Besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 22 december 2000 betreffende de amateurkunsten

Datum 07/09/2007

Inhoudstafel

  1. TITEL I. Definities
  2. TITEL II. Erkenningen
  3. [TITEL III. Beleidsplan en evaluatie (verv. BVR 21 maart 2014, art. 3, I: 6 september 2014)]
  4. TITEL IV. De subsidiëring van projecten
    1. HOOFDSTUK I. Nieuwe disciplines of deeldisciplines
    2. [HOOFDSTUK II. Internationale culturele projecten in de amateurkunstensector (verv. BVR 21 december 2018, art. 1, I: 1 februari 2019)]
      1. [Afdeling 1. Algemene bepaling (verv. BVR 21 december 2018, art. 1, I: 1 februari 2019)]
      2. [Afdeling 2. Internationale culturele projecten in Vlaanderen georganiseerd (verv. BVR 21 december 2018, art. 1, I: 1 februari 2019)]
      3. [Afdeling 3. Internationale reistoelagen (ing. BVR 21 december 2018, art. 1, I: 1 februari 2019)]
      4. [Afdeling 4. Cofinanciering voor internationale projecten (ing. BVR 21 december 2018, art. 1, I: 1 februari 2019)]
      5. [Afdeling 5. Overgangsbepaling (ing. BVR 21 december 2018, art. 1, I: 1 februari 2019)]
  5. TITEL V. Slotbepalingen

Inhoud

(... - ...)

De Vlaamse Regering,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op het decreet van 22 december 2000 betreffende de amateurkunsten, gewijzigd bij de decreten van 6 juli 2001, 21 december 2001, 20 december 2002 en 17 november 2006;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2001 houdende uitvoering van het decreet van 22 december 2000 betreffende de amateurkunsten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 12 juli 2007;

Gelet op advies 43.417/1/V van de Raad van State, gegeven op 9 augustus 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op het advies van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding, gegeven op 22 november 2006;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel;

Na beraadslaging,

Besluit :

TITEL I. Definities (... - ...)

Artikel 1. (24/08/2019- ...)

In dit besluit wordt verstaan onder :
1° het decreet : het decreet van 22 december 2000 betreffende de amateurkunsten;
2° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de Culturele Aangelegenheden;
3° de administratie : het departement van de Vlaamse overheid dat bevoegd is voor de amateurkunsten;
4° de organisatie : de organisatie voor amateurkunsten, vermeld in artikel 4 van het decreet;
5° ...;
6° ...;
7° de beleidsperiode : de vijfjaarlijkse periode, vermeld in artikel 9, § 1, van het decreet.

TITEL II. Erkenningen (... - ...)

Artikel 2. (06/09/2014- ...)

...

[TITEL III. Beleidsplan en evaluatie (verv. BVR 21 maart 2014, art. 3, I: 6 september 2014)] (... - ...)

Artikel 3. (06/09/2014- ...)

...

Artikel 4. (24/08/2019- ...)

§ 1. Het beleidsplan, vermeld in artikel 9, § 2, van het decreet, omschrijft de missie, de algemene doelstellingen en de uitgangspunten van de organisatie. Het beleidsplan wordt gesitueerd in een maatschappelijk kader en geeft een verdere uitwerking van de door de minister aanvaarde punten uit het financiële behoefteplan.

§ 2. In het beleidsplan worden de volgende aspecten beschreven :
1° de financiële middelen die worden ingezet voor de werking, het personeel en de infrastructuur van de organisatie;
2° het doelpubliek, zowel de in groep georganiseerde als individuele kunstbeoefenaars, met specifieke aandacht voor de evolutie en veranderingen ten opzichte van de vorige beleidsperiode;
2° /1 de manier waarop de organisatie haar doelpubliek bevraagt en inspeelt op haar behoeften;
3° de communicatie met de kunstbeoefenaars en de geïnteresseerde burgers;
4° de vorming en de begeleiding van de kunstbeoefenaars en de geïnteresseerde burgers;
5° de wijze waarop de organisatie aan kwaliteitszorg doet en specifieke aandacht heeft voor de tevredenheid van de kunstbeoefenaars en de geïnteresseerde burgers over de werking van de organisatie;
6° de aandacht die besteed wordt aan de verschillende uitingsvormen van de discipline;
7° de opties inzake publieksgerichte activiteiten en evenementen;
8° de samenwerkingsprojecten, de samenwerking met de aanverwante sectoren;
9° de participatie en het publieksbereik;
10° de culturele diversiteit en in het bijzonder de interculturaliteit. De organisaties moeten in hun beleidsplan een open beleid aantonen voor mensen en groepen met een etnisch-cultureel diverse achtergrond. Dit weerspiegelt zich in het aanbod, in het vrijwilligersbeleid, in de samenwerkingsverbanden, in het bereik, in de vertegenwoordiging in de bestuursorganen en in de personeelssamenstelling;
11° de initiatieven in het kader van product- of procesgerichte vernieuwing en verbreding;
12° de intenties in het kader van de semiprofessionele kunstbeoefening;
13° de wijze waarop de organisatie zich in internationale netwerken engageert en profileert;
14° de wijze waarop het beleidsplan rekening houdt met de accenten die de Vlaamse Regering legt in het kader van haar beleidsintenties voor de amateurkunsten, die bekend zijn bij de opmaak van het beleidsplan;
15° de manier waarop de organisatie een informatieverwerking voor de doelgroep opbouwt, al dan niet met inbegrip van een documentatiecentrum of bibliotheek.

Artikel 5. (06/09/2014- ...)

...

Artikel 6. (06/09/2014- ...)

De administratie bezorgt het verslag met de bevindingen van het evaluatiebezoek aan de organisatie. Bij negatieve vaststellingen moet de organisatie uiterlijk binnen een jaar na de ontvangst van het verslag van de administratie een rapport indienen bij de administratie waarin wordt aangetoond dat de uitvoering van haar beleid conform het goedgekeurde beleidsplan is en dat het beantwoordt aan de vaststellingen van de administratie.

Als de administratie het rapport, vermeld in het tweede lid, negatief evalueert, legt zij het dossier voor aan de minister. Na onderzoek beslist de minister om de subsidies van de lopende beleidsperiode vanaf 1 januari van het volgende jaar al dan niet stop te zetten.

TITEL IV. De subsidiëring van projecten (... - ...)

HOOFDSTUK I. Nieuwe disciplines of deeldisciplines (... - ...)

Artikel 7. (05/10/2007- ...)

De subsidies voor projecten die betrekking hebben op een kunstdiscipline of deeldisciplines ervan die niet gesubsidieerd worden op basis van het decreet, als vermeld in artikel 15, § 2, 1°, van het decreet, kunnen enkel worden toegekend aan verenigingen of instellingen die voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° ze beschikken over rechtspersoonlijkheid;
2° ze zijn gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voorzover het gaat om verenigingen of instellingen die wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap.

Artikel 8. (05/10/2007- ...)

Een project is duidelijk afgelijnd in de tijd en de uitvoering ervan kan gespreid worden over meerdere jaren als de beleidsperiode in kwestie niet overschreden wordt.

De projectaanvraag zelf bevat alle financiële, organisatorische en artistieke aspecten die een inhoudelijke beoordeling van het project in het raam van de decreetbepalingen mogelijk maken. Er moet worden aangetoond dat met de projectmiddelen een werking uitgebouwd zal worden die tegen het begin van de volgende beleidsperiode in aanmerking kan komen voor de procedure tot erkenning als volwaardige amateurkunstenorganisatie.

Artikel 9. (05/10/2007- ...)

Een projectaanvraag kan elk jaar voor 1 oktober ingediend worden bij de administratie.

Voor de beoordeling van de ingediende projectaanvragen stelt de minister een adviescommissie in.

De minister deelt zijn beslissing mee voor 15 december van het kalenderjaar in kwestie. De financiële ondersteuning gaat in op 1 januari van het daaropvolgende kalenderjaar.

Artikel 10. (05/10/2007- ...)

Een projectaanvraag bevat per kalenderjaar een begroting en een activiteitenschema die telkens worden ingediend voor 1 oktober. Per kalenderjaar worden voor 1 april een afrekening en een activiteitenverslag ingediend.

[HOOFDSTUK II. Internationale culturele projecten in de amateurkunstensector (verv. BVR 21 december 2018, art. 1, I: 1 februari 2019)] (... - ...)

[Afdeling 1. Algemene bepaling (verv. BVR 21 december 2018, art. 1, I: 1 februari 2019)] (... - ...)

Artikel 11. (01/02/2019- ...)

Amateurkunstenorganisaties of -groepen kunnen een aanvraag van een subsidie voor een internationaal cultureel project indienen. Voor de internationale reistoelagen, vermeld in artikel 16, kunnen ook individuele amateurkunstenaars een aanvraag indienen.

De administratie onderzoekt of de aanvrager voldoet aan elk van de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden:
1° het projectdossier is op tijd ingediend;
2° de aanvrager beschikt over rechtspersoonlijkheid met een niet-commercieel karakter, met uitzondering van de aanvragen van internationale reistoelagen als vermeld in artikel 16, die ook individuele amateurkunstenaars als natuurlijk persoon kunnen aanvragen;
3° de aanvrager is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
4° de aanvrager gaat ermee akkoord om op verzoek in de gevraagde vorm alle nuttige en noodzakelijke gegevens over de werking te verstrekken;
5° het projectdossier is in het Nederlands opgesteld.

[Afdeling 2. Internationale culturele projecten in Vlaanderen georganiseerd (verv. BVR 21 december 2018, art. 1, I: 1 februari 2019)] (... - ...)

Artikel 12. (01/02/2019- ...)

Het internationale culturele project vindt plaats in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

Artikel 13. (01/02/2019- ...)

De subsidieaanvraag voor projecten wordt uiterlijk ingediend bij de administratie op 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het internationale project plaatsvindt.

Artikel 14. (01/02/2019- ...)

Het projectdossier omvat:
1° een beschrijving van het project, inclusief een plan van aanpak. Daarbij wordt duidelijk aangetoond dat het gaat om een internationaal cultureel project binnen het amateurkunstenveld;
2° een projectbegroting in evenwicht, waarin duidelijk wordt aangetoond wat de verwachte inkomsten en uitgaven zijn, met aandacht voor de eigen inbreng van de aanvrager en de andere partners. Er wordt duidelijk vermeld welk subsidiebedrag er wordt gevraagd. Uit de begroting blijkt dat de aangevraagde subsidie noodzakelijk is om het project te kunnen realiseren.

Artikel 15. (01/02/2019- ...)

De bevoegde adviescommissie die is aangesteld door de minister, geeft advies over de subsidieaanvragen. Bij de advisering over de ingediende projecten houdt de adviescommissie rekening met de volgende kwaliteitscriteria:
1° de profilering en positionering van het project binnen het amateurkunstenveld;
2° de artistieke of educatieve kwaliteit van het project;
3° de internationale dimensie of uitstraling van het project;
4° het bereik van een breed en divers publiek;
5° de samenwerking met partnerorganisaties en stakeholders;
6° het zakelijk beheer, waarbij getoetst wordt of de inhoudelijke planning spoort met de zakelijke planning en of de begroting en timing haalbaar en realistisch zijn.

Op basis van het advies van de adviescommissie formuleert de administratie een ontwerp van beslissing en legt dat ontwerp voor aan de minister. De minister deelt voor 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het internationale project plaatsvindt zijn beslissing mee.

[Afdeling 3. Internationale reistoelagen (ing. BVR 21 december 2018, art. 1, I: 1 februari 2019)] (... - ...)

Artikel 16. (01/02/2019- ...)

§ 1.Vlaamse amateurkunstengroepen en amateurkunstenaars kunnen een internationale reistoelage aanvragen om deel te nemen aan een internationaal project met internationale uitstraling.

§ 2. De subsidiabele reiskosten zijn beperkt tot de internationale vervoerskosten naar het buitenland en terug. Vervoerkosten in het land zelf worden niet aanvaard.

Artikel 16/1. (01/02/2019- ...)

De aanvraag van een internationale reistoelage wordt voor de volgende projecten uiterlijk op de volgende data ingediend bij de administratie:
1° voor projecten die plaatsvinden in de periode januari tot en met april: vóór 15 oktober van het voorgaande jaar;
2° voor projecten die plaatsvinden in de periode mei tot en met augustus: vóór 15 februari van het lopende jaar;
3° voor projecten die plaatsvinden in de periode september tot en met december: vóór 15 juni van het lopende jaar.

Artikel 16/2. (01/02/2019- ...)

De aanvraag van een internationale reistoelage omvat:
1° een beschrijving van het buitenlandse project. Daarbij wordt duidelijk aangetoond dat het gaat om een project binnen het amateurkunstenveld;
2° een deelnemerslijst;
3° een projectbegroting in evenwicht, waarbij duidelijk wordt aangetoond welk subsidiebedrag gevraagd wordt;
4° offertes van de vervoerskosten.

Artikel 16/3. (01/02/2019- ...)

De subsidieaanvraag wordt getoetst aan de volgende kwaliteitscriteria:
1° het belang van deelname aan het project voor de aanvrager of de bijdrage die de deelname biedt aan de internationale uitstraling van de Vlaamse amateurkunsten;
2° de internationale uitstraling van het buitenlandse project;
3° de mogelijkheden tot ontmoeting en uitwisseling met andere deelnemers, experten en professionele kunstenaars;
4° de keuze van het vervoermiddel, met aandacht voor de ecologische voetafdruk;
5° de haalbaarheid en concrete uitwerking van de subsidieaanvraag op het vlak van financiering, timing en praktische organisatie van de deelname.

Op voorstel van de administratie beslist de minister over de subsidiëring van de aanvraag. Voor projecten die ingediend zijn vóór 15 oktober, deelt de minister zijn beslissing mee voor 30 november van datzelfde jaar. Voor projecten die ingediend zijn vóór 15 februari, deelt de minister zijn beslissing mee voor 31 maart van datzelfde jaar. Voor projecten die ingediend zijn vóór 15 juni, deelt de minister zijn beslissing mee voor 31 juli van datzelfde jaar.

[Afdeling 4. Cofinanciering voor internationale projecten (ing. BVR 21 december 2018, art. 1, I: 1 februari 2019)] (... - ...)

Artikel 16/4. (01/02/2019- ...)

Er kan een projectsubsidie toegekend worden voor cofinanciering die een internationale instantie of organisatie vereist heeft om een internationaal project uit te voeren. De projectsubsidiëring kan toegekend worden voor een periode die gelijk is aan de looptijd van het project.

Artikel 16/5. (01/02/2019- ...)

De aanvraag van cofinanciering voor een project kan worden ingediend bij de administratie uiterlijk vier maanden voor het project start.

Artikel 16/6. (01/02/2019- ...)

Het projectdossier omvat:
1° een beschrijving van het project, inclusief een plan van aanpak. Daarbij wordt duidelijk aangetoond dat het gaat om een project binnen het amateurkunstenveld;
2° een beschrijving van de meerwaarde van het project voor de deelnemende amateurkunstenaars of doelgroepen;
3° een projectbegroting, waarin duidelijk wordt aangetoond wat de verwachte inkomsten en uitgaven zijn, met aandacht voor de eigen inbreng van de aanvrager en de andere partners. Er wordt duidelijk vermeld welk subsidiebedrag er wordt gevraagd. Uit de begroting blijkt dat de aangevraagde subsidie noodzakelijk is om het project te kunnen realiseren.

Artikel 16/7. (01/02/2019- ...)

De bevoegde adviescommissie die is aangesteld door de minister, geeft advies over de subsidieaanvragen. Bij de advisering over de ingediende projecten houdt de adviescommissie rekening met de volgende kwaliteitscriteria:
1° de meerwaarde van het project voor amateurkunstenaars in Vlaanderen;
2° de meerwaarde van het internationale samenwerkingsverband voor het project;
3° de rol van de internationale partners in het project en de rol van de aanvrager gevestigd in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
4° de mate waarin de aanvrager zelf bijdraagt tot de vereiste cofinanciering of de mate waarin andere partners daartoe bijdragen;
5° de financiering die de internationale instantie of organisatie ter beschikking stelt;
6° de beoordeling door de internationale instantie of organisatie, als dat van toepassing is;
7° de haalbaarheid en concrete uitwerking van de subsidieaanvraag op het vlak van financiering, timing en praktische organisatie. De noodzaak van een projectsubsidie wordt aangetoond in de begroting, rekening houdend met de eigen ontvangsten uit het project.

Op basis van het advies van de adviescommissie formuleert de administratie een ontwerp van beslissing en legt dat ontwerp voor aan de minister.

De minister neemt een beslissing met het oog op en onder voorbehoud van de definitieve goedkeuring van het project door de internationale instantie of organisatie die de cofinanciering vereist. Als de internationale instantie of organisatie die de cofinanciering vereist, de subsidiëring van het project tussentijds stopzet of vermindert, wordt de projectsubsidie ook tussentijds stopgezet of evenredig verminderd.

Artikel 16/8. (01/02/2019- ...)

Een projectsubsidie voor cofinanciering van een internationaal project bedraagt maximaal de helft van de gevraagde cofinanciering door de internationale instantie of organisatie, met een maximum van 10.000 euro per jaar.

Een projectsubsidie voor een internationaal project dat cofinanciering vereist, wordt beschikbaar gesteld in afstemming met de internationale instantie of organisatie die de cofinanciering vereist. Een volgend voorschot of het saldo kan beschikbaar gesteld worden op basis van een evaluatie door die internationale instantie of organisatie.

[Afdeling 5. Overgangsbepaling (ing. BVR 21 december 2018, art. 1, I: 1 februari 2019)] (... - ...)

Artikel 16/9. (01/02/2019- ...)

Voor de internationale reistoelagen, vermeld in artikel 16, die worden toegekend in 2019, kunnen ook feitelijke verenigingen een aanvraag indienen.

TITEL V. Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 17. (05/10/2007- ...)

Het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2001 houdende uitvoering van het decreet van 22 december 2000 betreffende de amateurkunsten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004, wordt opgeheven.

Artikel 18. (05/10/2007- ...)

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking.

Artikel 19. (05/10/2007- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor de Culturele Aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 29/03/2024