Versie geldig op 01/09/2020
Artikel 1. (27/08/2012- 13/08/2021)
Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. Het zet onder meer de bepalingen om van de Richtlijnen :
1° Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische communicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie en verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming;
2° Richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/19/EG inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten, en Richtlijn 2002/20/EG betreffende de machtiging voor elektronische communicatienetwerken en -diensten;
3° Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten).
Artikel 2. (01/01/2019- 08/05/2021)
In dit decreet wordt verstaan onder :
1° actualiteitenprogramma : een programma waarin een of meer actuele gebeurtenissen worden behandeld en/of becommentarieerd
1°/1 applicatieprogramma-interface, afgekort API : software-interface tussen externe toepassingen, die beschikbaar gesteld wordt door omroeporganisaties, dienstenverdelers of netwerkoperatoren, en de hulpmiddelen voor digitale televisie- en radio-omroep in de geavanceerde digitale eindapparatuur;
2° breedbeeldtelevisieprogramma : programma dat geheel of gedeeltelijk is geproduceerd en gemonteerd om te worden weergegeven in een schermvullend breedbeeldformaat. Het 16 :9-formaat geldt als referentiekader voor breedbeeldtelevisieprogramma's;
3° boodschappen van algemeen nut :
a) elke boodschap over hun beleid, die uitgaat van overheden of openbare instellingen, verenigingen of overheidsbedrijven die een meerderheid van overheidsvertegenwoordigers in de raad van bestuur hebben en een taak van openbare dienst vervullen die niet door de particuliere sector wordt uitgeoefend, en die bevoegd zijn voor en zich geheel of gedeeltelijk richten tot de Vlaamse Gemeenschap of de Nederlandstalige bevolking van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, ongeacht de vorm en ongeacht de betaling of de betalingswijze;
b) elke boodschap over hun opdracht van algemeen belang, die uitgaat van sociale en humanitaire verenigingen of van verenigingen die behoren tot het domein van het algemeen welzijn, ongeacht de vorm en ongeacht de betaling of de betalingswijze;
c) elke boodschap die uitgaat van door openbare besturen erkende of gesubsidieerde culturele verenigingen, en die ertoe strekt hun culturele activiteiten aan het publiek kenbaar te maken, ongeacht de vorm en ongeacht de betaling of de betalingswijze;
4° collectieve antenne ten behoeve van een gesloten gebruikersgroep : een installatie voor het opvangen van signalen van radio-omroep en televisie, waaraan verscheidene eindontvangsttoestellen zijn verbonden en voor het gebruik waarvan - buiten het aandeel van de gebruiker in de werkelijke kosten die uit de installatie, de werking en het onderhoud van de installatie voortvloeien - geen enkel abonnementsgeld wordt geëist;
5° commerciële communicatie : beelden of geluiden die dienen om rechtstreeks of onrechtstreeks de goederen, de diensten of het imago van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een economische activiteit verricht, te promoten. Dergelijke beelden of geluiden vergezellen of maken deel uit van een programma, tegen betaling of een soortgelijke vergoeding of voor zelfpromotie. Vormen van commerciële communicatie zijn onder meer reclame, sponsoring, telewinkelen en productplaatsing;
6° competitie : een reeks van wedstrijden van een groep van clubs waarbij elke club tegen alle andere clubs moet spelen of waarbij telkens twee clubs tegen elkaar moeten spelen, waarbij de verliezer wordt uitgeschakeld;
7° dienstenverdeler : elke rechtspersoon die door middel van elektronische communicatienetwerken een of meer omroepdiensten levert aan het publiek. De omroeporganisatie die alleen de eigen omroepdiensten ter beschikking van het publiek stelt, is geen dienstenverdeler;
8° elektronisch communicatienetwerk : de transmissiesystemen en in voorkomend geval de schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen, waaronder netwerkelementen die niet actief zijn, die het mogelijk maken om signalen van radio-omroep en de televisie over te brengen via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen, voor zover die voor de overdracht van signalen van radio-omroep en televisie worden gebruikt, waaronder satellietomroepnetwerken, vaste (circuit- en pakketgeschakelde, met inbegrip van internet) en mobiele netwerken, elektriciteitsnetten, etheromroepnetwerken en kabelomroepnetwerken;
9° elektronische communicatiedienst : een gewoonlijk tegen vergoeding aangeboden dienst die geheel of hoofdzakelijk bestaat in het overbrengen, waaronder schakel- en routeringsverrichtingen, van signalen van radio-omroep en televisie via elektronische communicatienetwerken;
10° etheromroepnetwerk : elektronisch communicatienetwerk waardoor signalen van radio-omroep en televisie in digitale vorm, al dan niet gecodeerd, via aardse zenders aan derden worden doorgegeven. Een etheromroepnetwerk kan radio-omroep- en televisiesignalen doorgeven in de hele Vlaamse Gemeenschap of in een deel ervan;
11° Europese producties :
a) de volgende producties :
1) producties die afkomstig zijn uit lidstaten van de Europese Gemeenschap;
2) producties die afkomstig zijn uit derde Europese staten die partij zijn bij het Europees Verdrag inzake grensoverschrijdende televisie van de Raad van Europa en die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in punt b);
3) coproducties die zijn vervaardigd in het kader van tussen de Europese Gemeenschap en derde landen gesloten overeenkomsten met betrekking tot de audiovisuele sector en die voldoen aan de voorwaarden van de betrokken overeenkomsten. Voorwaarde voor de toepassing van punten 2) en 3) is dat producties die afkomstig zijn uit lidstaten, in de betrokken derde landen niet worden getroffen door discriminerende maatregelen;
b) de producties, vermeld in punt a), 1), en a), 2), zijn producties die voornamelijk tot stand zijn gebracht met hulp van auteurs en medewerkers die in een of meer van de staten, vermeld in punt a), 1), en a), 2), woonachtig zijn en die aan een van de volgende drie voorwaarden voldoen :
1) de producties zijn tot stand gebracht door een of meer in een of meer van deze staten gevestigde producenten;
2) de vervaardiging ervan geschiedt onder het toezicht en de feitelijke controle van een of meer in een of meer van deze staten gevestigde producenten;
3) de bijdrage van de coproducenten van deze staten in de totale kosten van de coproductie is doorslaggevend en de coproductie staat niet onder controle van een of meer buiten deze staten gevestigde producenten;
c) producties die geen Europese producties zijn als vermeld in a), maar die vervaardigd worden in het kader van tussen de lidstaten en derde landen gesloten bilaterale coproductieverdragen, worden als Europese producties beschouwd mits de coproducenten uit de Europese Gemeenschap een meerderheidsaandeel hebben in de totale productiekosten en de productie niet onder controle staat van een of meer buiten de lidstaten gevestigde producenten;
12° evenement : een voor het publiek toegankelijke gebeurtenis. De gebeurtenis vormt een afgerond geheel met een natuurlijk begin en einde. Als een evenement zich uitstrekt over verschillende dagen, wordt elke dag als een afzonderlijk evenement beschouwd;
13° exclusiviteitshouder : elke omroeporganisatie die ressorteert onder de Vlaamse Gemeenschap, een andere gemeenschap of een andere lidstaat van de Europese Unie die voor evenementen exclusieve uitzendrechten heeft verworven voor de Vlaamse Gemeenschap;
14° geavanceerde digitale eindapparatuur : settop-boxen en geïntegreerde digitale televisietoestellen voor de ontvangst van digitale interactieve omroepprogramma's;
15° jongere : een persoon vanaf twaalf jaar tot onder de leeftijd van zestien jaar;
15° /1 journaal : een programma bestaande uit nieuwsberichten waarin de algemene actualiteit van de dag wordt behandeld;
16° kabelomroepnetwerk : elektronisch communicatienetwerk waardoor signalen van radio-omroep en televisie al dan niet in gecodeerde vorm via elk soort van draad aan derden worden doorgegeven;
17° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018;
18° kind : een persoon onder de leeftijd van twaalf jaar;
19° kinderprogramma : een programma dat zich voornamelijk richt tot kinderen, wat onder meer kan blijken uit de inhoud, het tijdstip van uitzenden, de vormgeving, de presentatie en de wijze van aankondiging;
20° lineaire radiodienst : een lineaire auditieve omroepdienst, dat is een door een omroeporganisatie aangeboden omroepdienst voor het gelijktijdig beluisteren van auditieve programma's op basis van een programmaschema;
21° lineaire televisiedienst : een lineaire audiovisuele omroepdienst, dat is een door een omroeporganisatie aangeboden omroepdienst voor het gelijktijdig bekijken van audiovisuele programma's op basis van een programmaschema;
22° netwerkoperator : de aanbieder van een elektronisch communicatienetwerk. Onder aanbieden wordt begrepen het bouwen, exploiteren, leiden en beschikbaar stellen van een elektronisch communicatienetwerk;
23° niet-lineaire radiodienst : een niet-lineaire auditieve omroepdienst of auditieve omroepdienst op aanvraag, dat is een door een omroeporganisatie aangeboden omroepdienst die de gebruiker de mogelijkheid biedt om auditieve programma's te beluisteren op zijn individuele verzoek en op het door hem gekozen moment op basis van een door de omroeporganisatie geselecteerde programmacatalogus;
24° niet-lineaire televisiedienst : een niet-lineaire audiovisuele omroepdienst of audiovisuele omroepdienst op aanvraag, dat is een door een omroeporganisatie aangeboden omroepdienst die de gebruiker de mogelijkheid biedt om audiovisuele programma's te bekijken op zijn individuele verzoek en op het door hem gekozen moment op basis van een door de omroeporganisatie geselecteerde programmacatalogus;
25° omroepactiviteit : elke activiteit die bestaat in het ter beschikking stellen van bewegende beelden, al dan niet met geluid, of van een reeks van klanken of geluiden bestemd voor het algemene publiek of een deel ervan via elektronische communicatienetwerken. Omroepactiviteit wordt ook wel radio-omroep en televisie genoemd;
26° omroepdienst :
a) een dienst als vermeld in artikel 56 en 57 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die valt onder de redactionele verantwoordelijkheid van de aanbieder van de dienst, met als hoofddoel de levering aan het algemene publiek van audiovisuele of auditieve programma's ter informatie, vermaak, educatie of met culturele inslag, via elektronische communicatienetwerken; en/of
b) de commerciële communicatie;
27° omroeporganisatie : de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de redactionele verantwoordelijkheid draagt voor de keuze van de inhoud van de omroepdienst en die bepaalt hoe die wordt georganiseerd;
28° omroepprogramma : het geheel van programma's en alle additioneel meegestuurde informatie dat door een omroeporganisatie op basis van een programmaschema wordt aangeboden onder een merk of titel;
29° organisator :
a) de persoon of vereniging die een evenement organiseert;
b) de houder van de exploitatierechten op het evenement;
30° productplaatsing : elke vorm van audiovisuele commerciële communicatie die bestaat in het opnemen van of het verwijzen naar een product of dienst of een desbetreffend handelsmerk binnen het kader van een televisieprogramma;
31° programma : een reeks bewegende beelden, al dan niet met geluid, of een reeks van klanken of geluiden, die een afzonderlijk element van een door een omroeporganisatie opgesteld schema of een catalogus vormt; voorbeelden van programma's zijn bioscoopfilms, sportevenementen, komische series, documentaires, kinderprogramma's en origineel drama;
32° programma-aanbod : het geheel van aangeboden programma's;
33° radiodienst : een auditieve omroepdienst;
34° radio-omroeporganisatie : een aanbieder van radiodiensten;
35° reclame : de audiovisuele of auditieve boodschap van een publieke of particuliere onderneming of natuurlijke persoon - in welke vorm dan ook - over de uitoefening van een commerciële, industriële, ambachtelijke activiteit of van een beroep, ter bevordering van de levering tegen betaling van goederen of diensten, met inbegrip van onroerende goederen, rechten en verplichtingen, die tegen betaling of soortgelijke vergoeding dan wel voor zelfpromotie in een lineaire omroepdienst wordt uitgezonden;
36° redactiestatuut : een schriftelijk referentiekader waarin de onderlinge verhoudingen worden vastgelegd tussen redactie, hoofdredactie en directie. Het garandeert de onafhankelijke werking van de redactie ten opzichte van de omroeporganisatie;
37° redactionele verantwoordelijkheid : de uitoefening van effectieve controle op de keuze van programma's en de organisatie ervan in hetzij een chronologisch schema, in geval van lineaire televisie- en radiodiensten, hetzij een catalogus, in geval van niet-lineaire televisie- en radiodiensten;
38° richtlijn audiovisuele mediadiensten : richtlijn 89/552/EEG van 3 oktober 1989 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten, en de latere wijzigingen ervan;
39° satellietomroepnetwerk : elektronisch communicatienetwerk waardoor radio-omroep- en televisiesignalen in digitale vorm, al dan niet gecodeerd, via satelliet aan derden worden doorgegeven;
40° secundaire lineaire omroeporganisatie : de omroep van de Vlaamse Gemeenschap of elke lineaire omroeporganisatie die geen exclusieve uitzendrechten voor de Vlaamse Gemeenschap heeft verworven, als er exclusieve uitzendrechten op het evenement zijn verleend;
41° sponsoring : elke bijdrage van een publieke of particuliere onderneming, een overheid of een natuurlijke persoon die zich niet bezighoudt met het aanbieden van omroepdiensten of met de vervaardiging van audiovisuele of auditieve producties, aan de financiering van omroepdiensten of programma's met het doel zijn of haar naam, handelsmerk, imago, activiteiten of producten meer bekendheid te geven;
42° systeem voor voorwaardelijke toegang : elke technische maatregel of regeling waarbij toegang tot een beschermd radio- of televisieomroepprogramma in begrijpelijke vorm afhankelijk wordt gemaakt van een abonnement of een andere vorm van voorafgaande individuele machtiging;
43° televisiedienst : een audiovisuele omroepdienst;
44° televisieomroeporganisatie : een aanbieder van televisiediensten;
45° telewinkelen : rechtstreekse aanbiedingen aan het publiek die worden uitgezonden met het oog op de levering tegen betaling van goederen of diensten, met inbegrip van onroerende goederen, rechten en verplichtingen;
46° zelfpromotie : de aanprijzing door een omroepdienst van eigen producten, diensten, programma's of netten;
47° zendapparatuur : ieder apparaat dat geheel of gedeeltelijk bestemd is om naar het publiek signalen van radio-omroep en televisie draadloos uit te zenden;
48° zendvergunning : vergunning voor de exploitatie van ieder apparaat dat is bestemd om draadloos signalen van radio-omroep of televisie uit te zenden;
49° onafhankelijke producent : de producent :
a) waarvan de rechtspersoonlijkheid onderscheiden is van die van een omroeporganisatie;
b) die rechtstreeks noch onrechtstreeks over meer dan 15 percent van het kapitaal van een Vlaamse omroeporganisatie beschikt;
c) waarvan het kapitaal voor niet meer dan 15 percent in handen is van een vennootschap die rechtstreeks of onrechtstreeks meer dan 15 percent van het kapitaal van een Vlaamse omroeporganisatie bezit;
50° teletekst : analoge op tekst gebaseerde dienst die in beeld wordt gebracht en met het lineaire omroepsignaal wordt meegestuurd onder de redactionele verantwoordelijkheid van een aanbieder van omroepdiensten, en de digitale versie van deze dienst;
51° auditieve ondertiteling : een auditieve weergave van de ondertiteling bij niet-Nederlandstalige films en dialogen;
52° audiobeschrijving : een techniek om audiovisuele producties zoals film en televisieprogramma's toegankelijk te maken voor blinden en slechtzienden. Een voice-over beschrijft de visuele elementen;
53° ondertiteling : een tekstuele versie van de dialoog die op het scherm wordt afgebeeld of oproepbaar is;
54° gebarentaal : een visueel-manuele taal, waarin begrippen en concepten door middel van gebaren in een driedimensionele gebarenruimte worden weergegeven.
Artikel 3. (10/05/2009- ...)
De Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie, afgekort VRT, is een omroeporganisatie in de vorm van een naamloze vennootschap van publiek recht. Voor alles wat niet uitdrukkelijk anders is geregeld in dit decreet, is hij onderworpen aan de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen die van toepassing zijn op de naamloze vennootschap.
Artikel 4. (10/05/2009- ...)
De duur van de VRT is onbepaald.
Artikel 5. (10/05/2009- ...)
De Vlaamse Gemeenschap kan haar aandelen in de VRT niet overdragen. Artikel 646, § 1, tweede lid, van het Wetboek van Vennootschappen is niet van toepassing op de VRT.
Aan alle aandelen zijn dezelfde rechten en verplichtingen verbonden. Alle aandelen zijn en blijven op naam.
Artikel 6. (05/08/2018- ...)
§ 1. De VRT heeft als maatschappelijk doel om radioprogramma's, televisieprogramma's en andere soorten programma's te verzorgen binnen de opdracht van de openbare omroeporganisatie die hierna wordt omschreven, en activiteiten uit te voeren die daartoe rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen, waaronder het produceren, laten produceren of verwerven van programma's, het samenstellen van het programma-aanbod, het omroepen, het laten omroepen en het bekendmaken ervan, in de ruimste omvang van de betekenis die aan elk van die begrippen is gegeven in artikel 2.
§ 2. Als openbare omroeporganisatie heeft de VRT de opdracht een zo groot mogelijk aantal mediagebruikers te bereiken met een diversiteit aan hoogkwalitatieve programma's die de belangstelling van de mediagebruikers wekken en eraan voldoen.
De VRT zorgt voor een kwalitatief hoogstaand aanbod in de sectoren informatie, cultuur, educatie en ontspanning. Prioritair moet de VRT op de kijker en luisteraar gerichte informatie- en cultuurprogramma's brengen. Daarnaast worden ook sport, eigentijdse educatie, eigen drama en ontspanning verzorgd. Het hele aanbod van de VRT wordt gekenmerkt door een hoge kwaliteit van de programma's, zowel naar inhoud, naar vorm als naar taalgebruik. In al zijn programma's streeft de VRT naar een zo groot mogelijke kwaliteit, professionaliteit, creativiteit en originaliteit, waarbij ook nieuwe talenten en vernieuwende expressievormen aangeboord moeten worden. Het programma-aanbod wordt op een aangepaste manier gericht op bepaalde bevolkings- en leeftijdsgroepen, meer in het bijzonder op de kinderen en de jeugd.
De programma's dragen bij tot de verdere ontwikkeling van de identiteit en de diversiteit van de Vlaamse cultuur en van een democratische en verdraagzame samenleving. De VRT draagt via de programma's bij tot een onafhankelijke, objectieve en pluralistische opinievorming in Vlaanderen. Daarom streeft hij naar een leidinggevende rol op het gebied van informatie en cultuur.
Om de betrokkenheid van een zo groot mogelijk aantal Vlamingen bij de omroeporganisatie te realiseren en om de geloofwaardigheid van de openbare omroeporganisatie veilig te stellen, is een voldoende aantal programma's erop gericht een breed en algemeen publiek te boeien. Naast die algemene programma's komen andere programma's aan specifieke belangstellingssferen van kijkers en luisteraars tegemoet. De beoogde doelgroepen zijn voldoende ruim en ze worden door de programma's in kwestie ook bereikt.
De VRT volgt de technologische ontwikkelingen op de voet zodat hij zijn programma's, als dat nodig en wenselijk is, ook via nieuwe mediatoepassingen aan zijn kijkers en luisteraars kan aanbieden.
Tot de openbare opdracht van de VRT behoren ook alle activiteiten die rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot de uitvoering ervan. Dit houdt eveneens de mogelijkheid in om persoonsgegevens te verwerken die noodzakelijk zijn om zijn openbare opdracht uit te voeren.
§ 3. Met de machtiging van de Vlaamse Regering kan de VRT ter uitvoering van zijn taken van openbare dienst betreffende de openbare-omroepopdracht, vermeld in § 2, onroerende goederen onteigenen tot algemeen nut.
§ 4. De VRT kan in het kader van zijn maatschappelijk doel deelnemen aan vennootschappen, verenigingen en samenwerkingsverbanden, voor zover die deelname bijdraagt tot de verwezenlijking van de omroepactiviteiten.
De VRT kan een naamloze vennootschap alleen oprichten, kan inschrijven op alle aandelen van die vennootschap, en kan, in afwijking van artikel 646 van het Wetboek van Vennootschappen, alle aandelen bezitten in een naamloze vennootschap, zonder beperking van duur en zonder geacht te worden hoofdelijk borg te staan voor de verbintenissen van die vennootschap.
§ 5. De VRT mag leningen aangaan of schuldeffecten uitgeven binnen het kader van het financieel plan dat werd vastgelegd in de beheersovereenkomst. De Vlaamse Regering kan er de Vlaamse Gemeenschapswaarborg aan verlenen.
De Vlaamse Regering kan voor de VRT openbare leningen op de Belgische kapitaalmarkt uitgeven, voor zover die leningen bijdragen tot de verwezenlijking van de omroepactiviteiten.
§ 6. De VRT mag schenkingen en legaten ontvangen.
Artikel 7. (05/08/2018- ...)
De VRT stelt autonoom zijn programma-aanbod en uitzendschema vast.
Het decreet van 17 juni 2016 houdende de normen voor de Vlaamse overheidscommunicatie is van toepassing op de VRT. In afwijking van het decreet van 17 juni 2016 houdende de normen voor de Vlaamse overheidscommunicatie is dat decreet niet van toepassing voor de communicatie van de VRT over haar aanbod en haar beleid als omroeporganisatie.
Artikel 8. (05/08/2018- ...)
Buiten zijn openbare-omroepopdracht kan de VRT, als ze samenhangen of verband houden met de openbare-omroepopdracht, en als ze opgenomen zijn in een kader dat vooraf werd goedgekeurd door de raad van bestuur, merchandising- en nevenactiviteiten verrichten, rekening houdend met de volgende voorwaarden :
1° de activiteiten hebben als doel de programma's uit het aanbod van de VRT en diensten binnen de publieke opdracht te ondersteunen, de verspreiding ervan te faciliteren of de kosten van het aanbieden ervan te verlichten;
2° de activiteiten zijn zelfbedruipend en de transparantie van de ermee gepaard gaande uitgaven en inkomsten is via een gescheiden boekhouding verzekerd;
3° de activiteiten worden tegen marktconforme voorwaarden uitgevoerd en brengen geen ernstige concurrentieverstoring met zich mee.
Met merchandisingactiviteiten als vermeld in het eerste lid, worden alle activiteiten bedoeld die gericht zijn op het behalen van voordeel uit de bekendheid van programma's uit het aanbod van de VRT. Met nevenactiviteiten als vermeld in het eerste lid, worden alle andere activiteiten bedoeld. De merchandising- en nevenactiviteiten worden niet beschouwd als een uitoefening van de taken van VRT als overheidsinstantie in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Artikel 9. (10/05/2009- ...)
De organen van de VRT zijn :
1° de algemene vergadering van de aandeelhouders;
2° de raad van bestuur;
3° de gedelegeerd bestuurder.
Voor zover die niet geregeld zijn in dit decreet, worden de bevoegdheid en de werking van die organen overeenkomstig het Wetboek van Vennootschappen bepaald in de statuten.
Artikel 10. (10/05/2009- 02/03/2022)
De raad van bestuur en de gedelegeerd bestuurder leggen in onderling overleg, en in overeenstemming met de bepalingen van dit decreet en de statuten, in een VRT-charter Deugdelijk Bestuur de wijze vast waarop ze hun bevoegdheden als vermeld in artikelen 13 en 14, uitoefenen. Het VRT-charter Deugdelijk Bestuur wordt ter kennisgeving bezorgd aan de Vlaamse Regering.
Artikel 11. (10/05/2009- ...)
De algemene vergadering verleent aan de bestuurders, de commissaris(sen) en de gedelegeerd bestuurder kwijting overeenkomstig de bepalingen van artikel 554 van het Wetboek van Vennootschappen.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid heeft de algemene vergadering geen andere bevoegdheden dan die welke haar in het Wetboek van Vennootschappen zijn voorbehouden.
Artikel 12. (10/05/2009- 02/03/2022)
§ 1. De raad van bestuur bestaat uit minimaal twaalf en maximaal vijftien leden.
Twaalf leden van de raad van bestuur worden aangewezen door de Vlaamse Regering, met inachtneming van de evenredige vertegenwoordiging van de politieke fracties in het Vlaams Parlement.
De door de Vlaamse Regering aangewezen leden van de raad van bestuur kunnen maximaal drie bestuurders coöpteren, op basis van aantoonbare expertise op het vlak van het mediabeleid of het bedrijfsbeleid.
De raad van bestuur kiest onder zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter.
§ 2. Het mandaat van bestuurder is onverenigbaar met :
1° het lidmaatschap van een wetgevende of decreetgevende of ordonnantiegevende vergadering en van het Europees Parlement;
2° het ambt van minister en staatssecretaris;
3° het ambt van provinciegouverneur;
4° het lidmaatschap van de bestendige deputatie;
5° het ambt van provinciegriffier;
6° het ambt van ambtenaar-generaal van een ministerie;
7° het ambt van lid van een ministerieel kabinet;
8° het ambt van burgemeester, schepen of voorzitter van het OCMW.
Het mandaat van bestuurder is ook onverenigbaar met :
1° een functie of mandaat van vast of contractueel personeel van de VRT;
2° een functie of mandaat, uitgeoefend in :
a) een persbedrijf, de elektronische media inbegrepen;
b) in een advertentie- of reclamebedrijf;
3° een leidende functie of mandaat in een productiefirma die toelevert aan de elektronische media, en in een andere onderneming die aan de VRT diensten levert, leveringen doet of er werkzaamheden voor uitvoert.
Een uitzondering op de onverenigbaarheid, vermeld in § 2, tweede lid, betreft een functie of mandaat in de vennootschappen, verenigingen of samenwerkingsverbanden, vermeld in artikel 6, § 4.
§ 3. De werking van de raad van bestuur wordt geregeld in de statuten. De raad kan alleen geldig beraadslagen als de meerderheid van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. De raad kan in overeenstemming met de bepalingen van deze titel en met de statuten in een reglement de wijze bepalen waarop hij zijn bevoegdheden, vermeld in artikel 13, uitoefent.
§ 4. De duur van het mandaat van de leden van de raad van bestuur bedraagt vijf jaar.
Artikel 13. (10/05/2009- 02/03/2022)
§ 1. De raad van bestuur heeft de volgende bevoegdheden :
1° het vastleggen van de algemene strategie van de VRT;
2° het nemen van beslissingen over aangelegenheden met strategisch karakter. Een aangelegenheid heeft een strategisch karakter als ze een belangrijke impact heeft op het handelen van de VRT in de Vlaamse samenleving of op het medialandschap. De raad van bestuur beslist over het strategische karakter van een aangelegenheid;
3° het goedkeuren, namens de VRT, van de beheersovereenkomst en van elke wijziging ervan;
4° het goedkeuren van het jaarlijkse ondernemingsplan en van strategische meerjarenplannen die de doelstellingen en de strategie op de halflange termijn vastleggen. Het jaarlijkse ondernemingsplan bevat onder meer het algemene programmabeleid, de strategie inzake communicatie en public relations, de raming van de inkomsten en uitgaven en van het personeelscontingent;
5° het opmaken van de inventaris en de jaarrekening met de balans, de resultatenrekening en de toelichting, en het opstellen van het jaarverslag;
6° het goedkeuren van de regels voor de aanwerving en de rechtspositie van het personeel;
7° het aanstellen en ontslaan van de leden van het directiecollege, op voordracht van de gedelegeerd bestuurder;
8° het uitoefenen van toezicht op de gedelegeerd bestuurder bij de uitvoering van de beheersovereenkomst, het ondernemingsplan en de beslissingen van de raad van bestuur;
9° het bemiddelen bij personele conflicten binnen het directiecollege;
10° het beslissen over deelneming van de VRT aan vennootschappen, verenigingen en samenwerkingsverbanden;
11° het beslissen over de oprichting van vennootschappen door de VRT;
12° het toezicht op de werking en de resultaten van de vennootschappen, verenigingen en samenwerkingsverbanden, vermeld in punten 10° en 11°;
13° de aanwijzing van de vertegenwoordigers van de VRT in de bestuursorganen van de vennootschappen, verenigingen en samenwerkingsverbanden, vermeld in punten 10° en 11°;
14° het bijeenroepen van de algemene vergadering en het vaststellen van de agenda;
15° het opstellen van het kader waarbinnen de VRT merchandising- en nevenactiviteiten uitoefent.
§ 2. De bevoegdheden, vermeld in § 1, kunnen niet worden gedelegeerd aan de gedelegeerd bestuurder of aan andere personeelsleden van de VRT.
De beslissingen van de raad van bestuur worden genomen op initiatief en op voorstel van de gedelegeerd bestuurder, de voorzitter van de raad van bestuur of ten minste een derde van de leden van de raad van bestuur.
De gedelegeerd bestuurder verstrekt aan de raad van bestuur alle nuttige inlichtingen en brengt alle aangelegenheden die voor een behoorlijke uitoefening van de bevoegdheden van de raad van bestuur nuttig of nodig zijn, op de agenda van de raad van bestuur.
§ 3. Ter uitvoering van de bevoegdheden, vermeld in § 1, kunnen de leden van de raad van bestuur, via de voorzitter, op elk moment alle documenten en geschriften van de VRT inzien. De voorzitter kan via de gedelegeerd bestuurder van de leden van het directiecollege en van alle andere personeelsleden alle verduidelijkingen en alle verificaties vorderen die de raad of een lid nodig achten voor de uitvoering van de bevoegdheden van de raad van bestuur.
Artikel 14. (10/05/2009- 02/03/2022)
§ 1. De gedelegeerd bestuurder wordt benoemd en ontslagen door de algemene vergadering.
§ 2. De gedelegeerd bestuurder is belast met en exclusief bevoegd voor de volgende taken van het operationele bestuur van de VRT :
1° op het vlak van het management van de dienstverlening : de voorbereiding en de uitvoering van de jaarlijkse ondernemingsplannen en strategische meerjarenplannen, die voortvloeien uit de beheersovereenkomst en goedgekeurd worden door de raad van bestuur;
2° inzake de productontwikkeling : het ontwikkelen van nieuwe en het verbeteren van bestaande diensten, producten en processen die passen in het beleid van de VRT;
3° inzake het personeelsbeleid : het voeren van een coherent personeelsbeleid, dat afgestemd is op de strategische ontwikkeling van de VRT en de omgevingsfactoren waarbinnen de dienstverlening plaatsvindt, overeenkomstig de rechtspositieregeling van het personeel en de richtlijnen van de raad van bestuur binnen het jaarlijkse ondernemingsplan daarover;
4° inzake het financiële beleid : de uitvoering van alle budgettaire en boekhoudkundige verrichtingen binnen het jaarlijkse ondernemingsplan, met inbegrip van het registreren van de verbintenissen, de goedkeuring en de boeking van de verplichtingen, de boeking van de vorderingen en het doen van alle ontvangsten en uitgaven binnen de machtigende begroting;
5° inzake het beheer van de infrastructuur : het voeren van een coherent beleid voor gebouwen, verbruiks- en patrimoniumgoederen, een efficiënt voorraadbeheer en het optimale beheer van de infrastructuur van de VRT binnen de limieten van het door de raad van bestuur goedgekeurde investeringsprogramma;
6° inzake communicatie en public relations : het voeren van een eigentijds intern en extern communicatiebeleid, in overeenstemming met de door de raad van bestuur vastgelegde richtlijnen daarover;
7° het vaststellen van het programma-aanbod en het uitzendschema;
8° het nemen van andere operationele beslissingen die nuttig of nodig zijn voor de goede werking van de VRT en die niet tot de bevoegdheden behoren van de raad van bestuur.
De gedelegeerd bestuurder neemt met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van de raad van bestuur. De gedelegeerd bestuurder is belast met de voorbereiding van de beslissingen van de raad van bestuur. Hij verstrekt aan de raad van bestuur alle nodige inlichtingen en brengt alle voorstellen die voor de werking van de VRT nuttig of nodig zijn, op de agenda van de raad van bestuur.
De gedelegeerd bestuurder vertegenwoordigt de VRT in de gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen, met inbegrip van het optreden voor administratieve rechtscolleges, en treedt rechtsgeldig op in naam en voor rekening van de VRT, zonder dat hij dat aan de hand van een beslissing van de raad van bestuur moet staven.
Met behoud van de toepassing van de rechtspositieregeling van het personeel mag de gedelegeerd bestuurder onder zijn verantwoordelijkheid een of meer specifieke bevoegdheden, met inbegrip van die welke vermeld worden in dit artikel, delegeren aan een of meer personeelsleden van de VRT.
De gedelegeerd bestuurder voert de beslissingen van de raad van bestuur uit.
§ 3. De gedelegeerd bestuurder wordt bijgestaan door het directiecollege, bestaande uit minimaal twee leden plus de gedelegeerd bestuurder. De gedelegeerd bestuurder zit het directiecollege voor.
De gedelegeerd bestuurder kan onder zijn uitsluitende verantwoordelijkheid een deel van zijn bevoegdheden delegeren aan een of meer leden van het directiecollege en aan de personeelsleden van de VRT. De gedelegeerd bestuurder bepaalt in een reglement de grenzen waarbinnen en de vormen waarin die delegaties en verdere subdelegaties worden uitgeoefend.
§ 4. De gedelegeerd bestuurder en de andere leden van het directiecollege worden tewerkgesteld met een overeenkomst die gesloten wordt met de VRT.
Artikel 15. (10/05/2009- ...)
De commissaris(sen) wordt (worden) benoemd door de algemene vergadering op voordracht van de gedelegeerd bestuurder, en oefenen de bevoegdheden uit die in het Wetboek van Vennootschappen zijn toegekend.
Artikel 16. (10/05/2009- ...)
De bijzondere regels en voorwaarden voor de toekenning van de financiële middelen ter uitvoering van de openbare-omroepopdracht, vermeld in artikel 6, worden vastgelegd in een beheersovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VRT.
De beheersovereenkomst treedt in werking op de datum die door de Vlaamse Regering bepaald is.
Artikel 17. (05/08/2018- ...)
§ 1. De beheersovereenkomst regelt in het bijzonder de volgende aangelegenheden :
1° de invulling van de openbare omroepopdracht, vermeld in artikel 6, § 2, inclusief de innovatieopdracht, en de meetbare doelstellingen die bereikt moeten worden. Die performantiemaatstaven staan in relatie tot de geformuleerde strategische doelstellingen en ambities;
2° ...;
3° de doelstellingen betreffende het personeelsbeleid, het financiële beleid, technologie en transmissie;
4° de berekening van de enveloppe van financiële middelen die noodzakelijk is om de openbare omroepopdracht te verzorgen, en de uitbetalingsvoorwaarden ervan. De bepalingen van de Europese richtlijn 2006/111/EG van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen zijn van toepassing;
5° ...;
6° het uitbrengen van een jaarlijks rapport voor 1 juni van het volgende jaar betreffende de uitvoering van de beheersovereenkomst gedurende het afgelopen kalenderjaar, en het uitbrengen van andere documenten die jaarlijks, al dan niet ter goedkeuring door de Vlaamse Regering, moeten worden voorgelegd;
7° de maatregelen bij niet-naleving door een partij van haar verbintenissen die voortvloeien uit de beheersovereenkomst.
§ 2. De Vlaamse Regering kan in de beheersovereenkomst verdere regels bepalen voor de commerciële communicatie die de VRT krachtens artikel 48 kan brengen.
Artikel 18. (22/04/2019- ...)
§ 1. De VRT kan nieuwe diensten of activiteiten die niet door de beheersovereenkomst zijn gedekt, pas uitoefenen na uitdrukkelijke toestemming van de Vlaamse Regering.
§ 2. De Vlaamse Regering vraagt daarover het advies van de Vlaamse Regulator voor de Media. In het kader van dat advies organiseert de Vlaamse Regulator voor de Media een open publieke bevraging. In zijn advies analyseert de Vlaamse Regulator voor de Media de publieke waarde van het voorstel waarbij hij rekening houdt met de belangrijke evoluties in de mediamarkt en in de technologie, met het evoluerende medialandschap en met de rol van de VRT daarin. Vervolgens weegt de Vlaamse Regulator voor de Media de publieke waarde van het voorstel af tegen de impact van het voorstel op de markt. De Vlaamse Regulator voor de Media verstrekt zijn advies binnen zes maanden nadat hij de adviesaanvraag van de Vlaamse Regering heeft ontvangen. De Vlaamse Regulator voor de Media publiceert het advies op zijn website.
§ 2/1. De Vlaamse Regering maakt de nota met de motivering voor het verlenen of weigeren van de toestemming voor een nieuwe dienst of activiteit als vermeld in paragraaf 1, bekend op haar website.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt nadere regels voor de toepassing van dit artikel..
Artikel 19. (22/04/2019- ...)
§ 1. De beheersovereenkomst wordt gesloten voor een periode van vijf jaar.
§ 1/1. De VRT bezorgt uiterlijk een jaar voor het verstrijken van haar beheersovereenkomst een visietekst aan de Vlaamse Regering waarin ze de concrete krijtlijnen van haar toekomstige publieke omroepopdracht schetst, met specifieke vermelding van de geplande nieuwe diensten. De Vlaamse Regering bezorgt die tekst aan de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media met het oog op het advies, vermeld in artikel 20, § 3. De VRT publiceert die visietekst gelijktijdig met het bezorgen aan de Vlaamse Regering op haar website.
§ 2. De VRT legt uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de beheersovereenkomst aan de Vlaamse Regering een ontwerp van nieuwe beheersovereenkomst voor.
Als bij het verstrijken van de beheersovereenkomst geen nieuwe beheersovereenkomst in werking is getreden, wordt de beheersovereenkomst van rechtswege verlengd tot het ogenblik dat een nieuwe beheersovereenkomst in werking is getreden.
§ 3. Elke beheersovereenkomst en elke wijziging en verlenging van de beheersovereenkomst worden onmiddellijk meegedeeld aan het Vlaams Parlement. Elke wijziging van de beheersovereenkomst wordt geformaliseerd via een addendum bij de beheersovereenkomst.
Artikel 20. (10/05/2009- ...)
§ 1. Ter voorbereiding van elke nieuwe beheersovereenkomst met de VRT organiseert de sectorraad Media van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media een publieke bevraging over de omvang van de openbare-omroepopdracht en de invulling ervan tijdens de nieuwe beheersovereenkomst, rekening houdend met belangrijke evoluties in de mediamarkt en in de technologie, met het evoluerende medialandschap en met de rol van de VRT daarin.
De sectorraad Media evalueert de mediamarkt op basis van de wijzigingen in de bedrijfseconomische situatie in het Vlaamse medialandschap, het algemeen media-aanbod in de Vlaamse markt, de technologische evoluties, de internationale tendensen, de bescherming en promotie van de Vlaamse cultuur en identiteit en de verwachtingen en behoeften van de mediagebruiker.
§ 2. Voor de begeleiding van die publieke bevraging doet de sectorraad Media van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media een beroep op wetenschappelijke experts.
§ 3. Op basis van de resultaten van deze publieke bevraging formuleert de sectorraad Media van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media een advies voor de Vlaamse Regering over de nieuwe beheersovereenkomst met de VRT. Dat advies wordt gepubliceerd op de website van de sectorraad Media.
Artikel 21. (10/05/2009- ...)
Het jaarlijkse rapport, vermeld in artikel 17, § 1, 6°, wordt door de Vlaamse Regering voorgelegd aan het Vlaams Parlement voor 30 september.
Artikel 22. (10/05/2009- ...)
De VRT heeft als inkomsten de enveloppe aan financiële middelen die overeengekomen is in de beheersovereenkomst, en de inkomsten uit de activiteiten die de VRT zijn toegestaan overeenkomstig dit decreet, met inbegrip van de inkomsten uit om het even welke distributievorm van het programma-aanbod of delen ervan aan het publiek.
Artikel 23. (10/05/2009- ...)
De boekhouding van de VRT wordt gevoerd volgens de wetgeving op de boekhouding en jaarrekeningen van de ondernemingen.
Artikel 24. (01/01/2020- ...)
De Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019 is van toepassing op de VRT.
Artikel 25. (10/05/2009- ...)
De VRT wordt gemachtigd om een reservefonds aan te leggen. In de begroting bevindt het reservefonds zich op het niveau van de totaliteit van de VRT.
De VRT mag de middelen in het reservefonds aanwenden voor de uitoefening van de openbare-omroepopdracht, met inbegrip van het verwerven en beheren van patrimonium.
Artikel 26. (10/05/2009- ...)
§ 1. De mogelijkheid voor de VRT om bij het afsluiten van elk boekjaar over te gaan tot reservering van een eventueel gecumuleerd nettosurplus uit de exploitatie van de openbare-omroepopdracht in het boekjaar in kwestie, is beperkt tot 10 percent van de in het boekjaar in kwestie ontvangen overheidsmiddelen.
Met de term netto-surplus als vermeld in het eerste lid wordt het verschil tussen de overheidsdotatie en de nettokosten van de publieke opdracht bedoeld.
Bij overschrijding van de grens van 10 percent, vermeld in het eerste lid, wordt het excedent terugbetaald aan de Vlaamse Gemeenschap.
§ 2. Een eventueel nettosurplus als vermeld in paragraaf 1, over de gehele duur van een beheersovereenkomst wordt, naar aanleiding van de afsluiting van de rekeningen over die periode, verrekend op de overheidsfinanciering voor de onmiddellijk daaropvolgende beheersovereenkomst.
§ 3. De controle op die mechanismen van terugbetaling en compensatie gebeurt a priori door de Inspectie van Financiën op basis van de goedgekeurde jaarrekening van de VRT.
§ 4. Paragrafen 1 tot 3 zijn niet van toepassing op het reservefonds van 55 miljoen euro, vermeld in artikel 39, § 2, van de beheersovereenkomst 2007-2011, dat zoals in dat artikel bepaald is, zal worden aangewend tijdens de duur van de beheersovereenkomst voor de financiering van de in de beheersovereenkomst voorziene deficits in de financiering van de openbare-omroepopdracht van de VRT.
§ 5. Paragrafen 1 tot 3 zijn evenmin van toepassing op de opbrengsten die voortvloeien uit de verzelfstandiging van het zenderpark waarvan de opbrengsten bestemd zijn voor initiatieven als vermeld in artikel 35, § 3, tweede lid, van de beheersovereenkomst 2007-2011.
Artikel 27. (10/05/2009- ...)
§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 14, § 4, met betrekking tot de gedelegeerd bestuurder en de andere leden van het directiecollege worden de personeelsleden van het middenkader overeenkomstig de hiernavolgende bepalingen met een arbeidsovereenkomst tewerkgesteld.
§ 2. De gedelegeerd bestuurder stelt de organisatiestructuur vast. Hij heft het ambt op van de personeelsleden die op 12 februari 1996 een ambt bekleedden van rang 13, behalve als die rang verkregen is door bevordering in de vlakke loopbaan, tot en met 15, en van de personeelsleden die een functie uitoefenden die overeenstemt met rang 13 tot en met 15.
§ 3. In afwijking van artikel 13, § 1, 6°, stelt de gedelegeerd bestuurder, om redenen van reorganisatie van de dienst, de verordenende maatregelen vast betreffende de administratieve en financiële situatie van de personeelsleden van wie het ambt overeenkomstig § 2 werd opgeheven.
Hij verklaart de nieuwe, door hem vast te stellen betrekkingen van het middenkader vacant, selecteert en werft de kandidaten voor die betrekkingen. De aangeworven kandidaten worden met een arbeidsovereenkomst tewerkgesteld.
De statutaire personeelsleden die ter uitvoering van het tweede lid contractueel worden tewerkgesteld, behouden voor de volledige duur van hun contractuele tewerkstelling de statutaire en financiële toestand die zij hadden bij de aanvang van hun contractuele tewerkstelling, tenzij zij daar bij de ondertekening van de overeenkomst van afzien.
Artikel 28. (10/05/2009- ...)
De personeelsleden van de VRT, behalve de personeelsleden vermeld in artikel 27, worden met een arbeidsovereenkomst in dienst genomen. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de statutaire rechtspositie van de personeelsleden die al in dienst zijn.
Artikel 29. (01/01/2016- ...)
§ 1. De programma's van de nieuwsdienst beantwoorden aan de normen inzake journalistieke deontologie, zoals vastgelegd in een deontologische code, en waarborgen de gangbare redactionele onafhankelijkheid, zoals vastgelegd in een redactiestatuut.
De deontologische code en het redactiestatuut worden vastgesteld door de gedelegeerd bestuurder in overleg met de representatieve vakverenigingen.
§ 2. In het kader van zijn informatieopdracht, vermeld in artikel 6, verzorgt de VRT, de maanden juli en augustus uitgezonderd, tweewekelijks een televisieprogramma van dertig minuten of wekelijks een televisieprogramma van vijftien minuten en wekelijks een radioprogramma van minimaal vier minuten ter duiding van sociaaleconomische onderwerpen. Die programma's worden gemaakt door de nieuwsdienst van de VRT in samenwerking met de organisaties die vertegenwoordigd zijn in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.
§ 3. In het kader van haar opdracht om bij te dragen tot een pluralistische opinievorming, vermeld in artikel 6, verzorgt de VRT een specifiek aanbod over levensbeschouwing dat geïntegreerd wordt in het brede programma-aanbod van de publieke omroep. Hierover is er overleg met de verschillende erkende confessionele en niet-confessionele levensbeschouwingen.
Artikel 30. (10/05/2009- ...)
§ 1. De Vlaamse Regering wijst een gemeenschapsafgevaardigde aan die erop toeziet dat de VRT zijn activiteiten uitoefent conform de wetten, decreten, besluiten en de beheersovereenkomst. De Vlaamse Gemeenschap draagt de kosten die verbonden zijn aan de uitoefening van zijn ambt.
De gemeenschapsafgevaardigde woont met raadgevende stem de vergaderingen bij van de algemene vergadering en van de raad van bestuur. Hij ontvangt de volledige dagorde van de vergaderingen van de algemene vergadering, de raad van bestuur en het directiecollege, en alle documenten ter zake, ten minste vijf werkdagen voor de datum van de vergaderingen. Hij ontvangt de notulen van die vergaderingen.
De gemeenschapsafgevaardigde kan op elk moment ter plaatse inzage nemen van alle documenten en geschriften van de VRT. Hij kan van de bestuurders, de gedelegeerd bestuurder en de leden van het directiecollege van de VRT alle inlichtingen en ophelderingen vorderen en hij kan alle verificaties verrichten die hij nodig acht voor de uitvoering van zijn mandaat.
§ 2. Binnen een termijn van vier werkdagen, te rekenen vanaf de kennisname of de ontvangst van de beslissing in kwestie, kan de gemeenschapsafgevaardigde bij de Vlaamse Regering een gemotiveerd beroep instellen tegen elke beslissing van de raad van bestuur, de gedelegeerd bestuurder, het directiecollege en van de organen of de personen van de VRT aan wie zij hun bevoegdheid hebben gedelegeerd, die betrekking heeft op de openbare-omroepopdracht, vermeld in artikel 6, en waarvan hij meent dat ze niet strookt met de wetten, decreten, besluiten of de beheersovereenkomst. Het Vlaams Parlement wordt onmiddellijk door de Vlaamse Regering in kennis gesteld van het beroep.
Het beroep schort de beslissing op. Als de Vlaamse Regering binnen een termijn van twintig werkdagen, die ingaat op dezelfde dag als de termijn waarover de gemeenschapsafgevaardigde beschikt, de nietigverklaring niet heeft uitgesproken, wordt de beslissing definitief. In voorkomend geval wordt de nietigverklaring binnen de gestelde termijn aan het Vlaams Parlement en aan de gedelegeerd bestuurder meegedeeld.
§ 3. Beslissingen van de raad van bestuur, de gedelegeerd bestuurder, het directiecollege en van de organen of de personen van de VRT aan wie zij hun bevoegdheid gedelegeerd hebben, die betrekking hebben op de uitvoering van het decreet van 13 april 1999 tot regeling van de rechtspositie van het statutair en contractueel personeel van het VRT-filharmonisch orkest en het VRT-koor of die een wijziging van de loonkosten, vermeld in artikel 4, § 1, van het voormelde decreet, tot gevolg hebben, moeten onmiddellijk aan de gemeenschapsafgevaardigde meegedeeld worden.
Binnen een termijn van vier werkdagen, te rekenen vanaf de kennisneming of de ontvangst van de beslissing in kwestie, kan de gemeenschapsafgevaardigde bij de Vlaamse Regering tegen die beslissing een gemotiveerd beroep instellen als hij meent dat de beslissing in kwestie redelijkerwijs onverantwoord is en de belangen van de Vlaamse Gemeenschap schaadt.
Dat beroep schort de beslissing op.
Als de Vlaamse Regering binnen een termijn van twintig werkdagen, te rekenen vanaf dezelfde dag als de termijn waarover de gemeenschapsafgevaardigde beschikt om beroep in te stellen, de beslissing in kwestie niet nietig heeft verklaard, wordt de beslissing definitief.
Als de Vlaamse Regering de beslissing in kwestie vernietigt, wordt de nietigverklaring binnen de termijn, vermeld in het vierde lid, aan de gedelegeerd bestuurder meegedeeld.
Artikel 31. (10/05/2009- ...)
Een interne-auditentiteit binnen de VRT evalueert de doeltreffendheid van het risico- en controlebeheer en de beleidsprocessen, gaat na of ze adequaat zijn en formuleert aanbevelingen tot verbetering ervan. Ze voert daartoe audits uit voor een door de raad van bestuur ingesteld auditcomité, dat wordt voorgezeten door een door de raad van bestuur aangewezen lid van de raad van bestuur, uitgezonderd de voorzitter en de gedelegeerd bestuurder. Ze voert ook audits uit voor een auditcel bij het VRT-directiecollege met het oog op een zo optimaal mogelijk operationeel beheer.
De interne-auditentiteit opereert onafhankelijk van de gedelegeerd bestuurder en ressorteert rechtstreeks onder de voorzitter van het auditcomité.
Artikel 32. (10/05/2009- ...)
Het Rekenhof is belast met de controle van de rekeningen van de VRT die voor 31 mei aan het Rekenhof worden voorgelegd. Het brengt daarover jaarlijks verslag uit aan het Vlaams Parlement. Het Rekenhof kan ter plaatse inzage krijgen van alle documenten en geschriften die het nodig heeft voor de uitvoering van zijn opdracht. Het kan daartoe ook alle ophelderingen en inlichtingen vragen en alle verificaties verrichten.
Artikel 33. (12/09/2019- ...)
§ 1. Audit Vlaanderen, vermeld in artikel III.115 van het Bestuursdecreet, evalueert de interne controlesystemen van de VRT, gaat na of ze adequaat zijn en formuleert aanbevelingen tot verbetering ervan. Ze voert daartoe financiële audits, overeenstemmingsaudits en operationele audits uit en is gemachtigd alle bedrijfsprocessen en activiteiten te onderzoeken.
Audit Vlaanderen is ook bevoegd voor de uitvoering van forensische audits bij de VRT. De vertrouwelijkheid van commerciële en industriële informatie, gewaarborgd volgens artikel II.35, 3°, van het Bestuursdecreet, geldt onverkort.
§ 2. Om zijn bevoegdheid te kunnen uitoefenen, heeft Audit Vlaanderen toegang tot alle informatie en documenten van de VRT, ongeacht de drager ervan, en tot alle gebouwen, ruimtes en installaties waar taken van de VRT worden uitgevoerd. Audit Vlaanderen kan aan ieder personeelslid van de VRT de inlichtingen vragen die voor de uitvoering van zijn opdrachten nodig worden geacht. Ieder personeelslid van de VRT is ertoe gehouden zo snel mogelijk en zonder voorafgaande machtiging op een volledige wijze te antwoorden en alle relevante informatie en documenten te verstrekken.
Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kan Audit Vlaanderen beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het derde tot en met het elfde lid.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het tweede lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van Audit Vlaanderen, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.
De persoonsgegevens, vermeld in het tweede lid, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het tweede lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het tweede lid, rechtvaardigt.
Als de betrokkene in het geval, vermeld in het tweede lid, tijdens de periode, vermeld in het derde lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het tweede lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van Audit Vlaanderen zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het negende lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie.
Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.
Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het tweede lid, bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.
Artikel 34. (10/05/2009- ...)
§ 1. De VRT is verplicht maximaal vijftien minuten per maand kosteloos mededelingen uit te zenden van de Vlaamse Regering, het Vlaams Parlement, de ministers en de staatssecretarissen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, volgens de regels en de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt.
§ 2. De mededelingen worden uitgezonden in aansluiting op een hoofdjournaal. Dezelfde mededeling wordt slechts eenmaal per net uitgezonden. De mededelingen strekken tot voorlichting van de Vlaamse bevolking over aangelegenheden van algemeen belang. De VRT draagt geen verantwoordelijkheid voor die mededelingen.
§ 3. De mededelingen voldoen aan de voorwaarden en de regels die de Vlaamse Regering vaststelt. Ze moeten duidelijk herkenbaar zijn en mogen geen aanleiding geven tot verwarring met de eigen programma's van de VRT. Voor en na de mededelingen wordt gesteld dat ze vanwege de Vlaamse overheid of de overheid van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zijn verstrekt.
§ 4. De aanmaakkosten van de mededelingen worden gedragen door de aanvragende overheid.
§ 5. Behoudens voor dringende gevallen, erkend door de gedelegeerd bestuurder, worden de mededelingen opgeschort tijdens de twee maanden die aan de gemeenteraads-, provincieraads-, federale, Vlaamse en Europese verkiezingen voorafgaan. In zulke gevallen mogen de mededelingen noch de naam, noch de beeltenis van een minister, een staatssecretaris of een parlementslid bevatten en moeten ze louter zakelijk zijn.
Artikel 35. (01/01/2016- ...)
...
Artikel 36. (01/01/2016- ...)
...
Artikel 37. (10/05/2009- ...)
De vrijheid van meningsuiting is gewaarborgd voor omroepactiviteiten.
De omroepactiviteiten zijn vrij en kunnen, onder voorbehoud van wat hierna is bepaald voor omroepdiensten, aan geen enkele vormvereiste of voorafgaande controle worden onderworpen.
Artikel 38. (10/05/2009- 08/05/2021)
Omroepactiviteiten mogen niet aansporen tot haat en geweld.
Artikel 39. (10/05/2009- ...)
In de programma's wordt elke vorm van discriminatie geweerd. Het programma-aanbod verloopt zo dat het geen aanleiding geeft tot discriminatie tussen de verschillende ideologische of filosofische strekkingen.
De informatieprogramma's, de mededelingen en de programma's met een algemeen informatieve inslag, en alle informatieve programmaonderdelen worden in een geest van politieke en ideologische onpartijdigheid verzorgd.
Dit artikel is eveneens van toepassing op teletekst.
Artikel 40. (10/05/2009- 08/05/2021)
Aanbieders van omroepdiensten stellen de volgende informatie gemakkelijk, rechtstreeks en permanent ter beschikking van de kijkers en luisteraars :
1° de naam van de aanbieder van de omroepdienst;
2° het geografische adres waar de aanbieder van de omroepdienst gevestigd is;
3° nadere gegevens van de aanbieder van de omroepdienst, waaronder zijn e-mail- of webadres, zodat hij snel, rechtstreeks en doeltreffend kan worden bereikt;
4° voor zover dat van toepassing is, de bevoegde regulerende of toezichthoudende organen.
Artikel 40/1.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(09/05/2021- ...)§ 1. Televisieomroepdiensten uit andere lidstaten van de Europese Unie, of uit een andere staat in de Europese Economische Ruimte genieten de vrijheid van ontvangst en doorgifte.
§ 2. Onverminderd paragraaf 1, kan de Vlaamse Regulator voor de Media voorlopige maatregelen nemen met betrekking tot de vrijheid van ontvangst of de doorgifte van een specifieke televisieomroepdienst die wordt aangeboden door een televisieomroeporganisatie die onder de bevoegdheid van een andere lidstaat valt. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
1° tijdens de voorafgaande 12 maanden heeft de televisieomroeporganisatie al minstens tweemaal een duidelijke, belangrijke en ernstige inbreuk gepleegd op artikel 38, 1°, of artikel 42, of afbreuk gedaan aan de volksgezondheid of een belangrijk en ernstig risico daarop gevormd;
2° de Vlaamse Regulator voor de Media heeft de televisieomroeporganisatie, de lidstaat en de Europese Commissie schriftelijk in kennis gesteld van de vermeende inbreuken en van de evenredige maatregelen die de Vlaamse Regulator voor de Media voornemens is te treffen indien een dergelijke inbreuk opnieuw plaatsvindt;
3° de Vlaamse Regulator voor de Media heeft de rechten van verdediging van de televisieomroeporganisatie geëerbiedigd en heeft met name die televisieomroeporganisatie de mogelijkheid gegeven zijn standpunt inzake de vermeende inbreuken kenbaar te maken; en
4° overleg met de lidstaat en met de Europese Commissie, heeft binnen een maand na de ontvangst door de Europese Commissie van de onder punt 2° bedoelde kennisgeving niet tot een minnelijke schikking geleid.
Indien de Europese Commissie besluit dat die maatregelen, vermeld in het eerste lid, niet verenigbaar zijn met het recht van de Europese Unie, beëindigt de Vlaamse Regulator voor de Media deze maatregelen onverwijld.
§ 3. Onverminderd paragraaf 1, kan de Vlaamse Regulator voor de Media voorlopige maatregelen nemen indien een televisieomroepdienst die wordt geleverd door een onder de bevoegdheid van een andere lidstaat vallende televisieomroeporganisatie een duidelijke, belangrijke en ernstige inbreuk pleegt op artikel 38, 2°, of afbreuk doet aan of een belangrijk en ernstig risico vertoont dat afbreuk zal worden gedaan aan de openbare veiligheid, met inbegrip van de bescherming van de nationale veiligheid en defensie.
Deze uitzonderingsregeling is onderhavig aan de volgende voorwaarden:
1° tijdens de voorgaande 12 maanden heeft de omroeporganisatie het in het eerste lid bedoelde gedrag minstens eenmaal vertoond;
2° de Vlaamse Regulator voor de Media heeft de televisieomroeporganisatie, de lidstaat en de Europese Commissie schriftelijk in kennis gesteld van de vermeende inbreuken en van de evenredige maatregelen die de Vlaamse Regulator voor de Media voornemens is te treffen indien die inbreuken opnieuw plaatsvinden.
De Vlaamse Regulator voor de Media eerbiedigt de rechten van verdediging van de betrokken televisieomroeporganisatie en geeft met name deze televisieomroeporganisatie de mogelijkheid zijn standpunt inzake de vermeende inbreuken kenbaar te maken.
Indien de Europese Commissie besluit dat de maatregelen, vermeld in het eerste lid, niet verenigbaar zijn met het recht van de Europese Unie, beëindigt de Vlaamse Regulator voor de Media deze maatregelen onverwijld.
§ 4. De Vlaamse Regulator voor de Media kan in dringende gevallen, niet later dan een maand na de vermeende inbreuk, afwijken van de in paragraaf 3, tweede lid, 1° en 2°, vastgestelde voorwaarden. In dat geval moeten de getroffen maatregelen zo spoedig mogelijk, met opgave van de redenen waarom de Vlaamse Regulator voor de Media van oordeel is dat het om een dringend geval gaat, worden meegedeeld aan de Europese Commissie en de lidstaat onder wiens bevoegdheid de omroeporganisatie valt.
Artikel 41. (10/05/2009- ...)
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn eveneens van toepassing op teletekst.
Artikel 42. (10/05/2009- 08/05/2021)
Lineaire televisieomroeporganisaties mogen geen programma's uitzenden die de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstig zouden kunnen aantasten, met name programma's waarin pornografische scènes of beelden van nodeloos geweld voorkomen.
Deze bepaling geldt ook voor andere programma's die schade kunnen toebrengen aan de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen, tenzij door de keuze van het tijdstip van uitzending of door technische maatregelen wordt gewaarborgd dat minderjarigen in het verzorgingsgebied of zendgebied de uitzendingen normaliter niet zullen zien of beluisteren.
Als dergelijke programma's ongecodeerd worden uitgezonden, moeten ze voorafgegaan worden door een akoestische waarschuwing of moeten ze gedurende de hele uitzending herkenbaar zijn aan een visueel symbool.
De bepalingen van het eerste en het tweede lid gelden ook voor aankondigingen van programma's die uitgezonden worden door lineaire televisieomroeporganisaties.
Artikel 43. (10/05/2009- 08/05/2021)
De Vlaamse Regering kan de lineaire televisieomroeporganisaties en niet-lineaire televisiediensten regels opleggen voor het vermelden van bepaalde beelden en signalen bij de vertoning van programma's die een invloed kunnen hebben op kinderen en jongeren, waarbij aangegeven wordt voor welke leeftijdsgroep ze geschikt zijn.
Artikel 44. (10/05/2009- 08/05/2021)
De Vlaamse Regulator voor de Media kan de dienstenverdeler of de netwerkoperator verplichten het doorgeven van een programma van een lineaire televisieomroeporganisatie voorlopig te schorsen als dat een duidelijke, belangrijke en ernstige inbreuk vormt op de bepalingen van artikel 38 en artikel 42, eerste en tweede lid, en als de lineaire televisieomroeporganisatie in kwestie in de voorgaande twaalf maanden al ten minste tweemaal een inbreuk gepleegd heeft op dezelfde bepalingen, waarover de Vlaamse Regulator voor de Media zich heeft uitgesproken.
De Vlaamse Regulator voor de Media brengt daartoe vooraf de lineaire televisieomroeporganisatie in kwestie schriftelijk op de hoogte van de ten laste gelegde inbreuken en van het voornemen om beperkingen aan de doorgifte op te leggen als nogmaals een dergelijke inbreuk gepleegd wordt.
Als het gaat om een lineaire televisieomroeporganisatie uit een andere lidstaat van de Europese Unie, brengt de Vlaamse Regulator voor de Media de Europese Commissie schriftelijk op de hoogte van de ten laste gelegde inbreuken en van het voornemen om beperkingen aan de doorgifte op te leggen als nogmaals een dergelijke inbreuk gepleegd wordt.
Als binnen een termijn van vijftien kalenderdagen, te rekenen vanaf die kennisgeving, overleg met de Europese Commissie en de lidstaat van de Europese Unie van waaruit uitgezonden wordt, niet tot een minnelijke schikking heeft geleid en de ten laste gelegde inbreuk blijft doorgaan, wordt de voorlopige schorsing effectief.
Artikel 45. (10/05/2009- 08/05/2021)
Niet-lineaire televisieomroeporganisaties stellen de door hen verstrekte diensten op aanvraag die de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstig zouden kunnen schaden zodanig beschikbaar dat minderjarigen dergelijke televisiediensten op aanvraag normaliter niet te horen of te zien krijgen.
Artikel 46. (27/08/2012- ...)
...
Artikel 47. (01/09/2009- ...)
De bepalingen van deze afdeling zijn eveneens van toepassing op teletekst.
Artikel 48. (01/09/2009- ...)
Met toepassing van artikel 37 zijn omroeporganisaties vrij in het op enige wijze uitzenden, opnemen, exploiteren en voeren van commerciële communicatie, met uitzondering van de beperkingen en verplichtingen, vermeld in dit decreet.
Artikel 49. (30/06/2020- ...)
...
Artikel 50. (01/09/2009- ...)
Het is de omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap verboden reclame te brengen, met uitzondering van radioreclame en van reclame die gericht is op zelfpromotie.
Het is de televisieomroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap verboden om telewinkelen te brengen.
Het is de televisieomroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap verboden om zijn kinderprogramma's te laten sponsoren en om in kinderprogramma's productplaatsing te gebruiken.
Het is de omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap verboden commerciële communicatie te brengen via teletekst.
Artikel 50/1. (27/08/2012- ...)
Omroeporganisaties zijn gemachtigd boodschappen van algemeen nut uit te zenden, met behoud van de toepassing van de bepalingen van dit decreet.
De boodschappen van algemeen nut zijn duidelijk herkenbaar en onderscheiden van de programma's. In een televisieomroepprogramma worden ze voorafgegaan en gevolgd door een passende aankondiging dat het om een boodschap van algemeen nut gaat en van wie de boodschap uitgaat. In een radioprogramma worden ze door middel van een auditief signaal onderscheiden van de gewone programmering.
Boodschappen van algemeen nut die afkomstig zijn van sociale en humanitaire verenigingen of van verenigingen die behoren tot het domein van het algemeen welzijn, mogen rechtstreeks noch onrechtstreeks gericht zijn op de commerciële promotie van individuele producten of diensten, noch op de commerciële promotie van het lidmaatschap van dergelijke verenigingen.
Artikel 51. (27/08/2012- ...)
De bepalingen van deze afdeling zijn ook van toepassing op teletekst.
Artikel 52. (27/08/2012- 08/05/2021)
De aanbieders van omroepdiensten mogen geen commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut uitzenden die in strijd zijn met wettelijke bepalingen.
De aanbieders van omroepdiensten mogen bovendien geen commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut uitzenden die niet in overeenstemming zijn met de beginselen van de bescherming van het privéleven, de eerlijke behandeling van de consument en de eerlijke mededinging.
Artikel 53. (27/08/2012- ...)
Commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut moeten gemakkelijk als zodanig herkenbaar zijn.
Artikel 54. (27/08/2012- ...)
Sluikreclame is verboden.
Onder sluikreclame als vermeld in het eerste lid, wordt verstaan commerciële communicatie die bestaat uit het vermelden of vertonen van goederen, diensten, naam, handelsmerk of activiteiten van een producent van goederen of een aanbieder van diensten in programma's, als de omroeporganisatie daarmee beoogt reclame te maken en het publiek kan worden misleid omtrent de aard van de vermelding of de vertoning. Die bedoeling wordt met name geacht aanwezig te zijn als de vermelding of de vertoning tegen betaling of een andere vergoeding gebeurt.
Artikel 54/1.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(09/05/2021- ...)Bij commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut worden geen subliminale technieken gebruikt.
Artikel 55. (27/08/2012- 08/05/2021)
Commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut mogen niet zo opgezet zijn dat ze :
1° de menselijke waardigheid aantasten;
2° aanzetten tot gewelddadige of discriminerende gedragingen.
Commerciële communicatie mag niet zo opgezet zijn dat het enige vorm van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, nationaliteit, godsdienst of levensbeschouwing, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid bevat of bevordert.
Artikel 56. (27/08/2012- 08/05/2021)
Commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut mogen geen elementen bevatten met kwetsende of misprijzende uitlatingen over religieuze, filosofische of politieke overtuigingen.
Artikel 57. (01/09/2009- 08/05/2021)
Commerciële communicatie mag degenen die een bepaald product of een bepaalde dienst niet verbruiken of gebruiken, niet in diskrediet brengen.
Artikel 58. (27/08/2012- 08/05/2021)
Commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut mogen personen niet uitbeelden in hun persoonlijke of maatschappelijke hoedanigheid of naar hen verwijzen zonder hun voorafgaande toestemming.
Commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut mogen niet zonder vooraf gegeven toestemming persoonlijke eigendommen afbeelden of ernaar verwijzen op een wijze die laat veronderstellen dat de betrokkene daarin heeft toegestemd. Bij beelden van of verwijzingen naar persoonlijke eigendommen is geen toestemming vereist voor wat integrerend tot het straatbeeld behoort. Voor gerichte en uitdrukkelijke verwijzingen is de toestemming wel vereist.
Artikel 59. (01/09/2009- 08/05/2021)
Commerciële communicatie mag geen elementen bevatten die inspelen op gevoelens van angst.
Artikel 60. (27/08/2012- 08/05/2021)
§ 1. Commerciële communicatie mag geen elementen bevatten die erop gericht zijn de consument te misleiden op het gebied van :
1° de kenmerken van de goederen of diensten, zoals beschikbaarheid, aard, uitvoering, samenstelling, procédé en datum van fabricage of levering, geschiktheid voor het gebruik, gebruiksmogelijkheden, hoeveelheid, specificatie, geografische of commerciële oorsprong of van het gebruik te verwachten resultaten, of uitslagen en essentiële uitkomsten van onderzoek van de goederen of diensten;
2° de prijs of de wijze van prijsberekening, alsook de voorwaarden waaronder de goederen worden geleverd of de diensten worden verricht;
3° de hoedanigheid, kwalificaties en rechten van de adverteerder, zoals zijn identiteit en zijn vermogen, zijn bekwaamheden en zijn industriële, commerciële of intellectuele eigendomsrechten of zijn bekroningen en onderscheidingen.
§ 2. Onder misleidende commerciële communicatie wordt elke vorm van reclame verstaan die op enigerlei wijze, waaronder begrepen wordt haar opmaak, de personen tot wie ze zich richt of die ze bereikt, misleidt of kan misleiden en die door haar misleidende karakter hun economische gedrag kan beïnvloeden, of die om die redenen een concurrent schade toebrengt of kan toebrengen.
Artikel 61. (27/08/2012- 08/05/2021)
Commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut mogen niet op een verkeerde of misleidende manier gebruikmaken van wetenschappelijke en technische publicaties. Wetenschappelijke en technische termen mogen niet worden misbruikt om bepaalde beweringen een pseudowetenschappelijke basis te verstrekken.
Artikel 62. (27/08/2012- 08/05/2021)
Commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut mogen niet aansporen tot gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid of de veiligheid, of dat in hoge mate schadelijk is voor het milieu.
Commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut mogen geen elementen bevatten die ertoe kunnen leiden de kijker of luisteraar te misleiden over de milieueffecten.
Commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut mogen geen aanduidingen of suggesties bevatten waardoor het risico voor de gezondheid en de veiligheid voor de consumenten en voor derden wordt geminimaliseerd.
Artikel 63. (27/08/2012- 08/05/2021)
De getuigenissen, attesten en aanbevelingen waarop in commerciële communicatie en in boodschappen van algemeen nut een beroep wordt gedaan, moeten authentiek zijn, mogen niet uit hun context gerukt zijn en mogen niet achterhaald zijn. Het gebruik van getuigenissen, attesten en aanbevelingen is alleen toegestaan als de auteur zijn toestemming geeft.
Artikel 64. (01/09/2009- ...)
De bepalingen van deze afdeling zijn eveneens van toepassing op teletekst.
Artikel 65. (01/09/2009- 08/05/2021)
Commerciële communicatie over sigaretten en andere tabaksproducten is verboden.
Artikel 66. (01/09/2009- ...)
Commerciële communicatie over geneesmiddelen voor menselijk gebruik en medische behandelingen voor menselijk gebruik die alleen op doktersvoorschrift verkrijgbaar zijn, is verboden.
Artikel 67. (01/09/2009- ...)
Commerciële communicatie over wapens is verboden.
Artikel 68. (01/09/2009- ...)
Commerciële communicatie over alcoholhoudende dranken moet aan de volgende criteria voldoen :
1° ze richt zich niet specifiek tot minderjarigen en toont in het bijzonder geen minderjarigen die dit soort dranken gebruiken;
2° ze legt geen verband tussen alcoholgebruik en een verbetering van fysieke prestaties of gemotoriseerd rijden;
3° ze wekt niet de indruk dat alcoholgebruik bijdraagt tot sociale of seksuele successen;
4° er wordt niet in gesuggereerd dat alcoholhoudende dranken therapeutische kwaliteiten bezitten of een stimulerend, kalmerend of spanningsreducerend effect hebben;
5° ze moedigt geen onmatig alcoholgebruik aan, of stelt onthouding of matig alcoholgebruik niet in een negatief daglicht;
6° ze legt geen nadruk op het hoge alcoholgehalte van dranken als positieve eigenschap.
Artikel 69. (01/09/2009- ...)
Commerciële communicatie over suikerhoudend snoepgoed moet op een duidelijke en contrasterende wijze een gestileerde afbeelding van een tandenborstel tonen gedurende de hele uitzending van de commerciële communicatie, naar rato van een tiende van de hoogte van het filmbeeld, verhoudingsgewijs weergegeven zoals hierna afgebeeld.
Afbeelding: niet opgenomen.
Artikel 70. (01/09/2009- ...)
De bepalingen van deze afdeling zijn eveneens van toepassing op teletekst.
Artikel 71. (01/09/2009- ...)
Commerciële communicatie die gericht is op kinderen en jongeren, moet voor hen duidelijk als zodanig herkenbaar zijn.
Artikel 72. (27/08/2012- ...)
Commerciële communicatie mag minderjarigen geen zedelijke of lichamelijke schade toebrengen. Derhalve mag ze de volgende zaken niet doen :
1° minderjarigen er rechtstreeks toe aanzetten een product of dienst te kopen of te huren door te profiteren van hun onervarenheid of goedgelovigheid;
2° minderjarigen er rechtstreeks toe aanzetten hun ouders of anderen te overreden de aangeprezen goederen of diensten aan te kopen;
3° minderjarigen zonder gegronde redenen in gevaarlijke situaties tonen;
4° profiteren van het bijzondere vertrouwen dat minderjarigen in ouders, leerkrachten of andere personen stellen.
5° pornografische inhoud of boodschappen van nodeloos geweld bevatten.
Artikel 73. (01/09/2009- ...)
1. Commerciële communicatie voor kinderen en jongeren moet worden opgemaakt met de nodige sociale verantwoordelijkheidszin, zodat ze positieve sociale gedragingen, levensstijlen en houdingen niet ondermijnt.
§ 2. Commerciële communicatie voor kinderen mag geen geweld weergeven, banaliseren, tolereren, idealiseren of aanmoedigen, noch onwettig, antisociaal of laakbaar gedrag tonen of aanmoedigen.
Commerciële communicatie voor jongeren mag geen geweld banaliseren, tolereren, idealiseren of aanmoedigen, noch onwettig, antisociaal of laakbaar gedrag aanmoedigen.
§ 3. Commerciële communicatie voor kinderen en jongeren mag niet het gezag, de verantwoordelijkheid of het oordeel van ouders en opvoeders ondermijnen, rekening houdend met de heersende sociale en culturele waarden.
§ 4. Commerciële communicatie over speelgoed dat op vuurwapens lijkt, is verboden.
Artikel 74. (01/09/2009- ...)
§ 1. Commerciële communicatie voor kinderen en jongeren moet respect opbrengen voor de waardigheid van kinderen en jongeren en mag kinderen en jongeren niet zo in beeld brengen dat hun fysieke of morele integriteit wordt aangetast of in gevaar wordt gebracht.
§ 2. Commerciële communicatie mag bij kinderen en jongeren geen gevoelens van angst of ongemak oproepen.
§ 3. Commerciële communicatie voor kinderen en jongeren mag geen teksten of visuele voorstellingen bevatten die kinderen en jongeren geestelijk, moreel of fysiek schade kunnen berokkenen, of die hen ertoe aanzetten gevaarlijk te handelen of zich in onveilige toestanden te begeven, die hun gezondheid of hun veiligheid ernstig in gevaar kunnen brengen, of dat soort gedrag goedpraten.
§ 4. Commerciële communicatie mag kinderen en jongeren niet ontraden om de gevestigde veiligheidsregels te volgen. Bijzondere aandacht moet in dat verband gaan naar onder meer :
1° verkeersveiligheid met kinderen en jongeren als voetganger, fietser of passagier;
2° huishoudelijke situaties;
3° medicijnen en chemische producten;
4° gevaarlijke gereedschappen, vuur, lucifers;
5° spel in of bij het water.
Artikel 75. (01/09/2009- ...)
§ 1. Commerciële communicatie voor kinderen moet de mogelijkheden en eigenschappen van het product dat in de commerciële communicatie wordt weergegeven, correct weergeven, zodat kinderen zeker niet worden misleid over een van die kenmerken.
§ 2. Commerciële communicatie mag kinderen niet misleiden over :
1° de eigenschappen, de afmetingen, de waarde, de aard, de levensduur of de prestaties van het product;
2° de met het product haalbare resultaten;
3° de effecten op de gezondheid;
4° de graad van handigheid of de leeftijd die vereist is voor het gebruik van het product.
Het gebruik van fantasie, inclusief animatie, is geoorloofd in commerciële communicatie voor kinderen, maar er moet over gewaakt worden dat de fantasie en de animatie hen niet misleiden over de reële eigenschappen van het product in kwestie.
Artikel 76. (01/09/2009- ...)
Commerciële communicatie voor kinderen mag niet beweren dat het hebben of gebruiken van een bepaald product hen voordeel biedt ten opzichte van andere kinderen, noch dat het niet-hebben van een bepaald product tot het tegenovergestelde effect leidt. De commerciële communicatie mag niet beweren dat kinderen die het product niet bezitten, minderwaardig of onpopulair zijn.
Commerciële communicatie voor kinderen mag de prijs van het aangeboden product niet minimaliseren, noch suggereren dat het aangeboden product tot de mogelijkheden van elk gezinsbudget behoort.
Artikel 77. (01/09/2009- ...)
Commerciële communicatie voor kinderen en jongeren mag geen buitensporig verbruik aanmoedigen of vergoelijken van voedingsmiddelen en dranken die stoffen bevatten waarvan een overmatig gebruik niet aanbevolen is, zoals vetten, transvetzuren, zout of natrium en suikers.
Artikel 78. (01/09/2009- ...)
De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op de lineaire televisiediensten.
Artikel 79. (01/09/2009- ...)
§ 1. Televisiereclame, zelfpromotie uitgezonderd, en telewinkelen moeten duidelijk herkenbaar zijn en moeten kunnen worden onderscheiden van redactionele inhoud. Zonder afbreuk te doen aan het gebruik van nieuwe reclametechnieken, moeten reclame en telewinkelen met visuele en/of akoestische en/of ruimtelijke middelen van andere onderdelen van het programma worden gescheiden.
De bepalingen van deze paragraaf zijn eveneens van toepassing op teletekst.
§ 2. Afzonderlijke reclame- en telewinkelspots blijven een uitzondering. Een afzonderlijke reclame- of telewinkelspot is toegestaan per televisieomroepprogramma per dag.
Daarnaast zijn afzonderlijke reclame- en telewinkelspots toegestaan :
1° in uitzendingen van sportevenementen;
2° als er een langdurige spot wordt uitgezonden van minimaal twee minuten;
3° als een omroeporganisatie er niet in geslaagd is voor een specifiek reclameblok meer dan een reclame- of telewinkelspot te verkopen, bij gebrek aan interesse van de klanten.
§ 3. In afwijking van paragraaf 2 is voor televisieomroeporganisaties die in lus uitzenden, een afzonderlijke reclame- en telewinkelspot toegestaan per lus in plaats van per dag.
Artikel 80. (01/09/2009- ...)
Televisieprogramma's mogen worden onderbroken voor reclame of telewinkelen, met dien verstande dat daarbij de integriteit en de waarde van de programma's niet mogen worden geschaad, rekening houdend met de natuurlijke pauzes in en de duur en de aard van het programma, en dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de rechten van de rechtenhouders.
Uitzendingen van kinderprogramma's, religieuze erediensten, godsdienstige en levensbeschouwelijke programma's en journaals mogen niet worden onderbroken voor reclame en telewinkelen.
Teletekstpagina's die gericht zijn op kinderen, of die betrekking hebben op godsdienstige en levensbeschouwelijke thema's of op nieuws mogen geen reclame of telewinkelen bevatten.
Artikel 81. (08/05/2020- 08/05/2021)
§ 1. Uitzendingen van televisiefilms, cinematografische producties en nieuwsprogramma's mogen een keer per geprogrammeerd tijdvak van ten minste dertig minuten worden onderbroken voor reclame en/of telewinkelen.
§ 2. Het aandeel televisiereclame- en telewinkelspots bedraagt tussen 6 uur 's ochtends en 18 uur 's avonds niet meer dan 20 percent van dat tijdvak. Het aandeel televisiereclame- en telewinkelspots bedraagt tussen 18 uur 's avonds en middernacht niet meer dan 20 percent van dat tijdvak.
§ 3. Paragraaf 2 is niet van toepassing op boodschappen van de lineaire televisieomroeporganisaties over hun eigen programma's en rechtstreeks daarvan afgeleide ondersteunende producten, op sponsorboodschappen en op productplaatsing.
§ 4. De openbare omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap en de aanbieders van lineaire omroepdiensten delen de Vlaamse Regulator voor de Media mee welke boodschappen van algemeen nut ze gratis uitzenden.
§ 5. De regionale en private lineaire televisieomroeporganisaties mogen publi-reportages uitzenden die niet worden in aanmerking genomen bij de berekening van de percentages vermeld in § 2 van dit artikel, mits deze publi-reportages in overeenstemming zijn met alle bepalingen van dit hoofdstuk.
Onder publi-reportages wordt begrepen commerciële communicatie die meer tijd in beslag neemt dan reclamespots omdat het accent ligt op redactionele en informatieve inhoud.
Artikel 82. (27/08/2012- ...)
§ 1. De lineaire televisieomroeporganisaties kunnen telewinkelprogramma's uitzenden onder de volgende voorwaarden :
1° telewinkelprogramma's worden met visuele en akoestische middelen duidelijk als zodanig gekenmerkt;
2° telewinkelprogramma's kunnen worden onderscheiden van redactionele inhoud;
3° telewinkelprogramma's nemen zonder onderbreking minimaal vijftien minuten in beslag;
4° in de onmiddellijke omgeving van kinderprogramma's worden geen telewinkelprogramma's uitgezonden. Met onmiddellijke omgeving wordt bedoeld binnen een tijdsbestek van vijftien minuten voor en na het kinderprogramma.
§ 2. Artikelen 81, 154 en 155 zijn niet van toepassing op lineaire televisieomroeporganisaties die uitsluitend gewijd zijn aan reclame en telewinkelen en op lineaire televisieomroeporganisaties die uitsluitend aan zelfpromotie gewijd zijn.
§ 3. Het uitzenden van belspelprogramma's is verboden.
Een belspelprogramma is een televisieprogramma dat hoofdzakelijk bestaat uit het aanbieden van spelen waarbij gebruikgemaakt wordt van nummerreeksen van het Belgische nummerplan of buitenlandse nummerplannen en waarvoor het is toegestaan om van de oproeper naast de prijs van de communicatie ook een betaling voor de inhoud te vragen.
Artikel 83. (01/09/2009- ...)
Reclame voor alcoholhoudende dranken mag niet worden uitgezonden in het reclameblok net voor of net na kinderprogramma's.
Artikel 84. (27/08/2012- ...)
Telewinkelen met betrekking tot geneesmiddelen voor menselijk gebruik waarvoor een vergunning nodig is om ze in de handel te brengen, en telewinkelen met betrekking tot medische behandelingen voor menselijk gebruik zijn verboden.
Telewinkelen met betrekking tot diensten die gebruikmaken van paranormale middelen zijn verboden.
Dit artikel is eveneens van toepassing op teletekst.
Artikel 85. (01/09/2009- ...)
De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op de lineaire radiodiensten.
Artikel 86. (01/09/2009- ...)
§ 1. Radioreclame, zelfpromotie uitgezonderd, moet duidelijk herkenbaar zijn en moet kunnen worden onderscheiden van redactionele inhoud. Radioreclame moet met akoestische middelen van andere onderdelen van het programma worden gescheiden.
§ 2. Afzonderlijke radioreclamespots blijven een uitzondering. Een afzonderlijke radioreclamespot is toegestaan per omroepprogramma per dag.
Daarnaast zijn afzonderlijke radioreclamespots toegestaan :
1° in uitzendingen van sportevenementen;
2° als er een langdurige spot wordt uitgezonden van minimaal twee minuten;
3° als een omroeporganisatie er niet in geslaagd is voor een specifiek reclameblok meer dan een reclamespot te verkopen, bij gebrek aan interesse van de klanten.
Artikel 87. (01/09/2009- ...)
Radioprogramma's mogen worden onderbroken voor reclame. Daarbij moet rekening worden gehouden met de natuurlijke pauzes in en de duur en de aard van het programma, en mag er geen afbreuk worden gedaan aan de rechten van de rechtenhouders.
Artikel 88. (01/09/2009- ...)
Radio-uitzendingen van religieuze erediensten, godsdienstige en levensbeschouwelijke programma's en journaals mogen niet worden onderbroken voor reclame.
Artikel 89. (01/09/2009- ...)
Radioreclame voor alcoholhoudende dranken mag niet worden uitgezonden in het reclameblok net voor of net na kinderprogramma's.
Artikel 90. (01/09/2009- ...)
De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op televisiediensten en teletekst, met uitzondering van artikel 96, dat eveneens van toepassing is op radiodiensten.
Artikel 91. (01/09/2009- ...)
Gesponsorde omroepdiensten en programma's moeten aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° de inhoud en, in geval van lineaire uitzendingen, de programmering, worden nooit dusdanig beïnvloed door de sponsor dat daardoor de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van de omroeporganisatie worden aangetast;
2° ze sporen niet rechtstreeks aan tot aankoop of huur van goederen of diensten, in het bijzonder door die goederen of diensten specifiek aan te prijzen;
3° de kijkers en de luisteraars worden duidelijk gewezen op het bestaan van een sponsoringovereenkomst. Gesponsorde programma's of teletekstpagina's worden duidelijk als zodanig gekenmerkt door in het begin, tijdens, en/of op het einde van het programma of het programmaonderdeel of teletekstpagina's op passende wijze de naam en/of het logo en/of een ander symbool van de sponsor, zoals een verwijzing naar zijn product(en) of dienst(en) of een onderscheidingsteken daarvan, te vermelden.
Als in de aankondigingsspots de sponsors vermeld worden, zal dat gebeuren overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid, 2° en 3°.
Artikel 92. (01/09/2009- ...)
De sponsorvermeldingen op de VRT mogen uitsluitend de naam van de sponsor, de handelsnaam, het logo, het product, de naam van het product, de dienst of de naam van de dienst bevatten. Klank- en beeldherkenningstekens van de sponsor of die verbonden zijn aan de sponsor zijn toegestaan, evenals imago-ondersteunende slogans van de sponsor of zijn producten of diensten.
De sponsorvermeldingen mogen uitsluitend ingevoegd worden in het begin en op het einde van het programma of van het programmaonderdeel. De vermelding mag geanimeerd zijn en mag niet langer dan vijf seconden per sponsor en tien seconden in totaal bedragen. Binnen een tijdsbestek van vijf minuten voor en na kinderprogramma's op de televisieomroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap mag geen sponsorvermelding plaatsvinden.
Tijdens sportwedstrijden zijn sponsorvermeldingen op de VRT toegestaan bij het tonen van tijdsaanduidingen en de weergave van de stand.
Artikel 93. (01/09/2009- 08/05/2021)
Omroepdiensten en programma's mogen niet worden gesponsord door ondernemingen waarvan de voornaamste activiteit bestaat in de vervaardiging of verkoop van sigaretten en andere tabaksproducten.
Artikel 94. (01/09/2009- ...)
Kinderprogramma's mogen niet worden gesponsord door ondernemingen waarvan de voornaamste activiteit bestaat in de vervaardiging of verkoop van alcoholhoudende dranken.
Artikel 95. (01/09/2009- ...)
Bij sponsoring van omroepdiensten of programma's door ondernemingen waarvan de activiteiten de vervaardiging of verkoop van geneesmiddelen en medische behandelingen omvatten, mag de naam of het imago van de onderneming worden aangeprezen, maar mogen geen specifieke geneesmiddelen of medische behandelingen worden aangeprezen die in België alleen op doktersvoorschrift verkrijgbaar zijn.
Artikel 96. (01/09/2009- ...)
Journaals en politieke informatieprogramma's mogen niet worden gesponsord.
Hetzelfde geldt voor teletekstpagina's met nieuws en politieke informatie.
Verkeersmeldingen, weerberichten of -voorspellingen en beursberichten worden niet beschouwd als vormen van programma's als vermeld in het eerste lid, mits ze duidelijk gescheiden zijn van het nieuwsprogramma.
Artikel 97. (01/09/2009- ...)
Het vermelden of vertonen van het logo van een sponsor is verboden tijdens kinderprogramma's of op teletekstpagina's die gericht zijn op kinderen.
Artikel 98. (01/09/2009- ...)
De bepalingen van deze onderafdeling zijn alleen van toepassing op televisiediensten.
Artikel 98/1.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(09/05/2021- ...)De bepalingen van deze onderafdeling zijn alleen van toepassing op programma's die vanaf 9 mei 2021 zijn geproduceerd.
Artikel 99. (01/09/2009- 08/05/2021)
Productplaatsing is toegestaan ten aanzien van :
1° het opnemen of het verwijzen naar een product of dienst of een desbetreffend handelsmerk tegen betaling. In voorkomend geval is product plaatsing enkel toegestaan in (televisie)films, series, sportprogramma's en lichte amusementsprogramma's, met uitzondering van kinderprogramma's;
2° goederen of diensten die gratis worden geleverd, zoals productiehulp en prijzen, met het oog op de opneming ervan in een programma. In voorkomend geval is productplaatsing toegestaan in alle soorten programma's, behoudens in alle kinderprogramma's van de openbare omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Regering kan dit verbod uitbreiden tot de kinderprogramma's van de andere omroeporganisaties.
Artikel 100. (01/09/2009- 08/05/2021)
§ 1. De programma's die productplaatsing bevatten, voldoen aan al de volgende voorwaarden :
1° de inhoud en, in geval van lineaire uitzendingen, de programmering ervan, worden nooit dusdanig beïnvloed dat de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van de omroeporganisatie worden aangetast;
2° ze sporen niet rechtstreeks aan tot aankoop of huur van goederen of diensten, in het bijzonder door die producten of diensten specifiek aan te prijzen;
3° het product of de dienst in kwestie krijgt geen overmatige aandacht;
4° als het programma in kwestie is geproduceerd of besteld door de omroeporganisatie zelf of door een aan hem verbonden onderneming, worden de kijkers duidelijk gewezen op de aanwezigheid van productplaatsing. Het programma in kwestie wordt in het begin en op het einde ervan, en als het na een reclamepauze wordt hervat, op passende wijze als zodanig aangeduid om verwarring bij de kijkers te voorkomen. De Vlaamse Regering kan daarover nadere regels bepalen.
§ 2. De voorwaarden van paragraaf 1 zijn van toepassing op programma's die na de inwerkingtreding van dit decreet zijn geproduceerd.
Artikel 101. (01/09/2009- 08/05/2021)
Programma's mogen in geen geval productplaatsing bevatten voor :
1° tabaksproducten of sigaretten of ondernemingen waarvan de voornaamste activiteit in de productie of verkoop van sigaretten en andere tabaksproducten bestaat;
2° specifieke geneesmiddelen of medische behandelingen die in België alleen op voorschrift beschikbaar zijn.
Artikel 102. (10/05/2009- ...)
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op lineaire en niet-lineaire omroepdiensten en op teletekst.
Artikel 103. (10/05/2009- ...)
Eenieder heeft recht op informatie via radio en televisie.
Artikel 104. (10/05/2009- ...)
§ 1. Eenieder heeft ten aanzien van radio- en televisiediensten een recht van antwoord dat wordt uitgeoefend als vermeld in dit decreet.
§ 2. Met behoud van de toepassing van de andere rechtsmiddelen heeft elke natuurlijke persoon of rechtspersoon van wie de rechtmatige belangen, namelijk aanzien en reputatie, zijn aangetast door een onjuiste bewering tijdens de uitzending van een programma van een lineaire of niet-lineaire omroepdienst, het recht om een verzoek tot kosteloze opname van een antwoord in te dienen.
De verzoeker, vermeld in het eerste lid, kan het recht van antwoord met betrekking tot verschillende afleveringen van een programma die deel uitmaken van een reeks, in een keer uitoefenen.
Er behoeft evenwel geen antwoord te worden opgenomen als een van de personen, vermeld in artikel 106, § 1, vrijwillig een bevredigende rechtzetting heeft aangebracht dan wel als tijdens de uitzending aan de verzoeker al een recht van weerwoord werd verleend. Als de verzoeker, vermeld in het eerste lid, die rechtzetting niet bevredigend acht en aan de voorwaarden, gesteld aan het recht van antwoord, voldoet, kan hij gebruikmaken van zijn recht van antwoord.
§ 3. Als de persoon, vermeld in § 2, eerste lid, overleden is, komt het recht om een verzoek tot kosteloze opname van een antwoord in te dienen, toe aan alle bloedverwanten in de rechte lijn en aan de echtgenoot of de feitelijk of wettelijk samenwonende partner, of, bij ontstentenis, aan de naaste bloedverwanten. Dat recht wordt steeds eenmaal en door de meest gerede onder hen uitgeoefend. Als de termijn, vermeld in artikel 105, al aan het lopen is op de dag van het overlijden van de persoon, vermeld in § 2, eerste lid, beschikken de rechthebbenden slechts over het resterende gedeelte van die termijn.
Artikel 105. (10/05/2009- ...)
Het verzoek, vermeld in artikel 104, wordt schriftelijk ingediend en binnen een termijn van een maand verzonden.
Indien het recht van antwoord betrekking heeft op een programma van een lineaire omroepdienst, begint deze termijn te lopen op de dag van de eerste uitzending.
Indien het recht van antwoord betrekking heeft op een programma van een niet-lineaire omroepdienst, begint deze termijn te lopen op de eerste dag dat het programma door de gebruiker kan opgevraagd worden.
In afwijking van het derde lid, en voor programma's van niet-lineaire omroepdiensten die reeds eerder lineair werden verdeeld, begint de termijn te lopen op het ogenblik van de eerste lineaire uitzending.
Artikel 106. (10/05/2009- ...)
§ 1. Het verzoek, vermeld in artikel 104, wordt toegezonden aan de hoofdredacteur of de eindredacteur van het programma of aan elke persoon die het antwoord kan laten opnemen.
Op verzoek van de verzoeker verstrekt de omroeporganisatie onmiddellijk de nodige gegevens om de personen, vermeld in het eerste lid, te identificeren.
§ 2. Het verzoek bevat op straffe van onontvankelijkheid :
1° alle nauwkeurige inlichtingen op grond waarvan de identiteit van de omroeporganisatie, het programma in kwestie en de informatie waarop het antwoord betrekking heeft, kan worden vastgesteld;
2° het bewijs dat aan alle voorwaarden als vermeld in artikel 104, is voldaan;
3° voor natuurlijke personen, de identiteit, de woonplaats of verblijfplaats van de verzoeker; voor rechtspersonen, de naam en de zetel van de verzoeker, en de hoedanigheid van de persoon die het verzoek ondertekent; voor feitelijke verenigingen, de naam en de vestiging van de verzoeker, en de hoedanigheid van de persoon die het verzoek ondertekent;
4° de handtekening van de verzoeker; of voor rechtspersonen of feitelijke verenigingen, de handtekening van de persoon die in hun naam handelt;
5° het antwoord.
Artikel 107. (10/05/2009- ...)
De tekst van het antwoord wordt in dezelfde taal gesteld als de informatie die de aanleiding is geweest tot het verzoek.
Het antwoord moet rechtstreeks verband houden met de informatie die de aanleiding is geweest tot het verzoek.
Het antwoord mag niet beledigend of strijdig met de wetten of de goede zeden zijn en mag, tenzij dat strikt noodzakelijk is, geen derde in de zaak betrekken.
Artikel 108. (10/05/2009- ...)
De duur van het antwoord wordt beperkt tot wat strikt noodzakelijk is om te reageren op de informatie die de aanleiding is geweest tot het verzoek. Het antwoord moet in ten hoogste drie minuten kunnen worden gelezen of mag uit ten hoogste 4500 typografische tekens bestaan.
Artikel 109. (10/05/2009- ...)
§ 1. Indien het recht van antwoord betrekking heeft op een programma van een lineaire omroepdienst, wordt het antwoord uiterlijk opgenomen in de eerstvolgende uitzending van hetzelfde programma na afloop van een termijn van twee werkdagen, zondagen en feestdagen niet inbegrepen, die ingaat op de dag waarop een van de personen, vermeld in artikel 106, § 1, het antwoord ontvangt.
Als er binnen veertien kalenderdagen na de ontvangst van het verzoek geen uitzending van het programma gepland is, moet het antwoord binnen die termijn worden uitgezonden op een voor het publiek toegankelijk uitzenduur.
Indien het recht van antwoord betrekking heeft op een programma van een niet-lineaire omroepdienst, wordt het antwoord aan het betrokken programma vastgehecht, en dit na afloop van een termijn van twee werkdagen, zondagen en feestdagen niet inbegrepen, die ingaat op de dag waarop een van de personen, vermeld in artikel 106, § 1, het antwoord ontvangt.
De verzoeker heeft in geen geval toegang tot de technische installaties die door de omroeporganisatie worden aangewend.
§ 2. Het antwoord moet in zijn geheel worden opgenomen, zonder tussenvoeging, op dezelfde wijze en in omstandigheden die zo veel mogelijk overeenstemmen met die waarin de informatie die de aanleiding is geweest tot het verzoek, is verspreid.
§ 3. Als een repliek of een commentaar op het opgenomen antwoord wordt gegeven, kan de persoon die om een recht van antwoord heeft verzocht, overeenkomstig de voorwaarden van dit decreet een nieuw recht van antwoord vorderen.
Artikel 110. (10/05/2009- ...)
§ 1. De afwijzing van een verzoek tot kosteloze opname van een antwoord wordt met een aangetekende brief aan de verzoeker meegedeeld binnen vier werkdagen, te rekenen vanaf de dag waarop een van de personen, vermeld in artikel 106, § 1, het antwoord ontvangt, en uiterlijk op de dag waarop de opname overeenkomstig artikel 109 zou moeten plaatsvinden.
De aangetekende brief, vermeld in het eerste lid, vermeldt de nauwkeurige redenen voor de weigering en de bepalingen van dit decreet waaraan niet is voldaan.
§ 2. Een van de personen, vermeld in artikel 106, § 1, kan binnen de termijn, vermeld in § 1, op dezelfde wijze een tegenvoorstel formuleren.
Als de verzoeker niet binnen vijftien kalenderdagen op het tegenvoorstel reageert, wordt dat laatste geacht aanvaard te zijn.
Een tegenvoorstel dat wordt opgestuurd met een aangetekende brief schorst de verplichting tot opname van een antwoord totdat de verzoeker het tegenvoorstel afwijst of aanneemt.
§ 3. Het te laat opnemen van een antwoord zonder dat daarbij overeenkomstig § 1 en § 2 een afwijzing of een tegenvoorstel is geweest, geeft recht op vergoeding van de door de rechter vast te stellen geleden schade.
Artikel 111. (10/05/2009- ...)
Met behoud van de mogelijkheid waarover de partijen beschikken om het geschil aan een bevoegd orgaan van de sector voor te leggen, behoren alle betwistingen die voortvloeien uit deze titel, tot de uitsluitende bevoegdheid van de voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg, die zitting houdt zoals in kort geding.
De verzoeker moet de zaak bij de voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg aanhangig maken binnen één maand, te rekenen vanaf de datum waarop het antwoord moest worden opgenomen, vanaf de datum waarop de afwijzing van de opname ter kennis is gebracht van de persoon die het verzoekschrift heeft ondertekend, vanaf de datum waarop het tegenvoorstel is afgewezen, of vanaf de datum waarop een opname heeft plaatsgevonden die niet overeenstemt met de bepalingen van dit decreet.
Als de voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg beveelt dat een antwoord moet worden opgenomen, beslist hij ten gronde en in laatste aanleg.
Als het antwoord op de datum van de uitspraak niet is opgenomen, beveelt de rechter de opname ervan binnen de termijn en op de wijze die hij bepaalt, in voorkomend geval, onder verbeurte van een dwangsom.
De voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg kan de voorstellen van de partijen inwilligen die tot doel hebben de inhoud van het antwoord aan te passen.
Artikel 112. (10/05/2009- ...)
De personen, vermeld in artikel 106, § 1, bewaren de dragers die de verspreide informatie bevatten, zolang een verzoek tot opname van een recht van antwoord wettelijk kan worden ingediend en, in voorkomend geval, totdat het geschil definitief is beslecht.
De personen, vermeld in artikel 106, § 1, bewaren de drager die het recht van antwoord bevat gedurende dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum waarop het antwoord opgenomen werd en, in voorkomend geval, totdat het geschil definitief is beslecht.
Artikel 113. (10/05/2009- ...)
§ 1. Eenieder heeft ten aanzien van radio- en televisiediensten een recht van mededeling dat wordt uitgeoefend als vermeld in dit decreet.
§ 2. Met behoud van de toepassing van de andere rechtsmiddelen heeft elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een programma van omroeporganisatie als verdachte, beklaagde of beschuldigde bij naam is genoemd, herkenbaar in beeld is gebracht of impliciet is aangewezen, het recht om de kosteloze opname van een recht van mededeling te vragen.
In afwijking van het eerste lid hoeft er geen mededeling te worden opgenomen als een van de personen, vermeld in artikel 116, § 1, vrijwillig een bevredigende mededeling heeft gedaan. Als de verzoeker die mededeling niet bevredigend acht, kan hij gebruikmaken van zijn recht van mededeling.
§ 3. Als de persoon, vermeld in § 2, overleden is, komt het recht om een verzoek tot kosteloze opname van een mededeling in te dienen toe aan alle bloedverwanten in de rechte lijn en aan de echtgenoot of de feitelijk of wettelijk samenwonende partner of, bij ontstentenis, aan de naaste bloedverwanten. Dat recht wordt slechts eenmaal en door de meest gerede onder hen uitgeoefend. Als de termijn, vermeld in artikel 115, loopt op de dag van het overlijden van de persoon, vermeld in paragraaf 2, beschikken de rechthebbenden slechts over het resterende gedeelte van die termijn.
Artikel 114. (10/05/2009- ...)
De tekst van de mededeling wordt in dezelfde taal gesteld als de informatie die de aanleiding is geweest tot het verzoek en bevat uitsluitend de volgende vermeldingen :
1° de identiteit van de persoon, vermeld in artikel 113, § 2;
2° de verwijzing naar de mededeling, vermeld in artikel 113, § 2, op grond waarvan het recht van mededeling opvorderbaar is;
3° de beslissing tot buitenvervolgingstelling of tot vrijspraak van de verzoeker, de datum van de beslissing en de rechtbank die de beslissing heeft gewezen;
4° het gegeven dat tegen de voormelde beslissing geen verzet, hoger beroep of voorziening in cassatie mogelijk is.
Als de buitenvervolgingstelling verkregen is ten gevolge van het verval van de strafvordering, is er geen recht van mededeling.
Artikel 115. (10/05/2009- ...)
Het verzoek, vermeld in artikel 113, wordt schriftelijk gedaan en binnen een termijn van drie maanden verzonden, te rekenen vanaf de dag waarop de beslissing tot buitenvervolgingstelling of tot vrijspraak niet meer vatbaar is voor verzet, hoger beroep of voorziening in cassatie.
Artikel 116. (10/05/2009- ...)
§ 1. Het verzoek, vermeld in artikel 113, wordt toegezonden aan de hoofdredacteur of de eindredacteur van het programma of aan elke persoon die het antwoord kan laten opnemen.
Op verzoek van de verzoeker verstrekt de omroeporganisatie onmiddellijk de juiste coördinaten van de persoon, vermeld in het eerste lid.
§ 2. Het verzoek bevat op straffe van onontvankelijkheid :
1° alle nauwkeurige inlichtingen op grond waarvan de identiteit van de lineaire omroeporganisatie, het programma in kwestie en de informatie waarop het verzoek tot de opname van het recht van mededeling betrekking heeft, kan worden vastgesteld;
2° voor natuurlijke personen, de identiteit, de woonplaats of de verblijfplaats van de verzoeker; voor rechtspersonen, de naam en de zetel van de verzoeker en de hoedanigheid van de persoon die het verzoek ondertekent;
3° de handtekening van de verzoeker; of voor rechtspersonen, van de persoon die in hun naam handelt;
4° de informatie, vermeld in artikel 114.
Het bewijs van de beslissing tot buitenvervolgingstelling of tot vrijspraak, en een verklaring van de rechterlijke overheid waaruit blijkt dat tegen de beslissing geen beroep is ingesteld en dat ze niet meer vatbaar is voor verzet, hoger beroep of voorziening in cassatie, moeten worden bijgevoegd.
§ 3. Indien het recht van mededeling betrekking heeft op een programma van een lineaire omroepdienst, wordt de mededeling uiterlijk opgenomen in de eerstvolgende uitzending van het programma na afloop van een termijn van twee vrije werkdagen, zondagen en feestdagen niet inbegrepen, die ingaat op de dag waarop een van de personen, vermeld in paragraaf 1, het antwoord ontvangt.
Als er binnen veertien kalenderdagen na de ontvangst van het verzoek geen uitzending van het programma gepland is, moet de mededeling binnen die termijn worden uitgezonden op een voor het publiek toegankelijk uitzenduur.
Indien het recht van mededeling betrekking heeft op een programma van een niet-lineaire omroepdienst, wordt het antwoord aan het betrokken programma vastgehecht, en dit na afloop van een termijn van twee vrije werkdagen, zondagen en feestdagen niet inbegrepen, die ingaat op de dag waarop een van de personen, vermeld in § 1, het antwoord ontvangt.
Artikel 117. (10/05/2009- ...)
De termijnen, vermeld in dit decreet, met uitzondering van die welke vermeld worden in artikelen 109 en 115, worden berekend overeenkomstig artikel 52, eerste lid, en artikelen 53 en 54 van het Gerechtelijk Wetboek.
Artikel 118. (10/05/2009- ...)
Elke lineaire omroeporganisatie van of die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap of aangemeld is bij de Vlaamse Regulator voor de Media, heeft het recht op vrije informatiegaring. Dat recht houdt in :
1° de vrije toegang tot evenementen waarop exclusieve uitzendrechten zijn verleend, voor zover het evenement plaatsvindt in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voor zover de instelling die het evenement organiseert in Brussel-Hoofdstad wegens haar activiteiten beschouwd kan worden als uitsluitend behorend tot de Vlaamse Gemeenschap;
2° het recht om opnamen te maken, voor zover de evenementen waarop exclusieve uitzendrechten zijn verleend, plaatsvinden in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voor zover de instelling die het evenement organiseert in Brussel-Hoofdstad wegens haar activiteiten beschouwd kan worden als uitsluitend behorend tot de Vlaamse Gemeenschap;
3° het recht op korte nieuwsverslagen.
Met behoud van de toepassing van de bepalingen van dit decreet is het recht op vrije informatiegaring van toepassing op de aanbieders van lineaire omroepdiensten die ressorteren onder de bevoegdheid van de andere gemeenschappen en van de andere lidstaten van de Europese Unie.
Artikel 119. (10/05/2009- ...)
Het recht van vrije toegang en opname kan door de organisator alleen in een uitzonderlijk geval, en uitsluitend om redenen van veiligheid beperkt worden. In dat geval moet de organisator voorrang geven aan de aanbieders van lineaire omroepdiensten die exclusieve uitzendrechten hebben verworven. Als er geen aanbieders van lineaire omroepdiensten zijn die exclusieve uitzendrechten hebben verworven, moet voorrang worden verleend aan de omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap of aan de aanbieders van lineaire omroepdiensten, vermeld in artikel 158, 2°.
Artikel 120. (10/05/2009- ...)
De korte nieuwsverslagen zijn uitsluitend toegestaan in journaals en regelmatig geprogrammeerde actualiteitenprogramma's.
De secundaire lineaire omroeporganisatie bepaalt autonoom de inhoud van de korte nieuwsverslagen.
Artikel 121. (10/05/2009- ...)
De duur van de korte nieuwsverslagen is beperkt tot de tijd die nodig is om de noodzakelijke informatie over het evenement uit te zenden en mag in totaal niet meer dan drie minuten klank- en/of beeldmateriaal van het evenement bevatten.
Specifiek voor competities mag het korte nieuwsverslag van een competitiespeeldag per sporttak binnen een journaal nooit langer zijn dan zes minuten. Voor een actualiteitenprogramma mag de duur niet langer zijn dan vijftien minuten. Specifieke voorwaarden kunnen door de Vlaamse Regering uitgewerkt worden.
Artikel 122. (10/05/2009- ...)
§ 1. De secundaire lineaire omroeporganisatie heeft in beginsel het recht om eigen opnamen te maken met respect voor de materiële voorrang van de omroeporganisaties die exclusieve uitzendrechten hebben verworven.
Voor sportevenementen is dat recht beperkt tot het maken van beelden in de marge van het evenement. Die beperking is echter niet van toepassing als de exclusiviteitshouders een inbreuk plegen op het recht, vermeld in § 2, eerste lid. Als de exclusiviteitshouders hun exclusieve uitzendrecht op een evenement niet uitoefenen, kunnen de secundaire lineaire omroeporganisaties gratis beelden van het evenement maken.
§ 2. De secundaire lineaire omroeporganisatie heeft het recht om tegen een billijke vergoeding te beschikken over de opnamen en/of signalen van de exclusiviteitshouders met het oog op korte nieuwsverslagen.
Voor korte nieuwsverslagen in journaals wordt de vergoeding bepaald op basis van de gemaakte technische kosten. Voor korte nieuwsverslagen in actualiteitenprogramma's kan ook rekening worden gehouden met de uitzendrechten.
§ 3. Bij overname van het signaal en/of de opnamen kiest de secundaire lineaire omroeporganisatie vrij de klanken of de beeldfragmenten waarmee hij zijn korte nieuwsverslagen stoffeert. Voor de klank bij de beeldfragmenten wordt alleen omgevingsgeluid doorgegeven.
Artikel 123. (10/05/2009- ...)
Bij overname van het signaal en/of de opnamen moet de secundaire lineaire omroeporganisatie het logo van de exclusiviteitshouders als bronvermelding zichtbaar presenteren tijdens de korte nieuwsverslagen.
Artikel 124. (10/05/2009- ...)
§ 1. In geval van overname van het signaal en/of van de opnamen van de exclusiviteitshouders mag de secundaire lineaire omroeporganisatie de korte nieuwsverslagen brengen zodra de exclusiviteitshouders het evenement geheel of gedeeltelijk, en al dan niet rechtstreeks, een eerste keer hebben uitgezonden.
Als de secundaire lineaire omroeporganisatie zelf de opnamen heeft gemaakt, mag het tijdstip van uitzending vrij gekozen worden.
§ 2. De korte nieuwsverslagen mogen niet heruitgezonden worden los van de actuele gebeurtenis, tenzij er een directe band bestaat tussen de inhoud ervan en een andere actuele gebeurtenis.
De korte nieuwsverslagen mogen heruitgezonden worden in overzichtsprogramma's.
§ 3. De korte nieuwsverslagen mogen in het archief bewaard worden, maar mogen alleen heruitgezonden worden onder de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2.
§ 4. Het is toegestaan dat dezelfde programma's waarin korte nieuwsverslagen volgens de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, zijn verwerkt, en die de omroeporganisatie lineair heeft uitgezonden, eveneens door dezelfde omroeporganisatie op aanvraag worden aangeboden.
Artikel 125. (10/05/2009- ...)
De betrokken partijen kunnen in onderling overleg afwijken van de bepalingen, vermeld in artikelen 121 tot 124.
Artikel 126. (10/05/2009- ...)
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de exclusiviteitscontracten die gesloten zijn voor 1 januari 1998.
Artikel 127. (13/02/2017- 31/12/2022)
Lineaire radio-omroeporganisaties behoren tot een van de volgende categorieën :
1° landelijke radio-omroeporganisaties;
2° regionale radio-omroeporganisaties;
2° /1 netwerkradio-omroeporganisaties;
3° lokale radio-omroeporganisaties;
4° andere radio-omroeporganisaties.
Artikel 128. (13/02/2017- 31/12/2022)
Onder de voorwaarden van dit hoofdstuk kunnen lineaire radio-omroeporganisaties erkend worden door de Vlaamse Regering of moeten ze aangemeld worden bij de Vlaamse Regulator voor de Media.
De volgende radio-omroeporganisaties komen in aanmerking voor de erkenning, vermeld in het eerste lid :
1° landelijke radio-omroeporganisaties;
2° regionale radio-omroeporganisaties;
2° /1 netwerkradio-omroeporganisaties;
3° lokale radio-omroeporganisaties.
Artikel 129. (10/05/2009- ...)
De lineaire radio-omroeporganisaties moeten in het Nederlands uitzenden. Uitzonderingen daarop kunnen worden toegestaan door de Vlaamse Regering.
De programma's van de lineaire radio-omroeporganisaties worden gerealiseerd op hun eigen verantwoordelijkheid.
Artikel 130. (10/05/2009- ...)
De lineaire radio-omroeporganisaties moeten onafhankelijk zijn van een politieke partij.
Artikel 131. (13/02/2017- ...)
Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 143/2 en 145 worden journaals van lineaire radiodiensten verzorgd door een eigen redactie onder leiding en verantwoordelijkheid van een hoofdredacteur en wordt de redactionele onafhankelijkheid gewaarborgd en in een redactiestatuut vastgelegd.
Artikel 132. (13/02/2017- 31/12/2022)
De landelijke, regionale, netwerk-en lokale radio-omroeporganisaties worden erkend door de Vlaamse Regering.
De landelijke, regionale, netwerk- en lokale radio-omroeporganisaties beschikken over een of meer FM- frequenties.
Artikel 133. (05/08/2018- 13/08/2021)
§ 1. Landelijke, regionale, netwerk- en lokale radio-omroeporganisaties zenden binnen het aan hen toegewezen zendgebied in FM uit.
De omroepprogramma's van landelijke, regionale, netwerk- en lokale radio-omroeporganisaties kunnen worden doorgegeven via de kabelomroepnetwerken, via etheromroepnetwerken, via satellietomroepnetwerken of via het internet.
De landelijke en regionale radio-omroeporganisaties die hun omroepprogramma's niet op eigen initiatief doorgeven via etheromroepnetwerken die bestemd zijn voor het aanbod van vrij te ontvangen radio-omroepprogramma's, zijn verplicht dit te doen uiterlijk op 1 september 2018.
De netwerkradio-omroeporganisaties geven uiterlijk op 1 september 2019 hun omroepprogramma's door via etheromroepnetwerken die bestemd zijn voor het aanbod van vrij te ontvangen radio-omroepprogramma's.
De uitzending van de radio-omroepprogramma's van de landelijke en regionale radio-omroeporganisaties in FM zal worden stopgezet.
De Vlaamse Regering bepaalt de datum van die afschaffing van de FM-uitzendingen en de modaliteiten ervan. Die datum is afhankelijk van een tweejaarlijks monitoringsrapport waarin de evolutie van de groei van het totale digitale radio luisteren, de DAB+-progressie en de resultaten van sectorgedragen overleg worden nagegaan.
§ 2. De Vlaamse Regering stelt het FM-frequentieplan op, keurt het goed en bepaalt hoeveel landelijke, regionale, netwerk- en lokale radio-omroeporganisaties kunnen worden erkend. Op basis van die frequentieplannen verleent de Vlaamse Regering de erkenningen.
De Vlaamse Regulator voor de Media verleent de FM-zendvergunningen aan de erkende landelijke, regionale, netwerk- of lokale radio-omroeporganisaties.
De Vlaamse Regulator voor de Media kan de erkende landelijke, regionale, netwerk- en lokale radio-omroeporganisaties, met het oog op een optimalisering van het verzorgingsgebied, verplichten om hun FM-zendinstallatie te verplaatsen of om een gemeenschappelijke zendinstallatie te gebruiken.
Artikel 134. (13/02/2017- 13/03/2021)
De erkenningen voor landelijke, regionale, netwerk- en lokale radio-omroeporganisaties worden verleend voor negen jaar, met ingang van de datum die in het erkenningsbesluit is opgenomen.
Als de landelijke, regionale, netwerk- of lokale radio-omroeporganisatie één jaar na de datum van ingang van de erkenning nog niet uitzendt, kan de erkenning door de Vlaamse Regulator voor de Media ambtshalve worden ingetrokken. Bij definitieve stopzetting van de activiteiten van de landelijke, regionale, netwerk- of lokale radio-omroeporganisatie vervallen de erkenning en de zendvergunning van rechtswege. De Vlaamse Regering bepaalt daarover de nadere modaliteiten.
Met behoud van de toepassing van de andere bepalingen van dit decreet worden erkenningen als landelijke, regionale, netwerk- of lokale radio-omroep die verkregen zijn voor een frequentie die tijdens een lopende erkenningsperiode vrijgekomen is, alleen toegekend voor de resterende duur van de initiële erkenningsperiode.
Artikel 134/1. (13/02/2017- 31/12/2022)
Het uitzenden van radioprogramma's, ongeacht de duur of het tijdstip, door een landelijke, regionale, netwerk- of lokale radio-omroeporganisatie, die identiek zijn aan radioprogramma's van de radio-omroep van de Vlaamse Gemeenschap of van andere landelijke, regionale, netwerk- en lokale radio-omroeporganisaties is verboden. Elke andere vorm van gestructureerde eenvormigheid in het programmabeleid is ook verboden.
In afwijking van het eerste lid kunnen landelijke, regionale, netwerk- of lokale radio-omroeporganisaties met de radio-omroep van de Vlaamse Gemeenschap of met andere landelijke, regionale, netwerk- of lokale radio-omroeporganisaties samenwerken om eenmalige grote acties op te zetten, zoals caritatieve acties, of bij uitzonderlijke evenementen of belangrijke gebeurtenissen. Het uitzenden van identieke radioprogramma's en gestructureerde eenvormigheid in het programmabeleid zijn dan toegestaan.
Met behoud van het eerste lid is het de landelijke, regionale, netwerk- en lokale omroeporganisaties toegestaan in hetzelfde omroepprogramma ontkoppelde radio-reclame te brengen.
Artikel 135. (13/02/2017- 31/12/2022)
De zendinstallaties van de landelijke, regionale, netwerk- en lokale radio-omroeporganisaties liggen in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en in het verzorgingsgebied van de landelijke, regionale, netwerk- en lokale radio-omroeporganisatie. De verplaatsing van de zendinstallaties is toegestaan als die inpasbaar is in het frequentieplan en nadat de aanpassing van de zendvergunning is goedgekeurd door de Vlaamse Regulator voor de Media.
De landelijke, regionale, netwerk- en lokale radio-omroeporganisaties gebruiken een technische uitrusting die conform de wettelijke en decretale voorschriften is, en ze houden zich aan de bepalingen van de zendvergunning. Ze aanvaarden het onderzoek naar de werking ter plaatse door de aangestelde ambtenaren.
Artikel 136. (05/08/2018- 13/08/2021)
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de indiening van de erkenningsaanvragen en de termijnen voor het onderzoek en de afhandeling van het dossier. De erkenningsaanvragen worden in het Nederlands ingediend. De Vlaamse Regering kan een door de kandidaten te betalen inschrijvingsgeld en een vergoeding voor het behoud van de erkenning en de zendvergunning, met inbegrip van de te verstrekken financiële waarborg, bepalen.
Artikel 137. (13/02/2017- ...)
De landelijke radio-omroeporganisaties hebben tot taak een verscheidenheid van programma's te brengen, inzonderheid inzake informatie en ontspanning, en zenden uit voor de hele Vlaamse Gemeenschap.
Artikel 138. (10/05/2009- 13/03/2021)
§ 1. Om erkend te worden en te blijven, moeten de landelijke radio-omroeporganisaties voldoen aan het volgende :
1° de voorwaarden, vermeld in artikelen 129, 130, 131 en 135;
2° de volgende voorwaarden :
a) de landelijke radio-omroeporganisaties worden opgericht in de vorm van een rechtspersoon. Het maatschappelijke doel van de rechtspersoon is het verzorgen van radioprogramma's. De landelijke radio-omroeporganisaties kunnen alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot de verwezenlijking van hun maatschappelijke doel, voor zover die activiteiten samenvallen of verband houden met de omroepactiviteiten. De leden van de raad van bestuur bekleden geen politiek mandaat en zijn geen beheerder of bestuurder van de openbare omroeporganisatie of van een andere rechtspersoon die een landelijke radio-omroeporganisatie beheert;
b) de rechtspersoon, vermeld in punt a), exploiteert niet meer dan twee landelijke radio-omroeporganisaties. Rechtstreekse of onrechtstreekse bindingen tussen landelijke radio-omroeporganisaties leiden er niet toe dat een onderneming of rechtspersoon zeggenschap uitoefent over meer dan twee landelijke radio-omroeporganisaties;
c) de landelijke radio-omroeporganisaties zenden minstens vier journaals per dag uit die een verscheidenheid aan onderwerpen bevatten. Journaals en informatieve programma's worden verzorgd door een eigen redactie die hoofdzakelijk bestaat uit erkende beroepsjournalisten. Voor de journaals is een hoofdredacteur verantwoordelijk;
d) in de programmaopbouw moet een Nederlands-talig muziekaanbod gegarandeerd worden. De Vlaamse Regering kan daartoe aanvullende bepalingen vastleggen in een besluit.
§ 2. De Vlaamse Regering legt aanvullende kwalificatiecriteria op en kent aan elk van die criteria een weging toe.
De aanvullende kwalificatiecriteria, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op :
1° de concrete invulling van het programma-aanbod en het zendschema, in het bijzonder de verscheidenheid in de programmering;
2° de media-ervaring;
3° het financiële plan;
4° het businessplan;
5° de technische (zend)infrastructuur.
Artikel 139. (10/05/2009- 24/07/2022)
§ 1. De landelijke radio-omroeporganisaties houden zich, nadat ze een erkenning hebben gekregen en voor de volledige duur van de erkenning, aan de door hen ingediende offerte, aan de basisvoorwaarden en aan de aanvullende kwalificatiecriteria, vermeld in artikel 138, in overeenstemming waarmee de Vlaamse Regering de erkenning heeft uitgereikt.
§ 2. De landelijke radio-omroeporganisaties die, nadat ze de erkenning hebben verkregen, wijzigingen willen aanbrengen in de gegevens, vermeld in de door hen ingediende offerte, waardoor wordt afgeweken van de basisvoorwaarden en van de aanvullende kwalificatiecriteria, vermeld in artikel 138, in het bijzonder wat de algemene programmering betreft, brengen de Vlaamse Regulator voor de Media daarvan op de hoogte. Die kennisgeving wordt conform artikel 219 gedaan.
Wijzigingen die betrekking hebben op de informatieve programma's, de statuten of de aandeelhoudersstructuur, worden aan de Vlaamse Regering ter goedkeuring voorgelegd. Bij de beoordeling van de wijzigingen houdt de Vlaamse Regering inzonderheid rekening met het in stand houden van het pluralisme en van de diversiteit in het radiolandschap.
Artikel 140. (10/05/2009- 31/12/2022)
De regionale radio-omroeporganisaties hebben tot taak een verscheidenheid van programma's te brengen, inzonderheid inzake informatie uit de regio, culturele, sportieve en andere evenementen uit de regio en ontspanning, met de bedoeling binnen hun verzorgingsgebied de communicatie onder de bevolking te bevorderen en bij te dragen tot de algemene sociale en culturele ontwikkeling van de regio. Ze zenden uit voor maximaal één provincie.
De regionale radio-omroeporganisaties kunnen met de regionale lineaire televisieomroeporganisaties alleen samenwerken op het vlak van het maken van programma's, informatiegaring en reclamewerving.
Artikel 141. (10/05/2009- 31/12/2022)
§ 1. Om erkend te worden en te blijven, moeten de regionale radio-omroeporganisaties aan het volgende voldoen :
1° de voorwaarden, vermeld in artikelen 129, 130, 131en 135;
2° de volgende voorwaarden :
a) de regionale radio-omroeporganisaties worden opgericht in de vorm van een rechtspersoon. Het maatschappelijke doel van de rechtspersoon bestaat in het verzorgen van radioprogramma's. De regionale radio-omroeporganisaties kunnen alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot de verwezenlijking van hun maatschappelijke doel. De leden van de raad van bestuur bekleden geen politiek mandaat en zijn geen beheerder of bestuurder van de openbare omroeporganisatie of van een andere rechtspersoon die een landelijke of regionale radio-omroeporganisatie beheert;
b) de rechtspersoon, vermeld in punt a), exploiteert niet meer dan twee particuliere regionale radio-omroeporganisaties. Rechtstreekse of onrechtstreekse bindingen tussen regionale of landelijke radio-omroeporganisaties leiden er niet toe dat een onderneming of rechtspersoon zeggenschap uitoefent of kan uitoefenen over meer dan twee regionale of landelijke radio-omroeporganisaties;
c) de regionale radio-omroeporganisaties zenden minstens vier journaals per dag uit die een verscheidenheid aan onderwerpen uit de regio bevatten. Journaals en informatieve programma's worden verzorgd door een eigen redactie. Voor de journaals is een hoofdredacteur verantwoordelijk. De regionale radio-omroeporganisaties kunnen voor het nationale en internationale nieuws een beroep doen op een redactie die door haar redactiestatuut voldoende waarborgen biedt inzake journalistieke deontologie, onpartijdigheid en redactionele onafhankelijkheid.
§ 2. De Vlaamse Regering legt aanvullende kwalificatiecriteria op en kent aan elk van die criteria een weging toe.
De aanvullende kwalificatiecriteria, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op :
1° de concrete invulling van het programma-aanbod en het zendschema, in het bijzonder de verscheidenheid in de programmering;
2° de media-ervaring, in het bijzonder de radio-ervaring die aanwezig is bij de participanten in de rechtspersoon;
3° het financiële plan;
4° het businessplan;
5° de technische (zend)infrastructuur.
Artikel 142. (10/05/2009- 31/12/2022)
§ 1. De regionale radio-omroeporganisaties houden zich, nadat ze een erkenning hebben gekregen en voor de volledige duur van de erkenning, aan de door hen ingediende offerte, aan de basisvoorwaarden en aan de aanvullende kwalificatiecriteria, vermeld in artikel 141, in overeenstemming waarmee de Vlaamse Regering de erkenning heeft uitgereikt.
§ 2. De regionale radio-omroeporganisaties die, nadat ze de erkenning hebben verkregen, wijzigingen willen aanbrengen in de gegevens, vermeld in de door hen ingediende offerte, waardoor wordt afgeweken van de basisvoorwaarden en van de aanvullende kwalificatiecriteria, vermeld in artikel 141, in het bijzonder wat de algemene programmering betreft, brengen de Vlaamse Regulator voor de Media daarvan op de hoogte. Die kennisgeving wordt conform artikel 219 gedaan.
Wijzigingen die betrekking hebben op de informatieve programma's, de statuten of de aandeelhoudersstructuur, worden aan de Vlaamse Regering ter goedkeuring voorgelegd. Bij de beoordeling van die wijzigingen houdt de Vlaamse Regering inzonderheid rekening met het in stand houden van het pluralisme en van de diversiteit in het radiolandschap.
Artikel 143. (27/08/2012- 31/12/2022)
De regionale radio-omroeporganisaties kunnen onafhankelijk of binnen een samenwerkingsverband met andere regionale radio-omroeporganisaties opereren.
Een samenwerkingsverband dat bestaat uit alle regionale radio-omroeporganisaties en opgericht is in de vorm van een rechtspersoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 138, § 1, is van rechtswege een landelijke radio-omroeporganisatie.
Vanaf de datum van erkenning door de Vlaamse Regering als landelijke radio-omroeporganisatie zijn de bepalingen van onderafdeling II op het samenwerkingsverband van toepassing.
In afwijking van artikel 134, eerste lid, vervalt de erkenning van de regionale radio-omroeporganisaties die deelnemen aan dat samenwerkingsverband, vanaf de datum van erkenning door de Vlaamse Regering van het samenwerkingsverband als landelijke radio-omroeporganisatie.
In afwachting van een nieuwe zendvergunning, uitgereikt door de Vlaamse Regulator voor de Media, en in afwijking van artikel 193, § 1, tweede lid, dragen de regionale radio-omroeporganisaties in kwestie hun zendvergunning over aan het samenwerkingsverband dat erkend is als landelijke radio-omroeporganisatie.
Artikel 143/1. (13/02/2017- 10/12/2022)
De netwerkradio-omroeporganisaties hebben tot taak binnen het aan hen toegewezen verzorgingsgebied een programma-aanbod te brengen dat is opgebouwd uit luistertijd rond een van de volgende thema's, profielen of aanbod:
1° een generalistisch profiel of muziekaanbod, met inbegrip van het brengen van journaals en informatie;
2° een Nederlandstalig en Vlaams profiel of muziekaanbod;
3° andere profielen of muziekaanbod.
De Vlaamse Regering erkent ten minste één netwerkradio-omroeporganisatie waarvan het programma-aanbod is opgebouwd rond een Nederlandstalig en Vlaams profiel of muziekaanbod.
Artikel 143/2. (13/02/2017- 10/12/2022)
§ 1. Om erkend te worden en te blijven, moeten de netwerkradio-omroeporganisaties voldoen aan al de volgende voorwaarden:
1° de voorwaarden, vermeld in artikel 129, 130, 131, 135 en 143/1;
2° de volgende basisvoorwaarden:
a) de netwerkradio-omroeporganisaties worden opgericht in de vorm van een rechtspersoon. Het maatschappelijke doel van de rechtspersoon bestaat in het verzorgen van radioprogramma's. De netwerkradio-omroeporganisaties kunnen alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot de verwezenlijking van hun maatschappelijke doel als die activiteiten samenvallen of verband houden met de omroepactiviteiten.
De leden van de raad van bestuur bekleden geen politiek mandaat en zijn geen beheerder of bestuurder van de openbare omroeporganisatie of een andere rechtspersoon die een landelijke, regionale, netwerk- of lokale radio-omroeporganisatie beheert.
Rechtstreekse of onrechtstreekse bindingen tussen netwerkradio-omroeporganisaties leiden er niet toe dat een onderneming of rechtspersoon zeggenschap uitoefent over meer dan twee netwerkradio-omroeporganisaties. Rechtstreekse of onrechtstreekse bindingen tussen netwerkradio-omroeporganisaties en landelijke radio-omroeporganisaties leiden er niet toe dat een onderneming of rechtspersoon zeggenschap uitoefent over meer dan één netwerkradio-omroeporganisatie en één landelijke radio-omroeporganisatie;
b) de netwerkradio-omroeporganisatie, vermeld in artikel 143/1, eerste lid, 1°, zendt minstens vier journaals per dag uit die een verscheidenheid aan onderwerpen bevatten;
c) de netwerkradio-omroeporganisatie, vermeld in artikel 143/1, eerste lid, 2°, zendt een aanzienlijk deel van het aanbod uit via de invulling van het Nederlandstalige en Vlaamse profiel of muziekaanbod. De Vlaamse Regering bepaalt dit deel.
De netwerkradio-omroeporganisatie, vermeld in artikel 143/1, eerste lid, 3°, zendt een aanzienlijk deel van het aanbod uit via de invulling van het specifieke gekozen profiel of muziekaanbod. Een deel van dit muziekaanbod bestaat uit Vlaamse muziekproducties;
d) in afwijking van artikel 131 kunnen netwerkradio-omroeporganisaties als vermeld in artikel 143/1, eerste lid, 2° en 3°, die journaals brengen maar die niet over een eigen redactie beschikken die onder leiding en verantwoordelijkheid van een hoofdredacteur staat en waarvan de redactionele onafhankelijkheid niet gewaarborgd en in een redactiestatuut is vastgelegd, samenwerken met andere redacties als daarbij de onafhankelijkheid van de berichtgeving niet in het gedrang komt en als de redactie waarmee wordt samengewerkt op haar beurt wel voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 131;
e) de netwerkradio-omroeporganisaties delen de nodige informatie mee bij de aanvraag tot erkenning. De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud en modaliteiten met betrekking tot die informatie.
§ 2. De Vlaamse Regering legt aanvullende kwalificatiecriteria voor erkenning op en kent aan elk van die criteria een weging toe.
De aanvullende kwalificatiecriteria, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op:
1° de concrete invulling van het programma-aanbod en het zendschema;
2° de media-ervaring;
3° het financiële plan;
4° het businessplan;
5° de technische (zend)infrastructuur;
6° voor de netwerkradio-omroeporganisatie, vermeld in artikel 143/1, eerste lid, 1°, de invulling van de voorwaarde, vermeld in artikel 143/2, § 1, 2°, b);
7° voor de netwerkradio-omroeporganisaties, vermeld in artikel 143/1, eerste lid, 2° en 3°, de invulling van de voorwaarden, vermeld in artikel 143/2, § 1, 2°, c).
Artikel 143/3. (05/08/2018- ...)
§ 1. De netwerkradio-omroeporganisaties houden zich, nadat ze een erkenning hebben gekregen, voor de volledige duur van de erkenning aan de basisvoorwaarden, vermeld in artikel 143/1 en 143/2, § 1, in overeenstemming waarmee de Vlaamse Regering de erkenning heeft uitgereikt.
§ 2. De netwerkradio-omroeporganisaties die, nadat ze de erkenning hebben verkregen, wijzigingen willen aanbrengen in de gegevens, vermeld in de door hen ingediende offerte, waardoor wordt afgeweken van de aanvullende kwalificatie-criteria, in artikel 143/2, § 2, 1°, voor wat betreft het zendschema en in artikel 143/2, § 2, 3°, 4° en 5°, brengen de Vlaamse Regulator voor de Media daarvan op de hoogte. De kennisgeving wordt conform artikel 219 gedaan.
In afwijking van paragraaf 1 en paragraaf 2, eerste lid, wordt de Vlaamse Regulator voor de Media op de hoogte gebracht van de wijzigingen die betrekking hebben op de statuten of op de aandeelhoudersstructuur en worden die aan de Vlaamse Regering ter goedkeuring voorgelegd. Bij de beoordeling van de wijzigingen houdt de Vlaamse Regering rekening met het in stand houden van het pluralisme en de diversiteit in het radiolandschap.
Artikel 144. (13/02/2017- ...)
De lokale radio-omroeporganisaties hebben tot taak een verscheidenheid van programma's te brengen met de bedoeling binnen het verzorgingsgebied een verbindende factor te zijn onder de bevolking of de doelgroep op basis van een specifiek profiel, een thematische invulling van het programma-aanbod of een specifiek doelgroepengericht programma-aanbod. Ze zenden uit voor een regio, een stad, een deel van een stad, een gemeente, een beperkt aantal aaneensluitende gemeenten of een welbepaalde doelgroep en brengen informatie over het toegewezen verzorgingsgebied.
Met behoud van de andere bepalingen van dit decreet wijst de Vlaamse Regering een lokale radio-omroeporganisatie aan die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad specifiek gericht is op de Nederlandstalige Brusselaars en nauw samenwerkt met de regionale televisieomroeporganisatie voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. De Vlaamse Regering stelt die radio-omroeporganisatie de frequentie of frequenties ter beschikking die ze nodig heeft.
Artikel 145. (13/02/2017- 31/12/2022)
Om erkend te worden en te blijven, moeten de lokale radio-omroeporganisaties voldoen aan al de volgende voorwaarden:
1° de voorwaarden, vermeld in artikel 129, 130, 131, 135 en 144;
2° de volgende basisvoorwaarden:
a) de lokale radio-omroeporganisaties worden opgericht in de vorm van een rechtspersoon. Het maatschappelijke doel van de rechtspersoon bestaat hoofdzakelijk in het verzorgen van radioprogramma's. De lokale radio-omroeporganisaties kunnen alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks aansluiten bij de verwezenlijking van hun maatschappelijke doel. Rechtstreekse of onrechtstreekse bindingen tussen lokale radio-omroeporganisaties zijn niet toegestaan en leiden er evenmin toe dat een onderneming of rechtspersoon zeggenschap uitoefent over meer dan één radio-omroeporganisatie. Rechtstreekse of onrechtstreekse bindingen tussen lokale radio-omroeporganisatie enerzijds en anderzijds een of meer landelijke, regionale of netwerkradio-omroeporganisaties zijn evenmin toegestaan en leiden er evenmin toe dat een onderneming of rechtspersoon zeggenschap uitoefent over die radio-omroeporganisaties. Een rechtspersoon die een lokale radio-omroeporganisatie voor lokaliteit Brussel exploiteert, kan ook de regionale televisieomroeporganisatie exploiteren die als verzorgingsgebied het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad heeft;
b) de rechtspersoon, vermeld in punt a), verzorgt niet meer dan twee radio-omroepprogramma's;
c) de lokale radio-omroeporganisaties, vermeld in artikel 144, zenden een aanzienlijk deel van het aanbod uit met een specifiek muziekprofiel, een thematische invulling van het programma-aanbod of een specifiek doelgroepengericht programma-aanbod;
d) in afwijking van artikel 131 kunnen lokale radio-omroeporganisaties die journaals brengen maar die niet over een eigen redactie beschikken die onder leiding en verantwoordelijkheid van een hoofdredacteur staat en waarvan de redactionele onafhankelijkheid niet gewaarborgd en in een redactiestatuut is vastgelegd, samenwerken met andere redacties als daarbij de onafhankelijkheid van de berichtgeving niet in het gedrang komt en als de redactie waarmee wordt samengewerkt op haar beurt voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 131;
e) de lokale radio-omroeporganisaties delen de nodige informatie mee bij de aanvraag tot erkenning. De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud en modaliteiten met betrekking tot deze informatie.
Artikel 146. (05/08/2018- ...)
§ 1. De Vlaamse Regering legt aanvullende kwalificatiecriteria voor erkenning op en kent aan elk van die criteria een weging toe.
De aanvullende kwalificatiecriteria, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op:
1° de concrete invulling van het programma-aanbod en het zendschema, in het bijzonder de invulling van de opdracht, vermeld in artikel 144 en 145, § 1, 2°, c);
2° het financiële plan;
3° de technische (zend)infrastructuur.
§ 2. De lokale radio-omroeporganisaties houden zich, nadat ze een erkenning hebben gekregen, voor de volledige duur van de erkenning aan de basisvoorwaarden, vermeld in artikel 145, in overeenstemming waarmee de Vlaamse Regering de erkenning heeft uitgereikt.
De lokale radio-omroeporganisaties die, nadat ze de erkenning hebben verkregen, wijzigingen willen aanbrengen in de gegevens, vermeld in de door hen ingediende offerte, waardoor wordt afgeweken van de aanvullende kwalificatiecriteria, vermeld in artikel 146, § 1, brengen de Vlaamse Regulator voor de Media daarvan op de hoogte. Die kennisgeving wordt conform artikel 219 gedaan.
In afwijking van het tweede lid mogen wijzigingen in de gegevens, vermeld in de offerte die de lokale omroeporganisatie heeft ingediend, waardoor wordt afgeweken van artikel 145, 2°, c), pas worden aangebracht na afloop van het tweede volledige kalenderjaar dat volgt op de datum van de erkenning. De lokale radio-omroeporganisatie brengt de Vlaamse Regulator voor de Media daarvan op de hoogte. Die kennisgeving wordt conform artikel 219 gedaan.
In afwijking van het eerste, tweede en derde lid wordt de Vlaamse Regulator voor de Media op de hoogte gebracht van wijzigingen die betrekking hebben op de statuten of de aandeelhoudersstructuur en worden die aan de Vlaamse Regering ter goedkeuring voorgelegd. Bij de beoordeling van de wijzigingen houdt de Vlaamse Regering rekening met het in stand houden van het pluralisme en de diversiteit in het radiolandschap.
Artikel 147. (10/05/2009- 13/08/2021)
Particuliere radio-omroeporganisaties die hun omroepprogramma's uitsluitend via een kabel-, ethernetwerk of via het internet doorgeven, worden andere radio-omroeporganisaties genoemd en brengen de Vlaamse Regulator voor de Media daarvan op de hoogte.
Artikel 148. (13/02/2017- 13/08/2021)
§ 1. Het maatschappelijk doel van die omroeporganisaties bestaat in het verzorgen van radioprogramma's via een kabelomroepnetwerk, een etheromroepnetwerk, een satellietomroepnetwerk of via het internet. Ze kunnen alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks aansluiten bij de verwezenlijking van hun maatschappelijk doel.
§ 2. ...
Artikel 149. (13/02/2017- 08/05/2021)
§ 1. Eenieder kan, onder de voorwaarden van deze afdeling, radiodiensten aanbieden, voor zover :
1° de omroeporganisatie is opgericht als een rechtspersoon en onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap valt;
2° de omroeporganisatie voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikelen 129, 130 en 131.
§ 2. De Vlaamse Regulator voor de Media moet minimaal veertien kalenderdagen voor het starten van de dienst op de hoogte worden gebracht van het aanbieden van deze diensten.
Die kennisgeving wordt conform artikel 219 gedaan.
De kennisgeving moet minstens de volgende informatie bevatten : de plaats van uitzending, de plaats van vestiging, de wijze waarop het programmasignaal wordt verspreid, en de statuten.
Voor elk afzonderlijk omroepprogramma wordt een nieuwe kennisgeving verricht.
Elke latere wijziging van die informatie, inzonderheid elke wijziging in de raad van beheer of de raad van bestuur van de omroeporganisatie, wordt zonder verwijl aan de Vlaamse Regulator voor de Media meegedeeld.
§ 3. De kennisgeving, vermeld in paragraaf 2, is niet vereist voor erkende landelijke, regionale, netwerk- en lokale radio-omroeporganisaties die hun programma's via een kabelomroepnetwerk, etheromroepnetwerk, satellietomroepnetwerk of via internet doorgeven.
Artikel 150. (10/05/2009- 08/05/2021)
§ 1. Eenieder kan, onder de voorwaarden van dit hoofdstuk, niet-lineaire radiodiensten aanbieden, voor zover hij is opgericht als een rechtspersoon en valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap.
Het maatschappelijk doel van niet-lineaire radio-omroeporganisaties bestaat in het aanbieden van niet-lineaire radiodiensten op aanvraag. De aanbieders kunnen alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks aansluiten bij de verwezenlijking van hun maatschappelijk doel.
§ 2. De Vlaamse Regulator voor de Media moet minimaal veertien kalenderdagen voor het starten van de dienst op de hoogte worden gebracht van het aanbieden van een niet-lineaire radiodienst. Die kennisgeving wordt conform artikel 219 gedaan. De kennisgeving moet minstens de volgende informatie bevatten : de plaats van uitzending, de plaats van vestiging, de wijze waarop het programmasignaal wordt verspreid, en de statuten.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de nader te verstrekken gegevens die de kennisgeving moet bevatten en welke latere wijzigingen in die gegevens aan de Vlaamse Regulator voor de Media moeten worden meegedeeld.
Artikel 150/1. (21/02/2014- 08/05/2021)
§ 1. Een televisieomroeporganisatie valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap als ze aan een van de onderstaande voorwaarden voldoet :
1° ze is gevestigd in het Nederlandse taalgebied;
2° ze is gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de activiteiten behoren uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap.
§ 2. Een televisieomroeporganisatie is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad als ze aan een van de onderstaande voorwaarden voldoet :
1° het hoofdkantoor is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, waar de redactionele beslissingen worden genomen;
2° een aanzienlijk deel van het personeel van de televisieomroeporganisatie werkt in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, waar het hoofdkantoor is gevestigd, terwijl de redactionele beslissingen worden genomen in een andere lidstaat van de Europese Unie;
3° een aanzienlijk deel van het personeel van de televisieomroeporganisatie werkt in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, waar de redactionele beslissingen worden genomen, terwijl het hoofdkantoor gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Unie;
4° het hoofdkantoor is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, waar een aanzienlijk deel van het personeel van de televisieomroeporganisatie werkt, terwijl de redactionele beslissingen worden genomen in een andere lidstaat van de Europese Unie, waar ook een aanzienlijk deel van het personeel van de televisieomroeporganisatie werkt;
5° er is geen aanzienlijk deel van het personeel van de televisieomroeporganisatie dat werkt in het Nederlandse taalgebied, in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of in een andere lidstaat van de Europese Unie, maar de televisieomroeporganisatie is het eerst begonnen met het aanbieden van televisiediensten in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad overeenkomstig het recht van de Vlaamse Gemeenschap en de televisieomroeporganisatie heeft een duurzame en reële band met de economie van de Vlaamse Gemeenschap;
6° een aanzienlijk deel van het personeel van de televisieomroeporganisatie werkt in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, waar het hoofdkantoor is gevestigd, terwijl de redactionele beslissingen worden genomen in een land dat geen lidstaat is van de Europese Unie;
7° een aanzienlijk deel van het personeel van de televisieomroeporganisatie werkt in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, waar de redactionele beslissingen worden genomen, terwijl het hoofdkantoor gevestigd is in een land dat geen lidstaat is van de Europese Unie.
§ 3. Een televisieomroeporganisatie die niet voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2, valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap als ze aan een van de onderstaande voorwaarden voldoet :
1° ze maakt gebruik van een aarde-satellietverbinding vanuit het Nederlandse taalgebied of van een aarde-satellietverbinding vanuit het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die uitsluitend behoort tot de Vlaamse Gemeenschap;
2° ze maakt gebruik van satellietcapaciteit die behoort tot de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap hoewel ze geen gebruikmaakt van een aarde-satellietverbinding als vermeld in punt 1°.
§ 4. Een televisieomroeporganisatie die niet voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2 of paragraaf 3, valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap als ze gevestigd is in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad volgens artikel 49 tot en met 55 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
§ 5. Dit decreet is niet van toepassing op televisiediensten die uitsluitend bestemd zijn voor ontvangst in een land dat geen lidstaat is van de Europese Unie, en die niet rechtstreeks of onrechtstreeks met standaardapparatuur voor de consument door het publiek in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of elders in de Europese Unie worden ontvangen.
Artikel 151. (27/08/2012- 08/05/2021)
§ 1. De openbare omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap en de particuliere televisieomroeporganisaties maken een aanzienlijk deel van hun omroepprogramma toegankelijk voor personen met een visuele of auditieve handicap. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van ondertiteling, audiobeschrijving, gebarentaal en auditieve ondertiteling.
§ 2. De regionale televisieomroeporganisaties maken hun journaals op weekdagen vanaf 20 uur toegankelijk voor personen met een auditieve handicap. Daarvoor wordt gebruikgemaakt van ondertiteling.
§ 3. Private televisieomroeporganisaties met een gemiddeld marktaandeel van 2 % die een hoofdjournaal uitzenden en gedurende zes maanden voorafgaand aan de eerste uitzending ervan een gemiddeld marktaandeel van 2 % hebben, moeten dat hoofdjournaal ondertitelen. Het hoofdjournaal is het journaal met gemiddeld het hoogste kijkcijfer.
Private televisieomroeporganisaties die starten met het uitzenden van een hoofdjournaal maar op de dag van de eerste uitzending ervan geen marktaandeel van 2 % hebben, moeten dat hoofdjournaal ondertitelen binnen een termijn van 12 maanden die begint te lopen vanaf de dag dat de private televisieomroeporganisaties ononderbroken gedurende 6 maanden een gemiddeld marktaandeel van 2 % hebben gehad.
Private televisieomroeporganisaties die op 1 januari 2010 een marktaandeel van 2 % hadden en nog steeds hebben bij de inwerkingtreding van dit decreet, en die andere journaals dan het hoofdjournaal en actualiteitenprogramma's uitzenden of die starten met het uitzenden van andere journaals dan het hoofdjournaal en actualiteitenprogramma's, moeten deze andere journaals dan het hoofdjournaal en 90 % van de actualiteitenprogramma's ondertitelen ten laatste op 1 januari 2013. Private televisieomroeporganisaties die na 1 januari 2013 starten met het uitzenden van andere journaals dan het hoofdjournaal en actualiteitenprogramma's en die gedurende 6 maanden voorafgaand aan deze startdatum een ononderbroken marktaandeel van 2 % hebben, dienen deze andere journaals dan het hoofdjournaal en 90 % van de actualiteitenprogramma's te ondertitelen van bij de start van de uitzendingen. Deze verplichting geldt niet voor actualiteitenprogramma's die uitsluitend aan sportverslaggeving zijn gewijd.
Private televisieomroeporganisaties die starten met het uitzenden van andere journaals dan het hoofdjournaal en actualiteitenprogramma's maar op 1 januari 2010 geen gemiddeld marktaandeel van 2 % hebben, moeten deze andere journaals dan het hoofdjournaal en 90 % van de actualiteitenprogramma's ondertitelen binnen een termijn van 36 maanden die begint te lopen vanaf de dag dat de private televisieomroeporganisaties ononderbroken gedurende 6 maanden een gemiddeld marktaandeel van 2 % hebben gehad. Deze verplichting geldt niet voor actualiteitenprogramma's die uitsluitend aan sportverslaggeving zijn gewijd.
Het marktaandeel van een private omroeporganisatie is het aandeel dat een private omroeporganisatie heeft in het totale kijkcijferbereik op de televisieomroepmarkt binnen een bepaalde periode.
§ 4. De Vlaamse Regering legt een tijdspad en quota op voor :
1° andere ondertiteling dan vermeld in paragraaf 2 en 3;
2° audiobeschrijving;
3° gebarentaal;
4° auditieve ondertiteling.
§ 5. De Vlaamse Regering verstrekt subsidies voor elke techniek om televisiediensten toegankelijk te maken.
De Vlaamse Regering legt daarvoor criteria vast.
Artikel 152. (10/05/2009- ...)
Aanbieders van televisiediensten mogen geen cinematografische werken uitzenden buiten de met de houders van rechten overeengekomen tijdvakken.
Artikel 153. (21/02/2014- ...)
§ 1. De Vlaamse Regering stelt een lijst op van evenementen die worden geacht van aanzienlijk belang voor de samenleving te zijn en die, om die reden, niet op een exclusieve basis zodanig mogen worden uitgezonden dat een belangrijk deel van het publiek in de Vlaamse Gemeenschap dergelijke evenementen niet via rechtstreekse of uitgestelde verslaggeving op televisie kan volgen.
Een belangrijk deel van het publiek in de Vlaamse Gemeenschap wordt geacht een evenement van aanzienlijk belang voor de samenleving op televisie te kunnen volgen als :
1° het evenement wordt uitgezonden door een televisieomroeporganisatie die in het Nederlands uitzendt;
2° het een televisieomroeporganisatie betreft die door ten minste 90 % van het publiek kan worden ontvangen zonder extra betaling boven op de prijs van het abonnement op het basispakket van een dienstenverdeler.
Televisieomroeporganisaties die niet voldoen aan de bepalingen van het tweede lid, 1° of 2°, en die exclusieve uitzendrechten verwerven om evenementen die worden geacht van aanzienlijk belang voor de samenleving te zijn, uit te zenden in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, kunnen die rechten alleen uitoefenen als ze via gesloten overeenkomsten kunnen waarborgen dat een belangrijk deel van het publiek in de Vlaamse Gemeenschap niet verhinderd wordt die evenementen te volgen op televisie, zoals bepaald in het tweede lid.
Televisieomroeporganisaties die exclusieve uitzendrechten hebben, kunnen sublicenties verlenen tegen redelijke marktprijzen en binnen termijnen die tussen de televisieomroeporganisaties in onderling overleg afgesproken moeten worden aan televisieomroeporganisaties die voldoen aan de voorwaarden van het tweede lid, 1° en 2°. Als geen enkele televisieomroeporganisatie bereid wordt gevonden om onder die voorwaarden sublicenties te nemen, mag de betrokken televisieomroeporganisatie in afwijking van de bepalingen van het tweede lid, alsnog gebruikmaken van de verworven uitzendrechten.
§ 1/1. Een evenement kan als een evenement van aanzienlijk belang voor de samenleving worden beschouwd als aan minstens twee van volgende voorwaarden is voldaan :
1° het evenement heeft een belangrijke algemene nieuwswaarde en ontlokt een brede interesse bij het publiek;
2° het evenement vindt plaats in het kader van een belangrijke internationale competitie of is een wedstrijd waaraan de nationale ploeg, een Belgisch clubteam of een of meer Belgische sportmannen of sportvrouwen deelnemen;
3° het evenement behoort tot een belangrijke sportdiscipline of heeft een belangrijke culturele waarde in de Vlaamse Gemeenschap;
4° het evenement haalt hoge kijkcijfers in zijn categorie.
De Vlaamse Regering bepaalt of die evenementen via volledige of gedeeltelijke rechtstreekse verslaggeving of via volledige of gedeeltelijke uitgestelde verslaggeving beschikbaar moeten zijn.
§ 2. De televisieomroeporganisaties mogen de door hen verworven exclusieve rechten niet op zodanige wijze uitoefenen dat een belangrijk deel van het publiek in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap de door die andere lidstaat aangewezen evenementen niet op televisie in het basispakket van een dienstenverdeler kan volgen via volledige of gedeeltelijke rechtstreekse verslaggeving of, waar nodig of passend om objectieve redenen van openbaar belang, via volledige of gedeeltelijke uitgestelde verslaggeving, zoals door die andere lidstaat is bepaald.
§ 3. In paragraaf 1 en 2 wordt onder basispakket van een dienstenverdeler verstaan : het algemene of eerste pakket van omroepdiensten dat aangeboden wordt door een dienstenverdeler. Dat sluit extra kosten voor de aanschaf van bijkomende maar noodzakelijke apparatuur, zoals een decoder, niet uit. Een bijkomend pakket van omroepdiensten met premium content, bijvoorbeeld sport of film, dat door een dienstenverdeler wordt aangeboden naast het basispakket en waarvoor de consument extra moet betalen bovenop de prijs van het basispakket, behoort niet tot het basispakket van een dienstenverdeler.
Artikel 154. (10/05/2009- ...)
De televisieomroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap en de particuliere lineaire televisieomroeporganisaties streven ernaar om het grootste gedeelte van hun niet aan informatie, sport, spel, reclame, teletekst en telewinkelen gewijde zendtijd te reserveren voor Europese producties.
Een aanzienlijk deel ervan moet worden besteed aan Nederlandstalige Europese producties.
De Vlaamse Regering kan ter uitvoering van lid 1 en lid 2 quota opleggen.
Artikel 155. (10/05/2009- 07/04/2024)
De televisieomroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap en de particuliere lineaire televisieomroeporganisaties streven ernaar om ten minste tien procent van hun niet aan informatie, sport, spel, reclame, teletekst en telewinkelen gewijde zendtijd te besteden aan Europese producties die vervaardigd zijn door van de televisieomroeporganisaties onafhankelijke producenten.
Een aanzienlijk deel ervan moet worden besteed aan recente producties. Dat zijn producties die binnen een periode van vijf jaar nadat ze gemaakt zijn, worden uitgezonden.
Er moet voldoende ruimte worden gemaakt voor recente Nederlandstalige Europese producties.
De Vlaamse Regering kan ter uitvoering van leden 1, 2 en 3 quota opleggen.
Artikel 155/1.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(09/05/2021- ...)Met het oog op het verzekeren van pluralisme in de media, vrijheid van meningsuiting en culturele diversiteit kan de Vlaamse Regering criteria vastleggen en maatregelen opleggen aan ondernemingen om ervoor te zorgen dat er passende aandacht wordt voorzien, en zichtbaarheid en vindbaarheid wordt gegarandeerd voor televisiediensten van algemeen belang.
Artikel 156. (10/05/2009- ...)
De televisieomroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap en de particuliere lineaire televisieomroeporganisaties bezorgen elk jaar voor 31 maart aan de Vlaamse Regulator voor de Media een verslag over de wijze waarop aan de bepalingen van artikelen 154 en 155 is voldaan. De Vlaamse Regulator voor de Media maakt die gegevens openbaar.
Artikel 157. (01/01/2019- 31/12/2024)
§ 1. De niet-lineaire televisieomroeporganisaties bieden in hun programma-catalogus minstens 30% Europese producties aan waarvan een aanzienlijk deel Nederlandstalige Europese producties zijn. De niet-lineaire televisieomroeporganisaties zorgen voor een prominente plaats van deze Europese producties in hun programmacatalogus.
Het eerste lid is niet van toepassing op niet-lineaire televisieomroep-organisaties met een lage omzet of een klein publiek en is niet van toepassing op kleine en micro-ondernemingen. De Vlaamse Regering bepaalt de criteria van een lage omzet en van een klein publiek.
De Vlaamse Regering kan voor de bepaling van een aanzienlijk deel Nederlandstalige Europese producties zoals bedoeld in het eerste lid quota opleggen.
§ 2. De particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties nemen deel aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken, ofwel onder de vorm van een financiële bijdrage aan de productie of de coproductie van Vlaamse audiovisuele werken, ofwel onder de vorm van een gelijkwaardige financiële bijdrage aan het Vlaams Audiovisueel Fonds vzw, opgericht bij het decreet van 13 april 1999 houdende machtiging van de Vlaamse Regering om toe te treden tot en om mee te werken aan de oprichting van de vereniging zonder winstgevend doel Vlaams Audiovisueel Fonds. Deze bijdrage wordt door het Vlaams Audiovisueel Fonds besteed aan Vlaamse, kwalitatieve onafhankelijke coproducties in reeksvorm.
De particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties die deelnemen aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken onder de vorm van een financiële bijdrage aan het Vlaams Audiovisueel Fonds, kunnen rechten verwerven met betrekking tot producties die gerealiseerd worden met die financiële bijdrage. De Vlaamse Regering bepaalt hiervoor de nadere voorwaarden en procedures.
De Vlaamse Regering bepaalt de criteria, de voorwaarden en de procedures voor de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken, met inbegrip van de grondslag, het tarief of het bedrag en eventuele vrijstellingen of verminderingen van de financiële bijdrage.
Het besluit van de Vlaamse Regering strekkende tot de uitvoering van het tweede lid, alsook ieder later besluit van de Vlaamse Regering strekkende tot de wijziging van datzelfde besluit, wordt van rechtswege opgeheven met terugwerkende kracht tot op de datum van de inwerkingtreding ervan als het niet binnen één maand na de goedkeuring door de Vlaamse Regering aan het Vlaams Parlement ter bekrachtiging wordt voorgelegd. Het besluit wordt bekrachtigd bij decreet binnen zes maanden na de goedkeuring ervan. Die periodes worden opgeschort tijdens het parlementaire reces en bij de ontbinding van het parlement.
§ 3. De niet-lineaire televisieorganisaties bezorgen elk jaar voor 31 maart aan de Vlaamse Regulator voor de Media een verslag over de wijze waarop aan de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 is voldaan. De Vlaamse Regulator voor de Media maakt die gegevens openbaar.
§ 4. De bepalingen van paragrafen 2 en 3 zijn ook van toepassing op niet-lineaire televisieomroeporganisaties die gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Unie en niet-lineaire televisiediensten aanbieden die gericht zijn op het Nederlandse taalgebied.
Artikel 158. (10/05/2009- ...)
Tot de particuliere lineaire televisieomroeporganisaties behoren :
1° regionale televisieomroeporganisaties;
2° private televisieomroeporganisaties.
Artikel 159. (10/05/2009- ...)
Onder de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, worden particuliere lineaire televisieomroeporganisaties erkend door de Vlaamse Regering of aangemeld bij de Vlaamse Regulator voor de Media. Om erkend te worden, moeten ze worden opgericht als een privaatrechtelijke rechtspersoon en moeten ze onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen.
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor het verkrijgen van de erkenning en voor de wijze van kennisgeving.
Artikel 160. (10/05/2009- ...)
De particuliere lineaire televisieomroeporganisaties hebben als maatschappelijk doel het verzorgen van programma's. Ze mogen alle handelingen verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot de verwezenlijking van hun doel.
Artikel 161. (10/05/2009- 08/05/2021)
Private televisieomroeporganisaties moeten aangemeld worden bij de Vlaamse Regulator voor de Media. De kennisgeving wordt minimaal veertien kalenderdagen voor de start van het aanbieden van de lineaire televisiediensten gedaan.
De kennisgeving wordt conform artikel 219 gedaan en moet minstens de volgende informatie bevatten : alle gegevens die kunnen dienen om te bepalen of de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is voor de televisiedienst in kwestie, de statuten, de financiële structuur, en een duidelijke omschrijving van de te leveren dienst.
Na de kennisgeving moet elke wijziging van de informatie, vermeld in het tweede lid, door de private omroeporganisatie in kwestie zo spoedig mogelijk aan de Vlaamse Regulator voor de Media worden meegedeeld.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de kennisgevingen die de private televisieomroeporganisaties moeten naleven.
Artikel 162. (10/05/2009- ...)
Voor elk omroepprogramma is een kennisgeving vereist.
Private televisieomroeporganisaties die een omroepprogramma aanbieden dat uitsluitend bestaat uit telewinkelprogramma's, en private televisieomroeporganisaties die een omroepprogramma aanbieden dat uitsluitend bestaat uit zelfpromotie, maken daarvan uitdrukkelijk melding in de kennisgeving.
Artikel 163. (10/05/2009- 08/05/2021)
Eenieder kan, onder de voorwaarden van dit hoofdstuk, private lineaire televisiediensten aanbieden, voor zover :
1° de aanbieder van lineaire televisiediensten is opgericht als een privaatrechtelijke rechtspersoon en onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap valt;
2° het maatschappelijk doel van de privaatrechtelijke rechtspersoon bestaat in het aanbieden van lineaire televisiediensten, met uitsluiting van het aanbieden van lineaire omroepdiensten als vermeld in artikel 165. De private omroeporganisaties kunnen alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks aansluiten bij de verwezenlijking van hun maatschappelijk doel;
3° de private omroeporganisatie onafhankelijk is van een politieke partij;
4° de uitzendingen onder de redactionele eindverantwoordelijkheid staan van het personeel;
5° de private omroeporganisatie in het Nederlands uitzendt, behoudens afwijkingen, toe te staan door de Vlaamse Regering.
Artikel 164. (10/05/2009- ...)
Als private televisieomroeporganisaties journaals en duidingsprogramma's brengen, moeten die worden verzorgd door een eigen redactie. De redactionele onafhankelijkheid wordt gewaarborgd en in een redactiestatuut vastgelegd.
Artikel 165. (21/03/2014- ...)
Een regionale televisieomroeporganisatie heeft als taak regionale informatie te brengen met de bedoeling binnen het verzorgingsgebied, dat aan de regionale televisieomroeporganisaties door de Vlaamse Regering krachtens artikel 168 wordt toegewezen, de communicatie onder de bevolking en tussen de overheden en de bevolking te bevorderen en bij te dragen tot de algemene sociale en culturele ontwikkeling van de regio. Naast de taak, vermeld in het eerste lid, vervult de regionale televisieomroeporganisatie de volgende opdrachten:
1° het bereiken van een zo groot mogelijk aantal kijkers binnen het verzorgingsgebied met programma's met regionale informatie over het verzorgingsgebied;
2° het verzekeren van een hoge mate van betrokkenheid van kijkers bij de programma's door het aanbod van interactieve toepassingen;
3° het voeren van een actief diversiteitsbeleid in de organisatie en in het programma-aanbod.
Onder regionale informatie worden onder meer journaals, achtergrondinformatie, debatten, verkiezingsuitzendingen en serviceprogramma's verstaan.
In het kader van de taakomschrijving van regionale televisieomroeporganisaties, vermeld in het eerste lid, kan de regionale televisieomroeporganisatie zendtijd ter beschikking stellen van regionale actoren, maar ze blijft wel zelf verantwoordelijk voor de uitzendingen.
Artikel 166. (01/01/2017- 31/12/2023)
§ 1. De regionale televisieomroeporganisaties mogen pas programma's verzorgen nadat ze daartoe door de Vlaamse Regering zijn erkend. § 2. De Vlaamse Regering sluit met de erkende regionale televisieomroeporganisaties een samenwerkingsovereenkomst voor de duur van vijf jaar. Deze samenwerkingsovereenkomst heeft betrekking op de ondertitelingsopdracht en de uitvoering van de decretale opdrachten, vermeld in artikel 151 en 165, en bepaalt de criteria en modaliteiten voor het verkrijgen en aanwenden van subsidies. Als bij het verstrijken van de samenwerkingsovereenkomst geen nieuwe samenwerkingsovereenkomst in werking is getreden, wordt de samenwerkingsovereenkomst van rechtswege verlengd tot het ogenblik dat een nieuwe samenwerkingsovereenkomst in werking is getreden.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor het verkrijgen van de erkenning, alsook mogelijke nadere maatregelen bij de bepaling van het verzorgingsgebied.
Artikel 166/1. (05/08/2018- 31/12/2023)
§ 1. Voor de commerciële exploitatie van haar omroepprogramma of de verzorging van het omroepprogramma door de exploitatiemaatschappij, onverminderd de redactionele verantwoordelijkheid van de regionale televisieomroeporganisatie, kan de regionale televisieomroeporganisatie een overeenkomst sluiten met een exploitatiemaatschappij. Onder commerciële exploitatie wordt verstaan: het geheel van commerciële activiteiten die bijdragen aan de financiering van het omroepprogramma van de regionale televisieomroeporganisatie.
Een exploitatiemaatschappij verzorgt de commerciële exploitatie van het omroepprogramma of, onverminderd de redactionele verantwoordelijkheid van de regionale televisieomroeporganisatie, het omroepprogramma van één of meer regionale televisieomroeporganisaties. Het aandeelhouderschap van een exploitatiemaatschappij kan voor maximaal 25% plus één aandeel in handen zijn van een of meer regionale televisieomroeporganisaties.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan een exploitatiemaatschappij moet voldoen en bepaalt de minimumvereisten die in de exploitatieovereenkomst tussen de regionale televisieomroeporganisatie en de exploitatiemaatschappij worden opgenomen. Die minimumvereisten omvatten minstens de plicht om, als de verzorging van het omroepprogramma aan de exploitatiemaatschappij wordt overgedragen, in de exploitatieovereenkomst een regeling op te nemen over de redactionele onafhankelijkheid, de naleving van het redactiestatuut en de verantwoordelijkheid van de regionale televisieomroeporganisatie voor de inhoud van de programma's.
De verzorging van de journaals en de aanstelling van de hoofdredacteur en van de redactie mogen, in afwijking van het eerste lid, niet via de exploitatieovereenkomst aan de exploitatiemaatschappij toevertrouwd worden.
§ 2. De regionale televisieomroeporganisaties worden vanaf 1 januari 2015 door dienstenverdelers die geld innen voor derden en die het omroepprogramma van de regionale televisieomroeporganisaties doorgeven, vergoed op basis van de bereikmeting van hun omroepprogramma.
De regionale televisieomroeporganisaties waarvan het verzorgingsgebied minder dan 750.000 inwoners telt en waarvan, op basis van een of meerdere door de Vlaamse Regering vast te stellen indicatoren, aangenomen kan worden dat de thuistaal van een relatief hoog aandeel inwoners Frans is, ontvangen vanaf 1 januari 2018 van de dienstenverdelers die geld innen voor derden en die het omroepprogramma van de regionale televisieomroeporganisaties doorgeven, hiervoor een compensatie van 100.000 euro. Dit bedrag wordt voorafgenomen van de jaarlijkse totale vergoeding, vermeld in het vierde lid. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere grenzen van het relatief hoog aandeel.
De bereikmeting, vermeld in het eerste lid, is het resultaat van het gemiddeld procentueel dagbereik van een regionale televisieomroeporganisatie dat de Vlaamse Regulator voor de Media berekend heeft. Het gemiddeld procentueel dagbereik wordt berekend op basis van de bereikcijfers die door de dienstenverdelers die geld innen voor derden en die het omroepprogramma van de regionale televisieomroeporganisaties doorgeven, aan de Vlaamse Regulator voor de Media ter beschikking worden gesteld.
De jaarlijkse totale vergoeding die de dienstenverdelers die geld innen voor derden en die het omroepprogramma van de regionale televisieomroeporganisaties doorgeven ter beschikking moeten stellen voor de compensatie vermeld in het tweede lid en voor de bereikvergoeding van de regionale omroeporganisaties, wordt vastgesteld op 2,3 euro x het totaal aantal abonnees van deze dienstenverdelers berekend op grond van de door de Vlaamse Regulator voor de Media aanvaarde gegevens die werden meegedeeld in uitvoering van artikel 182.
De Vlaamse Regering bepaalt het tijdstip waarop het totaal aantal abonnees wordt vastgesteld voor de toepassing van het vierde lid.
De compensatie, vermeld in het tweede lid, wordt vanaf 1 januari 2019 jaarlijks geïndexeerd op basis van het prijsindexcijfer, zoals bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. Die compensatie wordt geïndexeerd door ze te vermenigvuldigen met het voormelde prijsindexcijfer, vastgesteld voor de maand januari van het lopende jaar en te delen door het voormelde prijsindexcijfer, vastgesteld voor de maand januari van het jaar 2018.
De bereikvergoedingen waarvan sprake in het eerste lid, berekend door de Vlaamse Regulator voor de Media op basis van de bereikmeting bedoeld in het derde lid, worden door de dienstenverdelers die geld innen voor derden en die het omroepprogramma van de regionale televisieomroeporganisaties doorgeven, betaald aan de regionale televisieomroep- organisaties.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden en modaliteiten voor de terbeschikkingstelling door de dienstenverdelers die geld innen voor derden en die het omroepprogramma van de regionale televisieomroeporganisaties doorgeven, van de bereikcijfers aan de Vlaamse Regulator voor de Media, voor de berekening van het gemiddeld procentueel dagbereik van de regionale omroeporganisaties door de Vlaamse Regulator voor de Media, voor de berekening van de afzonderlijke bereikvergoedingen door de Vlaamse Regulator voor de Media en voor de betaling van de bereikvergoedingen aan de afzonderlijke regionale televisieomroeporganisaties door deze dienstenverdelers.
De vergoedingen, vermeld in het vierde lid, worden vanaf 1 januari 2016 jaarlijks geïndexeerd op basis van het prijsindexcijfer zoals bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. Dit gebeurt door de vergoedingen, vermeld in het vierde lid, te vermenigvuldigen met het hierboven vermeld prijsindexcijfer vastgesteld voor de maand januari van het lopende jaar en te delen door het hierboven vermeld prijsindexcijfer vastgesteld voor de maand januari van het jaar 2015.
Het totale bedrag van de vergoedingen vermeld in het eerste lid wordt berekend op kwartaalbasis na afloop van elk kwartaal. Het bedrag wordt betaald uiterlijk op de laatste dag van het kwartaal dat daarop volgt en is gelijk aan de som van de vastgestelde bedragen die voortvloeien uit het overeenkomstig lid 3 bepaalde bereik.
De Vlaamse Regulator voor de Media berekent voor elke regionale televisieomroeporganisatie het gemiddeld procentueel dagbereik in het laatste kwartaal van 2014, op basis van de bereikcijfers die door de dienstenverdelers die geld innen voor derden en die het omroepprogramma van de regionale televisieomroeporganisaties doorgeven, aan de Vlaamse Regulator voor de Media ter beschikking worden gesteld.
Met ingang van 1 januari 2016 zullen regionale televisieomroeporganisaties, waarvan het gemiddeld procentueel dagbereik in het laatste kwartaal van elk jaar vanaf 2015 met meer dan 20% gedaald is ten opzichte van het gemiddeld procentueel dagbereik van het laatste kwartaal van 2014, om recht te hebben op de vergoeding conform deze paragraaf, met toepassing van paragraaf 1 een overeenkomst sluiten met een exploitatiemaatschappij. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten voor toepassing van dit lid.
§ 3. In afwijking van artikel 169, eerste lid, 4°, kan de Vlaamse Regering in individuele gevallen toestemming verlenen aan een vereniging die een exploitatieovereenkomst heeft gesloten, om meer dan één omroepprogramma te verzorgen.
§ 4. De organen van regionale televisieomroeporganisaties die een exploitatieovereenkomst hebben gesloten als vermeld in paragraaf 1, voldoen bovendien aan de volgende voorwaarden:
1° de algemene vergadering en de raad van bestuur worden representatief samengesteld uit personen die wonen in het betrokken verzorgingsgebied van de regionale omroeporganisatie;
2° maximaal twee derde van de leden van de algemene vergadering en van de raad van bestuur is van hetzelfde geslacht, en minimaal één van de leden van die organen heeft een etnisch-cultureel diverse achtergrond. De algemene vergadering en de raad van bestuur moeten in hun samenstelling een evenwichtige en evenredige leeftijdsdiversiteit die de demografische realiteit van onze meerderjarige bevolking volgt, weerspiegelen;
3° één werkend lid van de algemene vergadering wordt aangewezen door de exploitatiemaatschappij waarmee de regionale televisieomroeporganisatie een exploitatieovereenkomst heeft gesloten;
4° de mandaten in de raad van bestuur gelden voor vier jaar. Elke vier jaar wordt minstens de helft van de leden van de raad van bestuur vervangen. Een individuele bestuurder kan nooit langer zetelen dan twaalf jaar.
§ 5. Onverminderd de toepassing van artikel 169 en 170 ontvangen de regionale televisieomroeporganisaties die een exploitatieovereenkomst hebben gesloten als vermeld in paragraaf 1, en die voldoen aan de overige bepalingen van dit artikel, van de Vlaamse Regering een nieuwe erkenning waarin wordt vermeld dat de exploitatieovereenkomst is gesloten.
§ 6. Dit artikel is niet van toepassing in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
Artikel 167. (10/05/2009- ...)
De regionale televisieomroeporganisaties bezorgen alle nodige en nuttige informatie voor de erkenning of de verlenging van de erkenning aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud en modaliteiten van de voormelde informatie. De erkenningsaanvragen of de aanvragen tot verlenging van een erkenning worden in het Nederlands ingediend.
Na de erkenning moet elke fundamentele wijziging van de informatie, vermeld in het eerste lid, door de omroeporganisatie in kwestie zo spoedig mogelijk aan de Vlaamse Regering worden meegedeeld.
Artikel 168. (21/03/2014- 31/12/2023)
De Vlaamse Regering bakent de verzorgingsgebieden van de regionale televisieomroeporganisaties af, waaronder het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Binnen een verzorgingsgebied kan door de Vlaamse Regering slechts aan een regionale televisieomroeporganisatie een erkenning worden verleend.
De Vlaamse Regering bepaalt waar het omroepprogramma en de programma's van de regionale televisieomroeporganisaties verspreid kunnen worden, en onder welke voorwaarden. De journaals van de regionale televisieomroeporganisaties kunnen verspreid worden in de ganse Vlaamse Gemeenschap.
Artikel 169. (05/08/2018- 31/12/2023)
Om erkend te worden en te blijven, moeten de regionale televisieomroeporganisaties voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° de vorm hebben van een vereniging zonder winstoogmerk, waarvan de beheerders geen beheerder mogen zijn van een andere vereniging die een regionale televisieomroeporganisatie in eigendom heeft of beheert;
2° de maatschappelijke zetel en de exploitatiezetel liggen in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, en meer bepaald binnen hun verzorgingsgebied;
3° het maatschappelijk doel van de vereniging is beperkt tot het uitsluitend verzorgen van regionale programma's;
4° één vereniging verzorgt niet meer dan één regionale omroepdienst;
5° de regionale televisieomroeporganisaties zijn onafhankelijk van een politieke partij, een beroepsvereniging of een organisatie met een commercieel doel;
6° de regionale televisieomroeporganisaties zenden uit in het Nederlands, behoudens afwijkingen die door de Vlaamse Regering worden toegestaan;
7° de regionale televisieomroeporganisaties zenden eigen programma's uit. In de eigen programma's streven de regionale televisieomroeporganisaties ernaar om de uitdrukkingsmogelijkheden van de plaatselijke bevolking te ontwikkelen en haar deelname eraan aan te moedigen. Met eigen programma's worden programma's of programmaonderdelen bedoeld die ofwel door eigen personeel ofwel in opdracht en onder eindverantwoordelijkheid van het personeel van de regionale televisieomroeporganisatie worden uitgewerkt en gerealiseerd ofwel ter uitvoering van de exploitatieovereenkomst, vermeld in artikel 166/1, § 1, worden uitgewerkt en gerealiseerd, onverminderd de redactionele eindverantwoordelijkheid van de regionale televisieomroeporganisaties;
8° het omroepprogramma van de regionale televisieomroeporganisaties heeft voor ten minste tachtig procent betrekking op het eigen regionale verzorgingsgebied;
9° voor de journaals is een hoofdredacteur verantwoordelijk. De redactionele onafhankelijkheid wordt gewaarborgd en in een redactiestatuut vastgelegd. Voor zijn nieuwsvoorziening kan de regionale televisieomroeporganisatie een beroep doen op samenwerkingsverbanden. De voorwaarden daarvoor worden door de Vlaamse Regering bepaald;
10° de regionale televisieomroeporganisaties bezorgen jaarlijks een werkingsverslag en een financieel verslag. De Vlaamse Regulator voor de Media en meer bepaald de daartoe aangestelde ambtenaren kunnen alle noodzakelijke documenten opvragen en ter plaatse onderzoeken of de erkenningsvoorwaarden worden nageleefd.
De bepaling van lid 1, 3°, geldt niet voor de regionale televisieomroeporganisatie met als verzorgingsgebied het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Deze regionale televisieomroeporganisatie kan, naast de vervulling van haar opdracht zoals bepaald in artikel 165, ook een lokale radio-omroeporganisatie met als lokaliteit Brussel exploiteren.
In afwijking van lid 1, 4°, kan de Vlaamse Regering in individuele gevallen toestemming verlenen aan een vereniging die een exploitatieovereenkomst heeft gesloten, om meer dan één omroepprogramma te verzorgen.
Met behoud van de toepassing van lid 1, 5°, kan een regionale televisieomroeporganisatie een exploitatieovereenkomst sluiten als bedoeld in artikel 166/1, § 1.
Artikel 170. (10/05/2009- 24/07/2022)
§ 1. De duur van de erkenning als regionale televisieomroeporganisatie bedraagt negen jaar. De erkenning kan worden verlengd met perioden van negen jaar op verzoek van de aanvrager. Dat verzoek wordt conform artikel 219 uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de lopende erkenningstermijn ingediend.
De Vlaamse Regering moet, als ze de erkenning niet wil verlengen, uiterlijk een jaar voor het verstrijken van de erkenningstermijn de regionale televisieomroeporganisatie daarvan op de hoogte brengen met een aangetekende brief, die gericht is aan de voorzitter van de raad van bestuur op het adres van de maatschappelijke zetel.
§ 2. De Vlaamse Regulator voor de Media kan op ieder ogenblik de erkenning als regionale televisieomroeporganisatie schorsen of intrekken, als de bepalingen van deze afdeling of de uitvoeringsbepalingen ervan niet worden nageleefd.
§ 3. De Vlaamse Regering kan, als de regionale televisieomroeporganisatie daarom verzoekt, de behandeling van de opschorting of intrekking van de erkenning maximaal drie maanden schorsen om de omroeporganisatie in kwestie de kans te geven aan alle voorschriften te voldoen. Na verloop van die periode wordt de behandeling van het dossier hervat als de grond daartoe nog voorhanden is.
Artikel 171. (10/05/2009- ...)
De algemene vergadering van de regionale televisieomroeporganisatie wordt representatief samengesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met politieke, sociale, culturele, levensbeschouwelijke en regionale criteria.
Elke bestuurlijke overheid die gesitueerd is binnen het verzorgingsgebied en financieel bijdraagt in de jaarlijkse werkingskosten, kan deel uitmaken van de algemene vergadering van de regionale televisieomroeporganisatie.
Artikel 172. (27/08/2012- ...)
De raad van bestuur van de regionale televisieomroeporganisatie moet representatief worden samengesteld en mag voor niet meer dan een vijfde bestaan uit leden die :
1° een politiek mandaat uitoefenen;
2° een leidinggevende functie of de functie van bestuurder uitoefenen in een beroepsvereniging van werkgevers of werknemers;
3° een leidinggevende functie of de functie van bestuurder uitoefenen in een pers-, advertentie- of reclamebedrijf, bij de openbare omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap of bij een private televisieomroeporganisatie;
4° een leidinggevende functie of de functie van bestuurder uitoefenen bij een aanbieder van een kabelomroepnetwerk.
In geen geval mogen de leden van de raad van bestuur deel uitmaken van een college van burgemeester en schepenen, een bestendige deputatie, de Vlaamse Regering, de regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of de federale regering.
Artikel 173. (10/05/2009- ...)
Elke wijziging in de raad van bestuur en de algemene vergadering van de regionale televisieomroeporganisatie moet worden meegedeeld aan de Vlaamse Regulator voor de Media.
Artikel 174. (10/05/2009- 08/05/2021)
Eenieder kan, onder de voorwaarden van dit hoofdstuk, niet-lineaire televisiediensten aanbieden, als :
1° de entiteit die deze aanbiedt opgericht is als een privaatrechtelijke rechtspersoon en onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap valt;
2° het maatschappelijk doel van de privaatrechtelijke rechtspersoon bestaat in het verzorgen van niet-lineaire televisiediensten, inzonderheid op digitale wijze. De rechtspersoon kan alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks aansluiten bij de verwezenlijking van zijn maatschappelijk doel.
De niet-lineaire televisieomroeporganisaties kunnen, al dan niet tegen betaling, geheel of gedeeltelijk gecodeerd uitzenden en zijn onafhankelijk van een politieke partij.
De niet-lineaire televisieomroeporganisaties zenden minstens in het Nederlands uit, behoudens uitzonderingen toe te staan door de Vlaamse Regering.
Artikel 175. (10/05/2009- 08/05/2021)
De Vlaamse Regulator voor de Media moet minimaal veertien kalenderdagen voor het starten van de dienst op de hoogte worden gebracht van het aanbieden van een niet-lineaire televisiedienst.
De kennisgeving wordt conform artikel 219 gedaan en moet minstens de volgende informatie bevatten : alle gegevens die kunnen dienen om te bepalen of de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is voor de televisiedienst in kwestie, de statuten, en een duidelijke omschrijving van de te leveren dienst.
De Vlaamse Regering bepaalt de nader te verstrekken gegevens die de kennisgeving moet bevatten, alsook de latere wijzigingen in die gegevens die aan de Vlaamse Regulator voor de Media moeten worden meegedeeld.
Als de niet-lineaire televisieomroeporganisaties hun aanbod uitbreiden met een nieuw soort dienst, moeten ze een afzonderlijke kennisgeving verrichten.
Na de kennisgeving moet elke wijziging in de informatie, vermeld in het eerste lid, door de niet-lineaire televisieomroeporganisatie in kwestie zo spoedig mogelijk aan de Vlaamse Regulator voor de Media worden meegedeeld.
Artikel 176. (10/05/2009- 08/05/2021)
De Vlaamse Regulator voor de Media kan de dienstenverdeler of de netwerkoperator verplichten het doorgeven van een niet-lineaire televisiedienst te schorsen of te staken als die niet-lineaire televisiedienst een inbreuk maakt op, of een ernstig risico inhoudt voor :
1° de openbare orde, in het bijzonder de preventie van, het onderzoek naar, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten, waaronder de bescherming van minderjarigen en de bestrijding van het aanzetten tot haat wegens ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit en van schendingen van de menselijke waardigheid ten aanzien van individuen;
2° de bescherming van de volksgezondheid;
3° de openbare veiligheid, met inbegrip van het waarborgen van de nationale veiligheid en defensie.
Als de niet-lineaire televisieomroeporganisatie, vermeld in het eerste lid, onder de bevoegdheid van een andere lidstaat van de Europese Unie valt, moet de Vlaamse Regulator voor de Media vooraleer het doorgeven van de niet-lineaire televisiedienst te laten schorsen of staken :
1° de Europese Commissie en de lidstaat van de Europese Unie, onder wiens bevoegdheid de niet-lineaire televisieomroeporganisatie valt, kennis geven van het voornemen om het doorgeven van de niet-lineaire televisiedienst te laten schorsen of staken;
2° de lidstaat van de Europese Unie, onder wiens bevoegdheid de niet-lineaire televisieomroeporganisatie valt, verzoeken om maatregelen te nemen. De Vlaamse Regulator voor de Media kan het doorgeven van de niet-lineaire televisiedienst pas laten schorsen of staken als de lidstaat van de Europese Unie niet of onvoldoende op het verzoek van de Vlaamse Regulator voor de Media is ingegaan.
In urgente gevallen kan de Vlaamse Regulator voor de Media afwijken van het tweede lid. In dat geval moet het bevel tot schorsing of staking van het doorgeven van niet-lineaire televisiediensten op zo kort mogelijke termijn ter kennis worden gebracht van de Europese Commissie en van de lidstaat van de Europese Unie onder wiens bevoegdheid de niet-lineaire televisieomroeporganisatie valt, met opgave van de redenen van urgentie.
De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing onverminderd eventuele rechtszaken, met inbegrip van het vooronderzoek en van handelingen die verricht zijn in het kader van een strafrechtelijk onderzoek.
Artikel 176/1.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(09/05/2021- ...)Eenieder kan conform de bepalingen, vermeld in dit deel, videoplatformdiensten aanbieden, als de entiteit die deze aanbiedt opgericht is als een privaatrechtelijke rechtspersoon, of een natuurlijke persoon is die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent en onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap valt. In het geval van een privaatrechtelijke rechtspersoon bestaat het maatschappelijk doel in het aanbieden van videoplatformdiensten. De rechtspersoon kan alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks aansluiten bij de verwezenlijking van zijn maatschappelijk doel.
Artikel 176/2.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(09/05/2021- 24/07/2022)De aanbieder van videoplatformdiensten brengt de Vlaamse Regulator voor de Media minimaal veertien kalenderdagen voor het starten van de dienst op de hoogte van het aanbieden van videoplatformdiensten.
De kennisgeving gebeurt conform artikel 219 en bevat minstens de volgende informatie:
1° alle gegevens die kunnen dienen om te bepalen of de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is voor de aanbieder van videoplatformdiensten in kwestie;
2° de statuten;
3° een duidelijke omschrijving van de te leveren dienst.
De Vlaamse Regering bepaalt de nader te verstrekken gegevens die de kennisgeving moet bevatten, en ook de latere wijzigingen in die gegevens die aan de Vlaamse Regulator voor de Media moeten worden meegedeeld.
Aanbieders die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet reeds videoplatformdiensten aanbieden, doen de kennisgeving, vermeld in het tweede lid, uiterlijk zes maanden nadat de Vlaamse Regering de nader te verstrekken gegevens en de latere wijzigingen in die gegevens die aan de Vlaamse Regulator voor de Media moeten worden meegedeeld, heeft bepaald.
Als aanbieders van videoplatformdiensten hun aanbod uitbreiden met een nieuw soort dienst, brengen ze de Vlaamse Regulator voor de Media daarvan op de hoogte met een afzonderlijke kennisgeving.
Na de kennisgeving delen de aanbieders van videoplatformdiensten zo spoedig mogelijk elke wijziging in de informatie, vermeld in het tweede lid, aan de Vlaamse Regulator voor de Media mee.
Artikel 176/3.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(09/05/2021- ...)§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder:
1° dochteronderneming: een onderneming waarover een moederonderneming zeggenschap heeft, met inbegrip van elke dochteronderneming van een uiteindelijke moederonderneming;
2° groep: een moederonderneming, al haar dochterondernemingen en alle andere ondernemingen die er op organisatorisch gebied economische en juridische banden mee hebben;
3° moederonderneming: een onderneming die zeggenschap heeft over een of meer dochterondernemingen.
§ 2. Voor de toepassing van dit decreet valt een aanbieder van videoplatformdiensten onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap als hij overeenkomstig artikel I.18, 4°, van het Wetboek van economisch recht gevestigd is in het Nederlandse taalgebied, of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de activiteiten uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoren.
§ 3. Een aanbieder van videoplatformdiensten die niet overeenkomstig artikel I.18, 4°, van het Wetboek van economisch recht is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, valt voor de toepassing van dit decreet onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap:
1° als hij een moederonderneming of een dochteronderneming heeft die gevestigd is in het Nederlandse taalgebied, of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de activiteiten uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoren; of
2° als hij deel uitmaakt van een groep en een andere onderneming van de groep gevestigd is in het Nederlandse taalgebied, of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de activiteiten uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoren.
§ 4. Als de moederonderneming en de dochteronderneming of de andere ondernemingen van de groep, vermeld in paragraaf 3, allemaal gevestigd zijn in verschillende lidstaten van de Europese Unie, valt de aanbieder van videoplatformdiensten onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap:
1° als de moederonderneming gevestigd is in het Nederlandse taalgebied, of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en haar activiteiten uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoren; of bij gebreke van een dergelijke vestiging
2° als de dochteronderneming gevestigd is in het Nederlandse taalgebied, of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en haar activiteiten uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoren; of bij gebreke van een dergelijke vestiging
3° als een andere onderneming van de groep, vermeld in paragraaf 3, gevestigd is in het Nederlandse taalgebied, of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en haar activiteiten uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoren.
§ 5. Als de moederonderneming, vermeld in paragraaf 3, niet gevestigd is in een lidstaat van de Europese Unie en als verschillende dochterondernemingen als vermeld in paragraaf 3, gevestigd zijn in verschillende lidstaten van de Europese Unie, valt de aanbieder van videoplatformdiensten onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap als een dochteronderneming voor het eerst met haar activiteiten begon in het Nederlandse taalgebied, of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de activiteiten uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoren, mits de aanbieder van videoplatformdiensten een duurzame en reële band met de economie van de Vlaamse Gemeenschap heeft.
Als de moederonderneming en de dochteronderneming, vermeld in paragraaf 3, niet gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Unie en als verschillende andere ondernemingen van de groep als vermeld in paragraaf 3, gevestigd zijn in verschillende lidstaten van de Europese Unie, valt de aanbieder van videoplatformdiensten onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap als een andere onderneming van de groep voor het eerst met haar activiteiten begon in het Nederlandse taalgebied, of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de activiteiten uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoren, mits de aanbieder van videoplatformdiensten een duurzame en reële band met de economie van de Vlaamse Gemeenschap heeft.
§ 6. Artikel XII.3, XII.4, XII.6, XII.17, XII.18, XII.19 en XII.20 van het Wetboek van economisch recht zijn van toepassing op aanbieders van videoplatformdiensten die vallen onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 7. De Vlaamse Regulator voor de Media maakt en handhaaft een actuele lijst met de aanbieders van videoplatformdiensten ten aanzien van wie hij bevoegd is.
De lijst vermeldt voor elke aanbieder van videoplatformdiensten de criteria, vermeld in paragraaf 2 tot en met 5, waarop de bevoegdheid van de Vlaamse Regulator voor de Media is gebaseerd. De Vlaamse Regulator voor de Media bezorgt die lijst, met inbegrip van actualiseringen, aan de Europese Commissie.
§ 8. Als tussen de Vlaamse Regulator voor de Media en de nationale regulerende instantie of het nationale regulerende orgaan van een andere lidstaat van de Europese Unie geen overeenstemming wordt bereikt over wie bevoegd is voor een aanbieder van videoplatformdiensten, brengt de Vlaamse Regulator voor de Media de Europese Commissie daarvan onmiddellijk op de hoogte.
Artikel 176/4.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(09/05/2021- ...)§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel XII.17, XII.18, XII.19 en XII.20 van het Wetboek van economisch recht nemen aanbieders van videoplatformdiensten de nodige passende maatregelen om:
1° minderjarigen te beschermen tegen programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie die hun lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen zouden kunnen aantasten als vermeld in artikel 42 van dit decreet;
2° het algemene publiek te beschermen tegen programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie die aanzetten tot geweld of haat jegens een groep personen of lid van een groep op grond van:
a) geslacht;
b) ras;
c) kleur;
d) etnische of sociale afkomst;
e) genetische kenmerken;
f) taal;
g) godsdienst of overtuiging;
h) politieke of andere denkbeelden;
i) het behoren tot een nationale minderheid;
j) vermogen;
k) geboorte;
l) een handicap;
m) leeftijd;
n) seksuele geaardheid;
3° het algemene publiek te beschermen tegen programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie met inhoud waarvan de verspreiding een activiteit inhoudt die een misdrijf is, met name:
a) het publiekelijk aanzetten tot het plegen van een terroristisch misdrijf als vermeld in artikel 137 en 140bis van het Strafwetboek;
b) strafbare feiten met betrekking tot kinderpornografie als vermeld in artikel 383bis van het Strafwetboek;
c) strafbare feiten op het gebied van racisme en vreemdelingenhaat als vermeld in artikel 20 en 21 van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden.
§ 2. De volgende maatregelen zijn passende maatregelen als vermeld in paragraaf 1:
1° de voorschriften, vermeld in paragraaf 1, in de voorwaarden van de videoplatformdiensten opnemen en die voorschriften toepassen;
2° programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie waarin pornografische beelden of beelden van nodeloos geweld voorkomen versleuteld aanbieden of die onderwerpen aan een doeltreffend ouderlijk toezicht;
3° transparante en gebruiksvriendelijke mechanismen tot stand brengen en gebruiken waarmee de gebruikers van videoplatformdiensten programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie die op de videoplatformdienst worden aangeboden bij de aanbieder van die videoplatformdienst kunnen rapporteren of markeren;
4° systemen tot stand brengen en gebruiken waarmee de aanbieder van een videoplatformdienst de gebruikers van die videoplatformdienst kan uitleggen welk gevolg er is gegeven aan de rapporteringen en markeringen, vermeld in punt 3° ;
5° systemen voor leeftijdscontrole van gebruikers van videoplatformdiensten met betrekking tot programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen kan aantasten tot stand brengen en gebruiken;
6° gemakkelijk te bedienen systemen tot stand brengen en gebruiken waarmee de gebruikers van videoplatformdiensten een beoordeling kunnen geven van de programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie die aangeboden worden op de videoplatformdiensten;
7° systemen voor ouderlijk toezicht ter beschikking stellen die door de eindgebruiker van de videoplatformdienst worden beheerd voor programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen kunnen aantasten;
8° transparante, gemakkelijk te gebruiken en doeltreffende procedures tot stand brengen en gebruiken om klachten van de gebruikers van de videoplatformdiensten bij de aanbieder van videoplatformdiensten over de uitvoering van de maatregelen, vermeld in punt 3° tot en met 7°, te behandelen en af te handelen;
9° doeltreffende maatregelen en instrumenten op het gebied van mediawijsheid voorzien en de bekendheid van gebruikers met die maatregelen en instrumenten vergroten.
Persoonsgegevens van minderjarigen die aanbieders van videoplatformdiensten verzamelen ter uitvoering van het eerste lid, 5° en 7°, worden niet verwerkt voor commerciële doeleinden.
§ 3. Als de aanbieders van videoplatformdiensten de passende maatregelen, vermeld in paragraaf 2, nemen, houden ze rekening met al de volgende elementen:
1° de aard van de inhoud in kwestie;
2° de schade die de inhoud kan berokkenen;
3° de kenmerken van de te beschermen categorie personen;
4° de rechten die in het geding zijn en de gerechtvaardigde belangen, en het algemeen belang.
De passende maatregelen, vermeld in paragraaf 2, zijn uitvoerbaar en proportioneel en houden rekening met de omvang van de videoplatformdienst en de aard van de verleende dienst, en leiden niet tot eventuele controlemaatregelen vooraf of filtering bij het uploaden van inhoud die niet voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel XII.20, § 1, van het Wetboek van economisch recht.
§ 4. De Vlaamse Regering bepaalt hierover nadere regels.
Artikel 176/5.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(09/05/2021- ...)Aanbieders van videoplatformdiensten zijn vrij in het op enige wijze in de handel brengen, verkopen of organiseren van commerciële communicatie, met uitzondering van de beperkingen en verplichtingen, vermeld in dit decreet.
Voor de commerciële communicatie die de aanbieders van videoplatformdiensten in de handel brengen, verkopen of organiseren leven ze de voorschriften na, vermeld in artikel 52 tot en met 55, artikel 62, artikel 65 tot en met 69, artikel 71 tot en met 77 en artikel 90 tot en met 97.
Artikel 176/6.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(09/05/2021- ...)§ 1. De aanbieders van videoplatformdiensten nemen voor de commerciële communicatie die ze niet in de handel brengen, verkopen of organiseren de volgende passende maatregelen om te voldoen aan de voorschriften, vermeld in artikel 52 tot en met 55, artikel 62, artikel 65 tot en met 69, artikel 71 tot en met 77 en artikel 90 tot en met 101:
1° de voorschriften, vermeld in artikel 52 tot en met 55, artikel 62, artikel 65 tot en met 69, artikel 71 tot en met 77 en artikel 90 tot en met 101, in de voorwaarden van de videoplatformdiensten opnemen en die voorschriften toepassen;
2° een functie ter beschikking stellen waarmee gebruikers die door gebruikers gegenereerde inhoud uploaden, kunnen verklaren dat die inhoud commerciële communicatie bevat, op voorwaarde dat ze dat weten of redelijkerwijs zouden kunnen weten;
3° transparante en gebruiksvriendelijke mechanismen tot stand brengen en gebruiken waarmee de gebruikers van een videoplatformdienst commerciële communicatie die op de videoplatformdienst wordt aangeboden bij die aanbieder kunnen rapporteren of markeren;
4° systemen tot stand brengen en gebruiken waarmee de aanbieder van een videoplatformdienst de gebruikers van die videoplatformdienst kan uitleggen welk gevolg er is gegeven aan de rapporteringen en markeringen, vermeld in punt 3° ;
5° systemen voor leeftijdscontrole van gebruikers van videoplatformdiensten voor commerciële communicatie die op de videoplatformdienst wordt aangeboden en die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen kan aantasten tot stand brengen en gebruiken;
6° gemakkelijk te bedienen systemen tot stand brengen en gebruiken waarmee de gebruikers van videoplatformdiensten een beoordeling kunnen geven van de op videoplatformdiensten aangeboden commerciële communicatie;
7° systemen voor ouderlijk toezicht ter beschikking stellen die door de eindgebruiker van de videoplatformdienst worden beheerd voor programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen kunnen aantasten;
8° transparante, gemakkelijk te gebruiken en doeltreffende procedures tot stand brengen en gebruiken om klachten van de gebruikers van de videoplatformdiensten bij de aanbieder van videoplatformdiensten over de uitvoering van de maatregelen, vermeld in punt 3° tot en met 7°, te behandelen en af te handelen;
9° doeltreffende maatregelen en instrumenten voorzien op het gebied van mediawijsheid en de bekendheid van gebruikers met die maatregelen en instrumenten vergroten.
Persoonsgegevens van minderjarigen die aanbieders van videoplatformdiensten verzamelen ter uitvoering van het eerste lid, 5° en 7°, worden niet verwerkt voor commerciële doeleinden.
§ 2. Als de aanbieders van videoplatformdiensten de passende maatregelen, vermeld in paragraaf 1, namen, houden ze rekening met al de volgende elementen:
1° de aard van de inhoud in kwestie;
2° de schade die de inhoud kan berokkenen;
3° de kenmerken van de te beschermen categorie personen;
4° de rechten die in het geding zijn en de gerechtvaardigde belangen, en met het algemeen belang.
De passende maatregelen, vermeld in paragraaf 1, zijn uitvoerbaar en proportioneel en houden rekening met de omvang van de videoplatformdienst en de aard van de verleende dienst, en leiden niet tot eventuele controlemaatregelen vooraf of filtering bij het uploaden van inhoud die niet voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel XII.20, § 1, van het Wetboek van economisch recht.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt hierover nadere regels.
Artikel 176/7.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(09/05/2021- ...)De aanbieders van videoplatformdiensten informeren de gebruikers duidelijk als programma's en door gebruikers gegenereerde inhoud commerciële communicatie bevatten als ze daarvan op de hoogte zijn.
Artikel 176/8.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(09/05/2021- ...)De Vlaamse Regulator voor de Media ziet erop toe dat de aanbieders van videoplatformdiensten die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen, passende maatregelen nemen conform artikel 176/4 tot en met 176/7 en dat ze die maatregelen toepassen.
Als de Vlaamse Regulator voor de Media klachten of opmerkingen ontvangt over aanbieders van videoplatformdiensten die niet onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen, bezorgt de Vlaamse Regulator voor de Media die klachten of opmerkingen aan de nationale regulerende instantie of het nationale regulerende orgaan van de bevoegde lidstaat.
Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"
Artikel 176/9.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(16/02/2024- ...)Deze titel is van toepassing op tussenhandeldiensten die betrekking hebben op omroepactiviteiten als:
1° de hoofdvestiging van de aanbieder van tussenhandeldiensten is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of de hoofdvestiging van de aanbieder van tussenhandeldiensten is gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de aanbieder, wegens zijn activiteiten, moet worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap;
2° de aanbieder van tussenhandeldiensten geen vestiging in de Europese Unie heeft, als zijn wettelijke vertegenwoordiger verblijft of gevestigd is in het Nederlandse taalgebied of als zijn wettelijke vertegenwoordiger verblijft of gevestigd is in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de aanbieder, wegens zijn activiteiten, moet worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap;
3° een aanbieder van tussenhandeldiensten geen wettelijke vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 13 van de digitaledienstenverordening aanduidt en tussenhandeldiensten aanbiedt aan afnemers die gevestigd zijn of zich bevinden in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
Artikel 176/10.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(16/02/2024- ...)De Vlaamse Regulator voor de Media is een bevoegde autoriteit als vermeld in artikel 49 van de digitaledienstenverordening voor de tussenhandel- diensten, vermeld in artikel 176/9.
Artikel 177. (10/05/2009- ...)
Iedere dienstenverdeler die in de Vlaamse Gemeenschap een aanbod van omroepdiensten op de markt brengt, brengt minimaal veertien kalenderdagen voor het starten van de dienst de Vlaamse Regulator voor de Media daarvan op de hoogte. De kennisgeving wordt conform artikel 219 gedaan.
De kennisgeving omvat ten minste de identificatie van de rechtspersoon, het dienstenaanbod met de contractuele voorwaarden voor het opnemen van de diensten, en het elektronische communicatienetwerk dat gebruikt wordt om die diensten door te geven.
De Vlaamse Regering bepaalt de nader te verstrekken gegevens die de kennisgeving moet bevatten en de latere wijzigingen in die gegevens die aan de Vlaamse Regulator voor de Media moeten worden meegedeeld.
Artikel 178. (10/05/2009- ...)
De bepalingen van dit deel zijn niet van toepassing op de dienstenverdelers die door middel van een collectieve antenne als vermeld in artikel 197, hun diensten aanbieden.
Artikel 179. (10/05/2009- ...)
Dienstenverdelers maken ten minste de volgende informatie gemakkelijk, rechtstreeks en permanent toegankelijk voor de afnemers van hun diensten :
1° de naam van de dienstenverdeler;
2° het geografische adres waar de dienstenverdeler gevestigd is;
3° nadere gegevens die een snel contact en een rechtstreekse en effectieve communicatie met de dienstenverdeler mogelijk maken, met inbegrip van zijn elektronisch postadres;
4° als een dienstenverdeler in een handelsregister of een vergelijkbaar openbaar register is ingeschreven : het ondernemingsnummer, inschrijvingsnummer, en in voorkomend geval het btw-nummer;
5° de aard en de inhoud van de diensten die hij verdeelt.
Artikel 180. (14/08/2013- 08/05/2021)
§ 1. Dienstenverdelers geven de lineaire televisieomroepprogramma's die deel uitmaken van hun aanbod van televisiediensten in de Vlaamse Gemeenschap, onverkort, ongewijzigd en in hun geheel, door op het ogenblik dat ze worden uitgezonden. Dat geldt ook voor de bijbehorende diensten, vermeld in artikel 185, § 1, tweede lid, laatste zin.
§ 2. Elke functionaliteit die een dienstenverdeler aan de eindgebruikers aanbiedt en die het mogelijk maakt om de in het eerste lid bedoelde lineaire televisieomroepprogramma's op een uitgestelde, verkorte of gewijzigde wijze te bekijken, is onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de betrokken televisieomroeporganisatie. De voorafgaande toestemming is vereist van iedere televisieomroeporganisatie die onder het toepassingsgebied van artikel 154, eerste en tweede lid, valt.
De betrokken televisieomroeporganisatie en dienstenverdeler onderhandelen te goeder trouw en dienen hun toestemmingswijze op een redelijke en proportionele wijze uit te oefenen.
Wanneer een akkoord hierover leidt tot financiële vergoedingen van de dienstenverdelers aan de televisieomroeporganisaties, dan dienen die te worden aangewend voor Nederlandstalige Europese producties, overeenkomstig artikel 154.
De Vlaamse Regering kan nadere regels opleggen met het oog op de controle en/of de handhaving van deze regel.
§ 3. Functionaliteiten die afbreuk doen aan de redactionele autonomie en verantwoordelijkheid van de betrokken televisieomroeporganisaties kunnen altijd worden geweigerd.
§ 4. Indien er geen overeenkomst met betrekking tot de toestemming kan worden gesloten binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf het ogenblik dat de dienstenverdeler per aangetekend schrijven de televisieomroeporganisatie omstandig heeft ingelicht van zijn intentie tot het aanbieden van een functionaliteit waarvoor de toestemming vereist is van de televisieomroeporganisatie zoals vermeld in paragraaf 2, zullen de partijen een beroep doen op bemiddeling. De meest gerede partij zal daartoe per aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van de raad van bestuur van de Vlaamse Regulator voor de Media verzoeken om een bemiddelingsprocedure op te starten binnen een termijn van zeven werkdagen na ontvangst van dat verzoek. Een besluit van de Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels van de bemiddelingsprocedure, die maximaal drie maanden mag duren.
Indien de bemiddelingsprocedure niet leidt tot een akkoord tussen de partijen, formuleert de bemiddelaar een advies tot besluit van de bemiddelingsopdracht. De meest gerede partij kan de zaak aanhangig maken bij de bevoegde rechtscolleges.
§ 5. Dienstenverdelers maken commerciële communicatie die deel uitmaakt van hun dienst duidelijk als zodanig herkenbaar. De bepalingen van afdeling II. Basisregels bij het gebruik van commerciële communicatie, afdeling III. Commerciële communicatie over specifieke producten en afdeling IV Commerciële communicatie die gericht is op minderjarigen, jongeren en kinderen, deel III. Radio-Omroep en Televisie, titel II. Bepalingen over Omroepdiensten, hoofdstuk IV Commerciële communicatie zijn van toepassing op de commerciële communicatie die dienstenverdelers brengen in hun eigen diensten aan de abonnees.
§ 6. Dienstenverdelers nemen alle redelijke technische maatregelen om ervoor te zorgen dat de toegang van minderjarigen tot omroepdiensten die hun lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling ernstig zouden kunnen aantasten, beperkt kan worden, of dat hun aanbod dergelijke diensten niet bevat en brengen de afnemers van hun diensten van deze maatregelen op de hoogte. Die verplichting is van toepassing op alle omroepdiensten in hun aanbod, en op de elektronische programmagids of andere audiovisuele of tekstgebaseerde informatie die deel uitmaakt van hun dienstverlening.
Artikel 181. (10/05/2009- ...)
Het is een dienstenverdeler toegestaan via het elektronische communicatienetwerk dat hij gebruikt, een elektronische programmagids aan te bieden.
Dienstenverdelers kunnen door de Vlaamse Regulator voor de Media verplicht worden, als dat noodzakelijk is om de toegang van eindgebruikers tot gespecificeerde digitale omroepdiensten te waarborgen, toegang tot de applicatieprogramma-interfaces en elektronische programmagidsen aan te bieden tegen billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden.
De Vlaamse Regering kan voorwaarden opleggen voor de installatie van, de toegang tot en de presentatie van elektronische programmagidsen die gebruikt worden in het kader van de digitale omroepprogramma's, als dat noodzakelijk is om de toegang van de eindgebruiker te verzekeren tot een aantal duidelijk gespecificeerde digitale omroepprogramma's die beschikbaar zijn in de Vlaamse Gemeenschap.
Artikel 182. (12/02/2014- ...)
De dienstenverdelers die een of meerdere omroepdiensten van een of meerdere televisieomroeporganisaties die vallen onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap, op lineaire of niet-lineaire wijze ter beschikking stellen van het publiek, bezorgen jaarlijks aan de Vlaamse Regulator voor de Media een werkingsverslag, met vermelding van de aandeelhoudersstructuur, het aantal abonnees, het aantal abonnees in het Nederlandse taalgebied en de doorgegeven omroepprogramma's, alsmede de jaarrekening, goedgekeurd door de algemene vergadering van aandeelhouders.
Artikel 183. (10/05/2009- 15/02/2024)
De dienstenverdelers kunnen niet aansprakelijk gesteld worden voor de door de omroeporganisaties doorgegeven informatie of voor het verschaffen van toegang tot die informatie, noch voor de op verzoek van de omroeporganisatie opgeslagen informatie, op voorwaarde dat aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan :
1° in geval van lineaire en niet-lineaire diensten wijzigt de dienstenverdeler de doorgegeven informatie van de omroeporganisaties niet;
2° in geval van niet-lineaire diensten ligt het initiatief om de informatie door te geven niet bij de dienstenverdeler;
3° in geval van niet-lineaire diensten wordt de ontvanger van de doorgegeven informatie in verband met die diensten niet door de dienstenverdeler bepaald.
Het eerste lid doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de Vlaamse Regulator voor de Media om in overeenstemming met de bepalingen van dit decreet te eisen dat de dienstenverdeler een inbreuk beëindigt of voorkomt.
Artikel 183/1.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(09/05/2021- ...)Dienstenverdelers zoals bepaald in artikel 177, eerste lid, mogen geen persoonsgegevens van minderjarigen voor commerciële doeleinden verwerken die ze verzamelen in uitvoering van instrumenten voor leeftijdscontrole of andere technische maatregelen die zij treffen om ervoor te zorgen dat minderjarigen programma's die hun lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling zouden kunnen aantasten normaliter niet te horen of te zien krijgen.
Artikel 184. (21/02/2014- ...)
De dienstenverdeler die gebruik maakt van een etheromroepnetwerk of een entiteit die daar zeggenschap over uitoefent, kan niet meer dan een derde van de digitale capaciteit van dat netwerk die bestemd is voor gebruik met dezelfde technologie, exclusief verwerven.
De beperking waarvan sprake in het eerste lid is niet van toepassing op de digitale capaciteit van dat netwerk die bestemd is voor het aanbod van vrij te ontvangen radio-omroepprogramma's.
Artikel 184/0. (16/06/2019- ...)
Dienstenverdelers die zowel lineaire als niet-lineaire televisieprogramma's aanbieden, zijn verplicht om via hun aanbod toegang te geven tot de al dan niet gemeenschappelijke betalende niet-lineaire televisiedienst van een of meerdere lineaire televisieomroeporganisaties die onder het toepassingsgebied van artikel 154, eerste en tweede lid, vallen, en die om die toegang verzoeken, zodat eindgebruikers rechtstreeks toegang kunnen krijgen tot die niet-lineaire televisiedienst, waarvan het aanbod een aanzienlijk deel aan Nederlandstalige Europese producties dient te bevatten en hieraan een prominente plaats dient te geven. De Vlaamse Regering kan voor de bepaling van een aanzienlijk deel Nederlandstalige Europese producties quota opleggen.
Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"
Artikel 184/1. (22/04/2019- 31/12/2024)
§ 1. Iedere dienstenverdeler die een of meerdere omroepdiensten van een of meerdere televisieomroeporganisaties die vallen onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap, op lineaire of niet-lineaire wijze ter beschikking stelt van het publiek, neemt deel aan de productie van audiovisuele werken, ofwel onder de vorm van een financiële bijdrage aan de coproductie van audiovisuele werken, ofwel onder de vorm van een gelijkwaardige financiële bijdrage aan het Vlaams Audiovisueel Fonds vzw, opgericht bij het decreet van 13 april 1999 houdende machtiging van de Vlaamse Regering om toe te treden tot en om mee te werken aan de oprichting van de vereniging zonder winstgevend doel Vlaams Audiovisueel Fonds. Deze bijdrage wordt door het Vlaams Audiovisueel Fonds besteed aan Vlaamse, kwalitatieve onafhankelijke producties in reeksvorm, die tot stand komen in coproductie met de openbare omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap en/of de in Vlaanderen erkende en/of aangemelde televisieomroeporganisaties en waarover de Vlaamse Regering met het Vlaams Audiovisueel Fonds een beheersovereenkomst sluit.
De dienstenverdeler brengt het Vlaams Audiovisueel Fonds, de Vlaamse Regulator voor de Media en de Vlaamse Regering ieder jaar vóór 15 februari met een ter post aangetekende brief op de hoogte van de door hem gekozen vorm van deelname, bij gebrek waaraan hij geacht wordt gekozen te hebben voor participatie door middel van een financiële bijdrage aan het Vlaams Audiovisueel Fonds.
§ 2. De in § 1 vermelde financiële bijdrage aan coproductie neemt de vorm aan van coproductieprojecten die voor beoordeling van de ontvankelijkheid en erkenning worden voorgelegd aan de Vlaamse Regulator voor de Media. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten met betrekking tot de procedure voor indiening van de coproductieprojecten alsook met betrekking tot de beoordeling van de ontvankelijkheid en de erkenning van deze coproductieprojecten. De Vlaamse Regering bepaalt tevens de nadere modaliteiten met betrekking tot de procedure voor de financiële bijdrage aan het Vlaams Audiovisueel Fonds.
§ 3. Het forfaitaire bedrag van de deelname van elke dienstenverdeler aan de productie van audiovisuele werken, vermeld in paragraaf 1, bedraagt 3 miljoen euro per jaar. In afwijking daarvan kan de dienstenverdeler opteren voor een deelname voor een bedrag van 1,3 euro per abonnee in het Nederlandse taalgebied, berekend op grond van de meest recente en door de Vlaamse Regulator voor de Media aanvaarde gegevens die werden meegedeeld in uitvoering van artikel 182. Worden die gegevens niet adequaat aangeleverd, dan zal de forfaitaire bijdrage verschuldigd zijn.
De bedragen, vermeld in het eerste lid, worden vanaf 1 januari 2015 jaarlijks geïndexeerd op basis van het prijsindexcijfer zoals bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. Dit gebeurt door de bedragen zoals vermeld in het eerste lid, te vermenigvuldigen met hierboven vermeld prijsindexcijfer vastgesteld voor de maand januari van het lopende jaar en te delen door het hierboven vermeld prijsindexcijfer vastgesteld voor de maand februari van het jaar 2014.
Een dienstenverdeler waarvan blijkt dat hij met toepassing van § 2 voor de betrokken periode onvoldoende investeringen in coproductieprojecten heeft voorgelegd aan de Vlaamse Regulator voor de Media, is gehouden tot de financiële bijdrage, als bedoeld in § 1, aan het Vlaams Audiovisueel Fonds voor het volledige bedrag als bedoeld in die paragraaf met aftrek van de reeds voorgelegde investeringen.
Heeft de dienstenverdeler zijn keuze voor investering in coproductie van audiovisuele werken kenbaar gemaakt en is het tekort aan investering in coproductieprojecten te wijten aan de beslissing van de Vlaamse Regulator voor de Media dat een of meerdere coproductieprojecten niet ontvankelijk zijn of niet erkend worden overeenkomstig de procedure bedoeld in § 2, dan stort de dienstenverdeler het saldo van de totaal verschuldigde financiële bijdrage als bedoeld in § 1 aan het Vlaams Audiovisueel Fonds.
§ 4. Een participatie in een coproductie ter uitvoering van een andere wettelijke of reglementaire verplichting of die een ander wettelijk of reglementair voordeel met zich meebrengt, kan niet in rekening worden gebracht in het kader van de deelnameplicht, vermeld in dit artikel.
Artikel 185. (05/08/2018- 13/08/2021)
§ 1. De dienstenverdelers die gebruikmaken van netwerken die voor een significant aantal eindgebruikers het belangrijkste middel zijn om televisieomroepprogramma's te ontvangen, bieden hun diensten aan overeenkomstig de bepalingen van artikel 186.
De lineaire omroepprogramma's, vermeld in artikel 186, § 1 en § 2, moeten, met het oog op het verzekeren van pluralisme en culturele diversiteit in het aanbod van omroepdiensten en de bijbehorende diensten, onverkort en in hun geheel worden aangeboden. In deze titel worden onder bijbehorende diensten onder meer verstaan : ondertiteling, audiobeschrijving, gebarentaal en auditieve ondertiteling.
§ 1/1. De bepalingen van paragraaf 1 van dit artikel zijn niet van toepassing op dienstenverdelers die toegang hebben tot elektronische communicatienetwerken als gevolg van maatregelen die de Vlaamse Regulator voor de Media heeft opgelegd met toepassing van artikel 192 van dit decreet of als gevolg van een groothandelsovereenkomst tussen dienstenverdelers waarbij de faciliteiten van de ene dienstenverdeler gebruikt worden door de andere zodat die laatste een commercieel aanbod kan definiëren. Die dienstenverdelers kunnen hun programma's doorgeven overeenkomstig artikel 187.
§ 2. Dienstenverdelers die hun diensten aanbieden over netwerken die niet voor een significant aantal eindgebruikers het belangrijkste middel zijn om televisieomroepprogramma's te ontvangen, kunnen de omroepprogramma's doorgeven overeenkomstig de bepalingen van artikel 187.
§ 3. De netwerken, vermeld in § 1, eerste lid, worden ten minste om de drie jaar, op advies van de Vlaamse Regulator voor de Media, vastgelegd door Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering legt die netwerken een eerste maal vast in het kalenderjaar dat volgt op de datum van de inwerkingtreding van dit decreet, en kan die bepaling herzien nadat minstens één jaar verstreken is, en vervolgens elk jaar.
Artikel 186. (05/08/2018- 13/08/2021)
§ 1. De dienstenverdelers die gebruikmaken van netwerken die voor een significant aantal eindgebruikers het belangrijkste middel zijn om televisieomroepprogramma's te ontvangen, moeten, op het ogenblik dat de volgende lineaire omroepprogramma's worden uitgezonden, ze in hun geheel verdelen in hun basisaanbod :
1° de omroepprogramma's van de openbare omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap;
2° het omroepprogramma van de regionale televisieomroeporganisatie. Dat wordt kosteloos, gelijktijdig en onverkort doorgegeven binnen het verzorgingsgebied van die regionale televisieomroeporganisatie. De kosteloosheid slaat zowel op de aanvoer als op het doorgeven van het omroepprogramma;
3° twee radio- en twee televisieomroepprogramma's van de openbare omroeporganisatie van de Franse Gemeenschap en het radio-omroepprogramma van de Duitstalige Gemeenschap;
4° twee radio-omroepprogramma's en de televisieomroepprogramma's van de Nederlandse openbare omroeporganisatie.
5° de bijbehorende diensten van de televisieomroepprogramma's, vermeld in punt 1° tot en met 4° en in § 2.
De Vlaamse Gemeenschap is geen vergoeding verschuldigd aan de dienstenverdeler voor de verplichte doorgifte van de bovenvermelde omroepprogramma's en bijbehorende diensten.
§ 2. De Vlaamse Regering kan, op advies van de Vlaamse Regulator voor de Media, beslissen dat nog andere omroepprogramma's van lineaire omroeporganisaties onder die doorgifteverplichting vallen, mits die omroeporganisaties voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° ze brengen een volwaardig journaal dat verzorgd wordt door een eigen redactie die hoofdzakelijk bestaat uit erkende beroepsjournalisten;
2° ze zorgen voor een gevarieerd, divers en pluralistisch aanbod, dat onder meer informatieve en culturele programma's bevat en ten minste voor een bepaald percentage bestaat uit Nederlandstalige programma's;
3° ze ondertitelen een bepaald percentage van de programma's voor doven en slechthorenden.
De Vlaamse Regering bepaalt de percentages, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°.
§ 3. De dienstenverdelers die gebruikmaken van netwerken die voor een significant aantal eindgebruikers het belangrijkste middel zijn om televisieomroepprogramma's te ontvangen, mogen op het ogenblik dat de volgende omroepprogramma's worden uitgezonden, ze in hun geheel verdelen :
1° omroepprogramma's van de door de Vlaamse Gemeenschap erkende of bij de Vlaamse Regulator voor de Media aangemelde omroeporganisaties die niet onder paragraaf 1 vallen;
2° de niet-lineaire omroepprogramma's van de omroeporganisatie, vermeld in paragraaf 1;
3° digitale radio-omroepprogramma's van de openbare omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap, en radio-omroepprogramma's van de erkende of aangemelde radio-omroeporganisaties;
4° onverminderd artikel 168, tweede lid, de omroepprogramma's van de door de Vlaamse Gemeenschap erkende regionale televisieomroeporganisaties;
5° omroepprogramma's van de omroeporganisaties van de Franse en Duitstalige Gemeenschap van België die niet onder de toepassing van paragraaf 1 vallen, en die gericht zijn op de gehele Gemeenschap;
6° omroepprogramma's van omroeporganisaties die onder de bevoegdheid van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap vallen;
7° mits vooraf toestemming wordt verleend door de Vlaamse Regulator voor de Media, die in dat verband voorwaarden kan opleggen, de omroepprogramma's van omroeporganisaties die onder de bevoegdheid vallen van een land dat niet tot de Europese Gemeenschap behoort.
§ 4. De Vlaamse Regulator voor de Media moet vooraf op de hoogte worden gebracht van de doorgifte van nieuwe omroepprogramma's. De kennisgeving omvat de plaats van uitzending, de plaats van vestiging en de vermelding van het land dat bevoegd is voor de omroeporganisatie.
Artikel 187. (05/08/2018- 08/05/2021)
De dienstenverdelers die gebruikmaken van het netwerk van aanbieders van elektronische communicatienetwerken, van wie het netwerk niet voor een significant aantal eindgebruikers het belangrijkste middel is om televisieomroepprogramma's te ontvangen, mogen de volgende omroepprogramma's doorgeven :
1° omroepprogramma's van de openbare omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap;
2° omroepprogramma's van de bij de Vlaamse Regulator voor de Media aangemelde omroeporganisaties;
2° /l het omroepprogramma van de regionale televisieomroeporganisatie binnen het verzorgingsgebied van die regionale televisieomroeporganisatie;
2° /2 onverminderd artikel 168, tweede lid, de omroepprogramma's van de door de Vlaamse Gemeenschap erkende regionale televisieomroeporganisaties;
3° omroepprogramma's van de openbare omroeporganisaties van de Franse en Duitstalige Gemeenschap van België;
4° omroepprogramma's van de omroeporganisaties van de Franse en Duitstalige Gemeenschap van België die zich richten tot de gehele gemeenschap;
5° omroepprogramma's van de omroeporganisaties die onder de bevoegdheid vallen van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap;
6° mits de Vlaamse Regulator voor de Media, die in dat verband voorwaarden kan opleggen, voorafgaandelijk toestemming verleent, de omroepprogramma's omroeporganisaties die onder de bevoegdheid vallen van een land dat niet tot de Europese Gemeenschap behoort;
7° digitale radio-omroepprogramma's van de openbare omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap en radio-omroepprogramma's van de erkende of aangemelde radio-omroeporganisaties.
De Vlaamse Regulator voor de Media moet vooraf op de hoogte worden gebracht van de doorgifte van nieuwe omroepprogramma's. De kennisgeving omvat de plaats van uitzending, de plaats van vestiging en de vermelding van het land dat bevoegd is voor de omroeporganisatie.
Artikel 188. (10/05/2009- ...)
Het is een dienstenverdeler verboden andere omroepprogramma's door te geven dan die waarvan de doorgifte krachtens deze titel is toegestaan, behoudens toestemming van de Vlaamse Regulator voor de Media, die daaraan voorwaarden kan verbinden.
Een dienstenverdeler mag zelf een analoog en twee digitale kanalen gebruiken als hij die hoofdzakelijk gebruikt om informatie te verstrekken over de omroepprogramma's en de diensten die hij doorgeeft of aanbiedt en over de moeilijkheden die de werking van de dienst beïnvloeden.
Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"
Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"
Artikel 188/1.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(01/01/2025- ...)§1. De volgende investeerders nemen jaarlijks deel aan de productie van audiovisuele werken in de vorm van een rechtstreekse financiële bijdrage aan de productie van audiovisuele werken of in de vorm van een gelijkwaardige financiële bijdrage aan het Vlaams Audiovisueel Fonds:
1° dienstenverdelers die een of meer omroepdiensten van een of meer televisieomroeporganisaties die vallen onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap, op lineaire of niet-lineaire wijze ter beschikking stellen van het publiek;
2° particuliere omroeporganisaties die onder de bevoegdheid vallen van de Vlaamse Gemeenschap met toepassing van artikel 150/1 voor de door hen aangeboden niet-lineaire televisiediensten in een andere lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte, of daarbuiten;
3° particuliere omroeporganisaties, voor de door hen aangeboden niet-lineaire televisiediensten in:
a) het Nederlandse taalgebied;
b) het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
4° aanbieders van videoplatformdiensten die onder de bevoegdheid vallen van de Vlaamse Gemeenschap met toepassing van artikel 176/3 voor de door hen aangeboden videoplatformdiensten in een andere lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, of daarbuiten;
5° aanbieders van videoplatformdiensten, voor de door hen aangeboden videoplatformdiensten in:
a) het Nederlandse taalgebied;
b) het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
§2. De verplichte financiële bijdrage aan de productie van audiovisuele werken, vermeld in paragraaf 1, is niet van toepassing op:
1° particuliere omroeporganisaties die niet-lineaire televisiediensten aanbieden en die minstens aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
a) ze zijn een micro-onderneming;
b) ze bereiken met hun aanbod van niet-lineaire televisiediensten minder dan 0,5% van alle inwoners van het Nederlandse taalgebied;
c) ze bieden jaarlijks minder dan tien audiovisuele werken aan;
d) hun aanbod bestaat hoofdzakelijk uit programma’s die gebaseerd zijn op ‘Broadcaster Video on Demand’-rechten;
2° dienstenverdelers en aanbieders van videoplatformdiensten die een micro-onderneming zijn.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden en regels voor de vrijstellingen van de bijdrage.
Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"
Artikel 188/2.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(01/01/2025- ...)§1. De rechtstreekse financiële bijdrage aan de productie van audiovisuele werken, als vermeld in artikel 188/1, §1, kan de volgende vormen aannemen: 1° een bijdrage aan Vlaamse productieprojecten, die worden voorgelegd aan de Vlaamse Regulator voor de Media om de ontvankelijkheid en erkenning ervan
te beoordelen;
2° een bijdrage om uitzendrechten voor het Nederlandse taalgebied te verwerven op een Vlaams productieproject, vermeld in punt 1°.
Het Vlaams Audiovisueel Fonds besteedt de gelijkwaardige financiële bijdrage aan het Vlaams Audiovisueel Fonds, vermeld in artikel 188/1, §1, conform de beheersovereenkomsten tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Audiovisueel Fonds vzw over het VAF/Mediafonds en VAF/Filmfonds.
§2. De Vlaamse Regering bepaalt:
1° de criteria op basis waarvan een productieproject kan gekwalificeerd worden als een Vlaams productieproject;
2° de nadere regels, voorwaarden en de procedure voor indiening van de Vlaamse productieprojecten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°;
3° de voorwaarden en de regels om een bijdrage om uitzendrechten te verwerven als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, mee in rekening te nemen;
4° de voorwaarden en regels met betrekking tot de beoordeling van de ontvankelijkheid, de erkenning en de opvolging van de Vlaamse productieprojecten en bijdragen om uitzendrechten te verwerven, vermeld in paragraaf 1, eerste lid;
5° de nadere regels met betrekking tot de procedure voor de gelijkwaardige financiële bijdrage aan het Vlaams Audiovisueel Fonds, vermeld in paragraaf 1, tweede lid.
§3. Investeerders die met toepassing van paragraaf 1 onvoldoende financiële bijdragen aan Vlaamse productieprojecten hebben voorgelegd aan de Vlaamse Regulator voor de Media, of die onvoldoende financiële bijdragen aan Vlaamse productieprojecten kunnen inbrengen als gevolg van de beslissing van de Vlaamse Regulator voor de Media dat een of meer Vlaamse productieprojecten niet ontvankelijk zijn
of niet erkend worden, zijn gehouden tot de financiële bijdrage aan het Vlaams Audiovisueel Fonds voor het volledige bedrag, vermeld in titel III, met aftrek van de bijdragen die al zijn voorgelegd voor Vlaamse productieprojecten die al zijn voorgelegd en erkend.
§4. Een financiële bijdrage aan een productie ter uitvoering van een andere wettelijke of reglementaire verplichting of die een ander wettelijk of reglementair voordeel met zich meebrengt, kan niet in rekening worden gebracht in het kader van de bijdrageverplichting, vermeld in artikel 188/1, §1.
Artikel 188/3.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(01/01/2025- ...)Iedere investeerder, vermeld in artikel 188/1, §1, bezorgt de Vlaamse Regulator voor de Media, het Vlaams Audiovisueel Fonds, de Vlaamse minister bevoegd voor media en de Vlaamse minister bevoegd voor cultuur jaarlijks vóór 15 april de volgende gegevens en bewijsstukken:
1° de gekozen vorm van deelname aan de productie van audiovisuele werken, vermeld in artikel 188/1, §1;
2° het bedrag van de financiële bijdrage, vermeld in titel III, en, in voorkomend geval, de bewijsstukken om het voormelde bedrag te staven;
3° in voorkomend geval het bewijs van toepasbaarheid van een van de uitsluitingsgronden, vermeld in artikel 188/1, §2. De bewijsstukken van de voorwaarden, vermeld in artikel 188/1, §2, eerste lid, 1° en 2°, hebben betrekking op de gegevens van het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar van de deelname aan de productie van audiovisuele werken, vermeld in artikel 188/1, §1.
Als de gegevens of de bewijsstukken, vermeld in het eerste lid onder punt 2° en punt 3°, niet tijdig zijn ingediend, wordt de investeerder geacht gekozen te hebben voor een deelname aan de productie van audiovisuele werken door middel van een gelijkwaardige financiële bijdrage aan het Vlaams Audiovisueel Fonds voor het forfaitaire bedrag dat de investeerder verschuldigd is op basis van respectievelijk artikel 188/4, 1°, artikel 188/5, §1, eerste lid, 1°, of artikel 188/6, §1, eerste lid, 1°. De Vlaamse Regulator voor de Media brengt de betrokken investeerder daarvan op de hoogte. Een investeerder is vrijgesteld van het betalen van het forfaitair bedrag indien hij binnen de tien werkdagen na de kennisgeving aan de Vlaamse Regulator voor de Media, kan aantonen dat hij voldoet aan één van de uitsluitingsgronden, vermeld in artikel 188/1, §2.
De dossiers met de gegevens en bewijsstukken, vermeld in het eerste lid, worden in het Nederlands ingediend. De investeerder die gevestigd is in een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte, of daarbuiten, of in België maar niet in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, kan zijn dossier in het Engels indienen.
De gegevens en bewijsstukken, vermeld in het eerste lid, worden elektronisch ingediend, op de wijze die de Vlaamse Regering bepaalt.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden en regels betreffende de rapportering door de Vlaamse Regulator voor de Media en het Vlaams Audiovisueel Fonds over de deelname aan de productie van audiovisuele werken in de vorm van een rechtstreekse financiële bijdrage aan de productie van audiovisuele werken of in de vorm van een gelijkwaardige financiële bijdrage aan het Vlaams Audiovisueel Fonds als vermeld in artikel 188/1.
Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"
Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"
Artikel 188/4.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(01/01/2025- ...)De dienstenverdelers kiezen een van de volgende systemen voor het bepalen van de jaarlijkse bijdrage om hun verplichting tot deelname aan de productie van audiovisuele werken, vermeld in artikel 188/1, §1, na te leven:
1° de betaling van een forfaitair bedrag van 7 miljoen euro. Het voormelde forfaitaire bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd conform artikel 188/7;
2° de betaling van een bedrag van 3 euro per abonnee in het Nederlandse taalgebied. Het voormelde bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd conform artikel 188/7. Het aantal abonnees wordt bepaald op grond van de meest recente gegevens die zijn meegedeeld ter uitvoering van artikel 182, voorafgaand aan het jaar van de deelname aan de productie van audiovisuele werken, en die door de Vlaamse Regulator voor de Media aanvaard zijn.
Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"
Artikel 188/5.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(01/01/2025- ...)§1. De particuliere omroeporganisaties die niet-lineaire televisiediensten aanbieden, kiezen een van de volgende systemen voor het bepalen van de jaarlijkse bijdrage om hun verplichting tot deelname aan de productie van audiovisuele werken, vermeld in artikel 188/1, §1, na te leven:
1° de betaling van een forfaitair bedrag van 7 miljoen euro. Het voormelde forfaitaire bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd conform artikel 188/7;
2° de betaling van een bedrag dat gelijk is aan:
a) 2% van hun omzet als die tussen 0 euro en 15 miljoen euro ligt;
b) 3% van hun omzet als die tussen 15 en 30 miljoen euro ligt;
c) 4% van hun omzet als die hoger dan 30 miljoen euro ligt.
De omzet, vermeld in het eerste lid, 2°, heeft betrekking op de omzet die gerealiseerd wordt in het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar van de deelname aan de productie van audiovisuele werken.
In het eerste lid, 2°, wordt onder omzet verstaan: de volgende inkomsten uit de levering aan de eindgebruiker van niet-lineaire televisiediensten, exclusief btw: 1° de inkomsten uit de betaling door de eindgebruiker. Die omvatten niet de inkomsten van particuliere omroeporganisaties die niet-lineaire televisiediensten aanbieden die geen onderscheiden rechtspersoonlijkheid hebben van
een dienstenverdeler of waarover exclusieve controle wordt uitgeoefend door een dienstenverdeler die valt onder de toepassing van artikel 188/1, §1, 1°, voor hun aanbod van niet-lineaire televisiediensten dat op transactionele basis alleen beschikbaar is voor abonnees van die dienstenverdeler;
2° de inkomsten uit overeenkomsten met dienstenverdelers en aanbieders van eindapparatuur met interactieve computerfuncties voor toegang tot televisiediensten;
3° de inkomsten uit de valorisatie van data;
4° de inkomsten uit audiovisuele commerciële communicatie.
Als een particuliere omroeporganisatie die niet-lineaire televisiediensten aanbiedt, gedurende het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar van de deelname aan de productie van audiovisuele werken, minder dan twaalf maanden actief was, wordt de jaaromzet berekend door de gemiddelde maandelijkse omzet van het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar van de deelname aan de productie van audiovisuele werken, met twaalf te vermenigvuldigen.
De particuliere omroeporganisaties die niet-lineaire televisiediensten aanbieden, bewijzen hun omzet, vermeld in het eerste lid, 2°, met stukken die gevalideerd zijn door een bedrijfsrevisor. De voormelde stukken worden integraal als bijlage gevoegd bij de gegevens en bewijsstukken, vermeld in artikel 188/3. De Vlaamse Regulator voor de Media is bevoegd om over de voormelde stukken alle relevante inlichtingen en documenten te vragen aan de particuliere omroeporganisaties die niet-lineaire televisiediensten aanbieden.
§2. Voor de particuliere omroeporganisaties wat betreft hun diensten, vermeld in 188/1, §1, 2°, wordt voor de berekening van de omzet, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, rekening gehouden met de inkomsten in alle andere lidstaten van de Europese Unie waarop ze zich richten, in voorkomend geval na aftrek van de inkomsten die afkomstig zijn uit een andere lidstaat waarop de omroeporganisatie zich richt en waar ze met toepassing van artikel 13 van de richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten onderworpen is aan een stelsel van financiële bijdragen aan de productie van Europese werken.
Voor particuliere omroeporganisaties wat betreft hun diensten, vermeld in artikel 188/1, §1, 3°, wordt alleen rekening gehouden met de inkomsten van de diensten die aangeboden worden in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad om de omzet, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, te berekenen.
Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"
Artikel 188/6.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(01/01/2025- ...)§1. Aanbieders van videoplatformdiensten kiezen een van de volgende systemen voor het bepalen van de jaarlijkse bijdrage om hun verplichting tot deelname aan de productie van audiovisuele werken, vermeld in artikel 188/1, §1, na te leven:
1° de betaling van een forfaitair bedrag van 7 miljoen euro. Het voormelde forfaitaire bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd conform artikel 188/7;
2° de betaling van een bedrag dat gelijk is aan:
a) 2% van hun omzet als die tussen 0 euro en 15 miljoen euro ligt;
b) 3% van hun omzet als die tussen 15 en 30 miljoen euro ligt;
c) 4% van hun omzet als die hoger dan 30 miljoen euro ligt.
De omzet, vermeld in het eerste lid, 2°, heeft betrekking op de omzet die gerealiseerd wordt in het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar van de deelname aan de productie van audiovisuele werken.
In het eerste lid, 2°, wordt verstaan onder omzet: de inkomsten, exclusief btw, die verworven worden uit:
1° de betaling door de eindgebruiker;
2° de overeenkomsten met dienstenverdelers en aanbieders van eindapparatuur met interactieve computerfuncties voor toegang tot televisiediensten;
3° de valorisatie van data;
4° commerciële communicatie.
§2. De aanbieders van videoplatformdiensten bewijzen hun omzet, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, met stukken die gevalideerd zijn door een bedrijfsrevisor. De voormelde stukken worden integraal als bijlage gevoegd bij de gegevens en bewijsstukken, vermeld in artikel 188/3. De Vlaamse Regulator voor de Media is bevoegd om over de voormelde stukken alle relevante inlichtingen en documenten te vragen aan de aanbieders van de videoplatformdienst.
§3. Voor aanbieders van videoplatformdiensten wat betreft hun diensten, vermeld in artikel 188/1, §1, 4°, wordt voor de berekening van de omzet, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, rekening gehouden met de inkomsten in alle andere lidstaten van de Europese Unie waarop ze zich richten, in voorkomend geval na aftrek van de inkomsten die afkomstig zijn uit een andere lidstaat waarop de aanbieder van de videoplatformdienst zich richt en waar deze ook onderworpen is aan een stelsel van financiële bijdragen teneinde de productie van Europese werken te stimuleren.
Voor aanbieders van videoplatformdiensten wat betreft hun diensten, vermeld in artikel 188/1, §1, 5°, wordt alleen rekening gehouden met de inkomsten van de diensten die aangeboden worden in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad om de omzet, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, te berekenen.
Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"
Artikel 188/7.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(01/01/2025- ...)De bedragen, vermeld in artikel 188/4, 188/5 en 188/6, worden vanaf 1 januari 2025 jaarlijks geïndexeerd op basis van het prijsindexcijfer zoals bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ‘s lands concurrentievermogen.
De indexatie, vermeld in het eerste lid, gebeurt door de bedragen, vermeld in artikel 188/4, 188/5 en 188/6, te vermenigvuldigen met het voormelde prijsindexcijfer dat is vastgesteld voor de maand januari van het lopende jaar, en door dat resultaat te delen door het hierboven vermeld prijsindexcijfer vastgesteld voor de maand januari van het jaar 2024.
Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"
Artikel 188/8.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(01/01/2025- ...)De Vlaamse Regering maakt, uiterlijk in het derde jaar na de inwerkingtreding, een evaluatie op van de regeling, vermeld in artikel 188/1 tot en met 188/7.
Artikel 189. (10/05/2009- 13/08/2021)
De Vlaamse Regulator voor de Media bepaalt de relevante markten en de geografische omvang ervan voor producten en diensten in de sector van de elektronische communicatienetwerken en -diensten.
Artikel 190. (27/08/2012- 13/08/2021)
§ 1. Na elke bepaling van de relevante geografische markten voert de Vlaamse Regulator voor de Media een analyse van die markten uit om te bepalen of ze daadwerkelijk concurrerend zijn.
§ 2. Als de Vlaamse Regulator voor de Media vaststelt dat een relevante markt daadwerkelijk concurrerend is, kan hij geen enkele van de verplichtingen, vermeld in artikel 192, opleggen of handhaven.
§ 3. Als de Vlaamse Regulator voor de Media vaststelt dat een relevante markt niet daadwerkelijk concurrerend is, gaat hij na welke ondernemingen, afzonderlijk of gezamenlijk, op die markt een aanmerkelijke marktmacht hebben, en legt hij waar passend aan die ondernemingen een of meer van de verplichtingen, vermeld in artikel 192, op.
Een onderneming wordt geacht een aanmerkelijke marktmacht als vermeld in het eerste lid, te hebben als ze, alleen of samen met andere ondernemingen, een economische kracht bezit die haar in staat stelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrenten, klanten en consumenten te gedragen. Voor elke relevante markt publiceert de Vlaamse Regulator voor de Media de lijst van ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht, met vermelding van de verplichtingen die met toepassing van het eerste lid aan elk van die ondernemingen zijn opgelegd, samen met het specifieke product of met de specifieke dienst en de geografische markten in kwestie.
De Vlaamse Regulator voor de Media zorgt ervoor dat actuele informatie, met uitzondering van vertrouwelijke gegevens en bedrijfsgeheimen, openbaar wordt gemaakt op een wijze die waarborgt dat alle belanghebbende partijen gemakkelijk toegang tot die informatie hebben.
Artikel 191. (11/12/2016- 13/08/2021)
De verplichtingen, vermeld in artikel 192, worden niet opgelegd aan ondernemingen die niet zijn aangewezen als ondernemingen met een aanmerkelijke marktmacht.
In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regulator voor de Media die verplichtingen toch opleggen aan :
1° ondernemingen die niet zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht als dat noodzakelijk is om aan internationale verbintenissen te voldoen;
2° alle ondernemingen die de toegang tot eindgebruikers controleren, als dat noodzakelijk is om eind-tot-eindverbindingen te waarborgen.
Aanbieders van elektronische communicatienetwerken kunnen door de Vlaamse Regulator voor de Media verplicht worden, als dat noodzakelijk is om de toegang van eindgebruikers tot gespecificeerde digitale omroepdiensten te waarborgen, toegang tot applicatieprogramma-interfaces en elektronische programmagidsen aan te bieden tegen billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden.
Ondernemingen die de toegang tot eindgebruikers controleren, kunnen door de Vlaamse Regulator voor de Media, als dat gerechtvaardigd en noodzakelijk is, verplicht worden om hun diensten interoperabel te maken. Die verplichting is objectief, transparant, evenredig en niet-discriminerend.
Artikel 192. (27/08/2012- 13/08/2021)
§ 1. De Vlaamse Regulator voor de Media kan aan elke onderneming met aanmerkelijke marktmacht een of meer van de volgende verplichtingen opleggen :
1° verplichtingen tot transparantie met betrekking tot interconnectie of toegang. De Vlaamse Regulator voor de Media preciseert in dat verband welke informatie beschikbaar moet worden gesteld, hoe gedetailleerd ze moet zijn en op welke wijze ze moet worden gepubliceerd;
2° verplichtingen inzake non-discriminatie met betrekking tot interconnectie of toegang;
3° verplichtingen tot het voeren van gescheiden boekhoudingen met betrekking tot bepaalde met interconnectie of toegang verband houdende activiteiten;
4° de verplichting te goeder trouw te onderhandelen met ondernemingen die vragen om toegang tot het elektronische communicatienetwerk;
5° de verplichting om in te gaan op redelijke verzoeken tot toegang tot en gebruik van bepaalde netwerkonderdelen en bijbehorende faciliteiten, met inbegrip van toegang tot en gebruik van netwerkonderdelen die niet actief zijn, of ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk. Onder toegang wordt verstaan het onder uitdrukkelijke voorwaarden beschikbaar stellen van faciliteiten en/of diensten aan een andere onderneming met het oog op het aanbieden van elektronische communicatiediensten. Die toegang kan op exclusieve basis of op niet-exclusieve basis zijn;
6° verplichtingen inzake het terugverdienen van kosten en prijscontrole, inclusief onder meer verplichtingen inzake kostenoriëntering van prijzen en kostentoerekeningssystemen inzake efficiënte kosten en inzake mededingingsbeperkende tarieven.
In uitzonderlijke omstandigheden en mits de Europese Commissie toestemming verleent, kan de Vlaamse Regulator voor de Media andere verplichtingen opleggen aan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht dan de verplichtingen, vermeld in het eerste lid. De Vlaamse Regulator voor de Media kan aan de verplichtingen, vermeld in het eerste lid, 4°, 5° en 6°, voorwaarden verbinden met betrekking tot billijkheid, redelijkheid en opportuniteit.
§ 2. De overeenkomstig dit artikel opgelegde verplichtingen worden op de aard van het geconstateerde probleem gebaseerd en proportioneel toegepast.
§ 3. De overeenkomstig dit artikel opgelegde verplichtingen worden in voorkomend geval opgelegd na openbare raadpleging en in samenwerking met de Europese Commissie, het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie en met de nationale regelgevende instanties van andere lidstaten. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure en de voorwaarden van de openbare raadpleging.
Artikel 192/1. (27/08/2012- 13/08/2021)
§ 1. Als de Vlaamse Regulator voor de Media van oordeel is dat de verplichtingen, vermeld in artikel 192, § 1, er niet in geslaagd zijn daadwerkelijke concurrentie tot stand te brengen en dat er belangrijke en blijvende concurrentieproblemen en/of markt -tekortkomingen zijn vastgesteld met betrekking tot het aanbod op groothandelsniveau op bepaalde markten voor toegangsproducten, kan de Vlaamse Regulator voor de Media een verplichting opleggen aan verticaal geïntegreerde ondernemingen om activiteiten die verband houden met het aanbieden van de desbetreffende toegangsproducten op groothandelsniveau in een onafhankelijke bedrijfseenheid te plaatsen via zogenaamde functionele scheiding.
De onafhankelijke bedrijfseenheid, vermeld in het eerste lid, moet toegangsproducten en diensten leveren aan alle ondernemingen met inbegrip van andere bedrijfseenheden binnen de moedermaatschappij, binnen dezelfde tijdspanne, onder dezelfde voorwaarden, met inbegrip van de prijs en diensten en door middel van dezelfde systemen en processen.
§ 2. Als de Vlaamse Regulator voor de Media een functionele scheiding wil opleggen, dient hij daarvoor een verzoek in bij de Europese Commissie. Dat verzoek bevat het bewijs en een gemotiveerde evaluatie waaruit blijkt dat binnen een redelijke termijn weinig of geen kans is op daadwerkelijke of duurzame concurrentie. Het bevat ook een analyse van de verwachte impact op de regelgevende instantie, op de onderneming, met name op de werknemers van de gescheiden onderneming en op de elektronische communicatiesector als geheel, en op de stimuli om in de sector als geheel te investeren, met name in het kader van de noodzaak om te zorgen voor sociale en territoriale cohesie, en op andere belanghebbenden, met name de verwachte impact op de mededinging op het gebied van infrastructuur en eventuele gevolgen voor de consument en de redenen waarom die verplichting het efficiëntste middel is.
§ 3. De ontwerpadviezen omvatten de volgende ontwerpmaatregelen :
a) de exacte aard en het niveau van scheiding, waarbij met name de rechtsstatus van de afzonderlijke bedrijfseenheid wordt vermeld;
b) de identificatie van de activa van de afzonderlijke bedrijfseenheid en de producten of diensten die door deze eenheid moeten worden geleverd;
c) de bestuursregelingen om te zorgen voor de onafhankelijkheid van het personeel dat in dienst is bij de afzonderlijke bedrijfseenheid, en de dienovereenkomstige stimulerende structuur;
d) voorschriften om te zorgen voor naleving van de wetgeving;
e) voorschriften om te zorgen voor transparantie van de operationele procedures, met name naar de belanghebbenden toe;
f) een toezichtprogramma om te zorgen voor naleving met inbegrip van de publicatie van een jaarverslag.
§ 4. Naar aanleiding van het besluit van de Commissie inzake de ontwerpmaatregelen die moet worden genomen, voert de Vlaamse Regulator voor de Media, overeenkomstig artikel 190, een gecoördineerde analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn aan het toegangsnetwerk. Op basis van dit onderzoek kan de Vlaamse Regulator voor de Media verplichtingen bepaald in artikel 192 opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken.
§ 5. Een onderneming waaraan een functionele scheiding wordt opgelegd, kan, als vastgesteld is dat de onderneming aanmerkelijke marktmacht heeft overeenkomstig artikel 190, § 3, tweede lid, op elke specifieke markt onderworpen worden aan de verplichtingen, vermeld in artikel 192, § 1, of aan andere verplichtingen waaraan de Europese Commissie haar toestemming heeft verleend.
Artikel 192/2. (27/08/2012- 13/08/2021)
§ 1. Ondernemingen waarvan is vastgesteld dat zij een aanmerkelijke marktmacht hebben, brengen de Vlaamse Regulator voor de Media vooraf en op tijd op de hoogte als ze van plan zijn hun plaatselijke toegangsnetwerkactiva, of een belangrijk deel ervan, over te dragen aan een afzonderlijke rechtspersoon met een verschillende eigenaar, of om een afzonderlijke bedrijfseenheid op te richten om alle kleinhandelaren, met inbegrip van de eigen kleinhandelsafdelingen, al dan niet volledige equivalente toegangsproducten aan te bieden.
De ondernemingen, vermeld in het eerste lid, brengen de Vlaamse Regulator voor de Media op de hoogte van elke verandering van het voornemen, vermeld in het eerste lid, en van het eindresultaat van het scheidingsproces.
§ 2. De Vlaamse Regulator voor de Media onderzoekt welk effect de voorgenomen transactie zal hebben op de bestaande regelgevende verplichtingen op grond van dit decreet. Daartoe voert hij een gecoördineerde analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn aan het toegangsnetwerk volgens de procedure, vermeld in artikel 190. Op basis van dat onderzoek kan de Vlaamse Regulator voor de Media verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 192, § 3.
§ 3. De juridisch of operationeel gescheiden bedrijfseenheden kunnen op elke specifieke markt onderworpen worden aan de verplichtingen, vermeld in artikel 192, § 1, of aan andere verplichtingen waarvoor de Europese Commissie toestemming heeft verleend, als is vastgesteld dat de onderneming aanmerkelijke marktmacht heeft overeenkomstig artikel 190, § 3, tweede lid.
Artikel 192/3. (27/08/2012- 13/08/2021)
§ 1. Als een onderneming op een eerste specifieke markt aanmerkelijke marktmacht bezit, kan ze worden aangewezen als een onderneming met een aanmerkelijke marktmacht op een nauw verwante tweede markt als de marktmacht op de eerste markt kan worden gebruikt om de marktmacht van de onderneming op de tweede markt te vergroten.
Om te vermijden dat ondernemingen naar meer macht op de tweede markt streven, kan de Vlaamse Regulator voor de Media de verplichtingen, vermeld in artikel 192, § 1, opleggen aan die ondernemingen.
§ 2. Als de oplossingen en maatregelen die genomen worden met toepassing van paragraaf 1, tweede lid, ontoereikend zijn, kan de Vlaamse Regulator voor de Media de volgende maatregelen opleggen op de eindgebruikersmarkt :
1° de onderneming mag geen buitensporige prijzen vragen;
2° de toegang tot de markt mag niet belemmerd worden;
3° de mededinging mag niet beperkt worden door middel van afbraakprijzen;
4° er mag geen ongegronde voorkeur voor bepaalde eindgebruikers aan de dag worden gelegd;
5° diensten mogen niet op een onredelijke wijze gebundeld worden.
Om de belangen van de eindgebruiker te beschermen en om daadwerkelijke mededinging te stimuleren, kan de Vlaamse Regulator voor de Media aan dergelijke ondernemingen de volgende maatregelen opleggen :
1° passende prijsplafonds;
2° de verplichting om individuele tarieven te controleren;
3° de verplichting om de tarieven af te stemmen op de kosten of prijzen op vergelijkbare markten.
Als een onderneming onderworpen is aan regulering van de eindgebruikerstarieven of aan andere desbetreffende controles van de eindgebruikerstarieven, zorgt de Vlaamse Regulator voor de Media ervoor dat de noodzakelijke en geëigende kostentoerekeningssystemen worden toegepast. De Vlaamse Regulator voor de Media bepaalt welk model en welke boekhoudkundige methode moeten worden gehanteerd. Een erkende bedrijfsrevisor, aangewezen door de onderneming, ziet toe op de inachtneming van het kostentoerekeningssysteem. De onderneming draagt de kosten van de erkende bedrijfsrevisor. De Vlaamse Regulator voor de Media publiceert ieder jaar een verklaring over de inachtneming van deze bepalingen.
Artikel 192/4. (11/12/2016- 13/08/2021)
Om een achteruitgang van de dienstverlening en een belemmering of vertraging van het verkeer over de netwerken te voorkomen, kan de Vlaamse Regulator voor de Media minimumvoorschriften voor de kwaliteit van de diensten opleggen aan de aanbieders van elektronische communicatienetwerken. De Vlaamse Regulator voor de Media bezorgt de Europese Commissie geruime tijd voor de vaststelling van die voorschriften een samenvatting van de redenen voor optreden, de geplande voorschriften en de voorgestelde aanpak. Die informatie wordt ook aan het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) ter beschikking gesteld. De Vlaamse Regulator voor de Media houdt zo veel mogelijk rekening met de opmerkingen en aanbevelingen van de Europese Commissie.
Artikel 192/5.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(14/08/2021- ...)§ 1. Conform artikel 191, § 1, kan de Vlaamse Regulator voor de Media ondernemingen verplichten om in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van specifieke netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten, onder andere als de Vlaamse Regulator voor de Media van mening is dat het weigeren van toegang of het opleggen van onredelijke voorwaarden met hetzelfde effect de ontwikkeling van een retailmarkt die gekenmerkt is door duurzame concurrentie, belemmert of niet in het belang van de eindgebruiker is.
De Vlaamse Regulator voor de Media kan ondernemingen onder meer de volgende verplichtingen opleggen :
1° derden toegang verlenen tot en hun het gebruik toestaan van specifieke fysieke netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten, in voorkomend geval met inbegrip van ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk en subnetwerk;
2° derden toegang verlenen tot specifieke actieve of virtuele netwerkelementen en -diensten;
3° te goeder trouw onderhandelen met ondernemingen die verzoeken om toegang;
4° toegang tot faciliteiten die al verleend is, niet intrekken;
5° op wholesalebasis specifieke diensten aanbieden voor doorverkoop door derden;
6° open toegang verlenen tot technische interfaces, protocollen of andere kerntechnologieën die onmisbaar zijn voor de interoperabiliteit van diensten of virtuele netwerkdiensten;
7° colocatie of andere vormen van gedeeld gebruik van bijbehorende faciliteiten aanbieden;
8° specifieke diensten aanbieden die nodig zijn voor de interoperabiliteit van de eind-tot-einddiensten die aan gebruikers worden geleverd;
9° toegang verlenen tot operationele ondersteuningssystemen of vergelijkbare softwaresystemen die nodig zijn om billijke concurrentie bij het aanbieden van diensten te waarborgen;
10° zorgen voor interconnectie van netwerken of netwerkfaciliteiten;
11° toegang verschaffen aan verwante diensten zoals identiteit, locatie en presentie-informatiediensten.
De Vlaamse Regulator voor de Media kan de verplichtingen, vermeld in het tweede lid, aan voorwaarden aangaande billijkheid, redelijkheid en opportuniteit onderwerpen.
§ 2. Als de Vlaamse Regulator voor de Media overweegt of het passend is om een of meer van de verplichtingen, vermeld in paragraaf 1, op te leggen, in het bijzonder als hij onderzoekt, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, of en hoe dergelijke verplichtingen moeten worden opgelegd, analyseert de Vlaamse Regulator voor de Media of andere vormen van toegang tot wholesale-inputs op dezelfde of een verwante wholesalemarkt voldoende zouden zijn om het geconstateerde probleem in het belang van de eindgebruikers aan te pakken. Die beoordeling omvat commerciële aanbiedingen inzake toegang, gereguleerde toegang op grond van artikel 200/2 of bestaande dan wel geplande gereguleerde toegang tot andere wholesale-inputs op grond van dit artikel. De Vlaamse Regulator voor de Media houdt met volgende elementen rekening :
1° de technische en economische levensvatbaarheid van het gebruik of de installatie van concurrerende faciliteiten, in het licht van het tempo van de marktontwikkeling, rekening houdend met de aard van en het soort interconnectie of toegang, inclusief de levensvatbaarheid van andere toeleveringsproducten zoals toegang tot kabelgoten;
2° de verwachte technologische ontwikkeling die van invloed is op het ontwerp en het beheer van netwerken;
3° de noodzaak om technologieneutraliteit te waarborgen om de partijen in staat te stellen hun eigen netwerken te ontwerpen en te beheren;
4° de haalbaarheid van de aangeboden toegangsverlening, rekening houdend met de beschikbare capaciteit;
5° de initiële investering die de eigenaar van de faciliteit heeft gedaan, rekening houdend met de verrichte overheidsinvesteringen en de risico's die aan de investering verbonden zijn, in het bijzonder rekening houdend met investeringen in netwerken met zeer hoge capaciteit en de risiconiveaus voor die netwerken;
6° de noodzaak om op lange termijn de concurrentie in stand te houden, met speciale aandacht voor economisch doeltreffende concurrentie op basis van de infrastructuur en innovatieve bedrijfsmodellen die bevorderlijk zijn voor duurzame concurrentie, zoals de modellen op basis van mede-investeringen in netwerken;
7° in voorkomend geval, de intellectuele-eigendomsrechten die van toepassing zijn;
8° het verlenen van pan-Europese diensten.
§ 3. Als de Vlaamse Regulator voor de Media conform artikel 191, § 1, overweegt om verplichtingen op grond van artikel 192/4 of van dit artikel op te leggen, onderzoekt hij of louter de oplegging van verplichtingen conform artikel 192/4 een evenredig middel is om de concurrentie en de belangen van de eindgebruiker te bevorderen.
§ 4. Als een onderneming in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel verplicht wordt om toegang te verlenen, kan de Vlaamse Regulator voor de Media technische of operationele voorwaarden opleggen aan de aanbieder of de gebruikers van die toegang als dat nodig is om de normale werking van het netwerk te garanderen. Verplichtingen om specifieke technische normen of specificaties te volgen, zijn in overeenstemming met de normen en specificaties die de Europese Commissie vaststelt.
Artikel 192/6.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(14/08/2021- ...)§ 1. De Vlaamse Regulator voor de Media kan conform artikel 191, § 1, verplichtingen inzake het terugverdienen van kosten en prijscontrole opleggen, inclusief verplichtingen inzake kostenoriëntering van prijzen en kostentoerekeningssystemen, voor het verlenen van specifieke interconnectie- en/of toegangstypes, als uit een marktanalyse blijkt dat de onderneming in kwestie de prijzen door het ontbreken van werkelijke concurrentie op een buitensporig hoog peil kan handhaven of de marges kan uithollen, ten nadele van de eindgebruikers.
Als de Vlaamse Regulator voor de Media bepaalt of verplichtingen inzake prijscontrole passend zijn, houdt hij rekening met de noodzaak om de mededinging te bevorderen en met de belangen van de eindgebruikers op lange termijn op het gebied van de implementatie en de toepassing van nieuwe generatienetwerken, en met name van netwerken met zeer hoge capaciteit. De Vlaamse Regulator voor de Media houdt rekening met de investeringen die de onderneming heeft gedaan, in het bijzonder om investeringen aan te moedigen, ook in nieuwe generatienetwerken. Als de Vlaamse Regulator voor de Media van mening is dat verplichtingen inzake prijscontrole passend zijn, laat hij toe dat de onderneming een redelijke opbrengst krijgt uit haar kapitaalinbreng, waarbij hij de specifieke risico's van een bepaald nieuw netwerkproject waarin wordt geïnvesteerd in aanmerking neemt.
De Vlaamse Regulator voor de Media kan beslissen om geen verplichtingen op grond van dit artikel op te leggen of in stand te houden als hij vaststelt dat er sprake is van een aantoonbare retailprijsbeperking en dat een verplichting die conform artikel 192/1 tot en met 192/5 is opgelegd, inclusief een economische-repliceerbaarheidstoets die conform artikel 192/2 is opgelegd, voor effectieve en niet-discriminerende toegang zorgt.
Als de Vlaamse Regulator voor de Media beslist om verplichtingen inzake prijscontrole op te leggen betreffende toegang tot bestaande netwerkelementen, houdt hij ook rekening met de voordelen van voorspelbare en stabiele wholesaleprijzen ten aanzien van het waarborgen van efficiënte markttoegang en afdoende stimulansen die erop gericht zijn dat alle ondernemingen nieuwe en verbeterde netwerken uitrollen.
§ 2. De Vlaamse Regulator voor de Media ziet erop toe dat regelingen om kosten terug te verdienen, en tariferingsmethoden die worden opgelegd, erop gericht zijn de uitrol van nieuwe en verbeterde netwerken alsmede de efficiëntie en duurzame concurrentie te bevorderen en de eindgebruiker maximaal en op duurzame wijze voordeel te bieden. In dat verband kan de Vlaamse Regulator voor de Media ook rekening houden met beschikbare prijzen van vergelijkbare concurrerende markten.
§ 3. Als voor een onderneming een verplichting inzake kostenoriëntering van haar tarieven geldt, is het aan haar om aan te tonen dat de tarieven worden bepaald op basis van de kosten, verhoogd met een redelijk investeringsrendement. Om de kosten die verbonden zijn aan efficiënte dienstverlening, te berekenen, kan de Vlaamse Regulator voor de Media boekhoudkundige kostenberekeningsmethoden gebruiken die losstaan van de methoden die de onderneming gebruikt. De Vlaamse Regulator voor de Media kan een onderneming verplichten volledige verantwoording af te leggen over haar tarieven en die onderneming verplichten om die tarieven aan te passen als dat nodig is.
§ 4. De Vlaamse Regulator voor de Media zorgt ervoor dat, als de invoering van een kostentoerekeningssysteem verplicht wordt gesteld met het oog op prijscontrole, een beschrijving van dat systeem voor het publiek beschikbaar wordt gesteld waarin ten minste de hoofdcategorieën waarin de kosten worden ingedeeld, en de regels voor de toerekening van de kosten worden vermeld. De inachtneming van het kostentoerekeningssysteem wordt op kosten van de onderneming geverifieerd door een erkende revisor, die elk jaar een verklaring van overeenstemming opstelt die de Vlaamse Regulator voor de Media publiceert.
Artikel 192/7.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(14/08/2021- ...)§ 1. Ondernemingen die conform artikel 190 zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht in een of meer relevante markten, kunnen conform de procedure, vermeld in artikel 192/10, en conform de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, afspraken aanbieden om de uitrol van een nieuw netwerk met zeer hoge capaciteit dat tot aan de gebouwen van de eindgebruiker of het basisstation uit optischevezelcomponenten bestaat, open te stellen voor mede-investeringen door andere aanbieders van elektronische communicatienetwerken of -diensten.
Als de Vlaamse Regulator voor de Media de afspraken, vermeld in het eerste lid, evalueert, gaat hij na of het aanbod van mede-investeringen voldoet aan elk van de volgende voorwaarden :
1° het aanbod geldt op elk moment van de levensduur van het netwerk voor alle aanbieders van elektronische communicatienetwerken of -diensten;
2° het aanbod biedt andere mede-investeerders die aanbieders van elektronische communicatienetwerken of -diensten zijn, de mogelijkheid om daadwerkelijk en duurzaam te concurreren in downstreammarkten waarop de onderneming die als onderneming met aanmerkelijke marktmacht aangewezen is, actief is, onder voorwaarden die onder meer het volgende omvatten :
a) billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden die toegang bieden tot de volledige capaciteit van het netwerk voor zover de mede-investering ervoor geldt;
b) flexibiliteit wat betreft de waarde en looptijd van de deelname van elke mede-investeerder;
c) de mogelijkheid om die deelname in de toekomst uit te breiden;
d) wederzijdse rechten die de mede-investeerders verlenen na de uitrol van infrastructuur die is medegefinancierd;
3° de onderneming maakt het aanbod tijdig bekend en, als de onderneming niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 192/11, eerste lid, maakt ze het aanbod ten minste zes maanden voor de uitrol van het nieuwe netwerk bekend. De termijn kan op grond van nationale omstandigheden worden verlengd;
4° toegang vragende partijen die niet deelnemen aan de mede-investering, kunnen van bij de aanvang genieten van dezelfde kwaliteit, snelheid en voorwaarden en hetzelfde eindgebruikersbereik als beschikbaar vóór de uitrol, samen met een mechanisme van aanpassing in de tijd dat door de Vlaamse Regulator voor de Media wordt bevestigd in het licht van de ontwikkelingen op de relevante retailmarkten, en dat de prikkels voor de deelname aan de mede-investeringen in stand houdt. Dat mechanisme zorgt ervoor dat partijen die toegang vragen, toegang krijgen tot de elementen met zeer hoge capaciteit van het netwerk, en dit op een tijdstip en op basis van transparante en niet-discriminerende voorwaarden die passen bij de risiconiveaus waaraan de diverse medeinvesteerders in verschillende stadia van de uitrol zijn blootgesteld en met inachtneming van de mededingingscontext op de retailmarkten;
5° het aanbod voldoet ten minste aan de criteria, vermeld in paragraaf 5, en is te goeder trouw gedaan.
§ 2. Als de Vlaamse Regulator voor de Media, rekening houdend met de resultaten van de markttoets die conform artikel 192/10, § 2, is uitgevoerd, constateert dat de aangeboden mede-investeringsafspraak voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, maakt hij die afspraak bindend conform artikel 192/10, § 3, en legt hij met betrekking tot de elementen van het nieuwe netwerk met zeer hoge capaciteit die onder de afspraken vallen, geen extra verplichtingen op grond van artikel 191, § 1, op, op voorwaarde dat ten minste één potentiële mede-investeerder een overeenkomst over mede-investering heeft gesloten met de onderneming die als onderneming met aanmerkelijke marktmacht aangewezen is.
Het eerste lid doet geen afbreuk aan de toepassing van de regelgeving op omstandigheden die niet voldoen aan de voorwaarden van paragraaf 1, rekening houdend met de resultaten van eventueel conform artikel 192/10, § 2, uitgevoerde markttoetsen, maar die de mededinging beïnvloeden en in aanmerking worden genomen voor de toepassing van artikel 190 en 191.
In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regulator voor de Media in naar behoren gerechtvaardigde omstandigheden conform artikel 191 tot en met 192/6 oplossingen opleggen, in stand houden of aanpassen met betrekking tot nieuwe netwerken met zeer hoge capaciteit om significante problemen met de mededinging op specifieke markten aan te pakken, als de Vlaamse Regulator voor de Media constateert dat die problemen met de mededinging, gelet op de bijzondere eigenschappen van die markten, anders niet zouden worden aangepakt.
§ 3. De Vlaamse Regulator voor de Media monitort voortdurend de naleving van de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, en kan de onderneming die is aangewezen als een onderneming met aanmerkelijke marktmacht, ertoe verplichten jaarlijkse nalevingsverklaringen in te dienen. Dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de Vlaamse Regulator voor de Media om beslissingen te nemen op grond van artikel 220/1 als zich een geschil voordoet tussen ondernemingen in verband met een overeenkomst inzake mede-investeringen op grond waarvan ze worden geacht te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1.
§ 4. Bij de toepassing van dit artikel houdt de Vlaamse Regulator voor de Media rekening met de richtsnoeren van Berec ter bevordering van de consistente toepassing door de nationale regulerende instanties van de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, en de criteria, vermeld in paragraaf 5.
§ 5. Als de Vlaamse Regulator voor de Media een aanbieding betreffende mede-investeringen op grond van paragraaf 1 beoordeelt, controleert hij of ten minste aan de volgende criteria is voldaan :
1° de aanbieding betreffende mede-investeringen staat op niet-discriminerende basis open voor alle ondernemingen gedurende de levensduur van het netwerk dat door middel van een aanbieding betreffende mede-investeringen is aangelegd. De onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht, kan in de aanbieding redelijke voorwaarden betreffende de financiële capaciteit van ondernemingen opnemen;
2° de aanbieding betreffende mede-investeringen is transparant, namelijk:
a) de aanbieding is beschikbaar en gemakkelijk te vinden op de website van de onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht;
b) de volledige voorwaarden, inclusief alle bijzonderheden, worden ter beschikking gesteld van alle potentiële bieders die belangstelling voor de aanbieding hebben, met inbegrip van de rechtsvorm van de overeenkomst betreffende mede-investering en, als dat relevant is, de belangrijkste governancevoorschriften van het mede-investeringsvehikel;
c) het proces, waaronder het stappenplan voor de oprichting en ontwikkeling van het mede-investeringsproject, wordt van tevoren vastgesteld, wordt op duidelijke wijze schriftelijk aan alle potentiële mede-investeerders uiteengezet, en alle significante mijlpalen worden op niet-discriminerende wijze aan alle ondernemingen meegedeeld;
3° de aanbieding betreffende mede-investeringen omvat voorwaarden voor potentiële investeerders op basis waarvan duurzame mededinging op lange termijn wordt bevorderd, namelijk :
a) aan alle ondernemingen worden billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden aangeboden voor de deelname aan een overeenkomst betreffende de mede-investering naargelang van het tijdstip waarop ze partij worden, onder meer voorwaarden betreffende een verplichte financiële bijdrage voor de verwerving van specifieke rechten, voorwaarden betreffende de bescherming van de mede-investeerders op grond van die rechten, zowel tijdens de aanlegfase als tijdens de exploitatiefase, en voorwaarden betreffende de deelname aan en eventuele opzegging van de overeenkomst betreffende mede-investering. Niet-discriminerende voorwaarden houden in dit verband niet in dat aan alle potentiele mede-investeerders precies dezelfde voorwaarden, met inbegrip van financiële voorwaarden, worden aangeboden, maar dat alle varianten van de aangeboden voorwaarden gerechtvaardigd zijn op basis van dezelfde objectieve, transparante, niet-discriminerende en voorspelbare criteria, zoals het aantal vastgelegde eindgebruikerslijnen;
b) de aanbieding voorziet in flexibiliteit wat betreft de waarde en looptijd van de verbintenissen die elke mede-investeerder aangaat. Bij de vaststelling van de financiële bijdrage die elke mede-investeerder levert, wordt rekening gehouden met het feit dat vroege investeerders grotere risico's lopen en eerder kapitaal inbrengen;
c) een geleidelijk toenemende premie wordt als gerechtvaardigd beschouwd voor verbintenissen die in een later stadium worden aangegaan en voor nieuwe mede-investeerders die instappen in de mede-investering nadat het project van start is gegaan, zodat rekening wordt gehouden met afnemende risico's en wordt voorkomen dat er prikkels van uitgaan om kapitaal niet in een vroeg stadium in te brengen;
d) de overeenkomst betreffende de mede-investering staat toe dat mede-investeerders verkregen rechten overdragen aan andere mede-investeerders of aan derden die bereid zijn partij te worden bij de overeenkomst betreffende de mede-investering, op voorwaarde dat de overnemende partij verplicht wordt om alle oorspronkelijke verplichtingen na te leven die in het kader van de overeenkomst betreffende de mede-investering aan de overdragende partij zijn opgelegd;
e) de mede-investeerders verlenen elkaar onder billijke en redelijke voorwaarden wederzijdse rechten betreffende toegang tot de infrastructuur waarop de mede-investering betrekking heeft, met als doel het downstream aanbieden van diensten, onder meer aan eindgebruikers, overeenkomstig transparante voorwaarden die duidelijk zijn vastgelegd in de aanbieding betreffende mede-investeringen en de daaropvolgende overeenkomst, met name als de mede-investeerders individueel en afzonderlijk verantwoordelijk zijn voor de implementatie van specifieke onderdelen van het netwerk. Als een mede-investeringsvehikel wordt gecreëerd, voorziet dat, direct of indirect, in toegang tot het netwerk voor alle mede-investeerders, op basis van de gelijkwaardigheid van inputs en onder billijke en redelijke voorwaarden, met inbegrip van financiële voorwaarden waarin rekening is gehouden met de verschillende risiconiveaus die de afzonderlijke mede-investeerders aanvaarden;
4° met de aanbieding betreffende mede-investeringen wordt een duurzame investering gewaarborgd waarmee waarschijnlijk tegemoetgekomen wordt aan toekomstige behoeften doordat nieuwe netwerkelementen worden geïmplementeerd die aanzienlijk bijdragen tot de implementatie van netwerken met een zeer hoge capaciteit.
De Vlaamse Regulator voor de Media kan naast de criteria, vermeld in het eerste lid, aanvullende criteria bepalen als die noodzakelijk zijn om te zorgen voor toegankelijkheid voor potentiële investeerders van de mede-investering, in het licht van specifieke plaatselijke omstandigheden en van de marktstructuur.
Artikel 192/8.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(14/08/2021- ...)§ 1. Als de Vlaamse Regulator voor de Media beslist dat de passende verplichtingen die zijn opgelegd met toepassing van artikel 192/1 tot en met 192/6, er niet in geslaagd zijn daadwerkelijke concurrentie tot stand te brengen en dat er belangrijke en blijvende concurrentieproblemen of markttekortkomingen zijn vastgesteld met betrekking tot het aanbod op wholesaleniveau op bepaalde markten voor toegangsproducten, kan hij bij wijze van uitzonderlijke maatregel een verplichting opleggen aan een verticaal geïntegreerde onderneming om haar activiteiten die verband houden met het aanbieden van de desbetreffende toegangsproducten op wholesaleniveau, in een onafhankelijk opererende bedrijfseenheid te plaatsen.
De onafhankelijk opererende bedrijfseenheid, vermeld in het eerste lid, levert toegangsproducten en -diensten aan alle ondernemingen, met inbegrip van andere bedrijfseenheden binnen de moedermaatschappij. Ze doet dat binnen dezelfde tijdspanne en tegen dezelfde voorwaarden, met inbegrip van de prijs en de kwaliteit van de dienstverlening, en door middel van dezelfde systemen en processen.
§ 2. Als de Vlaamse Regulator voor de Media het voornemen heeft om functionele scheiding verplicht te stellen, dient hij daarvoor een verzoek in bij de Europese Commissie. Dat verzoek bevat al de volgende gegevens :
1° een bewijs dat de beslissing van de Vlaamse Regulator voor de Media, vermeld in paragraaf 1, rechtvaardigt;
2° een gemotiveerde evaluatie die besluit dat er binnen een redelijke termijn weinig of geen kans is op daadwerkelijke en duurzame concurrentie die op infrastructuur gegrond is;
3° een analyse van de verwachte impact op de volgende actoren en aspecten :
a) de Vlaamse Regulator voor de Media;
b) de onderneming, met name op de werknemers van de gescheiden bedrijfseenheid;
c) de elektronischecommunicatiesector als geheel;
d) de stimuli om te investeren in de elektronischecommunicatiesector, vermeld in punt c), met name in verband met de noodzaak om voor sociale en territoriale cohesie te zorgen;
e) andere belanghebbenden, met name de verwachte impact op de mededinging op het gebied van infrastructuur en eventuele gevolgen voor de consument die daaruit voortvloeien;
4° een analyse van de redenen waarom die verplichting het efficiëntste middel is om de geïdentificeerde mededingingsproblemen of de markttekortkomingen op te lossen.
§ 3. De ontwerpmaatregel, vermeld in paragraaf 2, omvat de volgende elementen :
1° de exacte aard en het niveau van scheiding, waarbij de rechtsstatus van de afzonderlijke bedrijfseenheid wordt vermeld;
2° de identificatie van de activa van de afzonderlijke bedrijfseenheid en de producten of diensten die die eenheid moet leveren;
3° de bestuursregelingen om te zorgen voor de onafhankelijkheid van het personeel dat in dienst is bij de afzonderlijke bedrijfseenheid, en de overeenkomstige stimulerende maatregelen;
4° voorschriften om te zorgen voor de naleving van de verplichtingen;
5° voorschriften om te zorgen voor transparantie van de operationele procedures voor de belanghebbenden;
6° een toezichtprogramma om te zorgen voor naleving, met inbegrip van de publicatie van een jaarverslag.
Naar aanleiding van het besluit van de Europese Commissie, vermeld in artikel 191, § 2, over de ontwerpmaatregel, vermeld in het eerste lid, voert de Vlaamse Regulator voor de Media een gecoördineerde analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn met het toegangsnetwerk conform de procedure, vermeld in artikel 190. Op basis van die analyse legt de Vlaamse Regulator voor de Media, conform artikel 192/14 en 192/15, verplichtingen op, of beslist ze om verplichtingen te handhaven, te wijzigen of in te trekken.
§ 4. Een onderneming die functionele scheiding kreeg opgelegd, kan worden onderworpen aan alle in artikel 192/1 tot en met 192/6 bedoelde verplichtingen op elke specifieke markt wanneer is vastgesteld dat het een onderneming betreft die overeenkomstig artikel 190 is aangewezen als een onderneming met aanmerkelijke marktmacht, of andere verplichtingen die door de Europese Commissie zijn goedgekeurd.
Artikel 192/9.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(14/08/2021- ...)§ 1. Ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht in een of verschillende markten conform artikel 190, brengen de Vlaamse Regulator voor de Media ten minste drie maanden vooraf op de hoogte van hun voornemen om hun plaatselijke toegangsnetwerkactiva of een belangrijk deel ervan over te dragen aan een afzonderlijke rechtseenheid met een verschillende eigenaar, of een afzonderlijke bedrijfseenheid op te richten om aan alle retailers, met inbegrip van de eigen retailafdelingen, volledige equivalente toegangsproducten te verstrekken.
De ondernemingen, vermeld in het eerste lid, brengen de Vlaamse Regulator voor de Media ook op de hoogte van eventuele veranderingen van het voornemen, vermeld in het eerste lid, en ook van het eindresultaat van het scheidingsproces.
De ondernemingen, vermeld in het eerste lid, kunnen ook afspraken inzake toegangsvoorwaarden aanbieden die van toepassing zullen zijn op hun netwerk tijdens een implementatieperiode nadat de voorgestelde vorm van de scheiding is geïmplementeerd, teneinde effectieve en niet-discriminerende toegang door derden te waarborgen. Het aanbod van afspraken is voldoende gedetailleerd, onder meer wat betreft het tijdschema voor de implementatie en de looptijd opdat de Vlaamse Regulator voor de Media zijn taken conform paragraaf 2 kan uitvoeren. Die afspraken kunnen een langere periode bestrijken dan de maximale periode voor marktbeoordelingen, vermeld in artikel 191, § 5.
§ 2. De Vlaamse Regulator voor de Media onderzoekt welk effect de voorgenomen transactie heeft, in voorkomend geval in combinatie met de aangeboden afspraken, op de bestaande regulerende verplichtingen, vermeld in dit decreet.
Hiertoe voert de Vlaamse Regulator voor de Media conform de procedure, vermeld in artikel 190, een analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn aan het toegangsnetwerk. De Vlaamse Regulator voor de Media neemt daarbij alle afspraken die de onderneming aanbiedt, in acht en houdt in het bijzonder rekening met de doelstellingen, vermeld in artikel 223/1. In het kader daarvan raadpleegt de Vlaamse Regulator voor de Media derden conform artikel 192/14 en richt zich daarbij in het bijzonder op derden waarop de beoogde transactie rechtstreeks invloed heeft.
Op basis van de analyse, vermeld in het tweede lid, legt de Vlaamse Regulator voor de Media conform artikel 192/14 en 192/15 verplichtingen op, of beslist hij om verplichtingen te handhaven, te wijzigen of in te trekken. In voorkomend geval wordt de procedure, vermeld in artikel 192/11, toegepast.
De Vlaamse Regulator voor de Media kan in zijn beslissing bepalen dat de afspraken in hun geheel of gedeeltelijk bindend zijn. In afwijking van artikel 191, § 5, kan de Vlaamse Regulator voor de Media bepalen dat de afspraken in hun geheel of gedeeltelijk bindend zijn voor de hele periode waarvoor ze worden aangeboden.
§ 3. Als de aangeboden afspraken niet afdoende zijn om de doelstellingen, vermeld in artikel 223/1, te verwezenlijken, kan de juridisch of operationeel gescheiden bedrijfseenheid waarvan conform artikel 190 is vastgesteld dat ze op een specifieke markt aanmerkelijke marktmacht heeft, onverminderd artikel 192/11, worden onderworpen aan alle verplichtingen, vermeld in artikel 192/1 tot en met 192/6, of aan andere verplichtingen die de Europese Commissie op grond van artikel 191, § 2, heeft toegestaan.
§ 4. De Vlaamse Regulator voor de Media houdt toezicht op de implementatie van de afspraken die de ondernemingen aanbieden en die hij conform paragraaf 2 bindend heeft gemaakt. De Vlaamse Regulator voor de Media neemt de verlenging van die afspraken in overweging als de looptijd waarvoor ze oorspronkelijk zijn aangeboden, is verstreken.
Artikel 192/10.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(14/08/2021- ...)§ 1. Ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht, kunnen aan de Vlaamse Regulator voor de Media afspraken aanbieden in verband met de voorwaarden voor toegang of mede-investeringen, of beide, die voor hun netwerken gelden. Die afspraken hebben onder meer betrekking op :
1° samenwerkingsregelingen inzake de beoordeling van passende en evenredige verplichtingen op grond van artikel 191;
2° mede-investeringen in netwerken met zeer hoge capaciteit op grond van artikel 192/7;
3° doeltreffende en niet-discriminerende toegang voor derde partijen op grond van artikel 192/9 tijdens een implementatieperiode van vrijwillige scheiding door een verticaal geïntegreerde onderneming of nadat de voorgestelde vorm van scheiding is geïmplementeerd.
Om de Vlaamse Regulator voor de Media in staat te stellen zijn beoordeling op grond van paragraaf 2 uit te voeren, is het aanbod voor afspraken voldoende gedetailleerd, onder meer wat betreft het tijdstip en de reikwijdte van de implementatie ervan en de duur ervan. Die afspraken kunnen een langere periode bestrijken dan de maximumperiode voor marktanalyse, vermeld in artikel 191, § 5.
§ 2. Teneinde de afspraken die een onderneming op grond van paragraaf 1 heeft aangeboden, te beoordelen, verricht de Vlaamse Regulator voor de Media, tenzij die afspraken duidelijk niet aan een of meerdere desbetreffende voorwaarden of criteria voldoen, een markttoets, met name betreffende de aangeboden voorwaarden, door het organiseren van een raadpleging van belanghebbende partijen, in het bijzonder derde partijen die rechtstreekse gevolgen ondervinden. Mogelijke mede-investeerders of partijen die toegang vragen, kunnen zich uitspreken over de conformiteit van de aangeboden afspraken met de toepasselijke voorwaarden, vermeld in artikel 191, 192/7 of 192/9, en kunnen veranderingen voorstellen.
Wat betreft de krachtens dit artikel aangeboden afspraken houdt de Vlaamse Regulator voor de Media bij de beoordeling van verplichtingen op grond van artikel 191, § 1, derde lid, in het bijzonder rekening met :
1° bewijsmateriaal inzake de billijke en redelijke aard van de aangeboden afspraken;
2° het openstaan van de afspraken voor alle marktdeelnemers;
3° de tijdige beschikbaarheid van toegang onder billijke, redelijke en nietdiscriminerende voorwaarden, onder meer tot netwerken met zeer hoge capaciteit, voordat aanverwante retaildiensten worden aangeboden;
4° de algemene mate waarin de aangeboden afspraken duurzame mededinging op downstreammarkten mogelijk maken en de uitrol en ingebruikneming van netwerken met zeer hoge capaciteit in samenwerkingsverband faciliteren ten behoeve van eindgebruikers.
De Vlaamse Regulator voor de Media deelt, rekening houdend met alle standpunten die tijdens de raadpleging zijn geuit, en met de mate waarin die standpunten representatief zijn voor de verschillende belanghebbenden, aan de onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht, zijn voorlopige conclusies mee over de vraag of de aangeboden afspraken voldoen aan de toepasselijke doelstellingen, criteria en procedures, vermeld in dit artikel en artikel 191, 192/7 of 192/9. De Vlaamse Regulator voor de Media deelt ook mee onder welke voorwaarden hij zou kunnen overwegen om de afspraken bindend te maken. De onderneming kan haar initiële aanbod herzien om rekening te houden met de conclusies van de Vlaamse Regulator voor de Media en met het oog op het voldoen aan de criteria, vermeld in dit artikel en aan de criteria, vermeld in artikel 191, 192/7 of 192/9, die van toepassing zijn.
§ 3. Onverminderd artikel 192/7, § 2, eerste lid, kan de Vlaamse Regulator voor de Media een beslissing nemen om de afspraken geheel of gedeeltelijk bindend te maken.
In afwijking van artikel 191, § 5, kan de Vlaamse Regulator voor de Media bepaalde afspraken of alle afspraken bindend maken voor een van de volgende perioden :
1° voor de hele periode waarvoor het aanbod geldt;
2° voor een periode van minimaal zeven jaar in geval van medeinvesteringsafspraken die op grond van artikel 192/7, § 2, eerste lid, bindend zijn gemaakt.
Zoals bepaald in artikel 192/7 laat dit artikel de toepassing van de marktanalyseprocedure op grond van artikel 190 en het opleggen van verplichtingen op grond van artikel 191, § 1, onverlet.
Als de Vlaamse Regulator voor de Media afspraken op grond van dit artikel bindend maakt, onderzoekt hij de volgende aspecten :
1° met toepassing van artikel 191, § 7, de gevolgen van die beslissing voor de marktontwikkeling;
2° het al dan niet passend zijn van verplichtingen die hij heeft opgelegd of die hij, bij gebrek aan afspraken, overwoog op te leggen op grond van artikel 191, § 7, of artikel 192/1 tot en met 192/6.
Als de Vlaamse Regulator voor de Media conform artikel 192/15 de Europese Commissie, Berec en de nationale regulerende instanties van andere lidstaten op de hoogte brengt van een ontwerpmaatregel als vermeld in artikel 191, brengt hij de Europese Commissie, Berec en de nationale regulerende instanties van andere lidstaten ook op de hoogte van de beslissing tot vaststelling van de afspraak.
§ 4. De Vlaamse Regulator voor de Media monitort, controleert en waarborgt de naleving van de afspraken die hij conform paragraaf 3 bindend heeft gemaakt op dezelfde manier als de manier waarop hij de naleving van de verplichtingen die met toepassing van artikel 191, § 1, zijn opgelegd, monitort, controleert en waarborgt.
De Vlaamse Regulator voor de Media overweegt de verlenging van de periode waarvoor de afspraken bindend zijn gemaakt, als de initiële periode verstrijkt.
Als de Vlaamse Regulator voor de Media concludeert dat een onderneming niet heeft voldaan aan de afspraken die conform paragraaf 3 bindend zijn gemaakt, kan hij die onderneming conform artikel 228 sancties opleggen. Onverminderd de procedure, vermeld in artikel 220, § 4, kan de Vlaamse Regulator voor de Media de verplichtingen die conform artikel 191, § 7, zijn opgelegd, opnieuw evalueren.
Artikel 192/11.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(14/08/2021- ...)Als de Vlaamse Regulator voor de Media een onderneming die niet actief is op een retailmarkt voor elektronische communicatiediensten conform artikel 190, § 3, aanwijst als een onderneming met aanmerkelijke marktmacht op een of meer wholesalemarkten, gaat hij na of die onderneming aan al de volgende voorwaarden voldoet :
1° alle bedrijven en bedrijfsonderdelen binnen de onderneming, alle bedrijven waarover dezelfde uiteindelijke eigenaar zeggenschap heeft, maar die niet noodzakelijk volledig in zijn bezit zijn, en eventuele aandeelhouders die zeggenschap kunnen uitoefenen over de onderneming, ontplooien alleen activiteiten op wholesalemarkten voor elektronische communicatiediensten en beogen dat ook in de toekomst te doen, en ontplooien dus geen activiteiten op een retailmarkt voor elektronische communicatiediensten die in de Europese Unie of in de Europese Economische Ruimte aan eindgebruikers worden verstrekt;
2° de onderneming is niet gebonden aan een enkele en afzonderlijke downstream actieve onderneming die activiteiten ontplooit op een retailmarkt voor elektronische communicatiediensten die aan eindgebruikers worden verstrekt, op grond van een exclusieve overeenkomst of een overeenkomst die feitelijk neerkomt op een exclusieve overeenkomst.
Als de Vlaamse Regulator voor de Media concludeert dat aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, is voldaan, kan hij aan die onderneming alleen verplichtingen op grond van artikel 192/2 en 192/5, of verplichtingen met betrekking tot eerlijke en redelijke prijzen opleggen als dat gerechtvaardigd is op basis van een marktanalyse, inclusief een prospectieve beoordeling van het waarschijnlijke gedrag van de onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht.
De Vlaamse Regulator voor de Media kan de verplichtingen die conform dit artikel aan de onderneming worden opgelegd, op elk moment heroverwegen als hij concludeert dat niet meer aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, wordt voldaan, en hij past voor zover passend artikel 190 tot en met 192/6 toe. De ondernemingen brengen de Vlaamse Regulator voor de Media zonder onnodige vertraging op de hoogte van elke wijziging in de omstandigheden die relevant zijn voor de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°.
De Vlaamse Regulator voor de Media heroverweegt ook de verplichtingen die conform dit artikel aan de onderneming zijn opgelegd, als hij op basis van bewijsdocumenten betreffende de voorwaarden die de onderneming aan haar downstreamklanten aanbiedt, concludeert dat er concurrentieproblemen zijn ontstaan of dreigen te ontstaan waardoor de eindgebruikers worden benadeeld en het noodzakelijk is een of meer van de verplichtingen, vermeld in artikel 192/1, 192/3, 192/4 of 192/6, op te leggen of de verplichtingen die conform het tweede lid zijn opgelegd, aan te passen.
Het opleggen van verplichtingen en de heroverweging daarvan wordt uitgevoerd conform artikel 192/14 en 192/15.
Artikel 192/12.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(14/08/2021- ...)§ 1. Ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht in een of verschillende markten conform artikel 190, brengen de Vlaamse Regulator voor de Media vooraf en tijdig op de hoogte als ze beogen over te gaan tot buitenbedrijfstelling of vervanging door nieuwe infrastructuur van delen van het netwerk, met inbegrip van legacy-infrastructuur die nodig is om een kopernetwerk te gebruiken waarop verplichtingen van toepassing zijn op grond van artikel 191 tot en met 192/11.
§ 2. De Vlaamse Regulator voor de Media waarborgt dat het proces van buitenbedrijfstelling of vervanging transparante tijdschema's en voorwaarden omvat, inclusief een passende opzeggingstermijn voor de overgang. De Vlaamse Regulator voor de Media stelt vast dat, als dat nodig is, alternatieve producten van ten minste vergelijkbare kwaliteit beschikbaar zijn die toegang verstrekken tot de opgewaardeerde netwerkinfrastructuur die in de plaats komt van de vervangen elementen zodat de concurrentie en de rechten van de eindgebruikers worden verzekerd.
De Vlaamse Regulator voor de Media kan de verplichtingen betreffende activa waarvan buitenbedrijfstelling of vervanging is beoogd, intrekken als hij heeft gecontroleerd dat de aanbieder van toegang aan al de volgende voorwaarden voldoet :
1° hij heeft passende voorwaarden voor de migratie tot stand gebracht, onder meer door een alternatief toegangsproduct van ten minste vergelijkbare kwaliteit beschikbaar te stellen waarmee partijen die toegang vragen, dezelfde eindgebruikers kunnen bereiken als met de legacy-infrastructuur;
2° hij voldoet aan de voorwaarden en het proces waarvan de Vlaamse Regulator voor de Media overeenkomstig dit artikel op de hoogte gebracht is.
Een intrekking als vermeld in het tweede lid wordt conform artikel 192/14 en 192/15 uitgevoerd.
Artikel 192/13.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(14/08/2021- ...)§ 1. Met toepassing van artikel 191, § 3, legt de Vlaamse Regulator voor de Media passende nadere verplichtingen op als vermeld in paragraaf 2, aan ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op een specifieke retailmarkt conform artikel 190, § 3.
§ 2. Verplichtingen die met toepassing van paragraaf 1 worden opgelegd, zijn gebaseerd op de aard van het geconstateerde probleem en evenredig en verantwoord in het licht van de doelstellingen, vermeld in artikel 223/1.
Om de belangen van de eindgebruiker te beschermen en tegelijkertijd daadwerkelijke mededinging te stimuleren, kan de Vlaamse Regulator voor de Media aan ondernemingen als vermeld in paragaaf 1, de volgende verplichtingen opleggen :
1° passende retailprijsplafonds;
2° verplichtingen om individuele tarieven te controleren;
3° verplichtingen om de tarieven af te stemmen op de kosten of prijzen op vergelijkbare markten.
§ 3. De Vlaamse Regulator voor de Media zorgt ervoor dat, indien een onderneming aan regelgeving inzake retailtarieven of andere desbetreffende retailcontroles is onderworpen, de noodzakelijke en geëigende kostentoerekeningssystemen worden toegepast.
De Vlaamse Regulator voor de Media kan nader bepalen welk model en welke boekhoudkundige methodes moeten worden gehanteerd. De inachtneming van het kostentoerekeningssysteem wordt op kosten van de onderneming geverifieerd door een erkende revisor, die elk jaar een verklaring van overeenstemming opstelt die de Vlaamse Regulator voor de Media publiceert.
Artikel 192/14.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(14/08/2021- ...)De Vlaamse Regulator voor de Media organiseert een voorafgaande openbare raadpleging van minstens dertig dagen als hij :
1° het voornemen heeft om met toepassing van deze titel maatregelen te nemen;
2° het voornemen heeft om met toepassing van titel II beperkingen op te leggen die een belangrijke impact op de betrokken markt hebben.
De openbare raadpleging, vermeld in het eerste lid, wordt georganiseerd met inachtneming van de regels inzake vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens, vermeld in artikel 235, § 2, en met inachtneming van de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens.
In uitzonderlijke omstandigheden kan de periode van de openbare raadpleging, vermeld in het eerste lid, minder dan dertig dagen bedragen.
De Vlaamse Regulator voor de Media publiceert zijn raadplegingsprocedure op zijn website.
De Vlaamse Regulator voor de Media richt een centraal online-informatiepunt op waar inzage verkregen kan worden in alle lopende raadplegingsprocedures met betrekking tot door de Vlaamse Regulator voor de Media voorgenomen maatregelen die een belangrijke impact hebben op elektronische communicatiemarkten.
De Vlaamse Regulator voor de Media maakt de resultaten van een openbare raadpleging openbaar met inachtneming van de regels over de vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens en over de bescherming van persoonsgegevens. De Vlaamse Regulator voor de Media publiceert zijn ontwerpbeslissing zoals eventueel gewijzigd na de openbare raadpleging, vermeld in dit artikel.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels van de openbare raadpleging en van de bekendmaking van de resultaten ervan. Deze regels hebben minstens betrekking op de bekendmaking van de raadpleging, de voorwaarden voor deelname aan de raadpleging, de duur van de raadpleging en de rapportering over de raadpleging.
Artikel 192/15.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(14/08/2021- ...) § 1. De Vlaamse Regulator voor de Media maakt elke ontwerpmaatregel die hij wil nemen bekend en deelt die, met een bijgevoegde motivering, mee aan de Europese Commissie, aan Berec en aan de nationale regulerende instanties van andere lidstaten, voor zover deze maatregel invloed heeft op de handel tussen de lidstaten en erop gericht is:
1° een passende toegang en interconnectie, of de interoperabiliteit van de diensten op te leggen conform artikel 200/2;
2° een relevante markt te definiëren die verschilt van de markten die in de Aanbeveling van de Europese Commissie, vermeld in artikel 189, tweede lid, zijn gedefinieerd;
3° conform artikel 190, § 1, tweede lid, vast te stellen dat niet voldaan is aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 190, § 1, eerste lid;
4° te bepalen of de kenmerken van een markt die conform artikel 190, § 3, eerste lid, en artikel 191, § 3, als relevante markt gedefinieerd is, van die aard zijn dat het al dan niet gerechtvaardigd is om regelgevingsverplichtingen op te leggen;
5° na een beslissing als vermeld in punt 4° de onderneming of ondernemingen te identificeren met een aanmerkelijke marktmacht op die markt, overeenkomstig artikel 190, § 3, eerste lid;
6° regulerende verplichtingen voor de onderneming of ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op te leggen, te wijzigen of in te trekken conform artikel 191, §§ 1 tot en met 4.
§ 2. De Vlaamse Regulator voor de Media houdt zoveel mogelijk rekening met de opmerkingen die de Europese Commissie, Berec en de nationale regulerende instanties van de andere lidstaten hem binnen een maand na de kennisgeving van de ontwerpbeslissing hebben bezorgd.
§ 3. Als de ontwerpbeslissing conform paragraaf 6 of 10 is gewijzigd, kan de Vlaamse Regulator voor de Media een openbare raadpleging starten conform artikel 192/14 en brengt hij opnieuw de Europese Commissie op de hoogte van het gewijzigde ontwerp conform paragraaf 1.
§ 4. De Vlaamse Regulator voor de Media brengt de Europese Commissie en Berec op de hoogte van de definitieve aanneming van de ontwerpmaatregel, vermeld in paragraaf 1.
§ 5. De Vlaamse Regulator voor de Media stelt de definitieve aanneming van de ontwerpmaatregel met twee maanden uit als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° de ontwerpbeslissing, vermeld in paragraaf 1, heeft betrekking op:
a) het definiëren van een relevante markt die verschilt van de markten die de Europese Commissie heeft gedefinieerd;
b) het aanwijzen van een onderneming die, hetzij individueel of samen met andere ondernemingen, een aanmerkelijke marktmacht op een relevante markt bezit;
2° de ontwerpbeslissing zou van invloed zijn op de handel tussen de lidstaten;
3° de Europese Commissie heeft de Vlaamse Regulator voor de Media binnen een maand vanaf de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, meegedeeld dat de ontwerpbeslissing een belemmering voor de interne markt opwerpt of ze heeft meegedeeld dat ze ernstige twijfels heeft over de verenigbaarheid van de ontwerpbeslissing met het Europese Unierecht.
§ 6. Als de Europese Commissie binnen de termijn van twee maanden, vermeld in paragraaf 5, een besluit neemt dat de intrekking van de ontwerpbeslissing eist, wijzigt de Vlaamse Regulator voor de Media zijn ontwerpbeslissing of trekt ze in binnen zes maanden na de datum van het besluit van de Europese Commissie.
§ 7. Als de Europese Commissie binnen een maand vanaf de kennisgeving van de ontwerpbeslissing van de Vlaamse Regulator voor de Media overeenkomstig artikel 192/5 meedeelt aan de Vlaamse Regulator voor de Media dat de ontwerpbeslissing, die erop gericht is een verplichting aan een onderneming met aanmerkelijke marktmacht op te leggen, te wijzigen of in te trekken, een obstakel opwerpt voor de interne markt of ernstige twijfels uit over de verenigbaarheid met het Europese Unierecht, stelt de Vlaamse Regulator voor de Media zijn beslissing uit met drie bijkomende maanden.
§ 8. Binnen de termijn van drie maanden, vermeld in paragraaf 7, werken de Europese Commissie, Berec en de Vlaamse Regulator voor de Media nauw samen om de meest geschikte en effectieve maatregel te identificeren, rekening houdend met de doelstellingen, vermeld in artikel 223/1, en houden zij rekening met de standpunten van marktdeelnemers en de noodzaak om te zorgen voor de ontwikkeling van een consequente regelgevingspraktijk.
§ 9. Als binnen zes weken vanaf het begin van de periode van drie maanden, vermeld in paragraaf 7, Berec een advies uitbrengt over de kennisgeving van de Europese Commissie, vermeld in paragraaf 7, waarin Berec aangeeft de ernstige twijfels van de Europese Commissie te delen, kan de Vlaamse Regulator voor de Media, voor het einde van de drie maanden, vermeld in paragraaf 7, de volgende handelingen stellen :
1° zijn ontwerpbeslissing wijzigen of intrekken, waarbij hij zoveel mogelijk rekening houdt met de kennisgeving van de Europese Commissie, vermeld in paragraaf 7, en met het voormelde advies van Berec;
2° zijn ontwerpbeslissing handhaven.
§ 10. Als Berec de ernstige twijfels van de Europese Commissie niet deelt of geen advies uitbrengt of als de Vlaamse Regulator voor de Media zijn ontwerpbeslissing wijzigt of handhaaft conform paragraaf 9, kan de Europese Commissie binnen een maand na de periode van drie maanden, vermeld in paragraaf 7 :
1° een met redenen omklede aanbeveling uitbrengen waarin ze de Vlaamse Regulator voor de Media vraagt de ontwerpbeslissing te wijzigen of in te trekken;
2° beslissen het voorbehoud dat ze gemaakt heeft overeenkomstig paragraaf 7, op te heffen.
Voor de ontwerpbeslissingen die onder artikel 192/7, § 2, eerste lid, vallen, kan de Europese Commissie, indien Berec haar ernstige twijfels deelt, binnen dezelfde termijn als die welke bedoeld is in het eerste lid, een besluit nemen waarbij aan de Vlaamse Regulator voor de Media wordt gevraagd om zijn ontwerp in te trekken.
Binnen een maand vanaf de uitvaardiging van de aanbeveling van de Europese Commissie, vermeld in het eerste lid, 1°, of de opheffing van het voorbehoud, vermeld in het eerste lid, 2°, deelt de Vlaamse Regulator voor de Media aan de Europese Commissie en Berec de definitieve aangenomen beslissing mee. De voormelde periode kan verlengd worden om de Vlaamse Regulator voor de Media de mogelijkheid te bieden een openbare raadpleging over de gewijzigde ontwerpbeslissing te organiseren conform artikel 192/14.
Als de Vlaamse Regulator voor de Media beslist de ontwerpbeslissing niet te wijzigen of in te trekken op grond van de aanbeveling, vermeld in het eerste lid, 1°, verstrekt hij daarvoor een met redenen omklede rechtvaardiging.
§ 11. In uitzonderlijke omstandigheden kan de Vlaamse Regulator voor de Media, wanneer hij van oordeel is dat er dringend moet worden opgetreden om de concurrentie te waarborgen en de belangen van de gebruikers te beschermen, in afwijking van de procedure genoemd in paragraaf 1 en 5 onmiddellijk evenredige en voorlopige maatregelen vaststellen. De Vlaamse Regulator voor de Media deelt die maatregelen onverwijld en volledig met redenen omkleed mee aan de Europese Commissie, aan Berec en aan de nationale regulerende instanties van de andere lidstaten.
Een besluit van de Vlaamse Regulator voor de Media om die maatregelen permanent te maken of om de periode waarvoor zij van toepassing zijn te verlengen, valt onder de bepalingen van paragraaf 1 en 5.
§ 12. De Vlaamse Regulator voor de Media kan de ontwerpbeslissing op elk ogenblik tijdens de procedure intrekken.
Artikel 193. (13/02/2017- 24/07/2022)
§ 1. Niemand mag zendapparatuur gebruiken zonder een schriftelijke zendvergunning die uitgereikt is door de Vlaamse Regulator voor de Media.
De zendvergunning is persoonlijk en mag aan een derde pas worden overgedragen na het schriftelijke akkoord van de Vlaamse Regulator voor de Media.
§ 2. Met behoud van de toepassing van de bepalingen van paragraaf 4 mag de Vlaamse Regulator voor de Media uitsluitend een zendvergunning toekennen aan lineaire omroeporganisaties en aan etheromroepnetwerken. De Vlaamse Regulator voor de Media kan ook naar aanleiding van evenementen en voor experimenten in het teken van het uittesten van nieuwe technologieën een tijdelijke vergunning uitreiken voor de duur van het evenement.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor het aanvragen, het wijzigen, het schorsen, of het intrekken van de zendvergunningen.
De zendvergunning geldt voor de duur van de erkenning van de landelijke, regionale, netwerk- of lokale radio-omroeporganisatie of van het etheromroepnetwerk. Het opschorten of intrekken van die erkenning heeft het opschorten of het intrekken van de zendvergunning tot gevolg.
§ 4. De vergunningen, vermeld in paragraaf 1, zijn niet vereist voor de openbare omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Regering stelt die omroep de frequenties ter beschikking die hij nodig heeft.
Artikel 194. (10/05/2009- ...)
De Vlaamse Regering kan specifieke politieverordeningen vaststellen die de omroeporganisaties en de aanbieders van een etheromroepnetwerk aanbelangen.
Artikel 195. (10/05/2009- ...)
De Vlaamse Regering bepaalt de specifieke technische voorschriften van de vergunningen, vermeld in artikel 193.
Artikel 196. (10/05/2009- ...)
De Vlaamse Regering stelt het bedrag vast dat moet worden betaald door de titularissen van de vergunningen voor de dekking van de kosten voor de uitreiking of wijziging van of voor het toezicht op de vergunningen, vermeld in artikel 193. Ze bepaalt de betalingsvoorwaarden van deze rechten.
Artikel 197. (10/05/2009- ...)
De bepalingen van deze titel zijn niet van toepassing op de oprichting en de exploitatie van een collectieve antenne die uitsluitend bestemd is voor houders van eindontvangtoestellen die verblijven in :
1° kamers of appartementen van hetzelfde gebouw of in gegroepeerde woningen van instellingen die behoren tot de volksgezondheids- of welzijnssector;
2° hetzelfde gebouw met maximaal vijftig kamers of appartementen;
3° woningen die op initiatief van een vennootschap of een instelling die de sociale woningbouw bevordert, tot een gemeenschappelijk geheel gegroepeerd zijn, als het niet gaat om meer dan vijftig woningen;
4° gegroepeerde woningen waarvan het aantal niet groter dan vijftig is;
5° caravans of op percelen van hetzelfde kampeerterrein.
Artikel 198. (10/05/2009- 13/08/2021)
Eenieder kan, onder de voorwaarden van dit hoofdstuk, een kabelomroepnetwerk aanbieden, als hij voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° opgericht zijn in de vorm van een vennootschap of van een publiekrechtelijke rechtspersoon met als maatschappelijk doel het aanleggen en exploiteren van een kabelomroepnetwerk in het Vlaamse Gewest. De aanbieders van kabelomroepnetwerken kunnen alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks aansluiten bij de verwezenlijking van hun maatschappelijk doel;
2° in de boekhouding een onderscheid maken tussen de activiteiten in het kader van de aanleg en de exploitatie van het kabelomroepnetwerk enerzijds, en het aanbieden van andere netwerken of diensten waarvoor bijzondere of uitsluitende rechten zijn toegekend, anderzijds;
3° jaarlijks voor 30 juni aan de Vlaamse Regulator voor de Media een werkingsverslag, met vermelding van de aandeelhoudersstructuur, het aantal abonnees en de doorgegeven omroepprogramma's, en de balans en de jaarrekening, goedgekeurd door de algemene vergadering van aandeelhouders, voorleggen;
4° beschikken over de nodige technische infrastructuur of een technisch investeringsplan en een financieel plan ter zake voorleggen.
De Vlaamse Regulator voor de Media moet vooraf, conform artikel 219, op de hoogte worden gebracht van het aanbieden van een kabelomroepnetwerk of van de overdracht ervan aan derden. De Vlaamse Regering bepaalt welke gegevens die kennisgeving aan de Vlaamse Regulator voor de Media moet bevatten en kan aanvullende verplichtingen opleggen. Die verplichtingen zijn objectief gerechtvaardigd in relatie tot het netwerk in kwestie, niet-discriminerend, proportioneel en transparant. Elke latere wijziging van de informatie in de kennisgeving wordt zonder verwijl aan de Vlaamse Regulator voor de Media meegedeeld.
Artikel 199. (10/05/2009- ...)
De Vlaamse Regering kan de verordeningen van algemeen bestuur en de politieverordeningen betreffende de aanleg en de exploitatie van de kabelomroepnetwerken vaststellen en de minimale technische voorschriften bepalen waaraan de kabelomroepnetwerken moeten voldoen. In bijzondere gevallen kan de Vlaamse Regering speciale voorwaarden opleggen om de kwaliteit van een net waarvan de werking gebrekkig is, te verbeteren.
Artikel 200. (27/08/2012- 13/08/2021)
§ 1. De aanbieders van kabelomroepnetwerken hebben het recht de kabels en de bijbehorende uitrustingen van hun kabelomroepnetwerken op hun kosten, op of onder de pleinen, wegen, straten, paden, waterlopen en vaarten die deel uitmaken van het openbaar domein, te laten aanleggen en te onderhouden op voorwaarde dat ze zich gedragen naar de wetten en besluiten van het openbaar domein en dat ze de bestemming ervan eerbiedigen.
Alvorens dat recht uit te oefenen, onderwerpt de belanghebbende aanbieder van een kabelomroepnetwerk het plan van de plaats en de bijzonderheden van de aanleg van de geleidingen aan de goedkeuring van de overheid van wie het openbaar domein afhangt. Die overheid beslist binnen twee maanden, te rekenen vanaf de datum waarop het plan werd ingezonden. Ze brengt de belanghebbende aanbieder van een kabelomroepnetwerk op de hoogte van haar beslissing. Nadat die termijn verstreken is, geldt het stilzwijgen van de overheid als goedkeuring. In geval van blijvende onenigheid wordt beslist bij besluit van de Vlaamse Regering.
De openbare overheden hebben in elk geval het recht om de inrichting of het plan van aanleg, alsook de daarmee verband houdende werkzaamheden, later op hun onderscheiden domein te doen wijzigen. De kosten van die werkzaamheden zijn voor rekening van de aanbieder van het kabelomroepnetwerk als de wijzigingen opgelegd zijn om een van de volgende redenen :
1° met het oog op de openbare veiligheid;
2° tot behoud van het natuur- en stedenschoon;
3° in het belang van de wegen, waterlopen, vaarten of een openbare dienst;
4° als gevolg van een verandering die de aangelanden aan de toegangen tot de eigendommen langs de gebruikte wegen hebben aangebracht.
In andere gevallen zijn ze voor rekening van de overheid die de wijzigingen oplegt. De overheid mag vooraf een kostenbegroting eisen en, in geval van onenigheid, zelf de werkzaamheden laten uitvoeren.
§ 1/1. De Vlaamse Regulator voor de Media kan, de bepalingen die het gebruik van het openbaar domein regelen buiten beschouwing gelaten, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, om het milieu, de volksgezondheid en de openbare veiligheid te beschermen of om stedenbouwkundige of planologische redenen, doch zulks pas na een passende periode van openbare raadpleging, het gedeelde gebruik opleggen aan de aanbieders van kabelomroepnetwerken bij de aanleg van hun netwerkelementen en hun bijbehorende faciliteiten. Dat gedeelde gebruik slaat op faciliteiten of eigendom, met inbegrip van gebouwen, toegangen tot gebouwen, bekabeling van gebouwen, masten, antennes, torens en andere ondersteuningsgebouwen, kabelgoten, leidingen, mangaten en straatkasten.
Onder bijbehorende faciliteiten wordt verstaan de diensten die horen bij een elektronisch communicatienetwerk of een elektronische communicatiedienst, fysieke infrastructuren en andere elementen die het aanbieden van diensten via dat netwerk of die dienst mogelijk maken of ondersteunen of die het potentieel daarvoor bezitten, zoals gebouwen of toegangen tot gebouwen, bekabeling van gebouwen, antennes, torens en andere ondersteunende constructies, kabelgoten, kabelbuizen, masten, mangaten en straatkasten.
De Vlaamse Regulator voor de Media kan de verplichtingen, vermeld in het eerste lid, opleggen na een passende periode van openbare raadpleging waarin alle belanghebbende partijen in staat zijn gesteld hun standpunt naar voren te brengen.
De Vlaamse Regulator voor de Media kan, na een passende periode van openbare raadpleging waarin alle belanghebbende partijen in staat zijn gesteld hun standpunt naar voren te brengen, verplichtingen opleggen aan de kabelomroepnetwerken voor het gedeelde gebruik van bekabeling in gebouwen of tot aan het eerste punt van samenkomst of distributie als dat zich buiten het gebouw bevindt, als duplicatie van dergelijke infrastructuur economisch inefficiënt of fysiek onuitvoerbaar is.
De verplichtingen, vermeld in het eerste en het vierde lid, kunnen een omslagregeling voor de kosten van het gedeelde gebruik van faciliteiten of eigendom bevatten, die is aangepast aan de risico's.
§ 2. De aanbieders van kabelomroepnetwerken hebben ook het recht om voor de aanleg van de kabels en de bijbehorende uitrustingen van hun kabelomroepnetwerken op blijvende wijze steunen en ankers aan te brengen op muren en gevels die uitgeven op de openbare weg en hun kabels in open en onbebouwde grond aan te leggen of zonder vasthechting of aanraking boven particuliere eigendommen te laten doorgaan.
De werkzaamheden mogen pas beginnen nadat aan de eigenaars, volgens de gegevens van het kadaster, aan de huurders en de bewoners een behoorlijk aangetoonde schriftelijke kennisgeving is bezorgd.
Als de aanbieder van een kabelomroepnetwerk het voornemen heeft kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen aan te leggen, op te ruimen of er werkzaamheden aan uit te voeren, streeft hij naar overeenstemming met degene op wiens eigendom steun wordt genomen of wiens eigendom wordt overspannen of overschreden, over de plaats en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden.
De uitvoering van de werkzaamheden heeft geen buitenbezitstelling tot gevolg. Het plaatsen van steunen en ankers op muren of gevels mag de eigenaar niet hinderen in zijn recht om zijn goed af te breken of te herstellen.
De ondergrondse kabels en steunen die in een open en onbebouwde grond geplaatst zijn, moeten op verzoek van de eigenaar worden weggenomen als die zijn recht om te bouwen of te omheinen uitoefent. De kosten van het wegnemen zijn ten laste van de aanbieder van het kabelomroepnetwerk.
De eigenaar moet evenwel ten minste twee maanden voor het begin van de werkzaamheden, vermeld in het vierde en het vijfde lid, de aanbieder van het kabelomroepnetwerk daarvan op de hoogte brengen.
§ 3. De aanleg en de uitvoering van alle andere werken aan de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen in, tegen en op gebouwen en in en op gronden die daarbij behoren, voor de aansluitingen op de infrastructuur in die gebouwen, moeten worden gedoogd door de eigenaar en de rechthebbende, tenzij ze bereid zijn de meerkosten van een tegenvoorstel te dragen.
§ 4. Als takken of wortels redelijkerwijze hinderlijk zijn voor de aanleg, het onderhoud of de exploitatie van kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen, moet de eigenaar of de rechthebbende ze, op verzoek van de aanbieder van een kabelomroepnetwerk, inkorten.
Als de eigenaar of de rechthebbende het verzoek gedurende een maand zonder gevolg heeft gelaten, mag de aanbieder van een kabelomroepnetwerk zelf overgaan tot het inkorten.
De kosten van het inkorten zijn ten laste van :
1° de eigenaar of de rechthebbende, als de bomen of beplantingen zich op zijn privé-eigendom bevinden en hun takken of wortels hinderlijk zijn voor kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen :
a) die zich in of boven het openbaar domein bevinden;
b) die zich in of boven zijn privé-eigendom bevinden en die dienstig zijn voor zijn aansluiting;
2° de aanbieder van een kabelomroepnetwerk, in de overige gevallen.
§ 5. Als de aanbieder van een kabelomroepnetwerk werkzaamheden uitvoert, is hij ertoe gehouden het goed te herstellen in zijn oorspronkelijke staat binnen een redelijke termijn, naargelang van het geval, hetzij door eigen toedoen, hetzij door toedoen van een derde. Van de bepalingen van het eerste lid kan bij overeenkomst tussen de aanbieder van een kabelomroepnetwerk en de eigenaar of de rechthebbende van het goed worden afgeweken.
De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op de schade die onvermijdelijk wordt aangericht aan een goed, als de aanbieder van een kabelomroepnetwerk een werk uitvoert dat nodig is voor de aansluitingen van de eigenaar of de rechthebbende van dat goed.
§ 6. De vergoedingen voor schade wegens de aanleg of de exploitatie van een kabelomroepnetwerk zijn voor rekening van de aanbieder van het kabelomroepnetwerk, die aansprakelijk blijft voor alle voor derden schadelijke gevolgen.
§ 7. De aanbieder van een kabelomroepnetwerk is verplicht onmiddellijk gevolg te geven aan elke vordering van de Vlaamse Regulator voor de Media, het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie of van elke dienst of elk bedrijf voor elektriciteitsvoorziening om elke storing in of nadelige invloed op de werking van de telefoon- of telegraafinstallaties of van de installaties voor elektriciteitsvoorziening onverwijld te doen ophouden.
Bij gebrek daaraan worden de nodig geachte maatregelen, met inbegrip van het verplaatsen van de kabels en de bijbehorende installaties, door de diensten of bedrijven in kwestie getroffen op kosten en risico van de aanbieder van het omroepnetwerk.
§ 8. De aangelegde kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen blijven eigendom van de aanbieder van het kabelomroepnetwerk.
Artikel 200/1.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(14/08/2021- ...)Als de Vlaamse Regulator voor de Media, in voorkomend geval met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit een relevante marktanalyse, concludeert dat de verplichtingen die conform artikel 200, § 1/1, zijn opgelegd, onvoldoende de hoge en niet-tijdelijke economische of fysieke drempels voor replicatie aanpakken die ten grondslag liggen aan een bestaande of opkomende marktsituatie die de concurrentie-uitkomsten voor eindgebruikers in aanzienlijke mate beperkt, kan hij, onder billijke en redelijke voorwaarden, de toegangsverplichtingen uitbreiden voorbij het eerste punt van samenkomst of distributie, zodat een punt wordt bereikt dat volgens hem het dichtst bij eindgebruikers ligt, dat in staat is een toereikend aantal eindgebruikersverbindingen te bereiken om commercieel haalbaar te zijn voor efficiënte toegangsverzoekers. Bij het bepalen hoe ver voorbij het eerste punt van samenkomst of distributie die uitbreiding moet gaan, houdt de Vlaamse Regulator voor de Media zoveel mogelijk rekening met de betrokken Berec-richtsnoeren. Als dat gerechtvaardigd is in technisch of economisch opzicht kan de Vlaamse Regulator voor de Media actieve of virtuele toegangsverplichtingen opleggen.
De Vlaamse Regulator voor de Media legt geen verplichtingen op met toepassing van het eerste lid aan aanbieders van elektronische communicatienetwerken als hij constateert dat een van de volgende gevallen zich voordoet :
1° de aanbieder voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 192/11, en hij voorziet in een haalbare en vergelijkbare alternatieve manier om eindgebruikers te bereiken door aan ondernemingen onder billijke, niet-discriminerende en redelijke voorwaarden toegang tot een netwerk met zeer hoge capaciteit aan te bieden. De Vlaamse Regulator voor de Media kan die vrijstelling uitbreiden tot andere ondernemingen die onder billijke, niet-discriminerende en redelijke voorwaarden toegang tot een netwerk met zeer hoge capaciteit aanbieden;
2° het opleggen van verplichtingen brengt de economische of financiële levensvatbaarheid van de uitrol van een nieuw netwerk, met name door kleine lokale projecten, in het gedrang.
In afwijking van het tweede lid, 1°, kan de Vlaamse Regulator voor de Media verplichtingen opleggen aan aanbieders van elektronische communicatienetwerken die voldoen aan de criteria, vermeld in het tweede lid, 1°, als het netwerk in kwestie met openbare middelen wordt gefinancierd.
De verplichtingen die met toepassing van dit artikel worden opgelegd, zijn objectief, transparant, evenredig en niet discriminerend. Die verplichtingen worden opgelegd met toepassing van de raadplegingsprocedures, vermeld in artikel 192/14 en 192/15.
Artikel 200/2.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(14/08/2021- ...)De Vlaamse Regulator voor de Media kan ingrijpen, op eigen initiatief indien dat gerechtvaardigd is, om een passende toegang en interconnectie of interoperabiliteit van diensten conform deze titel en deel VI te bevorderen en, waar nodig, te waarborgen, en om de basisdoelstellingen, vermeld in artikel 223/1, te waarborgen.
Onverminderd maatregelen ten aanzien van ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht in uitvoering van artikel 191, kan de Vlaamse Regulator voor de Media verplichtingen opleggen aan ondernemingen die de toegang tot eindgebruikers controleren, als dat noodzakelijk is om eind-tot-eindverbindingen te waarborgen, hetgeen in gevallen waarin zulks gerechtvaardigd is, ook de verplichting inhoudt om te zorgen voor interconnectie van hun netwerken waar dat niet reeds gebeurd is.
Ondernemingen die de toegang tot eindgebruikers controleren, kunnen door de Vlaamse Regulator voor de Media, als dat gerechtvaardigd en noodzakelijk is, verplicht worden om hun diensten interoperabel te maken.
Aanbieders van elektronische communicatienetwerken kunnen door de Vlaamse Regulator voor de Media verplicht worden, als dat noodzakelijk is om de toegang van eindgebruikers tot gespecificeerde digitale omroepdiensten te waarborgen, toegang tot applicatieprogramma-interfaces en elektronische programmagidsen aan te bieden tegen billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden.
De raadplegingsprocedures, vermeld in artikel 192/14 en 192/15, zijn van toepassing. Verplichtingen en voorwaarden die conform het eerste lid worden opgelegd, zijn objectief, transparant, evenredig en niet discriminerend.
De Vlaamse Regulator voor de Media biedt richtsnoeren en stelt de procedures inzake het verkrijgen van toegang en interconnectie voor het publiek beschikbaar teneinde te waarborgen dat kleine en middelgrote ondernemingen en operatoren met een beperkt geografisch bereik kunnen profiteren van de opgelegde verplichtingen.
Artikel 201. (11/12/2016- 13/08/2021)
§ 1. Niemand mag een etheromroepnetwerk aanbieden zonder schriftelijke licentie van de Vlaamse Regulator voor de Media. Die licentie is persoonlijk en mag pas aan een derde worden overgedragen na het schriftelijke akkoord van de Vlaamse Regulator voor de Media.
De Vlaamse Regering bepaalt de duur van de licenties, vermeld in het eerste lid, de voorwaarden waaronder die kunnen worden verkregen, en de modaliteiten en de procedure voor het aanvragen, het wijzigen, het schorsen of het intrekken ervan.
§ 2. De Vlaamse Regering stelt een digitaal frequentieplan op en keurt het goed. Ze bepaalt het aantal frequentieblokken en frequentiekanalen, met inbegrip van de bijbehorende technische voorwaarden, die geheel of gedeeltelijk zullen worden toegekend aan aanbieders van etheromroepnetwerken.
De frequentieblokken en frequentiekanalen, vermeld in het eerste lid, met inbegrip van de bijbehorende technische voorwaarden die geheel of gedeeltelijk zijn toegekend aan de aanbieder van een etheromroepnetwerk, kunnen ingetrokken, vervangen of gewijzigd worden ten gevolge van internationale of Europese regelgeving en verplichtingen.
§ 3. De Vlaamse Regering stelt aan de openbare omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap de frequentieblokken en frequentiekanalen ter beschikking die hij nodig heeft om zijn eigen omroepprogramma's door te geven.
Artikel 202. (10/05/2009- 13/08/2021)
Om een licentie als vermeld in artikel 201 te verkrijgen, moet de aanbieder voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° opgericht zijn in de vorm van een vennootschap of van een publiekrechtelijke rechtspersoon met als maatschappelijk doel het aanleggen en exploiteren van een etheromroepnetwerk in de Vlaamse Gemeenschap. De aanbieders van een etheromroepnetwerk kunnen alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks aansluiten bij de verwezenlijking van hun maatschappelijk doel;
2° ressorteren onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap;
3° in de boekhouding een onderscheid maken tussen de activiteiten in het kader van het aanbieden van het etheromroepnetwerk enerzijds, en het aanbieden van andere netwerken of diensten waarvoor bijzondere of uitsluitende rechten zijn toegekend, anderzijds;
4° jaarlijks voor 30 juni aan de Vlaamse Regulator voor de Media een werkingsverslag met vermelding van, in voorkomend geval, het aantal abonnees en van de doorgegeven omroepprogramma's, en de balans en de jaarrekening, goedgekeurd door de algemene vergadering van aandeelhouders, voorleggen;
5° jaarlijks een vergoeding betalen voor het gebruik van de benodigde frequentieblokken en -kanalen;
6° beschikken over de nodige technische infrastructuur of een technisch investeringsplan en een financieel plan ter zake voorleggen;
7° geen aanbieder zijn van elektronische communicatienetwerken die tegen betaling omroepdiensten of elektronische communicatiediensten aanbiedt aan eindgebruikers in Vlaanderen;
8° geen onderneming zijn waarin de ondernemingen, vermeld in punt 7°, zeggenschap hebben. Onder zeggenschap wordt begrepen de rechten, overeenkomsten of andere middelen die het afzonderlijk of gezamenlijk, met inachtneming van alle feitelijke en juridische omstandigheden, mogelijk maken een bepalende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name :
a) eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van een onderneming of op delen daarvan;
b) rechten of overeenkomsten die een bepalende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de ondernemingsorganen.
De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag en de betalingsvoorwaarden van de jaarlijkse vergoeding voor het gebruik van de benodigde frequentieblokken en -kanalen, vermeld in het eerste lid, 5°.
De Vlaamse Regering kan aanvullende verplichtingen opleggen. Die verplichtingen zijn objectief gerechtvaardigd in relatie tot het netwerk in kwestie, niet-discriminerend, proportioneel en transparant.
Artikel 202/1. (27/08/2012- ...)
§ 1. De aanbieders van etheromroepnetwerken hebben het recht de kabels en de bijbehorende uitrustingen van hun etheromroepnetwerken op hun kosten, op of onder de pleinen, wegen, straten, paden, waterlopen en vaarten die deel uitmaken van het openbaar domein, te laten aanleggen en te onderhouden op voorwaarde dat ze zich gedragen naar de wetten en besluiten van het openbaar domein en dat ze de bestemming ervan eerbiedigen.
Voor hij dat recht uitoefent, onderwerpt de belanghebbende aanbieder van een etheromroepnetwerk het plan van de plaats en de bijzonderheden van de aanleg van de geleidingen aan de goedkeuring van de overheid die bevoegd is voor het openbaar domein. Die overheid beslist binnen twee maanden vanaf de datum waarop het plan is ingezonden. Ze brengt de belanghebbende aanbieder van een etheromroepnetwerk op de hoogte van haar beslissing. Na het verstrijken van die termijn, geldt het stilzwijgen van de overheid als goedkeuring. In geval van blijvende onenigheid wordt beslist bij besluit van de Vlaamse Regering.
De overheden hebben het recht om de inrichting of het plan van aanleg en de daarmee verband houdende werkzaamheden later op hun domein te laten wijzigen. De kosten van die werkzaamheden zijn voor rekening van de aanbieder van het etheromroepnetwerk als de wijzigingen opgelegd zijn om een van de volgende redenen :
1° met het oog op de openbare veiligheid;
2° tot behoud van het natuur- en stedenschoon;
3° in het belang van de wegen, waterlopen, vaarten of een openbare dienst;
4° als gevolg van een verandering die de aangelanden aan de toegangen tot de eigendommen langs de gebruikte wegen hebben aangebracht.
In andere gevallen, dan de gevallen, vermeld in het tweede lid, zijn ze voor rekening van de overheid die de wijzigingen oplegt. De overheid mag vooraf een kostenbegroting eisen en, in geval van onenigheid, zelf de werkzaamheden laten uitvoeren.
§ 2. De Vlaamse Regulator voor de Media kan, de bepalingen die het gebruik van het openbaar domein regelen buiten beschouwing gelaten, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, om het milieu, de volksgezondheid en de openbare veiligheid te beschermen of om stedenbouwkundige of planologische redenen, doch zulks pas na een passende periode van openbare raadpleging, het gedeelde gebruik opleggen aan de aanbieders van etheromroepnetwerken bij de aanleg van hun netwerkelementen en hun bijbehorende faciliteiten. Dat gedeelde gebruik slaat op faciliteiten of eigendom, met inbegrip van gebouwen, toegangen tot gebouwen, bekabeling van gebouwen, masten, antennes, torens en andere ondersteuningsgebouwen, kabelgoten, leidingen, mangaten en straatkasten.
Onder bijbehorende faciliteiten wordt verstaan de diensten die horen bij een elektronisch communicatienetwerk of een elektronische communicatiedienst, fysieke infrastructuren en andere elementen die het aanbieden van diensten via dat netwerk of die dienst mogelijk maken of ondersteunen of het potentieel daarvoor bezitten, zoals gebouwen of toegangen tot gebouwen, bekabeling van gebouwen, antennes, torens en andere ondersteunende constructies, kabelgoten, kabelbuizen, masten, mangaten en straatkasten.
De Vlaamse Regulator voor de Media kan de verplichtingen, vermeld in het eerste lid, opleggen na een passende periode van openbare raadpleging waarin alle belanghebbende partijen in staat zijn gesteld hun standpunt naar voren te brengen.
De Vlaamse Regulator voor de Media kan, na een passende periode van openbare raadpleging waarin alle belanghebbende partijen in staat zijn gesteld hun standpunt naar voren te brengen, verplichtingen opleggen aan de etheromroepnetwerken voor het gedeelde gebruik van bekabeling in gebouwen of tot aan het eerste punt van samenkomst of distributie als dat zich buiten het gebouw bevindt, als duplicatie van dergelijke infrastructuur economisch inefficiënt of fysiek onuitvoerbaar is.
De verplichtingen, vermeld in het eerste en het vierde lid, kunnen een omslagregeling voor de kosten van het gedeelde gebruik van faciliteiten of eigendom bevatten, die kan worden aangepast aan de risico's.
§ 3. De aanbieders van etheromroepnetwerken kunnen voor de aanleg van de kabels en de bijbehorende uitrustingen van hun etheromroepnetwerken op blijvende wijze steunen en ankers aanbrengen op muren en gevels die uitgeven op de openbare weg en hun kabels in open en onbebouwde grond aanleggen of zonder vasthechting of aanraking boven particuliere eigendommen laten doorgaan.
De werkzaamheden mogen pas beginnen nadat aan de eigenaars, volgens de gegevens van het kadaster, aan de huurders en aan de bewoners een behoorlijk aangetoonde schriftelijke kennisgeving is bezorgd.
Als de aanbieder van een etheromroepnetwerk kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen wil aanleggen, opruimen of er werkzaamheden aan wil uitvoeren, streeft hij naar overeenstemming over de plaats en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden met degene op de eigendom van wie steun wordt genomen of van wie de eigendom wordt overspannen of overschreden.
De uitvoering van de werkzaamheden heeft geen buitenbezitstelling tot gevolg. Het plaatsen van steunen en ankers op muren of gevels mag de eigenaar niet hinderen in zijn recht om zijn goed af te breken of te herstellen.
De ondergrondse kabels en steunen die in een open en onbebouwde grond geplaatst zijn, moeten op verzoek van de eigenaar worden weggenomen als die zijn recht om te bouwen of te omheinen uitoefent. De kosten van het wegnemen zijn ten laste van de aanbieder van het etheromroepnetwerk.
De eigenaar moet ten minste twee maanden voor het begin van de werkzaamheden, vermeld in het vierde en het vijfde lid, de aanbieder van het etheromroepnetwerk daarvan op de hoogte brengen.
§ 4. De aanleg en de uitvoering van alle andere werken aan de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen in, tegen en op gebouwen en in en op gronden die daarbij horen, voor de aansluitingen op de infrastructuur in die gebouwen, moeten worden toegelaten door de eigenaar en de rechthebbende, tenzij ze bereid zijn de meerkosten van een tegenvoorstel te dragen.
§ 5. De eigenaar of de rechthebbende moet takken en wortels die hinderlijk zijn voor de aanleg, het onderhoud of de exploitatie van kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen, inkorten op verzoek van de aanbieder van een etheromroepnetwerk.
Als de eigenaar of de rechthebbende het verzoek gedurende een maand zonder gevolg heeft gelaten, mag de aanbieder van een etheromroepnetwerk zelf overgaan tot het inkorten. De kosten van het inkorten zijn ten laste van :
1° de eigenaar of de rechthebbende als de bomen of beplantingen zich bevinden op zijn privé-eigendom en de takken of wortels hinderlijk zijn voor kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen, die zich :
a) in of boven het openbaar domein bevinden;
b) in of boven zijn privé-eigendom bevinden en die dienstig zijn voor zijn aansluiting;
2° de aanbieder van een etheromroepnetwerk, in de overige gevallen.
§ 6. Als de aanbieder van een etheromroepnetwerk werkzaamheden uitvoert, moet hij het goed herstellen in zijn oorspronkelijke staat binnen een redelijke termijn, naargelang van het geval, door eigen toedoen of door toedoen van een derde.
De verplichting, vermeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de schade die onvermijdelijk wordt aangericht door de aanbieder van een etheromroepnetwerk aan een goed, als de aanbieder van een etheromroepnetwerk een werk uitvoert dat nodig is voor de aansluitingen van de eigenaar of de rechthebbende van dat goed.
De aanbieder van een etheromroepnetwerk en de eigenaar of de rechthebbende van het goed kunnen afwijken van de verplichtingen, vermeld in het eerste lid.
§ 7. De vergoedingen voor schade veroorzaakt door de aanleg of door de exploitatie van een etheromroepnetwerk zijn voor rekening van de aanbieder van het etheromroepnetwerk, die aansprakelijk blijft voor alle schadelijke gevolgen voor derden.
§ 8. De aanbieder van een etheromroepnetwerk is verplicht onmiddellijk gevolg te geven aan elke vordering van de Vlaamse Regulator voor de Media, van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie of van elke dienst of elk bedrijf voor elektriciteitsvoorziening om elke storing in of nadelige invloed op de werking van de telefoon- of telegraafmstallaties of van de installaties voor elektriciteitsvoorziening onmiddellijk te doen ophouden.
Bij gebrek daaraan worden de nodig geachte maatregelen, met inbegrip van het verplaatsen van de kabels en de bijbehorende installaties, door de diensten of bedrijven in kwestie getroffen op kosten en risico van de aanbieder van het omroepnetwerk.
§ 9. De aangelegde kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen blijven eigendom van de aanbieder van het etheromroepnetwerk.
Artikel 203. (10/05/2009- ...)
De aanbieder van een etheromroepnetwerk gebruikt de digitale capaciteit van zijn netwerk om omroepprogramma's uit te zenden.
Artikel 204. (10/05/2009- ...)
De Vlaamse Regering kan de verordeningen van algemeen bestuur en de politieverordeningen betreffende de aanleg en de exploitatie van etheromroepnetwerken vaststellen en de minimale technische voorschriften bepalen waaraan de etheromroepnetwerken moeten voldoen. In bijzondere gevallen kan de Vlaamse Regering speciale voorwaarden opleggen om de kwaliteit van een net waarvan de werking gebrekkig is, te verbeteren.
Artikel 205. (10/05/2009- ...)
De Vlaamse Regulator voor de Media is bevoegd om op ieder ogenblik te controleren of de etheromroepnetwerken en de exploitatie ervan conform de voorschriften van dit hoofdstuk en van de uitvoeringsbesluiten ervan zijn.
Artikel 206. (10/05/2009- ...)
De televisieomroeporganisaties die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen, moeten :
1° hun uitzendingen verzorgen via een 16 :9-systeem dat volledig compatibel is met PAL, als het uitzendingen in breedbeeld en 625 lijnen betreft die niet volledig digitaal zijn;
2° hun uitzendingen verzorgen via een transmissiesysteem dat door een erkende Europese normalisatie-instantie genormaliseerd is, als het uitzendingen betreft die volledig digitaal zijn.
Artikel 207. (10/05/2009- 13/08/2021)
Elektronische communicatienetwerken, opgezet voor de distributie van digitale televisieprogramma's, moeten in staat zijn breedbeeldtelevisieprogramma's door te geven. De aanbieders van kabelomroepnetwerken en van etheromroepnetwerken die breedbeeldtelevisieprogramma's ontvangen, moeten die programma's in hetzelfde breedbeeldformaat doorgeven als dat waarin het hun wordt geleverd.
Artikel 208. (10/05/2009- 13/08/2021)
Elk analoog televisietoestel met een integraal beeldscherm waarvan de zichtbare diagonaal groter is dan 42 cm, dat op de markt te koop of te huur wordt aangeboden, moet voorzien zijn van ten minste een door een erkende Europese normalisatieorganisatie genormaliseerde aansluitbus met open interface die het zonder meer mogelijk maakt randapparaten, namelijk verdere decoders en digitale ontvangers, aan te sluiten.
Elk digitaal televisietoestel met een integraal beeldscherm waarvan de zichtbare diagonaal groter is dan 30 cm, dat op de markt te koop of te huur wordt aangeboden, moet voorzien zijn van ten minste een door een erkende Europese normalisatieorganisatie genormaliseerde aansluitbus met open interface die het zonder meer mogelijk maakt randapparaten aan te sluiten en die alle elementen van een digitaal signaal doorlaat, met inbegrip van informatie over interactieve en voorwaardelijk toegankelijke diensten.
Artikel 209. (10/05/2009- ...)
Alle voor de ontvangst van digitale televisiesignalen bestemde apparatuur die in Vlaanderen wordt verkocht, verhuurd of anderszins ter beschikking wordt gesteld, en waarmee digitale televisiesignalen kunnen worden gedecodeerd, moet geschikt zijn om :
1° het decoderen van dergelijke signalen mogelijk te maken volgens het gemeenschappelijke Europese coderingsalgoritme dat beheerd wordt door een erkende Europese normalisatie-instantie;
2° de signalen weer te geven die ongecodeerd worden uitgezonden mits, in geval van gehuurde apparatuur, de huurder de huurovereenkomst naleeft.
Artikel 209/1.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(04/03/2021- 31/12/2022)Een autoradio-ontvanger die wordt ingebouwd in een nieuw voertuig van categorie M dat op de markt wordt aangeboden voor verkoop of verhuur, bevat een ontvanger die ten minste radiodiensten kan ontvangen en reproduceren die via digitale terrestrische radio-uitzendingen worden uitgezonden. Onder voertuig van categorie M wordt begrepen de voertuigen zoals omschreven in het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen.
Artikel 210. (10/05/2009- ...)
De aanbieders van omroepdiensten en de dienstenverdelers die gebruikmaken van systemen voor voorwaardelijke toegang, maken uitsluitend gebruik van systemen voor voorwaardelijke toegang die de nodige technische mogelijkheden bieden voor een goedkope controleoverdracht. Dat houdt in dat de mogelijkheid wordt geboden aan dienstenverdelers of aanbieders van omroepnetwerken om volledige controle te hebben over de diensten door middel van dergelijke systemen van voorwaardelijke toegang.
Artikel 211. (10/05/2009- 13/08/2021)
Alle dienstenverdelers die aanbieders zijn van systemen voor voorwaardelijke toegang, ongeacht de wijze van doorgifte, waarvan de omroeporganisaties afhangen om potentiële kijkers of luisteraars te kunnen bereiken, moeten :
1° aan alle televisieomroeporganisaties op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende wijze de technische diensten aanbieden waarmee hun digitale uitzendingen kunnen worden ontvangen door kijkers die daartoe gerechtigd zijn, door middel van een decoder die door de dienstenverdeler wordt beheerd;
2° een gescheiden boekhouding voeren voor hun activiteiten als aanbieders van voorwaardelijke toegang, als zij ook andere activiteiten uitoefenen.
Artikel 212. (10/05/2009- ...)
De televisieomroeporganisaties die voor hun digitale uitzendingen gebruikmaken van een decoder of van andere systemen voor voorwaardelijke toegang, moeten een tarieflijst publiceren voor de kijkers waarin rekening wordt gehouden met de eventuele levering van bijbehorende apparatuur.
Artikel 213. (10/05/2009- ...)
Als de houders van industriële eigendomsrechten inzake voorwaardelijke toegangssystemen en -producten licenties verlenen aan fabrikanten van voor het grote publiek bestemde apparatuur, moeten zij dat doen op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende wijze.
De houders van rechten mogen het verlenen van licenties, waarbij rekening wordt gehouden met de technische en commerciële factoren, niet afhankelijk maken van voorwaarden waardoor het verboden, ontraden of onaantrekkelijk gemaakt wordt om in het product in kwestie :
1° een gemeenschappelijke interface in te bouwen die aansluiting op verschillende toegangssystemen mogelijk maakt;
2° tot een ander toegangssysteem behorende middelen in te bouwen, als de licentiehouder zich houdt aan de redelijke en passende voorwaarden inzake de beveiliging van de transacties van de exploitanten en de voorwaardelijke toegangssystemen.
Artikel 214. (10/05/2009- ...)
De Vlaamse Regulator voor de Media kan voorwaarden opleggen aan leveranciers van digitale interactieve programma's op digitale interactieve platforms en aan leveranciers van geavanceerde digitale eindapparatuur met betrekking tot het gebruik van een open API overeenkomstig de minimumeisen van de relevante normen of specificaties.
De Vlaamse Regulator voor de Media kan voorwaarden opleggen aan de eigenaars van API's die ertoe strekken dat alle nodige informatie ter beschikking gesteld wordt om leveranciers van digitale interactieve programma's ertoe in staat te stellen alle door de API ondersteunde diensten met volledige functionaliteit te leveren.
Artikel 214/1. (27/08/2012- 27/06/2025)
De Vlaamse Regering kan voorwaarden opleggen aan omroeporganisaties en dienstenverdelers met betrekking tot het aanbieden van interoperabele televisiediensten voor eindgebruikers met een handicap.
Artikel 214/2.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(28/06/2025- ...)§ 1. Eindapparatuur met interactieve computerfuncties voor toegang tot televisiediensten die vanaf 28 juni 2025 in de handel wordt gebracht, voldoet aan de toegankelijkheidsvoorschriften die zijn opgenomen in afdeling 1 en 2 van bijlage 1, die bij dit decreet is gevoegd.
§ 2. Tot televisiediensten toegang verschaffende diensten die vanaf 28 juni 2025 aan consumenten worden geleverd, voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften die zijn opgenomen in afdeling 3 en 4 van bijlage 1, die bij dit decreet is gevoegd.
Aanbieders van tot televisiediensten toegang verschaffende diensten stellen conform bijlage 2, die bij dit decreet is gevoegd, de vereiste informatie op en leggen uit op welke manier de diensten aan de toepasselijke toegankelijkheidsvereisten voldoen. De informatie wordt schriftelijk en mondeling aan het publiek ter beschikking gesteld, op een manier die toegankelijk is voor personen met een handicap. De aanbieders bewaren de informatie zolang de dienst in werking is.
Micro-ondernemingen die de diensten, vermeld in het eerste lid, aanbieden, worden vrijgesteld van de toegankelijkheidsvoorschriften, vermeld in het eerste lid, en van elke verplichting in verband met de naleving van die voorschriften.
§ 3. De toegankelijkheidsvoorschriften, vermeld in paragraaf 1 en 2, zijn uitsluitend van toepassing voor zover de naleving ervan geen van de volgende gevolgen heeft:
1° ze vereisen geen ingrijpende wijziging van een eindapparaat of dienst, die resulteert in een fundamentele wijziging van de wezenlijke aard ervan;
2° ze leveren geen onevenredige last op voor de betrokken aanbieders van eindapparatuur met interactieve computerfuncties voor toegang tot televisiediensten en aanbieders van tot televisiediensten toegang verschaffende dien sten.
Aanbieders van eindapparatuur met interactieve computerfuncties voor toegang tot televisiediensten en aanbieders van tot televisiediensten toegang verschaffende diensten voeren een beoordeling uit om te kunnen bepalen of het naleven van de toegankelijkheidsvoorschriften, vermeld in paragraaf 1 en 2, tot een fundamentele wijziging leidt of, conform de criteria die zijn opgenomen in bijlage 3, die bij dit decreet is gevoegd, een onevenredige last als vermeld in het eerste lid, 2°, oplevert.
De Vlaamse Regering kan nadere regels publiceren betreffende de beoordeling van de fundamentele wijziging, vermeld in het eerste lid, 1°, en kan nadere invulling geven aan de criteria voor de beoordeling van de onevenredige last, vermeld in het eerste lid, 2°, opgenomen in bijlage 3.
De aanbieders, vermeld in het tweede lid, documenteren hun beoordeling. Ze bewaren alle relevante resultaten gedurende een periode van vijf jaar nadat, naargelang van het geval, een eindapparaat voor het laatst op de markt is aangeboden of een dienst voor het laatst op de markt is verleend. Ze verstrekken aan de Vlaamse Regulator voor de Media, op zijn verzoek, een exemplaar van die beoordeling.
De aanbieders van tot televisiediensten toegang verschaffende diensten die een beroep doen op het eerste lid, 2°, om de toegankelijkheidsvoorschriften, vermeld in paragraaf 1 en 2, niet toe te passen, vernieuwen in al de volgende gevallen voor elke categorie of soort dienst hun beoordeling van de onevenredige last:
1° naar aanleiding van een wijziging van de aangeboden dienst;
2° op verzoek van de Vlaamse Regulator voor de Media;
3° in ieder geval ten minste om de vijf jaar.
Micro-ondernemingen die zich met eindapparatuur bezighouden, zijn uitgezonderd van de verplichting om hun beoordeling te documenteren. Als de Vlaamse Regulator voor de Media er echter om vraagt, verstrekken die micro-ondernemingen die een beroep doen op het eerste lid om de toegankelijkheidsvoorschriften, vermeld in paragraaf 1 en 2, niet toe te passen, aan de Vlaamse Regulator voor de Media de feiten die relevant zijn voor de beoordeling, vermeld in het tweede lid.
Aanbieders van eindapparatuur met interactieve computerfuncties voor toegang tot televisiediensten en aanbieders van tot televisiediensten toegang verschaffende diensten, met uitzondering van micro-ondernemingen, die voor een specifiek eindapparaat of specifieke dienst een beroep doen op het eerste lid om de toegankelijkheidsvoorschriften, vermeld in paragraaf 1 en 2, niet toe te passen, brengen de Vlaamse Regulator voor de Media daarvan op de hoogte.
§ 4. Als aanbieders van eindapparatuur met interactieve computerfuncties voor toegang tot televisiediensten en aanbieders van tot televisiediensten toegang verschaffende diensten uit andere bronnen dan hun eigen middelen financiering ontvangen om de toegankelijkheid te verbeteren, ongeacht of het om publieke of particuliere financiering gaat, kunnen ze geen beroep doen op paragraaf 3, eerste lid, 2°, om de toegankelijkheidsvoorschriften, vermeld in paragraaf 1 en 2, niet toe te passen.
§ 5. In afwijking van paragraaf 1 en 2 mogen aanbieders van tot televisiediensten toegang verschaffende diensten gedurende een overgangsperiode die afloopt op 28 juni 2030, hun diensten blijven verlenen met gebruik van de eindapparaten die ze voor die datum al rechtmatig gebruikten bij het verlenen van vergelijkbare diensten.
Dienstverleningscontracten die de aanbieders, vermeld in het eerste lid, gesloten hebben voor 28 juni 2025, kunnen ongewijzigd blijven doorlopen totdat ze verstrijken, evenwel uiterlijk tot vijf jaar na die datum.
Artikel 215. (01/01/2019- ...)
§ 1. De Vlaamse Regulator voor de Media is een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid als vermeld in artikel III.7 van het Bestuursdecreet.
De Vlaamse Regering bepaalt tot welk homogeen beleidsdomein de Vlaamse Regulator voor de Media behoort.
De zetel van de Vlaamse Regulator voor de Media is gevestigd in Brussel.
De bepalingen van het Bestuursdecreet zijn van toepassing op het agentschap, met uitzondering van artikel III.9, § 2. Artikel III.13 van het Bestuursdecreet is niet van toepassing op de algemene kamer en de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen van de VRM.
§ 2. Binnen de Vlaamse Regulator voor de Media bestaan twee kamers :
1° een algemene kamer;
2° een kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen.
Artikel 216. (01/01/2019- 08/05/2021)
§ 1. De algemene kamer is samengesteld uit vijf leden : twee magistraten, onder wie de voorzitter, en drie mediadeskundigen.
Personen kunnen aangesteld worden tot lid van de algemene kamer als ze aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° wat de magistraten betreft : ten minste vijf jaar het ambt van magistraat in de rechtbanken en hoven of bij de Raad van State hebben bekleed;
2° wat de mediadeskundigen betreft : ten minste vijf jaar een wetenschappelijk ambt of onderwijsambt aan een Vlaamse universiteit of aan een Vlaamse instelling voor hoger onderwijs van het lange type hebben bekleed, of ten minste vijf jaar beroepservaring in de media hebben.
Om als voorzitter van de algemene kamer te worden aangesteld, moeten personen ten minste vijf jaar het ambt van magistraat in de hoven en rechtbanken of bij de Raad van State hebben bekleed.
Met behoud van de toepassing van de onverenigbaarheden, vermeld in artikel III.12, § 1, van het Bestuursdecreet, die van toepassing zijn op alle leden van de Vlaamse Regulator voor de Media, mag een lid van de algemene kamer beroepshalve geen binding hebben met een media-, advertentie- of reclamebedrijf of -instelling, of met een verdeler van omroepsignalen, noch economische belangen hebben in die bedrijven of instellingen.
§ 2. De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen is samengesteld uit negen leden, onder wie de voorzitter, waarvan vier leden beroepsjournalist zijn.
Personen kunnen aangesteld worden tot lid van de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen als ze aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° ten minste vijf jaar het ambt van magistraat in de rechtbanken en hoven of bij de Raad van State hebben bekleed;
2° ten minste vijf jaar een wetenschappelijk ambt of onderwijsambt aan een Vlaamse universiteit of aan een Vlaamse instelling voor het hoger onderwijs van het lange type hebben bekleed;
3° ten minste vijf jaar ervaring hebben als beroepsjournalist.
§ 3. De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen wordt voor de behandeling van klachten over de toepassing van artikel 42, 44, 45, 72, 5°, en artikel 180, § 6 uitgebreid met de volgende leden :
1° twee deskundigen met minstens vijf jaar beroepservaring in de domeinen kinderpsychologie, kinderpsychiatrie of pedagogie;
2° twee deskundigen vanuit hun betrokkenheid bij de belangen van gezinnen en kinderen.
Met behoud van de toepassing van de onverenigbaarheden, vermeld in artikel III.12, § 1, van het Bestuursdecreet, die van toepassing zijn op alle leden van de Vlaamse Regulator voor de Media, mag een lid van de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen, met uitzondering van de beroepsjournalisten, geen binding hebben met een media-, advertentie- of reclamebedrijf of -instelling. De beroepsjournalisten die lid zijn van de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen mogen geen functie of bestuursmandaat uitoefenen in een omroep, of een bestuursmandaat uitoefenen in een media-, advertentie- of reclamebedrijf of -instelling.
§ 4. De leden van de kamers van de Vlaamse Regulator voor de Media worden aangesteld bij besluit van de Vlaamse Regering voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.
De Vlaamse Regering gaat over tot vervanging van een lid van een kamer als dat lid :
1° fysiek of mentaal ongeschikt is;
2° ontslag neemt of moet nemen ten gevolge van een onverenigbaarheid;
3° vraagt om zijn mandaat te beëindigen met toepassing van § 5, eerste lid;
4° ontslagen is van ambtswege met toepassing van § 5, tweede lid;
5° afgezet is met toepassing van artikel 217.
De voorzitter en de ondervoorzitter van beide kamers worden aangesteld bij besluit van de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag van de vergoedingen dat aan de leden van de kamers van de Vlaamse Regulator voor de Media moet worden toegekend. Ze bepaalt hun vergoedingen voor reis- en verblijfskosten.
§ 5. Als de voorzitter, ondervoorzitter of een lid van een kamer vraagt om zijn mandaat te beëindigen, is, mits de Vlaamse Regering akkoord gaat, een opzegging van zes maanden vereist. Die termijn kan in onderling akkoord verkort worden.
De voorzitter van een kamer stelt het ontslag van ambtswege van een lid vast, nadat dat lid negen opeenvolgende keren afwezig is geweest.
Artikel 217. (10/05/2009- ...)
§ 1. De algemene kamer en de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen stellen een gezamenlijk reglement van orde op.
Dat reglement van orde omvat onder meer de werkingsregels, de procedure voor de algemene vergadering van de Vlaamse Regulator voor de Media, en de beroepscode die de leden van elke kamer moeten naleven.
§ 2. In geval van overtreding van het reglement van orde door een lid van een kamer treedt het college van voorzitters op als tuchtkamer.
Het college van voorzitters kan op gemotiveerde wijze aan de leden van de kamers een terechtwijzing, een schorsing van maximaal zes maanden of een vermindering van zitpenningen en/of van de forfaitaire vergoeding als tuchtrechtelijke sanctie opleggen.
Het college van voorzitters kan aan de Vlaamse Regering bij gemotiveerd advies de afzetting voorstellen van een lid dat de deontologische regels overtreedt.
§ 3. Bij overtreding van het reglement van orde door de voorzitter of ondervoorzitter van de algemene kamer of de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen wordt de algemene vergadering van de Vlaamse Regulator voor de Media samengeroepen.
De algemene vergadering van de Vlaamse Regulator voor de Media bestaat uit alle leden van de algemene kamer en de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen, met uitzondering van de respectieve voorzitters.
In geval van overtreding van het reglement van orde door de voorzitter of ondervoorzitter van de algemene kamer of de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen kan de algemene vergadering van de Vlaamse Regulator voor de Media op gemotiveerde wijze een terechtwijzing, een schorsing van maximaal zes maanden of een vermindering van zitpenningen en/of van de forfaitaire vergoeding als tuchtrechtelijke sanctie opleggen.
De algemene vergadering van de Vlaamse Regulator voor de Media kan aan de Vlaamse Regering bij gemotiveerd advies de afzetting voorstellen van de voorzitter of ondervoorzitter van elk van beide kamers die de deontologische regels overtreedt.
§ 4. De Vlaamse Regering stelt de omstandigheden vast waarin de afzetting, vermeld in paragrafen 2 en 3, voorgesteld kan worden.
Er is in elk geval aanleiding tot afzetting om redenen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 404 van het Gerechtelijk Wetboek.
Artikel 217/1.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(16/02/2024- ...)De Vlaamse Regulator voor de Media is verantwoordelijk voor, of verleent medewerking bij, de toepassing, de uitvoering en het toezicht op de naleving van:
1° de digitaledienstenverordening;
2° verordening (EU) 2022/1925 over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector.
Artikel 218. (22/04/2019- 08/05/2021)
§ 1. De Vlaamse Regulator voor de Media heeft als missie de handhaving van de mediaregelgeving binnen de Vlaamse Gemeenschap, het beslechten van geschillen over de mediaregelgeving en het uitreiken van de media-erkenningen en -vergunningen, overeenkomstig de regelgeving.
§ 2. De algemene kamer heeft de volgende taken :
1° met behoud van de toepassing van paragraaf 3 en van artikelen 13 en 30, het toezicht op de naleving van en de beteugeling van de inbreuken op de bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten, met inbegrip van het toezicht op de naleving door de openbare omroeporganisatie en de beteugeling van de inbreuken door de openbare omroeporganisatie;
2° het uitreiken, wijzigen, schorsen en intrekken van zendvergunningen;
3° het toekennen, schorsen of intrekken van de vergunning voor het aanbieden van een etheromroepnetwerk;
4° het geven en intrekken van de toestemming aan dienstenverdelers om omroepprogramma's door te geven;
5° het ontvangen van de verschillende soorten kennisgevingen die gericht zijn aan de Vlaamse Regulator voor de Media, vermeld in dit decreet;
6° het bepalen van de relevante markten en de geografische omvang ervan voor producten en diensten in de sector van de elektronische communicatienetwerken, en het analyseren van die markten om te bepalen of ze daadwerkelijk concurrerend zijn;
7° het identificeren van ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op de krachtens punt 6° geanalyseerde markten, en het opleggen, indien nodig, van een of meer van de verplichtingen, vermeld in artikel 192;
8° het in kaart brengen van concentraties in de Vlaamse mediasector;
9° het toezicht op de naleving door de openbare omroeporganisatie van de beheersovereenkomst met de Vlaamse Gemeenschap, en het jaarlijks rapporteren daarover aan de Vlaamse Regering;
9°/1 het verlenen van advies aan de Vlaamse Regering indien de VRT nieuwe diensten of activiteiten wil uitoefenen die niet gedekt zijn door de beheersovereenkomst, zoals bepaald in artikel 18;
10° het uitvoeren van bijzondere opdrachten die de Vlaamse Regering indien nodig kan toevertrouwen aan de algemene kamer, voor zover die betrekking hebben op de taken, vermeld in punten 1° tot 9°/1.
11° het nemen van de maatregelen krachtens artikel 192/1, 192/2, 192/3, 200, § 1/1, en artikel 202, § 2;
12° de uitvoering van de opdrachten omschreven in en/of voortvloeiend uit artikel 184/1 en het besluit van de Vlaamse Regering in uitvoering van artikel 184/1, § 2.
13° het toezicht houden op de correctheid van de bereikcijfers die door de dienstenverdelers ter beschikking worden gesteld, het berekenen van het gemiddeld procentueel dagbereik van de regionale televisieomroeporganisaties, en het berekenen van de afzonderlijke bereikvergoedingen als vermeld in artikel 166/1, § 2, lid 6, die de dienstenverdelers verschuldigd zijn aan de regionale omroeporganisaties;
14° met behoud van de toepassing van paragraaf 3, eerste lid, 2°, niet-bindende interpretatieve richtsnoeren opstellen die de bepalingen van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan verduidelijken;
15° met behoud van de toepassing van paragraaf 3, eerste lid, 3°, adviezen formuleren als dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan erin voorzien, of op verzoek van de Vlaamse Regering;
16° de uitvoering van de opdrachten omschreven in en/of voortvloeiend uit artikel 157 en de uitvoeringsbesluiten ervan.
De algemene kamer handelt volledig autonoom bij de uitoefening van haar bevoegdheden, vermeld in paragraaf 2. In geval van betwistingen wordt de algemene kamer in rechte vertegenwoordigd door haar voorzitter.
§ 3. De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen heeft de volgende taken:
1° uitspraak doen over geschillen die gerezen zijn naar aanleiding van de toepassing van artikel 38, 39, 42, 44, 45, 72, 5°, 176, 1°, en 180, § 6;
2° niet-bindende interpretatieve richtsnoeren opstellen over artikel 38, 39, 42, 44, 45, 72, 5°, 176, 1°, en 180, § 6;
3° adviezen formuleren als dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan erin voorzien, of op verzoek van de Vlaamse Regering over artikel 38, 39, 42, 44, 45, 72, 5°, 176, 1°, en 180, § 6.
De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen doet daarbij volledig autonoom uitspraak. In geval van betwistingen wordt de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen in rechte vertegenwoordigd door haar voorzitter.
§ 4. Een afschrift van elke beslissing van de Vlaamse Regulator voor de Media wordt aan de minister bezorgd.
§ 5. De Vlaamse Regulator voor de Media stelt jaarlijks voor de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement een activiteitenverslag op dat, voor 31 maart van het daaropvolgende kalenderjaar, wordt voorgelegd.
§ 6. In het kader van deel IV en deel V werkt de Vlaamse Regulator voor de Media, als dat noodzakelijk is, samen met de bevoegde regulerende instanties voor radio-omroep en voor telecommunicatie van de gemeenschappen, de federale overheid en de andere lidstaten van de Europese Gemeenschap, met de Belgische mededingingsautoriteiten en met de regulerende en toezichthoudende instanties in de overige economische sectoren in België.
§ 7. Bij het opstellen van niet-bindende interpretatieve richtsnoeren, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 14°, en paragraaf 3, eerste lid, 2°, organiseert de Vlaamse Regulator voor de Media een openbare raadpleging.
Artikel 219. (10/05/2009- ...)
Kennisgevingen, aanvragen voor een erkenning of zendvergunning en klachten worden bij de Vlaamse Regulator voor de Media ingediend met een aangetekend schrijven, of via elektronische post of een ander telecommunicatiemiddel dat resulteert in een schriftelijk stuk aan de zijde van de geadresseerde, en waarop een elektronische handtekening is aangebracht die voldoet aan de vereisten van artikel 1322 van het Burgerlijk Wetboek.
Bij kennisgevingen, klachten en aanvragen die worden ingediend door middel van elektronische post of een ander communicatiemiddel stuurt de Vlaamse Regulator voor de Media de aanvrager onmiddellijk een ontvangstbevestiging.
Artikel 220. (27/08/2012- 08/05/2021)
§ 1. De algemene kamer doet uitspraak, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de Vlaamse Regering, hetzij naar aanleiding van een schriftelijke, met redenen omklede en ondertekende klacht die haar kan worden voorgelegd door elke belanghebbende en, in geval van een klacht met betrekking tot de bepalingen over commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut, door elke natuurlijke persoon of rechtspersoon.
Over de inhoud van reclame kan de algemene kamer enkel uitspraak doen naar aanleiding van een schriftelijke, met redenen omklede en ondertekende klacht. Om ontvankelijk te zijn moet de klacht ingediend zijn uiterlijk de vijftiende dag na de gebeurtenis die aanleiding heeft gegeven tot de klacht.
§ 2. De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen doet uitspraak, hetzij ambtshalve wat betreft het toezicht op artikel 42, 44, 45, 72, 5°, en artikel 176, 1°, hetzij op verzoek van de Vlaamse Regering, hetzij naar aanleiding van een klacht die op straffe van onontvankelijkheid ingediend is uiterlijk de vijftiende dag na de datum van de uitzending van het programma door eenieder die blijk geeft van een benadeling of een belang.
§ 3. In geval van betwisting over welke kamer bevoegd is om kennis te nemen van een klacht, wijst het college van voorzitters van de Vlaamse Regulator voor de Media de kamer aan die bevoegd is om kennis te nemen van de klacht. Het college van voorzitters bestaat uit de voorzitters van de algemene kamer en van de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen. Als de voorzitter van de algemene kamer of de voorzitter van de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen verhinderd is, wordt die in het college van voorzitters vervangen door de ondervoorzitter van de respectieve kamer.
§ 4. De Vlaamse Regering bepaalt de procedures en de termijnen voor het indienen, onderzoeken en afhandelen van de aanvragen en klachten en voor het nemen van sancties. Daarbij moeten het recht om gehoord te worden op tegenspraak, de plicht tot motivering en de beginselen van openbaarheid van bestuur gegarandeerd worden.
Artikel 220/1.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(09/05/2021- ...)Als een lidstaat van de Europese Unie een verzoek heeft over de activiteiten van een televisieomroeporganisatie die valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap maar een televisiedienst aanbiedt die gericht is op die lidstaat van de Europese Unie, verstrekt de Vlaamse Regulator voor de Media de regulerende instantie of het regulerende orgaan van de bevoegde lidstaat alle informatie die nuttig kan zijn om het verzoek te behandelen. De Vlaamse Regulator voor de Media doet al het mogelijke om het verzoek binnen twee maanden te behandelen.
Artikel 220/2.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(14/08/2021- ...)§ 1. Als in verband met de verplichtingen die met toepassing van deel V worden opgelegd, een geschil ontstaat tussen aanbieders van elektronische communicatienetwerken of -diensten, of tussen dergelijke ondernemingen en andere ondernemingen die genieten van de verplichtingen op het gebied van toegang of interconnectie, neemt de Vlaamse Regulator voor de Media, op verzoek van een van beide partijen, een bindende beslissing om het geschil te beslechten binnen vier maanden, behalve in uitzonderlijke omstandigheden. Alle betrokken partijen werken daarbij ten volle mee met de Vlaamse Regulator voor de Media.
Bij het beslechten van een geschil houdt de Vlaamse Regulator voor de Media rekening met de doelstellingen, vermeld in artikel 223/1.
De beslissing van de Vlaamse Regulator voor de Media, vermeld in het eerste lid, wordt openbaar gemaakt, met inachtneming van de voorschriften over vertrouwelijkheid van handelsgegevens. De Vlaamse Regulator voor de Media verstrekt aan de betrokken partijen een volledig verslag van de redenen waarop de beslissing is gebaseerd.
§ 2. Als in verband met verplichtingen die met toepassing van deel V worden opgelegd, een geschil ontstaat tussen ondernemingen in verschillende lidstaten, kan elke partij het geschil voorleggen aan de Vlaamse Regulator voor de Media of aan de bevoegde nationale regulerende instanties uit de andere lidstaten. Als het geschil gevolgen heeft voor de handel tussen lidstaten, wordt het door de Vlaamse Regulator voor de Media ter kennis van Berec gebracht.
De Vlaamse Regulator voor de Media houdt zoveel mogelijk rekening met de aanbeveling van Berec, waarin Berec de betrokken nationale regulerende instanties verzoekt specifieke maatregelen te nemen om het geschil te beslechten of om geen maatregelen te nemen. De Vlaamse Regulator voor de Media en/of de andere betrokken nationale regulerende instanties nemen op zo kort mogelijke termijn en in elk geval binnen een maand nadat de aanbeveling is uitgebracht, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, maatregelen om het geschil te beslechten.
In uitzonderlijke omstandigheden kan de Vlaamse Regulator voor de Media, als er een dringende noodzaak is om te handelen om de mededinging of de belangen van eindgebruikers te beschermen, op verzoek van de partijen of op eigen initiatief voorlopige maatregelen vaststellen zonder het advies van Berec af te wachten.
Deze paragraaf is niet van toepassing op geschillen betreffende de coördinatie van het frequentiespectrum.
§ 3. De procedure, vermeld in paragraaf 1 en 2, laat het recht van elke partij onverlet om een zaak bij de rechtbank aanhangig te maken.
Artikel 221. (10/05/2009- 08/05/2021)
§ 1. Als de Vlaamse Regulator voor de Media van oordeel is dat een lineaire televisieomroeporganisatie die onder de bevoegdheid valt van een lidstaat van de Europese Unie een lineaire televisiedienst aanbiedt die volledig of hoofdzakelijk gericht is op de Vlaamse Gemeenschap, kan hij contact opnemen met de bevoegde lidstaat van de Europese Unie, om een wederzijds aanvaardbare oplossing voor ondervonden problemen mogelijk te maken.
De Vlaamse Regulator voor de Media mag het Contactcomité, vermeld in artikel 23 van de Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten, vragen om de zaak te onderzoeken.
§ 2. De Vlaamse Regulator voor de Media kan passende maatregelen nemen tegen de lineaire televisieomroeporganisatie, vermeld in paragraaf 1, als aan de volgende voorwaarden is voldaan :
1° hij is van oordeel dat het resultaat van de toepassing van paragraaf 1 niet bevredigend is;
2° de lineaire televisieomroeporganisatie, vermeld in paragraaf 1, heeft zich in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd om de strengere voorschriften te omzeilen op de gebieden die door de richtlijn Audiovisuele Mediadiensten worden gecoördineerd en die op hem van toepassing zouden zijn als hij in de Vlaamse Gemeenschap zou zijn gevestigd.
De Vlaamse Regulator voor de Media kan daartoe sancties opleggen als vermeld in titel IV van dit deel en de dienstenverdelers of netwerkoperatoren verplichten de doorgifte van de lineaire televisiedienst te schorsen.
§ 3. De Vlaamse Regulator voor de Media neemt de passende maatregelen, vermeld in paragraaf 2, als hij de Europese Commissie en de lidstaat van de Europese Unie waar de lineaire televisieomroeporganisatie gevestigd is, in kennis heeft gesteld van zijn voornemen om dergelijke maatregelen te nemen, met opgave van de redenen waarop hij zijn beoordeling heeft gebaseerd, van het feit dat de Europese Commissie besloten heeft dat de maatregelen verenigbaar zijn met het gemeenschapsrecht en in het bijzonder dat de beoordeling van de Vlaamse Regulator voor de Media gegrond is.
Artikel 222. (10/05/2009- 08/05/2021)
De Vlaamse Regulator voor de Media verzoekt de lineaire televisieomroeporganisatie waarvan de televisie-uitzendingen volledig of hoofdzakelijk op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie zijn gericht, de regels van algemeen publiek belang na te leven als hij daartoe een met reden omkleed verzoek krijgt van die lidstaat van de Europese Unie over ondervonden problemen met die televisie-uitzendingen.
Binnen twee maanden na de ontvangst van het met redenen omklede verzoek licht de Vlaamse Regulator voor de Media de lidstaat van de Europese Unie in over het gevolg dat aan zijn verzoek is gegeven.
De Vlaamse Regulator voor de Media mag het Contactcomité, vermeld in artikel 23 van de Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten, vragen om de zaak te onderzoeken.
Artikel 223. (10/05/2009- ...)
De Vlaamse Regulator voor de Media kan niet optreden tegen inbreuken op dit decreet op basis van feiten die langer dan zes maanden geleden hebben plaatsgevonden. Die verjaringstermijn wordt gestuit in geval van een klacht of een ambtshalve onderzoek en wordt geschorst tijdens de vakantieperiodes. De Vlaamse Regering bepaalt de termijnen van schorsing tijdens de vakantieperiodes.
Artikel 223/1.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(14/08/2021- ...)Bij de toewijzing van radiospectrum en de toepassing van deel IV en V streven respectievelijk de Vlaamse Regering en de Vlaamse Regulator voor de Media de volgende, in willekeurige volgorde weergegeven, algemene doelstellingen na voor zover die van toepassing zijn :
1° bevorderen van de connectiviteit met en de toegang tot, alsmede de benutting van netwerken met een zeer hoge capaciteit, met inbegrip van vaste, mobiele en draadloze netwerken, voor alle burgers en bedrijven van de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte;
2° bevorderen van de mededinging bij het aanbieden van elektronische communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten, met inbegrip van efficiënte concurrentie op basis van infrastructuur, en bij het aanbieden van elektronische communicatiediensten en bijbehorende diensten;
3° bijdragen tot de ontwikkeling van de interne markt door het opheffen van resterende belemmeringen voor en het bevorderen van convergerende voorwaarden voor investeringen in en het aanbieden van elektronische communicatienetwerken, elektronische communicatiediensten, bijbehorende faciliteiten en bijbehorende diensten, in de gehele Europese Unie en de Europese Economische Ruimte, door het ontwikkelen van gemeenschappelijke regels en voorspelbare regelgeving en door het bevorderen van doeltreffend, efficiënt en gecoördineerd gebruik van het radiospectrum, open innovatie, het opzetten en ontwikkelen van trans-Europese netwerken, de verstrekking, de beschikbaarheid en de interoperabiliteit van pan-Europese diensten, en eind-tot-eindconnectiviteit;
4° bevorderen van de belangen van de burgers van de Europese Unie en van de Europese Economische Ruimte op de volgende wijze :
a) door te zorgen voor connectiviteit met en ruime beschikbaarheid en benutting van netwerken met een zeer hoge capaciteit, waaronder vaste, mobiele en draadloze netwerken, en van elektronische communicatiediensten;
b) door erop toe te zien dat op basis van daadwerkelijke mededinging optimaal kan worden geprofiteerd wat betreft keuze, prijs en kwaliteit;
c) door de beveiliging van netwerken en diensten te handhaven;
d) door een hoog gemeenschappelijk beschermingsniveau voor eindgebruikers te waarborgen via de nodige sectorspecifieke regels;
e) door aandacht te schenken aan de behoeften, zoals betaalbare prijzen, van specifiek maatschappelijke groeperingen, met name eindgebruikers met een handicap, oudere eindgebruikers en eindgebruikers met speciale sociale behoeften, en ook keuzevrijheid en gelijkwaardige toegang voor eindgebruikers met een handicap.
De Vlaamse Regulator voor de Media handelt onpartijdig, objectief, transparant en op niet-discriminerende en evenredige wijze bij de uitvoering van de taken, vermeld in het eerste lid.
Artikel 224. (10/05/2009- ...)
De bestuursorganen van de Vlaamse Regulator voor de Media zijn :
1° de raad van bestuur;
2° de gedelegeerd bestuurder.
Artikel 225. (10/05/2009- ...)
De raad van bestuur en zijn voorzitter worden aangesteld door de Vlaamse Regering. Het mandaat van bestuurder is onverenigbaar met het mandaat van lid van een van beide kamers van de Vlaamse Regulator voor de Media.
Artikel 226. (01/01/2019- 08/05/2021)
De raad van bestuur is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn voor de verwezenlijking van het doel van het agentschap. De raad van bestuur heeft evenwel geen enkele bevoegdheid met betrekking tot de beslissingen die genomen worden ter uitvoering van artikel 217, § 2 en § 3, en artikel 218, § 2 en § 3.
De raad van bestuur heeft inzonderheid de volgende opdrachten en bevoegdheden :
1° de beheersovereenkomst met de minister sluiten;
2° de rapportering over de uitvoering van de beheersovereenkomst goedkeuren;
3° de begroting opmaken;
4° de begrotingskredieten herverdelen;
5° de algemene rekening opmaken;
6° over de uitvoering van de begroting rapporteren;
7° het jaarlijkse activiteitenverslag opmaken.
Artikel 227. (10/05/2009- ...)
De gedelegeerd bestuurder is belast met het dagelijks bestuur en vertegenwoordigt de Vlaamse Regulator voor de Media in rechte, wat de bevoegdheden van de raad van bestuur betreft.
De gedelegeerd bestuurder woont de vergaderingen van de kamers binnen de Vlaamse Regulator voor de Media als waarnemer bij.
Artikel 227/1. (05/08/2018- 08/05/2021)
De Vlaamse Regulator voor de Media neemt deel aan Vlaamse, inter-federale en nationale samenwerkingsverbanden of geschillenorganen waarin hij zitting heeft. De bevoegde kamer kan daarvoor delegatie verlenen aan een lid van de bevoegde kamer of aan een personeelslid van de Vlaamse Regulator voor de Media.
Artikel 228. (13/02/2017- 08/05/2021)
Als de algemene kamer, binnen de grenzen van haar bevoegdheden, vermeld in artikel 220, § 1, een overtreding van de bepalingen van dit decreet vaststelt, kan ze aan de omroeporganisatie, dienstenverdeler in kwestie of het netwerk in kwestie de volgende sancties opleggen :
1° de waarschuwing met het bevel de overtreding stop te zetten;
2° het bevel de uitspraak uit te zenden op het tijdstip en op de wijze die bevolen zijn door de algemene kamer, op kosten van de overtreder. Als de uitspraak niet wordt uitgezonden op het tijdstip en de wijze zoals die bevolen zijn, kan een adminis-tratieve geldboete als vermeld in punt 4°, worden opgelegd;
3° de verplichte publicatie van de beslissing in dag- en/of weekbladen, op kosten van de overtreder. Als de uitspraak niet wordt gepubliceerd op de wijze zoals die bevolen is, kan een administratieve geldboete als vermeld in punt 4°, worden opgelegd;
4° een administratieve geldboete tot 125.000 euro;
5° de schorsing of intrekking van de zendvergunning;
6° de schorsing of intrekking van de erkenning van de omroeporganisatie;
7° de doorgifteschorsing overeenkomstig artikel 176.
In geval van het ongebruikt laten van de toegewezen zendmogelijkheden of het verkeerd gebruiken ervan, kan de algemene kamer de erkenning van een landelijke, regionale, netwerk- of lokale radio-omroeporganisatie of de vergunning voor een etheromroepnetwerk schorsen of intrekken.
Artikel 228/1.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(16/02/2024- ...)De sancties, vermeld in artikel 228, 1°, 2°, 3°, 5°, 6°, 7° en 8°, zijn ook van toepassing bij overtredingen van de digitaledienstenverordening.
Bij niet-naleving van een verplichting uit de digitaledienstenverordening kan de algemene kamer een administratieve geldboete opleggen tot maximum 6% van de wereldwijde omzet van de betrokken aanbieder van de tussenhandeldiensten in het voorgaande boekjaar.
Het maximumbedrag van de geldboete die kan worden opgelegd wegens het verstrekken van onjuiste, onvolledige of misleidende informatie, het niet beantwoorden of niet corrigeren van onjuiste, onvolledige of misleidende informatie en het niet onderwerpen aan een inspectie als vermeld in artikel 52, §3, van de digitaledienstenverordening, bedraagt 1% van de inkomsten of de wereldwijde omzet van de aanbieder van de tussenhandeldiensten of de betrokken persoon in het voorgaande boekjaar.
Het maximumbedrag van de dwangsom per dag, vermeld in artikel 52, §4, van de digitaledienstenverordening, bedraagt 5% van de gemiddelde dagelijkse wereldwijde omzet of inkomsten van de betrokken aanbieder van tussenhandeldiensten in het voorgaande boekjaar, berekend vanaf de datum, vermeld in het desbetreffende besluit.
Artikel 229. (27/08/2012- 08/05/2021)
Als de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen, binnen de grenzen van haar bevoegdheden, vermeld in artikel 220, § 2, van dit decreet, een overtreding op de bepalingen van dit decreet vaststelt, kan ze aan een omroep van of erkend door de Vlaamse Gemeenschap of aangemeld bij de Vlaamse Regulator voor de Media :
1° een waarschuwing geven met eventueel het bevel om de overtreding stop te zetten;
2° het bevel geven de uitspraak uit te zenden op het tijdstip en de wijze die door haar bepaald zijn. Bij een inbreuk op artikelen 42, 44 en 72, 5° kan een administratieve geldboete als vermeld in punt 4°, worden opgelegd als de uitspraak niet wordt uitgezonden op het tijdstip en de wijze zoals die bevolen zijn;
3° bij een inbreuk op artikel 42, 44, 45 en 72, 5° de verplichte publicatie van de uitspraak in dag- en/of weekbladen opleggen op kosten van de overtreder. Als de uitspraak niet wordt gepubliceerd op de wijze zoals die bevolen is, kan een administratieve geldboete als vermeld in punt 4°, worden opgelegd;
4° bij een inbreuk op artikel 42, 44, 45 en 72, 5° een administratieve geldboete tot 125.000 euro opleggen;
5° de doorgifte schorsen overeenkomstig artikelen 44 en 176.
Als de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen een duidelijke, belangrijke en ernstige inbreuk vaststelt op de bepalingen van artikelen 38, 39 , 42 en 72, 5°, kan de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen ten aanzien van alle omroeporganisaties aan de Vlaamse Regering de schorsing voorstellen van de doorgifte van een programma overeenkomstig de bepalingen van artikel 44.
Artikel 230. (10/05/2009- ...)
Als de administratieve geldboete niet wordt betaald, vaardigt de entiteit die door de Vlaamse Regering belast is met de invordering op verzoek van de algemene kamer of van de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen, een dwangbevel uit. Het dwangbevel wordt betekend met een gerechtsdeurwaardersexploot met bevel tot betaling.
Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de betekening van het dwangbevel kan de betrokkene een met redenen omkleed verzet indienen bij gerechtsdeurwaardersexploot, betekend aan de entiteit die door de Vlaamse Regering belast is met de invordering. Dat verzet schorst de tenuitvoerlegging van het dwangbevel.
De tenuitvoerlegging van het dwangbevel wordt gedaan met inachtneming van de bepalingen van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek inzake bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging.
Artikel 231. (01/01/2019- ...)
Tussen de Vlaamse Regering en de Vlaamse Regulator voor de Media wordt een beheersovereenkomst gesloten.
De beheersovereenkomst regelt de wijze van samenwerking met andere entiteiten binnen de Vlaamse administratie en andere overheden.
Artikel 232. (27/08/2012- ...)
De Vlaamse Regulator voor de Media kan beschikken over de volgende ontvangsten :
1° dotaties;
2° de inschrijvingsgelden van kandidaten voor een erkenning en de vergoedingen voor het behoud van de erkenning, vermeld in artikel 136;
3° fiscale heffingen als die bij decreet aan de Vlaamse Regulator voor de Media zijn toegewezen;
4° retributies als die bij decreet aan de Vlaamse Regulator voor de Media zijn toegewezen.
5° ontvangsten die voortvloeien uit daden van beheer of beschikking met betrekking tot eigen domeingoederen;
6° terugvorderingen van ten onrechte gedane uitgaven.
Tenzij het decretaal anders is bepaald, worden de ontvangsten, vermeld in het eerste lid, beschouwd als ontvangsten, die bestemd zijn voor de gezamenlijke uitgaven.
De inkomsten van de administratieve geldboeten, vermeld in artikelen 228 en 229, worden geïnd door de Vlaamse Regulator voor de Media.
De Vlaamse Regulator voor de Media zal de ontvangen geldboeten doorstorten aan de algemene middelenbegroting van de Vlaamse Overheid of, indien de beslissing waarbij de geldboete werd opgelegd door de Raad van State wordt vernietigd, terugstorten aan de omroeporganisatie, de dienstenverlener of het netwerk.
Artikel 233. (10/05/2009- ...)
De gedelegeerd bestuurder heeft de leiding over het personeel en woont de vergadering van de kamers als waarnemer bij overeenkomstig artikel 227.
Artikel 234. (27/08/2012- 13/08/2021)
De Vlaamse Regulator voor de Media is bevoegd inlichtingen en documenten te vragen van omroeporganisaties van of erkend door de Vlaamse Gemeenschap of aangemeld bij de Vlaamse Regulator voor de Media, dienstenverdelers, aanbieders van kabelomroepnetwerken en van aanbieders van etheromroepnetwerken, als dat voor de invulling van zijn taak nodig is.
Iedere omroeporganisatie van of erkend door de Vlaamse Gemeenschap of aangemeld bij de Vlaamse Regulator voor de Media, iedere dienstenverdeler, en iedere aanbieder van kabelomroepnetwerken en etheromroepnetwerken is verplicht om medewerking te verlenen aan de Vlaamse Regulator voor de Media en de door de Vlaamse Regering aangewezen personeelsleden van de Vlaamse overheid bij de uitoefening van hun bevoegdheden.
Iedere omroeporganisatie van of erkend door de Vlaamse Gemeenschap of aangemeld bij de Vlaamse Regulator voor de Media is verplicht om een kopie van al haar omroepsignalen, zoals ze werden uitgezonden, te bewaren gedurende een maand, te beginnen vanaf de datum van uitzending.
Als de Vlaamse Regulator voor de Media aan een omroeporganisatie van of erkend door de Vlaamse Gemeenschap of aangemeld bij de Vlaamse Regulator voor de Media een kopie van de omroepsignalen als vermeld in het derde lid, vraagt, bezorgt de omroeporganisatie de kopie aan de Vlaamse Regulator voor de Media binnen vijftien dagen nadat ze het verzoek heeft ontvangen. De Vlaamse Regulator voor de Media bepaalt de voorwaarden waaraan de kopie moet voldoen.
Artikel 235. (10/05/2009- ...)
§ 1. De leden en het personeel van de Vlaamse Regulator voor de Media mogen geen vertrouwelijke informatie waarvan ze kennis hebben in het kader van de uitvoering van hun functie, meedelen aan derden, behalve in de wettelijk vastgelegde uitzonderingen.
De verplichting, vermeld in het eerste lid, blijft van toepassing na het verstrijken van het mandaat van elk lid of het beëindigen van de tewerkstelling van elk personeelslid van de Vlaamse Regulator voor de Media.
§ 2. De Vlaamse Regulator voor de Media draagt er zorg voor dat de vertrouwelijkheid van de gegevens die door bedrijven worden verstrekt en die door het bedrijf als vertrouwelijke ondernemings- en fabricagegegevens worden beschouwd, verzekerd blijft.
Artikel 236. (10/05/2009- ...)
Met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 25 tot 2500 euro of met een van die straffen alleen, wordt degene gestraft die :
1° uitrusting of programmatuur, waaronder chipkaarten, fabriceert, te koop of te huur aanbiedt, verkoopt, verhuurt, invoert, verdeelt, promoot, installeert, in stand houdt of vervangt die bestemd is om zonder toestemming van de dienstenverdeler of netwerkoperator :
a) programma's te ontvangen die via een elektronisch communicatienetwerk doorgegeven worden;
b) in een begrijpelijke vorm toegang te verschaffen tot radio- of televisieprogramma's of -diensten die alleen tegen extra betaling en op basis van voorwaardelijke toegang worden aangeboden aan het publiek;
2° met het oog op het gebruik ervan of voor commerciële doeleinden die uitrusting of programmatuur, waaronder chipkaarten, koopt, huurt of in zijn bezit heeft;
3° gecodeerde radio- of televisieprogramma's of -diensten geheel of gedeeltelijk decodeert of gebruikt, op welke wijze ook, zonder de toestemming van de eigenaar van de coderingstechnologie of van een derde die door de voormelde eigenaar werd aangeduid om die toestemming te verlenen;
4° gebruikmaakt van commerciële communicatie om die illegale uitrusting of programmatuur aan te prijzen.
Artikel 237. (10/05/2009- ...)
Alle bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn van toepassing op de misdrijven, vermeld in artikel 236.
Artikel 238. (10/05/2009- ...)
Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 september 1995 houdende vaststelling van de code voor reclame en sponsoring op radio en televisie, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007, wordt opgeheven.
Artikel 239. (16/09/2009- ...)
De decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005, het laatst gewijzigd bij het decreet van 18 juli 2008, worden opgeheven.
De bepalingen van titel IV, hoofdstuk II, afdelingen I tot IV, van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005, blijven van toepassing tot 31 augustus 2009.
Artikel 240. (10/05/2009- ...)
Hoofdstuk II van de wet van 23 juni 1961 betreffende het recht tot antwoord ingevoegd bij de wet van 4 maart 1977, wordt opgeheven.
Artikel 241. (13/02/2017- ...)
...
Artikel 242. (13/02/2017- 13/03/2021)
De beperking tot de resterende duur van de lopende erkenningsperiode, vermeld in artikel 134, geldt enkel voor erkenningen die worden uitgereikt na de datum van inwerkingtreding van dit decreet. Radio-omroeporganisaties die een erkenning en vergunning gekregen hebben voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet, behouden hun erkenning en vergunning voor de duur die bepaald was op het moment van de uitreiking van de erkenning of vergunning.
Alle erkenningen en vergunningen die voor de inwerkingtreding van dit decreet werden uitgereikt aan particuliere radio-omroeporganisaties, blijven gelden tot 31 december 2017. Erkenningen en vergunningen die aan particuliere radio-omroeporganisaties worden uitgereikt na de inwerkingtreding van dit decreet vervallen op 31 december 2017.
Met ingang van 1 januari 2018 en in afwijking van het tweede lid vervallen de erkenningen en zendvergunningen van de landelijke radio-omroeporganisaties en van de landelijke radio-omroeporganisatie van rechtswege, vermeld in artikel 143, tweede lid, op 31 december 2021.
Artikel 243. (13/02/2017- ...)
Televisieomroeporganisaties die een erkenning hebben verkregen met toepassing van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005, en waarvoor nu een regeling van kennisgeving geldt, worden geacht aan de kennisgevingsverplichting van dit decreet te hebben voldaan voor de omroepdienst in kwestie.
Artikel 244. (10/05/2009- ...)
De bepalingen van deel III, titel II, hoofdstuk IV, treden in werking op 1 september 2009.
Bijlage 1.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(28/06/2025- ...)Bijlage 1. Toegankelijkheidsvoorschriften voor eindapparatuur en diensten als vermeld in artikel 214/2
Afdeling 1. - Algemene toegankelijkheidsvoorschriften voor eindapparatuur
Eindapparatuur met interactieve computerfuncties voor toegang tot televisiediensten wordt zodanig ontworpen en geproduceerd dat ze het te verwachten gebruik door personen met een handicap zo veel mogelijk bevordert, en gaat vergezeld, waar mogelijk in of op het eindapparaat, van toegankelijke informatie over de manier waarop ze werkt en over haar toegankelijkheidsfuncties.
1. Voorschriften over informatieverstrekking
a) De informatie over het gebruik van het eindapparaat die op het eindapparaat zelf is aangebracht, zoals etiketten, instructies en waarschuwingen, voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1) ze is beschikbaar gesteld via meer dan één zintuiglijk kanaal;
2) ze is gepresenteerd op een begrijpelijke manier;
3) ze is gepresenteerd op een voor de gebruikers waarneembare manier;
4) ze is gepresenteerd met gebruikmaking van lettertypes in een geschikte grootte en vorm, rekening houdend met de te verwachten gebruiksomstandigheden en ook met gebruikmaking van voldoende contrast en een aanpasbare letter-, regel- en alinea-afstand.
b) Als de instructies voor het gebruik van een eindapparaat niet op het eindapparaat zelf zijn aangebracht, maar worden aangeboden bij het gebruik van het eindapparaat of op een andere wijze, zoals via een website, onder meer ten aanzien van de toegankelijkheidsfuncties van het eindapparaat, hoe ze geactiveerd worden en de interoperabiliteit ervan met hulpvoorzieningen, zijn die instructies bij het in de handel brengen openbaar toegankelijk, en voldoen ze aan al de volgende voorwaarden:
1) ze zijn beschikbaar gesteld via meer dan één zintuiglijk kanaal;
2) ze zijn gepresenteerd op een begrijpelijke manier;
3) ze zijn gepresenteerd op een voor de gebruikers waarneembare manier;
4) ze zijn gepresenteerd met gebruikmaking van lettertypes in een geschikte grootte en vorm, rekening houdend met de te verwachten gebruiksomstandigheden en ook met gebruikmaking van voldoende contrast en een aanpasbare letter-, regel- en alinea-afstand;
5) wat de inhoud betreft zijn ze weergegeven in tekstformats die in alternatieve hulpformats kunnen worden omgezet, zodat ze op verschillende manieren en via meer dan één zintuiglijk kanaal kunnen worden aangeboden;
6) ze zijn vergezeld van een alternatieve weergave van niet-tekstuele inhoud;
7) ze zijn vergezeld van een beschrijving van de gebruikersinterface van het eindapparaat, zoals gebruik, bediening en terugkoppeling, invoer en uitvoer, die wordt verstrekt conform punt 2. In de beschrijving wordt voor elk punt dat in punt 2 wordt vermeld, aangegeven of het eindapparaat al dan niet van die functies is voorzien;
8) ze zijn vergezeld van een beschrijving van de functionaliteit van het eindapparaat, namelijk het resultaat van functies die gericht zijn op de behoeften van personen met een handicap conform punt 2. In de beschrijving wordt voor elk punt dat in punt 2 wordt vermeld, aangegeven of het eindapparaat al dan niet van die functies voorzien is;
9) ze zijn vergezeld van een beschrijving van de software- en apparatuurinterface voor aansluiting van het eindapparaat op hulpapparaten. De beschrijving omvat een lijst van dergelijke hulpapparaten die tegelijkertijd met het eindapparaat zijn getest.
2. Ontwerp van de gebruikersinterface en van de functionaliteit
Het eindapparaat, met inbegrip van zijn gebruikersinterface, bevat kenmerken, elementen en functies waardoor personen met een handicap toegang hebben tot het eindapparaat, en het eindapparaat kunnen waarnemen, bedienen, begrijpen en controleren, doordat wordt gezorgd voor het volgende:
a) bij een eindapparaat dat zorgt voor communicatie, waaronder communicatie tussen personen, voor bediening, informatie, controle en oriëntatie, zijn die functies via meer dan één zintuiglijk kanaal mogelijk; daartoe behoort het aanbieden van alternatieven voor zien, horen, spraak en tactiele elementen;
b) bij een eindapparaat met een spraakfunctie zijn alternatieven voor spraak en steminvoer aanwezig voor communicatie, bediening, controle en oriëntatie;
c) bij een eindapparaat dat gebruik maakt van visuele elementen, zijn de functies flexibele vergroting, helderheid en contrast aanwezig voor communicatie, informatie en bediening, en er is interoperabiliteit met de programma's en hulpapparaten voor navigatie door de interface;
d) bij een eindapparaat dat voor het overbrengen van informatie, het weergeven van een handeling, het vragen om een reactie of het identificeren van elementen gebruik maakt van kleur, is er een alternatief voor kleur voorhanden;
e) bij een eindapparaat dat voor het overbrengen van informatie, het weergeven van een handeling, het vragen om een reactie of het identificeren van elementen gebruik maakt van auditieve signalen, is er een alternatief voor auditieve signalen voorhanden;
f) bij een eindapparaat dat gebruik maakt van visuele elementen, zijn er flexibele manieren voorhanden zijn om de helderheid van het beeld te verbeteren;
g) bij een eindapparaat dat gebruik maakt van auditieve elementen, zijn er functies voor volume- en snelheidsregeling door de gebruiker voorhanden, en ook verbeterde audiofuncties, zoals vermindering van geluidsinterferentie van producten in de nabijheid en functies voor een helder geluid;
h) bij een eindapparaat met manuele bediening en controle zijn er alternatieven voor sequentiële controle en alternatieven voor fijnmotorische controle voorhanden, waarbij wordt vermeden dat voor het gebruik simultane controle nodig is, en wordt gebruikgemaakt van via tast te onderscheiden onderdelen;
i) het eindapparaat heeft geen bedieningswijzen waarbij grote reikwijdte en veel kracht nodig zijn;
j) het eindapparaat kan niet tot aanvallen van fotosensitieve epilepsie leiden;
k) het eindapparaat beschermt de privacy van de gebruiker bij het gebruik van de toegankelijkheidsfuncties;
l) het eindapparaat biedt een alternatief voor biometrische identificatie en controle;
m) de functionaliteit van het eindapparaat is consistent en het biedt voldoende en flexibele interactietijd;
n) het eindapparaat is voorzien van software en apparatuur voor aansluiting van het eindapparaat op hulptechnologieën;
o) het eindapparaat beantwoordt aan de volgende specifieke voorschriften: eindapparatuur met interactieve computerfuncties voor toegang tot televisiediensten maakt voor personen met een handicap de door de verlener van de televisiedienst verstrekte toegankelijkheidscomponenten beschikbaar wat betreft toegang, keuze, controle en personalisering door gebruikers en wat betreft transmissie naar hulpapparaten.
3. Ondersteunende diensten
Als ondersteunende diensten, zoals helpdesks, callcenters, technische ondersteuning, bemiddelingsdiensten en opleidingsdiensten, beschikbaar zijn, verstrekken zij via toegankelijke communicatiemethoden informatie over de toegankelijkheid van het eindapparaat en de compatibiliteit ervan met hulptechnologieën.
Afdeling 2. - Toegankelijkheidsvoorschriften in verband met eindapparatuur met interactieve computerfuncties voor toegang tot televisiediensten
Naast de voorschriften, vermeld in afdeling 1, worden de verpakking en de instructies van de eindapparaten die onder deze afdeling vallen, toegankelijk gemaakt om het te verwachten gebruik van de eindapparaten door personen met een handicap zo veel mogelijk te bevorderen. Dat houdt in:
a) de verpakking van het eindapparaat, met inbegrip van de daarin verstrekte informatie, bijvoorbeeld over openen, sluiten, gebruiken, verwijderen, en eventueel verstrekte informatie over de toegankelijkheidskenmerken van het eindapparaat, wordt toegankelijk gemaakt. Die toegankelijke informatie wordt, als dat mogelijk is, op de verpakking verstrekt;
b) de instructies voor installatie en onderhoud, opslag en verwijdering van het eindapparaat, die niet op het eindapparaat zelf staan, maar met andere middelen, zoals een website, beschikbaar worden gemaakt, zijn op het moment van het in de handel brengen van het eindapparaat openbaar beschikbaar en voldoen aan al de volgende voorschriften:
1) ze zijn beschikbaar via meer dan één zintuiglijk kanaal;
2) ze worden op een begrijpelijke manier gepresenteerd;
3) ze worden gepresenteerd op een voor de gebruikers waarneembare manier;
4) ze worden gepresenteerd met gebruikmaking van een lettertype in een geschikte grootte en vorm, rekening houdend met de te verwachten gebruiksomstandigheden, en met gebruikmaking van voldoende contrast en ook van een aanpasbare letter-, regel- en alinea-afstand;
5) wat betreft de inhoud, worden de instructies aangeboden in tekstformats die in alternatieve hulpformats kunnen worden omgezet, zodat ze op verschillende manieren en via meer dan één zintuiglijk kanaal kunnen worden aangeboden;
6) bij de instructies met niet-tekstuele inhoud wordt een alternatieve weergave van die inhoud gevoegd.
Afdeling 3. - Algemene toegankelijkheidsvoorschriften voor diensten
Om het te verwachten gebruik van de diensten door personen met een handicap zo veel mogelijk te bevorderen, wordt bij het verlenen van diensten gezorgd voor het volgende:
a) de eindapparaten die bij het verlenen van diensten worden gebruikt, zijn toegankelijk in overeenstemming met afdeling 1 van deze bijlage;
b) er wordt informatie verstrekt over het functioneren van de dienst en, als bij het verlenen van de dienst eindapparaten worden gebruikt, over de link naar die eindapparaten en ook informatie over de toegankelijkheidskenmerken en interoperabiliteit van die eindapparaten met hulpapparaten en voorzieningen, en wel als volgt:
1) de informatie wordt via meer dan één zintuiglijk kanaal aangeboden;
2) de informatie wordt op een begrijpelijke manier gepresenteerd;
3) de informatie wordt op een voor de gebruikers waarneembare manier gepresenteerd;
4) de informatie wordt, wat de inhoud betreft, beschikbaar gesteld in tekstformats die in alternatieve hulpformats kunnen worden omgezet, zodat ze door de gebruikers op verschillende manieren en via meer dan één zintuiglijk kanaal kunnen worden weergegeven;
5) de informatie wordt gepresenteerd met gebruikmaking van een lettertype in een geschikte grootte en vorm, rekening houdend met de te verwachten gebruiksomstandigheden, en met gebruikmaking van voldoende contrast en ook van een aanpasbare letter-, regel- en alinea-afstand;
6) niet-tekstuele inhoud wordt aangevuld met een alternatieve weergave van die inhoud;
7) er wordt elektronische informatie verstrekt die nodig is om de dienst op een consistente en geschikte manier te kunnen leveren, en wel door die informatie waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust te maken;
c) websites, inclusief de daaraan gerelateerde onlinetoepassingen, en diensten op mobiele apparatuur, inclusief mobiele toepassingen, worden toegankelijk gemaakt op een consistente en geschikte manier, door ze waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust te maken;
d) als ondersteunende diensten zoals helpdesks, callcenters, technische ondersteuning, bemiddelingsdiensten en opleidingsdiensten, beschikbaar zijn, verstrekken ze via toegankelijke communicatiemethoden informatie over de toegankelijkheid van de dienst en de compatibiliteit ervan met hulptechnologieën.
Afdeling 4. - Bijzondere toegankelijkheidsvoorschriften voor specifieke diensten
Tot televisiediensten toegang verschaffende diensten voldoen aan de volgende voorwaarden:
a) elektronische programmagidsen leveren die voor de gebruikers waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust zijn, en informatie verstrekken over de beschikbaarheid van toegankelijkheid;
b) zorg dragen voor volledige transmissie van de toegankelijkheidscomponenten van televisiediensten, zoals ondertiteling, audiobeschrijving, auditieve ondertiteling en gebarentaal, met passende kwaliteit voor accurate weergave, met synchronisatie van geluid en video, en met mogelijkheid tot weergave- en gebruikscontrole voor de gebruiker.
Bijlage 2.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(28/06/2025- ...)Bijlage 2. Informatie over diensten als vermeld in artikel 214/2, § 2, tweede lid, die aan toegankelijkheidsvoorschriften voldoen
1. De aanbieder van tot televisiediensten toegang verschaffende diensten neemt in de algemene voorwaarden of een gelijkwaardig document de informatie op waaruit blijkt dat de dienst aan de toegankelijkheidsvoorschriften, vermeld in artikel 214/2, die zijn opgenomen in bijlage 1, voldoet. Die informatie omvat een beschrijving van de toepasselijke voorschriften en heeft, voor zover dat relevant is voor de beoordeling, betrekking op het ontwerp en de werking van de dienst. De informatie omvat, als dat van toepassing is, al de volgende elementen:
a) een algemene beschrijving van de dienst die in toegankelijke formats is weergegeven;
b) de beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn om te begrijpen hoe de dienst werkt;
c) een beschrijving van de manier waarop de dienst voldoet aan de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften, die zijn opgenomen in bijlage 1.
2. Om aan punt 1 van deze bijlage te voldoen, mag de aanbieder de
geharmoniseerde normen en technische specificaties waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, volledig of gedeeltelijk toepassen.
3. De aanbieder verschaft informatie waaruit blijkt dat de conformiteit van de dienst met punt 1 van deze bijlage en met de toepasselijke voorschriften, vermeld in artikel 214/2 van dit decreet, door het dienstverleningsproces en het toezicht daarop wordt gewaarborgd.
Bijlage 3.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(28/06/2025- ...)Bijlage 3. Criteria voor de beoordeling van de onevenredige last vermeld in artikel 214/2, § 3
Criteria voor het uitvoeren en documenteren van de beoordeling
1. Verhouding van de nettokosten van de naleving van de toegankelijkheidsvoorschriften tot de totale kosten, met name de exploitatie- en investeringsuitgaven, van de vervaardiging, distributie of invoer van het eindapparaat voor, of het verlenen van de dienst aan, de marktdeelnemers
De volgende criteria worden gebruikt om de nettokosten voor de naleving van de toegankelijkheidsvoorschriften te beoordelen:
a) criteria met betrekking tot de eenmalige organisatiekosten die in de beoordeling moeten worden meegenomen:
1) kosten voor extra personeel met expertise op het gebied van toegankelijkheid;
2) kosten voor opleiding van personeel en competentieverwerving op het gebied van toegankelijkheid;
3) kosten voor de ontwikkeling van een nieuwe procedure ter integratie van toegankelijkheid in de productontwikkeling of dienstverlening;
4) kosten voor de ontwikkeling van richtsnoeren inzake de toegankelijkheid;
5) eenmalige kosten voor het leren begrijpen van de wetgeving over de toegankelijkheid;
b) criteria met betrekking tot de lopende productie- en ontwikkelingskosten die in de beoordeling moeten worden meegenomen:
1) kosten voor het ontwerpen van de toegankelijkheidsfuncties van het eindapparaat of de dienst;
2) kosten van de productieprocessen;
3) kosten voor het testen van een eindapparaat of dienst op toegankelijkheid;
4) kosten om documentatie samen te stellen.
2. De geraamde kosten en baten voor de marktdeelnemers, inclusief productieprocessen en investeringen, in verhouding tot de geraamde voordelen voor personen met een handicap, rekening houdend met aantal keer dat het specifieke eindapparaat of de specifieke dienst is gebruikt, en de frequentie van dat gebruik
3. Verhouding van de nettokosten van de naleving van de toegankelijkheidsvoorschriften tot de netto-omzet van de marktdeelnemer
De volgende criteria worden gebruikt om de nettokosten van de naleving van de toegankelijkheidsvoorschriften te beoordelen:
a) criteria met betrekking tot de eenmalige organisatiekosten die in de beoordeling moeten worden meegenomen:
1) kosten voor extra personeel met expertise op het gebied van toegankelijkheid;
2) kosten voor opleiding van personeel en competentieverwerving op het gebied van toegankelijkheid;
3) kosten voor de ontwikkeling van een nieuwe procedure ter integratie van toegankelijkheid in de productontwikkeling of dienstverlening;
4) kosten voor de ontwikkeling van richtsnoeren inzake toegankelijkheid;
5) eenmalige kosten voor het leren begrijpen van de wetgeving over de toegankelijkheid;
b) criteria met betrekking tot de lopende productie- en ontwikkelingskosten die in de beoordeling moeten worden meegenomen:
1) kosten voor het ontwerpen van de toegankelijkheidsfuncties van het eindapparaat of de dienst;
2) kosten van de productieprocessen;
3) kosten voor het testen van een eindapparaat of dienst op toegankelijkheid;
4) kosten om documentatie samen te stellen.
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 01/09/2020