onderneming die dienstencheque activiteiten uitoefent;
16° de gegevens met betrekking tot uitgevoerde activiteiten van private arbeidsbemiddeling;
17° de gegevens met betrekking tot vastgestelde inbreuken.
Artikel 8/4. (01/01/2024- ...)
In het kader van de toepassing van artikel 8/1, 8/2 en 8/3 wisselt de Vlaamse Sociale Inspectie persoonsgegevens uit met de volgende instanties:
1° de identificatie en contactgegevens, waaronder het INSZnummer en het BIS-nummer, de leeftijd, de nationaliteit en de woonplaats van de werknemer, met het Rijksregister van de natuurlijke personen, met de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en met de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
2° de identificatie en contactgegevens waaronder het INSZnummer en het BIS-nummer, de leeftijd, en de woonplaats van de gebruiker van dienstencheques, met het Rijksregister van de natuurlijke personen, en met de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, en met het uitgiftebedrijf, vermeld in artikel 2, §1, 2°, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en
-banen;
3° de identificatie en contactgegevens waaronder het INSZnummer en het BIS-nummer, van de bestuurders, zaakvoerders, personen die de onderneming vertegenwoordigen en andere contactpersonen van de onderneming, met het Rijksregister van de natuurlijke personen, met de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en met de Kruispuntbank van Ondernemingen;
4° de identificatie en contactgegevens, waaronder het INSZnummer en het BIS-nummer, de nationaliteit en de woonplaats van de buitenlandse zelfstandige met het Rijksregister van de natuurlijke personen, met de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, met de Kruispuntbank van Ondernemingen en met het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen;
5° de identificatie en contactgegevens van de onderneming met de Kruispuntbank van Ondernemingen en met de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
6° de gegevens met betrekking tot de verblijfstitel van de buitenlandse werknemer en zelfstandige met het Rijksregister van de natuurlijke personen;
7° de tewerkstellingsgegevens van de werknemer met de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
8° de tewerkstellingsgegevens van de buitenlandse werknemer, en de activiteiten van de buitenlandse zelfstandige en van de buitenlandse onderneming in het kader van de Limosameldingsplicht met de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en met het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen;
9° de start- en einddatum van de beroepsbezigheid van de buitenlandse zelfstandige met de Kruispuntbank van Ondernemingen en met het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen;
10° de gegevens met betrekking tot sociale verzekering van de buitenlandse zelfstandige met het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen;
11° de gegevens met betrekking tot de uitgevoerde buurtwerken of -diensten en de aangekochte en terugbetaalde dienstencheques met het uitgiftebedrijf, vermeld in artikel 2, §1, 2°, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;
12° de financiële en contactgegevens van de gebruiker van dienstencheques met het uitgiftebedrijf, vermeld in artikel 2, §1, 2°, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;
13° de financiële en contactgegevens van de onderneming die dienstenchequeactiviteiten uitoefent met het uitgiftebedrijf, vermeld in artikel 2, §1, 2°, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen.
De persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, worden uitgewisseld met tussenkomst van de bevoegde dienstenintegrator als dat van toepassing is.
In het tweede lid wordt verstaan onder dienstenintegrator: de Vlaamse dienstenintegrator, vermeld in artikel 2, 9°, van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator.
Artikel 9. (01/04/2019- ...)
§ 1. De sociaalrechtelijke inspecteurs verstrekken de verzamelde gegevens aan de personeelsleden van de openbare en meewerkende instellingen, aan de sociale inspecteurs van de andere inspectiediensten, alsook aan alle ambtenaren belast met het toezicht op andere regelgeving, in zoverre die inlichtingen dezen kunnen aanbelangen bij de uitoefening van het toezicht waarmee ze belast zijn.
De gegevens worden verstrekt wanneer de in het eerste lid bedoelde ambtenaren en diensten erom verzoeken. De gegevens die worden verzameld binnen het raam van een opsporingsonderzoek of van een gerechtelijk onderzoek kunnen slechts met de toestemming van de bevoegde gerechtelijke overheden worden verstrekt.
§ 2. Alle federale diensten, met inbegrip van de parketten en de griffies van alle rechtscolleges, en diensten van de ge-meenschappen, gewesten, provincies, federaties van gemeenten, gemeenten, verenigingen waarvan ze deel uitmaken, open-ba reinstellingen die ervan afhangen, alsook sociale-zekerheidsinstellingen en alle openbare en meewerkende instellingen, zullen krachtens een samenwerkingsakkoord gesloten krachtens artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 de sociaalrechtelijke inspecteurs alle gegevens verstrekken waarom deze verzoeken. Ze zullen hen krachtens dezelfde samenwerkingsovereenkomst eveneens alle boeken, registers, documenten, schijven of banden of gelijk welke andere informatiedragers ter inzage voorleggen en uittreksels, afschriften, afdrukken, uitdraaien, kopies of fotokopies ervan verstrekken die de sociaalrechtelijke inspecteurs nuttig achten voor het toezicht en de controle op de naleving van de regelgeving waarmee zij belast zijn.
§ 3. De in § 1, eerste lid, vermelde personen mogen de informatie, verkregen op grond van de voorgaande paragrafen, ge-bruiken voor de uitoefening van de opdrachten van toezicht waarmee ze belast zijn.
§ 4. De sociaal rechtelijke inspecteurs kunnen met de inspecties van de andere gewesten en gemeenschappen, van de federale overheid en van de andere lid-Staten van de Internationale Arbeidsorganisatie, waar het Internationaal Verdrag nr. 81 gelding heeft, alle informatie uitwisselen die nuttig is voor de uitoefening van het toezicht waarmee ze belast zijn.
Van de informatie die van de arbeidsinspectie van de andere gewesten en gemeenschappen, van de federale overheid en van de andere lidstaten wordt verkregen, wordt op dezelfde wijze gebruik gemaakt als van de gelijkaardige inlichtingen die de sociaalrechtelijke inspecteurs rechtstreeks inzamelen. De informatie ten behoeve van de arbeidsinspecties van die lid-Staten wordt eveneens op dezelfde wijze ingezameld door de sociaalrechtelijke inspecteurs als de gelijkaardige in-formatie die zij inzamelen voor de uitoefening van de controle en het toezicht waarmee zij zelf belast zijn.
De afdeling Vlaamse Sociale Inspectie van het Departement Werk en Sociale Economie waaronder de sociaalrechtelijke inspecteurs ressorteren kan eveneens, ter uitvoering van een akkoord dat met de bevoegde autoriteiten van een ander gewest of andere gemeenschap of lid-Staat van de Internationale Arbeidsorganisatie wordt gesloten, op het grondgebied van, al naargelang het geval, het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap de aanwezigheid toestaan van ambtenaren van de arbeidsinspectie van dat gewest of die gemeenschap of die lidstaat om alle informatie te verzamelen die van nut kan zijn voor de uitoefening van de controle en het toezicht waarmee deze laatsten belast zijn.
De informatie die door een sociaalrechtelijke inspecteur binnen het territoriale bevoegdheidsgebied van een andere gemeenschap of een ander gewest of in het buitenland werd ingezameld in het kader van een akkoord dat met een ander gewest, een andere gemeenschap, de federale overheid of met een lid-Staat van de Internationale Arbeidsorganisatie is gesloten, kan in dezelfde omstandigheden worden gebruikt als de informatie die op het territoriale bevoegdheidsgebied van, al naargelang het geval, het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap, door de sociaalrechtelijke inspecteurs wordt ingezameld.
Artikel 10. (... - ...)
De sociaalrechtelijke inspecteurs mogen geen enkel rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen, instellingen of verenigingen waarop zij toezicht uitoefenen.
Artikel 11. (... - ...)
Overeenkomstig artikel 5, b, van het Internationaal Verdrag nr. 81, neemt de Vlaamse regering door middel van een besluit genomen na verzoek tot advies aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, passende maatregelen om samenwerking tussen de ambtenaren van de sociaalrechtelijke inspectie en de werkgevers en de werknemers of hun organisaties te bevorderen.
Artikel 12. (01/01/2024- ...)
Overeenkomstig artikel 19 van het Internationaal Verdrag nr. 81 stelt de Vlaamse regering door middel van een besluit de wijze en de periodiciteit vast van de rapportering door de plaatselijke inspectiebureaus. Onverminderd de regels van het geheim van het gerechtelijk onderzoek, publiceert de afdeling Vlaamse Sociale Inspectie van het Departement Werk en Sociale Economie voor 30 juni van elk jaar, een algemeen jaarverslag met betrekking tot haar werkzaamheden. Deze publicatie gebeurt hetzij op papier hetzij via elektronische wijze (internet). Het jaarverslag zal minstens over de volgende onderwerpen handelen:
a) wetten en reglementen die van toepassing zijn op en relevant zijn voor de werking van de sociaalrechtelijke inspectie;
b) de bezetting van de sociaalrechtelijk inspectie;
c) statistieken met betrekking tot de bezochte werkgevers en opleidingscentra, het aantal werknemers dat tewerkgesteld wordt door de onderzochte werkgevers, in voorkomend geval door de gebruikers en het aantal cursisten dat door de onderzochte opleidingscentra wordt opgeleid;
d) statistieken met betrekking tot de verrichte inspecties;
e) statistieken met betrekking tot de gegeven verwittigingen, opgelegde regularisaties en bewijsvoering;
f) statistieken met betrekking tot de aard en het aantal van de vastgestelde inbreuken;
g) statistieken met betrekking tot de opgestelde epv’s alsmede de doeltreffendheid van de verwerkingen;
h) statistieken met betrekking tot de opgelegde administratieve geldboeten.
Het aldus gepubliceerde jaarverslag wordt binnen de 3 maanden overgemaakt aan het directoraat-generaal van de Internationale Arbeidsorganisatie.
Artikel 13. (01/01/2024- ...)
§ 1. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en voor zover de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan een administratieve geldboete opgelegd worden van 25 euro tot 250 euro aan :
1° iedere persoon, zijn lasthebbers of aangestelden, die een bureau exploiteren via een rechtspersoon die niet regelmatig werd opgericht volgens de regels van de lidstaat van vestiging;
2° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die diensten verrichten die verboden zijn conform het verdrag betreffende maritieme arbeid, aangenomen in Genève op 23 februari 2006;
3° het uitzendbureau, zijn lasthebbers of aangestelden die diensten verrichten die verband houden met een staking, uitsluiting of een schorsing van een arbeidsovereenkomst als vermeld in artikel 50 en 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
4° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die weigeren inzage te verlenen aan de opdrachtgever en de werknemer betreffende de over hen opgeslagen gegevens, of hen na beëindiging van de opdracht weigeren een afschrift van hun dossier te bezorgen;
5° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die de opdrachtgever en de werknemer onjuiste, onvolledige of niet-tijdige informatie verstrekken over de bemiddelingsdiensten of over de aard van de tewerkstelling;
6° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die de gedragscode, vermeld in artikel 5, 15°, van het decreet van 10 december 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling overtreden;
7° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die als voorwaarde stellen dat de personen voor wie het bureau bemiddeld heeft, het bureau bij iedere nieuwe bemiddeling zal laten optreden;
8° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die een schadevergoeding vragen van werknemers die een bemiddelingsprocedure vroegtijdig stopzetten of niet ingaan op een vacature waarvoor zij zich kandidaat stelden;
9° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die op verzoek van een sollicitant, die onderworpen is aan de werklozencontrole én die aan een selectieprocedure deelneemt, geen attest overhandigen waarop de datum en het uur van het bezoek wordt vermeld;
10° het uitzendbureau, zijn lasthebbers of aangestelden die in hun lokalen uitzendactiviteiten laten verrichten door uitzendbureaus of door lasthebbers of aangestelden van uitzendbureaus die niet over een erkenning beschikken of van wie de erkenning werd ingetrokken of geschrapt;
11° het uitzendbureau, zijn lasthebbers of aangestelden die bij exclusiviteit personen ter beschikking te stellen van één gebruikende onderneming;
12° het uitzendbureau, zijn lasthebbers of aangestelden die publiciteit voeren die potentiële uitzendkrachten kan misleiden;
13° het uitzendbureau, zijn lasthebbers of aangestelden die in personeelsadvertenties niet duidelijk vermelden dat ze de aanwerving van uitzendkrachten beogen, of die geen correcte, volledige en objectieve informatie geven;
14° het bureau dat middelen, mechanismen of lijsten gebruikt om vissers te verhinderen werk te vinden;
15° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die publiciteit voeren die potentiële betaalde sportbeoefenaars kan misleiden;
16° de werkgever die zich schuldig maakt aan een inbreuk op het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers alsmede op de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen.
§ 2. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en voor zover de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan een administratieve geldboete opgelegd worden van 50 euro tot 500 euro aan :
1° iedere persoon, zijn lasthebbers of aangestelden, die een bureau exploiteren als natuurlijke persoon zonder de burgerrechten en politieke rechten te genieten;
2° iedere persoon, zijn lasthebbers of aangestelden die, buiten de in artikel 47 van de Faillissementwet van 8 augustus 1997 of een gelijkaardige wetgeving in de lidstaat van vestiging toegelaten gevallen, diensten van private arbeidsbemiddeling verrichten op het moment dat het bureau in staat van faillissement of in staat van kennelijk onvermogen verkeert, of dat het bureau het voorwerp uitmaakt van een procedure tot faillietverklaring;
3° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die diensten verrichten die leiden tot tewerkstelling als vermeld in artikel 5, 5°, van het decreet van 10 december 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling;
4° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die bij het verrichten van diensten inzake private arbeidsbemiddeling de persoonlijke levenssfeer van de werknemer en werkgever niet eerbiedigen en hun persoonsgegevens niet verwerken overeenkomstig de regelgeving inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
5° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die medische gegevens inwinnen buiten de gevallen die noodzakelijk zijn om te bepalen of een werknemer in staat is een bepaalde functie uit te oefenen of te voldoen aan de eisen van gezondheid en veiligheid;
6° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die genetische testen verrichten of laten verrichten;
7° het uitzendbureau, zijn lasthebbers of aangestelden die samenwerken met niet-erkende uitzendbureaus;
8° de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers, of andere personen die bevoegd zijn om het bureau te verbinden of te vertegenwoordigen, of de hoofdaandeelhouders van het bureau, in zoverre zij in de feiten de bevoegdheden van bestuurder uitoefenen, die diensten van private arbeidsbemiddeling verrichten en die :
a) tijdens een periode van vijf jaar, voor de aanvang van of gedurende de uitoefening van diensten inzake private arbeidsbemiddeling veroordeeld zijn wegens faillissement, bedrieglijk onvermogen, valsheid in geschrifte, misbruik van vertrouwen, oplichting, omkoping of bedrog;
b) tijdens een periode van vijf jaar, voor de aanvang van of tijdens de uitoefening van diensten inzake private arbeidsbemiddeling aansprakelijk gesteld zijn voor de verbintenissen of schulden van een gefailleerde vennootschap bij toepassing van artikelen 229, 5°, 265, 315, 456, 4°, en 530, van het Wetboek van Vennootschappen of een gelijkaardige wetgeving in de lidstaat van vestiging, of meermaals een functie van zaakvoerder of gemachtigde hebben uitgeoefend in een gefailleerde vennootschap;
c) tijdens de periode van vijf jaar, voor de aanvang van of tijdens de uitoefening van diensten inzake private arbeidsbemiddeling, herhaaldelijk in overtreding zijn geweest op het gebied van de fiscale verplichtingen, de sociale verplichtingen of de wettelijke en reglementaire bepalingen met betrekking tot de exploitatie van een bureau voor private arbeidsbemiddeling;
d) aan wie tijdens een periode van vijf jaar, voor de start of tijdens de uitoefening van diensten inzake private arbeidsbemiddeling een exploitatieverbod met bedrijfssluiting, of een beroepsverbod met bedrijfssluiting werd opgelegd;
e) tijdens de periode van vijf jaar, voor de aanvang van of gedurende de uitoefening van diensten inzake private arbeidsbemiddeling ontheven zijn van hun burgerrechten en politieke rechten;
9° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die activiteiten van private arbeidsbemiddeling uitvoeren in strijd met de sociale of fiscale wetgeving;
10° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die de reglementering inzake de tewerkstelling van vreemde arbeidskrachten die in België van toepassing is, overtreden;
11° de gebruiker die een beroep doet op een uitzendbureau dat niet beschikt over een regelmatige erkenning;
12° de gebruiker, zijn lasthebbers of aangestelden die het bureau aanzetten of opdracht geven om bij de bemiddeling discriminerende criteria te gebruiken;
13° ...;
14° ...n lasthebbers of aangestelden, die een uitzendbureau exploiteren zonder in het bezit te zijn van een voorafgaande regelmatige erkenning of die niet meer voldoen aan de erkenningsvoorwaarden;
15° ...;
16° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die enige vergoeding, commissielonen, bijdragen, toelatings- of inschrijvingsgelden vragen of ontvangen, buiten de door het decreet van 10 december 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling bepaalde voorwaarden;
17° het uitzendbureau dat achterstallige belastingen, boeten of interesten verschuldigd is, socialezekerheidsbijdragen, met sociale zekerheid gelijkgestelde bijdragen, boeten of intresten verschuldigd is aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of bijdragen, boeten of interesten verschuldigd is aan de fondsen voor bestaanszekerheid;
18° het uitzendbureau dat de wettelijke voorwaarden inzake de uitzendarbeid niet naleeft;
19° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die de werknemer niet behandelen op een objectieve, respectvolle en niet-discriminerende wijze.
20° ...;
21° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden, die voor de arbeidsbemiddeling met het oog op het afsluiten van een arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars samenwerken met een bureau dat niet voorafgaandelijk geregistreerd is;
22° ...;
23° ..;
24° iedere persoon, vermeld in artikel 24, eerste lid, 1° en 2°, van dit decreet, die zich schuldig maakt aan een inbreuk als vermeld in artikel 24, eerste lid, 1° en 2°, van dit decreet;
25° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die sportbeoefenaars jonger dan vijftien jaar direct of indirect benaderen om een overeenkomst te sluiten om diensten van private arbeidsbemiddeling voor sportbeoefenaars te verrichten;
26° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die een vergoeding vragen om diensten van private arbeidsbemiddeling te verrichten voor een minderjarige sportbeoefenaar.
§3. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en op voorwaarde dat de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan een administratieve geldboete opgelegd worden van 150 tot 1500 euro aan:
1° iedere persoon, zijn lasthebbers of aangestelden die een uitzendbureau exploiteren zonder in het bezit te zijn van een voorafgaande regelmatige erkenning of die niet meer voldoen aan de erkenningsvoorwaarden;
2° het uitzendbureau, zijn lasthebbers of aangestelden die na de intrekking van de erkenning nog nieuwe overeenkomsten sluiten, die overeenkomsten wijzigen, vernieuwen of verlengen;
3° het uitzendbureau, zijn lasthebbers of aangestelden die na de intrekking of schrapping van de erkenning nog uitzendactiviteiten uitvoeren;
4° iedere persoon, zijn lasthebbers of aangestelden die een bureau als sportmakelaar uitbaten dat niet voorafgaandelijk geregistreerd is;
5° het bureau, zijn lasthebbers of aangestelden die na de schorsing of intrekking van de registratie nog activiteiten als sportmakelaar uitoefenen;
6° het uitzendbureau, zijn lasthebbers of aangestelden die een erkenning verkrijgen op basis van valse, onvolledige of onjuiste verklaringen;
7° de gebruiker die wetens en willens een beroep doet op een uitzendbureau dat niet beschikt over een regelmatige erkenning;
8° de werkgever die voor de arbeidsbemiddeling met het oog op het sluiten van een arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars wetens en willens een beroep doet op een bureau dat niet voorafgaandelijk geregistreerd is.
Artikel 13/1. (01/01/2024- 31/12/2025)
§ 1. ...
§ 2. Onder de voorwaarden vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op het decreet van 17 februari 2012 betreffende de ondersteuning van het ondernemerschap op het vlak van de sociale economie en de stimulering van het maatschappelijk verantwoord ondernemen, een administratieve geldboete opgelegd worden van 150 euro tot 1500 euro aan :
1° personen die een subsidie aanwenden voor andere doeleinden dan de doeleinden waarvoor ze de subsidie hebben verkregen;
2° personen die onjuiste of onvolledige verklaringen hebben afgelegd om ten onrechte een subsidie te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden;
3° personen die hebben nagelaten of geweigerd om noodzakelijke verklaringen af te leggen of de inlichtingen te verstrekken die ze gehouden zijn te verstrekken, om ten onrechte een subsidie te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden;
4° personen die een subsidie hebben verkregen of behouden waarop ze geen of slechts gedeeltelijk recht hebben, door onjuiste of onvolledige verklaringen af te leggen, of door na te laten of te weigeren om noodzakelijke verklaringen af te leggen of inlichtingen te verstrekken;
5° personen die, om ten onrechte een subsidie te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden :
a) valsheid in geschrifte hebben gepleegd, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen, hetzij door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk op te maken of in een akte in te voegen, hetzij door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die in de akte opgenomen of vastgesteld moeten worden;
b) zich bediend hebben van een valse akte of een vals stuk;
6° personen die, om ten onrechte een subsidie te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden :
a) bedrog hebben gepleegd door gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een informaticasysteem, in te brengen in een informaticasysteem, te wijzigen of te wissen, of met een ander technologisch middel de mogelijke aanwending van gegevens in een informaticasysteem te veranderen, waardoor de juridische draagwijdte van dergelijke gegevens verandert;
b) hebben gebruikgemaakt van die gegevens, terwijl ze weten dat de aldus verkregen gegevens vals zijn;
7° personen die, om ten onrechte een subsidie te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden, hebben gebruikgemaakt van valse namen, valse hoedanigheden of valse adressen, of die een andere frauduleuze handeling hebben gesteld om te doen geloven in het bestaan van een fictief persoon, een fictieve onderneming, of een andere fictieve gebeurtenis of om op andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen.
Artikel 13/2. (01/01/2024- ...)
§ 1. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling, een administratieve geldboete opgelegd worden van 25 euro tot 250 euro aan :
1° het maatwerkbedrijf, zijn lasthebbers of aangestelden die nalaten om voor de doelgroepwerknemers een persoonlijk ontwikkelingsplan en competentieprofiel op te stellen en hen jaarlijks te evalueren;
2° ...
§ 2. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling, een administratieve geldboete opgelegd worden van 50 euro tot 500 euro aan :
1° ...;
2° ...;
3° het maatwerkbedrijf, zijn lasthebbers of aangestelden die niet voldoen aan de begeleidingsvoorwaarden, vermeld in artikel 15 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling;
4° ...
5° het maatwerkbedrijf, zijn lasthebbers of aangestelden die de bepalingen van artikel 32 tot en met 34 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling niet naleven.
Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan een administratieve geldboete opgelegd worden van 50 euro tot 500 euro aan de werkgever, zijn lasthebber of aangestelde als hij in strijd met de bepalingen van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en de uitvoeringsbesluiten ervan de arbeidsovereenkomst van de buitenlandse onderdaan verbreekt of een betekenisvolle wijziging aan de arbeidsvoorwaarden doorvoert, en moedwillig nalaat de bevoegde overheid hiervan schriftelijk te verwittigen.
§ 3. Onder de voorwaarden vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling, een administratieve geldboete opgelegd worden van 150 euro tot 1500 euro aan :
1° personen die de subsidie aanwenden voor andere doeleinden dan de doeleinden waarvoor ze de subsidie hebben verkregen;
2° personen die onjuiste of onvolledige verklaringen hebben afgelegd om ten onrechte een subsidie te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden;
3° personen die hebben nagelaten of geweigerd om noodzakelijke verklaringen af te leggen of de inlichtingen te verstrekken die ze gehouden zijn te verstrekken, om ten onrechte een subsidie te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden;
4° personen die een subsidie hebben verkregen of behouden waarop ze geen of slechts gedeeltelijk recht hebben, door onjuiste of onvolledige verklaringen af te leggen, of door na te laten of te weigeren om noodzakelijke verklaringen af te leggen of inlichtingen te verstrekken;
5° personen die, om de subsidie ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden :
a) valsheid in geschrifte hebben gepleegd, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen, hetzij door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk op te maken of in een akte in te voegen, hetzij door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die in de akte opgenomen of vastgesteld moeten worden;
b) zich bediend hebben van een valse akte of een vals stuk;
6° personen die, om de subsidie ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden :
a) bedrog hebben gepleegd door gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een informaticasysteem, in te brengen in een informaticasysteem, te wijzigen of te wissen, of met een ander technologisch middel de mogelijke aanwending van gegevens in een informaticasysteem te veranderen, waardoor de juridische draagwijdte van de gegevens verandert;
b) hebben gebruikgemaakt van die gegevens, terwijl ze weten dat de aldus verkregen gegevens vals zijn;
7° personen die, om de subsidie ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden, hebben gebruikgemaakt van valse namen, valse hoedanigheden of valse adressen, of die een andere frauduleuze handeling hebben gesteld om te doen geloven in het bestaan van een fictieve persoon, een fictieve onderneming, of een fictieve gebeurtenis, of om op een andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen.
Artikel 13/3. (01/01/2024- 31/12/2024)
§ 1. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, een administratieve geldboete opgelegd worden van 25 euro tot 250 euro aan:
1°...;
2° ...;
3° ...;
4° ...;
5° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de dienstencheques niet gegroepeerd per maand waarin de prestaties effectief verricht zijn, ter betaling aan het uitgiftebedrijf bezorgen;
6° ...
§ 2. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, een administratieve geldboete opgelegd worden van 50 euro tot 500 euro aan:
1° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die dienstencheques van de gebruiker aanvaarden als de buurtwerken of -diensten nog niet zijn uitgevoerd;
2° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die buurtwerken of diensten laten uitvoeren door een werknemer die niet werd aangeworven voor de uitvoering van die buurtwerken of -diensten;
3° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de registratie van de dienstenchequeactiviteiten niet op dergelijke wijze organiseren dat het mogelijk is exact na te gaan wat het verband is tussen de maandelijkse prestaties van elke individuele dienstenchequewerknemer, de gebruiker en de overeenkomstige dienstencheques;
4° ...;
5° ...;
6° ...;
7° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die een ander dan het vanaf hun erkenning bijkomende arbeidsvolume van activiteiten van thuishulp van huishoudelijke aard met dienstencheques laten betalen;
8° de gebruiker of de werknemer die wetens en willens heeft deelgenomen aan de inbreuken, vermeld in punt 1° tot en met 7°, en in artikel 10sexies van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;
9° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de werknemer of klant niet behandelen op een respectvolle en niet-discriminerende wijze als vermeld in artikel 2, § 2, eerste lid, i en j, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;
10° de werkgever, zijn lasthebbers of de aangestelden die de gebruiker vertegenwoordigen voor de toepassing van artikel 3, §2, eerste lid, en artikel 6 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, of de werknemer vertegenwoordigen om de diensten- cheques te ondertekenen;
11° de personen die dienstencheques aanwenden voor andere doeleinden dan de doeleinden waarvoor ze die hebben verkregen;
12° de personen die dienstencheques hebben verkregen, behouden of aanwenden op basis van onjuiste of onvolledige verklaringen, of door na te laten om noodzakelijke verklaringen af te leggen of inlichtingen te verstrekken.
§2/1. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen een administratieve geldboete opgelegd worden van 150 tot 1500 euro aan:
1° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die buurtwerken of diensten leveren zonder te beschikken over een voorafgaande regelmatige erkenning of die niet meer voldoen aan de erkenningsvoorwaarden;
2° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die een andere activiteit uitvoeren dan de activiteiten waarvoor een erkenning is verleend op grond van de voormelde wet, en die niet over een sui-generisafdeling beschikken die zich specifiek bezighoudt met de tewerkstelling in het kader van het stelsel van dienstencheques, vermeld in artikel 2, §2, eerste lid, a, van de voormelde wet;
3° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die werken of diensten die worden gefinancierd met dienstencheques, in onderaanneming laten uitvoeren door een andere onderneming of instelling;
4° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die in het kader van de buurtwerken of -diensten activiteiten uitvoeren die niet zijn toegelaten in de beslissing tot erkenning;
5° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die dienstencheques aannemen om activiteiten te betalen die geen buurtwerken of -diensten zijn;
6° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die meer dienstencheques voor betaling aanvaarden en overzenden aan het uitgiftebedrijf voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten in een bepaald kwartaal dan het aantal arbeidsuren dat bij de RSZ is aangegeven voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten dat voor datzelfde kwartaal is gepresteerd door werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques.
§3. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen een administratieve geldboete opgelegd worden van 300 tot 3000 euro aan:
1° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die in het kader van de buurtwerken of -diensten wetens en willens activiteiten uitvoeren die niet toegelaten zijn in de beslissing tot erkenning;
2° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die wetens en willens dienstencheques aannemen om activiteiten te betalen die geen buurtwerken of -diensten zijn;
3° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die wetens en willens meer dienstencheques voor betaling aanvaarden en overzenden aan het uitgiftebedrijf voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten in een bepaald kwartaal dan het aantal arbeidsuren dat bij de RSZ is aangegeven voor verrichte prestaties van buurtwerken of -diensten dat voor datzelfde kwartaal is gepresteerd door werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques;
4° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die wetens en willens de inbreuk, vermeld in artikel 10quinquies, eerste lid, 10°, van de voormelde wet, hebben gepleegd;
5° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de registratie van de dienstenchequeactiviteiten op een dergelijke wijze organiseren zodat het voor de inspectiediensten onmogelijk is om exact na te gaan wat het verband is tussen de maandelijkse prestaties van elke individuele dienstenchequewerknemer, de gebruiker en de overeenkomstige dienstencheques.
§4. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, een administratieve geldboete opgelegd worden van 300 euro tot 3000 euro aan:
1° de personen die wetens en willens onjuiste of onvolledige verklaringen hebben afgelegd om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, aan te wenden, te behouden of te doen behouden;
2° de personen die wetens en willens hebben nagelaten of geweigerd om nood-zakelijke verklaringen af te leggen of de inlichtingen te verstrekken die ze gehouden zijn te verstrekken, om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, aan te wenden, te behouden of te doen behouden;
3° de personen die wetens en willens dienstencheques ten onrechte hebben verkregen, behouden of aanwenden waarop ze geen of slechts gedeeltelijk recht hebben, door onjuiste of onvolledige verklaringen af te leggen, of door na te laten of te weigeren om noodzakelijke verklaringen af te leggen of inlichtingen te verstrekken;
4° de personen die, om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, aan te wenden, te behouden of te doen behouden:
a) valsheid in geschrifte hebben gepleegd, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen, hetzij door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk op te maken of in een akte in te voegen, hetzij door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die in de akte opgenomen of vastgesteld moeten worden;
b) zich bediend hebben van een valse akte of een vals stuk, terwijl ze weten dat de gebruikte akte of het gebruikte stuk vals is;
5° de personen die, om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, aan te wenden, te behouden of te doen behouden:
a) bedrog hebben gepleegd door gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een informaticasysteem, in te brengen in een informaticasysteem, te wijzigen of te wissen, of met een ander technologisch middel de mogelijke aanwending van gegevens in een informaticasysteem te veranderen, waardoor de juridische draagwijdte van de gegevens verandert;
b) hebben gebruikgemaakt van die gegevens, terwijl ze weten dat de aldus verkregen gegevens vals zijn;
6° de personen die, om dienstencheques ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, aan te wenden, te behouden of te doen behouden, hebben gebruikgemaakt van valse namen, valse hoedanigheden of valse adressen of die een andere frauduleuze handeling hebben gesteld om te doen geloven in het bestaan van een fictieve persoon, een fictieve onderneming of een fictieve gebeurtenis, of om op een andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen;
7° de gebruiker of de werknemer die wetens en willens heeft deelgenomen aan de inbreuken, vermeld in punt 1° tot en met 6°, en artikel 10sexies van de voormelde wet.
Artikel 13/4. (01/01/2024- ...)
Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op het decreet van 15 oktober 2021 over de uitoefening van zelfstandige beroepsactiviteiten door buitenlandse onderdanen en de uitvoeringsbesluiten ervan aan de buitenlandse onderdaan een administratieve geldboete van 150 tot 1500 euro opgelegd worden:
1° hij oefent een zelfstandige beroepsactiviteit uit zonder in het bezit te zijn van een beroepskaart;
2° hij oefent een zelfstandige beroepsactiviteit uit zonder de grenzen of de voorwaarden van de beroepskaart te respecteren;
3° hij oefent een zelfstandige beroepsactiviteit uit niettegenstaande de staking van de bedrijvigheid is gelast of de sluiting van de geëxploiteerde zaak is bevolen.
Artikel 13/5. (01/01/2024- ...)
Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kunnen voor de volgende inbreuken op het decreet van 15 oktober 2021 over de uitoefening van zelfstandige beroepsactiviteiten door buitenlandse onderdanen en de uitvoeringsbesluiten ervan de volgende personen een administratieve geldboete van 300 euro tot 3000 euro krijgen:
1° een buitenlandse onderdaan die in strijd met de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan een zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent zonder toegelaten of gemachtigd te zijn tot een verblijf van meer dan drie maanden of tot vestiging in België;
2° een buitenlandse onderdaan die een beroepskaart onrechtmatig verkrijgt of in zijn bezit heeft;
3° eenieder die onjuiste of onvolledige verklaringen heeft afgelegd of onjuiste documenten heeft bezorgd, om een beroepskaart ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden;
4° eenieder die heeft nagelaten of geweigerd om noodzakelijke verklaringen af te leggen of de inlichtingen te verstrekken die hij gehouden is te verstrekken, om een beroepskaart ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden.
Artikel 13/6. (01/01/2024- 31/12/2024)
§ 1. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan aan de werkgever, zijn lasthebber of aangestelde voor de volgende inbreuken op de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en de uitvoeringsbesluiten ervan een administratieve geldboete opgelegd worden van 150 euro tot 1500 euro als hij :
1° een buitenlandse onderdaan arbeid heeft doen of laten verrichten zonder dat hij een arbeidsvergunning heeft verkregen, of als de buitenlandse onderdaan niet over een arbeidskaart beschikt;
2° een buitenlandse onderdaan arbeid heeft doen of laten verrichten zonder de grenzen of de voorwaarden van de arbeidsvergunning of arbeidskaart te respecteren;
3° de arbeidskaart niet heeft teruggegeven aan de buitenlandse werknemer of hem die heeft bezorgd tegen betaling van een bedrag of tegen vergoeding in welke vorm ook.
§ 2. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan een administratieve geldboete opgelegd worden van 300 euro tot 3000 euro aan de werkgever, zijn lasthebber of aangestelde als hij in strijd met de bepalingen van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en de uitvoeringsbesluiten ervan een buitenlandse onderdaan arbeid heeft doen of laten verrichten die niet is toegelaten of gemachtigd tot een verblijf van meer dan drie maanden of tot vestiging in België.
§ 3. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan aan de werkgever, zijn lasthebber of aangestelde voor de volgende inbreuken op de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en de uitvoeringsbesluiten ervan een administratieve geldboete opgelegd worden van 300 euro tot 3000 euro als hij op het ogenblik van de tewerkstelling van een onderdaan van een derde land :
1° niet vooraf nagegaan heeft of hij over een geldige verblijfsvergunning of een andere machtiging tot verblijf beschikt;
2° niet, ten minste voor de duur van de tewerkstelling, een afschrift of de gegevens van zijn verblijfsvergunning of van zijn andere machtiging tot verblijf beschikbaar gehouden heeft voor de bevoegde inspectiediensten.
§ 4. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en de uitvoeringsbesluiten ervan een administratieve geldboete opgelegd worden van 300 euro tot 3000 euro aan eenieder die :
1° een buitenlandse onderdaan België heeft laten binnenkomen om er te worden tewerkgesteld, of daartoe heeft bijgedragen, tenzij de buitenlandse onderdaan in het bezit is van een geldige arbeidskaart en met uitzondering van de buitenlandse onderdaan voor wie de werkgever na zijn aankomst in België een arbeidsvergunning kan verkrijgen om er te worden tewerkgesteld;
2° een buitenlandse onderdaan heeft beloofd, tegen betaling van welke vergoeding ook, hetzij een betrekking voor hem te zoeken, hetzij hem een betrekking te bezorgen, hetzij formaliteiten te vervullen voor zijn tewerkstelling in België;
3° van een buitenlandse onderdaan een vergoeding in welke vorm ook heeft gevraagd of aangenomen, hetzij om voor hem een betrekking te zoeken, hetzij om hem een betrekking te bezorgen, hetzij om formaliteiten te vervullen voor zijn tewerkstelling in België;
4° zijn opgetreden tussen:
a) een buitenlandse onderdaan en een werkgever;
b) een buitenlandse onderdaan en de autoriteiten die zijn belast met de toepassing van deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan of de controle en het toezicht op de wet of de uitvoeringsbesluiten ervan;
c) een werkgever en de vermelde autoriteiten en waarbij daden zijn gesteld die hetzij die buitenlandse onderdaan, hetzij de werkgever, hetzij de vermelde autoriteiten op een dwaalspoor kunnen brengen.
§ 5. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en de uitvoeringsbesluiten ervan, een administratieve geldboete opgelegd worden van 300 euro tot 3000 euro aan :
1° een aannemer, buiten het kader van een keten van onderaannemers, of een intermediaire aannemer, in het kader van een dergelijke keten, als hun rechtstreekse onderaannemer een inbreuk als vermeld in artikel 12/2 van de voormelde wet, pleegt;
2° een hoofdaannemer en intermediaire aannemer, in het kader van een keten van onderaannemers, als hun onrechtstreekse onderaannemer een inbreuk als vermeld in artikel 12/2 van de voormelde wet, pleegt, als ze, voorafgaand aan de door hen gepleegde inbreuk, op de hoogte zijn van het feit dat hun onrechtstreekse onderaannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt;
3° de opdrachtgever, buiten het kader van een onderaanneming, als zijn aannemer een van de inbreuken, vermeld in artikel 12/2 van de voormelde wet, pleegt, als de opdrachtgever, voorafgaand aan de door hem gepleegde inbreuk, op de hoogte is van het feit dat zijn aannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt;
4° de opdrachtgever, binnen het kader van een onderaanneming, als de na zijn aannemer rechtstreeks of onrechtstreeks komende onderaannemer een inbreuk als vermeld in artikel 12/2 van de voormelde wet, pleegt, als de opdrachtgever, voorafgaand aan de door hem gepleegde inbreuk, op de hoogte is van het feit dat de na zijn aannemer rechtstreeks of onrechtstreeks komende onderaannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt.
Artikel 13/7. (01/01/2024- ...)
§ 1. ...
§ 2. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op hoofdstuk IV, afdeling 6, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, een administratieve geldboete opgelegd worden van 150 euro tot 1500 euro aan :
1° de personen die onjuiste of onvolledige verklaringen hebben afgelegd met het oog op de toepassing van de regels van het Vlaams opleidingsverlof, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 6, van de voormelde wet;
2° de personen die hebben nagelaten of geweigerd om noodzakelijke verklaringen af te leggen of de inlichtingen te verstrekken die ze gehouden zijn te verstrekken, om de toepassing van de regels van het Vlaams opleidingsverlof, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 6, van de voormelde wet, ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden;
3° de personen die de toepassing van de regels van het Vlaams opleidingsverlof, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 6, van de voormelde wet, ten onrechte hebben verkregen of behouden waarop ze geen of maar gedeeltelijk recht hebben, door onjuiste of onvolledige verklaringen af te leggen, of door na te laten of te weigeren om noodzakelijke verklaringen af te leggen of inlichtingen te verstrekken;
4° de personen die, om de toepassing van de regels van het Vlaams opleidingsverlof, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 6, van de voormelde wet, ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden :
a) valsheid in geschrifte hebben gepleegd, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen, hetzij door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk op te maken of in een akte in te voegen, hetzij door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die in de akte opgenomen of vastgesteld moeten worden;
b) zich bediend hebben van een valse akte of een vals stuk, terwijl ze weten dat de gebruikte akte of het gebruikte stuk vals is;
5° de personen die, om de toepassing van de regels van het Vlaams opleidingsverlof, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 6, van de voormelde wet, ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden :
a) bedrog hebben gepleegd door gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen via een informaticasysteem, in te brengen in een informaticasysteem, te wijzigen of te wissen, of met een ander technologisch middel de mogelijke aanwending van gegevens in een informaticasysteem te veranderen, waardoor de juridische draagwijdte van de gegevens verandert;
b) hebben gebruikgemaakt van die gegevens, terwijl ze weten dat de aldus verkregen gegevens vals zijn;
6° de personen die, om de toepassing van de regels van het Vlaams opleidingsverlof, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 6, van de voormelde wet, ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden, hebben gebruikgemaakt van valse namen, valse hoedanigheden of valse adressen of die een andere frauduleuze handeling hebben gesteld om te doen geloven in het bestaan van een fictieve persoon, een fictieve onderneming of een fictieve gebeurtenis, of om op een andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen.
Artikel 13/8. (01/08/2024- ...)
Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op het decreet van 14 januari 2022 over maatwerk bij individuele inschakeling, een administratieve geldboete opgelegd worden van 25 tot 250 euro aan:
1° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die nalaten om voor werknemers met een arbeidsbeperking een ondersteuningsplan te doen opstellen of te doen actualiseren conform artikel 23, eerste lid, van het voormelde decreet van 14 januari 2022;
2° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die voor de coaching van werknemers met een arbeidsbeperking werknemers inzetten die niet beantwoor den aan de voorwaarden, vastgesteld krachtens artikel 24, tweede lid, van het voormelde decreet van 14 januari 2022.
Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op het voormelde decreet van 14 januari 2022 een administratieve geldboete opgelegd worden van 50 tot 500 euro aan:
1°...;
2° ...,
door onjuiste of onvolledige verklaringen af te leggen, of door na te laten om noodzakelijke verklaringen af te leggen of inlichtingen te verstrekken;
3° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die in strijd met de behoefte aan werkondersteunende maatregelen, vastgesteld conform artikel 32, eerste lid, van het voormelde decreet van 14 januari 2022 niet voorzien in een begeleiding op de werkvloer;
4° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die niet voorzien in een begeleiding en coaching die overeenstemmen met de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 3, van het voormelde decreet van 14 januari 2022;
5° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de correcte uitvoering van de begeleiding en coaching, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 3, van het voormelde decreet van 14 januari 2022, verhinderen;
6° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die voor de begeleiding van werknemers met een arbeidsbeperking werknemers aanstellen als begeleider die niet gekwalificeerd zijn conform artikel 23, tweede lid, van het voormelde decreet van 14 januari 2022;
7° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die werknemers ontslaan met de uitsluitende bedoeling om hen te vervangen door een of meer werknemers met een arbeidsbeperking die recht geven op werkondersteunende maatregelen of voordeligere werkondersteunende maatregelen of om hen daarna opnieuw aan te werven met het oog op de toekenning van werkondersteunende maatregelen of voordeligere werkondersteunende maatregelen;
8° de externe dienstverlener die, al dan niet met medeweten van of op verzoek van de werkgever in kwestie, niet voorziet in begeleiding die volledig in overeenstemming is met de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 3, van het voormelde decreet van 14 januari 2022, of die de begeleiding niet correct of onvolledig uitvoert.
Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op het voormelde decreet van 14 januari 2022 een administratieve geldboete opgelegd worden van 150 euro tot 1500 euro aan:
1° personen die de premies, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 2 en 3, en hoofdstuk 5 van het voormelde decreet van 14 januari 2022, aanwenden voor andere doeleinden dan de doeleinden waarvoor ze de premies hebben verkregen;
2° personen die onjuiste of onvolledige verklaringen hebben afgelegd om de premies, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 2 en 3, en hoofdstuk 5 van het voormelde decreet van 14 januari 2022, ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden;
3° personen die hebben nagelaten of geweigerd om noodzakelijke verklaringen af te leggen of de inlichtingen te verstrekken die ze moeten verstrekken, om de premies, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 2 en 3, en hoofdstuk 5 van het voormelde decreet van 14 januari 2022, ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden;
4° personen die de premies, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 2 en 3, en hoofdstuk 5 van het voormelde decreet van 14 januari 2022, ten onrechte hebben verkregen of behouden waarop ze geen of maar gedeeltelijk recht hebben, door onjuiste of onvolledige verklaringen af te leggen, of door na te laten of te weigeren om noodzakelijke verklaringen af te leggen of inlichtingen te verstrekken;
5° personen die de volgende handelingen hebben gesteld om de premies, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 2 en 3, en hoofdstuk 5 van het voormelde decreet van 14 januari 2022, ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden:
a) ze hebben valsheid in geschrifte gepleegd op een van de volgende wijzen:
1) door valse handtekeningen;
2) door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen;
3) door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk op te maken of in een akte in te voegen;
4) door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die in de akte opgenomen of vastgesteld moeten worden;
b) ze hebben een valse akte of een vals stuk gebruikt, terwijl ze wisten dat de gebruikte akte of het gebruikte stuk vals was;
6° personen die de volgende handelingen hebben gesteld om de premies, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 2 en 3, en hoofdstuk 5 van het voormelde decreet van 14 januari 2022, ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden:
a) ze hebben bedrog gepleegd door gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen via een informaticasysteem, in te brengen in een informaticasysteem, te wijzigen of te wissen, of met een ander technologisch middel de mogelijke aanwending van gegevens in een informaticasysteem te veranderen, waardoor de juridische draagwijdte van de gegevens verandert;
b) ze hebben gegevens gebruikt waarvan ze wisten dat ze vals waren;
7° personen die, om de premies, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 2 en 3, en hoofdstuk 5 van het voormelde decreet van 14 januari 2022, ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden, valse namen, valse hoedanigheden of valse adressen hebben gebruikt, of die een andere frauduleuze handeling hebben gesteld om te doen geloven in het bestaan van een fictieve persoon, een fictieve onderneming, of een fictieve gebeurtenis, of om op een andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen.
Artikel 13/9. (01/01/2024- ...)
Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor straf vervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op het decreet van 23 december 2022 over de premie kwalificerend werkplekleren voor ondernemingen en de leerlingenpremie alternerende opleiding, een administratieve geldboete opgelegd worden van 150 tot 1500 euro aan:
1° personen die onjuiste of onvolledige verklaringen hebben afgelegd om de premie, vermeld in artikel 5 van het voormelde decreet, ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden;
2° personen die hebben nagelaten of geweigerd om noodzakelijke verklaringen af te leggen of de inlichtingen te verstrekken die ze moeten verstrekken, om de premie, vermeld in artikel 5 van het voormelde decreet, ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden;
3° personen die de premie, vermeld in artikel 5 van het voormelde decreet, ten onrechte hebben verkregen of behouden waarop ze geen of maar gedeeltelijk recht hebben, door onjuiste of onvolledige verklaringen af te leggen, of door na te laten of te weigeren om noodzakelijke verklaringen af te leggen of inlichtingen te verstrekken;
4° personen die, om de premie, vermeld in artikel 5 van het voormelde decreet, ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden, een van de volgende handelingen hebben gesteld:
a) ze hebben valsheid in geschrifte gepleegd op een van de volgende wijzen:
1) door valse handtekeningen;
2) door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen;
3) door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk op te maken of in een akte in te voegen;
4) door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die in de akte opgenomen of vastgesteld moeten worden;
b) ze hebben een valse akte of een vals stuk gebruikt, terwijl ze wisten dat de gebruikte akte of het gebruikte stuk vals was;
5° personen die, om de premie, vermeld in artikel 5 van het voormelde decreet, ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden, een van de volgende handelingen hebben gesteld:
a) ze hebben bedrog gepleegd door gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen via een informaticasysteem, in te brengen in een informaticasysteem, te wijzigen of te wissen, of met een ander technologisch middel de mogelijke aanwending van gegevens in een informaticasysteem te veranderen, waardoor de juridische draagwijdte van de gegevens verandert;
b) ze hebben gegevens gebruikt waarvan ze wisten dat ze vals waren;
6° personen die, om de premie, vermeld in artikel 5 van het voormelde decreet, ten onrechte te verkrijgen of doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden, valse namen, valse hoedanigheden of valse adressen hebben gebruikt of die een andere frauduleuze handeling hebben gesteld om te doen geloven in het bestaan van een fictieve persoon, een fictieve onderneming of een fictieve gebeurtenis, of om op een andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen.
Artikel 13/10. (01/01/2024- ...)
Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan een administratieve geldboete opgelegd worden van 300 tot 3000 euro aan al wie het toezicht verhindert dat krachtens hoofdstuk II van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan is geregeld.
Artikel 14. (01/01/2022- ...)
Wanneer de inbreuk door zijn aangestelde of lasthebber is begaan, is de administratieve geldboete alleen op het opleidingscentrum, de werkgever of, in voorkomend geval, de gebruiker, van toepassing.
De rechtspersoon is hoofdelijk gehouden tot het betalen van de administratieve geldboete die opgelegd is aan zijn werkende vennoten of mandatarissen op basis van artikel 13/4 en 13/5 van dit decreet, als de inbreuk een intrinsiek verband heeft met de verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn belangen, of als de inbreuk voor zijn rekening is gepleegd.
Artikel 15. (01/01/2024- ...)
De inbreuk op de regelgeving, vermeld in artikel 13 tot en met 13/10, wordt strafrechtelijk vervolgd ofwel wordt een administratieve geldboete opgelegd onder de voorwaarden zoals bepaald in artikel 17.
De administratieve geldboete wordt opgelegd door de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaar of ambtenaren.
De door de Vlaamse Regering aangewezen ambtenaren oefenen hun bevoegdheid uit onder de voorwaarden die hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid waarborgen.
Die ambtenaren mogen geen beslissingen nemen in dossiers waarin zij al zijn opgetreden in een andere hoedanigheid, noch enig belang hebben in ondernemingen die betrokken zijn in de procedure.
Artikel 16. (... - ...)
Het openbaar ministerie beslist of het al dan niet strafrechtelijk vervolgt.
De instelling van de strafvordering sluit het opleggen van een administratieve geldboete uit.
Elke beslissing over de strafvordering of over het opleggen van een administratieve geldboete uit hoofde van een inbreuk, wordt op verzoek van de sociaalrechtelijke inspecteur die proces-verbaal heeft opgemaakt, aan deze inspecteur ter kennis gebracht. De Vlaamse administratie verzorgt de uitvoering van deze kennisgeving in functie van de documenten en stukken die zij heeft.
Artikel 17. (01/01/2024- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)
§ 1. Het openbaar ministerie beschikt over een termijn van zes maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal om van zijn beslissing omtrent het al dan niet instellen van een strafvervolging kennis te geven aan de krachtens artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar.
Bij gemotiveerde beslissing kan het Openbaar Ministerie die termijn verlengen met maximaal zes maanden. Het Openbaar Ministerie brengt de aangewezen ambtenaar, vermeld in artikel 15, tweede lid, daarvan op de hoogte.
§ 2. Als het openbaar ministerie van strafvervolging afziet of de krachtens artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar niet binnen de gestelde termijn op de hoogte brengt van zijn beslissing, beslist de aangewezen ambtenaar of naar aanleiding van de inbreuk een administratieve geldboete wordt opgelegd. De beslissing wordt genomen nadat aan de overtreder de mogelijkheid geboden is om zijn verweermiddelen naar voren te brengen.
De aangewezen ambtenaar brengt de overtreder met een aangetekende brief op de hoogte van de feiten die hem ten laste zijn gelegd. In die oproepingsbrief wordt het volgende meegedeeld:
1° het recht van de overtreder om zijn verweermiddelen schriftelijk of mondeling in te dienen binnen dertig dagen vanaf de dag van de kennisgeving van de oproepingsbrief;
2° de mogelijkheid tot bijstand van een raadsman;
3° de mogelijkheid van de overtreder of zijn raadsman om inzage te krijgen in het dossier of om een elektronisch afschrift ervan te verkrijgen binnen de termijn, vermeld in punt 1°.
Als de overtreder verzuimd heeft om de aangetekende brief bij de post af te halen binnen de vastgestelde termijn, kan de bevoegde administratie hem met een gewone brief, ter informatie, nog een tweede uitnodiging sturen om zijn verweermiddelen in te dienen. De termijn, vermeld in het tweede lid, 1°, kan in dat geval eenmalig met 30 dagen worden verlengd.
De aangewezen ambtenaar beschikt over twaalf maanden om een administratieve geldboete op te leggen. Die termijn begint te lopen vanaf de kennisneming van de beslissing, vermeld in paragraaf 1, of, als die kennisgeving ontbreekt, vanaf het einde van de termijn, vermeld in paragraaf 1.
§ 3. Indien de aangewezen ambtenaar beslist een administratieve geldboete op te leggen, vermeldt zijn beslissing met in achtneming van de bepalingen van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshande-lingen, het bedrag, de tekst van § 5 en de termijn waarbinnen en de manier waarop de administratieve geldboete betaald wordt.
Wanneer verzachtende omstandigheden aanwezig zijn kan de aangewezen ambtenaar een administratieve geldboete onder de betreffende minimumbedragen opleggen zonder dat de geldboete lager mag zijn dan 40 % van het toepasselijke minimumbedrag.
§ 3/1. Op vraag van de overtreder kan de aangewezen ambtenaar geheel of gedeeltelijk uitstel van tenuitvoerlegging van de administratieve geldboete verlenen, gedurende een proefperiode die niet minder dan één jaar en niet meer dan drie jaar mag bedragen.
Het uitstel wordt verleend in de beslissing tot oplegging van administratieve geldboete.
Het uitstel wordt van rechtswege herroepen als gedurende de proeftijd een nieuwe inbreuk omschreven in dit hoofdstuk wordt gepleegd, met een administratieve of gerechtelijke beslissing tot schuldigverklaring, een administratieve beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete of een gerechtelijke veroordeling tot gevolg.
§ 4. De in § 3 vermelde beslissing wordt bij een ter post aangetekende brief aan de overtreder ter kennis gegeven. De kennisgeving vermeldt de wijze waarop tegen de beslissing beroep kan worden ingesteld.
De verzending van de kennisgeving van de beslissing doet de strafvordering uit hoofde van de in artikel 2 van dit decreet genoemde regelgeving vervallen.
De betaling van de administratieve geldboete en de eventuele invorderingskosten maakt een einde aan de vordering van de Vlaamse overheid.
§ 5. De overtreder die de beslissing van de bevoegde ambte-naar betwist, tekent op straffe van verval binnen een termijn van twee maanden na de verzending van de kennisgeving van de beslissing, door middel van de neerlegging van een verzoekschrift overeenstemmend met de bepalingen van artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek beroep aan bij de arbeidsrechtbank. Dit beroep schorst de uitvoering van de beslissing.
§ 6. In geval van beroep tegen de beslissing van de bevoegde ambtenaar kunnen de arbeidsgerechten, wanneer verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, het bedrag van de opgelegde administratieve geldboete verminderen tot onder de toepasselijke minimumbedragen, zonder dat de geldboete lager mag zijn dan 40 % van het betreffende minimumbedrag.
§ 7. De Vlaamse regering bepaalt de termijn en de nadere regelen voor de betaling van de administratieve geldboeten.
§ 8. Onverminderd de decreten van 22 februari 1995 tot regeling van de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor, respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest, en de instellingen die eronder ressorteren zal de Vlaamse regering bij besluit de ambtenaren binnen haar administratie machtigen om de in dit decreet bedoelde onbetwiste en opeisbare administratieve geldboeten en eventuele invorderingskosten te verhalen.
De ambtenaar aangewezen krachtens artikel 15, tweede lid, van dit decreet deelt de beslissing van hemzelf of van het ar-beidsgerecht die in kracht van gewijsde is gegaan mede aan de door deze paragraaf gemachtigde ambtenaren.
Artikel 18. (11/08/2017- ...)
In geval van samenloop van meerdere inbreuken worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd zonder dat ze evenwel het bedrag van 20.000 euro mogen overschrijden, of het dubbele van het maximum van de hoogste administratieve geldboete als dit bedrag hoger ligt.
Wanneer eenzelfde feit verscheidene inbreuken oplevert of wanneer verschillende inbreuken die gelijktijdig worden voorgelegd aan de bevoegde administratie de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van hetzelfde misdadig opzet, wordt alleen de zwaarste administratieve geldboete uitgesproken.
Wanneer de krachtens artikel 15, tweede lid, van dit decreet aangewezen ambtenaar vaststelt dat inbreuken die reeds het voorwerp waren van een in kracht van gewijsde gegane beslissing en andere feiten die bij hem aanhangig zijn en die, in de veronderstelling dat zij bewezen zouden zijn, aan die beslissing voorafgaan en samen met de eerste inbreuken de opeenvol-gende en voortgezette uitvoering zijn van een zelfde bijzonder opzet, houdt hij bij de straftoemeting rekening met de reeds opgelegde sancties. Indien deze hem voor een juiste sanctionering van al die inbreuken voldoende lijken, spreekt hij zich over de schuldvraag uit en verwijst hij in zijn beslissing naar de reeds opgelegde sancties.
Artikel 18/1. (01/01/2024- ...)
Onder dezelfde voorwaarden als voorzien voor strafrechtelijke geldboeten, worden administratieve geldboeten vermenigvuldigd met het aantal werknemers en gebruikers op wie de inbreuk betrekking heeft.
De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.
Artikel 18/2. (01/01/2024- ...)
De opdeciemen, vermeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn ook van toe- passing op de administratieve geldboeten, vermeld in artikel 13 tot en met 13/10 van dit decreet.
De aangewezen ambtenaren, vermeld in artikel 15, tweede lid, van dit decreet, vermelden in de beslissing, vermeld in artikel 17, §2, eerste lid, de vermenigvuldiging krachtens artikel 1, eerste lid, van de voormelde wet, en vermelden het getal dat het gevolg is van die verhoging.
Artikel 19. (01/01/2024- ...)
Bij herhaling binnen vijf jaar na een strafrechtelijke veroordeling of na een administratieve beslissing om een administratieve geldboete op te leggen als vermeld in artikel 13 tot en met 13/10, kan het bedrag van de administratieve geldboete op het dubbele van het maximum worden gebracht.
Met toepassing van artikel 18 mag het bedrag niet hoger zijn dan 40.000 euro, of het viervoud van de hoogste administratieve geldboete als dat bedrag hoger is.
De termijn van vijf jaar, vermeld in het eerste lid, begint op de dag waarop de administratieve beslissing niet langer vatbaar is voor beroep, of op de dag dat de gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 20. (01/05/2015- ...)
§ 1. Een administratieve geldboete kan niet worden opgelegd indien binnen twee jaar na de datum van het proces-verbaal het opleidingscentrum, de werkgever of, in voorkomend geval, de gebruiker niet in de mogelijkheid werd gesteld zijn verweermiddelen bij de aangewezen ambtenaar naar voor te brengen.
De vordering van de Vlaamse overheid uit hoofde van de administratieve geldboete verjaart vijf jaar na het laatste feit dat de bij dit decreet bedoelde inbreuk uitmaakt.
§ 2. De daden van onderzoek of vervolging, met inbegrip van de kennisgevingen van het openbaar ministerie omtrent het al dan niet instellen van strafvervolging en de in artikel 17, § 2, vermelde kennisgeving aan het opleidingscentrum, de werkgever en, in voorkomend geval de gebruiker, waarbij hem de mogelijkheid wordt geboden om zijn verweermiddelen naar voren te brengen, verricht binnen de in § 1, eerste lid, van dit artikel gestelde termijn, stuiten de loop van de in § 1, eerste lid, vermelde termijn. Met die daden begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen, zelfs ten aanzien van personen die niet het voorwerp uitmaakten van de kennisgeving, noch bij de daden van onderzoek betrokken waren.
Artikel 21. (01/01/2024- ...)
Onder de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, kan voor de volgende inbreuken op het decreet van 10 december 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling, een administratieve geldboete worden opgelegd van 10 tot 100 euro aan het bureau, vermeld in artikel 3, 3°, a) tot en met d), van dit decreet, dat:
1° bemiddelingsdiensten, zoals bepaald in artikel 3, 1°, b) en c), van het decreet van 10 december 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling, verricht voor vacatures waar geen reëel jobaanbod tegenover staat;
2° productieve praktische proeven organiseert in het kader van een selectieprocedure, die langer duren dan noodzakelijk is om de bekwaamheid van de sollicitant te onderzoeken;
3° geen document waarin de rechten en verplichtingen van de werknemer en de werkgever overhandigt aan de gegadigden of in extenso aanplakt in de voor het publiek toegankelijke lokalen van het bureau;
4° bij externe communicatie, ongeacht onder welke vorm, geen melding maakt van het erkenningsnummer of registratienummer;
5° de benaming niet vermeldt waaronder het is erkend;
6° niet voldoet aan de criteria inzake kwaliteit en deskundigheid, vermeld in artikel 5, 17°, van het decreet van 10 december 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling.
Artikel 21/1. (01/01/2024- ...)
Onder de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, kan aan de werknemer die de opleiding niet nauwgezet volgt en die meer opleidingsverlof opneemt dan de uren waarop de werknemer recht heeft volgens artikel 111 en 116 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en de uitvoeringsbesluiten ervan, een administratieve geldboete opgelegd worden van 10 tot 100 euro.
Artikel 21/2. (01/01/2024- ...)
Onder de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, kan aan eenieder die onjuiste inlichtingen verschaft met het oog op de toepassing van een transitiepremie voor ondernemers als vermeld in het decreet van 22 december 2017 houdende een premie om de transitie van werkzoekenden naar ondernemerschap te stimuleren en de uitvoeringsbesluiten ervan, een administratieve geldboete opgelegd worden van 10 tot 100 euro.
Artikel 21/3. (01/01/2024- ...)
Onder de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, kan aan elke persoon die onjuiste of onvolledige inlichtingen verschaft of bepaalde inlichtingen achterhoudt met het oog op het verkrijgen van de premie, vermeld in artikel 3 van het decreet van 20 mei 2022 tot regeling van de toekenning van een jobbonus en de uitvoeringsbesluiten ervan, een administratieve geldboete opgelegd worden van 10 tot 100 euro.
Artikel 21/4. (01/01/2024- ...)
Onder de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, kan aan elke persoon die onjuiste of onvolledige inlichtingen verschaft of bepaalde inlichtingen achterhoudt met het oog op het verkrijgen van de jobbonus plus, vermeld in het decreet van 15 juli 2022 tot regeling van de toekenning van een jobbonus plus voor startende zelfstandigen en de uitvoeringsbesluiten ervan, een administratieve geldboete opgelegd worden van 10 tot 100 euro.
Artikel 21/5. (01/08/2024- ...)
Onder de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, kan voor de volgende inbreuken op de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen een administratieve geldboete worden opgelegd van 10 tot 100 euro aan de erkende dienstenchequeonderneming, die:
1° geen schriftelijke overeenkomst heeft opgemaakt conform artikel 6, §2, van de voormelde wet;
2° niet voldaan heeft aan de verplichting, vermeld in artikel 2, §2, eerste lid, l, van de voormelde wet.
De administratieve geldboete die wordt opgelegd met toepassing van het eerste lid, wordt vermenigvuldigd met het aantal gebruikers met wie geen schriftelijke overeenkomst als vermeld in het eerste lid, 1°, is opgemaakt en/of met het aantal gebruikers waarvoor niet voldaan is aan de verplichting, vermeld in het eerste lid, 2°. De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.
Artikel 22. (... - ...)
Artikel 14 van dit decreet is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot oplegging van de administratieve geldboete.
Artikel 23. (01/01/2024- ...)
§1. De administratieve geldboete wordt opgelegd door de krachtens artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar.
§2. Met uitzondering van de tussenkomst van het Openbaar Ministerie en de gevolgen hiervan op de bevoegdheid van de aangewezen ambtenaar en de verzachtende omstandigheden die niet kunnen weerhouden worden is artikel 17 van dit decreet van overeenkomstige toepassing.
§3. Artikel 18 e, 18/2 zijn van overeenkomstige toepassing op het bepalen van de hoogte van de administratieve geldboete.
§4. Als dezelfde inbreuk wordt vastgesteld binnen vijf jaar nadat een administratieve geldboete is opgelegd conform artikel 21 tot en met 21/4, kan het bedrag van de administratieve geldboete op het dubbele van het maximum worden gebracht.
De termijn van vijf jaar, vermeld in het eerste lid, begint op de dag waarop de administratieve beslissing niet langer vatbaar is voor beroep.
§5. De in § 2 bedoelde beslissing kan niet meer worden genomen na een jaar te rekenen vanaf het plegen van het feit dat een in artikel 21 bedoelde inbreuk uitmaakt.
§6. De daden van onderzoek of vervolging, met inbegrip van de door artikel 17, § 2, geregelde kennisgeving aan de werkgever of, in voorkomend geval, aan de gebruiker, om zijn verweermiddelen naar voren te brengen, verricht binnen de in § 5 gestelde termijn, stuiten de loop ervan. Met die daden begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen, zelfs ten aanzien van personen die niet het voorwerp uitmaakten van de kennisgeving, noch bij de daden van onderzoek betrokken waren.
Artikel 23/1. (01/01/2024- ...)
Deze afdeling voorziet in de gedeeltelijke omzetting van hoofdstuk VI van de richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en tot wijziging van verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samen- werking via het informatiesysteem interne markt (‘de IMI-verordening’).
Artikel 23/2. (01/01/2024- ...)
§1. De in artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar kan, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI van voormelde richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014, bij de bevoegde instantie van een andere EU-lidstaat een verzoek tot kennisgeving van een beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete indienen. Het moet hierbij gaan om een administratieve geldboete die:
1° door de aangewezen ambtenaar overeenkomstig de bepalingen van dit decreet is opgelegd of, in voorkomend geval, door de arbeidsgerechten is bevestigd;
2° door de aangewezen ambtenaar niet ter kennis kan worden gebracht aan de in een andere EU-lidstaat gevestigde dienstverrichter overeenkomstig artikel 17, §4, van dit decreet.
§2. De in artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar dient geen verzoek tot kennisgeving van een beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete in, indien en zo lang als de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete in België wordt betwist of aangevochten.
§3. De in artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar doet het verzoek tot kennisgeving via het IMI-systeem door middel van een uniform instrument en verstrekt daarin ten minste de volgende gegevens:
1° de naam en het bekende adres van de geadresseerde en alle andere relevante gegevens of informatie voor de identificatie van de geadresseerde;
2° een samenvatting van de feiten en de omstandigheden van de inbreuk, de aard van de inbreuk en de toepasselijke regelgeving;
3° het instrument dat de handhaving in België toelaat en alle andere relevante gegevens of documenten met betrekking tot de onderliggende vordering en de administratieve geldboete, met inbegrip van gegevens of documenten van juridische aard;
4° de naam, het adres en andere contactgegevens van de aangewezen ambtenaar; 5° het doel van de kennisgeving en de termijn waarbinnen de kennisgeving moet
worden gedaan.
Artikel 23/3. (01/01/2024- ...)
§1. De in artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar kan, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI van voormelde richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014, bij de bevoegde instantie van een andere EU-lidstaat een verzoek tot invordering van een beslissing tot op- legging van een administratieve geldboete indienen. Het moet hierbij gaan om een administratieve geldboete die:
1° door de aangewezen ambtenaar overeenkomstig de bepalingen van dit decreet is opgelegd of, in voorkomend geval, door de arbeidsgerechten is bevestigd;
2° waartegen geen beroep meer kan worden ingesteld;
3° door de in artikel 17, §8, eerste lid, van dit decreet aangewezen ambtenaar niet kan worden ingevorderd van de in een andere EU-lidstaat gevestigde dienstverrichter.
§2. De in artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar dient geen verzoek tot invordering van een beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete in, indien en zo lang de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete, evenals de onderliggende vordering of het instrument dat de handhaving in België toelaat, in België kan worden betwist of aangevochten.
§3. De in artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar doet het verzoek tot invordering via het IMI-systeem door middel van een uniform instrument en verstrekt daarin ten minste de volgende gegevens:
1° de naam en het bekende adres van de geadresseerde en alle andere relevante gegevens of informatie voor de identificatie van de geadresseerde;
2° een samenvatting van de feiten en de omstandigheden van de inbreuk, de aard van de inbreuk en de toepasselijke regelgeving;
3° het instrument dat de handhaving in België toelaat en alle andere relevante gegevens of documenten met betrekking tot de onderliggende vordering en de administratieve geldboete, met inbegrip van gegevens of documenten van juridische aard;
4° de naam, het adres en andere contactgegevens van de aangewezen ambtenaar;
5° de datum waarop het vonnis of arrest of de beslissing voor tenuitvoerlegging vatbaar of definitief is geworden;
6° een beschrijving van de aard en het bedrag van de administratieve geldboete;
7° alle gegevens die voor het handhavingsproces relevant zijn, met inbegrip van het feit of het vonnis of arrest of de beslissing aan de verweerder(s) betekend is en/of bij verstek is gewezen, alsmede een bevestiging van de aangewezen ambtenaar dat tegen de geldboete geen beroep meer kan worden aangetekend, evenals de onderliggende vordering op basis waarvan het verzoek wordt ingediend en de verschillende componenten ervan.
Artikel 23/4. (01/01/2024- ...)
Deze afdeling voorziet in de gedeeltelijke omzetting van hoofdstuk VI van de richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en tot wijziging van verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het informatiesysteem interne markt (‘de IMI-verordening’).
Artikel 23/5. (01/01/2024- ...)
§1. De in artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar neemt, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI van voormelde richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014, kennis van ieder verzoek van een bevoegde instantie van een andere EU-lidstaat tot kennisgeving van een beslissing tot oplegging van een administratieve financiële sanctie en/of boete opgelegd aan een in het Vlaamse Gewest gevestigde dienstverrichter wegens het nietnaleven van de in de betreffende lidstaat geldende regels inzake detachering van werknemers. Het moet hierbij gaan om een administratieve financiële sanctie of boete die:
1° overeenkomstig de wetten en procedures van de verzoekende lidstaat door een bevoegde instantie is opgelegd of door een administratieve of gerechtelijke instantie of, in voorkomend geval, door arbeidsgerechten is bevestigd;
2° door de verzoekende instantie van een andere EU-lidstaat niet ter kennis kan worden gebracht aan de in het Vlaamse Gewest gevestigde dienstverrichter overeenkomstig de in die EU-lidstaat geldende nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve gebruiken.
§2. De in artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar gaat na of:
1° het via het IMI-systeem ontvangen verzoek vergezeld is van de relevante documenten, desgevallend met inbegrip van het vonnis of arrest of de onherroepelijke beslissing of een gewaarmerkt afschrift daarvan;
2° deze administratieve financiële sanctie of boete onder de toepassing valt van voormelde richtlijn;
3° het verzoek volledig is, strookt met de onderliggende beslissing en de in artikel 16, leden 1 en 2, van voormelde richtlijn vermelde gegevens bevat en met name:
a) de naam en het bekende adres van de geadresseerde en alle andere relevante gegevens of informatie voor de identificatie van de geadresseerde;
b) een samenvatting van de feiten en de omstandigheden van de inbreuk, de aard van de inbreuk en de toepasselijke regelgeving;
c) het instrument dat de handhaving in de verzoekende lidstaat toelaat en alle andere relevante gegevens of documenten met betrekking tot de onderliggende vordering en de administratieve financiële sanctie of boete, met inbegrip van gegevens of documenten van juridische aard;
d) de naam, het adres en andere contactgegevens van de voor de beoordeling van de administratieve financiële sanctie of boete bevoegde instantie en van de bevoegde instantie waar nadere informatie kan worden verkregen over de administratieve financiële sanctie of boete of over de mogelijkheden om de betalingsverplichting of de beslissing tot betalings- verplichting te betwisten;
e) het doel van de kennisgeving en de termijn waarbinnen de kennisgeving moet worden gedaan.
§3. Als aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2, is voldaan, gaat de in artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar binnen de maand na ontvangst van het verzoek over tot de kennisgeving van de beslissing, alsmede van de desbetreffende documenten, aan de in het Vlaamse Gewest gevestigde dienstverrichter. Deze kennisgeving gebeurt per aangetekende brief.
De kennisgeving, vermeld in het eerste lid, heeft uitvoerbare kracht en wordt geacht hetzelfde effect te hebben als wanneer de kennisgeving door de verzoekende lidstaat was gedaan.
§4. De in artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar kan weigeren om gevolg te geven aan het verzoek tot kennisgeving, als:
1° het verzoek de gegevens, vermeld in §2, 3°, a) tot en met e), niet bevat;
2° het verzoek onvolledig is;
3° het verzoek onmiskenbaar niet strookt met de onderliggende beslissing.
§5. De in artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar stelt de verzoekende instantie van de andere EU-lidstaat in kennis van:
1° de maatregelen die hij naar aanleiding van het verzoek tot kennisgeving heeft genomen en de datum waarop de geadresseerde in kennis werd gesteld;
2° de weigeringsgronden, als hij de kennisgeving weigert overeenkomstig paragraaf 4.
Artikel 23/6. (01/01/2024- ...)
§1. De in artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar neemt, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI van voormelde richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014, kennis van ieder verzoek van een bevoegde instantie van een andere EU-lidstaat tot invordering van een administratieve financiële sanctie of boete opgelegd aan een in het Vlaamse Gewest gevestigde dienstverrichter wegens het nietnaleven van de in de betreffende lid- staat geldende regels inzake detachering van werknemers. Het moet hierbij gaan om een administratieve financiële sanctie of boete die:
1° overeenkomstig de wetten en procedures van de verzoekende lidstaat door een bevoegde instantie is opgelegd of door een administratieve of gerechtelijke instantie of, in voorkomend geval, door arbeidsgerechten is bevestigd;
2° waartegen geen beroep meer kan worden ingesteld;
3° door de verzoekende instantie van een andere EU-lidstaat niet kan worden ingevorderd van de in het Vlaamse Gewest gevestigde dienstverrichter overeenkomstig de in die EU-lidstaat geldende nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve gebruiken.
§2. De in artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar gaat na of:
1° het via het IMI-systeem ontvangen verzoek vergezeld is van de relevante documenten in verband met de invordering van die administratieve financiële sanctie of boete, desgevallend met inbegrip van het vonnis of arrest of de definitieve beslissing of een gewaarmerkt afschrift daarvan, die de wettelijke basis en titel vormt voor de tenuitvoerlegging van het invorderingsverzoek;
2° de in te vorderen financiële sanctie of boete onder de toepassing valt van voormelde richtlijn;
3° het verzoek volledig is, strookt met de onderliggende beslissing en de in artikel 16, leden 1 en 2, van voormelde richtlijn vermelde gegevens bevat en met name:
a) de naam en het bekende adres van de geadresseerde en alle andere relevante gegevens of informatie voor de identificatie van de geadresseerde;
b) een samenvatting van de feiten en de omstandigheden van de inbreuk, de aard van de inbreuk en de toepasselijke regelgeving;
c) het instrument dat de handhaving in de verzoekende lidstaat toelaat en alle andere relevante gegevens of documenten met betrekking tot de onderliggende vordering en de administratieve financiële sanctie of boete, met inbegrip van gegevens of documenten van juridische aard;
d) de naam, het adres en andere contactgegevens van de voor de beoordeling van de administratieve sanctie of boete bevoegde instantie en van de bevoegde instantie waar nadere informatie kan worden verkregen over de administratieve financiële sanctie of boete of over de mogelijkheden om de betalingsverplichting of de beslissing tot betalingsverplichting te betwisten;
e) de datum waarop het vonnis of arrest of de beslissing voor tenuitvoerlegging vatbaar of definitief is geworden;
f) een beschrijving van de aard en het bedrag van de administratieve financiële sanctie of boete;
g) alle gegevens die voor het handhavingsproces relevant zijn, met inbegrip van het feit of het vonnis of arrest of de beslissing aan de verweerder(s) betekend is en/of bij verstek is gewezen, alsmede een bevestiging van de verzoekende instantie dat tegen de administratieve financiële sanctie en/ of boete geen beroep meer kan worden aangetekend, evenals de onderliggende vordering op basis waarvan het verzoek wordt ingediend en de verschillende componenten ervan;
4° de in te vorderen administratieve financiële sanctie of boete minstens 350 euro bedraagt of het equivalent van dat bedrag.
§3. Als aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2, is voldaan, vordert de in artikel 17, §8, eerste lid, aangewezen ambtenaar de administratieve financiële sanctie of boete in.
§4. De in artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar doet de kennisgeving van het verzoek tot invordering van een administratieve financiële sanctie of boete, alsmede van de desbetreffende documenten, aan de in het Vlaamse Gewest gevestigde dienstverrichter binnen de maand na ontvangst van het verzoek daartoe van een bevoegde instantie van de andere EU-lidstaat.
§5. De in artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar kan weigeren om gevolg te geven aan het invorderingsverzoek als:
1° het verzoek de gegevens, vermeld in §2, 3°, a) tot en met g), niet bevat;
2° het verzoek onvolledig is;
3° het verzoek onmiskenbaar niet strookt met de onderliggende beslissing;
4° de in te vorderen administratieve financiële sanctie of boete minder bedraagt dan 350 euro of het equivalent van dat bedrag;
5° uit onderzoek duidelijk blijkt dat de verwachte kosten of middelen van de invordering van de boete niet in verhouding staan tot het in te vorderen bedrag of grote moeilijkheden zouden opleveren;
6° de in de Belgische Grondwet opgenomen grondrechten en vrijheden van verweerders en de rechtsbeginselen die op hen van toepassing zijn, niet zijn nageleefd.
§6. De in artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar stelt de verzoekende instantie van de andere EU-lidstaat in kennis van:
1° de maatregelen die hij naar aanleiding van het verzoek tot invordering heeft genomen en de datum waarop de geadresseerde in kennis werd gesteld;
2° de weigeringsgronden, als hij de uitvoering van een verzoek tot invordering weigert overeenkomstig paragraaf 5.
Artikel 23/7.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(Datum te bepalen door Vlaamse Regering- ...)Als de betrokken dienstverrichter of een belanghebbende partij in de loop van de procedures, vermeld in artikel 23/5 en 23/6, de administratieve sanctie of boete of de onderliggende vordering aanvecht of er beroep tegen instelt, worden deze procedures geschorst in afwachting van een beslissing van het bevoegde orgaan of de bevoegde instantie in de verzoekende lidstaat. Het aanvechten of het instellen van beroep dient te geschieden bij de bevoegde instantie of autoriteit in de verzoekende lidstaat.
Artikel 23/8.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(Datum te bepalen door Vlaamse Regering- ...)§1. De bedragen die ingevorderd worden in het kader van de procedure, vermeld in artikel 23/6, komen toe aan het Vlaamse Gewest.
De verschuldigde bedragen worden door de in artikel 17, §8, eerste lid, aangewezen ambtenaar ingevorderd in euro.
In voorkomend geval zet de in artikel 15, tweede lid, aangewezen ambtenaar de administratieve financiële sanctie of boete om in euro volgens de wisselkoers die op de datum van het opleggen van de administratieve financiële sanctie of boete van toepassing was.
§2. Ten aanzien van de EU-lidstaat die het verzoek tot kennisgeving van een beslissing tot oplegging van een administratieve financiële sanctie of boete of het verzoek tot invordering van een beslissing tot oplegging van een administratieve financiële sanctie of boete ingediend heeft, wordt afgezien van de vergoeding van de kosten die voortvloeien uit de procedures, vermeld in artikel 23/5 en 23/6.
Artikel 24. (01/01/2024- ...)
Onverminderd de strafbepalingen van de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek:
1° worden gestraft met een geldboete van 100 tot 1000 euro het opleidingscentrum, de werkgever en in voorkomend geval de gebruiker, zijn aangestelden of lasthebbers, die binnen de door de sociaalrechtelijke inspecteurs bepaalde termijn, het door deze laatsten gegeven bevel tot aanplakking en/of overhandiging van documenten waarvan het bestaan krachtens de bestaande regelgeving zeker is, bedoeld bij artikel 7, 3°, van dit decreet, niet nakomen;
2° worden gestraft met een geldboete van 100 tot 1000 euro het opleidingscentrum, de werkgever en, in voorkomend geval, de gebruiker, zijn aangestelden of lasthebbers, die binnen de termijn die de sociaalrechtelijke inspecteurs bepalen, het bevel van de sociaalrechtelijke inspecteurs tot het opmaken of overhandigen van elk document ter vervanging van de documenten, vermeld in de reglementeringen waarvoor de sociaalrechtelijke inspecteurs bevoegd zijn, vermeld in artikel 7, 4°, van dit decreet, niet nakomen;
3° wordt gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een geldboete van 600 tot 6000 euro of met één van die straffen alleen, al wie het krachtens hoofdstuk II van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan geregelde toe-zicht verhindert;
4° worden gestraft met een geldboete van 100 tot 1000 euro, de personen die zich niet houden aan de beslissing van de voorzitter van de arbeidsrechtbank, vermeld in artikel 7/5 van dit decreet.
De strafbepalingen, vermeld in het eerste lid, punt 3°, zijn niet van toepassing op de inbreuken op artikel 7, 2°, c/1).
Bij herhaling binnen vijf jaar kan de straf, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 4°, op het dubbele van het maximum worden gebracht.
Artikel 25. (... - ...)
De opleidingscentra, werkgevers of de gebruikers zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe hun aangestelden of lasthebbers zijn veroordeeld.
Artikel 26. (... - ...)
In geval van herhaling van een in artikel 24 bedoeld misdrijf, is artikel 85 van het Strafwetboek niet van toepassing.
Artikel 26/1. (01/01/2024- ...)
De volgende personen kunnen door de Vlaamse Regering gedurende een periode van maximaal twaalf maanden worden uitgesloten van het recht op subsidie:
1° de persoon die een in kracht van gewijsde gegane strafrechtelijke veroordeling heeft opgelopen wegens een inbreuk die conform dit decreet of conform de in artikel 2, eerste lid, van dit decreet vermelde regelgeving wordt bestraft met een strafrechtelijke geldboete van 300 tot 3000 euro of met een strafrechtelijke boete van 600 tot 6000 euro;
2° de persoon die conform dit decreet een niet langer voor beroep vatbare administratieve beslissing heeft opgelopen wegens een inbreuk die conform dit decreet wordt bestraft met een administratieve geldboete van 150 tot 1500 euro of een administratieve geldboete van 300 tot 3000 euro;
3° de persoon die een in kracht van gewijsde gegane strafrechtelijke veroordeling of een niet langer voor beroep vatbare administratieve beslissing heeft opgelopen wegens een inbreuk op de sociale wetgeving die wordt bestraft met een sanctie van niveau 4 als vermeld in artikel 101 van het Sociaal Strafwetboek.
Artikel 27. (... - ...)
(niet opgenomen)
(Voegt artikel 7 in de wet van 1 juli 1963 houdende toekenning van een vergoeding voor sociale promotie in)
Artikel 28. (... - ...)
(niet opgenomen)
(Wijzigt de artikelen 6 en 11 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, en heft de artikelen 7, 8 en 9 van hetzelfde decreet op)
Artikel 29. (... - ...)
(niet opgenomen)
(Voegt artikel 27 in het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector in)
Artikel 30. (... - ...)
(niet opgenomen)
(Wijzigt de artikelen 15 en 17 van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen)
Artikel 31. (... - ...)
§ 1. (niet opgenomen)
(Wijzigt artikel 18 van het decreet van 13 april 1999 met betrekking tot de private arbeidsbemiddeling in het Vlaamse Gewest)
§ 2. (niet opgenomen)
(Wijzigt artikel 19 van hetzelfde decreet)
§ 3. (niet opgenomen)
(Wijzigt artikel 19 van hetzelfde decreet)
§ 4. (niet opgenomen)
(Heft artikel 23 van hetzelfde decreet op)
§ 5. (niet opgenomen)
(Wijzigt artikel 24 van hetzelfde decreet)
Artikel 32. (... - ...)
(niet opgenomen)
(Wijzigt artikel 11 van het decreet van 18 mei 1999 houdende oprichting van een Herplaatsingsfonds)
Artikel 33. (... - ...)
§ 1. (niet opgenomen)
(Wijzigt artikel 10 van het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt)
§ 2. (niet opgenomen)
(Wijzigt artikel 17 van hetzelfde decreet)
Artikel 34. (... - ...)
(niet opgenomen)
(Wijzigt artikel 37 van het besluit van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en
beroepsopleiding)
Artikel 35. (... - ...)
Uiterlijk op 30 maart volgend op het jaar waarop het betrekking heeft, brengt de Vlaamse regering verslag uit bij het Vlaams Parlement omtrent de toepassing van dit decreet.
Dit verslag zal eveneens ter bespreking aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen worden meegedeeld.
De Vlaamse regering bepaalt nader de vorm en de inhoud van dit verslag.
Artikel 36. (... - ...)
(niet opgenomen)
(Wijzigt artikel 1 van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboetes toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten)
Artikel 37. (... - ...)
(niet opgenomen)
(Heft het besluit van de Vlaamse regering van 16 januari 1985 tot bepaling van het toezicht op de toekenning en de intrek-king van arbeidsvergunningen en arbeidskaarten voor werknemers van vreemde nationaliteit op)
Artikel 38. (... - ...)
Dit decreet wordt aangehaald als "decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht".
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 04/10/2024