Decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp [en binnen het kader van het decreet betreffende het jeugddelinquentierecht (ing. decr. 15 maart 2019, art. 3, I: 1 september 2019)]

Datum 07/05/2004

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
  2. HOOFDSTUK II TOEPASSINGSGEBIED
  3. HOOFDSTUK III BEKWAAMHEID VAN DE MINDERJARIGE
  4. HOOFDSTUK IV BELANG VAN DE MINDERJARIGE
  5. HOOFDSTUK V RECHTEN VAN DE MINDERJARIGE
    1. AFDELING 1 ALGEMENE BEPALING
    2. AFDELING 2 HET RECHT OP JEUGDHULP
    3. AFDELING 3 RECHT OP INSTEMMING MET EN VRIJE KEUZE VAN DE BUITENGERECHTELIJKE JEUGDHULP
    4. AFDELING 4 RECHT OP INFORMATIE EN DUIDELIJKE COMMUNICATIE
    5. AFDELING 4/1 RECHT OP ONDERWIJS, TIJDSBESTEDING, VRIJE TIJD, FYSIEKE ACTIVITEIT EN ARBEID IN DE RESIDENTIËLE JEUGDHULPVERLENING, EEN GEMEENSCHAPSINSTELLING OF HET VLAAMS DETENTIECENTRUM
    6. AFDELING 5 HET RECHT OP RESPECT VOOR HET GEZINSLEVEN
    7. AFDELING 6 RECHT OP INSPRAAK EN PARTICIPATIE
    8. AFDELING 7 HET DOSSIER
    9. AFDELING 8 RECHT OP BIJSTAND
    10. AFDELING 9 RECHT OP PRIVACY
    11. AFDELING 10 RECHT OP EEN VRIJ BESTEEDBAAR BEDRAG
    12. AFDELING 11 RECHT OP EEN MENSWAARDIGE BEHANDELING
    13. AFDELING 12 KLACHTRECHT
  6. HOOFDSTUK VI OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Inhoud

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN (... - ...)

Artikel 1. (... - datum onbepaald)

Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Artikel 2. (25/05/2018- datum onbepaald)

§ 1. In dit decreet wordt verstaan onder:
1° decreet integrale jeugdhulp: het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;
2° jeugdhulp: het geheel van de jeugdhulpverlening, alsook de indicatiestelling en de jeugdhulpregie die worden verricht door en voor de toegangspoort, en de opdrachten die worden uitgevoerd door de gemandateerde voorzieningen, vermeld in artikel 2, § 1, 17°, van het decreet integrale jeugdhulp;
3° jeugdhulpverlening: de hulp- en zorgverlening die zich richt tot minderjarigen of tot minderjarigen en hun ouders, hun opvoedingsverantwoordelijken en/of personen uit hun leefomgeving zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 30°, van het decreet integrale jeugdhulp;
4° residentiële jeugdhulpverlening: jeugdhulpverlening waarbij een vervangende woon- of verblijfssituatie wordt aangeboden;
5° semi-residentiële jeugdhulpverlening: jeugdhulpverlening waarbij een vervangende dagactiviteit of een vervangend nachtverblijf wordt aangeboden;
6° gerechtelijke jeugdhulp: jeugdhulp die wordt opgelegd bij een rechterlijke beslissing;
7° buitengerechtelijke jeugdhulp: jeugdhulp die wordt verstrekt zonder interventie van een rechterlijke beslissing;
8° minderjarige: elke natuurlijke persoon jonger dan achttien jaar;
9° niet-begeleide minderjarige vreemdeling: elke minderjarige, die valt onder de toepassing van titel XIII, hoofdstuk 6, van de programmawet (I) van 24 december 2002;
10° ouders: de personen die titularis zijn van het ouderlijk gezag of, bij ontstentenis van deze personen, de wettelijke vertegenwoordiger;
11° opvoedingsverantwoordelijken: de natuurlijke personen, andere dan de ouders, die de minderjarige op duurzame wijze in feite onder hun bewaring hebben of bij wie de minderjarige geplaatst is door bemiddeling of ten laste van een openbare overheid;
12° jeugdhulpaanbieder: een persoon of een voorziening die jeugdhulpverlening aanbiedt als bedoeld in artikel 3 van het decreet integrale jeugdhulp en een voorziening als bedoeld in artikel 2, 6°, c) en d), van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en instelling van het ambt van Kinderrechtencommissaris en houdende oprichting van een Commissie van toezicht met betrekking tot voorzieningen voor vrijheidsbenemende opvang van kinderen en jongeren;
13° jeugdhulpvoorziening: een voorziening die jeugdhulpverlening aanbiedt als bedoeld in artikel 3 van het decreet integrale jeugdhulp en een voorziening als bedoeld in artikel 2, 6°, c) en d), van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en instelling van het ambt van Kinderrechtencommissaris en houdende oprichting van een Commissie van toezicht met betrekking tot voorzieningen voor vrijheidsbenemende opvang van kinderen en jongeren;
14° jeugdhulpverlener: een persoon die of een team dat binnen een jeugdhulpvoorziening belast is met het verstrekken van jeugdhulpverlening;
15° toegangspoort: orgaan, bedoeld in artikel 17 van het decreet integrale jeugdhulp;
16° dossier: alle gegevens die op een systematische wijze met betrekking tot een minderjarige worden verzameld en bijgehouden;
17° sector: een bevoegdheidsdomein dat geregeld wordt door regelgeving, vermeld in artikel 3, § 1, van het decreet integrale jeugdhulp, of toepasselijk verklaard krachtens artikel 3, § 2, van dat decreet;
18° ondersteuningscentrum Jeugdzorg : een orgaan als vermeld in artikel 33 van het decreet integrale jeugdhulp.
19° algemene verordening gegevensbescherming : de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);
20° gegevens over gezondheid : de gegevens over gezondheid, vermeld in artikel 4, 15), van de algemene verordening gegevensbescherming.

§ 2. Bij verwijzing naar personen wordt in dit decreet de mannelijke vorm gebruikt.

HOOFDSTUK II TOEPASSINGSGEBIED (... - ...)

Artikel 3. (14/04/2019- datum onbepaald)

§ 1. Onverminderd de wetgeving betreffende de rechten van de patiënt en behoudens afwijkingen waarin dit decreet voorziet, regelt dit decreet de rechten van minderjarigen in alle contacten met de jeugdhulp, de diensten die op grond van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht door de gemeenschap worden georganiseerd of beantwoorden aan de door de gemeenschap gestelde voorwaarden, de gemeenschapsinstelling en de sociale dienst voor gerechtelijke jeugdhulpverlening.

Artikel 8 tot en met 10 zijn niet van toepassing wanneer dit decreet toegepast wordt binnen het kader van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht.

Het is van toepassing vanaf het eerste contact, ongeacht op welke wijze en door wie dit contact geïnitieerd wordt.

§ 1/1. De rechten, vermeld in dit decreet, zijn van toepassing op meerderjarigen ten aanzien van wie jeugdhulpverlening wordt georganiseerd en meerderjarigen ten aanzien van wie een reactie loopt in het kader van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, met uitzondering van artikel 4, artikel 11, § 2, artikel 22, § 2, 3°, en § 5, en artikel 24, § 2.

§ 2. Dit decreet doet geen afbreuk aan wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen, die aan minderjarigen ruimere rechten toekennen, met behoud van de toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens en de uitzonderingen die met toepassing van deze laatste regelgeving in dit decreet voorzien zijn.

HOOFDSTUK III BEKWAAMHEID VAN DE MINDERJARIGE (... - ...)

Artikel 4. (... - datum onbepaald)

§ 1. Onverminderd de rechten van de ouders, oefent de minderjarige de rechten, opgesomd in dit decreet, zelfstandig uit.

§ 2. In afwijking van § 1, oefent de minderjarige de rechten, bedoeld in artikelen 8, 13 en 22, zelfstandig uit op voorwaarde dat hij tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat is, rekening houdend met zijn leeftijd en zijn maturiteit. De minderjarige van twaalf jaar of ouder wordt vermoed in staat te zijn tot een

redelijke beoordeling van zijn belangen.

HOOFDSTUK IV BELANG VAN DE MINDERJARIGE (... - ...)

Artikel 5. (... - datum onbepaald)

Het belang van de minderjarige vormt de belangrijkste overweging bij het verlenen van jeugdhulp.

Het belang van de minderjarige wordt vastgesteld in dialoog met de minderjarige zelf. Aan de mening van de minderjarige wordt passend gevolg gegeven, rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit. Bij de vaststelling van het belang van de minderjarige is tevens respect vereist voor de mening en voor de verantwoordelijkheden van de ouders.

HOOFDSTUK V RECHTEN VAN DE MINDERJARIGE (... - ...)

AFDELING 1 ALGEMENE BEPALING (... - ...)

Artikel 6. (... - datum onbepaald)

De rechten die in dit decreet zijn opgesomd, gelden zonder onderscheid voor alle minderjarigen.

AFDELING 2 HET RECHT OP JEUGDHULP (... - ...)

Artikel 7. (... - datum onbepaald)

Binnen het beschikbare jeugdhulpaanbod heeft de minderjarige recht op jeugdhulp, zoals bepaald in artikel 6 van het decreet integrale jeugdhulp.

AFDELING 3 RECHT OP INSTEMMING MET EN VRIJE KEUZE VAN DE BUITENGERECHTELIJKE JEUGDHULP (... - ...)

Artikel 8. (... - datum onbepaald)

De minderjarige heeft het recht om geïnformeerd vrij in te stemmen met de buitengerechtelijke jeugdhulp of die hulp te weigeren.

Artikel 9. (... - datum onbepaald)

Als buitengerechtelijke jeugdhulp die past bij de jeugdhulpvraag of jeugdhulpbehoefte van de minderja-rige, door meerdere jeugdhulpaanbieders kan worden verstrekt, heeft de minderjarige het recht om de jeugdhulpaanbieder vrij te kiezen en om zijn keuze nadien te wijzigen, behoudens beperkingen die bij of krachtens wet of decreet zijn opgelegd.

Artikel 10. (14/04/2019- datum onbepaald)

§ 1. Bij buitengerechtelijke jeugdhulp heeft de minderjarige te allen tijde het recht de interventie van een bepaalde jeugdhulpverlener te weigeren, voorzover de opdracht en de organisatie van de jeugdhulpvoorziening dat toelaten. De weigering mag de jeugdhulpverlening van de jeugdhulpvoorziening aan de minderjarige niet in het gedrang brengen.

Op verzoek van de minderjarige wordt de weigering, bedoeld in het vorige lid, schriftelijk vastgelegd en toegevoegd aan het dossier van de minderjarige. De minderjarige heeft het recht om een schriftelijke motivering van die weigering aan zijn dossier te laten toevoegen.

§ 2. De bepalingen van § 1 zijn van overeenkomstige toepassing op de toegangspoort en het ondersteuningscentrum jeugdzorg.

AFDELING 4 RECHT OP INFORMATIE EN DUIDELIJKE COMMUNICATIE (... - ...)

Artikel 11. (01/03/2017- datum onbepaald)

§ 1. De minderjarige heeft recht op duidelijke, toereikende en voor hem begrijpelijke informatie over de jeugdhulp en over alle zaken die daarmee verband houden, inzonderheid leefregels en afspraken.

Een voorziening voor vrijheidsbenemende opvang van kinderen en jongeren als bedoeld in artikel 2, 6°, van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en instelling van het ambt van Kinderrechtencommissaris en houdende oprichting van een Commissie van toezicht met betrekking tot voorzieningen voor vrijheidsbenemende opvang van kinderen en jongeren geeft een kind of een jongere bij zijn opname de informatie die door de Commissie van toezicht met betrekking tot voorzieningen voor vrijheidsbenemende opvang van kinderen en jongeren ter beschikking wordt gesteld.

§ 2. In het belang van de minderjarige, zoals omschreven in artikel 5, kan worden beslist om de minderjarige over bepaalde zaken niet te informeren. Een dergelijke beslissing wordt gemotiveerd en in het dossier van de minderjarige opgenomen. De persoon, bedoeld in artikel 24, heeft het recht over die zaken geïnformeerd te worden.

Artikel 12. (... - datum onbepaald)

De communicatie met de minderjarige verloopt in een voor hem begrijpelijke taal, afgestemd op zijn leeftijd en maturiteit. De Vlaamse regering bepaalt hoe dit recht wordt nageleefd ten aanzien van anderstalige minderjarigen.

AFDELING 4/1 RECHT OP ONDERWIJS, TIJDSBESTEDING, VRIJE TIJD, FYSIEKE ACTIVITEIT EN ARBEID IN DE RESIDENTIËLE JEUGDHULPVERLENING, EEN GEMEENSCHAPSINSTELLING OF HET VLAAMS DETENTIECENTRUM (datum onbepaald - ...)

Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"

Artikel 12/1.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(datum onbepaald- ...)

Recht op onderwijs in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

§1. De minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum verblijft, heeft recht op kwalitatief onderwijs dat zo veel als mogelijk aangepast is aan diens behoeften en vaardigheden.

Zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheden en mogelijkheden van de ouders, en in voorkomend geval, de opvoedingsverantwoordelijken, ondersteunt de jeugdhulpvoorziening de minderjarige waar nodig in het voormelde schoolse traject, bij voorkeur in een erkende school buiten de jeugdhulpvoorziening.

§2. Als onderwijs in een school buiten de jeugdhulpvoorziening in het kader van het mandaat tot geslotenheid en ingevolge een beslissing van de jeugdrechter niet mogelijk is, wordt het onderwijs voor de minderjarige in de jeugdhulpvoorziening georganiseerd door een erkende onderwijsinstelling. Het onderwijs dat in de periode van het verblijf wordt geboden, sluit zo veel als mogelijk aan op de onderwijs- loopbaan van de minderjarige.

§3. De jeugdhulpvoorziening informeert de minderjarige over de mogelijkheden tot het behalen van een diploma of getuigschrift.

Artikel 12/2.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(datum onbepaald- ...)

Recht op tijdsbesteding in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

Zonder afbreuk te doen aan het recht op onderwijs heeft de minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening of in een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum verblijft, recht op tijdsbesteding op maat van de minderjarige. Bij verblijf in een jeugdhulpvoorziening wordt de voormelde tijdsbesteding door de jeugdhulpvoorziening, door een andere organisatie of door de minderjarige georganiseerd.

Artikel 12/3.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(datum onbepaald- ...)

Recht op vrije tijd in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

De minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum verblijft, heeft dagelijks recht op vrije tijd. De voormelde vrije tijd kan georganiseerde en in elk geval ongeorganiseerde vrije tijd zijn. De minderjarige kan tijdens de voormelde vrije tijd individueel of collectief, een intellectuele, culturele, sociale, artistieke of fysieke activiteit uitoefenen, binnen of, met uitzondering van de minderjarige die verblijft in het Vlaams detentiecentrum, buiten de jeugdhulpvoorziening, passend binnen het begeleidingstraject van de minderjarige, desgevallend afgestemd met de jeugdrechter overeenkomstig artikel 27, §3, van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht. De minderjarige heeft voor de voormelde vrije tijd ook toegang tot de eigen kamer.

Artikel 12/4.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(datum onbepaald- ...)

Recht op fysieke activiteit in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

De minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum verblijft, heeft recht op dagelijkse fysieke activiteit en op tijdsbesteding in de buitenlucht.

Artikel 12/5.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(datum onbepaald- ...)

Recht op arbeid in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeen- schapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

De minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum verblijft, heeft recht op arbeid en op de vrije keuze van arbeid met behoud van de toepassing van de bepalingen van de Arbeidswet van 16 maart 1971 en als de opdracht en de organisatie van de jeugd- hulpaanbieder dat toelaten.

De tewerkstelling, vermeld in het eerste lid, gebeurt bij voorkeur in de samenleving, op maat van de minderjarige en passend binnen het begeleidingstraject van de minderjarige. Als een voorziening toch zelf tewerkstelling voorziet, gebeurt de tewerkstelling met gelijkaardige organisatie en methoden als in de samenleving. Onderwijs en beroepsopleiding hebben voorrang op het recht op arbeid. Zolang de minderjarige onderworpen is aan de leerplicht, kan die alleen arbeid verrichten buiten de schooluren en buiten de werkdagen en werkuren van de beroepsopleiding.

AFDELING 5 HET RECHT OP RESPECT VOOR HET GEZINSLEVEN (... - datum onbepaald)

Artikel 12/6.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(datum onbepaald- ...)

Recht op respect voor de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens

De minderjarige heeft recht op respect voor diens persoonlijke levenssfeer, met inbegrip van al de volgende aspecten:
1° een respectvolle omgang met diens politieke, filosofische, ideologische of reli gieuze overtuiging, identiteit, genderidentiteit en seksuele geaardheid;
2° het recht op overleg over de verblijfsomstandigheden bij semiresidentiële of residentiële jeugdhulpverlening of bij verblijf in een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum.”.

De minderjarige heeft recht op de bescherming van diens persoonsgegevens, met behoud van de toepassing van de bepalingen van afdeling 7.

Artikel 12/7.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(datum onbepaald- datum onbepaald)

Recht op verblijf in een gepaste, individuele kamer in de residentiele jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

De kamer waar de minderjarige in verblijft, voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1°    ze is proper;
2°    ze is in goede staat;
3°    er is een mogelijkheid tot verluchting en rechtstreeks daglicht;
4°    ze is aangepast aan de noden van de minderjarige.

De minderjarige kan de kamer, vermeld in het eerste lid, naar eigen wensen inrichten, rekening houdend met het huishoudelijk reglement van de jeugdhulpvoorziening. De Vlaamse Regering kan verduidelijkende en aanvullende voorwaarden bepalen waaraan een kamer moet voldoen.

Artikel 12/8.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(datum onbepaald- ...)

Recht op persoonlijke bezittingen in de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling

§1. De minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling verblijft, beschikt over en zorgt voor diens persoonlijke bezittingen. De minderjarige kan die bezittingen bewaren in de eigen kamer of in een persoonlijke opbergruimte.

De jeugdhulpaanbieder kan voorwerpen die het samenwonen en de veiligheid van de minderjarige in het gedrang kunnen brengen, verbieden en indien nodig in bewaring nemen.
 
De jeugdhulpvoorziening omschrijft in het huishoudelijk reglement op welke soort voorwerpen het tweede lid van toepassing is en op welke wijze daar in dialoog mee wordt omgegaan, en ze informeert de minderjarige daarover.

§2. De jeugdhulpvoorziening zorgt ervoor dat de minderjarige een archief krijgt met spullen en documenten die de minderjarige persoonlijk toebehoren, opdat de minderjarige het verblijf in de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling kan reconstrueren.

Artikel 12/9.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(datum onbepaald- ...)

Recht op eigen kleding in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

De minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum verblijft, draagt de eigen kleding en schoenen. De jeugdhulpvoorziening waakt er mee over dat die kleding en schoenen aangepast zijn aan de sociale- en weersomstandigheden en biedt in voorkomend geval tijdelijk geschikte kleding en schoenen aan. Het huishoudelijk reglement kan bepalen dat voor specifieke activiteiten specifieke, eventueel door de voorziening ter beschikking gestelde, kleding en schoenen, moeten worden gedragen of dat er bepaalde beperkingen gelden op het dragen van sommige kledingstukken in specifieke situaties.

Artikel 12/10.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(datum onbepaald- ...)

Recht op hygiëne in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

De minderjarige die verblijft in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum, heeft het recht om de eigen persoonlijke hygiëne te onderhouden, in veilige en hygiënische omstandigheden.

Artikel 13. (... - datum onbepaald)

Tenzij een rechterlijke beslissing dat beveelt, kan een minderjarige niet tegen zijn wil van zijn ouders worden gescheiden.

Artikel 14. (... - datum onbepaald)

Als jeugdhulpverlening de minderjarige scheidt van zijn ouder of opvoedingsverantwoordelijke, heeft de minderjarige recht op informatie over en op regelmatig persoonlijk en rechtstreeks contact met die persoon, tenzij dit in strijd is met het belang van de minderjarige, zoals omschreven in artikel 5, of met een rechterlijke beslissing.

Het verstrekken van gevoelige informatie over een ouder of opvoedingsverantwoordelijke gebeurt zo dat het welzijn van de minderjarige zo min mogelijk wordt geschaad.

Artikel 14/1.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(datum onbepaald- ...)

Recht op bezoek in de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling

§1. Met behoud van de toepassing van artikel 14 heeft de minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling verblijft recht op regelmatig bezoek van personen naar keuze vanaf het moment van aankomst.

Bij verblijf in een residentiële jeugdhulpvoorziening bepaalt de jeugdhulpvoor ziening de bezoekregeling in het huishoudelijk reglement. De jeugdhulpvoorziening levert gepaste inspanningen om dat bezoek mogelijk te maken en zorgt ervoor dat het bezoek plaatsvindt in een huiselijke sfeer. De organisatie van het bezoek wordt afgestemd met het traject van de minderjarige.

§2. Het recht op bezoek kan alleen worden beperkt door:
1°    een rechterlijke beslissing, gemotiveerd in het belang van de minderjarige;
2°    een beslissing van de jeugdhulpvoorziening als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
a)    de gepaste inspanningen, vermeld in paragraaf 1, maken het recht op bezoek niet mogelijk;
b)    de beperking betreft alleen het bezoek van specifieke personen;
c)    de beslissing wordt genomen in afwachting van een rechterlijke beslissing, na een individuele beoordeling;
d)    de beslissing wordt genomen met het oog op de veiligheid van de minderjarige;
3° een beslissing van een gemeenschapsinstelling die in afwijking van het eerste lid, 2°, c), het bezoek met specifieke personen kunnen beperken, na een individuele beoordeling en met het oog op het handhaven van de orde of de veiligheid, zonder daarbij een rechterlijke beslissing af te wachten.

In het geval, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, kan, behoudens een noodsituatie, de beslissing niet ingaan, in voorkomend geval, tegen een rechterlijke beslissing. De noodzaak van de beslissing tot tijdelijke opschorting wordt bespro ken met de minderjarige, gekaderd in het begeleidingstraject van de minderjarige en gemotiveerd in het dossier van de minderjarige. De beperking is maximaal veertien dagen geldig. De voormelde periode kan maar één keer worden verlengd met dezelfde termijn. De beperking wordt ter kennis gebracht van de jeugdrechter en in het geval, vermeld in het eerste lid, 2°, aan de jeugdrechter voorgelegd die ook kan beslissen om de beperking te verlengen tot na de termijn van 28 dagen.

§3. De organisatie van het bezoek kan worden beperkt door:
1°    een rechterlijke beslissing, gemotiveerd in het belang van de minderjarige;
2°    een beslissing van de jeugdhulpvoorziening, op voorwaarde dat de aard van de beperking wordt bepaald in het huishoudelijk reglement en alleen met het oog op het handhaven van de orde of de veiligheid.

In het geval, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt de noodzaak van de beperking besproken met de minderjarige, gekaderd in het begeleidingstraject van de minderjarige en gemotiveerd in het dossier van de minderjarige. De beperking is maximaal veertien dagen geldig. De voormelde periode kan maar één keer worden verlengd met dezelfde termijn. In voorkomend geval wordt de jeugdrechter op de hoogte gebracht van de beperking.
 
§4. Het recht op bezoek, en de wijze van de organisatie ervan, van de volgende personen of instanties kan nooit beperkt worden binnen de bezoekuren die de jeugdhulpvoorziening heeft bepaald en met behoud van de toepassing van de re- gelgeving die geldt voor de volgende personen of instanties:
1°    de advocaat van de minderjarige;
2°    de bevoegde klachteninstantie;
3°    de betrokken jeugdmagistraten;
4°    de consulaire en diplomatieke ambtenaren van het land van herkomst van de minderjarige;
5°    de maandcommissaris;
6°    de kinderrechtencommissaris;
7°    de Zorginspectie;
8°    de consulent.

§5. Als toezicht op het bezoek noodzakelijk is voor de ordehandhaving en veiligheid, gebeurt dit met maximaal respect voor de privacy van de minderjarige en het bezoek. Dit toezicht wordt bij voorkeur uitsluitend visueel uitgeoefend.

Alleen als er geïndividualiseerde aanwijzingen zijn dat een andere vorm van toezicht in het belang van de orde of veiligheid noodzakelijk is, kan van het eer ste lid afgeweken worden. De minderjarige en de personen die op bezoek komen, worden vooraf geïnformeerd over de modaliteiten van het toezicht, de noodzaak daarvoor en de geïndividualiseerde afwijkingen van het visueel toezicht.

Bij het bezoek van personen die ten aanzien van de minderjarige door het beroepsgeheim gebonden zijn, kan er alleen visueel toezicht worden uitgeoefend.

Artikel 14/2.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(datum onbepaald- ...)

Recht op extern contact op andere manieren in de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling

§1. Met behoud van de toepassing van artikel 14 heeft de minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling verblijft, het recht om met iedereen naar keuze regelmatig te communiceren, volgens de bepalingen die opgenomen zijn in het huishoudelijk reglement. Bij aankomst in een voorziening met mandaat tot geslotenheid heeft de minderjarige het recht om minimaal de ouders, de opvoedingsverantwoordelijke en een persoon naar keuze te contacteren.

De minderjarige heeft recht op toegang tot en gebruik van het internet, volgens de praktische bepalingen in het huishoudelijk reglement en rekening houdend met het begeleidingstraject van de minderjarige.

De rechten uit dit artikel kunnen beperkt worden door een rechterlijke beslissing over de communicatie van de minderjarige met specifieke personen.

Een voorziening kan de minderjarige alleen verbieden om te communiceren met een persoon naar keuze als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
a)    de beperking betreft alleen het contact met specifieke personen;
b)    de beslissing wordt genomen in afwachting van een rechterlijke beslissing, op basis van een individuele beoordeling dat die communicatie een bedreiging inhoudt voor de veiligheid van de minderjarige;
c)    de beslissing is noodzakelijk om de veiligheid van de minderjarige te vrijwaren.

In afwijking van het vierde lid, b), kan een gemeenschapsinstelling het contact met specifieke personen beperken, na een individuele beoordeling en met het oog op het handhaven van de orde of de veiligheid, zonder daarbij een rechterlijke beslissing af te wachten.

De beperking, vermeld in het vierde lid, wordt besproken met de minderjarige, gekaderd in het begeleidingstraject van de minderjarige en gemotiveerd in het dossier van de minderjarige. De beperking is maximaal veertien dagen geldig. De voormelde periode kan maar één keer worden verlengd met dezelfde termijn. De beperking wordt ter kennis gebracht van de jeugdrechter en in het geval, vermeld in het vierde lid, aan de jeugdrechter voorgelegd die ook kan beslissen de beperking te verlengen tot na de termijn van 28 dagen.

§2. In de residentiële jeugdhulpverlening of in een gemeenschapsinstelling heeft de minderjarige het recht om onbeperkt brieven te schrijven en post te ontvangen, behalve als er een rechterlijke beslissing is ten aanzien van de communicatie van de minderjarige met specifieke personen.

§3. Het huishoudelijk reglement van een jeugdhulpvoorziening kan bepalen aan welke controle schriftelijke communicatie, met inbegrip van briefwisseling en andere post, kan worden onderworpen met het oog op de veiligheid zonder dat de inhoud van de schriftelijke communicatie kan worden gelezen.

§4. De jeugdhulpvoorziening faciliteert de communicatie met de personen en instanties, vermeld in artikel 14/1, §4, en biedt daarvoor ruime contactmogelijkheden.

Artikel 15. (... - datum onbepaald)

De minderjarige en inzonderheid de niet-begeleide minderjarige vreemdeling heeft recht op ondersteuning bij het zoeken naar informatie over de situatie van familieleden.

Artikel 15/1.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(datum onbepaald- ...)

Recht op hulpverlening en begeleiding dicht bij de verblijfplaats

De jeugdhulpverlening en het aanbod in het kader van het jeugddelinquentierecht, vermeld in artikel 3, §1, van de minderjarige wordt bij voorkeur uitgevoerd zo dicht mogelijk bij de verblijfplaats van de minderjarige of de verblijfplaats van de ouders of de opvoedingsverantwoordelijken van de minderjarige.

In het belang van de minderjarige kan van het eerste lid afgeweken worden.

Artikel 15/2.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(datum onbepaald- ...)

Recht om deel te nemen aan de ruimere samenleving bij verblijf in de residentiële jeugdhulpverlening of in een gemeenschapsinstelling

De minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling verblijft, heeft het recht om deel te nemen aan de ruimere samenleving. De jeugdhulpvoorziening biedt de minderjarige volop kansen om de jeugdhulpvoorziening, met of zonder begeleiding, te verlaten. Het verlaten van de jeugdhulpvoorziening gebeurt op maat van de minderjarige en overeenkomstig de afspraken die daarover worden gemaakt in dialoog met de minderjarige en de context van die minderjarige, en in voorkomend geval de jeugdrechter. Bij de toepassing van dit recht mag geen afbreuk gedaan worden aan de beslissingen van de jeugdrechter.

Artikel 15/3.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(datum onbepaald- ...)

Fouillering en doorzoeken van de kamer in de semiresident ele jeugdhulpverlening, de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling

§1. In de semiresidentiële of residentiële jeugdhulpverlening of in een gemeenschapsinstelling is elke vorm van fouillering van kledij of persoonlijke zaken van de minderjarige of het doorzoeken van de kamer van de minderjarige verboden, behalve in de gevallen, vermeld in paragraaf 2 en 3.

Conform artikel 19/1 organiseert de jeugdhulpvoorziening een ontwikkelingsgericht leefklimaat in de voorziening, ook op het vlak van fysieke veiligheid. Als de jeugdhulpvoorziening vermoedens heeft dat de minderjarige bepaalde voorwerpen of substanties bezit die de veiligheid van de minderjarige of anderen in het gedrang brengen, gaat de jeugdhulpvoorziening daarover in dialoog met de minderjarige.

§2. Als de dialoog met de minderjarige niet tot een gepaste oplossing leidt en alleen als er geïndividualiseerde vermoedens zijn dat de minderjarige voorwerpen of substanties in bezit heeft die de eigen veiligheid of de veiligheid van anderen ernstig in gevaar kunnen brengen, kunnen in een voorziening met mandaat tot geslotenheid de kledij van de minderjarige of persoonlijke zaken gefouilleerd worden.

De minderjarige wordt onmiddellijk voorafgaand aan de fouillering geïnformeerd over de fouillering.

Het moment en de omstandigheden van de fouillering, de geïndividualiseerde vermoedens die de basis vormen voor het fouilleren en het resultaat ervan, worden vermeld in het dossier van de minderjarige. De minderjarige kan de voormelde vermelding nalezen en becommentariëren. De naam van diegene die de fouillering heeft uitgevoerd wordt tevens geregistreerd.

§3. Als de dialoog met de minderjarige niet tot een gepaste oplossing leidt en alleen als er geïndividualiseerde vermoedens zijn dat de minderjarige voorwerpen of substanties bezit die de eigen veiligheid of de veiligheid van anderen ernstig in gevaar kunnen brengen, kan in een voorziening met mandaat tot geslotenheid de kamer van de minderjarige doorzocht worden.

De minderjarige wordt onmiddellijk voorafgaand aan de doorzoeking geïnformeerd over de doorzoeking van de kamer en over de motivatie daarvoor. Er wordt maximaal naar gestreefd dat de minderjarige aanwezig is bij de doorzoeking.

Het doorzoeken van de kamer gebeurt minimaal in aanwezigheid van een tweede persoon. Het moment van en de omstandigheden bij het doorzoeken, de geïndividualiseerde vermoedens die de basis vormen voor het doorzoeken en het resultaat ervan, worden vermeld in het dossier van de minderjarige en worden gecommuniceerd met de minderjarige. De minderjarige kan de voormelde ver- melding nalezen en becommentariëren. De naam van diegene die de doorzoeking heeft uitgevoerd wordt tevens geregistreerd.

§4. Als er naar aanleiding van de fouillering, vermeld in paragraaf 2, of bij het doorzoeken van de kamer, vermeld in paragraaf 3, voorwerpen of substanties in het bezit van de minderjarige worden gevonden waarvan het bezit strafbaar is of die de veiligheid van de minderjarige of anderen ernstig in gevaar brengen, kunnen die voorwerpen of substanties in beslag genomen worden en, tegen afgifte van een ontvangstbewijs, ten behoeve van de minderjarige worden bewaard, hetzij met diens toestemming vernietigd worden, hetzij, met behoud van de toepassing van de regelgeving inzake beroepsgeheim, ter beschikking gehouden worden van de bevoegde overheden, met het oog op voorkoming of vaststelling van strafbare feiten. Bij de inbeslagname wordt erover gewaakt dat het bijhouden of vernietigen niet in strijd is met een andersluidende wettelijke verplichting.

§5. Het huishoudelijk reglement van de jeugdhulpvoorziening bepaalt de manier waarop de fouillering en de doorzoeking van de kamer plaatsvindt, met inbegrip van de personen die bevoegd zijn de fouillering uit te voeren.

AFDELING 6 RECHT OP INSPRAAK EN PARTICIPATIE (... - ...)

Artikel 16. (... - datum onbepaald)

Onverminderd de procedureregels voor het verlenen van gerechtelijke jeugdhulp, heeft de min-derjarige recht op participatie bij de totstandkoming en de uitvoering van de jeugdhulp die hem wordt verleend.

De minderjarige heeft het recht zijn mening vrij te uiten in elke aangelegenheid of procedure betreffende de jeugdhulp die hem betreft. Aan de mening van de minderjarige wordt in de mate van het mogelijke passend gevolg gegeven, in overeenstemming met de leeftijd en de maturiteit van de minderjarige. Als aan de

mening van de minderjarige geen passend gevolg wordt gegeven, wordt dat afdoende gemotiveerd. Op verzoek van de minderjarige wordt die motivering aan zijn dossier toegevoegd.

Artikel 17. (... - datum onbepaald)

Onverminderd de procedureregels voor het verlenen van gerechtelijke jeugdhulp, heeft de min-derjarige recht op een periodieke evaluatie van de jeugdhulpverlening die hij krijgt, in verhouding tot de duur van die hulpverlening. Hij heeft recht op participatie bij die evaluatie.

Artikel 18. (... - datum onbepaald)

Tenzij dat in strijd is met een rechterlijke beslissing en voorzover de opdracht en de organisatie van de jeugdhulpvoorziening dat toelaten, heeft de minderjarige aan wie die voorziening semi-residentile of residentiële jeugdhulpverlening aanbiedt, het recht om met medebewoners te vergaderen over aspecten van de jeugdhulpverlening.

Artikel 19. (... - datum onbepaald)

De jeugdhulpvoorzieningen beschikken over een regeling met betrekking tot de inspraak van de minderjarige. Die inspraakregeling voldoet ten minste aan de volgende eisen:

1° er is een inspraakorgaan of een inspraakprocedure;

2° indien mogelijk en in elk geval bij semi-residentiële of residentiële jeugdhulpverlening die gemiddeld ten minste zes maanden bedraagt, gebeurt de inspraak collectief;

3° elke minderjarige aan wie de jeugdhulpvoorziening jeugdhulpverlening aanbiedt, kan participeren aan de inspraak;

4° de jeugdhulpvoorziening biedt haar medewerking om de inspraak te realiseren.

Artikel 19/1.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(datum onbepaald- ...)

Recht op een ontwikkelingsgericht leefklimaat in de semiresidentiële en residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

De jeugdhulpvoorziening die semiresidentiële of residentiële jeugdhulpverlening of begeleiding aanbiedt aan de minderjarige, organiseert in de voorziening een ontwikkelingsgericht leefklimaat.

Een ontwikkelingsgericht leefklimaat omvat de kwaliteit van de fysieke en sociale omgeving, waarin wordt voorzien in voldoende en noodzakelijke voorwaarden voor fysieke en mentale gezondheid, welzijn, contact, veiligheid en persoonlijke groei van minderjarigen. In een ontwikkelingsgericht leefklimaat worden minderjarigen behandeld met respect voor hun integriteit en menselijke waardigheid, de kinder- en mensenrechten en hun persoonlijke autonomie. Een ontwikkelingsgericht leefklimaat is in voorkomend geval gericht op herstel en in elk geval op succesvolle participatie in de maatschappij. De relatie tussen de minderjarige, de begeleider en de ruimere omgeving is daarin essentieel.

Het ontwikkelingsgericht leefklimaat wordt georganiseerd in dialoog en in gedeelde verantwoordelijkheid met de minderjarige.

AFDELING 7 HET DOSSIER (... - datum onbepaald)

Artikel 20. (14/04/2019- datum onbepaald)

De minderjarige heeft recht op een dossier dat zorgvuldig wordt bijgehouden en veilig wordt bewaard.

Het opstellen, het bewaren en het gebruik van het dossier zijn onderworpen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens, aan de verplichtingen die voortvloeien uit de regelgeving van de sectoren en aan de supplementaire of specifieke verplichtingen, bepaald in deze Afdeling. Als deze verplichtingen onderling tegenstrijdig zijn, hebben de verplichtingen die voor de minderjarige het gunstigst zijn, voorrang, met behoud van de toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens en de uitzonderingen die daar in voorkomend geval op bepaald zijn.

Artikel 20/1.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(datum onbepaald- ...)

Recht op informatie over het dossier

Conform artikel 13 en 14 van de algemene verordening gegevensbescherming en met behoud van artikel 11, §3, heeft de minderjarige recht op informatie over de gegevens die de minderjarige betreffen en die over de minderjarige worden bijgehouden en met wie die gegevens kunnen en effectief gedeeld worden. De jeugdhulpvoorziening beschikt over een procedure waarin is uitgewerkt op welke wijze de informatiedeling verloopt.

Artikel 21. (25/05/2018- datum onbepaald)

In het dossier worden de gegevens over de gezondheid apart bijgehouden. De verwerking van en de toegang tot die gegevens is onderworpen aan de relevante bepalingen uit de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens en betreffende de rechten van de patiënt.

Artikel 22. (14/04/2019- datum onbepaald)

§ 1. Dit artikel is van toepassing op de dossiergegevens die geen gegevens over de gezondheid uitmaken.

§ 2. De minderjarige heeft recht op toegang tot de gegevens die hem betreffen.

Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de algemene verordening gegevensbescherming, gelden de rechten en de verplichtingen, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de algemene verordening gegevensbescherming, niet voor de volgende gegevens :
1° de gegevens die werden verstrekt door derden zonder dat zij daartoe verplicht werden en die zij als vertrouwelijk hebben bestempeld, tenzij zij zich akkoord verklaren met de toegang;
2° de stukken die werden opgesteld ten behoeve van de gerechtelijke overheden;
3° de gegevens waarover de minderjarige, met toepassing van artikel 11, § 2, niet werd geïnformeerd. De persoon, bedoeld in artikel 24, heeft wel recht op toegang tot deze gegevens.

De minderjarige heeft recht op toelichting bij de gegevens waartoe hij toegang heeft.

Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de voormelde verordening wordt, in afwijking van artikel 12, lid 3, van de voormelde verordening, uiterlijk binnen vijftien dagen na ontvangst van het verzoek gevolg verleend aan het recht op toegang en toelichting.

Met behoud van de toepassing van het vierde lid wordt voor gegevens die bij de toegangspoort en de gemandateerde voorzieningen worden bewaard, het recht op toegang uiterlijk verleend op het ogenblik waarop de toegangspoort of de gemandateerde voorziening een beslissing neemt. Voor gegevens die bij de sociale dienst worden bewaard, wordt het recht op toegang uiterlijk verleend op het ogenblik van de eerste beschikking van de jeugdrechter of het eerste vonnis van de jeugdrechtbank.

§ 3. De toegang tot de gegevens wordt verstrekt door inzage.

Als bepaalde gegevens ook een derde betreffen en volledige inzage in de gegevens door de minderjarige afbreuk zou doen aan het recht van de derde op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, wordt de toegang tot deze gegevens verstrekt via een gesprek, gedeeltelijke inzage of rapportage.

§ 4. Voor de toepassing van § 2 worden de personen die deel uitmaken van het cliëntsysteem ten opzichte van elkaar als derden beschouwd.

Onverminderd de toepassing van § 2, worden, voor de toepassing van § 3, tweede lid, de personen die deel uitmaken van het cliëntsysteem ten opzichte van de minderjarige niet als derden beschouwd, voorzover het gaat om contextuele gegevens.

Contextuele gegevens zijn gegevens die tegelijk de minderjarige en één of meer andere personen die deel uitmaken van het cliëntsysteem, betreffen.

Voor de toepassing van deze paragraaf bestaat het cliëntsysteem uit de volgende personen:
1° de minderjarige;
2° de ouders;
3° de opvoedingsverantwoordelijken;
4° de personen die met de minderjarige samenwonen op het ogenblik van de uitoefening van het recht op toegang.

§ 5. Deze paragraaf is van toepassing als de minderjarige, met toepassing van artikel 4, § 2, het recht op toegang niet zelfstandig kan uitoefenen.

Het recht op toegang wordt uitgeoefend door de ouders.

Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de algemene verordening gegevensbescherming, gelden de rechten en de verplichtingen, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de algemene verordening gegevensbescherming - waaronder het toegangsrecht - voor de ouders die in het kader van deze paragraaf optreden niet voor de volgende gegevens :
1° de contextuele gegevens die het kind en een andere persoon dan de ouder zelf betreffen;
2° de gegevens, vermeld in artikel 23 van dit decreet.

Ingeval er tegenstrijdige belangen zijn met de ouders of als die het toegangsrecht niet uitoefenen, kan het toegangsrecht van de minderjarige worden uitgeoefend door de persoon, bedoeld in artikel 24.

§ 6. Op verzoek van de minderjarige worden de documenten die hij aanreikt, toegevoegd aan zijn dossier.

De minderjarige heeft het recht om zijn versie te geven van de feiten die vermeld zijn in zijn dossier.

§ 7. De minderjarige heeft recht op een afschrift van de gegevens van zijn dossier waartoe hij toegang heeft door inzage. Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de algemene verordening gegevensbescherming heeft de minderjarige voor de gegevens waartoe hij toegang heeft op een andere wijze dan door inzage, alleen recht op een rapport.

Ieder afschrift en ieder rapport is persoonlijk en vertrouwelijk, en mag enkel worden aangewend voor doeleinden van jeugdhulp. De dossierhouder die een afschrift of rapport bezorgt, wijst de minderjarige hierop en voegt een toelichting in die zin bij het afschrift of rapport.

De Vlaamse regering kan de modaliteiten bepalen waaronder een afschrift of rapport wordt afgeleverd.

Artikel 23. (... - datum onbepaald)

De minderjarige kan zich uitdrukkelijk en gemotiveerd verzetten tegen de toegang van een persoon van het cliëntsysteem, zoals bedoeld in artikel 22, § 4, tot door hem aangewezen gegevens.

AFDELING 8 RECHT OP BIJSTAND (... - ...)

Artikel 24. (14/04/2019- datum onbepaald)

§ 1. De minderjarige heeft het recht om zich in alle contacten en in de uitoefening van zijn rechten, opgesomd in dit decreet, te laten bijstaan door een persoon die aan de volgende voorwaarden voldoet:
1° meerderjarig zijn;
2° niet rechtstreeks betrokken zijn bij de jeugdhulpverlening, georganiseerd ten behoeve van de minderjarige;
3° op ondubbelzinnige wijze door de minderjarige aangewezen zijn;
4° beschikken over een uittreksel uit het strafregister dat een model 2 omvat.

De persoon die de minderjarige bijstaat, legitimeert zich bij elk optreden in die hoedanigheid.

§ 2. Als de minderjarige niet in staat is om zelf een persoon als bedoeld in § 1, aan te wijzen en als de minderjarige en zijn ouders tegenstrijdige belangen hebben, kan de jeugdhulpvoorziening of de toegangspoort voor hem een persoon aanwijzen die beantwoordt aan de bepalingen van § 1, eerste lid, 1° en 2°. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels voor de aanwijzing van die persoon. Het tweede lid van § 1 is op die persoon van toepassing.

Het voorgaande lid is van overeenkomstige toepassing als de minderjarige en zijn opvoedingsverantwoordelijke tegenstrijdige belangen hebben en niemand het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefent.

AFDELING 9 RECHT OP PRIVACY (... - datum onbepaald)

Artikel 25. (... - datum onbepaald)

De minderjarige heeft recht op respect voor zijn persoonlijke levenssfeer, met inbegrip van:

1° de bescherming van zijn persoonsgegevens, onverminderd de bepalingen van Afdeling 7;

2° een respectvolle omgang met de eigen politieke, filosofische, ideologische of religieuze overtuiging en seksuele geaardheid;

3° voorzover de opdracht en de organisatie van de jeugdhulpaanbieder dit toelaten, het recht om bezoek te ontvangen en om te gaan met personen van zijn eigen keuze bij residentiële of semi-residentiële jeugdhulpverlening, tenzij een beperking van dat recht voortvloeit uit een rechterlijke beslissing;

4° het recht op overleg omtrent de verblijfsomstandigheden bij residentiële of semi-residenti-ele jeugdhulpverlening.

Behalve indien de beperking van het recht, bedoeld in het voorgaande lid, 3°, voortvloeit uit een rechterlijke beslissing, wordt die beperking uitvoerig gemotiveerd in het dossier van de minderjarige.

AFDELING 10 RECHT OP EEN VRIJ BESTEEDBAAR BEDRAG (... - ...)

Artikel 26. (01/01/2014- datum onbepaald)

De minderjarige aan wie residentiële jeugdhulpverlening wordt geboden, met uitzondering van pleegzorg als bedoeld in artikel 2, 11°, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg, heeft, ten laste van de Vlaamse Overheid, recht op een vrij besteedbaar bedrag. De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag, de nadere regels voor de toekenning ervan en de wijze waarop het wordt vereffend.

AFDELING 11 RECHT OP EEN MENSWAARDIGE BEHANDELING (... - ...)

Artikel 27. (... - datum onbepaald)

Geen enkele minderjarige wordt in de jeugdhulp onderworpen aan een onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

Artikel 28. (... - datum onbepaald)

§ 1. Sancties vanwege de jeugdhulpaanbieders zijn aan de persoonlijkheid van de minderjarige aange-past en zijn proportioneel met de ernst van de feiten. Ze bevorderen altijd de opvoeding en hebben geen traumatische uitwerking.

§ 2. Lichamelijke straffen, geestelijk geweld, onthouding van maaltijden en, behoudens andersluidende rechterlijke beslissing, onthouding van bezoekrecht, zijn verboden.

§ 3. Tijdelijke afzondering of tijdelijke vrijheidsbeperking is alleen mogelijk indien en zolang als het gedrag van de minderjarige:

1° risico's inhoudt voor zijn eigen fysieke integriteit, of;

2° risico's inhoudt voor de fysieke integriteit van medebewoners of personeelsleden of materieelvernielend werkt.

De procedures van jeugdhulpvoorzieningen om tot tijdelijke afzondering of tijdelijke vrijheidsbeperking over te gaan, zijn duidelijk omschreven in het huishoudelijk reglement en worden duidelijk meegedeeld. Als gebruik wordt gemaakt van een beveiligingskamer, beschrijft het huishoudelijk reglement in elk geval: de inrichting en het gebruik van de beveili-gingskamer, het beveiligingsdossier, de duur van de beveiliging en het toezicht.

AFDELING 12 KLACHTRECHT (... - ...)

Artikel 29. (01/03/2014- datum onbepaald)

De minderjarige heeft het recht om bij een jeugdhulpvoorziening, de toegangspoort of het ondersteuningscentrum Jeugdzorg klachten te formuleren over:
1° de inhoud van de jeugdhulp en de wijze waarop ze wordt aangeboden;
2° de leefomstandigheden binnen residentiële en semi-residentiële jeugdhulpverlening;
3° de niet-naleving van de rechten, opgesomd in dit decreet.

De klachtenbehandeling verloopt volgens de bepalingen die terzake van toepassing zijn op de jeugdhulpvoorziening, de toegangspoort of het ondersteuningscentrum Jeugdzorg.

HOOFDSTUK VI OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN (... - ...)

Artikel 30. (01/03/2010- datum onbepaald)

Tot aan de inwerkingtreding van artikelen 17 tot 25 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de integrale jeugdhulp worden met een toegangspoort gelijkgesteld :
1° het bureau voor bijzondere jeugdbijstand, vermeld in artikel 16 van het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand, en de sociale dienst, vermeld in artikel 20 van hetzelfde decreet, bij de uitvoering van de taken die vermeld zijn in artikel 17, 1° en 2°, en artikel 22 van hetzelfde decreet;
2° de sociale dienst voor gerechtelijke jeugdbijstand, vermeld in artikel 44 van het decreet, vermeld in punt 1°, bij de uitvoering van de taken, vermeld in voormeld artikel;
3° het agentschap, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, en de instantie die belast is met de indicatiestelling en de toewijzing, vermeld in artikel 8, 1°, van voormeld decreet.

Artikel 31. (... - datum onbepaald)

Na de inwerkingtreding van dit artikel doet de Vlaamse Regering het nodige om de sectorale regelge-ving, die met betrekking tot de jeugdhulp van toepassing is op de jeugdhulpaanbieders en de instanties, bedoeld in artikel 30, in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit decreet.

Artikel 32. (01/03/2014- datum onbepaald)

De Vlaamse Regering neemt de nodige initiatieven voor de vorming van het personeel van de jeugdhulpaanbieders, de toegangspoort en het ondersteuningscentrum Jeugdzorgen voor het informeren en sensibiliseren van minderjarigen en ouders.

Artikel 33. (... - datum onbepaald)

Dit decreet treedt in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum en uiterlijk op 1 juli 2006, met uitzondering van artikelen 31 en 32 die in werking treden op 1 juli 2004.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 27/04/2024