Decreet Provinciedecreet

Datum 09/12/2005

Inhoudstafel

  1. TITEL I Algemene bepalingen
  2. TITEL II Het provinciebestuur
    1. HOOFDSTUK I De provincieraad
      1. Afdeling I De organisatie van de provincieraad
      2. Afdeling II De werking van de provincieraad
      3. Afdeling III De bevoegdheden van de provincieraad
    2. HOOFDSTUK II De deputatie
      1. Afdeling I DE INRICHTING VAN DE DEPUTATIE
      2. Afdeling II De werking van de deputatie
      3. Afdeling III De bevoegdheden van de deputatie
    3. HOOFDSTUK III De provinciegouverneur
      1. Afdeling I De benoeming van de provinciegouverneur
      2. Afdeling II De bevoegdheden van de provinciegouverneur
    4. HOOFDSTUK IV De arrondissementscommissarissen
    5. HOOFDSTUK V Rechtspositie, tucht en aansprakelijkheid
      1. Afdeling I Rechtspositie
      2. Afdeling II Tucht
      3. Afdeling III Aansprakelijkheid
      4. [Afdeling IV Mandatendatabank (ing. decr. 29 juni 2012, art. 26)]
    6. HOOFDSTUK VI De provinciale diensten
      1. Afdeling I Algemene bepaling
      2. Afdeling II De provinciegriffier, de financieel beheerder en het managementteam
        1. Onderafdeling I Gemeenschappelijke belangen
        2. Onderafdeling II De provinciegriffier
        3. Onderafdeling III De financieel beheerder
        4. Onderafdeling IV Het managementteam
      3. [Afdeling III Organisatiebeheersing (verv. decr. 6 juli 2018, art. 50, I: 3 december 2018)]
  3. TITEL III Personeel
    1. HOOFDSTUK I Toepassingsgebied
    2. HOOFDSTUK II [... (opgeh. decr. 3 juni 2016, art. 37, I: 13 april 2019)]
    3. HOOFDSTUK III De rechtspositie van het personeel
      1. Afdeling I Algemene bepaling
      2. Afdeling II De rechtspositieregeling
      3. Afdeling III [Eedaflegging van het personeel (verv. Decr. 3 juni 2016, art. 41, I: 8 juli 2016)]
      4. Afdeling IV Deontologische rechten en plichten
      5. Afdeling V De evaluatie van het personeel
      6. [Afdeling VI Beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid (ing. decr. 16 juni 2023, art. 2, I: 1 oktober 2023)]
    4. HOOFDSTUK IV Verdere uitvoeringsmaatregelen
    5. HOOFDSTUK V Bijzondere bepalingen betreffende het bestuurlijk toezicht
    6. HOOFDSTUK VI Tucht
      1. Afdeling I Toepassingsgebied
      2. Afdeling II De tuchtvergrijpen
      3. Afdeling III De tuchtstraffen
      4. Afdeling IV De tuchtoverheid
      5. Afdeling V De tuchtprocedure
      6. Afdeling VI De verjaring van de tuchtvordering
      7. Afdeling VII De preventieve schorsing
      8. Afdeling VIII Beroep
      9. Afdeling IX [... (opgeh. decr. 6 juli 2018, art. 83, I: 3 december 2018)]
  4. [TITEL IV De beleids- en beheerscyclus (verv. decr. 6 juli 2018, art. 84, I: 3 december 2018)]
    1. [HOOFDSTUK I De beleidsrapporten (verv. decr. 6 juli 2018, art. 85, I: 3 december 2018)]
      1. [Afdeling I Algemene bepalingen (ing. decr. 6 juli 2018, art. 86, I: 3 december 2018)]
      2. [Afdeling II Het meerjarenplan (ing. decr. 6 juli 2018, art. 94, I: 3 december 2018)]
      3. [Afdeling III Aanpassingen van het meerjarenplan (ing. decr. 6 juli 2018, art. 98, I: 3 december 2018)]
      4. [Afdeling IV Bijzondere bepaling over het bestuurlijk toezicht op het meerjarenplan (ing. decr. 6 juli 2018, art. 101, I: 3 december 2018)]
      5. [Afdeling V De jaarrekening (ing. decr. 6 juli 2018, art. 103, I: 3 december 2018)]
      6. [Afdeling VI Bijzondere bepaling over het bestuurlijk toezicht op de jaarrekening (ing. decr. 6 juli 2018, art. 108, I: 3 december 2018)]
    2. [HOOFDSTUK II Andere rapporteringen (ing. decr. 6 juli 2018, art. 110, I: 3 december 2018)]
    3. [HOOFDSTUK III De ontvangsten- en uitgavencyclus (ing. decr. 6 juli 2018, art. 113, I: 3 december 2018)]
    4. [HOOFDSTUK IV Nadere uitwerking door de Vlaamse Regering (ing. decr. 6 juli 2018, art. 123, I: 3 december 2018)]
    5. HOOFDSTUK V [... (opgeh. decr. 6 juli 2018, art. 118, I: 3 december 2018)]
    6. HOOFDSTUK VI Inventaris, jaarrekening en kwijting
    7. HOOFDSTUK VII Bijzondere bepalingen betreffende het bestuurlijk toezicht
    8. HOOFDSTUK VIII [... (opgeh. decr. 6 juli 2018, art. 133, I: 3 december 2018)]
  5. TITEL V Bepalingen over de werking van de provincie
    1. HOOFDSTUK I Akten van de provincie
      1. Afdeling I Opmaken en ondertekenen van akten
      2. Afdeling II Bekendmaking en inwerkingtreding
      3. Afdeling III Wijze van kennisgeving
      4. Afdeling IV Briefwisseling aan de provincie
    2. HOOFDSTUK II Wijze van berekening van termijnen
    3. [HOOFDSTUK III Onroerende goederen van de provincie (verv. decr. 6 juli 2018, art. 144, I: 3 december 2018)]
    4. [HOOFDSTUK IIIbis Aanstellen van landmeters-experten (ing. Decr. 10 december 2010, art. 6, I: 31 december 2010)]
    5. HOOFDSTUK IV Optreden in rechte
    6. [HOOFDSTUK IVbis. Digitale communicatie met de Vlaamse overheid (ing. decr. 6 juli 2018, art. 149, I: 3 december 2018)]
    7. HOOFDSTUK V Deelname van de provincies aan rechtspersonen
    8. HOOFDSTUK VI Contracten tussen provincies
  6. TITEL VI Participatie van de burger
    1. HOOFDSTUK I Klachtenbehandeling
    2. [HOOFDSTUK Ibis Inspraak, voorstellen van burgers en verzoekschriften aan de organen van de provincie (ing. decr. 6 juli 2018, art. 153, I: 3 december 2018)]
    3. HOOFDSTUK II [... (opgeh. decr. 6 juli 2018, art. 155, I: 3 december 2018)]
    4. HOOFDSTUK IIbis [... (opgeh. decr. 6 juli 2018, art. 156, I: 3 december 2018)]
    5. HOOFDSTUK III [... (opgeh. decr. 6 juli 2018, art. 157, I: 3 december 2018)]
    6. HOOFDSTUK IV De provinciale volksraadpleging
      1. [Afdeling I Algemene bepalingen (ing. decr. 6 juli 2018, art. 158, I: 3 december 2018)]
      2. [Afdeling II De volksraadpleging op initiatief van de inwoners (ing. decr. 6 juli 2018, art. 163, I: 3 december 2018)]
      3. [Afdeling III Voorafgaand aan de volksraadpleging (ing. decr. 6 juli 2018, art. 172, I: 3 december 2018)]
      4. [Afdeling IV Verloop van de volksraadpleging (ing. decr. 6 juli 2018, art. 177, I: 3 december 2018)]
      5. [Afdeling V Na de volksraadpleging (ing. decr. 6 juli 2018, art. 183, I: 3 december 2018)]
  7. TITEL VII De provinciale verzelfstandigde agentschappen
    1. HOOFDSTUK I [... (opgeh. decr. 6 juli 2018, art. 187, I: 1 januari 2019)]
    2. HOOFDSTUK II De provinciale extern verzelfstandigde agentschappen
      1. Afdeling I Algemene bepalingen
      2. Afdeling II Het autonoom provinciebedrijf
      3. Afdeling III Het provinciale extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm
  8. [TITEL VIII Bestuurlijk toezicht en audit (verv. decr. 6 juli 2018, art. 206, I: 3 december 2018)]
    1. HOOFDSTUK I Bestuurlijk toezicht
      1. Afdeling I Algemene bepalingen
      2. Afdeling II Algemeen bestuurlijk toezicht
      3. Afdeling III Dwangtoezicht
    2. [HOOFDSTUK II Audit (verv. decr. 6 juli 2018, art. 217, I: 3 december 2018)]
  9. TITEL IX Diverse bepalingen
    1. HOOFDSTUK I Schrijfwijze van de naam van de provincie
    2. HOOFDSTUK II Wijziging van grenzen
  10. TITEL X Slotbepalingen
    1. HOOFDSTUK I Opheffingsbepalingen
    2. HOOFDSTUK II Overgangsbepalingen
      1. Afdeling I Overgangsbepalingen inzake de provinciale diensten en het personeel
      2. Afdeling II Overgangsbepalingen voor de provinciale financiën
      3. Afdeling III Overgangsbepalingen voor de provinciale externe verzelfstandiging
      4. Afdeling IV Overgangsbepalingen voor het bestuurlijk toezicht
    3. HOOFDSTUK III Inwerkingtreding
  11. Bijlage

Inhoud

TITEL I Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 1. (01/01/2006- ...)

Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.

Artikel 2. (01/01/2019- ...)

§ 1. De provincies zijn het intermediair beleidsniveau tussen het Vlaamse en het gemeentelijke niveau. De provincies beogen om op het provinciale niveau bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling van het provinciale gebied.

§ 2. Overeenkomstig artikel 41 van de gecoördineerde Grondwet zijn de provincies bevoegd voor de regeling van de provinciale belangen. Tot die provinciale belangen behoren met name :
1° de bovenlokale taakbehartiging. Een taakbehartiging is bovenlokaal als ze aangelegenheden van lokaal gemeentelijk belang overstijgt, voor zover ze streekgericht blijft en gericht is op realisaties binnen de grenzen van het grondgebied van de provincie;
2° ondersteunende taken op verzoek van andere overheden;
3° het nemen van initiatieven met het oog op gebiedsgerichte samenwerking tussen besturen in een regio, met inbegrip van samenwerkingsverbanden met of zonder rechtspersoonlijkheid, binnen de grenzen, vastgelegd door de Vlaamse Regering, zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van deel 3, titel 3, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

Alleen als dat bij decreet uitdrukkelijk is bepaald, kunnen de provincies de medewerking van de gemeenten regelen.

§ 3. Voor de aangelegenheden, vermeld in artikel 4 en 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, oefenen de provincies geen bevoegdheden en taken uit.

Artikel 3. (01/01/2006- ...)

De provincies verzekeren een burgernabije, democratische, transparante en doelmatige uitoefening van de provinciale bevoegdheden.

Ze betrekken de inwoners zo veel mogelijk bij het beleid en zorgen voor openheid van bestuur.

Artikel 4. (01/01/2006- ...)

Dit decreet is van toepassing op alle provincies van het Vlaamse Gewest.

TITEL II Het provinciebestuur (... - ...)

HOOFDSTUK I De provincieraad (... - ...)

Afdeling I De organisatie van de provincieraad (... - ...)

Artikel 5. (14/10/2018- ...)

§ 1. De Provincieraad vertegenwoordigt de hele bevolking van de provincie. Hij bestaat, met inbegrip van de leden van de deputatie van de provincieraad die als provincieraadslid werden verkozen, uit :
1° 31 leden in provincies met minder dan 1 000 000 inwoners;
2° 36 leden in provincies met 1 000 000 of meer inwoners.

§ 2. Uiterlijk op 1 juni van het jaar waarin de provincieraadsverkiezingen zullen plaatsvinden, stelt de Vlaamse Regering een lijst op van het aantal te verkiezen provincieraadsleden per provincie op basis van de bevolkingsaantallen van de provincies. Het inwonertal dat in aanmerking moet worden genomen, is het aantal personen dat ingeschreven is in het rijksregister van de natuurlijke personen die op 1 januari van het jaar van de provincieraadsverkiezingen hun hoofdverblijfplaats in de gemeenten van de desbetreffende provincies hadden.

Het bevolkingsaantal op 1 januari, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, wordt, met behoud van de toepassing van het eerste lid, vanaf 1 januari volgend op de bekendmaking ervan, in aanmerking genomen als bevolkingscijfer in dit decreet.

Artikel 6. (04/09/2011- ...)

§ 1. De provincieraad wordt om de zes jaar volledig vernieuwd. De leden worden rechtstreeks verkozen. Zij zijn herverkiesbaar. De verkiezingen geschieden per district. Een district bevat één of meer kieskantons.

Ieder district telt zoveel keer een raadslid als de provinciale deler in zijn bevolkingscijfer begrepen is. Die deler wordt verkregen door het bevolkingscijfer van de provincie te delen door het totaal van de toe te kennen zetels. De overblijvende zetels worden toegewezen aan de districten met het grootste nog niet vertegenwoordigde bevolkingsoverschot.

De verdeling van de raadsleden over de kiesdistricten wordt bij elke volledige vernieuwing van de provincieraden door de Vlaamse Regering voor elk kiesdistrict in overeenstemming gebracht met de bevolking op basis van de bevolkingscijfers, vastgesteld overeenkomstig artikel 5.

Die lijst wordt uiterlijk vijf maanden voor de volledige vernieuwing van de provincieraden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

§ 2. Na een volledige vernieuwing van de provincieraad blijven de uittredende provincieraadsleden in functie tot de geloofsbrieven van de nieuw verkozen provincieraadsleden onderzocht zijn en tot de installatie van de meerderheid van de provincieraadsleden heeft plaatsgehad.

Artikel 7. (03/12/2018- ...)

§ 1. Als er geen bezwaar is ingediend tegen de verkiezing, worden de verkozen provincieraadsleden door de uittredende voorzitter van de provincieraad ten minste veertien dagen voor de installatievergadering van de provincieraad op de hoogte gebracht van de datum, het uur en de plaats van de installatievergadering.

De installatievergadering van de provincieraad vindt plaats op een van de eerste vijf werkdagen van december. Bij ontstentenis van oproeping door de uittredende voorzitter van de provincieraad vindt de installatievergadering van rechtswege plaats in het provinciehuis, om 10 uur, op de eerste werkdag van de maand december. De provinciegriffier brengt bij ontstentenis van oproeping door de uittredende voorzitter van de provincieraad voor de goede orde ten minste acht dagen voor de installatievergadering van de provincieraad de nieuw verkozen provincieraadsleden daarvan op de hoogte.

In het tweede lid wordt verstaan onder werkdag: elke dag van de week, behalve zaterdag, zondag en wettelijke en decretale feestdagen.

Ingeval bezwaar werd ingediend tegen de verkiezing en als die vervolgens toch geldig werd verklaard, worden de nieuw verkozen raadsleden door de uittredende voorzitter van de provincieraad bijeengeroepen op de installatievergadering binnen tien dagen na de dag waarop de uitslag van de verkiezing definitief is, maar ten vroegste op een van de eerste vijf werkdagen van december.

Als bezwaar werd ingediend tegen de verkiezing en als die verkiezing vervolgens ongeldig werd verklaard en er een nieuwe verkiezing gehouden moet worden, worden de nieuw verkozen raadsleden door de uittredende voorzitter van de provincieraad bijeengeroepen op de installatievergadering binnen tien dagen na de dag waarop de uitslag van de nieuwe verkiezing definitief is.

Als de nieuw verkozen raadsleden niet zijn bijeengeroepen overeenkomstig het vierde en het vijfde lid, gebeurt de bijeenroeping door een uittredend lid van de deputatie volgens hun rangorde.

Als de installatie van de provincieraad ten gevolge van een wijziging van de zetelverdeling niet van rechtswege kan plaatsvinden overeenkomstig het eerste lid, worden de nieuw verkozen raadsleden bijeengeroepen overeenkomstig het vierde en het zesde lid nadat de zetelverdeling definitief is.

§ 2. De uittredende voorzitter van de provincieraad zit de installatievergadering voor. Hij blijft voorzitter van de provincieraad tot een nieuwe voorzitter verkozen is. Indien de uittredende voorzitter van de provincieraad de installatievergadering niet kan voorzitten, wordt ze voorgezeten door een uittredend lid van de provincieraad dat opnieuw verkozen werd, en dat de hoogste anciënniteit als provincieraadslid bezit of, bij gelijke anciënniteit, door de oudste van hen.

§ 3. De provincieraad onderzoekt de geloofsbrieven van de verkozen provincieraadsleden. De verkozen provincieraadsleden van wie de geloofsbrieven werden goedgekeurd, leggen, vóór ze het mandaat aanvaarden, in openbare vergadering de volgende eed af in handen van de voorzitter van de installatievergadering: « Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen. ». De uittredende voorzitter van de installatievergadering legt, indien hij herkozen is als provincieraadslid, de eed af in handen van het provincieraadslid dat de meeste anciënniteit bezit of bij gelijke anciënniteit, door de oudste van hen.

§ 4. De verkozen provincieraadsleden worden geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat indien zij:
1° aanwezig zijn op de installatievergadering en weigeren de eed vermeld in § 3, af te leggen;
2° afwezig zijn op de installatievergadering en, na een uitdrukkelijke oproep, zonder geldige reden afwezig zijn op de eerste daaropvolgende vergadering.

§ 5. Als de voorzitter van de provincieraad, degene die de voorzitter vervangt of degene die de eed afneemt van de voorzitter, nalaat de eed af te nemen van de verkozen provincieraadsleden op de installatievergadering of, bij vervanging van een lid, na de installatievergadering uiterlijk op de eerstvolgende vergadering van de provincieraad, wordt de eed afgenomen door een gedeputeerde volgens hun rangorde. Als de voorzitter van de provincieraad, degene die de voorzitter vervangt of degene die de eed afneemt van de voorzitter, nalaat de eed af te nemen, noteert de provinciegriffier de vervanging van de voorzitter in de notulen van de vergadering.

§ 6. De rangorde van de provincieraadsleden wordt tijdens de installatievergadering van de nieuwe provincieraad onmiddellijk na de eedaflegging van de provincieraadsleden vastgesteld. Het provincieraadslid met de hoogste anciënniteit neemt de hoogste rang in. Bij gelijke anciënniteit neemt het provincieraadslid dat bij de laatste volledige vernieuwing van de provincieraad het hoogste aantal naamstemmen heeft behaald, de hoogste rang in. Bij een gelijk aantal naamstemmen neemt het provincieraadslid van wie de lijst bij de laatste volledige vernieuwing van de provincieraad de meeste stemmen heeft behaald, de hoogste rang in. De opvolgers die na de installatievergadering als provincieraadslid worden geïnstalleerd, nemen in volgorde van hun eedaflegging een rang in.

Artikel 8. (03/12/2018- ...)

§ 1. Op de installatievergadering verkiest de provincieraad een voorzitter onder de provincieraadsleden van Belgische nationaliteit. De voorzitter wordt verkozen op basis van een akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter, ondertekend door meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen deelnamen. Om ontvankelijk te zijn moet de akte van voordracht tevens ondertekend zijn door een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat werden verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-voorzitter voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen. Niemand kan meer dan één akte van voordracht ondertekenen. Overtreding van dit verbod heeft in alle akten van voordracht de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dit voorschrift werden geplaatst. Een verkozene die meer dan één akte van voordracht ondertekent, kan voor de duur van de zittingsperiode van de provincieraad niet worden benoemd of verkozen als gedeputeerde, voorzitter van de provincieraad of voorzitter van een provincieraadscommissie, noch een dergelijk mandaat waarnemen. Hij kan de provincie ook niet vertegenwoordigen of kan namens de provincie geen mandaat bekleden of waarnemen in provinciaal extern verzelfstandigde agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen. Als de betrokkene al een dergelijk mandaat bekleedt of waarneemt, vervalt dat mandaat van rechtswege voor de duur van de zittingsperiode van de raad.

De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat-voorzitter vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de voorzitter bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de voorzitter zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen of als er geen opvolger is vermeld, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig § 4.

De akte wordt uiterlijk acht dagen voor de installatievergadering van de provincieraad aan de provinciegriffier bezorgd.

§ 2. Nadat de provincieraadsleden de eed hebben afgelegd, bezorgt de provinciegriffier de akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter aan de voorzitter van de installatievergadering.

De voorzitter van de installatievergadering gaat na of de akte van voordracht ontvankelijk is overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in § 1. Alleen de handtekeningen van de provincieraadsleden die de eed hebben afgelegd, worden hiervoor in aanmerking genomen, met inbegrip van de handtekeningen van de opvolgers die de akte van voordracht hebben ondertekend en die nadien als provincieraadslid de eed hebben afgelegd. In voorkomend geval wordt de voorgedragen kandidaat-voorzitter verkozen verklaard.

§ 3. Als geen ontvankelijke akte van voordracht van kandidaat-voorzitter aan de voorzitter van de installatievergadering wordt bezorgd, gaat de provincieraad binnen veertien dagen over tot verkiezing van een voorzitter.

De provincieraadsleden kunnen hiertoe uiterlijk drie dagen voor de eerstvolgende vergadering van de provincieraad een gedagtekende akte van voordracht bezorgen aan de provinciegriffier.

Om ontvankelijk te zijn moet de akte van voordracht ten minste ondertekend zijn door een meerderheid van de personen, verkozen op de lijsten met hetzelfde letterwoord. Als de lijst waarop de kandidaat-voorzitter voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen. Onverminderd § 1 kan elk provincieraadslid slechts één akte van voordracht ondertekenen. Overtreding van dit verbod heeft in alle akten van voordracht de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dit voorschrift werden geplaatst. De sanctie vermeld in § 1 ten aanzien van de verkozene die meer dan één akte van voordracht ondertekent, is eveneens van toepassing. De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat-voorzitter vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de voorzitter bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de voorzitter zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen of als er geen opvolger is vermeld, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig § 4.

De verkiezing gebeurt bij geheime stemming.

De kandidaat die de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot voorzitter van de provincieraad.

Als geen enkele kandidaat de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald en als meerdere kandidaten werden voorgedragen voor het vacante mandaat, vindt een tweede stemronde plaats, waarin wordt gestemd op de twee kandidaten die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben behaald. Bij staking van stemmen in de eerste stemronde komt de kandidaat die bij de provincieraadsverkiezingen procentueel de meeste naamstemmen in verhouding tot het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen in de kiesomschrijving heeft behaald, in aanmerking voor de tweede stemronde. De kandidaat die in de tweede stemronde de meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot voorzitter. Bij staking van stemmen in de tweede stemronde is de kandidaat die bij de provincieraadsverkiezingen procentueel de meeste naamstemmen in verhouding tot het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen in de kiesomschrijving heeft behaald, verkozen tot voorzitter. Als de naamstemmen bepalend zijn en de kandidaten een gelijk aantal naamstemmen hebben behaald, is de voorgedragen kandidaat verkozen van wie de lijst bij de provincieraadsverkiezingen procentueel de meeste stemmen in de kiesomschrijving heeft behaald.

§ 4. Als de voorzitter het mandaat niet aanvaardt, van zijn mandaat van provincieraadslid vervallen wordt verklaard, als verhinderd wordt beschouwd, ontslag genomen heeft of overleden is, wordt tot een nieuwe verkiezing van voorzitter overgegaan op de eerstvolgende vergadering van de provincieraad, overeenkomstig § 1 tot en met § 3. Tot aan de nieuwe verkiezing wordt het voorzitterschap waargenomen overeenkomstig het tweede lid.

Als de voorzitter om een andere reden dan de redenen, vermeld in het eerste lid, tijdelijk afwezig is, of als hij bij een welbepaalde aangelegenheid betrokken partij is overeenkomstig artikel 27, neemt de ondervoorzitter het voorzitterschap waar.

De voorzitter die als verhinderd wordt beschouwd of die tijdelijk afwezig is, wordt vervangen zolang hij verhinderd of tijdelijk afwezig is. De provincieraad neemt akte van de verhindering en van de beëindiging van de periode van verhindering. Als het niet gaat om een door het decreet opgelegde verhindering, dan richt de voorzitter zijn verzoek tot vervanging wegens verhindering aan de provincieraad.

§ 5. Na de verkiezing van de voorzitter stelt de raad zijn bureau samen op basis van het huishoudelijk reglement. Het huishoudelijk reglement bepaalt vrij de samenstelling van het bureau, met dien verstande dat er minstens één ondervoorzitter moet gekozen worden en dat de fracties met minstens drie fractieleden alleszins moeten vertegenwoordigd zijn.

Artikel 9. (01/07/2009- ...)

Een verkozen provincieraadslid dat voor zijn installatie afstand wil doen van zijn mandaat, brengt de voorzitter van de provincieraad daarvan schriftelijk op de hoogte. De afstand wordt definitief zodra de provincieraad er kennis van heeft genomen.

Artikel 10. (03/12/2018- ...)

§ 1. Het provincieraadslid dat tijdens zijn mandaat niet meer voldoet aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden, wordt door de provincieraad, nadat het raadslid is gehoord, vervallen verklaard tenzij het provincieraadslid onmiddellijk ontslag neemt overeenkomstig artikel 15.

De voorzitter van de provincieraad brengt de Raad voor Verkiezingsbetwistingen evenals de betrokkene onmiddellijk op de hoogte van feiten die het verval van mandaat met zich kunnen meebrengen. Als de provincieraad niet optreedt binnen twee maanden nadat hij kennis heeft van de feiten die verval met zich kunnen meebrengen, treedt de Raad voor Verkiezingsbetwistingen in zijn plaats op, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een provincieraadslid of van het openbaar ministerie. De provincieraad wordt geacht kennis te hebben van de feiten die verval met zich kunnen meebrengen, hetzij vanaf de ontvangst van een bezwaar van een ander provincieraadslid of van het openbaar ministerie, hetzij vanaf de verzending van de kennisgeving door de voorzitter aan de Raad voor Verkiezingsbetwistingen.

§ 2. De vervallenverklaring heeft pas gevolg vanaf de kennisgeving aan het provincieraadslid van de uitspraak van het verval door de provincieraad of de Raad voor Verkiezingsbetwistingen. Ze tast de geldigheid van de eerdere beslissingen van de provincieraad niet aan.

§ 3. Als de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, na de vervallenverklaring zijn mandaat blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro.

Artikel 11. (03/12/2018- ...)

De volgende personen kunnen geen deel uitmaken van een provincieraad:
1° de federale, Vlaamse of Europese parlementsleden en leden van de Vlaamse Regering, de federale regering of van de Europese Commissie;
2° de provinciegouverneurs, de hoge ambtenaar die de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aanwijst overeenkomstig artikel 48, derde lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse Instellingen, de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen voorzover hun ambtsgebied gelegen is in de provincie in kwestie;
3° de magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de griffiers bij de hoven en de rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk Hof;
4° de personeelsleden van de provincie in kwestie of van de provinciale extern verzelfstandigde agentschappen van de provincie;
5° de personen die in een intermediair beleidsniveau van een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig is aan dat van provincieraadslid, voorzitter van de provincieraad, gedeputeerde of provinciegouverneur;
6° bloedverwanten tot en met de tweede graad, aanverwanten in de eerste graad of echtgenoten in de provincieraad van eenzelfde provincie.

Worden bloed- of aanverwanten in een graad zoals vermeld in het eerste lid, 6°
of twee echtgenoten gekozen bij eenzelfde verkiezing, dan wordt de voorkeur bepaald door de grootte van de quotiënten op grond waarvan de door die kandidaten verkregen zetels aan hun lijst zijn toegekend. Als twee bloed- of aanverwanten in een verboden graad of twee echtgenoten worden gekozen, de ene tot raadslid, de andere tot opvolger, dan geldt het verbod om zitting te nemen alleen voor de opvolger, tenzij de plaats waarvoor hij in aanmerking komt, is opengevallen voor de verkiezing van zijn bloed- of aanverwant of echtgenoot.Tussen opvolgers die voor opengevallen plaatsen in aanmerking komen, wordt de voorrang allereerst bepaald door de tijdsorde van de vacatures. Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning in de zin van artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld.

Aanverwantschap die later tot stand komt tussen raadsleden, brengt geen verval van hun mandaat mee. Dat geldt niet bij een huwelijk tussen raadsleden en in het geval dat er een verklaring van wettelijke samenwoning in de zin van artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek werd afgelegd. De onverenigbaarheid wordt geacht op te houden door het overlijden van de persoon door wie ze tot stand is gekomen, door echtscheiding of door het beëindigen van de wettelijke samenwoning.

Artikel 12. (01/12/2012- ...)

§ 1. Het verkozen provincieraadslid dat zich op het ogenblik van zijn installatie als provincieraadslid in een situatie bevindt die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de provincieraad, kan de eed niet afleggen, tenzij hij aantoont dat hij ontslag genomen heeft uit de met het mandaat van provincieraadslid onverenigbare functie. Hij wordt bijgevolg geacht afstand te doen van het hem toegekende mandaat.

§ 2. Een provincieraadslid dat tijdens zijn mandaat in een situatie terechtkomt die onverenigbaar is met zijn mandaat en dat binnen vijftien dagen na het tot hem gerichte verzoek van de voorzitter van de provincieraad geen einde maakt aan die situatie, wordt door de provincieraad vervallen verklaard van zijn mandaat, overeenkomstig artikel 10, § 1, tweede lid, § 2 en § 3, nadat het betrokken provincieraadslid is gehoord.

§ 3. Als de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving na de vervallenverklaring, zijn mandaat blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro.

Artikel 13. (14/10/2018- ...)

Met behoud van de toepassing van de bepalingen van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 en het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges doet de Raad voor Verkiezingsbetwistingen uitspraak over geschillen die rijzen in verband met de afstand, het verval, het ontslag of de verhindering van het mandaat van provincieraadslid, voorzitter van de provincieraad of gedeputeerde, geschillen die rijzen in verband met het goedkeuren van de geloofsbrieven, de eedaflegging, de kennis van de bestuurstaal bepaald in artikel 44, § 4, de verkiezing, benoeming, vervanging en opvolging van de gedeputeerden en de voorzitter van de provincieraad. De Raad voor Verkiezingsbetwistingen doet eveneens uitspraak over geschillen die rijzen met betrekking tot de voorwaarden waaraan een vertrouwenspersoon als vermeld in artikelen 18 en 68bis moet voldoen, alsmede of het provincieraadslid voldoet aan de voorwaarden om een beroep te kunnen doen op een vertrouwenspersoon.

Tegen de uitspraken van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, is binnen een termijn van acht dagen na de kennisgeving een beroep mogelijk bij de Raad van State. Dat beroep is niet schorsend. De hoofdgriffier van de Raad van State deelt het beroep binnen acht dagen na de ontvangst ervan mee aan de betrokkene en aan de provincie in kwestie. De Raad van State doet uitspraak binnen zestig dagen. Het arrest van de Raad van State wordt door de zorg van de hoofdgriffier onmiddellijk ter kennis gebracht van de betrokkene, de Vlaamse Regering en de provincie.

Artikel 14. (03/12/2018- ...)

De provincieraad neemt akte van de verhindering van de volgende personen:
1° het provincieraadslid dat om medische redenen, om studieredenen of wegens verblijf in het buitenland gedurende een minimale termijn van twaalf weken niet aanwezig kan zijn op de vergaderingen van de provincieraad en vervangen wil worden. Hij richt daartoe een schriftelijk verzoek aan de voorzitter van de provincieraad. Bij het verzoek tot vervanging voor verhindering wegens medische redenen wordt een geneeskundig getuigschrift van maximaal vijftien dagen oud gevoegd, dat tevens de minimale termijn van afwezigheid om medische redenen aangeeft. Als het provincieraadslid dat om medische redenen afwezig blijft, niet in staat is om dat verzoek tot de voorzitter te richten, wordt hij van rechtswege als verhinderd beschouwd vanaf de derde opeenvolgende vergadering waarop hij afwezig is en zolang hij afwezig blijft. Bij het verzoek tot vervanging voor verhindering om studieredenen of verblijf in het buitenland wordt een attest gevoegd van de onderwijsinstelling of opdrachtgever;
2° het provincieraadslid dat ouderschapsverlof wil nemen voor de geboorte of adoptie van een kind. Dat provincieraadslid wordt op zijn schriftelijke verzoek, gericht aan de voorzitter van de provincieraad, vervangen, op zijn vroegst vanaf de zesde week voor de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie, tot het einde van de negende week na de adoptie of geboorte. Op schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de negende week verlengd met een duur die gelijk is aan die gedurende welke het raadslid zijn mandaat heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die aan de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaan. In geval van de geboorte of de adoptie van een meerling, kan op verzoek van het provincieraadslid het verlof verlengd worden met een periode van maximaal twee weken.
3° het provincieraadslid dat geschorst is op grond van de overeenkomstige toepassing van artikel 205 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011.
4° het provincieraadslid dat omwille van palliatief verlof, of voor verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad of van een zwaar ziek gezinslid, gedurende minimaal twaalf weken niet aanwezig wenst te zijn op de vergaderingen van de provincieraad en vervangen wil worden. Hij richt daartoe aan de voorzitter van de provincieraad een schriftelijk verzoek, vergezeld van een verklaring op erewoord waarin het raadslid zich bereid verklaart om bijstand of verzorging te verlenen. De naam van de patiënt hoeft niet te worden vermeld.

Artikel 15. (03/12/2018- ...)

Het provincieraadslid dat ontslag wil nemen, deelt dat schriftelijk mee aan de voorzitter van de provincieraad. Het ontslag is definitief na de ontvangst van de kennisgeving door de voorzitter van de provincieraad. Het lid van de provincieraad blijft zijn mandaat uitoefenen tot zijn opvolger is geïnstalleerd, behoudens als het ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid.

Als het provincieraadslid zelf voorzitter van de provincieraad is, deelt hij zijn ontslag schriftelijk mee aan de persoon die hem vervangt met toepassing van artikel 8, § 4, eerste lid. Het ontslag is definitief zodra zijn vervanger de kennisgeving ontvangt.

Artikel 16. (01/12/2012- ...)

Het provincieraadslid dat afstand doet van zijn mandaat, dat van zijn mandaat vervallen wordt verklaard, dat als verhinderd wordt beschouwd, dat ontslag genomen heeft, of dat overleden is, wordt vervangen door zijn opvolger, die wordt aangewezen overeenkomstig het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011.

De geloofsbrieven worden onderzocht overeenkomstig artikel 7, § 3. De eedaflegging gebeurt in openbare vergadering in de handen van de voorzitter van de provincieraad.

Het provincieraadslid dat als verhinderd wordt beschouwd, wordt vervangen zolang de toestand van verhindering duurt. De provincieraad neemt akte van de beëindiging van de periode van verhindering.

Artikel 17. (03/12/2018- ...)

§ 1. De provincieraadsleden ontvangen ten laste van de provincie presentiegeld voor hun aanwezigheid op vergaderingen van de provincieraad. De Vlaamse Regering stelt een lijst op van vergaderingen die voortvloeien uit de mandaatsverplichtingen van de provincieraadsleden waarvoor de provincieraad bij huishoudelijk reglement de hoegrootheid van het presentiegeld en van de verplaatsingsvergoeding bepaalt.

De som van de vergoedingen, wedden en presentiegelden die de provincieraadsleden ontvangen voor hun mandaat als raadslid en de som van de vergoedingen, wedden en presentiegelden die ze ontvangen als bezoldiging voor activiteiten die ze naast hun mandaat uitgeoefend hebben, is gelijk aan of lager dan anderhalve keer het bedrag van de vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement. Voor de berekening van dat bedrag komen de vergoedingen, wedden en presentiegelden die de provincieraadsleden ontvangen in aanmerking als ze voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard.

Als het plafond, vermeld in het tweede lid, wordt overschreden, wordt de som van de vergoedingen, wedden of presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard als vermeld in het tweede lid, verminderd tot het passende bedrag.

De vergoedingen, wedden en presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard, zijn die, vermeld in artikel 68, § 4, tweede lid.

§ 2. De provincieraad bepaalt het bedrag van de presentiegelden binnen de grenzen die vastgelegd zijn door de Vlaamse Regering.

De provincie vermindert de presentiegelden van het provincieraadslid dat andere wettelijke of reglementaire bezoldigingen, pensioenen, vergoedingen of toelagen ontvangt, of de provincie vult die vergoeding aan, met een bedrag ter compensatie van het inkomensverlies dat de betrokkene lijdt, op voorwaarde dat de mandataris daar zelf om verzoekt. De provinciegriffier stelt vast of aan de vereiste voorwaarden is voldaan.

§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de grenzen waarbinnen de provincieraad kan bepalen welke specifieke kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat van provincieraadslid, voorzitter, bureaulid van de provincieraad en fractie- of commissievoorzitter, voor terugbetaling in aanmerking komen.

§ 4. De provincieraadsleden die hun woonplaats hebben op ten minste vijf kilometer van de plaats van de vergadering, ontvangen een vergoeding wegens reiskosten gelijk aan de prijs van de reis van hun woonplaats naar de zetel van de provincieraad op de lijnen van de openbare vervoerdiensten. Als zij van hun eigen voertuig gebruikmaken, wordt die vergoeding berekend volgens het tarief, vastgesteld op het stuk van de reiskosten toegekend aan het personeel van de provincie.

De vergoeding voor reiskosten wordt bepaald volgens de dagen aanwezigheid, zoals die is vastgesteld in registers die voor dat doel worden bijgehouden.

Het bedrag van de vergoeding voor reiskosten wordt door de provincieraad vastgesteld.

 § 5. De provincieraad kan de eretitels toekennen aan de provincieraadsleden onder de voorwaarden die hij bepaalt.

§ 6. De provincie sluit een verzekering af om de burgerlijke aansprakelijkheid, met inbegrip van de rechtsbijstand, te dekken die persoonlijk ten laste komt van de provincieraadsleden bij de normale uitoefening van hun mandaat.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van deze bepaling.

De provincie sluit tevens een verzekering af voor ongevallen van de provincieraadsleden, overkomen in het kader van de normale uitoefening van hun ambt.

§ 7. Behalve in geval van herhaling is de provincie burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe een provincieraadslid wordt veroordeeld wegens een misdrijf, begaan bij de normale uitoefening van zijn ambt, met uitzondering van de persoonlijke inbreuk begaan op de verkeersreglementering.

De regresvordering van de provincie ten aanzien van de veroordeelde provincieraadsleden is beperkt tot de gevallen van bedrog, zware schuld of lichte schuld die bij hen gewoonlijk voorkomen.

Artikel 18. (13/06/2024- ...)

§ 1. Het provincieraadslid dat wegens een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dat mandaat laten bijstaan door een vertrouwenspersoon, gekozen uit personen die de volle leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en die legaal binnen de Europese Unie verblijven, op voorwaarde dat hij zich niet bevindt in een situatie als vermeld in artikel 11, met uitzondering van het verbod in verband met bloed- en aanverwantschap ten aanzien van het lid met een handicap, en een situatie als vermeld in artikel 14.

§ 2. Voor de toepassing van de eerste paragraaf bepaalt de Vlaamse Regering de criteria tot vaststelling van de hoedanigheid van een provincieraadslid met een handicap.

§ 3. Bij het verlenen van de bijstand krijgt de vertrouwenspersoon dezelfde middelen ter beschikking en heeft hij dezelfde verplichtingen als het provincieraadslid, maar hij is niet gehouden tot de eedaflegging. Hij heeft eveneens recht op presentiegeld en een vergoeding voor reiskosten onder dezelfde voorwaarden als het provincieraadslid.

Afdeling II De werking van de provincieraad (... - ...)

Artikel 19. (01/12/2006- ...)

De provincieraad vergadert zo dikwijls als de zaken die tot de bevoegdheid ervan behoren het vereisen en ten minste tienmaal per jaar in de hoofdplaats van de provincie, tenzij de provincieraad wegens een buitengewone gebeurtenis door zijn voorzitter in een andere gemeente van de provincie wordt bijeengeroepen.

Artikel 20. (01/12/2012- ...)

De voorzitter van de provincieraad beslist tot bijeenroeping van de provincieraad en stelt de agenda van de vergadering op. De agenda bevat in ieder geval de punten die door de deputatie aan de voorzitter worden meegedeeld.

De voorzitter is verplicht de provincieraad bijeen te roepen op verzoek van een derde van de zittinghebbende leden of van de deputatie.

De voorzitter is ook verplicht de provincieraad bijeen te roepen op verzoek van een vijfde van de zittinghebbende leden als zes weken na de datum van de vorige provincieraad nog geen bijeenroeping heeft plaatsgevonden. De periode van zes weken wordt geschorst van 11 juli tot en met 15 augustus.

In geval van een verplichte bijeenroeping als vermeld in het tweede en het derde lid, roept de voorzitter de provincieraad bijeen op de aangewezen dag en het aangewezen uur en met de voorgestelde agenda. Daarvoor bezorgen de provincieraadsleden en de deputatie voor elk punt op die agenda hun voorstel van beslissing met toelichting aan de provinciegriffier, die de voorstellen bezorgt aan de voorzitter van de provincieraad.

Artikel 21. (27/02/2022- ...)

Behalve in spoedeisende gevallen en behalve in geval van toepassing van artikel 7, § 1, wordt de oproeping ten minste acht dagen vóór de dag van de vergadering aan het raadslid bezorgd.

De oproeping vermeldt in elk geval de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergadering en bevat een toegelicht voorstel van beslissing. De agendapunten moeten voldoende duidelijk omschreven zijn. Voor elk agendapunt wordt het dossier dat erop betrekking heeft, ter beschikking van de provincieraadsleden gesteld vanaf de verzending van de agenda. Als een raadslid daarom verzoekt, wordt een dossier elektronisch ter beschikking gesteld.

Het huishoudelijk reglement bepaalt de wijze waarop de oproeping van de provincieraadsleden wordt verzonden en de wijze waarop het dossier dat op de agenda betrekking heeft, ter beschikking wordt gesteld. Het huishoudelijk reglement bepaalt of de provincieraad of de provincieraadscommissies, vermeld in artikel 39, digitaal of hybride kunnen vergaderen en bepaalt de wijze waarop die vergaderingen plaatsvinden. De provincieraad kan alleen digitaal vergaderen in de uitzonderlijke omstandigheden, vermeld in het huishoudelijk reglement. De provincieraad kan alleen hybride vergaderen in de uitzonderlijke omstandigheden, vermeld in het huishoudelijk reglement. De Vlaamse Regering kan de minimale voorwaarden voor digitale en hybride vergaderingen bepalen.

De provinciegriffier of de door hem aangewezen personeelsleden verstrekken aan de provincieraadsleden die erom verzoeken, technische inlichtingen over stukken die in het dossier voorkomen. Het huishoudelijk reglement bepaalt de wijze waarop die inlichtingen worden verstrekt.

Artikel 22. (29/06/2009- ...)

Provincieraadsleden en de deputatie kunnen uiterlijk vijf dagen vóór de vergadering punten aan de agenda toevoegen. Hiertoe bezorgen ze hun toegelicht voorstel van beslissing aan de provinciegriffier, die de voorstellen bezorgt aan de voorzitter van de provincieraad.

Van deze mogelijkheid kan geen gebruik gemaakt worden door een individueel lid van de deputatie.

De provinciegriffier deelt de aanvullende agendapunten zoals vastgesteld door de voorzitter van de provincieraad, samen met de bijbehorende toegelichte voorstellen onverwijld mee aan de provincieraadsleden.

Artikel 23. (03/12/2018- ...)

§ 1. Behalve in spoedeisende gevallen worden plaats, dag, tijdstip en agenda van de vergaderingen van de provincieraad uiterlijk acht dagen voor de vergadering openbaar gemaakt, zodat het publiek ervan kan kennisnemen op elk moment. Het huishoudelijk reglement bepaalt de nadere regels over de plaats en de wijze van openbaarmaking.

Als agendapunten aan de agenda worden toegevoegd overeenkomstig artikel 22, wordt de aangepaste agenda uiterlijk 24 uur nadat hij is vastgesteld, openbaar gemaakt overeenkomstig het eerste lid. In spoedeisende gevallen wordt de agenda uiterlijk 24 uur nadat hij is vastgesteld, en uiterlijk vóór de aanvang van de vergadering openbaar gemaakt overeenkomstig het eerste lid.

§ 2. ...

Artikel 24. (01/12/2006- ...)

De voorzitter zit de vergaderingen van de provincieraad voor, en opent en sluit de vergaderingen.

Artikel 25. (27/02/2022- ...)

De voorzitter is belast met de handhaving van de orde in de vergadering. Hij kan, na een voorafgaande waarschuwing, elke toehoorder die openlijk tekens van goedkeuring of van afkeuring geeft of die op enigerlei wijze wanorde veroorzaakt, uit de vergadering laten verwijderen.

De voorzitter kan bovendien een proces-verbaal opmaken tegen die persoon en dat proces-verbaal bezorgen aan het Openbaar Ministerie met het oog op de eventuele vervolging van de betrokkene.

Het huishoudelijk reglement bepaalt de maatregelen die de voorzitter kan nemen tot handhaving van de orde tijdens de vergadering indien een raadslid de orde verstoort.

Artikel 26. (03/12/2018- ...)

De provincieraad kan alleen beraadslagen of beslissen als de meerderheid van de zittinghebbende provincieraadsleden aanwezig is.

De provincieraad kan echter, als hij eenmaal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden aanwezig is, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen of beslissen over de onderwerpen die voor de tweede maal op de agenda voorkomen.

In die oproeping wordt vermeld dat het om een tweede oproeping gaat. In de tweede oproeping worden de bepalingen van dit artikel overgenomen.

Artikel 27. (03/12/2018- ...)

§ 1. Het is voor een provincieraadslid verboden deel te nemen aan de bespreking en de stemming:
1° over aangelegenheden waarin hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger, of waarbij de echtgenoot, of bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Dat verbod strekt niet verder dan de bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, ontslagen, afzettingen en schorsingen. Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning in de zin van artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld;
2° over de vaststelling of goedkeuring van het meerjarenplan, het budget en de jaarrekening van een instantie waaraan hij rekenschap verschuldigd is of waarvan hij tot het uitvoerend orgaan behoort.

Deze bepaling is niet van toepassing op het provincieraadslid dat zich in bovenvermelde omstandigheden bevindt louter op grond van het feit dat hij als vertegenwoordiger van de provincie is aangewezen in andere rechtspersonen.

§ 2. Het is voor een provincieraadslid verboden:
1° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen betaling te werken in geschillen ten behoeve van de provincie. Dat verbod geldt ook ten aanzien van de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het provincieraadslid werken;
2° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris te werken in geschillen ten behoeve van de tegenpartij van de provincie of ten behoeve van een personeelslid van de provincie aangaande beslissingen in verband met de tewerkstelling binnen de provincie. Dit verbod geldt ook ten aanzien van de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het provincieraadslid werken;
3° rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst te sluiten, behoudens in geval van een schenking aan de provincie of een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap, of deel te nemen aan een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van de provincie of de provinciaal extern verzelfstandigde agentschappen, behoudens in de gevallen waarbij het provincieraadslid een beroep doet op een door de provincie of een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap aangeboden dienstverlening en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat;
4° op te treden als afgevaardigde of deskundige van een vakorganisatie in het bijzonder onderhandelingscomité of het hoog overlegcomité van de provincie.

§ 3. Dit artikel is eveneens van toepassing op de vertrouwenspersoon, vermeld in artikelen 18 en 68bis.

§ 4. Als een provincieraadslid in de situatie verkeert vermeld in § 1, moet dat punt op de vergadering behandeld worden, en kan de vergadering niet gesloten worden voor het punt in kwestie is behandeld of voor beslist is om het punt uit te stellen.

Artikel 28. (01/01/2020- ...)

§ 1. De vergaderingen van de provincieraad zijn openbaar, behalve als:
1° het om aangelegenheden gaat die de persoonlijke levenssfeer raken. Zodra een dergelijk punt aan de orde is, beveelt de voorzitter de behandeling in besloten vergadering;
2° de provincieraad met twee derde van de aanwezige leden en op gemotiveerde wijze beslist tot behandeling in besloten vergadering, in het belang van de openbare orde of op grond van ernstige bezwaren tegen de openbaarheid.

De vergaderingen over de beleidsrapporten, vermeld in artikel 141, zijn in elk geval openbaar.

§ 2. De besloten vergadering kan enkel plaatsvinden na de openbare vergadering, uitgezonderd in tuchtzaken. Als tijdens de openbare vergadering blijkt dat de behandeling van een punt in besloten vergadering moet worden voortgezet, kan de openbare vergadering, enkel met dit doel, worden onderbroken. Als tijdens de besloten vergadering blijkt dat de behandeling van een punt in openbare vergadering moet worden behandeld, wordt dat punt opgenomen op de agenda van de eerstvolgende provincieraad. In geval van dringende noodzakelijkheid van het punt of in geval van de eed-aflegging van een personeelslid kan de besloten vergadering, enkel met dat doel, worden onderbroken.

Artikel 29. (01/12/2012- ...)

Een punt dat niet op de agenda voorkomt, mag niet in bespreking worden gebracht, behalve in spoedeisende gevallen.

Tot spoedbehandeling kan enkel worden besloten door ten minste twee derde van de aanwezige leden. De namen van die leden en de motivering van de spoedeisendheid worden in de notulen vermeld.

Artikel 30. (03/12/2018- ...)

§ 1. De provincieraadsleden hebben het recht van inzage in alle dossiers, stukken en akten, ongeacht de drager, die het bestuur van de provincie betreffen alsook in deze die betrekking hebben op aan de deputatie toegewezen taken. De provincieraadsleden kunnen een afschrift verkrijgen van die dossiers, stukken en akten. De vergoeding die eventueel wordt gevraagd voor het afschrift, mag in geen geval meer bedragen dan de kostprijs, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 12, lid 5, en artikel 15, lid 3, van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).

De briefwisseling, gericht aan de voorzitter van de provincieraad en die bestemd is voor de provincieraad, wordt meegedeeld aan de provincieraadsleden.

§ 2. De provincieraadsleden mogen alle instellingen en diensten bezoeken die de provincie opricht en beheert.

§ 3. De provincieraad bepaalt bij huishoudelijk reglement de voorwaarden voor het inzagerecht en het recht van afschrift, en de voorwaarden voor het bezoekrecht aan de instellingen en diensten die de provincie opricht en beheert.

§ 4. De provincieraadsleden, alsmede alle andere personen die krachtens de wet of het decreet de besloten vergaderingen van de provincieraad bijwonen, zijn tot geheimhouding verplicht.

Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging van de provincieraadsleden, alsmede van alle andere personen, vermeld in het eerste lid, wegens schending van het beroepsgeheim, overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.

§ 5. Het inzagerecht en het bezoekrecht van de provincieraadsleden, als vermeld in § 1, § 2 en § 3, geldt eveneens voor de autonome provinciebedrijven van de provincie.

Artikel 31. (01/12/2006- ...)

De gedeputeerde die buiten de provincieraad is benoemd, is aanwezig op de vergaderingen van de provincieraad. Hij beschikt in de provincieraad enkel over een raadgevende stem.

Artikel 32. (29/06/2009- ...)

De provincieraadsleden hebben het recht aan de deputatie mondelinge en schriftelijke vragen te stellen over het bestuur van de provincie alsook over zaken die betrekking hebben op de aan de deputatie toegewezen taken. Het vraagrecht kan niet uitgeoefend worden als de deputatie optreedt als rechtscollege.

Een toegelicht voorstel van beslissing, als vermeld in artikelen 20, 21 en 22, is niet vereist voor het stellen van een vraag als vermeld in het eerste lid.

De provinciegouverneur kan bevraagd worden in het kader van de taken die hij behartigt voor de provincie.

Artikel 33. (03/12/2018- ...)

De notulen en het zittingsverslag van de vergadering van de provincieraad worden onder de verantwoordelijkheid van de provinciegriffier opgesteld overeenkomstig artikelen 176 en 177.

Behalve in spoedeisende gevallen, worden de notulen en het zittingsverslag van de vorige vergadering ten minste acht dagen voor de dag van de vergadering ter beschikking gesteld van de provincieraadsleden. Het huishoudelijk reglement bepaalt de wijze waarop de notulen en het zittingsverslag ter beschikking worden gesteld. Als een provincieraadslid daarom verzoekt, worden de notulen en het zittingsverslag elektronisch ter beschikking gesteld.

Elk provincieraadslid heeft het recht tijdens de vergadering opmerkingen te maken over de redactie van de notulen en het zittingsverslag van de vorige vergadering. Als die opmerkingen door de provincieraad worden aangenomen, worden de notulen en het zittingsverslag in die zin aangepast.

Als er geen opmerkingen worden gemaakt over de notulen en het zittingsverslag van de vorige vergadering, worden de notulen en het zittingsverslag als goedgekeurd beschouwd en worden ze ondertekend door de voorzitter van de provincieraad en de provinciegriffier. In het geval de provincieraad bij spoedeisendheid werd samengeroepen, kan de provincieraad beslissen om opmerkingen toe te laten op de eerstvolgende vergadering.

Telkens als de provincieraad het wenselijk acht, worden de notulen staande de vergadering opgemaakt en door de meerderheid van de provincieraadsleden en de provinciegriffier ondertekend.

Artikel 34. (01/12/2006- ...)

De besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen. Onder volstrekte meerderheid van stemmen wordt verstaan, meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen, onthoudingen niet meegerekend. Bij staking van stemmen is het voorstel verworpen.

Artikel 35. (03/12/2018- ...)

§ 1. De stemmingen in de provincieraad zijn niet geheim.

§ 2. Over de volgende aangelegenheden wordt geheim gestemd:
1° de vervallenverklaring van het mandaat van provincieraadslid en van gedeputeerde;
2° de aanwijzing van de leden van de provinciale bestuursorganen en van de vertegenwoordigers van de provincie in overlegorganen en in de organen van andere rechtspersonen en feitelijke verenigingen;
3° individuele personeelszaken;
4° de beëindiging van een mandaat als vermeld in punt 2°.

§ 3. Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen in § 2 stemmen de leden van de provincieraad mondeling. Het huishoudelijk reglement kan een regeling invoeren die gelijkwaardig is met een mondelinge stemming. Als dusdanig worden de mechanisch uitgebrachte naamstemming en de stemming bij zitten en opstaan of bij handopsteking beschouwd. Ongeacht de bepalingen van het huishoudelijk reglement wordt er mondeling gestemd telkens als een derde van de aanwezige leden hierom verzoekt. Stemmingen over aangelegenheden als vermeld in § 2 kunnen ook geschieden door middel van een elektronisch systeem, dat de geheime stemming waarborgt.

§ 4. De voorzitter stemt het laatst, behalve bij geheime stemming.

Artikel 36. (03/12/2018- ...)

Voor elke benoeming tot ambten, elke contractuele aanstelling, elke verkiezing en elke voordracht van kandidaten wordt tot een afzonderlijke stemming overgegaan. Als bij de benoeming, de contractuele aanstelling, de verkiezing of de voordracht van kandidaten de vereiste meerderheid niet wordt verkregen bij de eerste stemming, wordt opnieuw gestemd over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald.

Als bij de eerste stemming sommige kandidaten een gelijk aantal stemmen behaald hebben, dan wordt de jongste kandidaat tot de herstemming toegelaten. Bij staking van stemmen heeft de jongste kandidaat de voorkeur.

Artikel 37. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 38. (15/09/2018- ...)

§ 1. Het provincieraadslid of de provincieraadsleden die op lijsten met dezelfde naam verkozen zijn, vormen één fractie.

§ 2. In afwijking van § 1 kunnen de kandidaat-provincieraadsleden die op lijsten met dezelfde naam zijn verkozen twee fracties vormen, mits aan volgende voorwaarden is voldaan :
1° de naam van de lijst bestaat uit meerdere woorden of afkortingen die minstens de twee fractienamen omvatten;
2° de kandidaat-provincieraadsleden beslissen bij de indiening van de voordrachtsakte of verbeteringsakte dat de op de lijst verkozen provincieraadsleden twee fracties vormen of kunnen vormen; in dat laatste geval wordt overgegaan tot de vorming van twee fracties als een meerderheid van de verkozen provincieraadsleden die potentieel een afzonderlijke fractie kunnen uitmaken, daartoe op de installatievergadering van de provincieraad beslist;
3° de in 2° bedoelde beslissing wordt genomen in een afzonderlijke akte inzake fractievorming, ondertekend door alle kandidaat-provincieraadsleden op de lijst;
4° de akte inzake fractievorming bevat alle kandidaat-provincieraadsleden van de lijst, in dezelfde volgorde als de voordrachtsakte of de verbeteringsakte die bij de voorzitter van het districtshoofdbureau wordt ingediend;
5° onverminderd het derde lid vermeldt de akte inzake fractievorming voor alle kandidaat-provincieraadsleden tot welke fractie zij zullen behoren in geval van verkiezing;
6° er worden op de akte inzake fractievorming slechts twee verschillende fracties vermeld;
7° de akte inzake fractievorming is als bijlage gevoegd bij de voordrachtsakte of de verbeteringsakte die, overeenkomstig artikel 84, 3°, en 100, 7°, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 tegen ontvangstbewijs aan de voorzitter van het provinciedistricts-hoofdbureau wordt bezorgd;
8° aan de provinciegriffier wordt tegen ontvangstbewijs een afschrift van de akte inzake fractievorming bezorgd uiterlijk de eerste werkdag na de dag dat de voordrachtsakte of de verbeteringsakte bij de voorzitter van het districtshoofdbureau werd ingediend.

De indiening van de akte inzake fractievorming en de door de kandidaat-provincieraadsleden gemaakte keuze is niet herroepbaar.

Als een kandidaat-provincieraadslid op de akte inzake fractievorming zich niet tot een fractie bekent, wordt het betrokken kandidaat-provincieraadslid geacht bij verkiezing te opteren voor de grootste fractie. Als beide fracties in de provincieraad even groot zijn, wordt hij geacht bij verkiezing te opteren voor de fractie waartoe de aanvoerder van de lijst behoort, behalve ingeval de lijstaanvoerder op de akte van fractievorming zich niet tot een fractie heeft bekend. In dat geval wordt het kandidaat-provincieraadslid geacht te opteren voor de fractie waartoe het kandidaat-provincieraadslid behoort dat de hoogste plaats op de lijst inneemt en dat zich tot een fractie heeft bekend.

Indien aan de voormelde regeling niet is voldaan kunnen er geen aparte fracties worden gevormd. Ingeval de kandidaat-provincieraadsleden, die op lijsten met dezelfde naam verkozen zijn, overeenkomstig het eerste lid beslissen om twee fracties te vormen, spreekt de provincieraad zich op de installatievergadering bij besluit uit of aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid is voldaan.

De Vlaamse Regering stelt het model van akte van fractievorming vast.

§ 3. Het provincieraadslid of de provincieraadsleden die verkozen zijn op lijsten die zich uiterlijk op de installatievergadering onderling hebben verenigd, vormen één fractie. Tot onderlinge vereniging van de lijsten kan slechts beslist worden als de meerderheid van de verkozenen op elk van die lijsten daarmee instemt.

§ 4. De onderlinge vereniging tot één fractie of de vorming van twee fracties overeenkomstig § 2, geldt tot de eerstvolgende volledige vernieuwing van de provincieraad.

§ 5. Het huishoudelijk reglement legt de nadere regels vast voor de samenstelling en de werking van de fracties, alsook, binnen de grenzen die de Vlaamse Regering bepaalt, voor de financiering ervan.

Artikel 39. (01/01/2019- ...)

§ 1. De provincieraad kan commissies oprichten die zijn samengesteld uit provincieraadsleden. De commissies hebben als taak, het voorbereiden van de besprekingen in de provincieraadszittingen, het verlenen van advies en het formuleren van voorstellen over de wijze waarop vorm wordt gegeven aan de inspraak van de bevolking telkens als dat voor de beleidsvoering wenselijk wordt geacht. De commissies kunnen steeds deskundigen en belanghebbenden horen.

§ 2. Artikelen 28 en 35 zijn van overeenkomstige toepassing op de vergaderingen en de stemmingen in de commissies.

§ 3. De mandaten in iedere commissie worden evenredig verdeeld over de fracties waaruit de provincieraad is samengesteld. De provincieraad bepaalt per provincieraadscommissie het aantal leden, alsook de wijze waarop de evenredigheid wordt berekend. Deze berekeningswijze geldt voor alle commissies die de provincieraad opricht. De evenredigheid vereist in ieder geval dat de som van het aantal mandaten dat toekomt aan de fracties waarvan leden deel uitmaken van de deputatie steeds hoger is dan de som van het aantal mandaten dat toekomt aan de andere fracties. Elke fractie wijst de mandaten toe, die haar overeenkomstig deze berekeningswijze toekomen, door middel van een voordracht, gericht aan de voorzitter van de provincieraad. Als de voorzitter van de provincieraad voordrachten ontvangt voor meer kandidaten dan er mandaten te begeven zijn voor een fractie, dan worden de mandaten toegewezen volgens de volgorde van voorkomen op de akte van voordracht.

Tot de eerstvolgende vernieuwing van de provincieraad wordt een fractie geacht eenzelfde aantal leden in de commissies te behouden. Indien één of meerdere leden verklaren niet meer te behoren tot de fractie als vermeld in artikel 38 kan dit lid niet meer zetelen, noch als lid van deze fractie, noch als lid van een andere fractie. Niettemin behouden deze fracties het oorspronkelijke aantal leden in deze commissie.

Om ontvankelijk te zijn moet de akte van voordracht voor elk van de kandidaat-commissieleden ten minste ondertekend zijn door een meerderheid van de leden van de fractie waarvan het kandidaat-commissielid deel van uitmaakt. Indien de fractie van het kandidaat-commissielid slechts uit twee verkozenen bestaat, volstaat de handtekening van een van hen. Niemand kan meer dan een akte ondertekenen per beschikbaar mandaat voor de fractie.

Als ten gevolge van de toepassing van de evenredige vertegenwoordiging overeenkomstig het eerste lid een fractie niet vertegenwoordigd is in een commissie, kan de fractie een raadslid aanwijzen dat als lid met raadgevende stem in de commissie zetelt.

§ 4. De gedeputeerden kunnen geen voorzitter zijn van een provincieraadscommissie.

§ 5. Het huishoudelijk reglement bepaalt de nadere regels voor de samenstelling en de werkwijze van de commissie, alsook voor de toekenning van presentiegelden, met dien verstande dat de leden met raadgevende stem, vermeld in paragraaf 3, vierde lid, hetzelfde presentiegeld krijgen als de andere leden.

Als een lid met raadgevende stem lid is van verschillende commissies, kan het bedrag van de toegekende presentiegelden jaarlijks nooit hoger zijn dan het hoogste presentiegeld dat jaarlijks theoretisch toegekend kan worden aan een vast lid. Voor de berekening van dat maximumbedrag wordt rekening gehouden met het aantal commissievergaderingen die voor een vast lid recht geven op presentiegeld.

Artikel 40. (27/02/2022- ...)

De provincieraad stelt bij de aanvang van de zittingsperiode een huishoudelijk reglement vast waarin aanvullende maatregelen worden opgenomen in verband met de werking van de raad en waarin minstens bepalingen worden opgenomen over:
1° de vergaderingen waarvoor presentiegeld en een verplaatsingsvergoeding wordt verleend, het bedrag van het presentiegeld en verplaatsingsvergoeding en de nadere regels in verband met de eventuele terugbetaling van specifieke kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat van provincieraadslid of lid van de deputatie;
2° de wijze van verzending van de oproeping en het ter beschikking stellen van het dossier aan de provincieraadsleden, alsook de wijze waarop de provinciegriffier of de door hem aangewezen personeelsleden aan de raadsleden die erom verzoeken, technische inlichtingen verstrekken over die stukken;
3° de wijze waarop de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergaderingen van de provincieraad openbaar worden gemaakt;
4° de voorwaarden voor het inzagerecht en het recht van afschrift voor provincieraadsleden en de voorwaarden voor het bezoekrecht aan de instellingen en diensten die de provincie opricht en beheert;
5° de voorwaarden waaronder de provincieraadsleden hun recht uitoefenen om aan de deputatie mondelinge en schriftelijke vragen te stellen;
6° de voorwaarden waaronder de provincieraadsleden hun recht uitoefenen om aan de provinciegouverneur mondelinge vragen te stellen;
7° de wijze van notulering en de wijze waarop de notulen en het zittingsverslag van de vorige vergadering ter beschikking worden gesteld van de provincieraadsleden;
8° de nadere regels voor de samenstelling en de werking van de commissies en de fracties;
9° de samenstelling van het bureau.
10° ...;
11° de wijze van het ter kennis brengen van de beslissingen, vermeld in artikel 51, vijfde lid;
12° de nadere voorwaarden waaronder het recht om verzoekschriften in te dienen wordt uitgeoefend, en de wijze waarop de verzoekschriften worden behandeld;
13° de keuze om digitaal of hybride te vergaderen en de wijze waarop;
14° de uitzonderlijke omstandigheden waarin de provincieraad digitaal kan vergaderen, als de mogelijkheid om digitaal te vergaderen in het huishoudelijk reglement is opgenomen;
15° de uitzonderlijke omstandigheden waarin de provincieraad hybride kan vergaderen, als de mogelijkheid om hybride te vergaderen in het huishoudelijk reglement is opgenomen.

De provincieraad kan het huishoudelijk reglement te allen tijde wijzigen.

Artikel 41. (01/12/2006- ...)

De provincieraad neemt een deontologische code aan.

Afdeling III De bevoegdheden van de provincieraad (... - ...)

Artikel 42. (01/12/2006- ...)

§ 1. Onder voorbehoud van de toepassing van andere wettelijke of decretale bepalingen beschikt de provincieraad over de volheid van bevoegdheid ten aanzien van de aangelegenheden, vermeld in artikel 2.

§ 2. De provincieraad bepaalt het beleid van de provincie en kan daartoe algemene regels vaststellen.

§ 3. De provincieraad stelt de provinciale reglementen vast. Onverminderd de federale wetgeving in verband met de bevoegdheid van de provincieraad tot het vaststellen van politieverordeningen, kunnen de reglementen onder meer betrekking hebben op het provinciaal beleid, de provinciale belastingen en retributies, en op het inwendige bestuur van de provincie.

Een afschrift van elk reglement waarin een strafbepaling of een administratieve sanctie wordt opgenomen, wordt dadelijk verzonden aan de griffies van de rechtbanken van eerste aanleg en aan die van de politierechtbanken waarvan het rechtsgebied betrekking heeft op het geheel of een gedeelte van het grondgebied van de provincie.

Artikel 43. (01/01/2019- ...)

§ 1. Behoudens bij uitdrukkelijke toewijzing van een bevoegdheid aan de provincieraad, kan de provincieraad bij reglement bepaalde bevoegdheden toevertrouwen aan de deputatie.

§ 2. De volgende bevoegdheden kunnen niet aan de deputatie worden toevertrouwd :
1° de aan de provincieraad toegewezen bevoegdheden, vermeld in titel II, hoofdstuk I, afdelingen I en II;
2° het vaststellen van provinciale reglementen andere dan over personeelsaangelegenheden en het bepalen van straffen op de overtreding van die reglementen;
3° het vaststellen van de beleidsrapporten, vermeld in artikel 141;
4° ...
5° het oprichten van en het toetreden tot rechtspersonen en het beslissen tot oprichting van, deelname aan of vertegenwoordiging in agentschappen, instellingen, verenigingen en ondernemingen;
6° het goedkeuren van beheersovereenkomsten en samenwerkingsovereenkomsten, als vermeld in artikelen 228 en 240;
7° het aanstellen en ontslaan van de provinciegriffier, de financieel beheerder en de ombudsman, alsook de sanctie- en tuchtbevoegdheid ten aanzien van die personeelsleden;
8° het goedkeuren van het algemene kader van het organisatiebeheersingssysteem, vermeld in artikel 96;
9° het vaststellen van wat onder het begrip 'dagelijks bestuur' moet worden verstaan;
10° beslissingen die de wet, het decreet of het uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk aan de provincieraad voorbehoudt;
11° het vaststellen van de plaatsingsprocedure en het vaststellen van de voorwaarden van overheidsopdrachten tenzij:
a) de opdracht past binnen het begrip dagelijks bestuur, vermeld in punt 9°, waarvoor de deputatie bevoegd is;
b) de raad de plaatsingsprocedure en het vaststellen van de voorwaarden voor die overheidsopdracht nominatief aan de deputatie heeft toevertrouwd;
12° de daden van beschikking over onroerende goederen, behalve die vermeld in artikel 57, § 3, 8°, c);
13° het definitief aanvaarden van schenkingen en het aanvaarden van legaten;
14° het inrichten van adviesraden en overlegstructuren;
15° het vaststellen van de provinciebelastingen en het vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de voorwaarden ervan;
16° het vaststellen van een systeem van klachtenbehandeling;
17° het samenstellen van het bureau;
18° beslissingen overeenkomstig artikel 186;
19° ...
20° het aangaan van andere dadingen, dan dadingen met personeelsleden naar aanleiding van een beëindiging van het dienstverband, die de gevolgen van de beëindiging van het dienstverband als voorwerp hebben;
21° de bevoegdheden van de provincieraad, vermeld in artikelen 155, 157, 158, 159 en 161;
22° de wijze van het ter kennis brengen van de beslissingen, vermeld in artikel 51;
23° het aanstellen en ontslaan van de leden van de raad van bestuur van een autonoom provinciebedrijf, de goedkeuring van de jaarrekening en het budget van een autonoom provinciebedrijf, de beslissing tot ontbinding en vereffening van een autonoom provinciebedrijf, en het aanstellen van de provinciale vertegenwoordigers in de algemene vergadering van een extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm;
24° ...
25° ...;
26° ...;
27° de bevoegdheden van de provincieraad als vermeld in artikel 47bis;
28° het vaststellen van subsidiereglementen en het toekennen van nominatieve subsidies;
29° het goedkeuren van het meerjarenplan en de aanpassingen ervan van een autonoom provinciebedrijf.

HOOFDSTUK II De deputatie (... - ...)

Afdeling I DE INRICHTING VAN DE DEPUTATIE (... - ...)

Artikel 44. (03/12/2018- ...)

§ 1. De deputatie van de provincieraad bestaat uit vier leden. Het voorzitterschap wordt geregeld conform artikel 52.

Leden van een provincieraad, die hetzij echtgenoten, hetzij bloedverwanten tot en met de tweede graad, hetzij aanverwanten in de eerste graad zijn, kunnen niet tegelijk deel uitmaken van de deputatie van die raad.

Aanverwantschap tot stand gekomen tijdens de duur van het lidmaatschap, maakt hieraan geen einde. Dit geldt niet voor het geval van huwelijk tussen leden van de deputatie.

Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning in de zin van artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld.

§ 2. De deputatie bestaat uit personen van verschillend geslacht.

Indien de deputatie niet rechtsgeldig blijkt te zijn samengesteld overeenkomstig het eerste lid van artikel 11bis van de Grondwet, wordt de laatste gedeputeerde in rang, verkozen overeenkomstig artikel 45, § 3, of artikel 50, § 1, van rechtswege vervangen door het op dezelfde lijst verkozen provincieraadslid van het andere geslacht met procentueel de meeste naamstemmen in verhouding tot het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen in de kiesomschrijving. Als verschillende raadsleden van het andere geslacht procentueel een gelijk aantal naamstemmen hebben behaald, geniet het raadslid dat de meeste naamstemmen heeft behaald voorrang onder die raadsleden. Als er geen verkozen provincieraadsleden van het andere geslacht op die lijst voorkomen, wordt de gedeputeerde van rechtswege vervangen door het niet-verkozen provincieraadslid van het andere geslacht met procentueel de meeste naamstemmen in verhouding tot het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen in de kiesomschrijving op diezelfde lijst. Als verschillende niet-verkozen provincieraadsleden van het andere geslacht procentueel een gelijk aantal naamstemmen hebben behaald, geniet het niet-verkozen provincieraadslid dat de meeste naamstemmen heeft behaald voorrang onder de niet-verkozen provincieraadsleden.

In afwijking van het tweede lid wordt, indien de deputatie niet rechtsgeldig blijkt te zijn samengesteld overeenkomstig het eerste lid van artikel 11bis van de Grondwet, en ingeval de overeenkomstig artikel 45, of 50, § 1, laatst verkozen gedeputeerde in rang, bij de verkiezing van de provincieraadsleden verkozen werd op een lijst die maar één kandidaat bevat, de voorlaatste gedeputeerde in rang vervangen overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid. Als ook de voorlaatste gedeputeerde in rang verkozen werd op een lijst die maar één kandidaat bevat, wordt de derde laatste gedeputeerde in rang, of in voorkomend geval de eerstvolgende laatste gedeputeerde in rang, vervangen overeenkomstig dezelfde bepalingen.

§ 3. Een gedeputeerde die overeenkomstig § 2 buiten de provincieraad is benoemd, is in alle gevallen stemgerechtigd in de deputatie.

§ 4. Ieder die het mandaat van gedeputeerde of voorzitter van de raad uitoefent of waarneemt, moet beschikken over de kennis van de bestuurstaal die vereist is voor de uitoefening van het mandaat.

Door hun verkiezing of benoeming bestaat het vermoeden dat de in het vorige lid bedoelde mandatarissen de vereiste taalkennis bezitten. Dat vermoeden kan worden weerlegd op verzoek van een provincieraadslid op basis van ernstige aanwijzingen, de bekentenis van de mandataris of de wijze waarop de betrokkene het mandaat uitoefent.

Het in het vorige lid bedoelde verzoek wordt ingediend bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen. Als het rechtscollege beslist dat het vermoeden van taalkennis is weerlegd, is de verkiezing of de benoeming vernietigd vanaf de dag van de kennisgeving van de beslissing van het rechtscollege, onverminderd de mogelijkheid van beroep bij de Raad van State, overeenkomstig artikel 13. Dit beroep schort de uitspraak van het rechtscollege niet op. Tot de algehele vernieuwing van de raad kan de betrokkene niet opnieuw benoemd of verkozen worden tot gedeputeerde of voorzitter van de raad, noch een dergelijk mandaat waarnemen.

De miskenning van de bepalingen van dit artikel door diegene van wie het vermoeden van taalkennis is weerlegd, is een grove nalatigheid in de zin van artikel 69.

Artikel 45. (03/12/2018- ...)

§ 1. Behalve de gedeputeerden die benoemd zijn overeenkomstig artikel 44, § 2, tweede lid, worden de gedeputeerden door de provincieraad onder de provincieraadsleden verkozen op basis van een gezamenlijke akte van voordracht van de kandidaat-gedeputeerden, ondertekend door meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen deelnamen. Om ontvankelijk te zijn moet die gezamenlijke akte van voordracht voor elk van de kandidaat-gedeputeerden tevens ondertekend zijn door een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst werden verkozen als de voorgedragen kandidaten. Als de lijst waarop een kandidaat-gedeputeerde voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen. Niemand kan meer dan één gezamenlijke akte van voordracht ondertekenen. Overtreding van dit verbod heeft in alle akten van voordracht de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen geplaatst in strijd met dit voorschrift. Een verkozene die meer dan één akte van voordracht ondertekent, kan voor de duur van de zittingsperiode van de provincieraad niet worden benoemd of verkozen als gedeputeerde, voorzitter van de provincieraad of voorzitter van een commissie, noch een dergelijk mandaat waarnemen. Hij kan de provincie ook niet vertegenwoordigen of kan namens de provincie geen mandaat bekleden of waarnemen in provinciaal extern verzelfstandigde agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen. Als de betrokkene al een dergelijk mandaat bekleedt of waarneemt, vervalt dat mandaat van rechtswege voor de duur van de zittingsperiode van de raad.

De gezamenlijke akte van voordracht is enkel ontvankelijk indien de voordracht betrekking heeft op personen van verschillend geslacht.

De gezamenlijke akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van een kandidaat-gedeputeerde vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de deputeerde bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de gedeputeerde zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen of als er geen opvolger is vermeld, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig artikel 50.

Die akte wordt uiterlijk acht dagen voor de installatievergadering van de provincieraad aan de provinciegriffier bezorgd. De provinciegriffier bezorgt een afschrift van de akte aan de uittredende voorzitter van de provincieraad of aan degene die hem overeenkomstig artikel 7, § 1, vervangt.

§ 2. Nadat de provincieraadsleden de eed hebben afgelegd, bezorgt de provinciegriffier de gezamenlijke akte van voordracht van de kandidaat-gedeputeerden aan de voorzitter van de provincieraad.

De voorzitter van de provincieraad gaat na of de gezamenlijke akte van voordracht ontvankelijk is overeenkomstig de voorwaarden, bepaald in § 1. Enkel de handtekeningen van de provincieraadsleden die de eed hebben afgelegd, worden hiertoe in aanmerking genomen, met inbegrip van de handtekeningen van de opvolgers die de akte van voordracht hebben ondertekend en die nadien als provincieraadslid de eed hebben afgelegd. In voorkomend geval worden de voorgedragen kandidaat-gedeputeerden verkozen verklaard.

§ 3. Als geen ontvankelijke gezamenlijke akte van voordracht van kandidaat-gedeputeerden aan de voorzitter van de installatievergadering wordt bezorgd, wordt binnen veertien dagen overgegaan tot afzonderlijke verkiezing van de gedeputeerden onder de provincieraadsleden. De provincieraadsleden kunnen hiertoe kandidaat-gedeputeerden voordragen.

De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat-gedeputeerde vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de gedeputeerde bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de gedeputeerde zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen of als er geen opvolger is vermeld, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig artikel 50.

Per mandaat wordt uiterlijk drie dagen voor de eerstvolgende vergadering van de provincieraad een gedagtekende akte van voordracht aan de provinciegriffier bezorgd.

Om ontvankelijk te zijn, moet de akte van voordracht ten minste ondertekend zijn door een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst werden verkozen als de voorgedragen kandidaat. Als de lijst waarop de kandidaat-gedeputeerde voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen. Onverminderd § 1 kan elk provincieraadslid slechts één akte van voordracht ondertekenen per mandaat. Overtreding van dit verbod heeft in alle akten van voordracht de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dit voorschrift werden geplaatst. De sanctie vermeld in § 1 ten aanzien van de verkozene die meer dan één akte van voordracht ondertekent, is eveneens van toepassing. Als de schriftelijk voorgedragen kandidaturen niet volstaan om de deputatie volledig samen te stellen, kunnen kandidaten mondeling op de zitting worden voorgedragen. Voor een kandidaat die op de zitting wordt voorgedragen, moet tijdens de zitting en vóór de stemming blijken dat een meerderheid van de provincieraadsleden die op dezelfde lijst zijn verkozen als de voorgedragen kandidaat, de voordracht van deze kandidaat steunt. Zo niet wordt de voordracht van deze kandidaat niet in aanmerking genomen.

De verkiezing gebeurt bij geheime stemming, door evenveel afzonderlijke stemmingen als er gedeputeerden te kiezen zijn.

De kandidaat die de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot gedeputeerde. Als geen enkele kandidaat de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald en als meerdere kandidaten werden voorgedragen voor het vacante mandaat, vindt een tweede stemronde plaats. Daarin wordt gestemd op de twee kandidaten die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben behaald. Bij staking van stemmen in de eerste stemronde komt de kandidaat die bij de provincieraadsverkiezingen procentueel de meeste naamstemmen in verhouding tot het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen in de kiesomschrijving heeft behaald, in aanmerking voor de tweede stemronde. De kandidaat die in de tweede stemronde de meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot gedeputeerde. Bij staking van stemmen in de tweede stemronde is de kandidaat die bij de provincieraadsverkiezingen procentueel de meeste naamstemmen in verhouding tot het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen in de kiesomschrijving heeft behaald, verkozen tot gedeputeerde.

Als de naamstemmen bepalend zijn en de kandidaten een gelijk percentage aan naamstemmen in verhouding tot het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen in de kiesomschrijving hebben behaald, is de voorgedragen kandidaat verkozen van wie de lijst bij de provincieraadsverkiezingen procentueel de meeste stemmen in verhouding tot het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen in de kiesomschrijving heeft behaald.

§ 4. De rang van de gedeputeerden wordt bepaald door de rangorde op de gezamenlijke akte van voordracht. In geval van afzonderlijke verkiezing van de gedeputeerden wordt de rang van de gedeputeerden bepaald door de volgorde van de stemmingen. De gedeputeerden die op grond van § 1, derde lid, § 3, tweede lid, of op grond van artikel 44, § 2, tweede lid, een gedeputeerde opvolgen, nemen de rang in in volgorde van hun verkiezing of benoeming.

Artikel 46. (01/12/2012- ...)

§ 1. Voor ze hun mandaat aanvaarden, leggen de gedeputeerden in openbare vergadering van de provincieraad de volgende eed af in handen van de provincieraadsvoorzitter: « Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen. »

§ 2. De gedeputeerde die de eed na twee achtereenvolgende uitnodigingen niet aflegt, wordt geacht zijn mandaat van gedeputeerde niet te aanvaarden.

Artikel 47. (03/12/2018- ...)

De gedeputeerden worden, behoudens de toepassing van artikel 45, § 1, derde lid en § 3, tweede lid, artikelen 47bis, 49 en 50, verkozen voor een periode van zes jaar. De uittredende gedeputeerden blijven na een volledige vernieuwing van de provincieraad in functie tot de installatie van de nieuwe deputatie heeft plaatsgevonden.

De personen, vermeld in artikel 11, kunnen evenmin deel uitmaken van een deputatie, respectievelijk van de deputatie in een welbepaalde provincie. Artikelen 10, 12, § 2 en § 3, en artikel 13, zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van de deputatie.

Artikel 47bis. (01/12/2012- ...)

De provincieraad kan bij volstrekte meerderheid van stemmen de structurele onbestuurbaarheid van de provincie vaststellen en brengt de Vlaamse Regering daarvan op de hoogte.

Op grond van die kennisgeving onderneemt de Vlaamse Regering een bemiddelingspoging.

Als de Vlaamse Regering vaststelt dat de bemiddeling mislukt is en er zich geen oplossing aandient, brengt ze de provincieraad daarvan op de hoogte. In dat geval kan de provincieraad de procedure starten voor de aanstelling van een nieuwe deputatie. Er wordt vervolgens overgegaan tot de verkiezing en installatie van de nieuwe gedeputeerden op basis van een gezamenlijke akte van voordracht, overeenkomstig artikelen 45, § 1, § 2 en § 4 en 46. De uittredende gedeputeerden blijven in functie tot de installatie van de nieuwe gedeputeerden heeft plaatsgevonden. In het geval er geen gezamenlijke akte van voordracht wordt ingediend, overeenkomstig artikel 45, § 1 en § 2, blijven de uittredende gedeputeerden in functie.

De vaststelling van de structurele onbestuurbaarheid en de aanstelling van een nieuwe deputatie in toepassing daarvan, kan niet gebeuren in spoedeisende gevallen zoals vermeld in artikel 29 en evenmin in de periode van twaalf maanden voor de dag van de verkiezingen voor de volledige vernieuwing van de provincieraden.

De aanstelling van een nieuwe deputatie na vaststelling van de structurele onbestuurbaarheid kan slechts eenmaal per bestuursperiode gebeuren.

Artikel 48. (29/06/2009- ...)

De provincieraad neemt akte van de verhindering van de volgende personen:
1° de gedeputeerde die om medische redenen, om studieredenen of wegens verblijf in het buitenland vervangen wil worden gedurende een minimale termijn van twaalf weken. Hij richt daartoe een schriftelijk verzoek aan de voorzitter van de provincieraad. Bij het verzoek wordt een geneeskundig getuigschrift van maximaal vijftien dagen oud gevoegd, dat tevens de minimale termijn van afwezigheid om medische redenen aangeeft. Als de gedeputeerde die om medische redenen afwezig blijft, niet in staat is om dat verzoek tot de voorzitter te richten, wordt hij van rechtswege als verhinderd beschouwd vanaf de derde opeenvolgende vergadering waarop hij afwezig is en zolang hij afwezig blijft. Bij het verzoek tot vervanging voor verhindering om studieredenen of verblijf in het buitenland wordt een attest gevoegd van de onderwijsinstelling of opdrachtgever;
2° de gedeputeerde die ouderschapsverlof wil nemen voor de geboorte of adoptie van een kind. Die gedeputeerde wordt op zijn schriftelijke verzoek, gericht aan de voorzitter van de provincieraad, vervangen, op zijn vroegst vanaf de zesde week voor de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie tot het einde van de negende week na de adoptie of geboorte. Op schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de negende week verlengd met een duur die gelijk is aan die gedurende welke de gedeputeerde zijn mandaat heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die aan de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaan. In geval van de geboorte of de adoptie van een meerling kan op verzoek van de gedeputeerde het verlof verlengd worden met een periode van maximaal twee weken.
3° de gedeputeerde die omwille van palliatief verlof, of voor verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad of van een zwaar ziek gezinslid vervangen wil worden gedurende minimaal twaalf weken. Hij richt daartoe aan de voorzitter van de provincieraad een schriftelijk verzoek, vergezeld van een verklaring op erewoord waarin de gedeputeerde zich bereid verklaart om bijstand of verzorging te verlenen. De naam van de patiënt hoeft niet te worden vermeld.

Artikel 49. (29/06/2009- ...)

De gedeputeerde die ontslag wil nemen, deelt dat schriftelijk mee aan de voorzitter van de provincieraad. Het ontslag is definitief na de ontvangst van die kennisgeving door de voorzitter van de provincieraad.

De gedeputeerde blijft zijn mandaat uitoefenen tot zijn opvolger is geïnstalleerd, behoudens als het ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid.

Artikel 50. (03/12/2018- ...)

§ 1. Als een gedeputeerde zijn mandaat van gedeputeerde niet aanvaardt, van zijn mandaat vervallen wordt verklaard, als verhinderd wordt beschouwd, afgezet of geschorst is, ontslag heeft genomen of overleden is, beslist de provincieraad met behoud van de toepassing van artikel 44, § 2, eerste lid, of het opengevallen mandaat van gedeputeerde wordt ingevuld. Als de provincieraad beslist heeft om het mandaat niet in te vullen, kan het mandaat voor de rest van de zittingsperiode niet meer ingevuld worden. Als de provincieraad beslist heeft om het mandaat in te vullen, wordt tot een nieuwe verkiezing van een gedeputeerde overgegaan binnen twee maanden na het openvallen van het mandaat van gedeputeerde. De gedeputeerde wordt verkozen op basis van een akte van voordracht van de kandidaat-gedeputeerde, ondertekend door meer dan de helft van de verkozen provincieraadsleden. Om ontvankelijk te zijn moet die akte van voordracht voor de kandidaat-gedeputeerden tevens ondertekend zijn door een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat werden verkozen. Als de lijst waarop een kandidaat-gedeputeerde voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen. Onverminderd artikel 45 kan elk provincieraadslid slechts één akte van voordracht ondertekenen per mandaat van gedeputeerde. Overtreding van dit verbod heeft in alle akten van voordracht de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dit voorschrift werden geplaatst. De sanctie vermeld in artikel 45 ten aanzien van de verkozene die meer dan één akte van voordracht ondertekent, is eveneens van toepassing. De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat-gedeputeerde vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam van de persoon vermeld worden die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de gedeputeerde bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de gedeputeerde zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen of als er geen opvolger is vermeld, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig dit artikel. De voorzitter van de provincieraad gaat na of de akte van voordracht ontvankelijk is. In voorkomend geval wordt de voorgedragen kandidaat-gedeputeerde verkozen verklaard op de eerstvolgende vergadering van de provincieraad.

Als binnen twee maanden na het openvallen van een mandaat van gedeputeerde en voor de bezorging van de voordrachtsakte, genomen met toepassing van het eerste lid, een bijkomend mandaat van gedeputeerde openvalt, kan voor de vervanging van al die mandaten overgegaan worden tot een verkiezing overeenkomstig artikel 45, § 1 en § 2. De oorspronkelijke termijn van twee maanden voor het eerst opengevallen mandaat blijft in dat geval van toepassing. Als evenwel toepassing wordt gemaakt van het eerste lid, blijft voor het tweede opengevallen mandaat de termijn, vermeld in het eerste lid, van toepassing.

In de gevallen, vermeld in het eerste en het tweede lid, kan op de akte van voordracht worden bepaald, in afwijking van artikel 45, § 4, dat een of meer nieuw verkozen gedeputeerden de rang innemen van degenen die ze vervangen.

Als twee maanden na het openvallen van het mandaat van gedeputeerde nog geen nieuwe gedeputeerde is benoemd overeenkomstig het eerste, het tweede of het derde lid, kan de gedeputeerde op de eerstvolgende vergadering van de provincieraad verkozen worden overeenkomstig artikel 45, § 3.

Tot aan de nieuwe verkiezing kan het mandaat worden waargenomen overeenkomstig § 2.

§ 2. Als de gedeputeerde om een andere reden dan de redenen, vermeld in paragraaf 1, afwezig is, kan hij worden vervangen door het op dezelfde lijst verkozen provincieraadslid met de hoogste rang. Als er geen provincieraadslid is dat op dezelfde lijst verkozen is, kan de gedeputeerde vervangen worden door het provincieraadslid van een andere lijst met de hoogste rang. Als dat raadslid de gedeputeerde niet kan vervangen, kan het mandaat van gedeputeerde waargenomen worden door een van de andere provincieraadsleden in volgorde van hun rang.

§ 3. De gedeputeerde die als verhinderd wordt beschouwd, die geschorst is of tijdelijk afwezig is, wordt vervangen zolang hij verhinderd, geschorst of tijdelijk afwezig is. De provincieraad neemt akte van de verhindering of schorsing, en van de beëindiging van de periode van verhindering of schorsing.

Afdeling II De werking van de deputatie (... - ...)

Artikel 51. (03/12/2018- ...)

De deputatie vergadert regelmatig, op de dagen en uren die ze bepaalt, en zo dikwijls als de behandeling van de zaken dat vereist. De voorzitter kan in spoedeisende gevallen buitengewone vergaderingen bijeenroepen, op de dag en het uur die hij bepaalt.

De deputatie kan enkel beraadslagen of beslissen als de meerderheid van de leden aanwezig is.

Artikel 27 en 30 zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van de deputatie.

De vergaderingen van de deputatie zijn niet openbaar, behalve overeenkomstig artikel 104bis van de Provinciewet, als de deputatie een rechtsprekende functie uitoefent.

Alleen de beslissingen worden opgenomen in de notulen en in het register van de beraadslagingen, en alleen die beslissingen kunnen rechtsgevolgen hebben. De notulen worden goedgekeurd op de eerstvolgende gewone vergadering van de deputatie. De notulen worden uiterlijk op dezelfde dag als de vergadering van de deputatie volgend op de vergadering van de deputatie waarop de notulen werden goedgekeurd, verstuurd naar of ter beschikking gesteld van de provincieraadsleden op de wijze die bepaald is in het huishoudelijk reglement. Als een provincieraadslid daarom verzoekt, worden de notulen elektronisch verstuurd of ter beschikking gesteld.

Artikel 52. (01/12/2006- ...)

De deputatie wordt voorgezeten door de provinciegouverneur, die de vergaderingen opent en sluit. Als de provinciegouverneur de deputatie niet kan voorzitten, wijst de deputatie een van haar leden aan om het voorzitterschap waar te nemen. De procedure wordt geregeld in het huishoudelijk reglement van de deputatie.

De provinciegouverneur is niet stemgerechtigd, behalve op grond van artikel 104, eerste lid, van de Provinciewet, wanneer de deputatie een rechtsprekende taak uitoefent.

Artikel 53. (01/12/2006- ...)

De deputatie beslist collegiaal.

Artikel 54. (01/12/2006- ...)

De besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen. Onder volstrekte meerderheid van stemmen wordt verstaan, meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen, onthoudingen niet meegerekend. Elke beslissing van de deputatie vermeldt de naam van de aanwezige leden en, in voorkomend geval, van de verslaggever.

Bij staking van stemmen wordt het voorstel verworpen.

Als de deputatie een rechtsprekende taak uitoefent, kunnen, overeenkomstig artikel 104, vijfde lid, van de provinciewet, alleen de leden die de volledige procedure hebben gevolgd, deelnemen aan de stemming. Bij staking van stemmen is, overeenkomstig dezelfde bepaling, de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Artikel 35, § 2 tot en met 3, en artikel 36 zijn van overeenkomstige toepassing op de stemmingen in de deputatie.

Artikel 55. (27/02/2022- ...)

De deputatie neemt bij de aanvang van de zittingsperiode een huishoudelijk reglement aan waarin ze nadere regels vaststelt over haar werking.

Het huishoudelijk reglement regelt minstens dat de deputatie al dan niet digitaal of hybride kan vergaderen en de wijze waarop die vergaderingen worden georganiseerd. De Vlaamse Regering kan de minimale voorwaarden voor digitale en hybride vergaderingen bepalen.

Artikel 56. (01/07/2009- ...)

De deputatie heeft dezelfde deontologische code als die welke is aangenomen voor de provincieraad. De deputatie kan echter zelf een deontologische code aannemen die minstens de deontologische code, zoals aangenomen door de provincieraad, omvat.

Afdeling III De bevoegdheden van de deputatie (... - ...)

Artikel 57. (01/01/2019- ...)

§ 1. De deputatie bereidt de beraadslagingen en de besluiten van de provincieraad voor.

Zij voert haar eigen beslissingen en die van de raad uit. Ze kan een van de gedeputeerden daarmee belasten. Ze kan eveneens één of meer gedeputeerden belasten met een opdracht en het onderzoek van een zaak, onder meer wat betreft het horen van betrokkenen bij een administratieve beroepsprocedure.

Ze beslist over alle zaken die tot het dagelijks bestuur van de provincie behoren.

§ 2. De deputatie oefent de bevoegdheden uit die eraan zijn toevertrouwd overeenkomstig artikel 43, § 1, of overeenkomstig andere wettelijke en decretale bepalingen.

§ 3. De deputatie is bevoegd voor :
1° de daden van beheer over de provinciale inrichtingen en eigendommen, binnen de door de provincieraad desgevallend vastgestelde algemene regels;
2° het aanstellen en het ontslaan van het personeel, alsook de sanctie- en tuchtbevoegdheid ten aanzien van het personeel, onverminderd de bevoegdheid van de provincieraad overeenkomstig artikel 43, § 2, 7°, en de gevallen waarin die bevoegdheid door of krachtens de wet of het decreet aan de provincieraad is opgedragen;
3° het financieel beheer, onverminderd de bevoegdheden van de provincieraad;
4° het voeren van de plaatsingsprocedure, de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten;
5° de vaststelling van de plaatsingsprocedure en de voorwaarden van overheidsopdrachten als het gaat om een opdracht die past binnen het begrip dagelijks bestuur vermeld in artikel 43, § 2, 9°;
6° de vaststelling van de plaatsingsprocedure en de voorwaarden van overheidsopdrachten voor de opdrachten waarvoor de provincieraad dat nominatief aan de deputatie heeft toevertrouwd;
7° beslissingen die de wet, het decreet of het uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk aan de deputatie voorbehoudt;
8° het stellen van daden van beschikking :
a) met betrekking tot roerende goederen, met uitzondering van het aangaan van de dadingen;
b) ...;
c) met betrekking tot verhuring, concessie, pacht, jacht- en visrechten van meer dan negen jaar, behoudens het vaststellen van de contractvoorwaarden waarvoor de provincieraad bevoegd blijft;
9° het vertegenwoordigen van de provincie in gerechtelijke en buitengerechtelijke gevallen en beslissingen over het in rechte optreden namens de provincie, met behoud van artikel 186;
10° het afsluiten van een afsprakennota als vermeld in artikel 84;
11° ...;
12° ....

§ 4. De deputatie is verantwoordelijk voor de zorg voor het provinciearchief waaronder de titels.

§ 4bis. De deputatie houdt een volledig en geactualiseerd overzicht bij van :
1° alle extern verzelfstandigde agentschappen van de provincie, hun statuten en hun overeenkomsten met de provincie;
2° alle verenigingen, stichtingen en vennootschappen waarin de provincie deelneemt.

Minstens eenmaal per jaar wordt de provincieraad in kennis gesteld van dit geactualiseerd overzicht met een toelichting over alle wijzigingen aan deze overzichtslijst die zich sinds de vorige toelichting hebben voorgedaan

§ 5. Dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheden die overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling II, aan de provinciegouverneur zijn toegekend.

Artikel 58. (03/12/2018- ...)

Met behoud van de toepassing van titel VII en behoudens bij uitdrukkelijke toewijzing van een bevoegdheid  aan de deputatie, kan de deputatie bij reglement de uitoefening van bepaalde bevoegdheden aan de provinciegriffier toevertrouwen.

De bevoegdheden van de deputatie, vermeld in het vierde lid en in artikel 57, § 1, eerste lid, en de op basis van artikel 57, § 2, gedelegeerde bevoegdheden door de provincieraad met betrekking tot het vaststellen van de rechtspositieregeling, het vaststellen van wat onder het begrip dagelijks personeelsbeheer moet worden verstaan, het aangaan van dadingen met personeelsleden naar aanleiding van een beëindiging van het dienstverband, die de gevolgen van de beëindiging van het dienstverband als voorwerp hebben, en de bevoegdheden, vermeld in artikel 57, § 3, 7°, 8°, c), 9° en 10°, kunnen evenwel niet aan de provinciegriffier worden toevertrouwd. Hetzelfde geldt voor de bevoegdheden van de deputatie inzake financieel beheer, als vermeld in artikel 150, 159, 161 en 163, § 2.

De provinciegriffier oefent de bevoegdheden die hem met toepassing van het eerste lid zijn toevertrouwd persoonlijk uit. Met uitzondering van de bevoegdheid tot het vaststellen van het organogram en de bevoegdheid tot het aanstellen van een waarnemend provincie-griffier bij toepassing van artikel 78, vierde lid, kan de provinciegriffier de uitoefening van de hem gedelegeerde bevoegdheid toevertrouwen aan andere personeelsleden van de provincie.

In afwijking van artikel 43 kan de deputatie in gevallen van dwingende en onvoorziene omstandigheden op eigen initiatief de bevoegdheden betreffende de vaststelling van de plaatsingsprocedure en de voorwaarden van overheidsopdrachten uitoefenen. Die bevoegdheid is niet voor delegatie vatbaar.

HOOFDSTUK III De provinciegouverneur (... - ...)

Afdeling I De benoeming van de provinciegouverneur (... - ...)

Artikel 59. (01/12/2006- ...)

De provinciegouverneur is commissaris van de Vlaamse Regering in de provincie, onverminderd zijn functie als commissaris van de federale Regering. Hij wordt, overeenkomstig artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 1°, derde lid, BWHI, benoemd en afgezet door de Vlaamse Regering, op eensluidend advies van de ministerraad.

De Vlaamse Regering stelt het statuut van de provinciegouverneur vast.

De provinciegouverneur verblijft in de hoofdplaats van de provincie of op iedere andere plaats van de provincie die de Vlaamse Regering aanwijst na advies van de provincieraad.

Artikel 60. (03/12/2018- ...)

De volgende personen kunnen geen provinciegouverneur zijn:
1° de magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de griffier bij de hoven en de rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk Hof;
2° de leden van het operationeel kader van de politiediensten;
3° de personen die een ambt uitoefenen dat rechtstreeks onder het gezag staat van de provinciegouverneur, van de provincieraad of van de deputatie;
4° de personen die in een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of functie uitoefenen, gelijkwaardig aan een ambt of functie, als vermeld in deze bepaling en de personen die in een lokale basisoverheid van een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig is aan dat van provincieraadslid, lid van de deputatie of provinciegouverneur.

Artikel 61. (01/12/2006- ...)

Alvorens zijn ambt te aanvaarden legt de provinciegouverneur de volgende eed af voor de Vlaamse Regering: « Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt trouw na te komen. »

De provinciegouverneur kan vrijwillig zijn ontslag indienen. Hij brengt de Vlaamse Regering hiervan aangetekend op de hoogte. Het ontslag wordt definitief zodra de Vlaamse Regering het aanvaard heeft.

Artikel 62. (29/12/2005- ...)

De provinciegouverneur kan geen enkel financieel voordeel verwerven uit zijn deelname aan raden van bestuur of andere vergaderingen van private vennootschappen of openbare instellingen.

Afdeling II De bevoegdheden van de provinciegouverneur (... - ...)

Artikel 63. (01/12/2006- ...)

De provinciegouverneur heeft het recht de beraadslagingen van de provincieraad bij te wonen. Hij krijgt het woord als hij het vraagt.

De provinciegouverneur kan de provincieraad verzoeken om bepaalde aangelegenheden te behandelen. De provincieraad is gehouden over deze aangelegenheden te beslissen.

Artikel 64. (01/12/2006- ...)

De provinciegouverneur is bevoegd voor de uitvoering van de wetten, de decreten en de uitvoeringsbesluiten van de federale overheid het gewest of de gemeenschap, tenzij die bevoegdheid uitdrukkelijk aan een ander orgaan van de provincie is opgedragen.

De provinciegouverneur informeert de provincieraad, als die daarom verzoekt, over de wijze waarop hij zijn bevoegdheid uitoefent.

Artikel 65. (01/12/2006- ...)

De provinciegouverneur is belast met de handhaving van de openbare orde in de provincie, overeenkomstig artikelen 128 en 129 van de Provinciewet.

HOOFDSTUK IV De arrondissementscommissarissen (... - ...)

Artikel 66. (01/12/2012- ...)

§ 1. De arrondissementscommissaris is een commissaris van de Vlaamse Regering, onverminderd zijn functie als commissaris van de federale Regering. Hij wordt, overeenkomstig artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 1°, derde lid, BWHI, benoemd en afgezet door de Vlaamse Regering, op eensluidend advies van de ministerraad.

De Vlaamse Regering bepaalt het aantal arrondissementscommissarissen en regelt hun rechtspositie.

De arrondissementscommissarissen oefenen hun opdracht uit onder gezag van de provinciegouverneur.

Alvorens hun ambt te aanvaarden, leggen de arrondissementscommissarissen de volgende eed af in handen van de provinciegouverneur: « Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt trouw na te komen. »

Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 52 wijst de provinciegouverneur in geval van afwezigheid een arrondissementscommissaris of een ambtenaar van niveau A van de Vlaamse overheid aan om hem te vervangen.

§ 2. Onverminderd de toepassing van artikel 139bis van de Provinciewet op de bevoegdheden en de opdrachten van de provinciegouverneur die betrekking hebben op de politie, kan de provinciegouverneur de uitoefening van andere bevoegdheden of opdrachten die hem zijn toegekend, eveneens opdragen aan een of meer arrondissementscommissarissen.

HOOFDSTUK V Rechtspositie, tucht en aansprakelijkheid (... - ...)

Afdeling I Rechtspositie (... - ...)

Artikel 67. (03/12/2018- ...)

De provincieraad kan de eretitels van de gedeputeerden toekennen onder de voorwaarden die hij bepaalt. De Vlaamse Regering bepaalt de ambtskledij en de onderscheidingstekens van de gedeputeerden.

Artikel 68. (01/01/2021- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

§ 1. De gedeputeerden genieten ten laste van de provincies een vergoeding, waarvan het bedrag gelijk is aan de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement.

In geval van verhindering of schorsing overeenkomstig artikelen 48 en 69 wordt het aan het ambt verbonden vergoeding toegekend aan diegene die het verhinderde of geschorste lid van de deputatie vervangt. De verhinderde of geschorste gedeputeerde ontvangt geen vergoeding voor de periode van verhindering of schorsing.

Als een provincieraadslid een gedeputeerde vervangt gedurende minstens dertig opeenvolgende dagen, wordt hem, onverminderd het tweede lid, die vergoeding betaald. Als een provincieraadslid de vergoeding van de gedeputeerde ontvangt, vervalt die van de gedeputeerde.

§ 2. De gedeputeerden ontvangen een forfaitaire onkostenvergoeding die alle kosten, verbonden aan de uitoefening van het ambt, dekt. Het bedrag van de onkostenvergoeding is gelijk aan de forfaitaire vergoeding die voor de in het raam van het mandaat van Vlaamse volksvertegenwoordiger gemaakte kosten wordt toegekend.

Gedeputeerden die buiten de provinciehoofdplaats verblijven, ontvangen evenwel een reiskostenvergoeding overeenkomstig de door de provincieraad vastgestelde regels.

Diegene die een gedeputeerde vervangt, met toepassing van § 1, tweede of derde lid, ontvangt de forfaitaire onkostenvergoeding vermeld in het eerste lid. In voorkomend geval heeft hij recht op de reiskostenvergoeding vermeld in het tweede lid. De gedeputeerde heeft dan, voor de duur van de vervanging, geen recht op een forfaitaire onkostenvergoeding, noch op een reiskostenvergoeding.

§ 3. De gedeputeerden mogen, buiten de in dit artikel vastgestelde vergoedingen, geen bijkomende vergoedingen genieten ten laste van de provincie en de extern verzelfstandigde agentschappen van de provincie en hun filialen, om welke reden of onder welke benaming ook.

§ 4. Het bedrag van de vergoedingen, salarissen of presentiegelden die gedeputeerden ontvangen als bezoldiging voor naast hun mandaat als gedeputeerde uitgeoefende activiteiten, mag de helft van het bedrag van de in § 1 vastgestelde vergoeding niet overschrijden. Voor de berekening van dat bedrag komen de vergoedingen, de salarissen of de presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard, in aanmerking.

Als de grens vastgesteld in het eerste lid, wordt overschreden, wordt de som van de in het voorgaande lid vermelde vergoedingen, salarissen of presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard, verminderd tot het passende beloop. Onder vergoedingen, salarissen en presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard dienen te worden begrepen :
1° presentiegelden ontvangen als lid van de gemeenteraad, als lid van de raad voor maatschappelijk welzijn en als lid van de bestuursorganen van gemeentelijk extern verzelfstandigde agentschappen en hun filialen;
2° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van een intergemeentelijk samenwerkingsverband als vermeld in deel 3, titel 3, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
3° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van sociale huisvestingsmaatschappijen als vermeld in de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
4° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van de rechtspersonen als vermeld in artikel 386 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
5° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van rechtspersonen als vermeld in artikel 188;
6° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van rechtspersonen als vermeld in deel 3, titel 4, hoofdstuk 2 tot en met 6, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

§ 5. Er wordt een uittredingsvergoeding toegekend aan de gedeputeerden die hun mandaat beëindigen. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van betaling, de toekenningsvoorwaarden en de duur van de uittredingsvergoeding binnen de hierna bepaalde grenzen :
- een maand uittredingsvergoeding per gepresteerd jaar, met een maximum van twaalf maanden;
- de vergoeding wordt niet uitgekeerd aan uittredende mandatarissen die worden verkozen of benoemd tot burgemeester of schepen, voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn, voorzitter van een bijzonder comité voor de sociale dienst die met toepassing van artikel 42, § 1, derde lid, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur schepen is, provinciegouverneur, ambassadeur, lid van het parlement, lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering, minister of staatssecretaris, lid van het Grondwettelijk Hof en evenmin aan uittredende mandatarissen die een bezoldigd ambt hebben aanvaard in een internationale of parastatale instelling;
- de uittredingsvergoeding vervalt indien de betrokkene een beroepsinkomen verwerft.

Hierbij kan de betrokkene aanvragen het verschil bij te passen indien dit inkomen lager zou liggen dan de uittredingsvergoeding.

§ 6. De gewezen gedeputeerden of hun rechtverkrijgende ontvangen een pensioen waarvan de provincieraad de voorwaarden en de wijze van toekenning vaststelt, zoals bepaald in artikel 105, § 5, van de Provinciewet.

Artikel 68bis. (13/06/2024- ...)

§ 1. De gedeputeerde die wegens een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dat mandaat laten bijstaan door een vertrouwenspersoon, gekozen uit de personen die de volle leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en die legaal binnen de Europese Unie verblijven, en zich niet bevinden in een van de volgende gevallen :
1° een situatie als vermeld in artikel 47, meer bepaald wat betreft de verwijzing naar artikel 11, met uitzondering van het verbod in verband met bloed- en aanverwantschap ten aanzien van de gedeputeerde met een handicap;
2° een situatie als vermeld in artikel 48.

§ 2. Voor de toepassing van § 1 bepaalt de Vlaamse Regering de criteria tot vaststelling van de hoedanigheid van een gedeputeerde met een handicap.

§ 3. Bij het verlenen van de bijstand krijgt de vertrouwenspersoon dezelfde middelen ter beschikking en heeft hij dezelfde verplichtingen als een provincieraadslid, maar hij is niet gehouden tot de eedaflegging. Hij heeft voor elke vergadering eveneens recht op presentiegeld onder dezelfde voorwaarden als een provincieraadslid.

Afdeling II Tucht (... - ...)

Artikel 69. (01/12/2012- ...)

De Vlaamse Regering kan een gedeputeerde schorsen of afzetten wegens kennelijk wangedrag of grove nalatigheid. De betrokken persoon wordt vooraf gehoord. De Vlaamse Regering stelt hiervoor de nadere procedureregels vast.

De afgezette gedeputeerde kan pas na verloop van twee jaar opnieuw worden aangesteld in een functie van gedeputeerde.

Afdeling III Aansprakelijkheid (... - ...)

Artikel 70. (01/07/2009- ...)

§ 1. Naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid is de federale staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de provincie burgerrechtelijk aansprakelijk voor de schade die de gedeputeerde aan derden berokkent bij de normale uitoefening van zijn mandaat. Ingeval de gedeputeerde bij de normale uitoefening van zijn mandaat schade berokkent aan de provincie of aan derden, is hij enkel aansprakelijk voor zijn bedrog en zijn zware schuld. Voor lichte schuld is hij enkel aansprakelijk als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.

§ 2. De gedeputeerde tegen wie een vordering tot schadevergoeding is ingesteld voor de burgerlijke rechter of de strafrechter naar aanleiding van schade die hij bij de normale uitoefening van zijn mandaat aan derden heeft berokkend, brengt, naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid, de federale staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de provincie daarvan op de hoogte. Hij kan naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid de federale staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de provincie in het geding betrekken. De federale staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de provincie kunnen vrijwillig tussenkomen.

§ 3. De vermelde rechtspersonen kunnen beslissen dat de schade slechts gedeeltelijk moet worden vergoed.

Artikel 71. (01/07/2009- ...)

Behalve in geval van herhaling is, naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid, de federale staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de provincie burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe de gedeputeerde wordt veroordeeld wegens een misdrijf, begaan bij de normale uitoefening van zijn mandaat, met uitzondering van de misdrijven, begaan door een persoonlijke inbreuk op de verkeersreglementering.

De regresvordering van de rechtspersonen, vermeld in het eerste lid, ten aanzien van de gedeputeerde is beperkt tot de gevallen van bedrog, zware schuld of lichte schuld als die bij hem gewoonlijk voorkomen.

De rechtspersonen, vermeld in het eerste lid, kunnen beslissen dat de geldboete slechts gedeeltelijk moet worden vergoed.

Artikel 72. (01/07/2009- ...)

De provincie sluit een verzekering af om de burgerlijke aansprakelijkheid, met inbegrip van de rechtsbijstand, te dekken die persoonlijk ten laste komt van de gedeputeerden bij de normale uitoefening van hun mandaat.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van het eerste lid.

De provincie sluit tevens een verzekering af voor ongevallen van de gedeputeerde overkomen in het kader van de normale uitoefening van zijn mandaat.

[Afdeling IV Mandatendatabank (ing. decr. 29 juni 2012, art. 26)] (... - ...)

Artikel 72bis. (03/12/2018- ...)

Een door de Vlaamse Regering aan te wijzen entiteit van de Vlaamse overheid houdt een databank bij met gegevens over de mandatarissen van de provincie. Die databank bevat de voornaam, de achternaam, het geslacht, de geboortedatum, het rijksregisternummer, de naam van de lijst waarop de mandataris als provincieraadslid is verkozen, de naam van de fractie waartoe hij behoort, of, in voorkomend geval, de melding dat hij als onafhankelijke zetelt, alsook, in voorkomend geval, de bevoegdheden die hij toegewezen krijgt, en de begin- en einddatum van zijn mandaat. Die gegevens worden ter beschikking gesteld door de provincie. De databank houdt het historisch overzicht van die gegevens bij.

De entiteit, vermeld in het eerste lid, is verantwoordelijk voor het beheer van de gegevens, vermeld in het eerste lid.

De gegevens van de mandatarissen worden met uitzondering van het rijksregisternummer, het geslacht en de geboortedatum door de entiteit publiek toegankelijk gemaakt.

De Vlaamse Regering regelt de nadere uitvoering van dit artikel.

HOOFDSTUK VI De provinciale diensten (... - ...)

Afdeling I Algemene bepaling (... - ...)

Artikel 73. (01/07/2009- ...)

De provincieraad stelt het organogram van de provinciale diensten vast.

Het organogram geeft de organisatiestructuur van de provinciale diensten weer, geeft de gezagsverhoudingen aan en duidt de functies aan waaraan het lidmaatschap van het managementteam is verbonden.

Afdeling II De provinciegriffier, de financieel beheerder en het managementteam (... - ...)

Onderafdeling I Gemeenschappelijke belangen (... - ...)

Artikel 74. (01/12/2006- ...)

Er is in elke provincie een provinciegriffier en een financieel beheerder.

De ambten, vermeld in het eerste lid, worden uitgeoefend door personeelsleden van de provincie.

Artikel 75. (13/06/2024- ...)

Na hun aanstelling leggen de personeelsleden, vermeld in artikel 74, tijdens een openbare vergadering van de provincieraad de volgende eed af in handen van de voorzitter: "Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt trouw na te komen.".

Een personeelslid als vermeld in het eerste lid, dat zonder wettige reden de eed niet aflegt nadat het met een aangetekende brief, met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs, of via een elektronische melding van gegevens die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 1.5 van het Burgerlijk Wetboek, en die een bewijs oplevert van die melding, van het tijdstip waarop ze is verricht en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens, uitgenodigd is om de eed af te leggen, wordt geacht zijn aanstelling niet te aanvaarden. Die eedaflegging weigeren staat gelijk aan afstand doen van de aanstelling. Van de eedaflegging of de weigering ervan wordt een proces-verbaal opgemaakt.

Artikel 76. (03/12/2018- ...)

Het ambt van provinciegriffier en financieel beheerder is onverenigbaar met andere ambten binnen dezelfde provincie.

Het ambt van provinciegriffier en financieel beheerder is onverenigbaar met de hoedanigheid van personeelslid, belast met het bestuurlijk toezicht of met audittaken bij de provincies.

Artikel 77. (01/07/2009- ...)

Het is voor de provinciegriffier en de financieel beheerder verboden zelf of door een tussenpersoon daden van koophandel te stellen in de zin van artikel 2 van het Wetboek van koophandel met uitzondering van daden van koophandel in het kader van de voogdij, de curatele over onbekwamen, en de opdrachten die in naam van de provincie in private ondernemingen of verenigingen worden uitgevoerd.

Artikel 78. (08/07/2016- ...)

De provincieraad regelt de vervanging van de provinciegriffier en de financieel beheerder bij hun afwezigheid of verhindering.

Er wordt in elk geval in een waarneming van het ambt van provinciegriffier of financieel beheerder voorzien als de afwezigheid of verhindering van de provincie|Upgriffier of de financieel beheerder langer dan honderdtwintig dagen duurt of bij vacature van het ambt.

De waarnemend provinciegriffier en de waarnemend financieel beheerder oefenen alle bevoegdheden uit die aan dat ambt verbonden zijn.

De provincieraad kan de effectieve aanstelling van een waarnemend griffier of financieel beheerder toevertrouwen aan de deputatie en aan de functiehouder van het ambt.".
 

Artikel 79. (08/07/2016- ...)

...

Artikel 80. (01/07/2009- ...)

De provincieraad stelt de provinciegriffier en de financieel beheerder aan binnen zes maanden nadat het ambt vacant is geworden. Die termijn kan eenmaal worden verlengd met maximaal zes maanden, voor zover de wervings- en/of bevorderingsprocedure is opgestart of als die procedure geen geslaagde kandidaat heeft opgeleverd.

Artikel 81. (01/12/2006- ...)

De provincieraad kan een nieuwe provinciegriffier aanstellen voor de uittredende provinciegriffier zijn ambt beëindigt. De nieuwe provinciegriffier kan op zijn vroegst zes maanden voor de beëindiging van het ambt van de uittredende provinciegriffier in dienst treden.

De nieuwe provinciegriffier staat de uittredende provinciegriffier bij in de vervulling van zijn taken en de uitoefening van zijn bevoegdheden. Bij de beëindiging van het ambt van de uittredende provinciegriffier neemt de nieuwe provinciegriffier het ambt van provinciegriffier op.

Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de financieel beheerder.

Artikel 82. (01/07/2009- ...)

Artikel 27, § 2, is van overeenkomstige toepassing op de provinciegriffier en de financieel beheerder.

De provinciegriffier kan geen vakbondsafgevaardigde zijn in het provinciebestuur en de instellingen die van dat provinciebestuur afhangen.

Onderafdeling II De provinciegriffier (... - ...)

Artikel 83. (03/12/2018- ...)

De provinciegriffier staat in voor de algemene leiding van de provinciale diensten.

Hij staat aan het hoofd van het provinciepersoneel en hij is bevoegd voor het dagelijkse personeelsbeheer. De provinciegriffier kan de uitoefening van het dagelijkse personeelsbeheer toevertrouwen aan andere personeelsleden.

Hij rapporteert aan de deputatie.

Artikel 84. (03/12/2018- ...)

§ 1. De provinciegriffier staat in voor de werking van de provinciale diensten inzake de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van het beleid. De provinciegriffier volgt de onderrichtingen die hem worden gegeven door de provincieraad, de voorzitter van de provincieraad, de deputatie of de provinciegouverneur in zijn hoedanigheid van voorzitter van de deputatie, naar gelang van hun respectievelijke bevoegdheden, tenzij anders bepaald in de afsprakennota, vermeld in § 2.

Hij staat in voor het organisatiebeheersingssysteem, overeenkomstig artikel 95 tot en met 97.

§ 2. Ten minste na iedere volledige vernieuwing van de provincieraad sluit de provinciegriffier mede namens het managementteam een afsprakennota met de deputatie over de wijze waarop de provinciegriffier en de overige leden van het managementteam met de deputatie samenwerken om de beleidsdoelstellingen te realiseren, en over de omgangsvormen tussen bestuur en administratie.

In die afsprakennota wordt bepaald op welke wijze de provinciegriffier de bevoegdheden uitoefent die de deputatie overeenkomstig artikel 58, aan hem heeft gedelegeerd.

§ 3. De provinciegriffier bereidt de zaken voor die aan de provincieraad, aan de provincieraadscommissies, en aan de deputatie worden voorgelegd.

§ 4. De provinciegriffier zorgt in overleg met het managementteam voor het opstellen van:
1° het voorontwerp van het organogram;
2° het voorontwerp van de rechtspositieregeling van het personeel;
3° het voorontwerp van de beleidsrapporten en de opvolgingsrapportering;
4° de inventaris.

Artikel 85. (01/12/2006- ...)

De provinciegriffier woont de vergaderingen bij van de provincieraad en van de deputatie. Hij kan de vergaderingen van de provincieraadscommissies bijwonen.

De provinciegriffier adviseert de provincieraad, en de deputatie op beleidsmatig, bestuurskundig en juridisch vlak. Hij herinnert in voorkomend geval aan de geldende rechtsregels, vermeldt de feitelijke gegevens waarvan hij kennis heeft en zorgt ervoor dat de door de regelgeving voorgeschreven vermeldingen in de beslissingen worden opgenomen.

Artikel 27, § 1, is van overeenkomstige toepassing op de provinciegriffier.

Artikel 86. (01/12/2006- ...)

De provinciegriffier organiseert de behandeling van de briefwisseling.

Onverminderd artikel 57, § 4, organiseert hij het beheer van het archief waaronder de titels.

Artikel 87. (01/12/2006- ...)

De provinciegriffier oefent de bevoegdheden uit die overeenkomstig artikel 58 of overeenkomstig andere wettelijke of decretale bepalingen aan hem zijn toevertrouwd.

Artikel 88. (03/12/2018- ...)

...

Onderafdeling III De financieel beheerder (... - ...)

Artikel 89. (03/12/2018- ...)

De financieel beheerder staat onder de functionele leiding van de provinciegriffier in voor:
1° het opstellen, in overleg met het managementteam, van het voorontwerp van de beleidsrapporten en de opvolgingsrapportering;
2° het voeren en het afsluiten van de boekhouding;
3° het verzorgen van financiële analyse en financiële beleidsadvisering;
4° het thesauriebeheer, met behoud van de toepassing van de bepalingen daarover in het organisatiebeheersingssysteem.

De financieel beheerder rapporteert aan de provinciegriffier over de taken, vermeld in het eerste lid.

Artikel 90. (13/06/2024- ...)

De financieel beheerder staat in volle onafhankelijkheid in voor:
1° de voorafgaande krediet- en wetmatigheidscontrole van de beslissingen van de provincie met budgettaire en financiële impact, overeenkomstig de voorwaarden, vastgesteld in titel IV;
2° het debiteurenbeheer, in het bijzonder de invordering van de fiscale en niet-fiscale ontvangsten en het verlenen van kwijting.

De financieel beheerder kan een dwangbevel uitvaardigen, geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de deputatie, om onbetwiste en opeisbare niet-fiscale schuldvorderingen in te vorderen. Dat dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot. Dat exploot stuit de verjaring.

Een dwangbevel als vermeld in het tweede lid kan door de deputatie alleen worden geviseerd en uitvoerbaar verklaard worden als de schuld opeisbaar, vaststaand en zeker is. De schuldenaar moet bovendien vooraf aangemaand zijn met een aangetekende brief, met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs, of via een elektronische melding van gegevens die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 1.5 van het Burgerlijk Wetboek, en die een bewijs oplevert van deze melding, van het tijdstip waarop ze is verricht en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens. De provincie kan administratieve kosten aanrekenen voor die aangetekende brief. Die kosten zijn ten laste van de schuldenaar en kunnen ook ingevorderd worden via het dwangbevel.

Schulden van een publieke rechtspersoon kunnen nooit via een dwangbevel worden ingevorderd.

Er kan verzet worden aangetekend tegen een gerechtsdeurwaardersexploot als vermeld in het tweede lid binnen een maand na de betekening ervan bij verzoekschrift of door een dagvaarding ten gronde.

De financieel beheerder rapporteert in volle onafhankelijkheid over de volgende aangelegenheden aan de provincieraad en aan de deputatie:
1° de vervulling van de opdrachten, vermeld in dit artikel;
2° de thesaurietoestand, de liquiditeitsprognose, de beheerscontrole en de evolutie van de budgetten;
3° de financiële risico's.

De financieel beheerder stelt tegelijkertijd een afschrift van de rapportering, vermeld in het zesde lid, aan de provinciegriffier ter beschikking.

Artikel 91. (03/12/2018- ...)

De financieel beheerder oefent de taken uit die door of krachtens de wet of het decreet aan de provincieontvanger werden toevertrouwd.

Onderafdeling IV Het managementteam (... - ...)

Artikel 92. (03/12/2018- ...)

Er is in elke provincie een managementteam.

Met behoud van de toepassing van het derde lid bestaat het managementteam uit de provinciegriffier, de financieel beheerder en alle andere leden die geen mandataris zijn en waarvan de deelname aan het managementteam nuttig wordt geacht voor het functioneren van de provincie.

De gedeputeerde met de hoogste rang, of een andere gedeputeerde aangeduid door de gedeputeerde met de hoogste rang, maakt met raadgevende stem deel uit van het managementteam.

Artikel 93. (03/12/2018- ...)

Het managementteam vergadert geregeld onder het voorzitterschap van de provinciegriffier, overeenkomstig het organisatiebeheersingssysteem, vermeld in artikel 95 tot en met 97.

Artikel 94. (03/12/2018- ...)

Het managementteam ondersteunt de coördinatie van de provinciale diensten bij de beleidsvoorbereiding, de beleidsuitvoering en de beleidsevaluatie. Het managementteam bewaakt de eenheid in de werking, de kwaliteit van de organisatie en de werking van de provinciale diensten, alsook de interne communicatie, overeenkomstig het organisatiebeheersingssysteem, vermeld in artikel 95 tot en met 97.

[Afdeling III Organisatiebeheersing (verv. decr. 6 juli 2018, art. 50, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 95. (03/12/2018- ...)

Organisatiebeheersing is het geheel van maatregelen en procedures die ontworpen zijn om een redelijke zekerheid te verschaffen dat men:
1° de vastgelegde doelstellingen bereikt en de risico's om deze te bereiken kent en beheerst;
2° wetgeving en procedures naleeft;
3° over betrouwbare financiële en beheersrapportering beschikt;
4° op een effectieve en efficiënte wijze werkt en de beschikbare middelen economisch inzet;
5° de activa beschermt en fraude voorkomt.

Artikel 96. (03/12/2018- ...)

Het organisatiebeheersingssysteem bepaalt op welke wijze de organisatiebeheersing van de provincie wordt georganiseerd, met inbegrip van de te nemen controlemaatregelen, procedures en de aanwijzing van de personeelsleden en organen die ervoor verantwoordelijk zijn, en de rapporteringsverplichtingen van de personeelsleden die bij het organisatiebeheersingssysteem betrokken zijn.

Het organisatiebeheersingssysteem beantwoordt minstens aan het principe van functiescheiding waar mogelijk en is verenigbaar met de continuïteit van de werking van de provinciale diensten.

Artikel 96bis. (03/12/2018- ...)

Het organisatiebeheersingssysteem wordt vastgesteld door de provinciegriffier, na overleg met het managementteam. Het algemene kader van het organisatiebeheersingssysteem en de elementen daarin die raken aan de rol en de bevoegdheden van de provincieraad zijn onderworpen aan de goedkeuring van de provincieraad.

De provinciegriffier rapporteert jaarlijks aan de deputatie en de provincieraad over de organisatiebeheersing. Die rapportering gebeurt jaarlijks uiterlijk voor 30 juni van het daaropvolgende jaar.

Artikel 97. (03/12/2018- ...)

Met behoud van de toepassing van artikel 58 kan de provinciegriffier, binnen de grenzen van het organisatiebeheersingssysteem, zijn bevoegdheden toevertrouwen aan andere personeelsleden van de provincie. Ook de financieel beheerder kan zijn bevoegdheden toevertrouwen aan andere personeelsleden van de provincie. In beide gevallen gebeurt dat schriftelijk en met een ondubbelzinnige omschrijving van de toegekende bevoegdheden en de daaraan verbonden opdrachten, middelen en rapporteringsverplichtingen.

De toepassing van het eerste lid ontslaat de provinciegriffier of de financieel beheerder nooit van zijn verantwoordelijkheid.

TITEL III Personeel (... - ...)

HOOFDSTUK I Toepassingsgebied (... - ...)

Artikel 98. (03/12/2018- ...)

Deze titel is van toepassing op de leden van het provinciepersoneel, onder voorbehoud van de toepassing van de bijzondere regelingen die in titel II, hoofdstuk VI, of door of krachtens andere wettelijke of decretale bepalingen zijn vastgesteld.

Voor het personeel van de provincie, ingezet in een of meer provinciale onderwijsinstellingen en/of centra voor leerlingenbegeleiding, dat een ambt uitoefent in een van de personeelscategorieën zoals vermeld in artikel 4, § 1, a), van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, en dat geheel of gedeeltelijk buiten het toepassingsgebied valt van dat decreet, bepaalt de provincieraad de eventuele afwijkingen van de rechtspositieregeling, vermeld in artikel 101 rekening houdend met hun opdracht in de onderwijsinstellingen en/of centra voor leerlingenbegeleiding. Die afwijkingen moeten in overeenstemming zijn met de decreten en besluiten betreffende het onderwijs.

HOOFDSTUK II [... (opgeh. decr. 3 juni 2016, art. 37, I: 13 april 2019)] (... - ...)

Artikel 99. (13/04/2019- ...)

...

HOOFDSTUK III De rechtspositie van het personeel (... - ...)

Afdeling I Algemene bepaling (... - ...)

Artikel 100. (08/07/2016- ...)

§ 1. Het personeel van de provincies kan in statutair of in contractueel dienstverband worden aangesteld.

§ 2. ...

§ 3. Binnen de grenzen die de Vlaamse Regering bepaalt, kan de provincie personeel in contractueel verband in dienst nemen om te voorzien in de personeelsbehoeften van het kabinet van de provinciegouverneur of van de gedeputeerden, of van de fracties in de provincieraad. Die personeelsleden worden, naar gelang van het geval, kabinetsof fractiepersoneel genoemd.

De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast voor de aanwerving of terbeschikkingstelling van het kabinets- en fractiepersoneel.

Artikel 100bis. (03/12/2018- ...)

§ 1. Als dat nader bepaald is in de rechtspositieregeling van het personeel, kunnen personeelsleden in statutair dienstverband ter beschikking gesteld worden aan:
1° een extern verzelfstandigd agentschap als vermeld in artikel 224;
2° een vereniging of een vennootschap als vermeld in artikel 240;
3° een andere overheid dan vermeld in punt 1° en 2° ;
4° een vereniging zonder winstoogmerk als vermeld in de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen, waarin de provincie al dan niet deelneemt en waarvan de activiteit verband houdt met een provinciaal belang.

De terbeschikkingstelling is tijdelijk en gebeurt op basis van een overeenkomst tussen de provincie en de rechtspersoon, waaraan het personeel ter beschikking gesteld wordt.

§ 2. De aanstellende overheid beslist, in overeenstemming met de rechtspositieregeling, over de individuele terbeschikkingstelling van het personeelslid en sluit de overeenkomst van terbeschikkingstelling af.
 

Afdeling II De rechtspositieregeling (... - ...)

Artikel 101. (08/07/2016- ...)

De provincieraad stelt de rechtspositieregeling van het personeel vast.

Afdeling III [Eedaflegging van het personeel (verv. Decr. 3 juni 2016, art. 41, I: 8 juli 2016)] (... - ...)

Artikel 102. (08/07/2016- ...)

Onverminderd artikel 75 leggen de personeelsleden van de provincie de volgende eed af in handen van een gedeputeerde aangeduid door de deputatie of de provinciegriffier: « Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt trouw na te komen. » De weigering tot eedaflegging staat gelijk met verzaking van de aanstelling. Van de eedaflegging of de weigering ervan wordt er een proces-verbaal opgemaakt.

De provinciegriffier kan zijn bevoegdheid verder delegeren aan een van de leden van het managementteam, vermeld in het artikel 92, tweede lid.

Afdeling IV Deontologische rechten en plichten (... - ...)

Artikel 103. (03/12/2018- ...)

§ 1. De personeelsleden oefenen hun ambt op een loyale en correcte wijze uit.

De personeelsleden zetten zich op een actieve en constructieve wijze in voor de realisatie van de opdracht en de doelstellingen van de provincie overeenkomstig het organisatiebeheersingssysteem, vermeld in artikel 95 tot en met 97.

§ 2. De personeelsleden respecteren de persoonlijke waardigheid van iedereen.

Artikel 104. (01/01/2006- ...)

§ 1. De personeelsleden hebben spreekrecht ten aanzien van derden met betrekking tot de feiten waarvan zij kennis hebben uit hoofde van hun ambt.

Onder voorbehoud van de toepassing van de regelgeving inzake openbaarheid van bestuur is het voor hen verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op:

1° de veiligheid van het land;

2° de bescherming van de openbare orde;

3° de financiële belangen van de overheid;

4° het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten;

5° het medische geheim;

6° het vertrouwelijke karakter van commerciële, intellectuele en industriële gegevens;

7° het vertrouwelijke karakter van de beraadslagingen.

Het is voor hen verboden feiten bekend te maken als dat een inbreuk vormt op de rechten en de vrijheden van de burger, in het bijzonder op het privé-leven, tenzij de betrokkene toestemming heeft verleend om de gegevens die op haar of hem betrekking hebben, openbaar te maken.

Deze paragraaf geldt eveneens voor personeelsleden die hun ambt hebben beëindigd.

§ 2. De personeelsleden die in de uitoefening van hun ambt nalatigheden, misbruiken of misdrijven vaststellen, brengen een hiërarchische meerdere hiervan onmiddellijk op de hoogte.

Artikel 105. (01/01/2006- ...)

De personeelsleden behandelen de gebruikers van hun dienst welwillend en zonder enige discriminatie.

De personeelsleden mogen, zelfs buiten hun ambt, noch rechtstreeks noch via een tussenpersoon, giften, beloningen of enig ander voordeel dat verband houdt met het ambt, vragen, eisen of aannemen.

Artikel 106. (01/07/2009- ...)

De hoedanigheid van personeelslid is onverenigbaar met elke activiteit die het personeelslid zelf of via een tussenpersoon verricht en waardoor:
1° de ambtsplichten niet kunnen worden vervuld;
2° de waardigheid van het ambt in het gedrang komt;
3° de eigen onafhankelijkheid wordt aangetast;
4° een belangenconflict ontstaat.

De personeelsleden mogen geen vergoedingen, wedden, toelagen, presentiegelden of andere tegenprestaties ontvangen van de rechtspersonen waarin zij de provincie vertegenwoordigen.

De bepalingen, vermeld in artikel 27, § 1 en § 2, met uitzondering van 4°, en artikel 30, § 4, zijn eveneens van toepassing op de provinciale personeelsleden.

Artikel 107. (01/01/2006- ...)

De personeelsleden hebben recht op informatie en vorming zowel met betrekking tot aspecten die nuttig zijn voor de uitoefening van de functie als om te kunnen voldoen aan de bevorderingsvereisten.

De personeelsleden zorgen ervoor dat ze op de hoogte zijn van de ontwikkelingen en de nieuwe inzichten in de materies waarmee zij beroepshalve belast zijn.

De vorming is een plicht als ze noodzakelijk blijkt voor een betere uitoefening van de functie of het functioneren van een dienst, of als ze een onderdeel uitmaakt van een herstructurering of reorganisatie van een afdeling of een implementatie van nieuwe werkmethodes en infrastructuur.

Artikel 108. (03/12/2018- ...)

De provincieraad stelt een deontologische code voor het provinciepersoneel vast. Die concretiseert de bepalingen van deze afdeling en kan aanvullende deontologische rechten en verplichtingen opnemen overeenkomstig het organisatiebeheersingssysteem, vermeld in artikel 95 tot en met 97.

Afdeling V De evaluatie van het personeel (... - ...)

Artikel 109. (08/07/2016- ...)

...

Artikel 110. (08/07/2016- ...)

...

Artikel 111. (03/12/2018- ...)

De personeelsleden hebben recht op opvolging en feedback, al dan niet door middel van een evaluatie, over hun wijze van functioneren. De personeelsleden worden opgevolgd en, in voorkomend geval, geëvalueerd op ambtelijk niveau.

De ombudsman wordt echter in voorkomend geval geëvalueerd door een bijzondere provincieraadscommissie, samengesteld overeenkomstig artikel 39, § 3. Die commissie wordt voorgezeten door de voorzitter van de provincieraad.

De provinciegriffier en de financieel beheerder worden echter geëvalueerd door een evaluatiecomité, bestaande uit de deputatie en de voorzitter van de provincieraad. Die evaluatie vindt plaats op basis van een voorbereidend rapport, opgesteld door externe deskundigen in het personeelsbeleid. Het voorbereidend rapport wordt minstens opgemaakt op basis van een evaluatiegesprek tussen de externe deskundigen en de functiehouder en op basis van een onderzoek over de wijze van functioneren van de functiehouder, waarbij de leden van het managementteam en de voorzitters van de deputatie en van de provincieraad betrokken worden. Het evaluatiecomité stemt over het evaluatieresultaat gunstig of ongunstig. Bij staking van stemmen is het evaluatieresultaat gunstig.

Het ontslag wegens beroepsongeschiktheid ingevolge het ontoereikend functioneren van het personeelslid, is niet mogelijk zonder voorafgaande evaluatie.

[Afdeling VI Beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid (ing. decr. 16 juni 2023, art. 2, I: 1 oktober 2023)] (... - ...)

Artikel 111bis. (01/10/2023- ...)

Met behoud van de toepassing van artikel 111, vierde lid, van dit decreet, zijn voor de beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid artikel 15 en titel I, hoofdstuk IV, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, met uitzondering van artikel 33, 37, §1, vijfde lid, §2 tot en met §4, artikel 37/3, 37/5, 37/7, 37/11, 38 en 39bis, van overeenkomstige toepassing.

De beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid mag niet kennelijk onredelijk zijn. De beëindiging is gebaseerd op redenen die verband houden met het gedrag of de geschiktheid van het personeelslid of berusten op noodwendigheden voor de werking van het bestuur. Het mag geen beëindiging zijn waartoe nooit beslist zou zijn door een normaal en redelijk handelend provinciaal bestuur.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de beëindiging van het statutaire dienstverband.

Artikel 111ter. (01/10/2023- ...)

De rechtbanken, vermeld in artikel 578 en 607 van het Gerechtelijk Wetboek van 10 oktober 1967, zijn bevoegd voor de geschillen over de beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid, vermeld in artikel 111bis van dit decreet.

HOOFDSTUK IV Verdere uitvoeringsmaatregelen (... - ...)

Artikel 112. (08/07/2016- ...)

De Vlaamse Regering stelt minimale voorwaarden vast voor minstens de volgende aspecten van de rechtspositieregeling van het provinciepersoneel:
1° de bezoldigingsregeling en de salarisschalen;
2° de toekenning van toelagen en vergoedingen;
3° de dienstbeëindiging, het verlies van de hoedanigheid van statutair personeelslid en de definitieve ambtsneerlegging van het statutaire personeelslid;
4° het verlof en de afwezigheden.

De Vlaamse Regering neemt de nodige maatregelen voor de externe mobiliteit van het provinciepersoneel.

Artikel 112bis. (08/07/2016- ...)

Een provincie kan met een of meer overheden een samenwerkingsovereenkomst sluiten voor de gezamenlijke werving en selectie van hun personeel en, in voorkomend geval, voor het aanleggen van gemeenschappelijke wervingsreserves.

HOOFDSTUK V Bijzondere bepalingen betreffende het bestuurlijk toezicht (... - ...)

Artikel 113. (01/12/2012- ...)

...

HOOFDSTUK VI Tucht (... - ...)

Afdeling I Toepassingsgebied (... - ...)

Artikel 114. (03/12/2018- ...)

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de leden van het provinciepersoneel in contractueel dienstverband.

Afdeling II De tuchtvergrijpen (... - ...)

Artikel 115. (01/07/2009- ...)

Elke handeling of gedraging die een tekortkoming aan de beroepsplichten uitmaakt of die de waardigheid van het ambt in het gedrang brengt, alsook een overtreding van de rechtspositieregeling, is een tuchtvergrijp en kan aanleiding geven tot een tuchtstraf.

Afdeling III De tuchtstraffen (... - ...)

Artikel 116. (01/10/2023- ...)

§ 1. De volgende tuchtstraffen kunnen worden opgelegd:
1° blaam;
2° inhouding van salaris;
3° schorsing met inhouding van salaris;
4° ...;
5° ...

§ 2. De provincieraad kan de voorwaarden en de grenzen vaststellen van de tuchtstraffen, vermeld in paragraaf 1. De inhouding van salaris en de schorsing met inhouding van salaris mag respectievelijk een termijn van zes maanden en een jaar niet overschrijden.

Elke tuchtstraf die een inhouding van salaris inhoudt, mag niet hoger zijn dan de begrenzing, vermeld in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers.

§ 3. Elke tuchtstraf wordt in het persoonlijk dossier van de personeelsleden doorgehaald na verloop van een termijn van één jaar voor de blaam, drie jaar voor de inhouding van salaris en vier jaar voor de schorsing met inhouding van salaris. Die termijnen lopen vanaf de datum waarop de tuchtstraf werd uitgesproken door de tuchtoverheid of, indien beroep werd aangetekend overeenkomstig artikel 135, vanaf de datum van de uitspraak van de Beroepscommissie voor Tuchtzaken. De doorhaling heeft enkel uitwerking voor de toekomst. De provincieraad kan kortere doorhalingstermijnen vaststellen.

Artikel 117. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 118. (03/12/2018- ...)

...

Afdeling IV De tuchtoverheid (... - ...)

Artikel 119. (03/12/2018- ...)

De overheid die op het ogenblik van de vaststelling van de feiten bevoegd is voor het aanstellen en ontslaan van het personeelslid, treedt op als tuchtoverheid.

In afwijking van artikel 58, derde lid, kan de provinciegriffier zijn bevoegdheid als tuchtoverheid slechts delegeren aan personeelsleden met minstens dezelfde of een gelijkwaardige graad als het personeelslid dat de tuchtprocedure ondergaat.

De provincieraad kan onder zijn leden een tuchtcommissie oprichten, die de tuchtbevoegdheid van de provincieraad uitoefent.

Het huishoudelijk reglement bepaalt de nadere regels over het voorzitterschap, de notulering en de werkwijze van de commissie.

Afdeling V De tuchtprocedure (... - ...)

Artikel 120. (03/12/2018- ...)

§ 1. De tuchtoverheid start het tuchtonderzoek op en stelt een tuchtonderzoeker aan.

Als tuchtonderzoeker kan elk personeelslid worden aangesteld dat werkt in een provincie of een verzelfstandigde entiteit van een provincie. Dit personeelslid heeft minstens een graad die gelijkwaardig is aan de graad van het tuchtrechtelijk vervolgde personeelslid.

§ 2. Als het tuchtonderzoek is afgerond, stelt de tuchtonderzoeker het tuchtverslag op dat minstens de ten laste gelegde feiten bevat.

De tuchtoverheid stelt het tuchtdossier samen. Het tuchtdossier bevat alle stukken die betrekking hebben op de ten laste gelegde feiten.

Artikel 121. (03/12/2018- ...)

De betrokkene mag zich op elk moment laten bijstaan en vertegenwoordigen door een raadsman van zijn keuze.

Artikel 122. (03/12/2018- ...)

Een tuchtstraf kan pas worden opgelegd nadat het personeelslid en, in voorkomend geval, zijn raadsman de gelegenheid hebben gekregen om door de tuchtoverheid te worden gehoord in de verdediging met betrekking tot alle feiten die het personeelslid ten laste worden gelegd.

Artikel 123. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 124. (13/06/2024- ...)

De betrokkene wordt van de beslissing van de tuchtoverheid op de hoogte gebracht met een aangetekende brief, met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs, of via een elektronische melding van gegevens die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 1.5 van het Burgerlijk Wetboek, en die een bewijs oplevert van die melding, van het tijdstip waarop ze is verricht en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens.

In de kennisgeving van de beslissing wordt melding gemaakt van de beroepsmogelijkheid, vermeld in afdeling VIII, van de termijn waarbinnen en van de wijze waarop het beroep kan worden aangetekend.

Artikel 125. (03/12/2018- ...)

De Vlaamse Regering stelt de minimale voorwaarden vast voor de termijnen en de nadere procedureregels voor de tuchtprocedure.

Afdeling VI De verjaring van de tuchtvordering (... - ...)

Artikel 126. (03/12/2018- ...)

§ 1. De tuchtoverheid kan geen tuchtrechtelijke vervolging meer instellen na verloop van een termijn van zes maanden na de vaststelling of de kennisname door de tuchtoverheid van de feiten.

De tuchtrechtelijke vervolging wordt geacht te zijn ingesteld zodra de tuchtoverheid beslist om een tuchtonderzoek op te starten als vermeld in artikel 120.

§ 2. Als in verband met dezelfde feiten een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek is ingesteld, wordt de termijn, vermeld in paragraaf 1, gestuit tot op de dag dat de tuchtoverheid ervan op de hoogte wordt gebracht dat de strafvordering beëindigd werd doordat, ingeval van een opsporingsonderzoek de zaak geseponeerd werd of er een correctioneel vonnis of arrest werd geveld, dat in kracht van gewijsde is gegaan, en ingeval van een gerechtelijk onderzoek de zaak beslecht werd met een beschikking tot buitenvervolgingstelling, die kracht van gewijsde heeft, of met een correctioneel vonnis of arrest, dat in kracht van gewijsde is gegaan.

Als de strafvordering op gang werd gebracht door een rechtstreekse dagvaarding dan geldt de stuiting, vermeld in het eerste lid, vanaf de datum van de dagvaarding tot op de dag dat de tuchtoverheid ervan op de hoogte wordt gebracht dat de strafvordering beëindigd werd met een correctioneel vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan.

§ 3. Het opsporingsonderzoek, het gerechtelijk onderzoek of de strafvervolging doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de tuchtoverheid om een tuchtstraf uit te spreken. Als een opgelegde tuchtstraf onverenigbaar blijkt te zijn met een latere in kracht van gewijsde getreden strafrechtelijke uitspraak, kan het betrokken personeelslid binnen zestig dagen na de kennisneming ervan bij de tuchtoverheid een verzoek tot intrekking van de opgelegde tuchtsanctie instellen.

§ 4. Als de tuchtstraf wordt vernietigd, kan de tuchtoverheid vanaf de datum van de kennisgeving van de vernietiging, de tuchtrechtelijke vervolging hernemen gedurende het gedeelte van de termijn, vermeld in paragraaf 1, dat is overgebleven bij het instellen van de vervolging en minstens gedurende een termijn van drie maanden.

Als de tuchtstraf wordt ingetrokken, kan de tuchtoverheid vanaf de datum van de intrekking de tuchtrechtelijke vervolging hernemen gedurende het gedeelte van de termijn, vermeld in paragraaf 1, dat is overgebleven bij het instellen van de vervolging.

Afdeling VII De preventieve schorsing (... - ...)

Artikel 127. (03/12/2018- ...)

§ 1. Als tegen een personeelslid een tuchtprocedure, een opsporingsonderzoek of een strafvervolging loopt en zijn aanwezigheid onverenigbaar is met het belang van de dienst, kan de tuchtoverheid het personeelslid bij wijze van ordemaatregel preventief schorsen, al dan niet met inhouding van salaris. Het personeelslid wordt vooraf gehoord.

§ 2. In hoogdringende gevallen kan de provinciegriffier bij wijze van ordemaatregel het personeelslid onmiddellijk preventief schorsen zonder inhouding van salaris.

Als tegen de provinciegriffier, de financieel beheerder of de ombudsman een tuchtprocedure, een opsporingsonderzoek of een strafvervolging loopt en zijn aanwezigheid onverenigbaar is met het belang van de dienst, kan de voorzitter van de provincieraad in hoogdringende gevallen bij wijze van ordemaatregel het personeelslid onmiddellijk preventief schorsen zonder inhouding van salaris.

§ 3. De preventieve schorsing, vermeld in paragraaf 2, wordt binnen acht dagen nadat de beslissing genomen is, bevestigd door de tuchtoverheid, met behoud van de mogelijkheid om vanaf dan, volgens de regels, vermeld in paragraaf 1, de preventieve schorsing gepaard te laten gaan met een inhouding van salaris.

Als binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, de tuchtoverheid de preventieve schorsing niet heeft bevestigd, vervallen de gevolgen van de preventieve schorsing.

Artikel 128. (13/06/2024- ...)

§ 1. De preventieve schorsing wordt uitgesproken voor een termijn van maximaal zes maanden.

De tuchtoverheid kan beslissen tot een inhouding van salaris, op voorwaarde dat het personeelslid daarover vooraf wordt gehoord.

De inhouding van salaris mag niet hoger zijn dan de begrenzing, vermeld in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers.

§ 2. Als er een opsporingsonderzoek of een strafvervolging loopt, kan de tuchtoverheid de termijn, vermeld in paragraaf 1, verlengen voor perioden van maximaal zes maanden zolang het opsporingsonderzoek of de strafvervolging loopt, op voorwaarde dat het personeelslid daarover wordt gehoord.

Als binnen de termijnen, vermeld in het eerste lid, geen tuchtstraf wordt opgelegd, vervallen de gevolgen van de preventieve schorsing.

§ 3. De betrokkene wordt van de preventieve schorsing op de hoogte gebracht met een aangetekende brief, met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs, of via een elektronische melding van gegevens die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 1.5 van het Burgerlijk Wetboek, en die een bewijs oplevert van die melding, van het tijdstip waarop ze is verricht en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens.

Artikel 129. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 130. (01/10/2023- ...)

Als de tuchtoverheid, in aansluiting op een preventieve schorsing met inhouding van salaris, geen tuchtstraf oplegt of een tuchtstraf zonder inhouding van salaris oplegt, wordt de preventieve schorsing ingetrokken en betaalt de provincie het ingehouden salaris uit.

Als de tuchtoverheid, in aansluiting op een preventieve schorsing met inhouding van salaris, een tuchtstraf met inhouding van salaris oplegt, heeft de tuchtstraf uitwerking met ingang van de dag waarop de preventieve schorsing is ingegaan. In dat geval wordt het bedrag van het salaris dat ingehouden is tijdens de schorsing in mindering gebracht op het bedrag van het salarisverlies dat verbonden is aan de tuchtstraf. Als het bedrag van het ingehouden salaris groter is dan het bedrag van het salarisverlies dat verbonden is aan de tuchtstraf, betaalt de provincie het verschil uit.

Artikel 131. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 132. (03/12/2018- ...)

De Vlaamse Regering stelt de minimale voorwaarden vast voor de termijnen en de nadere procedureregels voor de preventieve schorsing.

Afdeling VIII Beroep (... - ...)

Artikel 133. (01/01/2019- ...)

De Beroepscommissie voor tuchtzaken, opgericht bij artikel 212 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, treedt ook op als beroepsinstantie voor tuchtsancties van provinciale besturen.

Artikel 134. (03/12/2018- ...)

De Beroepscommissie voor Tuchtzaken is een bestuurlijk orgaan. De Vlaamse Regering regelt de samenstelling, de werking en de vergoeding van de leden ervan, alsook de nadere procedureregels van de beroepsprocedure.

Artikel 135. (03/12/2018- ...)

Binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissing over het opleggen van een tuchtstraf of een preventieve schorsing kan het personeelslid tegen die beslissing beroep aantekenen bij de Beroepscommissie voor Tuchtzaken.

Het beroep, vermeld in het eerste lid, schorst de uitvoering van de beslissing van de tuchtoverheid niet.

Artikel 136. (03/12/2018- ...)

De Beroepscommissie voor Tuchtzaken mag pas uitspraak doen nadat aan het personeelslid en aan de tuchtoverheid en hun respectieve raadsman de gelegenheid werd geboden om te worden gehoord. Die hoorzittingen zijn niet openbaar, tenzij het betrokken personeelslid er zelf om verzoekt.

Artikel 137. (01/12/2012- ...)

...

Artikel 138. (03/12/2018- ...)

Binnen zestig dagen na de dag van ontvangst van het tuchtdossier spreekt de Beroepscommissie voor Tuchtzaken zich uit over het beroep. De Beroepscommissie voor Tuchtzaken deelt de datum waarop ze het tuchtdossier heeft ontvangen, mee aan de tuchtoverheid en de indiener van het beroep.

De Beroepscommissie voor Tuchtzaken kan de oorspronkelijke termijn van zestig dagen eenmaal verlengen met een termijn van zestig dagen. Ze brengt, voor het verstrijken van de termijn van zestig dagen, de tuchtoverheid en het per-soneelslid op de hoogte van de verlengde termijn.

Met behoud van de toepassing van de termijn, vermeld in het eerste en tweede lid, kan de Beroepscommissie voor Tuchtzaken de tuchtoverheid de mogelijkheid geven om binnen een bepaalde termijn een onwettigheid in de bestreden beslissing te herstellen. In voorkomend geval deelt de Beroepscommissie voor Tuchtzaken de partijen mee op welke wijze het beroep verder wordt behandeld na kennisname van de beslissing van de tuchtoverheid tot herstel van de onwettigheid en uiterlijk na het verstrijken van die termijn om de onwettigheid te herstellen.

Als de Beroepscommissie voor Tuchtzaken het beroep gegrond verklaart, vernietigt ze de bestreden beslissing.

Artikel 139. (03/12/2018- ...)

...

Afdeling IX [... (opgeh. decr. 6 juli 2018, art. 83, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 140. (03/12/2018- ...)

...

[TITEL IV De beleids- en beheerscyclus (verv. decr. 6 juli 2018, art. 84, I: 3 december 2018)] (... - ...)

[HOOFDSTUK I De beleidsrapporten (verv. decr. 6 juli 2018, art. 85, I: 3 december 2018)] (... - ...)

[Afdeling I Algemene bepalingen (ing. decr. 6 juli 2018, art. 86, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 141. (03/12/2018- ...)

§ 1. De beleidsrapporten van de provincie zijn het meerjarenplan, de aanpassingen van het meerjarenplan en de jaarrekening.

Met het begrip begroting uit de Provinciewet wordt bedoeld: het meerjarenplan en de aanpassingen ervan.

§ 2. Elk ontwerp van beleidsrapport wordt op zijn minst veertien dagen voor de vergadering waarop het wordt besproken aan ieder lid van de provincieraad bezorgd.

Vanaf het ogenblik dat het ontwerp van het beleidsrapport bezorgd is aan de raadsleden, wordt aan hen ook de bijbehorende documentatie ter beschikking gesteld.

§ 3. De provincieraad stemt over elk beleidsrapport in zijn geheel. Elk raadslid kan echter de afzonderlijke stemming eisen over een of meer onderdelen van het beleidsrapport die hij aanwijst. In dat geval mag er over het geheel pas gestemd worden na de stemming over die aangewezen onderdelen. Als de stemming over een onderdeel van een beleidsrapport tot gevolg heeft dat het ontwerp van beleidsrapport moet worden gewijzigd, dan wordt de stemming over het geheel verdaagd tot de eerstvolgende vergadering van de provincieraad.

Artikel 142. (03/12/2018- ...)

Onmiddellijk na de definitieve vaststelling van een beleidsrapport, bezorgt de provincie de gegevens over het vastgestelde beleidsrapport in digitale vorm aan de Vlaamse Regering.

Het vastgestelde beleidsrapport is pas uitvoerbaar als de digitale rapportering erover aan de Vlaamse Regering is bezorgd.

Als er nog geen jaarrekening is vastgesteld op 30 juni van het jaar dat volgt op het boekjaar in kwestie, bezorgt de provincie de gegevens over het ontwerp van jaarrekening in digitale vorm aan de Vlaamse Regering.

Artikel 143. (01/01/2020- ...)

In de beleidsrapporten wordt een onderscheid gemaakt tussen de exploitatie, de investeringen en de financiering.

Artikel 144. (03/12/2018- ...)

Het boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.

Artikel 145. (01/01/2020- ...)

Elke provincie voert een algemene en een budgettaire boekhouding, aangepast aan de aard en de omvang van hun activiteiten.

[Afdeling II Het meerjarenplan (ing. decr. 6 juli 2018, art. 94, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 146. (01/01/2020- ...)

Voor het einde van het jaar dat volgt op de provincieraadsverkiezingen wordt een meerjarenplan vastgesteld. Dat meerjarenplan bestaat uit een strategische nota, een financiële nota en een toelichting.

Het meerjarenplan start in het tweede jaar dat volgt op de provincieraadsverkiezingen en loopt af op het einde van het jaar na de daaropvolgende provincieraadsverkiezingen.

Artikel 147. (01/01/2020- ...)

In de strategische nota van het meerjarenplan worden de beleidsdoelstellingen en de beleidsopties voor het extern en intern te voeren beleid geïntegreerd weergegeven.

In de financiële nota van het meerjarenplan wordt de financiële vertaling van de beleidsopties van de strategische nota weergegeven en wordt verduidelijkt hoe het financiële evenwicht wordt gehandhaafd.

De toelichting van het meerjarenplan bevat alle informatie over de verrichtingen in het ontwerp van meerjarenplan die relevant is voor de raadsleden om met kennis van zaken een beslissing te kunnen nemen.

Artikel 148. (01/01/2020- ...)

De ramingen voor de exploitatie, de investeringen en de financiering in het eerste jaar van de financiële nota van het meerjarenplan omvatten ook de kredieten voor de provincie voor dat boekjaar.

[Afdeling III Aanpassingen van het meerjarenplan (ing. decr. 6 juli 2018, art. 98, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 149. (01/01/2020- ...)

§ 1. Minstens een keer per jaar wordt het meerjarenplan aangepast, waarbij in elk geval de kredieten voor het volgende boekjaar worden vastgesteld. Als dat nodig is, kunnen daarbij ook de kredieten voor het lopende boekjaar worden aangepast.

Daarnaast kan het meerjarenplan, als dat nodig is, ook worden aangepast om alleen de kredieten voor het lopende boekjaar aan te passen.

Als voor 1 januari van het jaar dat volgt op de provincieraadsverkiezingen de kredieten voor dat boekjaar nog niet werden vastgesteld, worden, in afwijking van het eerste lid, op die datum de kredieten voor dat boekjaar automatisch vastgesteld op basis van de ramingen voor dat boekjaar in de financiële nota van het meerjarenplan.

Bij elke aanpassing van het meerjarenplan wordt het resultaat van de intussen vastgestelde jaarrekeningen verwerkt.

De periode van het meerjarenplan blijft altijd de periode, vermeld in artikel 146, tweede lid, maar de financiële nota beschrijft altijd de financiële consequenties voor ten minste drie toekomstige boekjaren.

§ 2. Een aanpassing van het meerjarenplan omvat minstens een aangepaste financiële nota, een toelichting en de eventuele wijzigingen van de strategische nota.

Artikel 150. (01/01/2020- ...)

De deputatie bepaalt, voor 1 maart van het lopende boekjaar, welk gedeelte van de kredieten voor de provincie voor investeringen en financiering, die voor het vorige boekjaar opgenomen waren in het meerjarenplan maar nog niet zijn aangewend, overgedragen worden naar het lopende boekjaar.

De provincie bezorgt de gegevens over de stand van het meerjarenplan na de overdrachten, vermeld in het eerste lid, onmiddellijk in digitale vorm aan de Vlaamse Regering.

[Afdeling IV Bijzondere bepaling over het bestuurlijk toezicht op het meerjarenplan (ing. decr. 6 juli 2018, art. 101, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 151. (03/12/2018- ...)

Met behoud van de bevoegdheid van de toezichthoudende overheid tot vernietiging wegens schending van het recht of strijdigheid met het algemeen belang, met toepassing van artikel 245 tot en met 252, vernietigt de toezichthoudende overheid het meerjarenplan of de aanpassing ervan in de volgende gevallen:
1° aan de raadsleden is in het beleidsrapport niet alle noodzakelijke informatie ter beschikking gesteld om met kennis van zaken een beslissing te kunnen nemen, onder meer over de financiële risico's;
2° er wordt niet afdoende of alleen op basis van fictieve gegevens aangetoond dat het financiële evenwicht gevrijwaard blijft in de boekjaren waarop het meerjarenplan betrekking heeft;
3° het meerjarenplan dat aan de raadsleden is bezorgd, stemt niet overeen met de digitale rapportering die daarover aan de Vlaamse Regering is bezorgd met toepassing van artikel 142;
4° verwachte ontvangsten of uitgaven zijn ten onrechte, of ten onrechte niet, opgenomen in het meerjarenplan.

In afwijking van artikel 248 beschikt de toezichthoudende overheid over vijftig dagen om het meerjarenplan of de aanpassing ervan te vernietigen en om de provincie daarvan op de hoogte te brengen. Die termijn gaat in op de dag nadat de provincie zowel de toezichthoudende overheid op de hoogte heeft gebracht van de bekendmaking van het beleidsrapport, met toepassing van artikel 180bis, eerste lid, 3°, als de digitale rapportering erover aan de Vlaamse Regering heeft bezorgd met toepassing van artikel 142.

[Afdeling V De jaarrekening (ing. decr. 6 juli 2018, art. 103, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 152. (01/01/2021- ...)

Nadat de rekeningen van de boekhouding, vermeld in artikel 145, in overeenstemming zijn gebracht met de gegevens van de inventaris van al de bezittingen, rechten, vorderingen, schulden en verplichtingen, van welke aard ook, van de provincie, worden ze samengevat opgenomen in het ontwerp van de jaarrekening.

De jaarrekening bestaat uit een beleidsevaluatie, een financiële nota en een toelichting.

De jaarrekening wordt vastgesteld voor 30 juni van het boekjaar dat volgt op het boekjaar waarop de rekening betrekking heeft.

Artikel 153. (01/01/2021- ...)

De beleidsevaluatie van de jaarrekening geeft het beleid weer dat de provincie gedurende het boekjaar heeft gevoerd en evalueert de beleidsdoelstellingen en de mate waarin ze zijn bereikt.

De financiële nota van de jaarrekening geeft de financiële gevolgen van het gevoerde beleid weer.

De toelichting van de jaarrekening bevat alle informatie over de verrichtingen in het ontwerp van jaarrekening die relevant is voor de raadsleden om met kennis van zaken een beslissing te kunnen nemen. Ze bevat minstens informatie over de schulden en de financiële risico's.

[Afdeling VI Bijzondere bepaling over het bestuurlijk toezicht op de jaarrekening (ing. decr. 6 juli 2018, art. 108, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 154. (13/06/2024- ...)

§ 1. De toezichthoudende overheid keurt de jaarrekening goed op voorwaarde dat:
1° aan de raadsleden in het beleidsrapport alle noodzakelijke informatie ter beschikking is gesteld om met kennis van zaken een beslissing te nemen;
2° de jaarrekening juist en volledig is en een waar en getrouw beeld geeft van de financiële toestand van de provincie;
3° het beleidsrapport dat aan de raadsleden is bezorgd overeenstemt met de digitale rapportering die daarover aan de Vlaamse Regering is bezorgd met toepassing van artikel 142;
4° de algemene en de budgettaire boekhouding op elkaar aansluiten.

Als de toezichthoudende overheid geen besluit heeft verzonden naar de provincie binnen een termijn van honderdvijftig dagen, wordt ze geacht de jaarrekening goed te keuren. Die termijn gaat in op de dag nadat de provincie zowel de toezichthoudende overheid op de hoogte heeft gebracht van de bekendmaking van de jaarrekening, met toepassing van artikel 180bis, eerste lid, 3°, als de digitale rapportering erover aan de Vlaamse Regering heeft bezorgd met toepassing van artikel 142.

§ 2. De toezichthoudende overheid kan bij de goedkeuring bepaalde verrichtingen als onregelmatig bestempelen en beslist dan over de aansprakelijkheid van de actoren die betrokken zijn bij die verrichtingen. Ze brengt de betrokkenen onmiddellijk op de hoogte van haar beslissing met een aangetekende brief of een andere melding die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 1.5 van het Burgerlijk Wetboek, en die een bewijs oplevert van die melding, van het tijdstip waarop ze is verricht en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens. In voorkomend geval wordt daarbij een verzoek gevoegd om het vastgestelde bedrag aan de provincie te betalen. Een afschrift van de beslissing van de toezichthoudende overheid wordt bezorgd aan de provincie.

[HOOFDSTUK II Andere rapporteringen (ing. decr. 6 juli 2018, art. 110, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 155. (01/01/2020- ...)

De provincieraad bepaalt wanneer hem een opvolgingsrapportering, met een stand van zaken van de uitvoering van het meerjarenplan, wordt voorgelegd.

Er wordt minstens voor het einde van het derde kwartaal een opvolgingsrapportering over het eerste semester van het boekjaar voorgelegd.

Artikel 156. (03/12/2018- ...)

De provincie rapporteert aan de Vlaamse Regering over de verrichte transacties van elk kwartaal voor het einde van de maand die volgt op het kwartaal.

[HOOFDSTUK III De ontvangsten- en uitgavencyclus (ing. decr. 6 juli 2018, art. 113, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 157. (03/12/2018- ...)

Een verbintenis mag alleen worden aangegaan als de financiële gevolgen ervan tijdens de periode van het meerjarenplan passen binnen de ramingen van het meerjarenplan en als de financiële gevolgen voor het lopende boekjaar passen binnen de limitatieve kredieten voor dat boekjaar in het meerjarenplan.

Als de provincie nog niet over uitvoerbare kredieten beschikt voor het lopende boekjaar, is het aangaan of het wijzigen van verbintenissen onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring door de provincieraad. De provincie kan dan alleen verbintenissen aangaan of wijzigen die behoren tot de exploitatie en die verband houden met de courante werking en de bestaande dienstverlening.

Iedereen die in strijd met het eerste of het tweede lid verbintenissen heeft aangegaan, is daarvoor persoonlijk verantwoordelijk, behalve in de gevallen die door of krachtens dit decreet worden bepaald en met behoud van de eventuele medeverantwoordelijkheid van andere organen of personeelsleden.

Artikel 158. (03/12/2018- ...)

De voorgenomen financiële verbintenissen die resulteren in een uitgaande nettokasstroom zijn onderworpen aan een voorafgaand visum, voordat enige verbintenis kan worden aangegaan.

De financieel beheerder onderzoekt de wettigheid en regelmatigheid van die voorgenomen verbintenissen in het kader van zijn opdracht, vermeld in artikel 90, eerste lid, 1°. Hij verleent zijn visum, als uit dat onderzoek de wettigheid en regelmatigheid van de voorgenomen verbintenis blijkt. Hij kan voorwaarden koppelen aan zijn visum. Als de financieel beheerder weigert zijn visum te verlenen, of als hij er voorwaarden aan koppelt, motiveert hij dat.

De provincieraad bepaalt, na advies van de financieel beheerder, de nadere voorwaarden waaronder de financieel beheerder de controle, vermeld in het tweede lid, uitoefent. De provincieraad kan binnen de perken die vastgelegd zijn door de Vlaamse Regering, en na advies van de financieel beheerder, bepaalde categorieën van verrichtingen uitsluiten van de visumverplichting.

Het organisatiebeheersingssysteem bepaalt de voorwaarden die gelden om advies te kunnen vragen aan de financieel beheerder over de wettigheid en regelmatigheid van verrichtingen die van de visumverplichting zijn uitgesloten.

Artikel 159. (03/12/2018- ...)

Als de financieel beheerder weigert om een visum te verlenen aan een voorgenomen verbintenis, kan de deputatie op eigen verantwoordelijkheid viseren. In dat geval brengt de deputatie de gemotiveerde beslissing van de financieel beheerder, samen met zijn eigen beslissing, ter kennis van de provincieraad.

De verbintenis kan pas worden aangegaan nadat de provincieraad heeft kunnen kennisnemen van die beslissing van de deputatie.

In afwijking van het eerste lid kan de provincieraad in de situatie, vermeld in artikel 157, tweede lid, viseren als de financieel beheerder weigert om een visum te verlenen aan een voorgenomen verbintenis.

Artikel 160. (03/12/2018- ...)

Met het behoud van de toepassing van artikel 157, eerste en tweede lid, kan de provincie geen verbintenissen uitvoeren zonder dat er kredieten voor beschikbaar zijn.

Totdat de provincie over uitvoerbare kredieten beschikt, kan ze alleen uitgaven doen overeenkomstig verbintenissen die zijn aangegaan voor het begin van het boekjaar en overeenkomstig nieuwe verbintenissen die behoren tot de exploitatie en die verband houden met de courante werking en de bestaande dienstverlening.

Artikel 161. (03/12/2018- ...)

De provincieraad kan zonder de nodige kredieten over de uitgaven beslissen die door dwingende en onvoorziene omstandigheden vereist zijn, op voorwaarde dat hij daarvoor een met redenen omkleed besluit neemt.

In dezelfde omstandigheden en als het geringste uitstel onbetwistbare schade zou veroorzaken, kan de deputatie op eigen verantwoordelijkheid over de uitgaven beslissen. De deputatie brengt de provincieraad daarvan onmiddellijk op de hoogte.

De bevoegdheid om over de uitgaven te beslissen, houdt ook de bevoegdheid in tot het vaststellen van de voorwaarden van overheidsopdrachten, het vaststellen van de plaatsingsprocedure, het voeren van de plaatsingsprocedure, de gunning en de uitvoering van de overheidsopdrachten.

In de gevallen, vermeld in het eerste en het tweede lid, worden de financiële gevolgen opgenomen in de eerstvolgende aanpassing van het meerjarenplan.

Artikel 162. (03/12/2018- ...)

Als verschillende provincies betrokken zijn bij een uitgave die door of krachtens wettelijke of decretale bepalingen aan de provincie is opgelegd, dragen ze allemaal daarin bij naar evenredigheid van het belang dat ze erbij kunnen hebben. In geval van weigering of van onenigheid over de verhouding van dat belang en van de te dragen lasten, beslist de Vlaamse Regering over het aandeel van elke provincie.

Artikel 163. (03/12/2018- ...)

§ 1. Alle girale betalingen worden ondertekend door de provinciegriffier en de financieel beheerder. Met zijn handtekening bevestigt de provinciegriffier dat de uitgave wettig en regelmatig is.

Als het organisatiebeheersingssysteem daarvoor een regeling bevat, kunnen provisies ter beschikking gesteld worden van personeelsleden voor het betalen van geringe exploitatie-uitgaven die voor de goede werking van de dienst onmiddellijk moeten worden gedaan. Het eerste lid is niet van toepassing op de betalingen vanuit die provisies.

Betalingen in verband met het thesauriebeheer verricht de financieel beheerder autonoom. Daaronder vallen niet de betalingen naar de provisies, vermeld in het tweede lid.

De deputatie wijst, met uitsluiting van de financieel beheerder, een of meer personeelsleden van de provincie aan die verantwoordelijk zijn voor de kasverrichtingen. Bij gebrek aan aanwijzing door de deputatie is de provinciegriffier verantwoordelijk voor de kasverrichtingen. De betrokken personeelsleden kunnen de aan hen toevertrouwde bevoegdheden niet weigeren als hun functieomschrijving erin voorziet.

§ 2. Als de provinciegriffier of een personeelslid dat hij met betalingsverrichtingen belast heeft, weigert een betalingsopdracht aan een financiële instelling te ondertekenen, kan de deputatie op eigen verantwoordelijkheid bevelen de betaling uit te voeren. Een dergelijk bevel kan niet worden geweigerd.

In het geval, vermeld in het eerste lid, brengt de deputatie de provincieraad op de hoogte van dat betalingsbevel.

De betaling, vermeld in het eerste lid, kan pas worden uitgevoerd nadat de provincieraad heeft kunnen kennisnemen van de beslissing van de deputatie.

[HOOFDSTUK IV Nadere uitwerking door de Vlaamse Regering (ing. decr. 6 juli 2018, art. 123, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 164. (03/12/2018- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorschriften voor de uitvoering van deze titel en de bijbehorende documenten, met inbegrip van de te hanteren modellen, de rekeningenstelsels en de inhoud en wijze van de digitale rapporteringen.

De Vlaamse Regering bepaalt welke kredieten limitatief zijn.

De Vlaamse Regering bepaalt de minimale vereisten waaraan de informaticasystemen moeten voldoen die door de provincie worden gehanteerd bij de uitvoering van de bepalingen van deze titel.

HOOFDSTUK V [... (opgeh. decr. 6 juli 2018, art. 118, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 165. (01/12/2012- ...)

...

Artikel 166. (01/12/2012- ...)

...

HOOFDSTUK VI Inventaris, jaarrekening en kwijting (... - ...)

Artikel 167. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 168 (03/12/2018- ...)

...

Artikel 169. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 170. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 171. (03/12/2018- ...)

...

HOOFDSTUK VII Bijzondere bepalingen betreffende het bestuurlijk toezicht (... - ...)

Artikel 172. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 173. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 174. (01/12/2012- ...)

...

Artikel 174bis. (03/12/2018- ...)

...

HOOFDSTUK VIII [... (opgeh. decr. 6 juli 2018, art. 133, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 175. (03/12/2018- ...)

...

TITEL V Bepalingen over de werking van de provincie (... - ...)

HOOFDSTUK I Akten van de provincie (... - ...)

Afdeling I Opmaken en ondertekenen van akten (... - ...)

Artikel 175bis. (03/12/2018- ...)

Akten en documenten van de provincie, het autonoom provinciebedrijf en het provinciaal extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm mogen op elke informatiedrager geplaatst worden, als de provincie, het autonoom provinciebedrijf of het provinciaal extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm een duurzame bewaring en toegankelijkheid garandeert.

Voor de toepassing van dit decreet kan aan de vereiste van een handtekening voldaan worden door een elektronische procedure die de authenticiteit en de integriteit van de gegevens waarborgt. De Vlaamse Regering kan die elektronische procedure nader bepalen.

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de wijze waarop gegevens, akten en documenten van de provincie, het autonoom provinciebedrijf en het provinciaal extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm opgemaakt, bewaard en gecommuniceerd worden.

Artikel 176. (03/12/2018- ...)

De provinciegriffier woont de vergaderingen van de provincieraad bij en is verantwoordelijk voor het opstellen en het bewaren van de notulen en het zittingsverslag ervan. De provinciegriffier woont de vergaderingen van de deputatie bij en is verantwoordelijk voor het opstellen en het bewaren van de notulen ervan.

De notulen en het zittingsverslag van de provincieraad worden, na goedkeuring, ondertekend door de voorzitter van de provincieraad en de provinciegriffier. De notulen van de deputatie worden, na goedkeuring, door de provinciegouverneur of het op grond van artikel 52 aangewezen lid van de deputatie en door de provinciegriffier ondertekend.

Artikel 177. (03/12/2018- ...)

§ 1. De notulen van de vergaderingen van de provincieraad vermelden, in chronologische volgorde, alle besproken onderwerpen, alsook het gevolg dat werd gegeven aan de punten waarover de provincieraad geen beslissing heeft genomen. Ze maken melding van alle beslissingen en het resultaat van de stemmingen. Behalve bij geheime stemming, vermelden de notulen hoe elk lid gestemd heeft. Van deze laatste verplichting kan worden afgeweken voor beslissingen genomen met unanimiteit.

De zittingsverslagen van de vergaderingen van de provincieraad vermelden, in chronologische volgorde, alle besproken onderwerpen, de essentie van de tussenkomsten en van de mondeling en schriftelijk gestelde vragen en antwoorden. De provincieraad kan beslissen om het zittingsverslag te vervangen door een audio- of audiovisuele opname van de openbare zitting van de provincieraad.

Als de provincieraad een aangelegenheid overeenkomstig artikel 28 in besloten vergadering behandelt, vermelden de notulen alleen de beslissingen en wordt er geen zittingsverslag opgesteld.

§ 2. De notulen van de vergaderingen van de deputatie vermelden de beslissingen van de deputatie.

Als de deputatie overeenkomstig artikel 157 op eigen verantwoordelijkheid een voorgenomen verbintenis viseert of overeenkomstig artikel 159 op eigen verantwoordelijkheid een bevel geeft tot betaling van een uitgave, wordt, op verzoek van een lid van de deputatie, een verklaring inzake zijn stemgedrag in de notulen opgenomen.

Artikel 178. (03/12/2018- ...)

§ 1. De reglementen, verordeningen en beslissingen van de provincieraad worden ondertekend door zijn voorzitter en mede ondertekend door de provinciegriffier.

§ 2. De reglementen en beslissingen van de deputatie worden ondertekend door de provinciegouverneur of het op grond van artikel 52 aangewezen lid van de deputatie en mede ondertekend door de provinciegriffier.

§ 3. De beslissingen, de akten, de verslagen en de brieven van de financieel beheerder worden door hem ondertekend als ze specifiek betrekking hebben op de aan hem toevertrouwde taken. De financieel beheerder kan deze ondertekeningsbevoegdheid delegeren aan een of meerdere personeelsleden.

De beslissingen, de akten en de briefwisseling van personeelsleden aan wie bevoegdheden werden gedelegeerd of toevertrouwd, worden door die personeelsleden ondertekend.

Het dwangbevel, uitgevaardigd voor de invordering van schuldvorderingen, wordt, met behoud van de ondertekeningsbevoegdheid inzake de uitvoerbaarverklaring ervan, ondertekend door de financieel beheerder.

§ 4. Met behoud van § 3, bepaalt de deputatie in haar huishoudelijk reglement welke personen gemachtigd zijn om de briefwisseling en de akten van de provincie en de contracten waarbij de provincie partij is, te ondertekenen, evenals de omvang van hun bevoegdheden en de wijze waarop zij die uitoefenen. Als de deputatie die werkwijze niet vaststelt, worden deze briefwisseling, akten en contracten ondertekend door de provinciegouverneur. De briefwisseling, de akten van de provincie en de contracten waarbij de provincie partij is, worden mede ondertekend door de provinciegriffier.

§ 5. De deputatie bepaalt in haar huishoudelijk reglement door wie en op welke wijze de andere stukken van de provincie, die niet vermeld worden in de voorgaande paragrafen, worden ondertekend, en, als dat nodig wordt geacht, mede ondertekend. Als de deputatie die werkwijze niet vaststelt, worden deze stukken ondertekend door de provinciegouverneur en mede ondertekend door de provinciegriffier.

§ 5/1. De voorzitter van de provincieraad kan zijn bevoegdheid tot ondertekening opdragen aan een of meer leden van de provincieraad, tenzij de bevoegdheid betrekking heeft op de ondertekening van de notulen en het zittingsverslag, vermeld in artikel 176. Hij doet dat schriftelijk via een informatiedrager naar keuze. Die opdracht kan te allen tijde worden herroepen. Het lid aan wie de opdracht is gegeven, moet boven zijn handtekening, naam en functie tevens melding maken van die opdracht.

§ 6. De provinciegriffier kan zijn bevoegdheid tot ondertekening of medeondertekening opdragen aan een of meer personeelsleden van de provincie, tenzij de bevoegdheid betrekking heeft op de ondertekening van de notulen en het zittingsverslag, vermeld in artikel 176. Hij doet dat schriftelijk via een informatiedrager naar keuze. Die opdracht kan op elk moment worden herroepen. De personeelsleden aan wie de opdracht tot ondertekening of medeondertekening is gegeven, moeten boven hun handtekening, naam en functie tevens melding maken van die opdracht.

Artikel 179. (03/12/2018- ...)

De provinciegriffier vermeldt de intrekking van een besluit, de vernietiging of de niet-goedkeuring van een besluit door een toezichthoudende overheid in de notulen van de provincieraad of van de deputatie.

De provinciegriffier brengt de provincieraad of de deputatie daarvan op de hoogte op de eerstvolgende vergadering van respectievelijk de provincieraad of de deputatie.

Afdeling II Bekendmaking en inwerkingtreding (... - ...)

Artikel 180. (01/01/2019- ...)

Via de webtoepassing van de provincie wordt een lijst bekendgemaakt met de besluiten van:
1° de provincieraad;
2° de raden van bestuur van de autonome provinciebedrijven;
3° de deputatie.

De lijst, vermeld in het eerste lid, bevat een beknopte omschrijving van de aangelegenheden die geregeld zijn in de besluiten. Er wordt geen informatie verspreid die valt onder de uitzonderingen, vermeld in titel II, hoofdstuk 3, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.

Artikel 180bis. (03/12/2018- ...)

Via de webtoepassing van de provincie worden de volgende besluiten en de inhoud ervan bekendgemaakt:
1° de reglementen en verordeningen van de provincieraad en van de deputatie;
2° de rechtspositieregeling van het provinciepersoneel en de wijzigingen ervan;
3° de beleidsrapporten van de provincie en van de autonome provinciebedrijven;
4° de besluiten van de provincieraad over de beleidsrapporten van de autonome provinciebedrijven;
5° de oprichtingsakte van de autonome provinciebedrijven;
6° de statuten en de wijzigingen ervan van de autonome provinciebedrijven;
7° de oprichtingsakte van de extern verzelfstandigde agentschappen in privaatrechtelijke vorm;
8° de statuten van de extern verzelfstandigde agentschappen in privaatrechtelijke vorm;
9° de jaarrekeningen van de extern verzelfstandigde agentschappen in privaatrechtelijke vorm;
10° de besluiten van de raad van bestuur van de autonome provinciebedrijven waarbij wordt afgeweken van de rechtspositieregeling van het provinciepersoneel;
11° de besluiten van de raad van bestuur van de autonome provinciebedrijven betreffende retributies.

Met behoud van de bepalingen van dit decreet, kan de Vlaamse Regering bepalen welke andere besluiten en andere stukken moeten worden bekendgemaakt, en voor alle besluiten en stukken, vermeld in dit artikel, hoe lang ze minimaal via de webtoepassing van de provincie raadpleegbaar moeten blijven.

Artikel 180ter. (03/12/2018- ...)

De bekendmaking van de lijst van de besluiten, vermeld in artikel 180, en van de besluiten, vermeld in artikel 180bis, gebeurt binnen tien dagen nadat ze genomen zijn, met vermelding van de datum waarop ze via de webtoepassing worden bekendgemaakt.

Voor de besluiten, vermeld in artikel 180bis, eerste lid, 1° en 2°, bevat de bekendmaking ook de datum waarop ze zijn aangenomen.

De webtoepassing van de provincie vermeldt de wijze waarop het publiek inzage kan krijgen in de besluiten die op de lijst zijn vermeld, en vermeldt ook de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de toezichthoudende overheid, vermeld in artikel 241. Als de toezichthoudende overheid een besluit heeft vernietigd, wordt ook van die vernietiging melding gemaakt.

Artikel 181. (03/12/2018- ...)

De reglementen en verordeningen, vermeld in artikel 180bis, eerste lid, 1° en 2°, treden in werking de vijfde dag na de bekendmaking ervan, tenzij het anders bepaald is.

Afdeling III Wijze van kennisgeving (... - ...)

Artikel 182. (03/12/2018- ...)

Tenzij de wet, dit decreet of een ander decreet de vorm van mededeling of kennisgeving oplegt, kan het huishoudelijk reglement van de provincieraad bepalen op welke wijze stukken aan de betrokkene worden meegedeeld of ter kennis gebracht. Als het huishoudelijk reglement niets bepaalt, worden de stukken van de provincie met een gewone brief meegedeeld of ter kennis gebracht.

Afdeling IV Briefwisseling aan de provincie (... - ...)

Artikel 183. (01/07/2009- ...)

Alle briefwisseling aan de provincie wordt geacht te zijn gericht aan de deputatie. Behalve bij andersluidende beslissing van de provincieraad wordt de briefwisseling verstuurd naar het provinciehuis. Er wordt een register aangelegd van alle ingaande en uitgaande briefwisseling, van welke aard ook.

HOOFDSTUK II Wijze van berekening van termijnen (... - ...)

Artikel 184. (01/07/2009- ...)

Voor de toepassing van dit decreet wordt de termijn berekend vanaf de dag na de dag van de akte of de gebeurtenis die de termijn doet ingaan, en omvat de termijn alle dagen, ook de zaterdag, de zondag en de wettelijke of decretale feestdagen. De vervaldag is in de termijn begrepen. Als die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke of decretale feestdag is, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.

Bij gebrek aan een akte of gebeurtenis die de termijn doet ingaan, wordt de termijn berekend door terug te tellen vanaf de gebeurtenis die de termijn doet eindigen. In dat geval wordt de dag van de gebeurtenis die de termijn doet eindigen niet in de termijn begrepen. De dag van verzending is niet in de termijn begrepen.

[HOOFDSTUK III Onroerende goederen van de provincie (verv. decr. 6 juli 2018, art. 144, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 185. (03/12/2018- ...)

De provincie en de autonome provinciebedrijven kunnen, op voorwaarde van bijzondere en omstandige motivering, zakelijke rechten vestigen op openbare domeingoederen voorzover die rechten niet kennelijk onverenigbaar zijn met de bestemming van die goederen.

Onroerende goederen van de provincie en van de autonome provinciebedrijven worden altijd vervreemd volgens de principes van mededinging en transparantie, behalve als er een motivering wordt gegeven voor een afwijking daarvan.

[HOOFDSTUK IIIbis Aanstellen van landmeters-experten (ing. Decr. 10 december 2010, art. 6, I: 31 december 2010)] (... - ...)

Artikel 185bis. (31/12/2010- ...)

De provincie en de provinciale verzelfstandigde agentschappen, bedoeld in titel VII, kunnen landmeters-experten aanstellen voor het opstellen van schattingsverslagen in het kader van de onroerende verrichtingen die worden gesteld door de provincie en de provinciale verzelfstandigde agentschappen, bedoeld in titel VII.

Artikel 185ter. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 185quater. (03/12/2018- ...)

Voor de toepassing van artikel 185bis wordt verstaan onder :
1° landmeter-expert : de landmeter-expert ingeschreven op het tableau van de beoefenaars van het beroep als bedoeld in de wet van 11 mei 2003 tot bescherming van de titel en van het beroep van landmeter-expert en op wie het koninklijk besluit van 15 december 2005 tot vaststelling van de voorschriften inzake de plichtenleer van de landmeter-expert van toepassing is;
2° schattingsverslag : verslag waarbij de waarde van het onroerend goed wordt bepaald aan de hand van vooraf vastgelegde objectieve regels zoals vergelijkingspunten uit de omgeving.

HOOFDSTUK IV Optreden in rechte (... - ...)

Artikel 186. (01/12/2012- ...)

§ 1. De deputatie vertegenwoordigt de provincie in gerechtelijke en buitengerechtelijke gevallen en beslist om op te treden in rechte namens de gemeente.

De provincieraad kan beslissen om deze bevoegdheden in de plaats van de deputatie uit te oefenen. Wanneer een lid van de deputatie zich bevindt in een situatie als beschreven in artikel 27, § 1, 1°, oefent de provincieraad deze bevoegdheden uit.

§ 2. De deputatie of, in voorkomend geval, de provincieraad kan hetzij een lid van de deputatie, hetzij een lid van het personeel, hetzij een advocaat aanwijzen om namens de provincie te verschijnen in rechte.

Artikel 187. (01/12/2012- ...)

Als de deputatie of de provincieraad nalaten in rechte op te treden [... (vernietigd bij arrest Grondwettelijk Hof nr. 9/2014 van 23 januari 2014)] kunnen een of meer inwoners in rechte optreden namens de provincie, mits zij onder zekerheidstelling aanbieden om persoonlijk de kosten van het geding te dragen en in te staan voor de veroordeling tot schadevergoeding of boete wegens tergend en roekeloos geding of hoger beroep die kan worden uitgesproken.

Dit recht staat ook open voor de rechtspersonen waarvan de maatschappelijke zetel in de provincie is gevestigd.

De provincie kan over het geding geen dading aangaan of er afstand van doen zonder instemming van degene die het geding in haar naam heeft gevoerd.

Op straffe van onontvankelijkheid kunnen personen, vermeld in het eerste en het tweede lid, slechts namens de provincie in rechte optreden indien zij het gedinginleidende stuk aan de deputatie hebben betekend, en, daaraan voorafgaand, de deputatie wegens het niet-optreden in gebreke hebben gesteld en na een termijn van tien dagen na de betekening van deze ingebrekestelling geen optreden in rechte vanwege het provinciebestuur heeft plaatsgevonden. In geval van hoogdringendheid is geen voorafgaande ingebrekestelling vereist.

[HOOFDSTUK IVbis. Digitale communicatie met de Vlaamse overheid (ing. decr. 6 juli 2018, art. 149, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 187bis. (... - ...)

Een door de Vlaamse Regering aan te wijzen entiteit van de Vlaamse overheid houdt een databank bij die gegevens bevat over de aangestelde en waarnemende provinciegriffier en de aangestelde en waarnemende financieel beheerder van de provincie en over de leidend ambtenaar van het autonoom provinciebedrijf. De databank biedt een overzicht van de personeelsleden die namens de provincie en het autonoom provinciebedrijf verantwoordelijk zijn voor de digitale communicatie met de Vlaamse overheid.

De databank bevat de voornaam, de achternaam, het rijksregisternummer, de contactgegevens en de begin- en einddatum van de aanstelling. De gegevens worden ter beschikking gesteld door de provincie en het autonoom provinciebedrijf. De databank houdt het historische overzicht van die gegevens bij.

De gegevens, vermeld in het tweede lid, van de personen, vermeld in het eerste lid, die in functie zijn, worden met uitzondering van het rijksregisternummer door de entiteit publiek toegankelijk gemaakt.

De entiteit, vermeld in het eerste lid, is verantwoordelijk voor het beheer van de gegevens, vermeld in dit artikel.

HOOFDSTUK V Deelname van de provincies aan rechtspersonen (... - ...)

Artikel 188. (01/01/2019- ...)

§ 1. Met behoud van toepassing van titel 3 van deel 3 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, kunnen de provincies verenigingen, stichtingen en vennootschappen met sociaal oogmerk oprichten, erin deelnemen of zich erin laten vertegenwoordigen voorzover die verenigingen, stichtingen en vennootschappen met sociaal oogmerk niet belast worden met de verwezenlijking van welbepaalde taken van provinciaal belang.

Onder dezelfde voorwaarden kunnen de provincies een andere vennootschap in de zin van het Wetboek Vennootschappen oprichten, erin deelnemen of zich erin laten vertegenwoordigen indien die vennootschap uitsluitend de realisatie van lokale PPS-projecten als vermeld in het decreet van 18 juli 2013 betreffende publiek-private samenwerking als doelstelling heeft.

§ 2. Met behoud van de toepassing van artikel 100bis mag deze oprichting, deelname of vertegenwoordiging, vermeld in paragraaf 1, niet gepaard gaan met de overdracht van provinciale infrastructuur, noch met de overdracht of terbeschikkingstelling van personeel.

§ 3. Het is de provincies verboden om, rechtstreeks of onrechtstreeks, rechtspersonen die niet belast zijn met welbepaalde taken van provinciaal belang op te richten, erin deel te nemen of zich erin te laten vertegenwoordigen, tenzij die rechtspersonen voldoen aan de voorschriften van dit hoofdstuk of er voor die oprichting, deelname of vertegenwoordiging een andere decretale of wettelijke rechtsgrond bestaat.

HOOFDSTUK VI Contracten tussen provincies (... - ...)

Artikel 189. (01/12/2006- ...)

De provincies kunnen onderling overeenkomsten sluiten.

TITEL VI Participatie van de burger (... - ...)

HOOFDSTUK I Klachtenbehandeling (... - ...)

Artikel 190. (01/12/2006- ...)

De provincieraad organiseert bij reglement een systeem van klachtenbehandeling.

Artikel 191. (03/12/2018- ...)

§ 1. Het systeem van klachtenbehandeling moet worden georganiseerd op het ambtelijke niveau van de provincie en maximaal onafhankelijk van de provinciale diensten waarop de klachten betrekking hebben. De provinciegriffier neemt dat op in het organisatiebeheersingssysteem, vermeld in artikel 96.

§ 2. Elke provincie kan op een van de volgende wijzen een ombudsdienst oprichten :
1° in eigen beheer;
2° via een overeenkomst met de Vlaamse Ombudsdienst, opgericht bij decreet van 7 juli 1998.

 § 3. De provinciegriffier rapporteert jaarlijks aan de provincieraad over de klachten ingediend tegen de provincie.

[HOOFDSTUK Ibis Inspraak, voorstellen van burgers en verzoekschriften aan de organen van de provincie (ing. decr. 6 juli 2018, art. 153, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 191bis. (03/12/2018- ...)

§ 1. De provincieraad voert een beleid op het vlak van de betrokkenheid en de inspraak van de burgers of van de doelgroepen, met inbegrip van een regeling over het recht van de inwoners om voorstellen en vragen op de agenda van de provincieraad te zetten.

§ 2. Overeenkomstig artikel 28 van de Grondwet, heeft iedereen het recht verzoekschriften in te dienen bij de organen van de provincie.

§ 3. Onder voorbehoud van de wettelijke en decretale bepalingen die op dit gebied gelden, kan alleen de provincieraad overgaan tot de organisatie van raden en overlegstructuren die als opdracht hebben op regelmatige en systematische wijze het provinciebestuur te adviseren.

Ten hoogste twee derde van de leden van de raden en de overlegstructuren, vermeld in het eerste lid, is van hetzelfde geslacht. Als dat niet het geval is, kan niet op rechtsgeldige wijze advies worden uitgebracht.

Provincieraadsleden en leden van de deputatie kunnen geen stemgerechtigd lid zijn van de raden en de overlegstructuren, vermeld in het eerste lid.

§ 4. De provincieraad kan ook andere initiatieven nemen om de inspraak van de burgers te bevorderen.

§ 5. De provincieraad bepaalt bij reglement de wijze waarop concreet vormgegeven wordt aan de inspraak, vermeld in paragraaf 1 tot en met 4, voor de provincie en haar organen.

HOOFDSTUK II [... (opgeh. decr. 6 juli 2018, art. 155, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 192. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 193. (03/12/2018- ...)

...

HOOFDSTUK IIbis [... (opgeh. decr. 6 juli 2018, art. 156, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 193bis. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 193ter. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 193quater. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 193quinquies. (03/12/2018- ...)

...

HOOFDSTUK III [... (opgeh. decr. 6 juli 2018, art. 157, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 194. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 195. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 196. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 197. (03/12/2018- ...)

...

HOOFDSTUK IV De provinciale volksraadpleging (... - ...)

[Afdeling I Algemene bepalingen (ing. decr. 6 juli 2018, art. 158, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 198. (03/12/2018- ...)

De provincieraad kan beslissen om de inwoners te raadplegen over de aangelegenheden, vermeld in artikel 2, § 2, eerste lid. Hij organiseert een volksraadpleging als de inwoners van de provincie daartoe een verzoek hebben ingediend dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk.

Persoonlijke aangelegenheden en aangelegenheden betreffende de jaarrekeningen, het meerjarenplan en de aanpassingen ervan, de provinciebelastingen en de retributies kunnen niet het voorwerp zijn van een volksraadpleging.

Artikel 199. (03/12/2018- ...)

Een volksraadpleging kan niet worden georganiseerd in de periode van twaalf maanden voor de dag van de verkiezingen voor de volledige vernieuwing van de provincieraden. Bovendien kan er geen volksraadpleging worden georganiseerd in de periode van veertig dagen voor de rechtstreekse verkiezing van de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de gemeenschaps- en gewestparlementen en het Europees Parlement.

De inwoners van de provincie kunnen maar eenmaal om de zes maanden worden geraadpleegd, met een maximum van zes volksraadplegingen per bestuursperiode. Gedurende de periode tussen twee vernieuwingen van de provincieraad kan maar één volksraadpleging over hetzelfde onderwerp worden gehouden.

Artikel 200. (03/12/2018- ...)

De vraag of vragen waarop de volksraadpleging betrekking heeft, wordt zo geformuleerd dat met ja of nee kan worden geantwoord.

Artikel 201. (03/12/2018- ...)

De Vlaamse Adviescommissie voor Volksraadplegingen, bedoeld in artikel 308 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, heeft als opdracht om op verzoek advies uit te brengen aan de Vlaamse Regering, aan initiatiefnemers of aan provincies over het houden van een provinciale volksraadpleging. Zij kan hierover ook uit eigen beweging advies verstrekken aan de Vlaamse Regering.

[Afdeling II De volksraadpleging op initiatief van de inwoners (ing. decr. 6 juli 2018, art. 163, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 202. (03/12/2018- ...)

Het initiatief dat uitgaat van de inwoners van de provincie moet worden gesteund door ten minste 10% van de inwoners.

Artikel 203. (03/12/2018- ...)

Elk verzoek om een volksraadpleging te houden, op initiatief van de inwoners van de provincie, wordt gericht aan de deputatie.

Het verzoek wordt met een aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs ingediend. De Vlaamse Regering kan bepalen dat ook andere manieren van indiening mogelijk zijn.

Bij het verzoek worden een gemotiveerde nota gevoegd en de stukken die de provincieraad kunnen voorlichten.

Artikel 204. (03/12/2018- ...)

Het verzoek wordt ingediend met een formulier dat bestaat uit een verzoekschrift en een petitielijst.

Het verzoekschrift bevat de volgende vermeldingen:
1° de naam van de provincie;
2° de tekst van artikel 196 van het Strafwetboek;
3° de vraag of vragen waarop de voorgenomen volksraadpleging betrekking heeft;
4° de naam, de voornamen, de geboortedatum en de woonplaats van de personen die het initiatief nemen tot de volksraadpleging.

De petitielijst bevat naast de vermeldingen in het tweede lid ook de naam, voornamen, geboortedatum en woonplaats van iedereen die het verzoekschrift heeft ondertekend.

De Vlaamse Regering stelt het model van het formulier, vermeld in het eerste lid, vast.

Artikel 205. (03/12/2018- ...)

§ 1. Een persoon kan verzoeken om een volksraadpleging als hij aan al de volgende voorwaarden voldoet:
1° in het bevolkingsregister van een gemeente in de provincie ingeschreven of vermeld zijn;
2° de leeftijd van zestien jaar bereikt hebben;
3° niet het voorwerp uitmaken van een veroordeling of beslissing die voor een provincieraadskiezer de uitsluiting of schorsing van het kiesrecht meebrengt.

§ 2. De voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, moeten vervuld zijn op de datum waarop het verzoekschrift wordt ingediend.

§ 3. Artikel 15, § 5, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 is van toepassing op alle categorieën van personen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1.

Voor niet-Belgische onderdanen en voor Belgische onderdanen die jonger zijn dan achttien jaar, wordt de kennisgeving door de parketten van de hoven en rechtbanken gedaan als de veroordeling of de internering, waartegen met geen gewoon rechtsmiddel meer kan worden opgekomen, zou hebben geleid tot uitsluiting van het kiesrecht of opschorting van dat recht als ze ten laste van een provincieraadskiezer is uitgesproken. In geval van kennisgeving nadat de lijst van deelnemers is opgemaakt, worden de betrokkenen van die lijst geschrapt.

Artikel 205bis. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 206. (03/12/2018- ...)

Na de ontvangst van het verzoek onderzoekt de deputatie of het verzoekschrift voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 198, 199, 200, 203, 204 en 205.

Het resultaat van dat onderzoek wordt in een gemotiveerd advies meegedeeld aan de provincieraad.

Artikel 207. (03/12/2018- ...)

Nadat het onderzoek, vermeld in artikel 206, is afgesloten wordt het verzoek om een volksraadpleging te houden, ingeschreven op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de provincieraad.

De provincieraad beslist of het verzoek toelaatbaar is.

Artikel 208. (03/12/2018- ...)

De deputatie onderzoekt of het verzoek gesteund is door een voldoende aantal geldige handtekeningen. De deputatie kan beslissen dit onderzoek te voeren vooraleer ze overgaat tot het onderzoek, vermeld in artikel 206.

Naar aanleiding van dat onderzoek schrapt de deputatie:
1° de dubbele handtekeningen;
2° de handtekeningen van de personen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 205;
3° de handtekeningen van de personen voor wie de verschafte gegevens ontoereikend zijn om de toetsing van hun identiteit mogelijk te maken.

De controle wordt beëindigd als het aantal geldige handtekeningen is bereikt.

[Afdeling III Voorafgaand aan de volksraadpleging (ing. decr. 6 juli 2018, art. 172, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 209. (03/12/2018- ...)

Ten minste dertig dagen voor de dag van de volksraadpleging stelt de provincie aan de inwoners een brochure ter beschikking waarin het onderwerp van de volksraadpleging op een objectieve manier wordt uiteengezet. Die brochure bevat in voorkomend geval ook de gemotiveerde nota, vermeld in artikel 203, derde lid, en de vraag of vragen waarover de inwoners zullen worden geraadpleegd.

Artikel 210. (03/12/2018- ...)

§ 1. Op de dertigste dag voor de volksraadpleging maakt de deputatie een lijst op van de deelnemers aan de volksraadpleging.

Op de lijst van deelnemers aan de volksraadpleging worden de volgende personen vermeld:
1° de personen die op de voormelde datum in het bevolkingsregister van een gemeente in de provincie ingeschreven of vermeld zijn en die de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt, en die niet het voorwerp uitmaken van een veroordeling of beslissing die voor een provincieraadskiezer de uitsluiting of schorsing van het kiesrecht meebrengt;
2° de deelnemers die tussen de datum, vermeld in het eerste lid, en de datum van de volksraadpleging de leeftijd van zestien jaar bereiken;
3° de personen voor wie de schorsing van het kiesrecht een einde neemt of zou nemen uiterlijk op de dag die is vastgesteld voor de volksraadpleging.

De deelnemers die na de datum waarop de lijst van de deelnemers aan de volksraadpleging wordt afgesloten, het voorwerp zijn van een veroordeling of van een beslissing die voor een provincieraadskiezer ofwel de uitsluiting van het kiesrecht, ofwel de schorsing van dat recht op de dag van de volksraadpleging meebrengt, worden van die lijst geschrapt.

Voor elke persoon die voldoet aan de deelnemingsvoorwaarden vermeldt de lijst van deelnemers aan de volksraadpleging de naam, de voornamen, de geboortedatum, het geslacht en de hoofdverblijfplaats. Die lijst wordt volgens een doorlopende nummering en eventueel per wijk van de gemeente opgemaakt, ofwel in alfabetische volgorde van de deelnemers, ofwel geografisch volgens de straten.

§ 2. Artikel 15, § 5, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 is van toepassing op alle categorieën van personen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1.

Voor niet-Belgische onderdanen en voor Belgische onderdanen die jonger zijn dan achttien jaar wordt de kennisgeving door de parketten van de hoven en rechtbanken gedaan als de veroordeling of de internering, waartegen met geen gewoon rechtsmiddel meer kan worden opgekomen, zou hebben geleid tot uitsluiting van het kiesrecht of opschorting van dat recht als ze ten laste van een provincieraadskiezer is uitgesproken. In geval van kennisgeving nadat de lijst van deelnemers is opgemaakt, worden de betrokkenen van die lijst geschrapt.

Artikel 211. (03/12/2018- ...)

§ 1. De volgende potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging kunnen een andere potentiële deelnemer aan de provinciale volksraadpleging machtigen om in hun naam te stemmen:
1° potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging die wegens ziekte of gebrekkigheid niet in staat zijn om zich naar het stemlokaal te begeven of om ernaartoe gebracht te worden. Die onbekwaamheid blijkt uit een medisch attest;
2° potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging die om beroeps- of dienstredenen:
a) in het buitenland zijn opgehouden, net als de leden van hun gezin of hun gevolg die met hen daar verblijven. De onmogelijkheid blijkt uit een attest van de militaire of burgerlijke overheid of van de werkgever van de betrokkenen;
b) zich op de dag van de provinciale volksraadpleging in het Rijk bevinden, maar in de onmogelijkheid verkeren zich in het stemlokaal te melden. De onmogelijkheid blijkt ook uit een attest van de militaire of burgerlijke overheid of van de werkgever van de betrokkenen;
3° potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging die het beroep van schipper, marktkramer of kermisreiziger uitoefenen en de leden van hun gezin die met hen samenwonen. De uitoefening van het beroep blijkt uit een attest van de burgemeester van de gemeente waar de betrokkenen in het bevolkingsregister zijn ingeschreven. De Vlaamse Regering bepaalt het model van dit attest;
4° potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging die op de dag van de provinciale volksraadpleging ten gevolge van een rechterlijke maatregel in een toestand van vrijheidsbeneming verkeren. Die toestand wordt bevestigd door de directie van de inrichting waar de betrokkenen zich bevinden;
5° potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging die om redenen in verband met hun geloofsovertuiging in de onmogelijkheid verkeren zich in het stemlokaal te melden. Die onmogelijkheid blijkt uit een attest dat is afgegeven door de religieuze overheid;
6° studenten die zich om studieredenen, in de onmogelijkheid bevinden om zich in het stemlokaal te melden, op voorwaarde dat ze een attest overleggen van de directie van de instelling waar ze studeren;
7° potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging die om andere redenen op de dag van de provinciale volksraadpleging niet in hun woonplaats zijn wegens een tijdelijk verblijf in het buitenland, en bijgevolg in de onmogelijkheid verkeren om zich in het stemlokaal aan te melden, als de onmogelijkheid door de burgemeester van hun woonplaats vastgesteld is, na overlegging van de nodige bewijsstukken of, als de betrokkene zich in de onmogelijkheid bevindt een dergelijk bewijsstuk voor te leggen, op grond van een verklaring op erewoord. De Vlaamse Regering bepaalt het model van de verklaring op erewoord die de betrokkene indient en het attest dat de burgemeester afgeeft. De aanvraag wordt uiterlijk de derde dag voor de dag van de volksraadpleging bij de burgemeester van de woonplaats ingediend.

§ 2. Iedereen die de hoedanigheid van potentiële deelnemer aan de provinciale volksraadpleging bezit, kan als gemachtigde worden aangewezen. De gemachtigde kan zijn hoedanigheid bewijzen met zijn oproepingsbrief.

Iedere gemachtigde mag maar één volmacht hebben.

§ 3. De volmacht wordt gesteld op een formulier waarvan het model door de Vlaamse Regering wordt bepaald. Het wordt kosteloos ter beschikking gesteld door de gemeente.

De volmacht vermeldt de volksraadpleging waarvoor ze geldig is, de naam, de voornamen, de geboortedatum en het adres van de volmachtgever en van de gemachtigde.

De volmachtgever en de gemachtigde ondertekenen het volmachtformulier.

Artikel 211bis. (03/12/2018- ...)

...

[Afdeling IV Verloop van de volksraadpleging (ing. decr. 6 juli 2018, art. 177, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 212. (03/12/2018- ...)

De deelname aan de volksraadpleging is niet verplicht. Elke deelnemer heeft recht op één stem. De stemming is geheim.

De volksraadpleging kan alleen op een zondag plaatsvinden. De deelnemers worden tot de stemming toegelaten van 8 tot 13 uur. De personen die zich voor 13 uur in het stemlokaal bevinden, worden nog tot de stemming toegelaten.

Artikel 213. (03/12/2018- ...)

Om tot de provinciale volksraadpleging toegelaten te worden, overhandigt de gemachtigde aan de voorzitter van het stembureau waar de volmachtgever had moeten stemmen, de volmacht en een van de attesten, vermeld in artikel 211, § 1. Hij toont hem ook zijn identiteitskaart, de oproepingsbrief van de volmachtgever en zijn eigen oproepingsbrief, waarop de voorzitter de vermelding "heeft bij volmacht gestemd" noteert.

Artikel 214. (03/12/2018- ...)

De stemmen worden alleen geteld als ten minste 10% van de inwoners aan de volksraadpleging heeft deelgenomen.

Artikel 214bis. (03/12/2018- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere procedureregels voor het houden van een provinciale volksraadpleging.

Artikel 214ter. (03/12/2018- ...)

De gemeenten staan in voor de organisatie van de volksraadpleging. De daaraan verbonden kosten worden gedragen door de provincie.

[Afdeling V Na de volksraadpleging (ing. decr. 6 juli 2018, art. 183, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 214quater. (03/12/2018- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de uitslag van de volksraadpleging aan de bevolking wordt bekendgemaakt.

Artikel 214quinquies. (03/12/2018- ...)

De Raad voor Verkiezingsbetwistingen doet uitspraak over de geschillen betreffende de telling van de stemmen, vermeld in artikel 214. Het bezwaar moet worden ingesteld binnen de acht dagen nadat het proces-verbaal is bekendgemaakt waarin is vastgesteld dat het vereiste aantal deelnemers, vermeld in artikel 214, niet is bereikt of waarin de uitslag van de provinciale volksraadpleging is vermeld.

Tegen de uitspraken van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen kan binnen een termijn van acht dagen na de kennisgeving beroep aangetekend worden bij de Raad van State. Dat beroep is niet schorsend. De hoofdgriffier van de Raad van State deelt het beroep binnen acht dagen na de ontvangst ervan mee aan de betrokkene en aan de provincie in kwestie. De Raad van State doet uitspraak binnen zestig dagen. Het arrest van de Raad van State wordt door de zorg van de hoofdgriffier onmiddellijk ter kennis gebracht van de betrokkene, de Vlaamse Regering en de provincie.

Artikel 214sexies. (03/12/2018- ...)

De bepalingen van deel 5, titel 1, hoofdstuk 1, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, met uitzondering van artikel 234, zijn van toepassing op de provinciale volksraadpleging, met dien verstande dat "kiezer" en "kiezers" altijd worden gelezen als "deelnemer" en "deelnemers", "verkiezing", "verkiezingen" en "kiesverrichtingen" worden gelezen als "volksraadpleging" en "kiescollege" wordt gelezen als "college".

TITEL VII De provinciale verzelfstandigde agentschappen (... - ...)

HOOFDSTUK I [... (opgeh. decr. 6 juli 2018, art. 187, I: 1 januari 2019)] (... - ...)

Artikel 215. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 216. (01/01/2019- ...)

...

Artikel 217. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 218. (03/12/2018- ...)

...

HOOFDSTUK II De provinciale extern verzelfstandigde agentschappen (... - ...)

Afdeling I Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 219. (03/12/2018- ...)

§ 1. De provinciale extern verzelfstandigde agentschappen zijn diensten met een eigen rechtspersoonlijkheid die door de provincie worden opgericht of waarin de provincie deelneemt en die belast zijn met welbepaalde beleidsuitvoerende taken van provinciaal belang. Vanuit hun taakstelling inzake beleidsuitvoering kunnen de provinciale extern verzelfstandigde agentschappen tevens betrokken worden bij de beleidsvoorbereiding. De Vlaamse Regering kan de taken van provinciaal belang nader bepalen waarvoor provinciale extern verzelfstandigde agentschappen kunnen worden opgericht of waarin kan worden deelgenomen.

Onder voorbehoud van de toepassing van andere wettelijke en decretale bepalingen mogen de provinciale extern verzelfstandigde agentschappen hun taken van provinciaal belang noch geheel, noch gedeeltelijk overdragen aan andere rechtspersonen.

§ 2. Het is de provincies verboden om, rechtstreeks of onrechtstreeks, rechtspersonen die belast zijn met welbepaalde taken van provinciaal belang op te richten, erin deel te nemen of zich erin te laten vertegenwoordigen of om aan die rechtspersonen personeel, financiële middelen, infrastructuur of andere activa ter beschikking te stellen, tenzij die rechtspersonen voldoen aan de voorschriften van deze titel of er voor de oprichting, deelname of vertegenwoordiging een andere decretale of wettelijke rechtsgrond bestaat.

§ 3. Met het oog op de toepassing van § 2, wordt vermoed dat een rechtspersoon door een provincie met welbepaalde taken van provinciaal belang is belast als hij aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
1° een of meer van zijn organen bestaan voor meer dan de helft uit provincieraadsleden of leden van de deputatie van de provincie in kwestie of de leden van de organen worden voor meer dan de helft aangewezen of voorgedragen door die personen;
2° de provincie of haar vertegenwoordigers beschikken over de meerderheid van de stemrechten in een of meer van zijn organen;
3° zijn financiële middelen worden voor meer dan de helft door de provincie gefinancierd.

Artikel 220. (01/12/2006- ...)

Onder voorbehoud van de toepassing van andere wettelijke of decretale bepalingen, bestaan er twee vormen van provinciale extern verzelfstandigde agentschappen:

1° het autonoom provinciebedrijf;

2° het provinciale extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm.

Artikel 221. (03/12/2018- ...)

De beslissing tot oprichting van of deelname in een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap kan niet worden genomen in de loop van een periode van twaalf maanden voor de datum van de volledige vernieuwing van de provincieraden.

Elk provinciaal extern verzelfstandigd agentschap legt in de loop van het eerste jaar na de volledige vernieuwing van de provincieraden een evaluatieverslag voor aan de provincieraad over de uitvoering van de beheers- of samenwerkingsovereenkomst sinds de inwerkingtreding ervan. Dat verslag omvat ook een evaluatie van de verzelfstandiging, waarover de provincieraad zich binnen drie maanden uitspreekt.

De provincieraad of een provincieraadscommissie waakt over de afstemming van het beleid van de verzelfstandigde agentschappen van de provincie op het provinciaal beleid.

Artikel 222. (01/12/2006- ...)

De provinciale extern verzelfstandigde agentschappen zijn onderworpen aan de verplichtingen inzake formele motivering en openbaarheid van bestuur die gelden voor de provincie.

Artikel 223. (03/12/2018- ...)

De volgende personen kunnen niet worden voorgedragen of aangewezen als vertegenwoordiger of bestuurder in een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap:
1° de provinciegouverneurs, de hoge ambtenaar die de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aanwijst overeenkomstig artikel 48, derde lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse Instellingen, de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de provinciegriffiers, de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen voorzover het provinciale extern verzelfstandigd agentschap gevestigd is in hun ambtsgebied;
2° de magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de griffiers bij de hoven en de rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk Hof;
3° de personen die op commerciële wijze of met een winstoogmerk activiteiten uitoefenen in dezelfde beleidsdomeinen als het agentschap en waarin het agentschap niet deelneemt, alsook de werknemers en de leden van een bestuurs- of controleorgaan van die personen;
4° de personen die in een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een functie uitoefenen, gelijkwaardig aan een ambt of een functie als vermeld in dit artikel, en de personen die in een lokale basisoverheid van een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig is aan dat van provincieraadslid, gedeputeerde of provinciegouverneur.

Artikel 224. (03/12/2018- ...)

Bij provincieraadsbesluit kan de provincie aan haar provinciale extern verzelfstandigde agentschappen middelen, infrastructuur of personeel overdragen.

Afdeling II Het autonoom provinciebedrijf (... - ...)

Artikel 225. (03/12/2018- ...)

Een autonoom provinciebedrijf wordt opgericht bij provincieraadsbeslissing op grond van een door de deputatie opgemaakt verslag. In dat verslag worden de voor- en de nadelen van externe verzelfstandiging tegen elkaar afgewogen en wordt aangetoond dat beheer binnen de rechtspersoonlijkheid van de provincie niet dezelfde voordelen kan bieden. De oprichtingsbeslissing stelt de statuten van het autonoom provinciebedrijf vast. Het autonoom provinciebedrijf verkrijgt rechtspersoonlijkheid op de datum van die oprichtingsbeslissing.

De oprichtingsbeslissing en de statuten worden samen met het verslag, vermeld in het eerste lid, gepubliceerd via een webtoepassing van de provincie.

Het autonoom provinciebedrijf bezorgt onmiddellijk na elke vergadering een lijst met de besluiten van zijn raad van bestuur, met een beknopte omschrijving van de daarin geregelde aangelegenheden, aan de provincie, zodat ze kunnen worden bekendgemaakt op een webtoepassing van de provincie, overeenkomstig artikel 180. Het autonoom provinciebedrijf bezorgt ook onmiddellijk na de behandeling ervan door de raad van bestuur zijn beleidsrapporten aan de provincie, zodat ze kunnen worden bekendgemaakt op een webtoepassing van de provincie, overeenkomstig artikel 180bis.

Artikel 226. (01/01/2014- ...)

De statuten van het autonoom provinciebedrijf vermelden ten minste:
1° de naam en eventueel de afkorting;
2° het maatschappelijke doel, inzonderheid een omschrijving van de beleidsuitvoerende taken van provinciaal belang waarmee het autonoom provinciebedrijf belast wordt;
3° de maatschappelijke zetel, gevestigd in de oprichtende provincie;
4° de samenstelling, de vergaderwijze, de werkingsvoorwaarden en de bevoegdheden van de organen;
5° ...
6° de wijze van ontbinding en vereffening van het autonoom provinciebedrijf.

Artikel 227. (03/12/2018- ...)

De wijzigingen in de statuten worden aangebracht bij beslissing van de provincieraad, op voorstel of na advies van de raad van bestuur van het autonoom provinciebedrijf in kwestie.

De statutenwijzigingen worden op dezelfde wijze als de oprichtingsbeslissing en de statuten bekendgemaakt. Een volledig gecoördineerde tekst van de statuten wordt gepubliceerd via een webtoepassing van de provincie.

Artikel 228. (01/01/2019- ...)

§ 1. Tussen de provincie en het autonoom provinciebedrijf wordt na onderhandeling een beheersovereenkomst gesloten. Bij het onderhandelen over de beheersovereenkomst wordt de provincie vertegenwoordigd door de deputatie en het autonoom provinciebedrijf door de raad van bestuur.

De provincie en het autonoom provinciebedrijf nemen de nodige initiatieven voor de openbaarheid van de beheersovereenkomst, inclusief alle wijzigingen eraan.

§ 2. Zolang het autonoom provinciebedrijf geen eigen regels heeft vastgesteld voor het aangaan van verbintenissen, de kredietbewaking, de wetmatigheidscontrole of de ondertekening van de girale betalingsorders, zijn artikel 158, 159, 161 en 163, § 1, tweede en derde lid, van toepassing op het autonoom provinciebedrijf. In dat geval zijn bovendien artikel 157, 160 en 163, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, van toepassing op het autonoom provinciebedrijf, met dien verstande dat de volgende woorden worden gelezen als volgt:
1° "de provincie" als "het autonoom provinciebedrijf";
2° "de provincieraad" als "de raad van bestuur";
3° "provinciegriffier" als "de gedelegeerd bestuurder" of, als het autonoom provinciebedrijf geen gedelegeerd bestuurder heeft, als "de voorzitter van de raad van bestuur";
4° "de deputatie" als "de raad van bestuur".

§ 3. Met behoud van de mogelijkheid tot verlenging, wijziging, schorsing en ontbinding van de beheersovereenkomst wordt die gesloten voor een periode die eindigt uiterlijk zes maanden na de volledige vernieuwing van de provincieraad.

De beheersovereenkomst en de uitvoering ervan worden jaarlijks geëvalueerd door de provincieraad.

Als bij het verstrijken van de beheersovereenkomst geen nieuwe beheersovereenkomst in werking is getreden, wordt de bestaande overeenkomst van rechtswege verlengd.

Als geen nieuwe beheersovereenkomst in werking is getreden binnen één jaar na de in het derde lid vermelde verlenging, of als een beheersovereenkomst werd ontbonden of geschorst, kan de provincieraad na overleg met het autonoom provinciebedrijf voorlopige regels vaststellen inzake de in de beheersovereenkomst vermelde aangelegenheden. Die voorlopige regels zullen als beheersovereenkomst gelden tot op het ogenblik dat een nieuwe beheersovereenkomst in werking treedt.

Artikel 229. (03/12/2018- ...)

§ 1. Het autonoom provinciebedrijf beschikt over een raad van bestuur.

De raad van bestuur is bevoegd voor alles wat niet uitdrukkelijk bij decreet, in de statuten of in de beheersovereenkomst aan de provincieraad is voorbehouden.

De raad van bestuur vertegenwoordigt het autonoom provinciebedrijf in rechte als eiser of als verweerder.

De raad van bestuur is binnen de grenzen, vastgesteld in de statuten, bevoegd voor alle personeelsaangelegenheden.

§ 2. Het aantal leden van de raad van bestuur bedraagt ten hoogste twaalf. Ten hoogste twee derde van de leden van de raad van bestuur is van hetzelfde geslacht.

De leden van de raad van bestuur worden benoemd door de provincieraad.

Elke fractie kan minstens één lid van de raad van bestuur voordragen en dit voordrachtrecht waarborgt elke fractie een vertegenwoordiging in de raad van bestuur. Als de gewaarborgde vertegenwoordiging evenwel afbreuk zou doen aan de mogelijkheid voor de fracties die vertegenwoordigd zijn in de deputatie om minstens de helft van de leden van de raad van bestuur voor te dragen, wordt er gewerkt met gewogen stemrecht binnen de groep van door de fracties voorgedragen bestuurders.

Het mandaat van lid van de raad van bestuur is hernieuwbaar. De leden van de raad van bestuur kunnen te allen tijde door de provincieraad worden ontslagen. Na de volledige vernieuwing van de provincieraad wordt tot volledige vernieuwing van de raad van bestuur overgegaan. In dat geval blijven de leden van de raad van bestuur in functie tot de nieuwe provincieraad tot hun vervanging is overgegaan.

De raad van bestuur kiest uit zijn leden een voorzitter die deel moet uitmaken van de deputatie van de oprichtende provincie.

§ 2bis. De provincieraad kan er ook voor kiezen alle leden van de provincieraad te benoemen als lid van de raad van bestuur. In dit geval is het eerste lid van paragraaf 2 niet van toepassing en mogen er geen presentiegelden worden toegekend voor de vergaderingen van de raad van bestuur.

§ 3. De bestuurders zijn niet persoonlijk gebonden door de verbintenissen van het autonoom provinciebedrijf.

De bestuurders zijn aansprakelijk zonder hoofdelijkheid voor de tekortkomingen in de normale uitoefening van hun bestuur. Ten aanzien van de overtredingen waaraan zij geen deel hebben gehad, worden de bestuurders van die aansprakelijkheid ontheven als hun geen schuld kan worden verweten en als zij die overtredingen hebben aangeklaagd bij de provincieraad binnen een maand nadat zij er kennis van hebben gekregen.

Jaarlijks beslist de provincieraad over de aan de bestuurders te verlenen kwijting, na goedkeuring van de rekeningen. Die kwijting is alleen rechtsgeldig als de ware toestand van het autonoom provinciebedrijf niet wordt verborgen door enige weglating of onjuiste opgave in de rekeningen of in de rapportering betreffende de uitvoering van de beheersovereenkomst.

§ 4. Een bestuurder mag niet:
1° aanwezig zijn bij de bespreking en de stemming over aangelegenheden waarin hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger, of waarbij de echtgenoot, of bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Dat verbod strekt niet verder dan de bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, ontslagen, afzettingen en schorsingen. Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek, hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld;
2° rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst te sluiten, behoudens in geval van een schenking aan het autonoom provinciebedrijf of de provincie, of deel te nemen aan een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van het autonoom provinciebedrijf of de provincie, behoudens in de gevallen waarbij de bestuurder een beroep doet op een door het autonoom provinciebedrijf of de provincie aangeboden dienstverlening en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat;
3° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen betaling werkzaam zijn in geschillen ten behoeve van het autonoom provinciebedrijf. Dit verbod geldt met name ook ten aanzien van de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met de bestuurder werken;
4° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris werkzaam zijn in geschillen ten behoeve van de tegenpartij van het autonoom provinciebedrijf of ten behoeve van een personeelslid van het autonoom provinciebedrijf aangaande beslissingen in verband met de tewerkstelling binnen het autonoom provinciebedrijf. Dit verbod geldt met name ook ten aanzien van de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met de bestuurder werken.

Artikel 230. (03/12/2018- ...)

De statuten kunnen de raad van bestuur toelaten om volgende bevoegdheden toe te vertrouwen aan een directiecomité of een gedelegeerd bestuurder, al dan niet met de mogelijkheid om die toevertrouwde bevoegdheden verder toe te vertrouwen aan personeelsleden van het autonoom provinciebedrijf:
1° het dagelijks personeelsbeheer, de bevoegdheid voor het aanstellen en het ontslaan van het personeel, alsook de sanctie- en tuchtbevoegdheid ten aanzien van het personeel;
2° het dagelijkse bestuur;
3° de vertegenwoordiging met betrekking tot dat bestuur;
4° de voorbereiding en de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur.

De raad van bestuur benoemt de leden van het directiecomité of de gedelegeerd bestuurder.

De provincieraad bepaalt de hoogte van het presentiegeld en de andere vergoedingen die in het kader van de bestuurlijke werking van het autonoom provinciebedrijf worden toegekend, binnen de perken en overeenkomstig de toekenningsvoorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering .

Artikel 231. (03/12/2018- ...)

De vergaderingen van de raad van bestuur en het directiecomité zijn niet openbaar. Een lijst met besluiten van de raad van bestuur wordt via een webtoepassing van de provincie gepubliceerd overeenkomstig artikel 180. Die webtoepassing vermeldt ook de wijze waarop het publiek inzage kan krijgen in de notulen van de raad van bestuur en van het directiecomité en in de beslissingen van de gedelegeerd bestuurder.

Artikel 232. (01/12/2006- ...)

Er zijn geen andere bestuursorganen met beslissingsbevoegdheid dan de in de voorgaande artikelen bepaalde organen.

Artikel 233. (01/12/2012- ...)

...

Artikel 234. (03/12/2018- ...)

Het personeel van het autonoom provinciebedrijf kan in statutair of contractueel verband worden aangesteld.

De overeenstemmende rechtspositieregeling en de deontologische code van het provinciepersoneel zijn van toepassing op het personeel van het autonoom provinciebedrijf. Het autonoom provinciebedrijf stelt de afwijkingen van die rechtspositieregeling vast, als het specifieke karakter van het autonoom provinciebedrijf dat verantwoordt. Het provinciebedrijf bepaalt de rechtspositieregeling van de betrekkingen die niet bestaan binnen de provincie.

Behalve in geval van gemotiveerde afwijking, kan aan geen enkel personeelslid van het autonoom provinciebedrijf een jaarsalaris worden toegekend dat gelijk is aan of hoger is dan het jaarsalaris van de provinciegriffier van de overeenkomstige provincie.

Artikel 235. (03/12/2018- ...)

§ 1. Het autonoom provinciebedrijf kan leningen aangaan en giften of toelagen ontvangen binnen de grenzen, gesteld in de statuten en de beheersovereenkomst.

§ 2. Het autonoom provinciebedrijf kan, op voorwaarde dat het daarvoor de machtiging krijgt van de provincieraad van de provincie op het grondgebied waarvan het voorwerp van de onteigening zich bevindt,  in eigen naam en voor eigen rekening over te gaan tot onteigeningen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van zijn doelstellingen.

§ 3. Het autonoom provinciebedrijf beslist vrij, binnen de grenzen van zijn doel, over de verwerving, de aanwending en de vervreemding van zijn goederen, over de vestiging of opheffing van zakelijke rechten op die goederen, alsook over de uitvoering van dergelijke beslissingen en over hun financiering.

§ 4. Het autonoom provinciebedrijf stelt de tarieven en de tariefstructuren voor de door het bedrijf geleverde prestaties vast binnen de grenzen van de in de beheersovereenkomst bepaalde grondregelen inzake tarifering. De maximumtarieven of de formules voor hun berekening die niet in de beheersovereenkomst zijn geregeld, worden ter goedkeuring voorgelegd aan de provincieraad.

§ 5. Het autonoom provinciebedrijf kan andere rechtspersonen oprichten, erin deelnemen of zich erin laten vertegenwoordigen, voorzover dat past in zijn opdrachten. De oprichting, deelname of vertegenwoordiging mag geen speculatieve oogmerken nastreven en gebeurt in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel, de regelgeving inzake mededinging en staatssteun en de voorwaarden, bepaald in de beheersovereenkomst. De beslissing tot oprichting, deelname of vertegenwoordiging toont aan dat aan de voormelde voorwaarden is voldaan.

De deelname is onderworpen aan de voorwaarde dat aan het autonoom provinciebedrijf minstens een mandaat van bestuurder wordt toegekend.

Artikel 236. (01/01/2021- ...)

De bepalingen van titel 4, met uitzondering van hoofdstuk 3 en artikel 148, artikel 152, derde lid, en artikel 154, § 1, tweede lid, zijn van toepassing op de autonome provinciebedrijven, met dien verstande dat de volgende woorden worden gelezen als volgt:
1° "de provincie" als "het autonoom provinciebedrijf";
2° "elke provincie" als "elk autonoom provinciebedrijf";
3° "de provincieraad" als "de raad van bestuur";
4° "raadsleden" als "leden van de raad van bestuur";
5° "de deputatie" als "de raad van bestuur".

De boekhouding wordt gevoerd onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van de raad van bestuur.

De raad van bestuur stelt het meerjarenplan en de aanpassingen ervan vast en legt ze ter goedkeuring voor aan de provincieraad. 

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorschriften voor de toepassing van de bepalingen van het eerste lid op de autonome provinciebedrijven.

De ramingen voor de exploitatie, de investeringen en de financiering in het eerste jaar van de financiële nota van het meerjarenplan omvatten ook de kredieten voor dat boekjaar.

Artikel 236bis. (01/01/2019- ...)

§ 1. De raad van bestuur spreekt zich uit over de vaststelling van de jaarrekening voor 30 juni van het boekjaar dat volgt op het boekjaar waarop de rekening betrekking heeft.

§ 2. De provincieraad brengt advies uit bij de jaarrekening van het autonoom provinciebedrijf, tenzij de provincieraad ervoor gekozen heeft om alle leden van de provincieraad te benoemen als lid van de raad van bestuur.

Als de provincieraad geen advies heeft verstuurd aan de toezichthoudende overheid binnen een termijn van vijftig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de jaarrekening door het provinciebestuur, wordt de provincieraad geacht een gunstig advies te hebben uitgebracht.

§ 3. Als de Vlaamse Regering geen besluit heeft verzonden over de goedkeuring van de jaarrekening binnen een termijn van honderdvijftig dagen, wordt ze geacht de jaarrekening goed te keuren. Die termijn gaat in op de dag nadat de provincie de Vlaamse Regering op de hoogte gebracht heeft van de bekendmaking van de jaarrekening van het autonoom provinciebedrijf, met toepassing van artikel 180bis, eerste lid, en het autonoom provinciebedrijf de digitale rapportering erover aan de Vlaamse Regering heeft bezorgd.

Artikel 236ter. (01/01/2019- ...)

...

Artikel 236quater. (01/01/2019- ...)

...

Artikel 237. (01/12/2006- ...)

§ 1. De provincieraad kan steeds beslissen om tot ontbinding en vereffening van een autonoom provinciebedrijf over te gaan.

In de beslissing tot ontbinding wijst de provincieraad de vereffenaars aan. Alle andere organen vervallen op het ogenblik van de ontbinding.

§ 2. Het personeel in statutair dienstverband van het ontbonden autonoom provinciebedrijf wordt overgenomen door de provincie.

De provincie waarborgt de rechten die het autonoom provinciebedrijf op het ogenblik van ontbinding voor het overgenomen personeel had vastgesteld.

§ 3. De rechten en verplichtingen van het ontbonden autonoom provinciebedrijf worden overgenomen door de provincie.

§ 4. In afwijking van § 2 en § 3 kan de provincieraad in het ontbindingsbesluit de personeelsleden, die daarmee moeten instemmen, en de rechten en verplichtingen aanwijzen die overgenomen worden door de overnemer of de overnemers van de activiteiten van het provinciebedrijf.

Afdeling III Het provinciale extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm (... - ...)

Artikel 238. (03/12/2018- ...)

§ 1. De provincie is gemachtigd om onder de voorwaarden, bepaald in deze afdeling, een vennootschap in de zin van het Wetboek van Vennootschappen, of een vereniging of stichting in de zin van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen, op te richten en te belasten met het verwezenlijken van welbepaalde beleidsuitvoerende taken van provinciaal belang. Vanuit hun taakstelling inzake beleidsuitvoering kunnen de provinciale extern verzelfstandigde agentschappen in privaatrechtelijke vorm tevens betrokken worden bij de beleidsvoorbereiding.

De provinciale extern verzelfstandigde agentschappen, vermeld in het eerste lid, worden opgericht in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel, de regelgeving inzake mededinging en staatssteun.

Naast de provincie mogen aan de oprichting van die provinciale vennootschap, vereniging of stichting andere personen deelnemen met uitzondering van gemeenten, gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, andere provincies en hun provinciale extern verzelfstandigde agentschappen, de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest.

Onder dezelfde voorwaarden is de provincie gemachtigd om deel te nemen in een vennootschap in de zin van het Wetboek van Vennootschappen, of in een vereniging in de zin van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen.

§ 2. De provincieraad beslist over de oprichting of deelname, vermeld in § 1, op grond van een door de deputatie opgemaakt verslag. In dat verslag worden de vooren de nadelen van externe verzelfstandiging in de gekozen vorm afgewogen en wordt aangetoond dat het beheer binnen de rechtspersoonlijkheid van de provincie of in de vorm van een autonoom provinciebedrijf niet de vereiste voordelen kan bieden.

 § 3. De beslissing tot oprichting of deelname wordt samen met het verslag, vermeld in paragraaf 2, gepubliceerd op een webtoepassing van de provincie.

§ 4. ...

Artikel 239. (01/12/2012- ...)

§ 1. Ongeacht de grootte van de eventuele inbreng van de verschillende partijen, beschikt de provincie steeds over een meerderheid van de stemmen in de algemene vergadering van de provinciale vennootschap of vereniging en draagt de provincie steeds een meerderheid voor van de leden van de raad van bestuur van de provinciale vennootschap, vereniging of stichting. Die voordracht waarborgt elke fractie een vertegenwoordiging.Ten hoogste twee derde van de door de provincie voorgedragen leden van de raad van bestuur is van hetzelfde geslacht.

§ 2. De vertegenwoordigers van de provincie in de algemene vergadering van de provinciale vennootschap en vereniging worden door de provincieraad uit zijn leden gekozen. De vertegenwoordigers van de provincie in de algemene vergadering handelen overeenkomstig de instructies van de provincieraad.

§ 3. De provincieraad en de vertegenwoordigers van de provincie in de algemene vergadering, kunnen te allen tijde beslissen om respectievelijk de aanwijzingen en voordrachten te herroepen. De statuten van de provinciale vennootschap, vereniging of stichting bepalen dat de betrokken vertegenwoordigers door die herroeping van rechtswege ontslagnemend zijn. Er wordt tot hun vervanging overgegaan.

Alle aanwijzingen en voordrachten worden herroepen door de volledige vernieuwing van de provincieraad. De vertegenwoordigers blijven in functie totdat hun vervangers zijn aangewezen of benoemd.

Artikel 240. (03/12/2018- ...)

Tussen de provincie en de provinciale vennootschap, vereniging of stichting wordt een samenwerkingsovereenkomst gesloten betreffende de uitvoering van de toevertrouwde taken van provinciaal belang. De samenwerkingsovereenkomst regelt de volgende aangelegenheden:
1° in voorkomend geval de aanwending van de aan het agentschap ter beschikking gestelde of overgedragen personeelsleden, middelen en infrastructuur;
2° binnen de perken en overeenkomstig de toekenningsvoorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, het presentiegeld en de andere vergoedingen die in het kader van de bestuurlijke werking van het agentschap worden toegekend;
3° de wijze waarop de provinciale vennootschap, vereniging of stichting zal voorzien in een systeem van organisatiebeheersing;
4° de toekenning aan een of meer commissarissen van de controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening van de provinciale vennootschap, vereniging of stichting. Die commissarissen zijn erkende bedrijfsrevisoren.

Artikel 240bis. (08/07/2016- ...)

Behalve in geval van gemotiveerde afwijking, kan aan geen enkel personeelslid van een provinciale vennootschap, vereniging of stichting, als vermeld in deze afdeling, een jaarsalaris worden toegekend dat gelijk is aan of hoger is dan het jaarsalaris van de provinciegriffier van de overeenkomstige provincie.

[TITEL VIII Bestuurlijk toezicht en audit (verv. decr. 6 juli 2018, art. 206, I: 3 december 2018)] (... - ...)

HOOFDSTUK I Bestuurlijk toezicht (... - ...)

Afdeling I Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 241. (01/01/2006- ...)

Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:

1° provincieoverheid: de organen en personeelsleden van de provincie en de autonome provinciebedrijven die een beslissing nemen;

2° toezichthoudende overheid: de overheid die met de uitoefening van het bestuurlijk toezicht wordt belast, namelijk de Vlaamse Regering.

Artikel 242. (01/07/2009- ...)

Behoudens andersluidende bepalingen, beperkt de toezichthoudende overheid zich bij de uitoefening van het toezicht, vermeld in dit decreet, tot een toetsing aan het recht en aan het algemeen belang, namelijk aan elk belang dat ruimer is dan het provinciaal belang.

Artikel 243. (01/01/2006- ...)

De toezichthoudende overheid kan bij de provincieoverheid alle documenten en inlichtingen opvragen of die ter plaatse raadplegen. Ze bepaalt de informatiedrager en de vorm waarin deze gegevens worden verstrekt.

Artikel 244. (03/12/2018- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt op welke wijze de communicatie tussen de provincieoverheid, de toezichthoudende overheid en, in voorkomend geval, de indiener van de klacht, verloopt.

Buiten de gevallen waarin een provincieoverheid krachtens dit decreet besluiten ter kennis van de toezichthoudende overheid moet brengen, heeft het verzenden of de kennisgeving van de bekendmaking van een beslissing aan de toezichthoudende overheid niet tot gevolg dat de termijn om het toezicht uit te oefenen een aanvang neemt.

Op straffe van nietigheid wordt het besluit dat in het kader van het toezicht wordt genomen, uiterlijk de laatste dag van de voorgeschreven termijn verzonden.

Afdeling II Algemeen bestuurlijk toezicht (... - ...)

Artikel 245. (03/12/2018- ...)

Op dezelfde dag als de bekendmaking op de webtoepassing van de provincie van de lijst van de aangelegenheden, vermeld in artikel 180, eerste lid, 1° en 2°, en van de besluiten, vermeld in artikel 180bis, brengt de provincieoverheid de toezichthoudende overheid op de hoogte van de bekendmaking ervan.

Artikel 246. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 247. (03/12/2018- ...)

De toezichthoudende overheid kan besluiten van een provincieoverheid ambtshalve opvragen.

Bij ontvangst van een klacht vraagt de toezichthoudende overheid het besluit en het bijbehorende dossier op.

Artikel 248. (03/12/2018- ...)

§ 1. Met behoud van toepassing van artikel 151 en 154 beschikt de toezichthoudende overheid over dertig dagen om de besluiten van een provincieoverheid te vernietigen en om de provincieoverheid daarvan kennis te geven.

Alle besluiten en opmerkingen van de toezichthoudende overheid worden ter kennis gebracht op de eerstvolgende vergadering van de provincieraad.

§ 2. De termijn, vermeld in paragraaf 1, gaat in op de dag die volgt op de kennisgeving aan de toezichthoudende overheid van de bekendmaking op de webtoepassing van de provincie van de besluiten, vermeld in artikel 180bis, of van de lijst van de aangelegenheden, vermeld in artikel 180, eerste lid, 1° en 2°.

Onder voorbehoud van toepassing van het eerste lid, start de termijn, vermeld in paragraaf 1, voor de besluiten van een provincieoverheid die met toepassing van artikel 247 ambtshalve of na ontvangst van een klacht werden opgevraagd door de toezichthoudende overheid, op de dag die volgt op de verzending van het opgevraagde besluit.

§ 3. Een klacht wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ingediend binnen een periode van dertig dagen, die volgt op de dag van de bekendmaking op de webtoepassing van de provincie van de lijst van aangelegenheden, vermeld in artikel 180, eerste lid, 1° en 2°, of van de besluiten, vermeld in artikel 180bis.

§ 4. De termijn, vermeld in paragraaf 1, wordt gestuit door de verzending van een klacht aan de toezichthoudende overheid, op voorwaarde dat die klacht verstuurd werd op de wijze bepaald door de Vlaamse Regering binnen de termijn, vermeld in paragraaf 3.

Een nieuwe termijn als vermeld in paragraaf 1 gaat in op de dag die volgt op de verzending van de klacht.

§ 5. De termijn, vermeld in paragraaf 1, wordt gestuit door de opvraging door de toezichthoudende overheid van het besluit bij de provincieoverheid met toepassing van artikel 247.

Een nieuwe termijn als vermeld in paragraaf 1 gaat in op de dag die volgt op de dag van de verzending van het opgevraagde besluit.

§ 6. De provincieoverheid verzendt het besluit dat door de toezichthoudende overheid is opgevraagd binnen een termijn van dertig dagen die volgt op de dag van de verzending van de opvraging.

Als de provincieoverheid het gevraagde besluit niet verzendt aan de toezichthoudende overheid binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, bezorgt de toezichthoudende overheid na het verstrijken van die termijn een herinnering. De herinnering verwijst uitdrukkelijk naar de gevolgen, vermeld in het vierde lid.

Een nieuwe termijn van dertig dagen gaat in op de dag na de verzending van de herinnering.

Als het gevraagde besluit niet wordt verzonden aan de toezichthoudende overheid binnen die nieuwe termijn, is het opgevraagde besluit van rechtswege nietig. De toezichthoudende overheid brengt de provincieoverheid op de hoogte van die nietigheid.

Artikel 249. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 250. (03/12/2018- ...)

Als een klacht wordt ingediend tegen een besluit van de provincieoverheid, brengt de toezichthoudende overheid de indiener van de klacht op de hoogte van:
1° de ontvangst van de klacht, binnen tien dagen nadat ze ontvangen werd;
2° het verzoek van de toezichthoudende overheid aan de provincieoverheid om het besluit en het bijbehorende dossier te bezorgen, binnen tien dagen na dat verzoek;
3° het besluit van de toezichthoudende overheid over de ingediende klacht met vermelding van de motieven waarop het besluit is gebaseerd.

Zodra de toezichthoudende overheid het onderzoek heeft afgerond, stuurt ze haar definitieve antwoord aan de indiener van de klacht en geeft ze er ook kennis van aan de provincieoverheid in kwestie. Deze mededeling wordt ter kennis gebracht op de eerstvolgende vergadering van de provincieraad.

In geval van stuiting van de termijn om beroep in te stellen bij de Raad van State, brengt de toezichthoudende overheid de indiener van de klacht op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering, op de hoogte van de motieven van de toezichthoudende overheid om het besluit van de provincieoverheid waartegen de klacht was ingediend op, niet te vernietigen, binnen tien dagen na het nemen van dat besluit of na het verstrijken van de termijn.

Artikel 251. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 252. (03/12/2018- ...)

De goedkeuring van de jaarrekeningen overeenkomstig artikel 154, § 1, en artikel 236 juncto artikel 154, § 1, eerste lid, brengt met zich mee dat de beslissingen van de provincieoverheid die genomen zijn in de loop van het jaar waarop de jaarrekeningen betrekking hebben en die niet werden opgevraagd, of vernietigd, niet langer vatbaar zijn voor vernietiging.

Afdeling III Dwangtoezicht (... - ...)

Artikel 253. (03/12/2018- ...)

§ 1. De toezichthoudende overheid kan, na een ingebrekestelling, een of meer commissarissen gelasten zich ter plaatse te begeven om de gevraagde inlichtingen of opmerkingen in te zamelen van de provincieoverheid of om de maatregelen ten uitvoer te brengen die in rechte zijn voorgeschreven.

De toezichthoudende overheid kan pas optreden na het verstrijken van de in de ingebrekestelling bepaalde termijn.

§ 2. Het optreden van een of meer commissarissen moet vergoed worden door de personen die verzuimd hebben aan de ingebrekestelling gevolg te geven.

De kosten worden ingevorderd door de financieel beheerder op zicht van een daartoe genomen besluit van de overheid die de dwangprocedure heeft ingesteld dat geldt als een door de financieel beheerder ambtshalve uit te voeren bevelschrift.

[HOOFDSTUK II Audit (verv. decr. 6 juli 2018, art. 217, I: 3 december 2018)] (... - ...)

Artikel 254. (01/01/2019- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

In elke provincie en in elk autonoom provinciebedrijf wordt periodiek een audit uitgevoerd door Audit Vlaanderen als vermeld in artikel III.115 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.

Audit Vlaanderen bezorgt de verslagen van de audits aan de voorzitter van de provincieraad, die ze bezorgt aan de provincieraadsleden.

Artikel 255. (03/12/2018- ...)

Audit Vlaanderen evalueert de organisatiebeheersing, gaat na of ze adequaat is en formuleert aanbevelingen tot verbetering daarvan. Audit Vlaanderen kan daarvoor organisatie- en procesaudits uitvoeren en is gemachtigd alle bedrijfsprocessen en activiteiten te onderzoeken.

Audit Vlaanderen is ook bevoegd voor het uitvoeren van forensische audits bij de besturen, vermeld in artikel 254.

Artikel 256. (11/12/2022- ...)

Om zijn bevoegdheid te kunnen uitoefenen, heeft Audit Vlaanderen toegang tot alle informatie en documenten, ongeacht de drager ervan, en tot alle gebouwen, ruimtes en installaties waar taken worden uitgevoerd van de besturen, vermeld in artikel 254. Audit Vlaanderen kan aan ieder personeelslid de inlichtingen vragen die voor de uitvoering van zijn opdrachten nodig worden geacht. Ieder personeelslid is ertoe gehouden zo snel mogelijk en zonder voorafgaande machtiging op een volledige wijze te antwoorden en alle relevante informatie en documenten te verstrekken.

Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kan Audit Vlaanderen beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het derde tot en met elfde lid.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het tweede lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van Audit Vlaanderen, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.

De persoonsgegevens, vermeld in het tweede lid, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het tweede lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigt.

Als de betrokkene in het geval, vermeld in het tweede lid, tijdens de periode, vermeld in het derde lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het tweede lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van Audit Vlaanderen zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het negende lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie.

Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.

Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het tweede lid, bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.

Artikel 257. (03/12/2018- ...)

...

Artikel 258. (01/01/2014- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

...

Artikel 258bis. (03/12/2018- ...)

De provincieraad kan een interne audit organiseren. In afwijking van artikel 83 kan hij er daarbij voor kiezen om de personeelsleden die belast zijn met de interne audit niet onder de algemene leiding van de provinciegriffier te plaatsen. In dat geval is artikel 111, tweede lid, en 127, § 2, tweede lid, van toepassing op die personeelsleden, met dien verstande dat "de ombudsman" wordt gelezen als "het personeelslid belast met de interne audit".

TITEL IX Diverse bepalingen (... - ...)

HOOFDSTUK I Schrijfwijze van de naam van de provincie (... - ...)

Artikel 259. (01/01/2006- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt de schrijfwijze van de namen van de provincie.

HOOFDSTUK II Wijziging van grenzen (... - ...)

Artikel 260. (29/08/2016- ...)

De provincieraad geeft binnen de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest zijn advies over de veranderingen die worden voorgesteld betreffende de grenzen van de provincie, van de arrondissementen, kiesdistricten, kantons en gemeenten en betreffende de aanwijzing van de hoofdplaatsen.

Het eerste lid is niet van toepassing op de samenvoeging van gemeenten die tot dezelfde provincie behoren.

TITEL X Slotbepalingen (... - ...)

HOOFDSTUK I Opheffingsbepalingen (... - ...)

Artikel 261. (... - ...)

(niet opgenomen)

(Heft de volgende bepalingen van de Provinciewet op:
1° artikel 1;
2° artikel 1bis, behalve voor de vaststelling van de bevolkingscijfers en de bekendmaking ervan;
3° artikel 2;
4° artikel 3;
5° artikel 4, behalve het vijfde lid;
6° artikel 42;
7° artikel 44;
8° artikel 47;
9° artikel 49;
10° artikel 50;
11° artikel 50bis ;
12° artikel 51;
13° artikel 52;
14° artikel 53;
15° artikel 54;
16° artikel 55;
17° artikel 56;
18° artikel 56bis ;
19° artikel 57;
20° artikel 57bis ;
21° artikel 58;
22° artikel 59;
23° artikel 60;
24° artikel 61;
25° artikel 62;
26° artikel 63;
27° artikel 63bis ;
28° artikel 63ter ;
29° artikel 65;
30° artikel 65bis ;
31° artikel 66, met uitzondering van de bepalingen over de bevoegdheid van het Rekenhof;
32° artikel 67;
33° artikel 68;
34° artikel 69, met uitzondering van de federale verplichte uitgaven en met uitzondering van het 14° over de pensioenen van gewezen bedienden van de provincie;
35° artikel 70, 1°, 4°, 5°, 6°;
36° artikel 71, behalve als het betrekking heeft op pensioenen;
37° artikel 72;
38° artikel 73;
39° artikel 74;
40° artikel 75;
41° artikel 76;
42° artikel 78;
43° artikel 79;
44° artikel 83, behalve wat de federale aspecten betreft;
45° artikel 84;
46° artikel 85, behalve als het betrekking heeft op politieverordeningen;
47° artikel 91;
48° artikel 96;
49° artikel 97;
50° artikel 97bis ;
51° artikel 98;
52° artikel 99;
53° artikel 100;
54° artikel 101;
55° artikel 102;
56° artikel 104, behalve voorzover het betrekking heeft op de rechtsprekende taak van de deputatie;
57° artikel 105, § 1 tot § 4, en § 6;
58° artikel 106;
59° artikel 106bis ;
60° artikel 106ter ;
61° artikel 107;
62° artikel 108;
63° artikel 109;
64° artikel 110;
65° artikel 111;
66° artikel 112;
67° artikel 113;
68° artikel 113bis tot en met artikel 113undecies, behalve als ze betrekking hebben op de pensioenen en met uitzondering van de bepalingen over de bevoegdheden van het Rekenhof;
69° artikel 114, met uitzondering van de bepalingen over de bevoegdheden van het Rekenhof;
70° artikelen 114bis tot en met 114terdecies, met uitzondering van de bepalingen over de bevoegdheden van het Rekenhof;
71° artikel 116;
72° artikel 116bis ;
73° artikel 117;
74° artikel 118;
75° artikel 119;
76° artikel 120, met uitzondering van het vijfde en het zesde lid voorzover die leden betrekking hebben op het rijkspersoneel dat bij de provincie werkt;
77° artikel 121;
78° artikel 122;
79° artikel 123;
80° artikel 124, eerste lid;
81° artikel 126, eerste en vierde lid;
82° artikel 127;
83° artikel 130;
84° artikel 131;
85° artikel 136, behalve voorzover het betrekking heeft op de politie;
86° artikel 139bis, behalve voorzover het betrekking heeft op de politie;
87° artikel 140;
88° artikel 140, punt 1° tot en met punt 12°;
89° artikel 144;
90° artikel 146)

Artikel 262. (... - ...)

(niet opgenomen)

(Heft de volgende regelingen op:

1° artikel 72, laatste zin, van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel;

2° het koninklijk besluit van 9 maart 1988 tot vaststelling van de voorwaarden voor benoeming, schorsing of afzetting van de provinciegriffier;

3° het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van het administratief toezicht op de provincies;

4° het koninklijk besluit van 25 juni 1990 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende de weddenschalen van het provincie- en gemeentepersoneel;

5° het koninklijk besluit van 9 maart 1999 tot bepaling van de activiteiten van industriële of commerciële aard waarvoor de provincieraad een autonoom provinciebedrijf met rechtspersoonlijkheid kan oprichten;

6° het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de algemene regeling van de provinciale boekhouding, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 2001;

7° het koninklijk besluit van 15 juni 1999 tot vaststelling van het minimumen het maximumbedrag van de door de provincieontvanger te stellen zekerheid)

HOOFDSTUK II Overgangsbepalingen (... - ...)

Afdeling I Overgangsbepalingen inzake de provinciale diensten en het personeel (... - ...)

Artikel 263. (01/12/2006- ...)

De provincieraad treedt op als tuchtoverheid voor de provinciegriffier en voor de provincieontvanger die vóór de inwerkingtreding van hoofdstuk VI van titel III van dit decreet werd aangesteld.

De deputatie treedt op als tuchtoverheid voor de overige personeelsleden die vóór de inwerkingtreding van dit decreet werden aangesteld.

Indien de deputatie overeenkomstig artikel 102, tweede lid, de uitoefening van zijn bevoegdheid tot het aanstellen van personeel toevertrouwd heeft aan de provinciegriffier, treedt de provinciegriffier als tuchtoverheid op ten aanzien van de feiten die hij vaststelt of waarvan hij kennis heeft gekregen na de delegatie.

De tuchtvorderingen die op het moment van inwerkingtreding van hoofdstuk VI van titel III van dit decreet hangende zijn, worden verder afgehandeld overeenkomstig de bepalingen die vóór de inwerkingtreding van toepassing waren. De tuchtstraf terugzetting in graad kan evenwel niet meer worden opgelegd.

Artikel 264. (29/12/2005- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering stelt de overgangsregelen vast betreffende het administratief en geldelijk statuut van de provincieontvangers die op het moment van de volledige inwerkingtreding van hoofdstuk VI van titel II van dit decreet in dienst van de provincies zijn, met inachtneming van de volgende principes:

1° de waarborg van aanstelling in het ambt van financieel beheerder in de provincie in kwestie tot het einde van de loopbaan;

2° het behoud van de verworven rechten inzake het geldelijk statuut.

§ 2. Het mandaatstelsel, bedoeld in artikel 101, § 4, treedt slechts in werking bij de eerste nieuwe benoeming of aanstelling in de betrekking, nadat het mandaatstelsel voor deze betrekking in de rechtspositieregeling werd voorzien. De in § 1 vermelde gewaarborgde aanstelling van de provincieontvanger in het ambt van financieel beheerder, wordt niet geacht een nieuwe benoeming of aanstelling te zijn.

§ 3. In afwijking van § 2 kan de provincieraad beslissen dat voor de vacatures uitgeschreven na de publicatie van onderhavig decreet het mandaatstelsel kan worden toegepast.

Artikel 264bis. (01/01/2018- ...)

De personeelsleden van de provincie van wie de huidige taken of functie de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening inhouden van de aangelegenheden, vermeld in artikel 4 en 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, worden hetzij aan de Vlaamse Gemeenschap, hetzij aan een gemeente overgedragen.

De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, worden bij besluit van de Vlaamse Regering overgedragen. Voor elke overdracht aan een gemeente of gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap is voorafgaand overleg met het betrokken bestuur noodzakelijk.

Het besluit, vermeld in het tweede lid, garandeert aan de overgedragen personeelsleden in elk geval :
1° het behoud van de hoedanigheid;
2° het behoud van de graad of het verkrijgen van een gelijkwaardige graad;
3° het behoud van de administratieve en geldelijke anciënniteit;
4° het behoud van het salaris op de datum van de overdracht of het verkrijgen van een gelijkwaardige salarisschaal;
5° het behoud van de functionele loopbaan;
6° het behoud van de toelagen en vergoedingen waarop het personeelslid op de datum van de overdracht op reglementaire basis recht heeft, als de voorwaarden van toekenning blijven bestaan en als aan die voorwaarden blijft voldaan.

Afdeling II Overgangsbepalingen voor de provinciale financiën (... - ...)

Artikel 265. (01/12/2012- ...)

De kwijting, vermeld in artikel 171, die wordt verleend voor de eerste jaarrekening, vastgesteld en goedgekeurd met de toepassing van dit decreet, geldt tevens als kwijting voor alle voorgaande door de bevoegde organen definitief vastgestelde jaarlijkse rekeningen van de provincie.

Artikel 265. (01/12/2012- ...)

...

Artikel 265bis. (01/01/2018- ...)

De roerende en onroerende goederen van de provincie, zowel van het openbaar als van het privaat domein, die onmisbaar zijn voor de uitoefening van de aangelegenheden, vermeld in artikel 4 en 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, alsook de rechten en plichten die verband houden met die aangelegenheden, worden hetzij aan de Vlaamse Gemeenschap, hetzij aan een gemeente zonder schadeloosstelling overgedragen.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de nadere regelen van de overdracht bedoeld in het eerste lid.

Afdeling III Overgangsbepalingen voor de provinciale externe verzelfstandiging (... - ...)

Artikel 266. (01/10/2013- ...)

§ 1. De werking en de statuten van de op het ogenblik van de inwerkingtreding van hoofdstuk II van titel VII van dit decreet in het Vlaamse Gewest bestaande provinciebedrijven, autonome provinciebedrijven en personen die door de provincie belast zijn met welbepaalde taken van provinciaal belang en die niet voldoen aan de voorschriften van titel VII, hoofdstuk II, en die geen andere decretale of wettelijke rechtsgrond hebben, worden bij provincieraadsbeslissing in overeenstemming gebracht met de bepalingen van dit decreet uiterlijk op 1 januari 2014.

Voor hen treedt dit decreet in werking op de dag die volgt op de ontvangst van de goedkeuringsbeslissingen, vermeld in § 2, en uiterlijk op 1 januari 2014. Artikelen 222, 223 en 224 zijn echter onmiddellijk op hen van toepassing.

De provinciebedrijven, vermeld in het eerste lid, kunnen de boekhouding voeren die voor hen van toepassing was op 31 december 2006 tot en met de datum waarop titel IV van dit decreet voor dat provinciebedrijf in werking treedt. Die termijn kan door de Vlaamse Regering worden verlengd.

§ 2. De beslissingen, vermeld in § 1, worden binnen dertig dagen aan de Vlaamse Regering verzonden. Binnen honderd dagen na verzending keurt de Vlaamse Regering de beslissingen al dan niet goed. Verstrijkt die termijn zonder dat de Vlaamse Regering een beslissing heeft genomen en verzonden heeft aan de provincie, dan wordt de goedkeuring geacht te zijn verleend.

§ 3. De Plantijn-Hogeschool van de provincie Antwerpen en de Provinciale Hogeschool Limburg zijn niet onderworpen aan de regelingen van dit artikel.

Afdeling IV Overgangsbepalingen voor het bestuurlijk toezicht (... - ...)

Artikel 267. (01/12/2006- ...)

De besluiten van de provincieoverheden, genomen voor de inwerkingtreding van titel VIII van dit decreet, blijven onderworpen aan de regels die op dat ogenblik van kracht waren.

HOOFDSTUK III Inwerkingtreding (... - ...)

Artikel 268. (01/12/2012- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

§ 1. Onverminderd § 2, § 3 en § 4 bepaalt de Vlaamse Regering voor elk artikel, of onderdelen ervan, van dit decreet de dag waarop het in werking treedt.

Als de provincieraden in kwestie daarmee instemmen, kan de Vlaamse Regering voor welbepaalde provincies en hun autonome provinciebedrijven een datum van inwerkingtreding vaststellen voor het geheel of een gedeelte van de bepalingen van dit decreet.

Voor de artikelen, vermeld in artikel 261, bepaalt de Vlaamse Regering per artikel de datum waarop de opheffing in werking treedt.

Voor de wetten, decreten en besluiten, vermeld in artikel 262, bepaalt de Vlaamse Regering per wet, decreet of besluit de datum waarop de opheffing in werking treedt.

§ 2. De volgende bepalingen treden in werking op 1 januari 2006:
1° artikelen 1 tot en met 5;
2° artikelen 98 tot en met 113;
3° artikelen 184 tot en met 187;
4° artikelen 241 tot en met 253;
5° artikel 259.

§ 3. Artikelen 62 en 264 treden in werking op datum van publicatie van onderhavig decreet in het Belgisch Staatsblad.

§ 4. Artikel 6 met zijn bijlage, treedt in werking op de dag van de afkondiging ervan door de Vlaamse Regering.

Bijlage (... - ...)

(10/07/2006- ...)

[... (vernietigd bij arrest Grondwettelijk Hof 149/2007 van 5 december 2007)]


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 05/12/2024