Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid [Wonen in Vlaanderen]

Datum 16/12/2005

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK I Benaming, doel en taakstelling van het agentschap
  2. HOOFDSTUK II Aansturing en leiding van het agentschap
  3. HOOFDSTUK III Delegatie van beslissingsbevoegdheden
  4. HOOFDSTUK IV Controle, voortgangscontrole en toezicht
  5. HOOFDSTUK V Slotbepalingen

Inhoud

HOOFDSTUK I Benaming, doel en taakstelling van het agentschap (... - ...)

Artikel 1. (01/01/2023- ...)

Binnen het Vlaams ministerie van Omgeving wordt een intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid opgericht onder de benaming Wonen in Vlaanderen, hierna het agentschap te noemen.

Het agentschap wordt opgericht voor de voorbereiding, de uitvoering met inbegrip van de handhaving en het toezicht, de monitoring en de evaluatie van het beleid met betrekking tot de huisvesting, inzonderheid wat de in dit besluit opgesomde taken betreft.

Het agentschap behoort tot het beleidsdomein Omgeving.

Artikel 2. (01/01/2021- ...)

Het agentschap heeft als missie te waken over het recht op wonen als vermeld in artikel 1.5 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Het ondersteunt de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting bij de voorbereiding, de monitoring, de opvolging en de evaluatie van het beleid inzake wonen en voert het beleid uit door :
1° de drempel te verlagen voor mensen die een woning huren, renoveren of verwerven;
2° de financieringskost die aan voormelde verrichtingen verbonden is te drukken door middel van subsidies of andere risicoverminderende maatregelen die de huurder, koper, verbouwer of bouwer rechtstreeks of onrechtstreeks ten goede komen en die de woningmarkt niet verstoren;
3° de kwaliteit van de aangeboden woningen te bewaken en met kracht misbruiken op de private huurmarkt te bestrijden;
4° de lokale besturen te ondersteunen bij hun woonbeleid;
5° de nodige handhavingsmaatregelen te treffen met het oog op preventie, effectieve bestraffing en het tijdige herstel van wanbedrijven of overtredingen inzake huisvesting;
6° erover te waken dat de externe actoren in het beleidsveld Woonbeleid handelen conform de wetgeving en de beginselen van behoorlijk bestuur, door een georganiseerd toezicht op hun werking en activiteiten;
7° door een georganiseerde controle erover te waken dat de begunstigden de subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen die worden toegekend in het beleidsveld Woonbeleid aanwenden voor de doeleinden waarvoor ze worden toegekend en dat ze de voorwaarden naleven die ter zake worden gesteld.

Artikel 3. (01/02/2024- ...)

Het agentschap is belast met de coördinatie van de opmaak van de beleidsnota's en de beleidsbrieven en met de aansturing en de opvolging van het wetenschappelijk onderzoek inzake wonen. Het bereidt de regelgeving voor en evalueert ze, inzonderheid wat betreft :
1° het grond- en pandenbeleid wat het beleidsveld woonbeleid betreft;
2° het sociale verhuur- en verkoopbeleid;
3° de sociale krediet- en waarborgverlening;
4° de woonkwaliteitsbewaking;
5° de planning en de financiering van de sociale huisvesting;
6° de tegemoetkomingen aan particulieren;
7° de erkenning en de financiering van sociale woonorganisaties en kredietmaatschappijen;
8° het toezicht op de sociale woonactoren;
9° de prestatiebeoordeling van de woonmaatschappijen;
10° de ondersteuning van het lokale woon- en grond- en pandenbeleid.

Binnen het kader dat de minister, bevoegd voor de huisvesting, vaststelt heeft het agentschap tot taak :
1° een huisvestingsdatabank te ontwikkelen voor permanente dataopbouw en -uitwisseling;
2° het beleidsmatige investeringsprogramma voor sociale woonprojecten op te maken, te evalueren en uit te voeren. Daarvoor neemt het agentschap de volgende taken op zich:
a)    het ondersteunen van de sociale woonorganisaties, gemeenten, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, OCMW's en welzijnsverenigingen, op technisch, juridisch en administratief vlak bij de realisatie van woonprojecten en bij het kwaliteitsgerichte en kostprijsbewuste beheer van hun woningpatrimonium, voorzover de voormelde actoren in hun werking rekening houden met de bijzondere doelstellingen van het woonbeleid, vermeld in artikel 1.6 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
b)    het opstellen van een meerjarenplanning en een kortetermijnplanning die voor ten minste 30% betrekking moet hebben op de renovatie of vervangingsbouw van sociale huurwoningen, of op de verbetering of aanpassing van sociale huurwoningen;
c)    het oprichten van de beoordelingscommissie vermeld in artikel 2.22, §2, van de voormelde codex;
3° de erkenning van sociale woonorganisaties en kredietmaatschappijen voor te bereiden en de in de regelgeving ter zake voorgeschreven verrichtingen inzake financiering, subsidiëring en waarborgverlening uit te voeren;
4° de beslissingen van de Vlaamse Regering voor te bereiden over :
a) de afbakening van woonvernieuwings- en woningbouwgebieden, vermeld in artikel 2.36 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, of van bijzondere gebieden, vermeld in artikel 5.76, § 1, tweede lid, 3°, van de voormelde codex;
b) de onteigeningsmachtigingen, vermeld in artikel 4.26 van de voormelde codex;
c) het sociaal beheer, vermeld in boek 5, deel 7, van de voormelde codex;
d) de lokale toewijzingsreglementen, vermeld in artikel 6.14 van de voormelde codex;
5° de werkzaamheden van de visitatiecommissies, vermeld in boek 4, deel 1, titel 3, hoofdstuk 1, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, te plannen en te coördineren en de resultaten van de visitaties verder op te volgen;
6° de gemeenten te begeleiden en te ondersteunen bij de uitwerking van hun lokaal woon- en grond- en pandenbeleid en bij het lokale woonoverleg;
7° subsidies aan gemeenten of aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden uit te betalen voor projecten intergemeentelijk woonbeleid en voor de opmaak en de actualisering van de gemeentelijke leegstandsregisters;
8° adviezen te verlenen over bijzondere plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en de milieueffectrapportering overeenkomstig de regelgeving ter zake;
9° de kwaliteit van woningen en kamers en van de woonomgeving te waarborgen door de uitvoering van de in de regelgeving ter zake voorgeschreven verrichtingen inzake :
a) de vaststelling en de inventarisatie van de verwaarlozing van gebouwen en van de ongeschiktheid, onbewoonbaarheid of overbewoning van woningen en kamers;
b) de controle op de geschiktheid van woningen die voor onderverhuring aan woonmaatschappijen aangeboden worden;
c) de afgifte en de intrekking van conformiteitsattesten voor woningen en kamers;
d) de voorbereiding van de beslissingen van de Vlaamse Regering inzake beroepen en aanvullende kamerreglementen;
10° de gereglementeerde subsidies en tegemoetkomingen of andere voordelen te verstrekken aan particulieren die voldoen aan de voorwaarden;
11° de administratieve en financiële voortgangscontrole uit te voeren inzake de subsidiëring van sociale woonprojecten;
12° te zorgen voor kennisbeheer, informatieverstrekking en sensibilisering met betrekking tot alle hiervoor omschreven taken;
13° controle uit te oefenen op de voorwaarden, verbintenissen en aanwending van subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen die worden toegekend ter ondersteuning van het beleid inzake huisvesting, onder meer op grond van de hierna vermelde bepalingen en van de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan:
a) de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970 en bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971;
b) hoofdstuk IV van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992;
c) hoofdstuk III van het decreet van 18 december 1992 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1993;
d) de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
e) het besluit van de provincieraad van de provincie Vlaams-Brabant van 22 oktober 2013 tot oprichting van het autonoom provinciebedrijf Vlabinvest APB;
en deze subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen in te vorderen bij de begunstigden die de verbintenissen of voorwaarden niet naleven of die ze niet aanwenden voor de doeleinden waarvoor ze werden toegekend;
f) titel XIII en titel IX van het decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid;
14° de handhavingsmaatregelen toe te passen, vermeld in artikel 1.8, §1, en boek 3, deel 9, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
15° toezicht uit te oefenen op de sociale woonorganisaties en de sociale kredietverstrekkers met toepassing van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, met inbegrip van de sancties die kunnen worden getroffen door de toezichthouder voor de sociale huisvesting;
16° controle uit te oefenen op de toewijzing van woningen die geheel of gedeeltelijk werden gefinancierd op basis van de bepalingen van:
a) de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970, bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971;
b) hoofdstuk IV van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992;
c) hoofdstuk III van het decreet van 18 december 1992 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1993;
d) de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
e) het besluit van de provincieraad van de provincie Vlaams-Brabant van 22 oktober 2013 tot oprichting van het autonoom provinciebedrijf Vlabinvest APB;
17° periodiek oproepen lanceren bij private actoren om projectvoorstellen in te dienen voor de verwezenlijking van sociale huurwoningen of sociale koopwoningen overeenkomstig de voor de woonmaatschappijen geldende prijs- en kwaliteitsnormen; 
18° de conformiteit met de voor de woonmaatschappijen geldende prijs- en kwaliteitsnormen beoordelen van woningen die door private actoren worden opgericht in het kader van een koop-verkoopovereenkomst met een woonmaatschappij, die de woningen na de overname zal verhuren als sociale huurwoningen of overdragen als sociale koopwoningen; 
19° zorgen voor de opbouw en het beheer van een databank met informatie over de prestaties van de sociale woonorganisaties en andere instanties die door de Vlaamse Regering erkend zijn; 
20° aanspreekpunt zijn voor verhuurders en voor kandidaat-verhuurders als ze woningen verhuren of willen verhuren aan een woonmaatschappij; 
21° het ondersteunen van de woonmaatschappijen bij het uitvoeren van de taken, vermeld in artikel 4.55, eerste en tweede lid, van dezelfde codex; 
22° het organiseren van het overleg tussen woonmaatschappijen; 
23° het ondersteunen van de woonmaatschappijen als huurders op de private huurmarkt enerzijds en als sociale verhuurders anderzijds; 
24° het begeleiden van woonmaatschappijen die nog niet erkend zijn, met het oog op die erkenning; 
25° het stimuleren en ondersteunen van samenwerkingsverbanden tussen woonmaatschappijen, gemeenten, OCMW's, welzijnsorganisaties en andere relevante actoren.

Met behoud van de toepassing van de bepaling van het tweede lid, 13° en 15°, behoort het administratief toezicht op de lokale en provinciale besturen niet tot de bevoegdheid van het agentschap.

Voor de ondersteuning van de woonmaatschappijen en de lokale besturen bij de uitvoering van de opdrachten rond sociale huisvesting richt het agentschap een Overlegplatform Sociaal Wonen op. Het agentschap regelt de organisatie en de samenstelling van dat overlegplatform.

Artikel 4. (01/01/2023- ...)

Het agentschap voert de opdrachten uit die door of ter uitvoering van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 of andere decreten worden toevertrouwd aan de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen.

Artikel 5. (01/01/2023- ...)

De concretisering van de wijze waarop het agentschap zijn taken moet vervullen, met strategische en operationele doelstellingen, wordt geregeld in het ondernemingsplan, vermeld in artikel 7. Er wordt een gezamenlijk ondernemingsplan vastgesteld voor het agentschap en de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen.

Overeenkomstig artikel III.61 van het bestuursdecreet van 7 december 2018, regelt het ondernemingsplan de concretisering van de kwalitatieve en kwantitatieve wijze waarop het agentschap zijn taken moet vervullen, met strategische en operationele doelstellingen, beschreven aan de hand van meetbare criteria.

Artikel 6. (01/07/2006- ...)

Bij het uitoefenen van zijn missie en taken treedt het agentschap op namens de rechtspersoon Vlaams Gewest.

HOOFDSTUK II Aansturing en leiding van het agentschap (... - ...)

Artikel 7. (01/01/2019- ...)

Het agentschap ressorteert onder het hiërarchische gezag van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Huisvesting.

Hij stuurt het agentschap aan, inzonderheid via het ondernemingsplan.

Het hoofd van het agentschap is belast met de algemene leiding, de werking en de vertegenwoordiging van het agentschap, onverminderd de mogelijkheid tot delegatie en subdelegatie van die bevoegdheid.

HOOFDSTUK III Delegatie van beslissingsbevoegdheden (... - ...)

Artikel 8. (18/02/2023- ...)

Met toepassing van artikel 19 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen en van de intern verzelfstandigde agentschappen, worden aan het hoofd van het agentschap de volgende aanvullende en specifieke delegaties verleend:
1° op het volledige grondgebied van het Vlaamse Gewest de functie uit te oefenen van gewestelijke ambtenaar, vermeld in:
a) ...;
b) ...;
c) artikel 1.3, § 1, eerste lid, 18°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° gewestelijke ambtenaren als vermeld in 1° aan te stellen en hun werkingsgebied vast te stellen;
3° alle in het ondernemingsplan nominatief opgenomen gereglementeerde subsidies, toelagen, premies en tegemoetkomingen te verlenen binnen het daartoe ter beschikking gestelde budget.

Het hoofd van het agentschap:
1° wordt aangewezen als gemachtigde voor het viseren en uitvoerbaar verklaren van dwangbevelen als vermeld in artikel 5.4 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
2° kan, op het volledige grondgebied van het Vlaamse Gewest, de functie uitoefenen van:
a) wooninspecteur als vermeld in artikel 1.3, § 1, eerste lid, 69°, van de voormelde codex;
b) toezichthouder voor de sociale huisvesting als vermeld in artikel 4.79 van de voormelde codex.
3° worden de volgende specifieke delegaties verleend:
a) het aanstellen van wooninspecteurs en toezichthouders voor de sociale huisvesting en het bepalen van hun ambtsgebieden;
b) het aanwijzen van ambtenaren die belast worden met de invordering van subsidies, toelagen, premies en tegemoetkomingen en het opstellen van dwangbevelen als vermeld in 1° ;
c) het aanstellen van agenten en officieren van gerechtelijke politie, vermeld in artikel 23, § 1, en § 2, van het kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving van 22 maart 2019, voor de handhaving van boek 3, deel 9, van de voormelde codex op basis van een positieve beoordeling van de competenties en resultaatsgebieden, vermeld in de functiebeschrijving, na het doorlopen van een interne opleidingsperiode, en het inhoudelijk, geografisch en temporeel omschrijven van hun opsporingsopdracht;
d) het aanstellen van bestuurlijke opsporingsagenten als vermeld in artikel 26, § 1, van het kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving van 22 maart 2019, voor de handhaving van boek 3, deel 9, van de voormelde codex op basis van een positieve beoordeling van de competenties en resultaatsgebieden, vermeld in de functiebeschrijving, na het doorlopen van een interne opleidingsperiode, en het inhoudelijk, geografisch en temporeel omschrijven van hun opsporingsopdracht;
e) het aanstellen van personeelsleden die een bestuurlijke sanctiebeslissing als vermeld in artikel 72, § 1, van het kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving van 22 maart 2019, als uitvoerbaar kunnen waarmerken voor de handhaving van boek 3, deel 9, van dezelfde codex;
f) het aanstellen van personeelsleden als beboetingsinstantie als vermeld in artikel 2, 1°, van het kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving van 22 maart 2019, voor de handhaving van boek 3, deel 9, van de voormelde codex;
g) het aanstellen van personeelsleden als vervolgingsinstantie als vermeld in artikel 2, 17°, van het kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving van 22 maart 2019, voor de handhaving van boek 3, deel 9, van de voormelde codex.

HOOFDSTUK IV Controle, voortgangscontrole en toezicht (... - ...)

Artikel 9. (01/01/2019- ...)

Met behoud van de toepassing van artikel III.61, III.62, III.114 en III.115 van het bestuursdecreet van 7 december 2018, met betrekking tot informatieverstrekking, rapportering, organisatiebeheersing en interne audit, is de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, verantwoordelijk voor de voortgangscontrole van en het toezicht op het agentschap.

Hij kan op ieder ogenblik aan het hoofd van het agentschap informatie, rapportering en verantwoording vragen over bepaalde aangelegenheden, zowel op geaggregeerd niveau als op het niveau van individuele onderwerpen en dossiers.

HOOFDSTUK V Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 10. (01/07/2006- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt de datum waarop dit besluit in werking treedt.

Artikel 11. (01/07/2006- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor de Huisvesting, is belast met de uitvoering van dit besluit.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 29/04/2024