Wet houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken

Datum 12/07/1976

Inhoudstafel

  1. Inleidende bepalingen
  2. TITEL I Gebruiksruil
    1. HOOFDSTUK I Algemene bepalingen
    2. HOOFDSTUK II Verrichtingen van gebruiksruil
    3. HOOFDSTUK III Gebruiksruil van gronden begrepen in een in uitvoering zijnde ruilverkaveling
  3. TITEL II De op de gebruiksruil volgende ruilverkaveling
    1. HOOFDSTUK I Vereenvoudigde ruilverkaveling
      1. Afdeling 1 Algemene bepalingen
      2. Afdeling 2 Ruilverkavelingsverrichtingen
      3. Afdeling 3 Kosten van uitvoering
      4. Afdeling 4 Overgang van zakelijke rechten en van de pachtovereenkomsten
    2. HOOFDSTUK II Bijzondere bepalingen betreffende de opneming in een op grond van de wet van 22 juli 1970 in uitvoering zijnde onderzoek naar het nut van een ruilverkaveling en betreffende de opneming in een in uitvoering zijnde ruilverkaveling
      1. Afdeling 1 Opneming in een in uitvoering zijnde onderzoek naar het nut van een ruilverkaveling
      2. Afdeling 2 Opneming in een in uitvoering zijnde ruilverkaveling
  4. TITEL III Slotbepalingen

Inhoud

Inleidende bepalingen (... - ...)

Artikel 1. (01/09/2019- ...)

Deze wet verstaat onder "eigenaar", "gebruiker", "vroegere kavel", "nieuwe kavel", "kavelpan", "herverkavelingsplan", "blok" en "rechter", hetgeen daarover bepaald is in artikel 3 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet.

Daarenboven verstaat deze wet onder :
- "in uitvoering zijnde ruilverkaveling", de ruilverkaveling uit kracht van de wet waarvoor het comité werd opgericht overeenkomstig artikel 12 van de wet van 22 juli 1970;
- "de Minister", de Minister of Staatssecretaris die bevoegd is voor de ruilverkaveling in het gewest.

De procedures voor de opmaak, wijziging of opheffing van rooilijnplannen, of de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van gemeentewegen, georganiseerd met toepassing van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen, zijn niet van toepassing in het kader van de ruilverkavelingsverrichtingen die het voorwerp uitmaken van deze wet.

TITEL I Gebruiksruil (... - ...)

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 2. (25/04/2013- ...)

In afwachting van een ruilverkaveling uit kracht van de wet, kan betreffende de landeigendommen die gelegen zijn in zones waar de Koning tot grote infrastructuurwerken besloten heeft of daartoe machtiging verleend heeft, een gebruiksruil doorgevoerd worden tot bevordering, in het algemeen belang, van de economische exploitatie van die landeigendommen.

De gebruiksruil beoogt het vormen van aaneensluitende kavels die zo dicht mogelijk bij de bedrijfszetel gelegen zijn en een eigen uitweg hebben.

De gebruiksruil kan gepaard gaan met de aanleg en verbetering van wegen, met waterbeheersingswerken, met grondverbeteringswerken, met werken voor nutsvoorzieningen, met werken van landschapszorg en met andere maatregelen tot landinrichting.

De gebruiksruil wijzigt op geen manier de rechten en verplichtingen van de pachters en verpachters onderling en maakt geen onderpacht noch pachtoverdracht uit.

HOOFDSTUK II Verrichtingen van gebruiksruil (... - ...)

Artikel 3. (08/01/2016- ...)

De Koning kan beslissen, hetzij ambtshalve, hetzij op vraag van een betrokken gemeentebestuur, hetzij op verzoek van ten minste tien gebruikers, dat zal worden overgegaan tot gebruiksruil in de gemeenten die Hij aanwijst. De beslissing wordt in die gemeenten bekendgemaakt door middel van aanplakking.

Voor de uitvoering van de gebruiksruil richt de Koning een ruilcomité op van tien leden, die Hij als volgt benoemt :
- de voorzitter op de voordracht van de Minister;
- een lid op de voordracht van de Minister van Landbouw;
- een lid op de voordracht van de Minister van Financiën;
- een vertegenwoordiger van de opdrachtgever van de werken bedoeld in artikel 2, lid één, op de voordracht van de bevoegde Minister;
- een lid op de voordracht van de Minister, op voorstel van de deputatie van de provincie waarin het betrekkelijk grootste gedeelte van het blok is gelegen;
- twee leden op de voordracht van de Minister van Landbouw uit een dubbele lijst van kandidaten voorgesteld door de provinciale landbouwkamer van de provincie waarin het betrekkelijk grootste gedeelte van het blok is gelegen; deze personen mogen noch gebruiker noch eigenaar zijn van één der percelen die voorkomen op de lijsten vermeld in artikel 12.
- een lid op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening;
- een lid op de voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor het onroerend erfgoed;
- een lid op de voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud.

De plaatsvervangende leden worden op dezelfde wijze benoemd.

De secretaris en de plaatsvervangende secretaris van het comité worden door de [Vlaamse Landmaatschappij (verv. Decr. 21 december 1988, art. 18, I: 1 januari 1989)] aangewezen.

De namen van de leden van het comité en van de secretaris, evenals van de plaatsvervangende leden en van de plaatsvervangende secretaris, worden in het "Belgisch Staatsblad" bekendgemaakt.

Artikel 4. (... - ...)

De Koning stelt het modelreglement van orde van de comités vast.

Artikel 5. (... - ...)

Het comité heeft rechtspersoonlijkheid.

Het vestigt zijn zetel in één van de gemeenten op wier grondgebied de gebruiksruil uitgevoerd wordt.

Het beraadslaagt en beslist over alles wat uitvoering van de gebruiksruil betreft.

Het kan enkel geldig beslissen wanneer ten minste drie leden, eventueel vervangen door hun plaatsvervangers, aanwezig zijn. Bij staking van stemmen is die van de voorzitter beslissend.

Ieder lid kan bij de Minister beroep indienen tegen elke beslissing van het comité.

Het beroep wordt ingediend bij mondelinge verklaring ter vergadering zelf. Het veto van de Minister moet binnen vijftien dagen na deze verklaring worden gesteld. Na verloop van die termijn wordt de beslissing definitief.

De voorzitter en de secretaris voeren de beslissingen van het comité uit; zij treden op voor het comité in alle openbare en onderhandse akten evenals in de rechtsvorderingen zonder tegenover derden te moeten doen blijken van een beslissing van het comité. De dagvaardingen en kennisgevingen aan het comité worden geldig gedaan aan de voorzitter, aan de secretaris of aan de [Vlaamse Landmaatschappij (verv. Decr. 21 december 1988, art. 18, I: 1 januari 1989)].

Artikel 6. (... - ...)

De [Vlaamse Landmaatschappij (verv. Decr. 21 december 1988, art. 18, I: 1 januari 1989)] staat het comité bij. Zij verleent onder andere haar medewerking voor het opmaken van de bij artikel 12 bepaalde stukken. Zij deelt het comité de door haar opgemaakte stukken onverwijld mede, evenals elke vaststelling met betrekking tot het verloop van de verrichtingen.

Zij is eveneens gemachtigd controle uit te oefenen op de verrichtingen van de ontwerpers, de aannemers en de technici die door het comité belast zijn met studies, werken of opdrachten die moeten worden uitgevoerd krachtens de bepalingen van deze wet.

Zij opent een rekening voor de werkzaamheden van elk comité. Zij verstrekt, binnen de perken van haar beschikbare gelden, aan het comité de nodige kredieten voor de uitvoering van de werken en voor elke andere voor de uitvoering van de ruilverkavelingsverrichtingen nodige uitgave.

De Minister van Financiën stelt, samen met de Minister, de voorwaarden en de modaliteiten van toekenning van die kredieten vast.

De [Vlaamse Landmaatschappij (verv. Decr. 21 december 1988, art. 18, I: 1 januari 1989)] is rekenplichtig voor de uitgaven en ontvangsten waartoe het comité heeft besloten.

Het Rekenhof stelt de voor ieder comité geopende rekeningen vast en is ermede belast daartoe alle nodige gegevens en boekhoudingsbescheiden in te zamelen.

Artikel 7. (... - ...)

Het comité stelt onverwijld de voorlopige grenzen van het blok vast en legt het plan hiervan ten zetel neer.

Bij een ter post aangetekende brief geeft het comité de betrokken eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers kennis van het in artikel 3, eerste lid, bedoeld koninklijk besluit, verwittigt hen van de neerlegging ten zetel van het plan en geeft hun mededeling van het bepaalde in artikel 9.

De eigenaars, vruchtgebruikers of verpachters zijn verplicht, op verzoek van het comité, binnen vijftien dagen mededeling te doen van naam en adres van de gebruikers, van de door ieder van hen in bedrijf genomen oppervlakten en van elke andere inlichting die het comité nuttig acht, zoniet kan het comité de nodige opzoekingen doen, op de kosten van de in gebreke gebleven eigenaars, vruchtgebruikers en verpachters.

Artikel 8. (... - ...)

Op grond van de inlichtingen die het bekomen heeft bij toepassing van artikel 7, derde lid, en op grond van de studie verricht ter voorbereiding van het ruilplan, kan het comité de grenzen van het blok wijzigen.

Het comité brengt elke wijziging, bij een ter post aangetekende brief, ter kennis van de betrokken eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers.

Artikel 9. (... - ...)

Te rekenen naargelang van het geval, vanaf de kennisgeving bedoeld bij artikel 7, tweede lid, bij artikel 8, of bij artikel 15, derde lid, en totdat de ruilverkavelingsakte bedoeld in artikel 52 van deze wet of in artikel 37 van de wet van 22 juli 1970 verleden is, mogen de eigenaars, vruchtgebruikers of gebruikers geen werken uitvoeren die de bestemming of de plaatsgesteldheid zodanig wijzigen dat zij de ruilverkavelingsverrichtingen belemmeren, zoals bouwwerken, aanplanting van bomen, plaatsing van afsluitingen of wijzigingen van de waterhuishouding, aanleg en exploitatie van zandgroeven, steengroeven, graverijen en steenbakkerijen, profiel- of reliëfwijzigingen, zonder voorafgaande en schriftelijke toestemming van het comité.

Behoudens het geval waarin de werken op regelmatige wijze reeds waren begonnen, geeft de weigering van deze toestemming geen recht op vergoeding.

Werken uitgevoerd in strijd met het bepaalde in het eerste lid, leveren geen grond tot toekenning van enige meerwaarde.

Het comité kan beslissen dat de oorspronkelijke toestand moet worden hersteld; het kan desnoods beslissen de hiertoe nodige werken op kosten van de overtreders te laten uitvoeren.

Artikel 10. (... - ...)

Het opmaken van het ruilplan geschiedt derwijze dat aan iedere gebruiker zoveel mogelijk gronden met dezelfde oppervlakte en geschikt voor dezelfde teelten worden toegewezen.

De globale oppervlakte van de aan de gebruiker toebedeelde kavels mag niet meer dan 10 pct. kleiner zijn dan de globale oppervlakte van zijn vroegere kavels, behoudens schriftelijke toestemming van zijnentwege.

Het comité berekent de jaarlijkse vergoeding die aan of door de gebruiker verschuldigd is naargelang de globale oppervlakte van de hem toebedeelde kavels ten minste 5 pct. kleiner of ten minste 5 pct. groter is dan de globale oppervlakte van zijn vroegere kavels.

Bovenvermelde vergoeding is verschuldigd door het comité of aan het comité tot bij het verlijden van de ruilverkavelingsakte bepaald bij artikel 52 van deze wet of bij artikel 37 van de wet van 22 juli 1970.

Elke door het comité of door de gebruikers verschuldigde som wordt niet betaald wanneer het bedrag ervan kleiner is dan een door de Koning vastgesteld bedrag.

Artikel 11. (29/06/2019- ...)

§ 1. Het comité mag, in de mate dat het nodig is voor de verwezenlijking van de gebruiksruil, voorlopige maatregelen nemen van afwatering en overgang binnen het blok. In dezelfde mate mag het de uitoefening van bestaande erfdienstbaarheden van afwatering en overgang schorsen.

Die maatregelen hebben uitwerking tot het verlijden van de ruilverkavelingsakte bedoeld in artikel 52 van deze wet of in artikel 37 van de wet van 22 juli 1970. Niemand mag er zich tegen verzetten. Een vergoeding is slechts verschuldigd wegens schade aan de gewassen of wanneer deze maatregelen hinderlijk zijn voor het genot van de gronden. Het comité stelt die vergoeding onverwijld vast en keert ze dadelijk uit. Bij betwisting stelt de rechter de vergoeding vast.

§ 2. Het comité is bevoegd om met eigenaars van buiten het blok gelegen kavels overeenkomsten te sluiten ten einde de toegang tot en de afwatering van binnen het blok gelegen kavels te waarborgen. Een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex is bevoegd om akte van die overeenkomsten te verlijden.

Artikel 12. (... - ...)

Het comité maakt op :
1° een kavelplan waarop de vroegere kavels en de kadastrale percelen aangeduid zijn;
2° lijsten waarop met betrekking tot ieder gebruiker vermeld zijn de kavels die hij in gebruik heeft, de oppervlakte ervan en hun globale oppervlakte, alsmede de naam van de eigenaars;
3° een ruilplan waarop de nieuwe kavels aangeduid zijn;
4° lijsten waarop met betrekking tot ieder gebruiker vermeld zijn de nieuwe kavels die hem toebedeeld worden, de oppervlakte ervan en hun globale oppervlakte, alsmede de naam van de eigenaars;
5° lijsten waarop met betrekking tot ieder gebruiker vermeld is de jaarlijkse vergoeding die hij aan het comité of het comité aan hem moet betalen;
6° een plan van de voorlopige maatregelen van overgang en afwatering binnen het blok en een plan van de erfdienstbaarheden op gronden buiten het blok, die door toedoen van het comité gevestigd, gewijzigd of afgeschaft worden tot nut van binnen het blok gelegen kavels;
7° de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de meerwaarden en van de minderwaarden die in voorkomend geval worden toegekend op grond van artikel 47 van deze wet of van artikel 34 van de wet van 22 juli 1970.

Die plannen en lijsten, evenals het plan bedoeld in artikel 7, worden opgemaakt volgens de kadastrale gegevens.

Artikel 13. (... - ...)

De stukken bedoeld in artikel 12 worden gedurende dertig dagen ter inzage neergelegd in de gemeenten waar het comité zijn zetel gevestigd heeft.

De neerlegging van die stukken wordt in de gemeenten bedoeld in artikel 3, eerste lid, bekendgemaakt door aanplakking.

Het comité stelt de op de lijsten vermelde gebruikers en eigenaars in kennis van die neerlegging bij een ter post aangetekende brief.

In de kennisgeving en het aangeplakt bericht van de neerlegging worden de dagen, uren en plaats vermeld waarop de belanghebbende gebruikers opmerkingen en bezwaren kunnen indienen bij de voorzitter van het comité of zijn afgevaardigde.

Artikel 14. (... - ...)

De voorzitter en de secretaris van het comité openen het proces-verbaal waarin de verklaringen van de belanghebbenden, die ze ondertekenen, worden opgenomen. De tijdens het onderzoek schriftelijk ingediende opmerkingen en bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld en blijven eraan gehecht.

Bij het verstrijken van de termijn van dertig dagen, die ingaat de dag na de verzending van de in artikel 13, derde lid, bedoelde kennisgevingen, wordt het proces-verbaal door de voorzitter en de secretaris van het comité gesloten.

Artikel 15. (... - ...)

Het comité onderzoekt de ingediende bezwaren en opmerkingen, beslist dienaangaande en brengt de nodige wijzigingen aan in de in artikel 12 vermelde plans en lijsten.

Indien het comité oordeelt dat de grenzen van het blok gewijzigd moeten worden, roept het, bij een ter post aangetekende brief, de gebruikers op van de goederen die ten gevolge van die wijzigingen binnen of buiten het blok zullen vallen, tot een aanvullend onderzoek. De bepalingen van het eerste lid zijn van toepassing op dit aanvullend onderzoek.

Het comité brengt elke wijziging van het blok bij een ter post aangetekend schrijven ter kennis van de betrokken eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers.

Artikel 16. (... - ...)

De Minister stelt het blok vast in gemeenschappelijk overleg met de Minister van Landbouw.

Vervolgens stelt het comité de in artikel 12 bedoelde lijsten en plans vast en legt deze ten zetel neer. Het duidt op het terrein de grenzen aan van de nieuwe kavels.

Van de neerlegging wordt aan de belanghebbende gebruikers en eigenaars bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven.

Ieder gebruiker en eigenaar kan van die plans en lijsten inzage nemen binnen dertig dagen na die kennisgeving. Na het verstrijken van die termijn kan ieder belanghebbende tijdens de ganse duur van de verrichtingen inzage nemen van die stukken, op verzoek gericht aan de voorzitter of aan de secretaris van het comité.

Artikel 17. (29/06/2019- ...)

§ 1. Ieder gebruiker kan de vaststelling van de oppervlakte van zijn vroegere kavels betwisten, doch enkel wanneer het comité voor een kavel een andere oppervlakte heeft vastgesteld dan diegene die blijkt uit de kadastrale stukken of uit een akte met vaste dagtekening en voor zover het verschil groter is dan 5 pct. van de totale oppervlakte van zijn vroegere kavels vermeld in de lijsten van artikel 12, 2°.

Ieder gebruiker kan eveneens de vaststelling van de oppervlakte van zijn nieuwe kavels betwisten, doch enkel wanneer de globale oppervlakte van zijn nieuwe kavels ten minste 5 pct. kleiner is dan die opgegeven in de lijsten van artikel 12, 4°.

Ieder gebruiker kan voor de rechter ook het bedrag betwisten van de vergoeding die hem door het comité op grond van artikel 10 wordt toegekend of opgelegd.

§ 2. Op straffe van verval richt de belanghebbende of zijn advocaat aan de rechter een verzoekschrift tot benoeming van een deskundige, binnen veertig dagen na de bij artikel 16, derde lid, bedoelde kennisgeving.

Binnen vijftien dagen na het einde van de termijn bepaald voor de neerlegging van de verzoekschriften, neemt de rechter een beschikking waarbij hij dag en uur van de verschijning ter plaatse bepaalt en één of meer deskundigen benoemt; deze verschijning geschiedt tussen de dertigste en de veertigste dag volgend op de beschikking.

Het verzoekschrift evenals de beschikking die voor geen beroep vatbaar is, worden binnen drie dagen bij gerechtsbrief van de griffier overeenkomstig artikel 46 van het Gerechtelijk Wetboek, betekend aan de belanghebbende en aan zijn advocaat, voor zover die in het verzoekschrift is vermeld, aan het comité evenals aan de door de rechter benoemde deskundige.

De door de post afgestempelde lijst van de aangetekende brieven of afgiftebewijzen die van de bij artikel 16, derde lid, bedoelde kennisgevingen getuigen, worden door het comité ter griffie neergelegd uiterlijk de dag waarop de termijn voor de indiening van de verzoekschriften verstrijkt.

Om de rechtsvordering in te stellen moet een dagvaarding om ter plaatse te verschijnen, op straffe van verval ten minste vijftien dagen vooraf aan het comité worden betekend. De dagvaarding, op straffe van niet-ontvankelijkheid, vermeldt het onderwerp van de rechtsvordering en bevat een bondige uiteenzetting van de middelen.

Zo de deskundigen hun verslag niet hebben neergelegd binnen dertig dagen na het verschijnen ter plaatse, vervangt de rechter, op verzoek van de meest gerede partij, de in gebreke gebleven deskundigen door één of meer andere deskundigen, onverminderd de schadevergoeding waarop de partijen aanspraak kunnen hebben ten laste van de deskundigen die hun opdracht niet binnen de vastgestelde termijn hebben vervuld.

Zodra het verslag van de deskundigen is neergelegd, stelt de rechter de datum van de terechtzitting vast. De partijen en hun advocaten, evenals de deskundigen worden onverwijld bij gerechtsbrief van de griffier, overeenkomstig artikel 46 van het Gerechtelijk Wetboek, opgeroepen. Een afschrift van het verslag en een bericht ter herinnering aan de bepalingen van het volgende lid worden bij de aan de partijen en aan hun advocaten gestuurde oproepingsbrief gevoegd.

De zaak wordt op die terechtzitting weerhouden tenzij een of meerdere partijen verklaren dat zij het verslag van de deskundige betwisten, in welk geval de zaak wordt vastgesteld op veertig dagen. Die partijen beschikken dan, om hun conclusies te nemen, over vijftien dagen na de terechtzitting en ieder partij heeft vijftien dagen om te antwoorden op de conclusies van de andere partij; die termijnen zijn opgelegd op straffe van verval.

De deskundigen vermelden onderaan hun verslag, de staat van hun ereloon en de kosten van het deskundig onderzoek. Wordt die staat ten laatste op de terechtzitting bedoeld in het zevende lid van deze paragraaf, schriftelijk betwist door één van de partijen, dan bepaalt de rechter er het bedrag van in zijn vonnis.

§ 3. De rechter doet uitspraak binnen vier maanden na de dagvaarding. Hij bepaalt of, en in voorkomend geval, in welke mate de proceskosten ten laste van het comité vallen.

Oordeelt de rechter de bezwaren, ingediend op grond van § 1, gegrond, dan bepaalt hij de jaarlijkse vergoeding die verschuldigd is overeenkomstig artikel 10.

Tegen het vonnis is, behalve verzet, geen beroep mogelijk, onverminderd de bevoegdheid van de procureur-generaal bij het Hof van cassatie om zich te voorzien wegens machtsoverschrijding of in het belang van de wet, overeenkomstig artikel 1091 van het Gerechtelijk Wetboek.

§ 4. In zover het ruilcomité de lijsten van artikel 12, 5°, in de gebruiksruilakte niet aangepast heeft aan de uitspraak van de rechter, brengt een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex na het verlijden van die akte hierin de verbeteringen aan die voortvloeien uit het vonnis, op verzoek van de meest gerede partij.

§ 5. Het comité mag, ingevolge vaststelling van materiële fouten, aan de plans en lijsten de nodige verbeteringen aanbrengen.

Artikel 18. (... - ...)

In voorkomend geval zijn de artikelen 37 en 38 van toepassing op de gebruiksruil. De kosten voor uitvoering worden verdeeld over de nieuwe kavels terzelfder tijd als de kosten voor uitvoering van de ruilverkavelingen bepaald bij artikel 28 en overeenkomstig de bepalingen van artikel 46 van deze wet of van artikel 40 van de wet van 22 juli 1970.

Artikel 19. (29/06/2019- ...)

Wanneer de plans en lijsten zijn vastgesteld zoals bepaald bij artikel 16, belast een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex dat hiertoe de bevoegdheid verwerft, met het verlijden van de akte van gebruiksruil.

Deze akte omvat :
1° de vaststelling van de rechten en verplichtingen zoals deze voortvloeien uit de bij artikel 16 bedoelde plans en lijsten;
2° de door het comité vastgestelde data en voorwaarden van ingenottreding en ingebruikneming van de nieuwe kavels.

De bij artikel 16 bedoelde plans en lijsten en de overeenkomsten, bedoeld in artikel 11, § 2, worden aan de akte van ruil gehecht.

De bepalingen van artikel 12 van de wet van 10 oktober 1913 tot wijziging van de hypotheekwet, zijn van toepassing op de akte van gebruiksruil.

De akte van gebruiksruil en de bijlagen ervan worden bewaard door een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex.

Artikel 20. (... - ...)

De akte van gebruiksruil geldt als titel voor de ingebruikneming van de nieuwe kavels tot op het ogenblik van de overschrijving van de ruilverkavelingsakte bedoeld bij artikel 52 van deze wet of bij artikel 37 van de wet van 22 juli 1970.

Artikel 21. (29/06/2019- ...)

Het ruilcomité geeft onverwijld kennis aan de verpachters van de wijzigingen in het gebruik van hun kavels, welke voortvloeien uit de akte van gebruiksruil.

Een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex overhandigt een eensluidend verklaard uittreksel uit de akte van gebruiksruil en uit de bijlagen ervan aan ieder belanghebbende gebruiker. Op deze uittreksels komt het formulier van tenuitvoerlegging voor.

Artikel 22. (... - ...)

Het comité keert aan de gebruikers uit of vordert van hen de vergoeding die verschuldigd is overeenkomstig artikel 10, op het tijdstip dat in de gebruiksruilakte bepaald is. Dat tijdstip valt samen met dat waarop, naar plaatselijke of gewestelijke gewoonte, de pachtprijs aan de verpachters betaald wordt.

Artikel 23. (... - ...)

De ingebruikneming van de nieuwe kavels heeft plaats op de tijdstippen en onder de voorwaarden bepaald in de akte van gebruiksruil.

Artikel 24. (... - ...)

De overname van navetten en culturen zoals weiden en groenbemestingen wordt geregeld tussen de intredende en uittredende gebruikers. De overname van afsluitingen wordt geregeld tussen de belanghebbenden.

Wanneer tussen deze partijen geen overeenkomst is bereikt, treedt het comité, op verzoek van één hunner, bemiddelend op.

Het comité kan ter zake van de overname van navetten en culturen of van de afsluitingen tot geen vergoeding veroordeeld worden.

Artikel 25. (... - ...)

Wanneer aan een pacht een einde wordt gemaakt, bepaalt het comité, voor zover als nodig, de nieuwe kavels of gedeelten hiervan waarop de opzegging betrekking heeft. In geval van betwisting kan elk der partijen het geschil bij de rechter aanhangig maken.

Artikel 26. (... - ...)

Vanaf de bekendmaking van het koninklijk besluit waarbij tot gebruiksruil is besloten en tot op het ogenblik van de overschrijving van de ruilverkavelingsakte bedoeld bij artikel 52 van deze wet of bij artikel 37 van de wet van 22 juli 1970, wijzigt de ingebruikneming van de nieuwe kavels, verplichtend gemaakt ingevolge de akte van gebruiksruil, op geen enkele wijze de rechten en verplichtingen noch van de pachters, noch van de verpachters en maakt deze geen onderpacht noch pachtoverdracht uit.

HOOFDSTUK III Gebruiksruil van gronden begrepen in een in uitvoering zijnde ruilverkaveling (... - ...)

Artikel 27. (... - ...)

Wanneer grote infrastructuurwerken waartoe de Koning besloten heeft of machtiging verleend heeft, uitgevoerd moeten worden in een in uitvoering zijnde ruilverkaveling, kan de Koning beslissen dat tot een gebruiksruil overgegaan wordt; in dat geval duidt Hij de daarbij betrokken gronden aan.

In dit geval, is het comité, ingesteld bij toepassing van artikel 12 van de wet van 22 juli 1970, bevoegd om de verrichtingen voor de gebruiksruil uit te voeren.

Tijdens de uitvoering ervan wordt het comité evenwel aangevuld door een vertegenwoordiger van de opdrachtgever van de werken bedoeld in artikel 2, eerste lid, benoemd op de voordracht van de bevoegde Minister.

Na de uitvoering van de gebruiksruil maakt het ruilverkavelingscomité voor de gronden die daarbij betrokken waren, het bij artikel 26 van de wet van 22 juli 1970 bedoeld herverkavelingsplan op of vervolledigt het en zet het de ruilverkaveling voort overeenkomstig die wet. Het ruilverkavelingscomité treedt in de rechten en verplichtingen van het ruilcomité en staat in voor de vereffening van de rekeningen.

TITEL II De op de gebruiksruil volgende ruilverkaveling (... - ...)

Artikel 28. (... - ...)

Na de gebruiksruil beslist de Koning dat de gronden of een gedeelte ervan begrepen in het blok zoals vastgesteld in artikel 16 :
1° hetzij het voorwerp zullen uitmaken van een ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet overeenkomstig de wet van 22 juli 1970. In dat geval zijn de artikelen 1, 12 en volgende van de wet van 22 juli 1970 van toepassing op de ruilverkavelingsverrichtingen;
Indien een gedeelte van de gronden niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een gebruiksruil, worden deze gronden onderworpen aan het onderzoek voorzien in hoofdstuk II van de wet van 22 juli 1970;
2° hetzij zullen worden opgenomen of in een in uitvoering zijnde ruilverkaveling of in een in uitvoering zijnde onderzoek naar het nut van een ruilverkaveling;
3° hetzij het voorwerp zullen uitmaken van een vereenvoudigde ruilverkaveling.

HOOFDSTUK I Vereenvoudigde ruilverkaveling (... - ...)

Afdeling 1 Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 29. (... - ...)

Van de gronden waaromtrent de Koning beslist heeft dat zij het voorwerp zullen zijn van een vereenvoudigde ruilverkaveling, wordt de ruilverkaveling uitgevoerd volgens de regelen bepaald in dit hoofdstuk.

De vereenvoudigde ruilverkaveling kan gepaard gaan met werken als bedoeld door artikel 1, derde lid, van de wet van 22 juli 1970.

Afdeling 2 Ruilverkavelingsverrichtingen (... - ...)

Artikel 30. (... - ...)

Het comité opgericht overeenkomstig artikel 3 is bevoegd voor de uitvoering van de vereenvoudigde ruilverkaveling. Op dit comité zijn de bepalingen van artikel 5 van toepassing.

Artikel 31. (... - ...)

De [Vlaamse Landmaatschappij (verv. Decr. 21 december 1988, art. 18, I: 1 januari 1989)] staat het comité bij. Zij verleent onder andere haar medewerking voor het opmaken van de stukken bedoeld bij de artikelen 32, 34, 35, 37, 38, § 1, tweede en derde lid, 39, 40, 44, 46 tot 49, 51, 55 en 56.

De overige bepalingen van artikel 6 zijn van toepassing.

Artikel 32. (... - ...)

Het comité stelt bij een ter post aangetekende brief de belanghebbende eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers ervan in kennis dat tot de vereenvoudigde ruilverkaveling is besloten en geeft hun kennis van het bepaalde in artikel 9.

Het koninklijk besluit waarbij tot de vereenvoudigde ruilverkaveling wordt besloten, wordt in de betrokken gemeenten bekend gemaakt door aanplakking.

Artikel 33. (... - ...)

De betrokken eigenaars, vruchtgebruikers of verpachters zijn verplicht, op verzoek van het comité, binnen vijftien dagen, mededeling te doen van naam en adres van de gebruikers, van de door ieder van hen in bedrijf genomen totale oppervlakten en van elke andere inlichting die het nuttig acht; zoniet kan het comité de nodige opzoekingen doen op de kosten van de in gebreke gebleven eigenaars, vruchtgebruikers of verpachters.

Artikel 34. (... - ...)

Het comité gaat zo nodig over tot de algehele of gedeeltelijke afpaling van de blokgrens. In dat geval wordt van het plan van afpaling bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven aan de eigenaars van de kavels die aan weerszijden van de grens zijn gelegen en die bij de afpaling zijn betrokken.

Binnen vijftien dagen na de kennisgeving kan ieder van de voormelde eigenaars bij een ter post aangetekende brief de afpaling betwisten. De bepalingen van dit lid worden vermeld in de aangetekende brief waarbij die kennisgeving door het comité wordt gedaan.

In dat geval lokt het comité een gerechtelijke afpaling uit door de betrokken eigenaars voor de rechter te dagvaarden.

Zo de door de rechter benoemde deskundige zijn verslag niet heeft neergelegd binnen veertig dagen na de kennisgeving van zijn benoeming door de griffier bij gerechtsbrief overeenkomstig artikel 46 van het Gerechtelijk Wetboek, vervangt de rechter hem, op verzoek van de meest gerede partij, door een ander deskundige, onverminderd de schadevergoeding waarop de partijen aanspraak kunnen maken ten laste van de deskundige die zijn opdracht niet binnen de toegewezen termijn heeft vervuld.

De bepalingen van artikel 17, § 3, lid één en lid drie, van deze wet zijn van toepassing op die rechtsvorderingen.

Artikel 35. (... - ...)

Het comité maakt volgens hun cultuur- en bedrijfswaarde de classificatie op van het geheel van de kavels in hun toestand voor de gebruiksruil en van de tot het openbaar domein behorende goederen die in het blok zijn begrepen; deze classificatie wordt aangeduid op een kavelplan waarop de waardezones, gevormd door het groeperen van gronden van dezelfde klasse, in tekening worden gebracht.

Dit kavelplan wordt naar de kadastrale gegevens opgemaakt, behoudens de vergissingen die het comité vaststelt, gebeurlijk op aanwijzing van een belanghebbende.

Artikel 36. (... - ...)

Bij de classificatie van de gronden houdt het comité geen rekening met gegevens die geen verband houden met de cultuur- of bedrijfswaarde van de grond, zoals de aanwezigheid van gebouwen, afsluitingen, alleenstaande bomen of hagen, het bestaan van een pacht, van een erfdienstbaarheid van overgang of van een recht van gebruik of van opstal of de bedrijfstoestand, noch met gegevens die geen verband houden met de landbouwbestemming van het goed, zoals het bestaan van minerale of fossiele stoffen.

Deze gegevens, die als meer- of minderwaarden van de kavels worden aangezien, worden na de toewijzing van de nieuwe kavels afzonderlijk geschat.

Artikel 37. (01/06/2012- ...)

Het comité stelt, in voorkomend geval, het plan vast van de nieuwe wegen en afwateringen met de daarbij behorende kunstwerken; de bestaande wegen en afwateringen en de daarbij behorende kunstwerken die moeten verdwijnen, worden eveneens op dit plan aangegeven.

Het bij het voorgaande lid bedoelde plan wordt goedgekeurd door de Koning, op de voordracht van de Minister; te dien einde vraagt het comité het advies van de betrokken gemeenteraad, dat wordt gegeven na een onderzoek de commodo et incommodo, aangekondigd door aanplakking, en het advies van de bestendige deputatie. Wanneer de gemeenteraad of de bestendige deputatie niet binnen vijfenveertig dagen na verzending van het dossier kennis geven van hun advies aan het comité, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

Het koninklijk besluit tot goedkeuring of een afzonderlijk koninklijk besluit bepaalt tot welke groep van wegen de nieuwe wegen zullen behoren en rangschikt eventueel de nieuwe afwateringen in één van de categorieën bepaald in artikel 2 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen.

Het koninklijk besluit tot goedkeuring of een afzonderlijk koninklijk besluit bepaalt aan het domein van welk openbaar bestuur de nieuwe werken worden toegewezen. Deze besturen zijn verplicht de werken te beheren overeenkomstig de bestemming ervan en met inachtneming van de ter zake geldende wetten en reglementen.

Het koninklijk besluit tot goedkeuring of een afzonderlijk koninklijk besluit schaft eveneens de buiten gebruik gestelde wegen en afwateringen en de daarbij behorende kunstwerken af en bepaalt dat zij in het geheel van de tot de ruilverkaveling behorende gronden worden opgenomen.

De Koning, op de voordracht van de Minister(s) of van de Staatssecretaris(sen) die bevoegd zijn voor de ruilverkaveling en de ruimtelijke ordening in dit gewest, brengt in voorkomend geval de nodige wijzigingen aan in de gewestplannen en in de algemene en bijzondere plannen van aanleg die overeenkomstig de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en de stedebouw opgemaakt zijn, evenals in de legger van de buurtwegen en in de beschrijvende tabellen opgemaakt in uitvoering van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen.

Artikel 38. (29/06/2019- ...)

§ 1. Het comité laat de werken voor aanleg of verbetering van wegen en afwateringen en de grondverbeteringswerken uitvoeren.

Wanneer voor de ruilverkaveling werken buiten het blok moeten worden uitgevoerd en geen overeenkomst is bereikt, kan het comité door de Koning worden gemachtigd om bij wijze van onteigening te algemenen nutte de nodige innemingen te doen.

Wanneer er ten gevolge van de uitvoering van de werken reden bestaat om bepaalde gronden gelegen binnen of buiten de blokgrens, bij het blok te voegen of uit het blok uit te sluiten, kan het comité, wanneer geen overeenkomst wordt bereikt, door de Koning worden gemachtigd om deze gronden te onteigenen ten einde ze te voegen bij het blok of uit het blok uit te sluiten en ze bij wijze van ruiling of op een andere wijze over te dragen. Het comité gaat ambtshalve en zonder verdere formaliteit over tot de classificatie van de gronden die bij het blok zijn gevoegd.

Niemand mag zich verzetten tegen de uitvoering van de werken noch tegen de plaatsing van de voor de uitvoering van de werken vereiste materialen, gereedschappen en werktuigen; evenmin mogen de palen of de piketten worden weggenomen of verplaatst.

In voorkomend geval is een vergoeding verschuldigd wegens schade aan de gewassen of wanneer de werken hinderlijk zijn voor het genot van de gronden, of nog wanneer het comité, ten gevolge van de werken, onroerende goederen moet afbreken gelegen in kavels die deel uitmaken van het blok. Het comité stelt die vergoeding onverwijld vast en keert ze dadelijk uit. Bij betwisting stelt de rechter de vergoeding vast.

De aangelanden, de gebruikers en de eigenaars van kunstwerken moeten toelaten dat de uit de bedding van waterlopen gehaalde stoffen op hun gronden of eigendommen gestort en over een strook van vijf meter vanaf de oever opengespreid worden.

De verkrijgingen, overdrachten of onteigeningen van onroerende goederen waartoe in uitvoering van dit artikel moet worden overgegaan, worden door het comité opgedragen aan een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex, dat bevoegd is om de akten te verlijden.

§ 2. 1. De bepalingen van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, uitgezonderd deze van het hoofdstuk I, zijn niet van toepassing in het blok gedurende de termijn bepaald in gemeenschappelijk overleg door de Minister(s) of Staatssecretaris(sen) die bevoegd zijn voor de ruilverkaveling en voor de onbevaarbare waterlopen.

2. Het comité, of met zijn instemming ieder ander privaat- of publiekrechtelijke persoon, mag in het blok gewone en buitengewone werken, als bedoeld in artikelen 6 en 10, § 1, van de voornoemde wet van 28 december 1967, laten uitvoeren aan geklasseerde onbevaarbare waterlopen.

3. De kosten veroorzaakt door de gewone werken uitgevoerd in het blok, worden gedragen door de openbare besturen die krachtens de bepalingen van artikel 7 van voornoemde wet van 28 december 1967 met de uitvoering van die werken zijn belast. Een bijdrage echter in die kosten mag worden ten laste gelegd van de privaat- of publiekrechtelijke personen die gebruiker zijn van de waterloop of die eigenaar zijn van een kunstwerk dat zich op de waterloop bevindt, en dit in verhouding tot de verzwaring van de kosten van die werken welke het gevolg is van het gebruik van de waterloop of van het bestaan van het kunstwerk.

Die bijdrage wordt, in gemeenschappelijk overleg, bepaald door de Minister(s) of de Staatssecretaris(sen) die bevoegd zijn voor de ruilverkaveling en de onbevaarbare waterlopen voor wat de waterlopen van eerste categorie betreft en door de bevoegde bestendige deputatie wat de waterlopen van tweede en van derde categorie betreft.

4. Het comité mag geen buitengewone werken in het blok laten uitvoeren dan na hiertoe te zijn gemachtigd door de Koning, op de voordracht voorgesteld in gemeenschappelijk overleg door de Minister(s) of de Staatssecretaris(sen) die bevoegd zijn voor de ruilverkaveling en de onbevaarbare waterlopen.

Wanneer het een waterloop van de tweede of van de derde categorie betreft, geeft de bestendige deputatie haar advies. Wanneer de bestendige deputatie niet binnen de vijfenveertig dagen na de verzending van het dossier, kennis geeft van haar advies aan het comité, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

Onverminderd de door de openbare besturen of elk ander organisme verleende toelagen worden de door die werken veroorzaakte kosten gedragen door de Staat, voor waterlopen van de eerste categorie, en door de provincie voor waterlopen van tweede en van derde categorie.

De Minister(s) of Staatssecretaris(sen) die bevoegd zijn voor de ruilverkaveling en de onbevaarbare waterlopen in dit gewest voor wat de waterlopen van de eerste categorie betreft, en de bestendige deputatie wat de andere waterlopen betreft, kunnen een deel van de kosten ten laste leggen van de provincies, van de gemeenten, van de openbare instellingen of zelfs van de particulieren die uit bedoelde werken voordeel halen of deze noodzakelijk hebben gemaakt.

5. Wanneer tot gewone werken aan onbevaarbare waterlopen buiten het blok moet worden overgegaan, kan het comité bij ontstentenis van overeenkomst, daartoe door de Koning worden gemachtigd. In dat geval worden de kosten verdeeld overeenkomstig het bepaalde in 3 van deze paragraaf.

6. Het comité mag buiten het blok geen buitengewone werken laten uitvoeren aan onbevaarbare waterlopen dan na hiertoe te zijn gemachtigd ofwel door de Koning voor waterlopen van de eerste categorie, ofwel door de bestendige deputatie van de bevoegde provincie voor waterlopen van de tweede categorie, ofwel, mits goedkeuring door de bestendige deputatie, door de gemeenteraad van de gemeente op het grondgebied waarvan de werken moeten worden uitgevoerd voor waterlopen van de derde categorie.

Het comité kan, wat de waterlopen van tweede en derde categorie betreft, door de Koning tot uitvoering van die werken worden gemachtigd indien de bevoegde bestendige deputatie of de bevoegde gemeenteraad hem niet, binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van het dossier, bij ter post aangetekende brief van hun beslissing in kennis hebben gesteld.

Ingeval de bestendige deputatie of de gemeenteraad hem binnen de in het voorgaande lid bepaalde termijn in kennis stellen van hun weigering, kan het comité, binnen één maand na die kennisgeving, bij de Koning hoger beroep indienen tegen die weigering, bij een met redenen omkleed verzoekschrift.

Onverminderd de door de openbare besturen of elk ander organisme verleende toelagen, worden de door die werken veroorzaakte kosten gedragen door het comité.

De Minister(s) of Staatssecretaris(sen) die bevoegd zijn voor de ruilverkaveling en de onbevaarbare waterlopen in dit gewest voor wat de waterlopen van de eerste categorie betreft, en de bestendige deputatie wat de andere waterlopen betreft, kunnen een deel van de kosten ten laste leggen van de provincies, van de gemeenten, van de openbare instellingen of zelfs van de particulieren die uit bedoelde werken voordeel halen of deze noodzakelijk hebben gemaakt.

Artikel 39. (... - ...)

Het comité maakt een herverkavelingsplan op onderscheidenlijk voor de eigenaars en vruchtgebruikers, en voor de gebruikers.

De waardezones van het in artikel 35 bedoelde kavelplan, worden op deze plans aangebracht.

Het comité wijst de nieuwe kavels toe aan de eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers.

De nieuwe kavels worden voorlopig afgepaald op het terrein.

De Minister bepaalt, na raadpleging van de Minister van Financiën, de toelaatbare verschillen betreffende de opmetingen en de berekening van de oppervlakten van de nieuwe kavels.

Artikel 40. (29/06/2019- ...)

Het comité kan in het ruilverkavelingsblok erfdienstbaarheden in stand houden, wijzigen of vestigen; alle andere erfdienstbaarheden zijn afgeschaft.

Het comité is bevoegd om met eigenaars van buiten het blok gelegen kavels overeenkomsten te sluiten met het oog op de vestiging, de wijziging, of de afschaffing van actieve of passieve erfdienstbaarheden tot nut van binnen het blok gelegen kavels.

Het comité is eveneens bevoegd om, met instemming van de belanghebbende eigenaars en gebruikers, gronden gelegen binnen het blok te ruilen met gronden die buiten de blokgrens zijn gelegen.

De bepalingen van artikel 2.9.4.2.8, § 1, artikel 2.9.6.0.4, en artikel 3.12.3.0.1, § 1, 2° en 3°, § 3, vierde lid, en § 5, vijfde lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 worden van toepassing voor deze ruilingen.

Een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex is bevoegd om akte van die overeenkomsten te verlijden.

Artikel 41. (... - ...)

De toewijzing aan de eigenaars en de vruchtgebruikers geschiedt derwijze dat de globale waarde van de aan ieder van hen toebedeelde kavels naar verhouding zoveel mogelijk gelijk is aan de waarde van de kavels die zij voor de ruilverkaveling bezaten, met inachtneming van de waarde zowel van de gronden die uit het blok werden gesloten als van die welke later bij het blok werden gevoegd overeenkomstig de bepalingen van artikel 38, § 1, derde lid, evenals van de waarde van de aan het openbaar domein toe te wijzen of te onttrekken wegen, afwateringen en kunstwerken.

Wanneer die gelijkwaardigheid niet kan worden verwezenlijkt zonder een toegift of een ristorno in geld, wordt een opleg toegekend. Die opleg mag voor geen enkele eigenaar of vruchtgebruiker 10 pct. van de waarde in kavels, die hen had moeten worden toebedeeld, overschrijden, behoudens schriftelijke instemming van deze laatsten.

Artikel 42. (... - ...)

De kavels worden op zodanige wijze onder de gebruikers verdeeld dat aan ieder van hen zoveel mogelijk gronden van dezelfde hoedanigheid, dezelfde oppervlakte en geschikt voor dezelfde teelten worden toegewezen.

Een vergoeding wegens gebruiksverlies is verschuldigd aan de gebruiker wanneer de globale waarde van de hem toebedeelde kavels naar verhouding ten minste 2 pct. kleiner is dan de globale waarde van zijn vroegere kavels, met inachtneming van de waarde zowel van de gronden die uit het blok werden gesloten als van die welke later bij het blok werden gevoegd overeenkomstig de bepalingen van artikel 38, § 1, derde lid, evenals van de waarde van de aan het openbaar domein toe te wijzen of te onttrekken wegen, afwateringen en kunstwerken.

Artikel 43. (... - ...)

De toewijzing van de kavels aan de eigenaars en de gebruikers geschiedt zoveel mogelijk derwijze dat de ruilverkaveling van de eigendom en die van het gebruik parallel verlopen en vermindering mee brengen van het aantal verpachters voor eenzelfde pachter. Het comité kan, in het belang van de ruilverkaveling, aan de pachter een nieuwe verpachter toewijzen, ongeacht of de pachter op de gronden blijft die hij voordien in bedrijf had, dan wel of hem nieuwe gronden worden toegewezen.

Artikel 44. (01/11/2023- ...)

Indien wijzigingen moeten worden aangebracht aan de pacht, inzonderheid met betrekking tot de pachtprijs en de duur van de pacht, of nog met betrekking tot de vergoedingen die overeenkomstig het Vlaams Pachtdecreet van 13 oktober 2023 verschuldigd zijn aan de pachter die de kosten voor aanplantingen, bouwwerken, en alle werken die noodzakelijk zijn voor de bewoonbaarheid van het gepachte goed of dienstig zijn voor de exploitatie van dat goed en stroken met de bestemming ervan, hebben gedragen, roept het comité de belanghebbenden op en doet hun zodanige voorstellen dat zij ermee kunnen instemmen.

Wordt een overeenstemming bereikt, dan stelt het comité dit in een door de partijen ondertekend stuk vast; dit stuk vermeldt de termen van de overeenkomst zo de partijen erom verzoeken.

Wanneer de partijen geen overeenkomst bereiken, verzoekt het comité hen, bij een ter post aangetekende brief, het geschil voor de rechter te brengen. Indien binnen één maand, te rekenen van de dag van dat verzoek, geen van de partijen de zaak voor de rechter heeft gebracht, kan het comité, bij een verzoekschrift dat in zoveel exemplaren wordt ingediend als er ter zake op te roepen partijen zijn, ze bij de rechter aanhangig maken. Deze bepaalt de datum van de terechtzitting waartoe de griffier bij gerechtsbrief de partijen binnen de gewone termijn van dagvaarding oproept. Een afschrift van het verzoekschrift wordt bij de oproepingsbrief gevoegd. Voor het overige zijn de regels betreffende het geding van toepassing.

De bepalingen van artikel 17, § 3, lid 1 en 3, zijn van toepassing op die rechtsvordering.

De rechterlijke beslissing wordt aan de ruilverkavelingsakte gehecht.

Bij het opmaken van pachtovereenkomsten voor kavels die tengevolge van ruilverkaveling op een andere verpachter of pachter zijn overgegaan, kunnen de partijen of, ingeval er geen overeenkomst wordt bereikt, de rechter, afwijken van het bepaalde in de wetgeving met betrekking tot de duur van pachtovereenkomsten; zij kunnen namelijk voor de nieuwe huurcelen dezelfde duur bepalen als deze van het pachtrecht dat op andere door dezelfde pachter geëxploiteerde kavels bestaat, krachtens huurovereenkomsten gesloten door dezelfde verpachter of door andere verpachters.

Artikel 45. (... - ...)

De regelen van artikel 44 van deze wet zijn van toepassing op de erfpacht evenals op het opstal- en het gebruiksrecht.

Artikel 46. (... - ...)

Het comité verdeelt over de nieuwe kavels, volgens de waarde ervan, de kosten voor uitvoering van de ruilverkaveling, die noch door de Staat ingevolge artikel 58 noch eventueel door de ondergeschikte openbare besturen of door enig ander organisme ten laste zijn genomen.

Indien sommige kavels aanzienlijk meer of aanzienlijk minder dan andere voordeel halen uit de naar aanleiding van de ruilverkaveling uitgevoerde werken, neemt het comité dit in aanmerking bij de kostenomslag.

Indien te verwachten is dat de stand van de werken of de regeling van sommige betwiste rekeningen het opmaken van de eindrekening zou kunnen vertragen, kan het comité, met de goedkeuring van de Minister, onder de kosten die zullen worden omgeslagen, een provisie voor te betalen kosten opnemen.

Artikel 47. (... - ...)

Het comité maakt op :
1° lijsten waarop zijn aangeduid :
a) met betrekking tot elke kavel in zijn toestand voor de gebruiksruil en tot elke nieuwe kavel, de naam van de eigenaar, de naam van de vruchtgebruiker, de naam van de gebruiker, de oppervlakten in elke waardezone, de globale oppervlakte en de overeenstemmende waarden;
b) met betrekking tot elke kavel in zijn toestand voor de gebruiksruil en tot elke nieuwe kavel, de vergoedingen voor meer- en minderwaarden;
2° lijsten waarop met betrekking tot ieder eigenaar en ieder vruchtgebruiker aangeduid zijn :
a) zowel voor de door hem ingebrachte als voor de aan hem toebedeelde kavels : de oppervlakten in elke waardezone, de globale oppervlakten en de overeenstemmende waarden;
b) voor de aan hem toebedeelde kavels, het aandeel in de kosten;
c) de opleg en de vergoedingen voor meer- en minderwaarden;
d) het batig of nadelig saldo van opleggen, vergoedingen en kosten;
3° lijsten waarop met betrekking tot ieder gebruiker zijn aangeduid de door hem ingebrachte en de aan hem toebedeelde kavels, de oppervlakten in elke waardezone, de globale oppervlakten, de overeenstemmende waarden en de vergoeding voor gebruiksverlies;
4° een kavelplan waarop de vroegere kavels voorkomen die met voorrechten, hypotheken, bevelen, onroerende beslagen of vorderingen of met erfpacht, opstal- of nieuwe gebruiksrecht zijn bezwaard, en een herkavelingsplan waarop de nieuwe kavels of gedeelten van nieuwe kavels voorkomen die met voorrechten, hypotheken, bevelen, onroerende beslagen of vorderingen of met erfpacht-, opstal- of gebruiksrecht zullen worden bezwaard;
5° lijsten waarop met betrekking tot ieder eigenaar en ieder vruchtgebruiker zijn aangeduid : de voorrechten, hypotheken, bevelen, onroerende beslagen of vorderingen, de erfpacht-, opstal- en gebruiksrechten, met vermelding van de kavels in hun toestand voor de gebruiksruil en de nieuwe of gedeelten van nieuwe kavels die in de plaats hiervan komen.

Artikel 48. (... - ...)

De plans en lijsten vermeld in de artikelen 35, 39 en 47 1° 2° en 3°, worden gedurende dertig dagen ter inzage neergelegd ten zetel van het comité.

De neerlegging van bedoelde stukken wordt in alle bij de vereenvoudigde ruilverkaveling betrokken gemeenten bekendgemaakt door aanplakking.

De op de lijsten vermelde eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers worden van die neerlegging in kennis gesteld door het comité bij een ter post aangetekende brief.

In die kennisgeving worden de dag, uren en plaats vermeld waarop de belanghebbenden opmerkingen en bezwaren kunnen indienen bij de voorzitter van het comité of zijn afgevaardigde.

De voorzitter en de secretaris van het comité openen het proces-verbaal waarin de verklaringen van de belanghebbenden, die ze ondertekenen, worden opgenomen. De tijdens het onderzoek schriftelijk ingediende opmerkingen en bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld en blijven eraan gehecht.

Bij het verstrijken van de termijn van dertig dagen, die ingaat de dag na de verzending van de in artikel 13, derde lid, bedoelde kennisgevingen, wordt het proces-verbaal door de voorzitter en de secretaris van het comité gesloten.

Nadat het onderzoek is afgesloten, onderzoekt het comité de gemaakte opmerkingen en bezwaren en beslist dienaangaande.

Het comité stelt de in de artikelen 35, 39 en 47, 1°, 2° en 3°, vermelde plans en lijsten vast en legt deze neer ten zetel, waar ieder belanghebbende er tijdens de ganse duur van de verrichtingen inzage kan van nemen op een aan de voorzitter of aan de secretaris gerichte aanvraag.

Van de neerlegging wordt aan de belanghebbende eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven.

Artikel 49. (... - ...)

Bij een ter post aangetekende brief verzoekt het comité de belanghebbende eigenaars en houders van zakelijke rechten inzage te nemen van de plans en lijsten vermeld in artikel 47, 4° en 5°.

Die stukken berusten gedurende vijftien dagen ten zetel van het comité.

Het comité stelt een proces-verbaal op waarin de door de belanghebbende ondertekende bezwaren worden opgenomen. De tijdens het onderzoek ingediende schriftelijke bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld en blijven eraan gehecht. Na het verstrijken van de termijn van vijftien dagen wordt het onderzoek afgesloten.

Het comité onderzoekt de ingediende bezwaren, stelt de plans en de lijsten vast en bewaart deze ten zetel.

Van de beslissing van het comité wordt aan de eigenaars van bezwaarde goederen en de houders van zakelijke rechten bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven. Zij kunnen van de plans en lijsten inzage nemen op een aan de voorzitter of aan de secretaris gerichte aanvraag.

Artikel 50. (... - ...)

Wanneer de herverkavelingsplans en de lijsten zijn vastgesteld zoals bepaald in de artikelen 48 en 49, gaat het comité over tot de definitieve afpaling van de nieuwe kavels.

Artikel 51. (... - ...)

§ 1. Ieder belanghebbende kan de vaststelling betwisten van de cultuur- en bedrijfswaarden, vastgesteld door het comité bij artikel 35.

§ 2. Ieder belanghebbende kan de vaststelling van de oppervlakte van zijn kavels in hun toestand voor de gebruiksruil betwisten, doch enkel wanneer het comité voor een kavel een andere oppervlakte heeft vastgesteld dan diegene die blijkt uit de kadastrale stukken, of wanneer het comité in zijn lijsten de kadastrale oppervlakte van een kavel heeft overgenomen dan wanneer het kadaster in zijn stukken geen rekening heeft gehouden met een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing die de oppervlakte van die kavel heeft vastgesteld of voor een kavel een oppervlakte vermeldde die ten minste 2 pct. kleiner is dan ofwel de oppervlakte vermeld in een akte met vaste dagtekening, ofwel de door natrekking gewijzigde oppervlakte. Die 2 pct. worden berekend voor een zelfde geheel waarvan een zelfde belanghebbende alleen of in onverdeeldheid, ofwel, eigenaar, ofwel blote eigenaar of vruchtgebruiker is.

Hij kan ook de vaststelling van de oppervlakte in elke waardezone van zijn kavels in hun toestand voor de gebruiksruil betwisten.

Kunnen eveneens door ieder belanghebbende betwist worden de oppervlakte van de nieuwe kavels die hem in elke waardezone worden toegewezen, de berekening van de globale waarden en van de opleg die eruit voortspruit, het bedrag van de vergoedingen wegens meer- of minderwaarden, evenals de vergoeding voor gebruiksverlies en het aandeel in de kosten dat hem overeenkomstig de bepalingen van artikel 47, 2°, ten laste wordt gelegd.

§ 3. Voor de betwistingen bedoeld in §§ 1 en 2 van dit artikel, richt de betrokkene of zijn advokaat, op straffe van verval, aan de rechter een verzoekschrift tot benoeming van een deskundige, binnen de dertig dagen na de verzending van de bij artikel 48, laatste lid, bepaalde kennisgeving.

De door de post afgestempelde lijst van de aangetekende brieven of afgiftebewijzen die getuigen van de in artikel 48, laatste lid, bedoelde kennisgeving, worden door het comité ter griffie neergelegd, uiterlijk de dag waarop de termijn voor de indiening van de verzoekschriften verstrijkt.

De bepalingen van artikel 17, § 2, tweede en derde lid, vijfde tot negende lid en § 3, eerste en derde lid, zijn van toepassing op de hiervoren bedoelde rechtsvorderingen.

Oordeelt de rechter de bezwaren gegrond, dan verbetert hij naargelang van het geval, de opleg, de vergoeding wegens meer- of minderwaarde, de vergoeding wegens gebruiksverlies of het bedrag van de ten laste van de betrokkene gelegde kosten; het verschil maakt deel uit van de uitvoeringskosten van de ruilverkaveling.

§ 4. Ieder belanghebbende kan de overdracht van de zakelijke rechten, zoals die werden bepaald overeenkomstig artikel 49, vierde lid, betwisten.

Om de rechtsvordering in te stellen, moet een dagvaarding om voor de rechter te verschijnen, op straffe van verval aan het comité worden betekend binnen dertig dagen na verzending van het in artikel 49, vijfde lid, bepaalde bericht. De dagvaarding, op straffe van niet-ontvankelijkheid, vermeldt het onderwerp van de rechtsvordering en bevat een bondige uiteenzetting van de middelen.

Op straffe van verval wordt die dagvaarding ten minste vijftien dagen vooraf betekend.

De bepalingen van artikel 17, § 3, eerste en derde lid, evenals die van hetzelfde artikel, § 2, zesde tot negende lid, ingeval de rechter één of meer deskundigen aanstelt, zijn toepasselijk op die rechtsvorderingen.

De rechter bepaalt, in voorkomend geval, de nieuwe kavels of delen hiervan waarop de zakelijke rechten worden overgedragen; hij kan aan de eisende partij bevelen ieder belanghebbende persoon die hij aanduidt, bij de zaak te roepen.

§ 5. Het comité mag, ingevolge vaststelling van materiële fouten, aan de plans en lijsten de nodige verbeteringen aanbrengen.

Artikel 52. (29/06/2019- ...)

§ 1. Het comité belast een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex met het verlijden van de ruilverkavelingsakte.

Deze ruilverkavelingsakte omvat :
1° de vaststelling van de rechten en verplichtingen zoals deze voortvloeien uit de in artikelen 35, 39, 44, 45 en 47 bedoelde ruilverkavelingsplannen, lijsten en overeenkomsten. Die plannen, lijsten en overeenkomsten, evenals de rechterlijke beslissingen bedoeld door de artikelen 44 en 45, worden aan de akte gehecht;
2° de vermelding van het getuigschrift waarin wordt bevestigd dat de gelden overeenkomstig artikel 56, derde lid, bij de Deposito- en Consignatiekas zijn gedeponeerd;
3° de tijdstippen en voorwaarden van ingenottreding en ingebruikneming van de nieuwe kavels; deze tijdstippen en voorwaarden worden door het comité vastgesteld;
4° de door de [Vlaamse Landmaatschappij (verv. Decr. 21 december 1988, art. 18, I: 1 januari 1989)] toegestane voorwaarden en termijnen van betaling der in artikel 47, 2°, bedoelde nadelige saldo's.

§ 2. Tot zekerheid van het door een eigenaar of vruchtgebruiker aan de [Vlaamse Landmaatschappij (verv. Decr. 21 december 1988, art. 18, I: 1 januari 1989)] verschuldigd saldo en tot zekerheid van de intresten en van de kosten van eventuele gedwongen uitvoering, wordt van rechtswege ten voordele van die maatschappij, tenzij zij er afstand van doet, een hypotheek ingeschreven op de goederen welke aan die eigenaar of vruchtgebruiker werden toegewezen.

De [Vlaamse Landmaatschappij (verv. Decr. 21 december 1988, art. 18, I: 1 januari 1989)] mag die hypothecaire inschrijving evenwel tot één of meer door haar aangeduide nieuwe kavels beperken.

Op verzoekschrift van de eigenaar of van de vruchtgebruiker mag de rechter nochtans een goed aanwijzen, waarvan hij oordeelt dat de waarde toereikend is om de schuldvordering van de [Vlaamse Landmaatschappij (verv. Decr. 21 december 1988, art. 18, I: 1 januari 1989)] te waarborgen.

Onverminderd de bepalingen van het volgend lid, is de hypotheekwet van 16 december 1851 van toepassing op de hierboven bedoelde hypothecaire inschrijvingen.

De doorhaling of de vermindering van de hypothecaire inschrijving mag worden gedaan krachtens een akte die voor een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex is verleden.

§ 3. De bepalingen van de artikelen [139 tot 141 van de hypotheekwet van 16 december 1851 (verv. W. 9 februari 1995, art. 6, I: 1 januari 2001)] zijn van toepassing op de ruilverkavelingsakte.

De hypotheekbewaarder wordt ontslagen van de overschrijving van de aan de ruilverkavelingsakte gehechte stukken.

De ruilverkavelingsakte en de bijlagen ervan worden bewaard door een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex.

Artikel 53. (29/06/2019- ...)

De ruilverkavelingsakte geldt als titel voor de eigendom, de zakelijke rechten en de schuldvorderingen welke erdoor worden geregeld.

Nadat de hypothecaire formaliteiten zijn vervuld, overhandigt een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex een eensluidend verklaard uittreksel uit de ruilverkavelingsakte en uit de bijlagen ervan aan ieder belanghebbende. Op de uittreksels afgegeven aan de gebruikers die de nieuwe kavels in gebruik zullen nemen, komt het formulier van tenuitvoerlegging voor.

Artikel 54. (01/11/2023- ...)

De ingebruikneming van de nieuwe kavels heeft plaats op de tijdstippen en onder de voorwaarden bepaald in de ruilverkavelingsakte. De rechten en verplichtingen van de afgaande pachter tegenover de verpachter worden geregeld overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Pachtdecreet van 13 oktober 2023.

Wanneer de partijen geen overeenkomst bereiken, treedt het comité, op verzoek van een hunner, bemiddelend op.

Artikel 55. (29/06/2019- ...)

Wanneer het vonnis gewezen overeenkomstig artikel 51, § 3, lid vier, meer dan dertig dagen voor de dag vastgesteld voor het verlijden van de ruilverkavelingsakte is uitgesproken, brengt het comité aan de lijsten bepaald in artikel 47, 1°, 2° en 3°, de verbeteringen aan die uit het vonnis voortvloeien. In het tegenovergestelde geval verlijdt een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex een verbeterende akte aan de ruilverkavelingsakte bevattende de verbeteringen die uit het vonnis voortvloeien.

Wanneer het vonnis gewezen overeenkomstig artikel 51, § 4, lid vijf, ten minste dertig dagen voor de dag vastgesteld voor het verlijden van de ruilverkavelingsakte is uitgesproken, brengt het comité op de plannen en lijsten bepaald in artikel 47, 4° en 5°, de verbeteringen aan die uit het vonnis voortvloeien. In het tegenovergestelde geval wordt het vonnis op verzoek van de meest gerede partij op de hypotheekbewaring overgeschreven of ingeschreven.

Artikel 56. (... - ...)

Na de uitspraak van de vonnissen, gewezen op grond van artikel 51, § 2, maakt het comité met inachtneming van de bepalingen betreffende de wettelijke schuldvergelijking, de rekening van ieder belanghebbende en stelt het batig of nadelig saldo vast dat eruit voortvloeit.

Die rekening omvat, voor de eigenaars en vruchtgebruikers, de bedragen van de opleg, van de vergoedingen voor meer- of voor minderwaarden, van de kosten, evenals het batig of nadelig saldo van opleggen, vergoedingen en kosten bedoeld in artikel 47, 2°, en voor de gebruikers, de bedragen van de vergoeding voor gebruiksverlies, bedoeld in artikel 47, 3°.

Het comité, onverminderd de bepalingen van artikel 59 en van het vierde lid van onderhavig artikel, stort bij de Deposito- en Consignatiekas de sommen nodig voor de uitkering van de saldo's die aan de eigenaars en vruchtgebruikers verschuldigd zijn, en betaalt rechtstreeks aan de pachters het bedrag van het hun verschuldigde saldo; het vordert van de eigenaars, vruchtgebruikers en pachters, het bedrag van het door hen verschuldigde saldo, behoudens de termijnen en voorwaarden van betaling die eventueel door de [Vlaamse Landmaatschappij (verv. Decr. 21 december 1988, art. 18, I: 1 januari 1989)] overeenkomstig artikel 52, § 1, 4°, zijn verleend.

De Koning stelt het bedrag vast van de sommen die de comités zonder de tussenkomst van de Deposito- en Consignatiekas, rechtstreeks aan de eigenaars en vruchtgebruikers mogen uitkeren.

De Deposito- en Consignatiekas mag de gelden aan de belanghebbende eigenaars of vruchtgebruikers niet ter hand stellen dan tegen overlegging van één door de hypotheekbewaarder afgegeven getuigschrift, dat overeenkomstig artikel 127 van de hypotheekwet van 16 december 1851 verklaart dat er voor de aan die eigenaars of vruchtgebruikers toebedeelde goederen geen inschrijving of overschrijving bestaat.

Artikel 57. (... - ...)

Op de voordracht van de Minister kondigt de Koning de ontbinding van het comité af wanneer dit zijn werkzaamheden heeft beëindigd.

De [Vlaamse Landmaatschappij (verv. Decr. 21 december 1988, art. 18, I: 1 januari 1989)] staat in voor de vereffening van de rekening en treedt in de rechten en verplichtingen van het comité. Het eindsaldo van de rekeningen komt ten goede of ten laste van de Staat.

Afdeling 3 Kosten van uitvoering (... - ...)

Artikel 58. (25/04/2013- ...)

De kosten van uitvoering van de ruilverkaveling, de administratieve kosten van het comité, de uitgaven en kosten bedoeld bij de artikelen 1017 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, die het comité moet dragen, de kosten van de ruilverkavelingsakte, de kosten van de hypothecaire formaliteiten en van het getuigschrift tot vaststelling dat de ophaling van de op de Deposito- en Consignatiekas gestorte gelden vrij van hypothecaire lasten geschiedt, evenals de kosten van afpaling, vallen ten laste van de Staat.

Bovendien bepaalt de Minister van Landbouw, in gemeenschappelijk overleg met de Minister, de bijdrage van de Staat in de uitgaven voor de in artikel 29, tweede lid, en artikel 2, derde lid, bedoelde werken.

De reglementering ter zake van de tewerkstelling van werklozen is toepasselijk op de werken die voor de uitvoering van de ruilverkaveling zijn vereist.

Artikel 59. (... - ...)

Elke door het comité, de eigenaars de vruchtgebruikers of door de pachters verschuldigde som wordt niet betaald wanneer het bedrag ervan kleiner is dan een door de Koning vastgesteld bedrag. Het verschil in meer of in min, dat hieruit voortvloeit, komt ten goede of ten laste van het Comité.

Afdeling 4 Overgang van zakelijke rechten en van de pachtovereenkomsten (... - ...)

Artikel 60. (... - ...)

Tengevolge van de ruilverkaveling treedt het geheel van de nieuwe kavels, die aan een eigenaar worden toegewezen, in de plaats van het geheel van de vroegere kavels van die eigenaar.

Het vruchtgebruik, dat slaat op het geheel van de vroegere kavels van een eigenaar, gaat over op het geheel van de nieuwe kavels van die eigenaar.

De voorrechten en hypotheken, de bevelen en beslagen, en de onroerende vorderingen betreffende het geheel van de vroegere kavels van een eigenaar of van een vruchtgebruiker gaan over op het geheel van de nieuwe kavels en op het aan die eigenaar of vruchtgebruiker verschuldigd saldo.

Artikel 61. (... - ...)

Wanneer een vruchtgebruik één of sommige van de vroegere kavels van een eigenaar bezwaart, bepaalt het comité de nieuwe kavels van die eigenaar waarop dit recht overgaat.

Wanneer voorrechten en hypotheken, bevelen en beslagen, en onroerende vorderingen een vroegere kavel van een eigenaar of van een vruchtgebruiker bezwaren, bepaalt het comité ten aanzien van die eigenaar of vruchtgebruiker de nieuwe kavel of het gedeelte van de nieuwe kavel, en het gedeelte van het batig saldo, waarop die rechten overgaan.

Artikel 62. (... - ...)

De bepalingen van de artikelen 60 en 61 betreffende het vruchtgebruik zijn van toepassing op het gebruiks-, opstal- en erfpachtrecht.

De rechten die een pachter op zijn kavels in hun toestand voor de gebruiksruil bezit, worden op zijn nieuwe kavels overgedragen, rekening houdend met de bepalingen van artikel 44.

Artikel 63. (29/06/2019- ...)

Wanneer personen op vroegere kavels rechten bezitten waarmede in de ruilverkavelingsakte geen rekening is gehouden tengevolge ofwel van vergissingen, onnauwkeurigheden of weglatingen in de akte, ofwel van overdrachten of vestigingen van rechten voor de datum van de overschrijving van die akte of nog van vernietigingen, verbrekingen of herroepingen van rechten, bepaalt de rechter, op verzoek van de belanghebbenden, op welke nieuwe kavels of gedeelten hiervan deze rechten overgaan. In dat geval kan de rechter, ambtshalve of op verzoek, na de belanghebbenden te hebben opgeroepen, de nadelige of batige saldo's herzien evenals de rechten en verplichtingen met de voorwaarden en termijnen van betaling, die eruit voortvloeien.

Behalve wanneer de partijen vrijwillig verschijnen, kan de vordering worden ingeleid bij verzoekschrift, ingediend ter griffie of bij aangetekende brief gericht aan de rechter, in zoveel exemplaren als er ter zake op te roepen partijen zijn. De rechter bepaalt een terechtzitting waartoe de griffier de partijen binnen de gewone termijn van dagvaarding bij gerechtsbrief oproept; een afschrift van het verzoekschrift wordt bij de oproepingsbrief gevoegd. Gedurende het geding kan de rechter, ambtshalve of op mondeling of schriftelijk verzoek van een der partijen, alle belanghebbende personen bij gerechtsbrief oproepen. Voor het overige zijn de regels betreffende het geding van toepassing.

De rechterlijke beslissingen worden, zo hiervoor verplichting bestaat, op verzoek van de meest gerede partij, op de hypotheekbewaring overgeschreven of ingeschreven.

Ingeval er een overeenkomst wordt bereikt, omtrent de onderwerpen van betwisting bedoeld in het eerste lid, kan een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex, op aanvraag van de belanghebbende partijen, akte van die overeenkomsten verlijden.

Artikel 64. (29/06/2019- ...)

De ruilverkavelingsakte wordt van kracht en kan aan derden worden tegengeworpen vanaf de dag van de overschrijving ervan op het kantoor voor bewaring van hypotheken in het ambtsgebied waarvan de goederen zijn gelegen. De hypotheekbewaarder gaat ambtshalve over tot de kanttekening van de voorrechten en hypotheken, van de bevelen, beslagen en onroerende vorderingen evenals van de erfpacht-, opstal- en gebruiksrechten die overgaan, volgens de door een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex verstrekte aanwijzingen.

Wanneer de nieuwe kavels zijn gelegen in een ander hypothecair ambtsgebied dan dat van de vroegere kavels, laat een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex de ruilverkavelingsakte dezelfde dag overschrijven in de verschillende kantoren. In dat geval worden de overschrijvingen en inschrijvingen waardoor een overgedragen recht of vordering slaande op de vroegere kavels bekend zijn gemaakt, bij volledige overschrijving, met de vermeldingen waarmede zij zijn gekanttekend, in de registers van het hypotheekkantoor van het ambtsgebied waar de nieuwe kavels zijn gelegen, bekendgemaakt. Daartoe legt een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex een afschrift over van de overschrijving of van de inschrijving en hun kanttekeningen dat door de bewaarder van het ambtsgebied waarin de vroegere kavels zijn gelegen, wordt afgeleverd.

HOOFDSTUK II Bijzondere bepalingen betreffende de opneming in een op grond van de wet van 22 juli 1970 in uitvoering zijnde onderzoek naar het nut van een ruilverkaveling en betreffende de opneming in een in uitvoering zijnde ruilverkaveling (... - ...)

Afdeling 1 Opneming in een in uitvoering zijnde onderzoek naar het nut van een ruilverkaveling (... - ...)

Artikel 65. (... - ...)

De Minister maakt het in artikel 5 van de wet van 22 juli 1970 bedoeld kavelplan op van het geheel van de gronden waarvan de Koning overeenkomstig artikel 28, 2°, van deze wet, beslist heeft dat zij het voorwerp zullen uitmaken van een onderzoek naar het nut van de ruilverkaveling; het onderzoek geschiedt volgens de regelen bepaald in de artikelen 6 tot 10 van de wet van 22 juli 1970.

Artikel 66. (... - ...)

Indien de Minister beslist dat de ruilverkaveling van het geheel of van een gedeelte van de in vorig artikel bedoelde gronden, evenals van het geheel van de goederen die het voorwerp uitmaken van een ander onderzoek overeenkomstig het hoofdstuk II van de wet van 22 juli 1970, nuttig is, stelt hij een kavelplan vast omvattende het geheel of een gedeelte van de goederen die het voorwerp van een onderzoek hebben uitgemaakt.

Indien de Minister beslist dat de ruilverkaveling van het geheel of van een gedeelte van de gronden die het voorwerp van een gebruiksruil hebben uitgemaakt, niet nuttig is, wordt overgegaan tot de vereenvoudigde ruilverkaveling van de gronden die niet zijn opgenomen in het kavelplan bedoeld in het eerste lid, volgens de regels bepaald in titel II, hoofdstuk I, van deze wet.

Afdeling 2 Opneming in een in uitvoering zijnde ruilverkaveling (... - ...)

Artikel 67. (... - ...)

De Minister legt een nieuw kavelplan vast als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de wet van 22 juli 1970 :
1. van de gronden die de Koning overeenkomstig artikel 28, 2°, van deze wet beslist heeft op te nemen in een in uitvoering zijnde ruilverkaveling, en
2. van de gronden die reeds in die ruilverkaveling begrepen zijn.

Samen vormen die gronden het nieuwe blok.

Het nieuwe kavelplan vervangt het kavelplan dat oorspronkelijk vastgelegd werd op grond van artikel 11 van de wet van 22 juli 1970.

Artikel 68. (... - ...)

Zoals het nieuwe kavelplan bedoeld in artikel 67, vastgelegd is, strekt de bevoegdheid van het ruilverkavelingscomité en van de commissie van advies die met het oog op de in uitvoering zijnde ruilverkaveling opgericht werden, zich uit tot het nieuwe blok.

Dat ruilverkavelingscomité treedt in de rechten en verplichtingen van het ruilcomité en staat in voor de vereffening van de rekeningen.

Artikel 69. (... - ...)

Indien voor de in uitvoering zijnde ruilverkaveling het openbaar onderzoek bedoeld in artikel 21 van de wet van 22 juli 1970 nog niet beëindigd is op het ogenblik dat het nieuwe kavelplan met toepassing van artikel 67 van deze wet vastgelegd is, maakt het comité voor het geheel van de gronden het plan en de lijsten op van artikel 19 van de wet van 22 juli 1970 volgens de regelen bepaald in artikel 20 van die wet.

De ruilverkaveling van het geheel van de gronden wordt dan voorgezet overeenkomstig de artikelen 21 en volgende van de wet van 22 juli 1970.

Artikel 70. (... - ...)

Indien voor de in uitvoering zijnde ruilverkaveling het openbaar onderzoek bedoeld in artikel 21 van de wet van 22 juli 1970 reeds beëindigd is op het ogenblik dat het nieuwe kavelplan met toepassing van artikel 67 van deze wet vastgelegd is, maakt het comité met betrekking tot de gronden die in de in uitvoering zijnde ruilverkaveling opgenomen werden, het plan en de lijsten op van artikel 19 van de wet van 22 juli 1970 volgens de regelen bepaald in artikel 20 van die wet.

Dat plan en die lijsten worden onderworpen aan een openbaar onderzoek overeenkomstig artikel 21 van de wet van 22 juli 1970. Bij dat onderzoek worden enkel betrokken de eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers wier gronden opgenomen werden in de in uitvoering zijnde ruilverkaveling. Niettemin kan ieder belanghebbende van bij de aanvang van het onderzoek kennis nemen van de neergelegde stukken. Voorts zijn de artikelen 22 tot 25 van de wet van 22 juli 1970 toepasselijk.

Nadat zij door het comité definitief vastgesteld zijn, worden dat plan en die lijsten tot een geheel samengevoegd met het gelijkaardig plan en de gelijkaardige lijsten opgemaakt voor de gronden begrepen in de in uitvoering zijnde ruilverkaveling, en wordt de verruimde ruilverkaveling voortgezet overeenkomstig de artikelen 26 en volgende van de wet van 22 juli 1970.

Artikel 71. (... - ...)

Artikel 14 van de wet van 22 juli 1970 is toepasselijk met betrekking tot de handelingen die het ruilverkavelingscomité moet verrichten ter uitvoering van de artikelen 69 en 70 van deze wet.

TITEL III Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 72. (... - ...)

In het koninklijk besluit nr. 64 van 30 november 1939 houdende het Wetboek der registratie-, hypotheek en griffierechten, bekrachtigd bij de wet van 16 juni 1947, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° Artikel 61/2, tweede lid, in het Wetboek ingevoegd bij de wet van 26 juli 1952 en gewijzigd bij de wet van 25 juni 1956, wordt aangevuld met de volgende zin :
"In geval van gebruiksruil bij toepassing van titel I van de wet houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken, treedt, voor de toepassing van de artikelen 60 en 61/1, het bij de akte van ruiling voor gebruik toebedeeld goed in de plaats van het verkregen goed."
2° Artikel 161, 9°, in het Wetboek ingevoegd bij de wet van 25 juni 1956, wordt aangevuld met de woorden "en der wet houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken."

Artikel 73. (... - ...)

In het besluit van de Regent van 26 juni 1947 houdende het Wetboek der zegelrechten bekrachtigd bij de wet van 14 juli 1951, wordt artikel 59/1, 5°bis, in het Wetboek ingevoegd bij de wet van 25 juni 1956, aangevuld met de woorden "en der wet houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken."

Artikel 74. (... - ...)

De kennisgevingen bedoeld in de artikelen 13, derde lid, 16, derde lid, 32, 34, eerste lid, 44, derde lid, 48, derde en negende lid, en 49, eerste en vijfde lid, worden, ondanks bewijs van het tegendeel, geacht te zijn geschied vijf dagen na de afgifte ter post van de aangetekende brief.

Artikel 75. (... - ...)

De Koning stelt de voorwaarden voor toekenning van de presentiegelden aan de leden van het comité vast, evenals de voorwaarden voor terugbetaling van hun reis- en verblijfkosten.

Artikel 76. (25/04/2013- ...)

Ten einde bij te dragen tot de verbetering van de agrarische structuur en van de landinrichting, vermeld in artikel 2, derde lid, kan de Vlaamse Landmaatschappij het eigendoms- of gebruiksrecht verwerven van landeigendommen gelegen in de gemeenten waarin gronden het voorwerp uitmaken van een vereenvoudigde ruilverkaveling of van een gebruiksruil.

Een recht van voorkoop wordt aan de Vlaamse Grondenbank toegekend in geval van verkoop van landeigendommen bedoeld in het eerste lid. Verder zijn te dien einde de bepalingen van artikel 56, § 2, en van artikel 57 van de wet van 22 juli 1970 van toepassing.

Verder zijn te dien einde de bepalingen van artikel 56, § 2, 2, 3, 4, 5 en 6 en van artikel 57 van de wet van 22 juli 1970 van toepassing.

Artikel 77. (... - ...)

Artikel 23 van de wet van 17 april 1835 op de onteigening ten algemenen nutte wordt aangevuld met een vierde, vijfde, zesde, zevende en achtste lid waarvan de tekst als volgt luidt :

"In afwijking van het eerste lid, is het bestuur verplicht voorafgaandelijk de Nationale Landmaatschappij de mogelijkheid te geven zich in de plaats te stellen van de vroegere eigenaars, wanneer de gronden verworven ten algemenen nutte die deze bestemming niet krijgen, gelegen zijn :
"1° hetzij in de gemeenten bedoeld in artikel 76 van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken;
"2° hetzij in de gemeenten bedoeld in een ministerieel besluit genomen in uitvoering van artikel 56, § 1, van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet.

"De prijs van de gronden wordt vastgesteld na overeenkomst tussen het bestuur en de Nationale Landmaatschappij. Hij mag in geen geval het bedrag van de vergoeding die de vroegere eigenaar heeft ontvangen overschrijden.

"Te dien einde moet het bestuur kennis geven van de prijs en van de voorwaarden waartegen het bereid is het goed te verkopen. Deze kennisgeving geldt als aanbod van verkoop. Zij moet, op straffe van niet-bestaan, bij ter post aangetekende brief geschieden.

"Aanvaardt de Nationale Landmaatschappij het aanbod, dan moet zij daarvan aan het bestuur kennis geven binnen drie maand na de kennisgeving bedoeld in het vorig lid, in welk geval de verkoop tussen partijen voltrokken is, zodra de aanvaarding van de Nationale Landmaatschappij ter kennis is gekomen van het bestuur.

"Indien binnen die termijn het aanbod niet aanvaard is of er geen overeenkomst over de prijs is bereikt, zijn de leden één, twee en drie van dit artikel van toepassing."


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 28/04/2024