Decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp [en binnen het kader van het decreet betreffende het jeugddelinquentierecht (ing. decr. 15 maart 2019, art. 3, I: 1 september 2019)]

Datum 07/05/2004

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
  2. HOOFDSTUK II TOEPASSINGSGEBIED
  3. HOOFDSTUK III BEKWAAMHEID VAN DE MINDERJARIGE
  4. HOOFDSTUK IV BELANG VAN DE MINDERJARIGE
  5. HOOFDSTUK V RECHTEN VAN DE MINDERJARIGE
    1. AFDELING 1 ALGEMENE BEPALING
    2. AFDELING 2 HET RECHT OP JEUGDHULP
    3. AFDELING 3 RECHT OP INSTEMMING MET EN VRIJE KEUZE VAN DE BUITENGERECHTELIJKE JEUGDHULP
    4. AFDELING 4 RECHT OP INFORMATIE EN DUIDELIJKE COMMUNICATIE
    5. AFDELING 5 HET RECHT OP RESPECT VOOR HET GEZINSLEVEN
    6. AFDELING 6 RECHT OP INSPRAAK EN PARTICIPATIE
    7. AFDELING 7 HET DOSSIER
    8. AFDELING 8 RECHT OP BIJSTAND
    9. AFDELING 9 RECHT OP PRIVACY
    10. AFDELING 10 RECHT OP EEN VRIJ BESTEEDBAAR BEDRAG
    11. AFDELING 11 RECHT OP EEN MENSWAARDIGE BEHANDELING
    12. AFDELING 12 KLACHTRECHT
  6. HOOFDSTUK VI OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Inhoud

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN (... - ...)

Artikel 1. (... - ...)

Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Artikel 2. (25/05/2018- ...)

§ 1. In dit decreet wordt verstaan onder:
1° decreet integrale jeugdhulp: het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;
2° jeugdhulp: het geheel van de jeugdhulpverlening, alsook de indicatiestelling en de jeugdhulpregie die worden verricht door en voor de toegangspoort, en de opdrachten die worden uitgevoerd door de gemandateerde voorzieningen, vermeld in artikel 2, § 1, 17°, van het decreet integrale jeugdhulp;
3° jeugdhulpverlening: de hulp- en zorgverlening die zich richt tot minderjarigen of tot minderjarigen en hun ouders, hun opvoedingsverantwoordelijken en/of personen uit hun leefomgeving zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 30°, van het decreet integrale jeugdhulp;
4° residentiële jeugdhulpverlening: jeugdhulpverlening waarbij een vervangende woon- of verblijfssituatie wordt aangeboden;
5° semi-residentiële jeugdhulpverlening: jeugdhulpverlening waarbij een vervangende dagactiviteit of een vervangend nachtverblijf wordt aangeboden;
6° gerechtelijke jeugdhulp: jeugdhulp die wordt opgelegd bij een rechterlijke beslissing;
7° buitengerechtelijke jeugdhulp: jeugdhulp die wordt verstrekt zonder interventie van een rechterlijke beslissing;
8° minderjarige: elke natuurlijke persoon jonger dan achttien jaar;
9° niet-begeleide minderjarige vreemdeling: elke minderjarige, die valt onder de toepassing van titel XIII, hoofdstuk 6, van de programmawet (I) van 24 december 2002;
10° ouders: de personen die titularis zijn van het ouderlijk gezag of, bij ontstentenis van deze personen, de wettelijke vertegenwoordiger;
11° opvoedingsverantwoordelijken: de natuurlijke personen, andere dan de ouders, die de minderjarige op duurzame wijze in feite onder hun bewaring hebben of bij wie de minderjarige geplaatst is door bemiddeling of ten laste van een openbare overheid;
12° jeugdhulpaanbieder: een persoon of een voorziening die jeugdhulpverlening aanbiedt als bedoeld in artikel 3 van het decreet integrale jeugdhulp en een voorziening als bedoeld in artikel 2, 6°, c) en d), van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en instelling van het ambt van Kinderrechtencommissaris en houdende oprichting van een Commissie van toezicht met betrekking tot voorzieningen voor vrijheidsbenemende opvang van kinderen en jongeren;
13° jeugdhulpvoorziening: een voorziening die jeugdhulpverlening aanbiedt als bedoeld in artikel 3 van het decreet integrale jeugdhulp en een voorziening als bedoeld in artikel 2, 6°, c) en d), van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en instelling van het ambt van Kinderrechtencommissaris en houdende oprichting van een Commissie van toezicht met betrekking tot voorzieningen voor vrijheidsbenemende opvang van kinderen en jongeren;
14° jeugdhulpverlener: een persoon die of een team dat binnen een jeugdhulpvoorziening belast is met het verstrekken van jeugdhulpverlening;
15° toegangspoort: orgaan, bedoeld in artikel 17 van het decreet integrale jeugdhulp;
16° dossier: alle gegevens die op een systematische wijze met betrekking tot een minderjarige worden verzameld en bijgehouden;
17° sector: een bevoegdheidsdomein dat geregeld wordt door regelgeving, vermeld in artikel 3, § 1, van het decreet integrale jeugdhulp, of toepasselijk verklaard krachtens artikel 3, § 2, van dat decreet;
18° ondersteuningscentrum Jeugdzorg : een orgaan als vermeld in artikel 33 van het decreet integrale jeugdhulp.
19° algemene verordening gegevensbescherming : de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);
20° gegevens over gezondheid : de gegevens over gezondheid, vermeld in artikel 4, 15), van de algemene verordening gegevensbescherming.

§ 2. Bij verwijzing naar personen wordt in dit decreet de mannelijke vorm gebruikt.

HOOFDSTUK II TOEPASSINGSGEBIED (... - ...)

Artikel 3. (14/04/2019- ...)

§ 1. Onverminderd de wetgeving betreffende de rechten van de patiënt en behoudens afwijkingen waarin dit decreet voorziet, regelt dit decreet de rechten van minderjarigen in alle contacten met de jeugdhulp, de diensten die op grond van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht door de gemeenschap worden georganiseerd of beantwoorden aan de door de gemeenschap gestelde voorwaarden, de gemeenschapsinstelling en de sociale dienst voor gerechtelijke jeugdhulpverlening.

Artikel 8 tot en met 10 zijn niet van toepassing wanneer dit decreet toegepast wordt binnen het kader van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht.

Het is van toepassing vanaf het eerste contact, ongeacht op welke wijze en door wie dit contact geïnitieerd wordt.

§ 1/1. De rechten, vermeld in dit decreet, zijn van toepassing op meerderjarigen ten aanzien van wie jeugdhulpverlening wordt georganiseerd en meerderjarigen ten aanzien van wie een reactie loopt in het kader van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, met uitzondering van artikel 4, artikel 11, § 2, artikel 22, § 2, 3°, en § 5, en artikel 24, § 2.

§ 2. Dit decreet doet geen afbreuk aan wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen, die aan minderjarigen ruimere rechten toekennen, met behoud van de toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens en de uitzonderingen die met toepassing van deze laatste regelgeving in dit decreet voorzien zijn.

HOOFDSTUK III BEKWAAMHEID VAN DE MINDERJARIGE (... - ...)

Artikel 4. (... - ...)

§ 1. Onverminderd de rechten van de ouders, oefent de minderjarige de rechten, opgesomd in dit decreet, zelfstandig uit.

§ 2. In afwijking van § 1, oefent de minderjarige de rechten, bedoeld in artikelen 8, 13 en 22, zelfstandig uit op voorwaarde dat hij tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat is, rekening houdend met zijn leeftijd en zijn maturiteit. De minderjarige van twaalf jaar of ouder wordt vermoed in staat te zijn tot een

redelijke beoordeling van zijn belangen.

HOOFDSTUK IV BELANG VAN DE MINDERJARIGE (... - ...)

Artikel 5. (... - ...)

Het belang van de minderjarige vormt de belangrijkste overweging bij het verlenen van jeugdhulp.

Het belang van de minderjarige wordt vastgesteld in dialoog met de minderjarige zelf. Aan de mening van de minderjarige wordt passend gevolg gegeven, rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit. Bij de vaststelling van het belang van de minderjarige is tevens respect vereist voor de mening en voor de

verantwoordelijkheden van de ouders.

HOOFDSTUK V RECHTEN VAN DE MINDERJARIGE (... - ...)

AFDELING 1 ALGEMENE BEPALING (... - ...)

Artikel 6. (... - ...)

De rechten die in dit decreet zijn opgesomd, gelden zonder onderscheid voor alle minderjarigen.

AFDELING 2 HET RECHT OP JEUGDHULP (... - ...)

Artikel 7. (... - ...)

Binnen het beschikbare jeugdhulpaanbod heeft de minderjarige recht op jeugdhulp, zoals bepaald in artikel 6 van het decreet integrale jeugdhulp.

AFDELING 3 RECHT OP INSTEMMING MET EN VRIJE KEUZE VAN DE BUITENGERECHTELIJKE JEUGDHULP (... - ...)

Artikel 8. (... - ...)

De minderjarige heeft het recht om geïnformeerd vrij in te stemmen met de buitengerechtelijke jeugdhulp of die hulp te weigeren.

Artikel 9. (... - ...)

Als buitengerechtelijke jeugdhulp die past bij de jeugdhulpvraag of jeugdhulpbehoefte van de minderja-rige, door meerdere jeugdhulpaanbieders kan worden verstrekt, heeft de minderjarige het recht om de jeugdhulpaanbieder vrij te kiezen en om zijn keuze nadien te wijzigen, behoudens beperkingen die bij of krachtens wet of decreet zijn opgelegd.

Artikel 10. (14/04/2019- ...)

§ 1. Bij buitengerechtelijke jeugdhulp heeft de minderjarige te allen tijde het recht de interventie van een bepaalde jeugdhulpverlener te weigeren, voorzover de opdracht en de organisatie van de jeugdhulpvoorziening dat toelaten. De weigering mag de jeugdhulpverlening van de jeugdhulpvoorziening aan de minderjarige niet in het gedrang brengen.

Op verzoek van de minderjarige wordt de weigering, bedoeld in het vorige lid, schriftelijk vastgelegd en toegevoegd aan het dossier van de minderjarige. De minderjarige heeft het recht om een schriftelijke motivering van die weigering aan zijn dossier te laten toevoegen.

§ 2. De bepalingen van § 1 zijn van overeenkomstige toepassing op de toegangspoort en het ondersteuningscentrum jeugdzorg.

AFDELING 4 RECHT OP INFORMATIE EN DUIDELIJKE COMMUNICATIE (... - ...)

Artikel 11. (01/03/2017- ...)

§ 1. De minderjarige heeft recht op duidelijke, toereikende en voor hem begrijpelijke informatie over de jeugdhulp en over alle zaken die daarmee verband houden, inzonderheid leefregels en afspraken.

Een voorziening voor vrijheidsbenemende opvang van kinderen en jongeren als bedoeld in artikel 2, 6°, van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en instelling van het ambt van Kinderrechtencommissaris en houdende oprichting van een Commissie van toezicht met betrekking tot voorzieningen voor vrijheidsbenemende opvang van kinderen en jongeren geeft een kind of een jongere bij zijn opname de informatie die door de Commissie van toezicht met betrekking tot voorzieningen voor vrijheidsbenemende opvang van kinderen en jongeren ter beschikking wordt gesteld.

§ 2. In het belang van de minderjarige, zoals omschreven in artikel 5, kan worden beslist om de minderjarige over bepaalde zaken niet te informeren. Een dergelijke beslissing wordt gemotiveerd en in het dossier van de minderjarige opgenomen. De persoon, bedoeld in artikel 24, heeft het recht over die zaken geïnformeerd te worden.

Artikel 12. (... - ...)

De communicatie met de minderjarige verloopt in een voor hem begrijpelijke taal, afgestemd op zijn leeftijd en maturiteit. De Vlaamse regering bepaalt hoe dit recht wordt nageleefd ten aanzien van anderstalige minderjarigen.

AFDELING 5 HET RECHT OP RESPECT VOOR HET GEZINSLEVEN (... - ...)

Artikel 13. (... - ...)

Tenzij een rechterlijke beslissing dat beveelt, kan een minderjarige niet tegen zijn wil van zijn ouders worden gescheiden.

Artikel 14. (... - ...)

Als jeugdhulpverlening de minderjarige scheidt van zijn ouder of opvoedingsverantwoordelijke, heeft de minderjarige recht op informatie over en op regelmatig persoonlijk en rechtstreeks contact met die persoon, tenzij dit in strijd is met het belang van de minderjarige, zoals omschreven in artikel 5, of met een rechterlijke beslissing.

Het verstrekken van gevoelige informatie over een ouder of opvoedingsverantwoordelijke gebeurt zo dat het welzijn van de minderjarige zo min mogelijk wordt geschaad.

Artikel 15. (... - ...)

De minderjarige en inzonderheid de niet-begeleide minderjarige vreemdeling heeft recht op ondersteuning bij het zoeken naar informatie over de situatie van familieleden.

AFDELING 6 RECHT OP INSPRAAK EN PARTICIPATIE (... - ...)

Artikel 16. (... - ...)

Onverminderd de procedureregels voor het verlenen van gerechtelijke jeugdhulp, heeft de min-derjarige recht op participatie bij de totstandkoming en de uitvoering van de jeugdhulp die hem wordt verleend.

De minderjarige heeft het recht zijn mening vrij te uiten in elke aangelegenheid of procedure betreffende de jeugdhulp die hem betreft. Aan de mening van de minderjarige wordt in de mate van het mogelijke passend gevolg gegeven, in overeenstemming met de leeftijd en de maturiteit van de minderjarige. Als aan de

mening van de minderjarige geen passend gevolg wordt gegeven, wordt dat afdoende gemotiveerd. Op verzoek van de minderjarige wordt die motivering aan zijn dossier toegevoegd.

Artikel 17. (... - ...)

Onverminderd de procedureregels voor het verlenen van gerechtelijke jeugdhulp, heeft de min-derjarige recht op een periodieke evaluatie van de jeugdhulpverlening die hij krijgt, in verhouding tot de duur van die hulpverlening. Hij heeft recht op participatie bij die evaluatie.

Artikel 18. (... - ...)

Tenzij dat in strijd is met een rechterlijke beslissing en voorzover de opdracht en de organisatie van de jeugdhulpvoorziening dat toelaten, heeft de minderjarige aan wie die voorziening semi-residentile of residentiële jeugdhulpverlening aanbiedt, het recht om met medebewoners te vergaderen over aspecten

van de jeugdhulpverlening.

Artikel 19. (... - ...)

De jeugdhulpvoorzieningen beschikken over een regeling met betrekking tot de inspraak van de minderjarige. Die inspraakregeling voldoet ten minste aan de volgende eisen:

1° er is een inspraakorgaan of een inspraakprocedure;

2° indien mogelijk en in elk geval bij semi-residentiële of residentiële jeugdhulpverlening die gemiddeld ten minste zes maanden bedraagt, gebeurt de inspraak collectief;

3° elke minderjarige aan wie de jeugdhulpvoorziening jeugdhulpverlening aanbiedt, kan participeren aan de inspraak;

4° de jeugdhulpvoorziening biedt haar medewerking om de inspraak te realiseren.

AFDELING 7 HET DOSSIER (... - ...)

Artikel 20. (14/04/2019- ...)

De minderjarige heeft recht op een dossier dat zorgvuldig wordt bijgehouden en veilig wordt bewaard.

Het opstellen, het bewaren en het gebruik van het dossier zijn onderworpen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens, aan de verplichtingen die voortvloeien uit de regelgeving van de sectoren en aan de supplementaire of specifieke verplichtingen, bepaald in deze Afdeling. Als deze verplichtingen onderling tegenstrijdig zijn, hebben de verplichtingen die voor de minderjarige het gunstigst zijn, voorrang, met behoud van de toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens en de uitzonderingen die daar in voorkomend geval op bepaald zijn.

Artikel 21. (25/05/2018- ...)

In het dossier worden de gegevens over de gezondheid apart bijgehouden. De verwerking van en de toegang tot die gegevens is onderworpen aan de relevante bepalingen uit de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens en betreffende de rechten van de patiënt.

Artikel 22. (14/04/2019- ...)

§ 1. Dit artikel is van toepassing op de dossiergegevens die geen gegevens over de gezondheid uitmaken.

§ 2. De minderjarige heeft recht op toegang tot de gegevens die hem betreffen.

Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de algemene verordening gegevensbescherming, gelden de rechten en de verplichtingen, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de algemene verordening gegevensbescherming, niet voor de volgende gegevens :
1° de gegevens die werden verstrekt door derden zonder dat zij daartoe verplicht werden en die zij als vertrouwelijk hebben bestempeld, tenzij zij zich akkoord verklaren met de toegang;
2° de stukken die werden opgesteld ten behoeve van de gerechtelijke overheden;
3° de gegevens waarover de minderjarige, met toepassing van artikel 11, § 2, niet werd geïnformeerd. De persoon, bedoeld in artikel 24, heeft wel recht op toegang tot deze gegevens.

De minderjarige heeft recht op toelichting bij de gegevens waartoe hij toegang heeft.

Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de voormelde verordening wordt, in afwijking van artikel 12, lid 3, van de voormelde verordening, uiterlijk binnen vijftien dagen na ontvangst van het verzoek gevolg verleend aan het recht op toegang en toelichting.

Met behoud van de toepassing van het vierde lid wordt voor gegevens die bij de toegangspoort en de gemandateerde voorzieningen worden bewaard, het recht op toegang uiterlijk verleend op het ogenblik waarop de toegangspoort of de gemandateerde voorziening een beslissing neemt. Voor gegevens die bij de sociale dienst worden bewaard, wordt het recht op toegang uiterlijk verleend op het ogenblik van de eerste beschikking van de jeugdrechter of het eerste vonnis van de jeugdrechtbank.

§ 3. De toegang tot de gegevens wordt verstrekt door inzage.

Als bepaalde gegevens ook een derde betreffen en volledige inzage in de gegevens door de minderjarige afbreuk zou doen aan het recht van de derde op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, wordt de toegang tot deze gegevens verstrekt via een gesprek, gedeeltelijke inzage of rapportage.

§ 4. Voor de toepassing van § 2 worden de personen die deel uitmaken van het cliëntsysteem ten opzichte van elkaar als derden beschouwd.

Onverminderd de toepassing van § 2, worden, voor de toepassing van § 3, tweede lid, de personen die deel uitmaken van het cliëntsysteem ten opzichte van de minderjarige niet als derden beschouwd, voorzover het gaat om contextuele gegevens.

Contextuele gegevens zijn gegevens die tegelijk de minderjarige en één of meer andere personen die deel uitmaken van het cliëntsysteem, betreffen.

Voor de toepassing van deze paragraaf bestaat het cliëntsysteem uit de volgende personen:
1° de minderjarige;
2° de ouders;
3° de opvoedingsverantwoordelijken;
4° de personen die met de minderjarige samenwonen op het ogenblik van de uitoefening van het recht op toegang.

§ 5. Deze paragraaf is van toepassing als de minderjarige, met toepassing van artikel 4, § 2, het recht op toegang niet zelfstandig kan uitoefenen.

Het recht op toegang wordt uitgeoefend door de ouders.

Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de algemene verordening gegevensbescherming, gelden de rechten en de verplichtingen, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de algemene verordening gegevensbescherming - waaronder het toegangsrecht - voor de ouders die in het kader van deze paragraaf optreden niet voor de volgende gegevens :
1° de contextuele gegevens die het kind en een andere persoon dan de ouder zelf betreffen;
2° de gegevens, vermeld in artikel 23 van dit decreet.

Ingeval er tegenstrijdige belangen zijn met de ouders of als die het toegangsrecht niet uitoefenen, kan het toegangsrecht van de minderjarige worden uitgeoefend door de persoon, bedoeld in artikel 24.

§ 6. Op verzoek van de minderjarige worden de documenten die hij aanreikt, toegevoegd aan zijn dossier.

De minderjarige heeft het recht om zijn versie te geven van de feiten die vermeld zijn in zijn dossier.

§ 7. De minderjarige heeft recht op een afschrift van de gegevens van zijn dossier waartoe hij toegang heeft door inzage. Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de algemene verordening gegevensbescherming heeft de minderjarige voor de gegevens waartoe hij toegang heeft op een andere wijze dan door inzage, alleen recht op een rapport.

Ieder afschrift en ieder rapport is persoonlijk en vertrouwelijk, en mag enkel worden aangewend voor doeleinden van jeugdhulp. De dossierhouder die een afschrift of rapport bezorgt, wijst de minderjarige hierop en voegt een toelichting in die zin bij het afschrift of rapport.

De Vlaamse regering kan de modaliteiten bepalen waaronder een afschrift of rapport wordt afgeleverd.

Artikel 23. (... - ...)

De minderjarige kan zich uitdrukkelijk en gemotiveerd verzetten tegen de toegang van een persoon van het cliëntsysteem, zoals bedoeld in artikel 22, § 4, tot door hem aangewezen gegevens.

AFDELING 8 RECHT OP BIJSTAND (... - ...)

Artikel 24. (14/04/2019- ...)

§ 1. De minderjarige heeft het recht om zich in alle contacten en in de uitoefening van zijn rechten, opgesomd in dit decreet, te laten bijstaan door een persoon die aan de volgende voorwaarden voldoet:
1° meerderjarig zijn;
2° niet rechtstreeks betrokken zijn bij de jeugdhulpverlening, georganiseerd ten behoeve van de minderjarige;
3° op ondubbelzinnige wijze door de minderjarige aangewezen zijn;
4° beschikken over een uittreksel uit het strafregister dat een model 2 omvat.

De persoon die de minderjarige bijstaat, legitimeert zich bij elk optreden in die hoedanigheid.

§ 2. Als de minderjarige niet in staat is om zelf een persoon als bedoeld in § 1, aan te wijzen en als de minderjarige en zijn ouders tegenstrijdige belangen hebben, kan de jeugdhulpvoorziening of de toegangspoort voor hem een persoon aanwijzen die beantwoordt aan de bepalingen van § 1, eerste lid, 1° en 2°. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels voor de aanwijzing van die persoon. Het tweede lid van § 1 is op die persoon van toepassing.

Het voorgaande lid is van overeenkomstige toepassing als de minderjarige en zijn opvoedingsverantwoordelijke tegenstrijdige belangen hebben en niemand het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefent.

AFDELING 9 RECHT OP PRIVACY (... - ...)

Artikel 25. (... - ...)

De minderjarige heeft recht op respect voor zijn persoonlijke levenssfeer, met inbegrip van:

1° de bescherming van zijn persoonsgegevens, onverminderd de bepalingen van Afdeling 7;

2° een respectvolle omgang met de eigen politieke, filosofische, ideologische of religieuze overtuiging en seksuele geaardheid;

3° voorzover de opdracht en de organisatie van de jeugdhulpaanbieder dit toelaten, het recht om bezoek te ontvangen en om te gaan met personen van zijn eigen keuze bij residentiële of semi-residentiële jeugdhulpverlening, tenzij een beperking van dat recht voortvloeit uit een rechterlijke beslissing;

4° het recht op overleg omtrent de verblijfsomstandigheden bij residentiële of semi-residenti-ele jeugdhulpverlening.

Behalve indien de beperking van het recht, bedoeld in het voorgaande lid, 3°, voortvloeit uit een rechterlijke beslissing, wordt die beperking uitvoerig gemotiveerd in het dossier van de minderjarige.

AFDELING 10 RECHT OP EEN VRIJ BESTEEDBAAR BEDRAG (... - ...)

Artikel 26. (01/01/2014- ...)

De minderjarige aan wie residentiële jeugdhulpverlening wordt geboden, met uitzondering van pleegzorg als bedoeld in artikel 2, 11°, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg, heeft, ten laste van de Vlaamse Overheid, recht op een vrij besteedbaar bedrag. De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag, de nadere regels voor de toekenning ervan en de wijze waarop het wordt vereffend.

AFDELING 11 RECHT OP EEN MENSWAARDIGE BEHANDELING (... - ...)

Artikel 27. (... - ...)

Geen enkele minderjarige wordt in de jeugdhulp onderworpen aan een onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

Artikel 28. (... - ...)

§ 1. Sancties vanwege de jeugdhulpaanbieders zijn aan de persoonlijkheid van de minderjarige aange-past en zijn proportioneel met de ernst van de feiten. Ze bevorderen altijd de opvoeding en hebben geen traumatische uitwerking.

§ 2. Lichamelijke straffen, geestelijk geweld, onthouding van maaltijden en, behoudens andersluidende rechterlijke beslissing, onthouding van bezoekrecht, zijn verboden.

§ 3. Tijdelijke afzondering of tijdelijke vrijheidsbeperking is alleen mogelijk indien en zolang als het gedrag van de minderjarige:

1° risico's inhoudt voor zijn eigen fysieke integriteit, of;

2° risico's inhoudt voor de fysieke integriteit van medebewoners of personeelsleden of materieelvernielend werkt.

De procedures van jeugdhulpvoorzieningen om tot tijdelijke afzondering of tijdelijke vrijheidsbeperking over te gaan, zijn duidelijk omschreven in het huishoudelijk reglement en worden duidelijk meegedeeld. Als gebruik wordt gemaakt van een beveiligingskamer, beschrijft het huishoudelijk reglement in elk geval: de inrichting en het gebruik van de beveili-gingskamer, het beveiligingsdossier, de duur van de beveiliging en het toezicht.

AFDELING 12 KLACHTRECHT (... - ...)

Artikel 29. (01/03/2014- ...)

De minderjarige heeft het recht om bij een jeugdhulpvoorziening, de toegangspoort of het ondersteuningscentrum Jeugdzorg klachten te formuleren over:
1° de inhoud van de jeugdhulp en de wijze waarop ze wordt aangeboden;
2° de leefomstandigheden binnen residentiële en semi-residentiële jeugdhulpverlening;
3° de niet-naleving van de rechten, opgesomd in dit decreet.

De klachtenbehandeling verloopt volgens de bepalingen die terzake van toepassing zijn op de jeugdhulpvoorziening, de toegangspoort of het ondersteuningscentrum Jeugdzorg.

HOOFDSTUK VI OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN (... - ...)

Artikel 30. (01/03/2010- ...)

Tot aan de inwerkingtreding van artikelen 17 tot 25 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de integrale jeugdhulp worden met een toegangspoort gelijkgesteld :
1° het bureau voor bijzondere jeugdbijstand, vermeld in artikel 16 van het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand, en de sociale dienst, vermeld in artikel 20 van hetzelfde decreet, bij de uitvoering van de taken die vermeld zijn in artikel 17, 1° en 2°, en artikel 22 van hetzelfde decreet;
2° de sociale dienst voor gerechtelijke jeugdbijstand, vermeld in artikel 44 van het decreet, vermeld in punt 1°, bij de uitvoering van de taken, vermeld in voormeld artikel;
3° het agentschap, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, en de instantie die belast is met de indicatiestelling en de toewijzing, vermeld in artikel 8, 1°, van voormeld decreet.

Artikel 31. (... - ...)

Na de inwerkingtreding van dit artikel doet de Vlaamse Regering het nodige om de sectorale regelge-ving, die met betrekking tot de jeugdhulp van toepassing is op de jeugdhulpaanbieders en de instanties, bedoeld in artikel 30, in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit decreet.

Artikel 32. (01/03/2014- ...)

De Vlaamse Regering neemt de nodige initiatieven voor de vorming van het personeel van de jeugdhulpaanbieders, de toegangspoort en het ondersteuningscentrum Jeugdzorgen voor het informeren en sensibiliseren van minderjarigen en ouders.

Artikel 33. (... - ...)

Dit decreet treedt in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum en uiterlijk op 1 juli 2006, met uitzondering van artikelen 31 en 32 die in werking treden op 1 juli 2004.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 24/04/2024