Decreet betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid

Datum 30/04/2009

Inhoudstafel

  1. TITEL I [ALGEMENE (verv. decr. 25 april 2014, art. 2, I: 8 september 2014)] [BEPALINGEN (verv. decr. 25 maart 2022, art. 2, I: 9 juni 2022)] EN DEFINITIES
  2. TITEL II AGENTSCHAPPEN [... (geschr. Decr. 15 maart 2019, art. 9, I: 18 april 2019)] VAN HET WETENSCHAPS- EN INNOVATIEBELEID
    1. HOOFDSTUK I Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie
      1. Afdeling I [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 13, I: 10 december 2015)]
      2. Afdeling II [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 13, I: 10 december 2015)]
      3. Afdeling III [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 13, I: 10 december 2015)]
      4. Afdeling IV [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 13, I: 10 december 2015)]
      5. Afdeling IV/1. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 13, I: 10 december 2015)]
      6. Afdeling V [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 13, I: 10 december 2015)]
      7. [Afdeling VI. Frontoffice van het Agentschap Innoveren en Ondernemen en Flanders District of Creativity (verv. decr. 17 november 2017, art. 4, I: 1 december 2017)]
    2. HOOFDSTUK II [Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (verv. decr. 25 april 2014, art. 15, I: 8 september 2014)]
      1. Afdeling I Deelnemingsmachtiging en kwalificatie als privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap
      2. Afdeling II [Subsidie (verv. decr. 25 april 2014, art. 17, I: 8 september 2014)]
      3. Afdeling III Missie en taken
      4. Afdeling IV Bestuur en werking
      5. Afdeling V Samenwerkingsovereenkomst
      6. Afdeling VI Toezicht
      7. Afdeling VII Evaluatie
    3. HOOFDSTUK II/1. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)]
      1. Afdeling I. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)]
      2. Afdeling II. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)]
      3. Afdeling III. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)]
      4. Afdeling IV. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)]
      5. Afdeling V. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)]
      6. Afdeling VI. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)]
      7. Afdeling VII. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)]
      8. Afdeling VIII. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)]
    4. HOOFDSTUK III [... (opgeh. decr. 23 december 2016, art. 2, I: 1 januari 2017)]
      1. Afdeling I [... (opgeh. decr. 23 december 2016, art. 2, I: 1 januari 2017)]
      2. Afdeling II [... (opgeh. decr. 23 december 2016, art. 2, I: 1 januari 2017)]
      3. Afdeling III [... (opgeh. decr. 23 december 2016, art. 2, I: 1 januari 2017)]
      4. Afdeling IV [... (opgeh. decr. 23 december 2016, art. 2, I: 1 januari 2017)]
  3. TITEL III OVERIGE PARTNERS
    1. HOOFDSTUK I Strategische onderzoekscentra
      1. Afdeling I Erkenning
      2. Afdeling II [Financiering en convenant (verv. decr. 25 april 2014, art. 48, I: 8 september 2014)]
      3. Afdeling III Toezicht
      4. Afdeling IV Evaluatie
      5. Afdeling V Aanvullende bepalingen voor de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
    2. [HOOFDSTUK I/1. (ing. decr. 25 april 2014, art. 52, I: 8 september 2014)] [... (opgeh. Decr. 15 maart 2019, art. 14, I: 18 april 2019)]
      1. [Afdeling I. (ing. decr. 25 april 2014, art. 53, I: 8 september 2014)] [... (opgeh. Decr. 15 maart 2019, art. 14, I: 18 april 2019)]
      2. [Afdeling II. (ing. decr. 25 april 2014, art. 57, I: 8 september 2014)] [... (opgeh. Decr. 15 maart 2019, art. 14, I: 18 april 2019)]
      3. [Afdeling III. (ing. decr. 25 april 2014, art. 60, I: 8 september 2014)] [... (opgeh. Decr. 15 maart 2019, art. 14, I: 18 april 2019)]
      4. [Afdeling IV. (ing. decr. 25 april 2014, art. 62, I: 8 september 2014)] [... (opgeh. Decr. 15 maart 2019, art. 14, I: 18 april 2019)]
    3. HOOFDSTUK II Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten
      1. [Afdeling I. Organisatie, bestuur en werking (ing. Decr. 15 maart 2019, art. 15, I: 18 april 2019)]
      2. [Afdeling I/1. (verv. Decr. 15 maart 2019, art. 15, I: 18 april 2019)] [Subsidie en convenant (ing. decr. 25 april 2014, art. 64, I: 8 september 2014)]
      3. [Afdeling II. Evaluatie (ing. decr. 25 april 2014, art. 66, I: 8 september 2014)]
    4. HOOFDSTUK III [Flanders District of Creativity (verv. decr. 25 april 2014, art. 68, I: 8 september 2014)]
      1. Afdeling I [... (opgeh. decr. 25 april 2014, art. 69, I: 8 september 2014)]
      2. Afdeling II Toelage en convenant Flanders, District of Creativity
      3. Afdeling III [... (opgeh. Decr. 15 maart 2019, art. 20, I: 18 april 2019)]
      4. [Afdeling IV. Evaluatie (ing. decr. 25 arpril 2014, art. 72, I: 8 september 2014)]
    5. [HOOFDSTUK IV Vzw Vlaams Instituut voor de Zee (ing. decr. 9 juli 2010, art. 42)]
      1. [Afdeling I. Subsidie en convenant (ing. decr. 25 arpril 2014, art. 77, I: 8 september 2014)]
      2. [Afdeling II. Evaluatie (ing. decr. 25 arpril 2014, art. 76, I: 8 september 2014)]
    6. [HOOFDSTUK V. Vzw Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen (ing. Decr. 15 maart 2019, art. 22, I: 18 april 2019)]
    7. [HOOFDSTUK VI. EnergyVille (ing. Decr. 25 maart 2022, art. 18, I: 9 juni 2022)]
    8. [HOOFDSTUK VII. Vlaamse wetenschappelijke instellingen (ing. Decr. 25 maart 2022, art. 20, I: 9 juni 2022)]
    9. [HOOFDSTUK VIII. Beleidskader voor een industrieel klimaattransitieprogramma: bevordering van de transitie tot een CO2-arme en koolstofcirculaire Vlaamse industrie (ing. Decr. 25 maart 2022, art. 22, I: 9 juni 2022)]
  4. TITEL IV HOGERONDERWIJSSECTOR
    1. [HOOFDSTUK I Algemene bepaling (ing. decr. 21 december 2012, art. 12)]
    2. [HOOFDSTUK I/1 (verv. decr. 21 december 2012, art. 12)] Industriële onderzoeksfondsen [en interface-activiteiten (ing. decr. 25 april 2014, art. 78, I: 8 september 2014)]
    3. HOOFDSTUK II [Vlaams Academisch Bibliografisch Bestand "Sociale en Humane Wetenschappen" (verv. decr. 25 april 2014, art. 81, I: 8 september 2014)]
    4. HOOFDSTUK III Instellingen voor postinitieel onderwijs
      1. Afdeling I [Subsidie (verv. decr. 25 april 2014, art. 83, I: 8 september 2014)]
      2. Afdeling II Convenant
      3. Afdeling III Evaluatie
    5. [HOOFDSTUK IV Bijzondere onderzoeksfondsen (ing. decr. 21 december 2012, art. 14)]
    6. [HOOFDSTUK V Omkadering van jonge onderzoekers (ing. decr. 21 december 2012, art. 18)]
    7. [HOOFDSTUK VI. Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring (ECOOM) (ing. decr. 25 april 2014, art. 87, I:8 september 2014)]
      1. [Afdeling I. Opdrachten (ing. decr. 25 april 2014, art. 88, I:8 september 2014)]
      2. [Afdeling II. Bestuur en werking (ing. decr. 25 april 2014, art. 91, I:8 september 2014)]
      3. [Afdeling III. Convenant (ing. decr. 25 april 2014, art. 94, I:8 september 2014)]
      4. [Afdeling IV. Subsidie (ing. decr. 25 april 2014, art. 96, I:8 september 2014)]
      5. [Afdeling V. Evaluatie (ing. decr. 25 april 2014, art. 99, I:8 september 2014)]
    8. [HOOFDSTUK VII. Steunpunten voor beleidsrelevant onderzoek (ing. decr. 25 april 2014, art. 101, I:8 september 2014)]
    9. [HOOFDSTUK VIII. Kenniscentrum Data & Maatschappij (ing. decr. 18 december 2020, art. 63, I: 1 januari 2021)]
      1. [Afdeling I. Erkenning en strategische doelstellingen van het Kenniscentrum Data & Maatschappij (ing. decr. 18 december 2020, art. 64, I: 1 januari 2021)]
      2. [Afdeling II. Bestuur en werking (ing. decr. 18 december 2020, art. 67, I: 1 januari 2021)]
      3. [Afdeling III. Convenant (ing. decr. 18 december 2020, art. 70, I: 1 januari 2021)]
      4. [Afdeling IV. Subsidie (ing. decr. 18 december 2020, art. 72, I: 1 januari 2021)]
      5. [Afdeling V. Evaluatie (ing. decr. 18 december 2020, art. 74, I: 1 januari 2021)]
  5. [TITEL IV/1. WETENSCHAPSCOMMUNICATIE EN STRUCTURELE PARTNERS (ing. decr. 25 april 2014, art. 103, I:8 september 2014)]
    1. [HOOFDSTUK I. Beleidsplan (ing. decr. 25 april 2014, art. 104, I:8 september 2014)]
    2. [HOOFDSTUK II. Flanders Technology International (ing. decr. 25 april 2014, art. 109, I:8 september 2014)]
      1. [Afdeling I. Subsidie en convenant (ing. decr. 25 april 2014, art. 110, I:8 september 2014)]
      2. [Afdeling II. Bestuur (ing. decr. 25 april 2014, art. 112, I:8 september 2014)]
      3. [Afdeling III. Evaluatie (ing. decr. 25 april 2014, art. 114, I:8 september 2014)]
    3. [HOOFDSTUK III. Expertisecellen inzake wetenschapscommunicatie (ing. decr. 25 april 2014, art. 116, I:8 september 2014)]
  6. [TITEL IV/2. VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR HET AGENTSCHAP INNOVEREN EN ONDERNEMEN (ing. Decr. 25 maart 2022, art. 29, I: 9 juni 2022)]
  7. TITEL V SLOTBEPALINGEN

Inhoud

TITEL I [ALGEMENE (verv. decr. 25 april 2014, art. 2, I: 8 september 2014)] [BEPALINGEN (verv. decr. 25 maart 2022, art. 2, I: 9 juni 2022)] EN DEFINITIES (... - ...)

Artikel 1. (01/01/2010- ...)

Dit decreet regelt gemeenschaps- en gewestaangelegenheden.

Artikel 2. (09/06/2022- ...)

Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018;
2° Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013 : de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, bekrachtigd bij het decreet van 20 december 2013;
3° VITO-decreet : het decreet van 23 januari 1991 betreffende de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek;
4° universiteit : een universiteit in de Vlaamse Gemeenschap, als vermeld in artikel II.2 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013;
5° hogeschool : een hogeschool in de Vlaamse Gemeenschap, als vermeld in artikel II.3 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013;
6° associatie : een vereniging zonder winstoogmerk als vermeld in artikel II.8 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013;
7° hogeronderwijsinstelling : een instelling voor hoger onderwijs als vermeld in artikel II.1 of II.6 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013;
8° instelling voor postinitieel onderwijs : een instelling van openbaar nut als vermeld in artikel III.115 van de Codex Hoger Onderwijs of een instelling als vermeld in artikel III.119 van de Codex hoger Onderwijs "Decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs, gecodificeerd op 11 oktober 2013";
9° fundamenteel wetenschappelijk onderzoek : experimentele of theoretische werkzaamheden die in de eerste plaats tot doel hebben om nieuwe kennis te vergaren over de fundamenten die aan verschijnselen en waarneembare feiten ten grondslag liggen zonder daarbij een specifieke toepassing of een specifiek gebruik op het oog te hebben;
10° strategisch basisonderzoek : kwalitatief hoogwaardig generisch onderzoek, dat beoogt wetenschappelijke of technologische capaciteit op te bouwen als basis voor economische en/of maatschappelijke toepassingen die bij de aanvang van het onderzoek nog niet duidelijk zijn gedefinieerd en alleen effectief kunnen worden ontwikkeld met vervolgonderzoek;
11° toegepast wetenschappelijk onderzoek : oorspronkelijk onderzoek dat verricht wordt om nieuwe kennis te verkrijgen, in de eerste plaats gericht op een specifiek praktisch doel of een specifieke praktische doelstelling;
12° innovatie : het geheel van activiteiten waarbij bestaande of nieuwe kenniselementen op een creatieve wijze aangewend of gecombineerd worden met het oog op de ontwikkeling of de verbetering van methodologieën, processen, organisatiewijzen, producten of diensten, waarbij sociale, economische, culturele, bestuurlijke, ruimtelijke of milieugebonden meerwaarden gecreëerd of gewaarborgd worden;
13° BOF : bijzonder onderzoeksfonds.
14° convenant: een overeenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest en een instelling die gefinancierd wordt door de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, die aanvullend op de toepasselijke regelgeving de rechten en plichten tussen de partijen regelt;
15° onderzoeksinfrastructuur: de faciliteiten en bronnen die het verrichten van grensverleggend en strategisch basisonderzoek bevorderen, daaronder onder meer begrepen wetenschappelijke infrastructuur, collecties, natuurlijke habitats, corpora en databanken, met inbegrip van de digitale ontsluiting ervan;
16° middelzware onderzoeksinfrastructuur: de onderzoeksinfrastructuur waarvan de totale financieringskosten ten minste 150.000 euro en ten hoogste 1.000.000 euro bedragen die onder- en bovengrensbedragen kunnen worden aangepast door de Vlaamse Regering;
17° zware onderzoeksinfrastructuur: de onderzoeksinfrastructuur waarvan de totale financieringskosten meer dan 1.000.000 euro bedragen dat ondergrensbedrag kan worden aangepast door de Vlaamse Regering;
18° interface-activiteiten: de bevordering van de samenwerking tussen de associatie en het bedrijfsleven, de economische valorisatie van het onderzoek dat de associatie uitvoert, of de oprichting van spin-offbedrijven;
19° steunpunt voor beleidsrelevant onderzoek: een entiteit van één initiërende associatie, universiteit, hogeschool of instelling voor postinitieel onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap;
20° onderzoekscentrum : een organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding als vermeld in artikel 2, punt 83, van verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, gevestigd in het Vlaamse Gewest en of dienstverlenend aan de Vlaamse Gemeenschap.

Artikel 2/1. (01/01/2019- ...)

Om een meer evenwichtige participatie van mannen en vrouwen in de advies- of bestuursorganen van de instellingen, opgenomen in dit decreet, te bevorderen, zijn artikel III.44 tot en met III.47 van het Bestuursdecreet van toepassing op alle instellingen, vermeld in dit decreet.

Artikel 2/2. (08/09/2014- ...)

Alle instellingen, vermeld in dit decreet, schrijven zich in in het beleidsplan, vermeld in artikel 63/14.

Artikel 2/3. (09/06/2022- ...)

In dit artikel wordt verstaan onder:
1° Flanders Research Information Space, afgekort FRIS: de informatieruimte van en in beheer bij het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie, waarin onderzoeksinformatie kan doorstromen op een transparante en geautomatiseerde manier, en kan worden uitgewisseld en ontsloten op een open en herbruikbare manier;
2° onderzoeksinformatie: de volgende informatie:
a) informatie over elke wetenschappelijke activiteit die tot doel heeft wetenschappelijke kennis te ontwikkelen, wetenschappelijke of technologische capaciteit uit te bouwen, kennis toepasbaar te maken en ze toe te passen;
b) informatie over de medewerkers en de onderzoeksgroepen die bij het onderzoek zijn betrokken;
c) informatie over de resultaten en de disseminatie van de resultaten van die wetenschappelijke activiteiten, met minimaal informatie over de publicaties, projecten, patenten, datasets, en over onderzoeksinfrastructuur, samen met de onderlinge samenhang tussen die informatie.

Er wordt een overzicht bijgehouden van onderzoeksinformatie uit onderzoek dat gefinancierd is met publieke middelen om de volgende doelstellingen te bereiken:
1° een eenvoudige en open toegang tot onderzoeksinformatie garanderen in het kader van het Open Wetenschapsbeleid volgens de principes van open data en maximaal hergebruik van informatie;
2° innovatie bevorderen door:
a) de visibiliteit van onderzoek en wetenschappelijke expertise te vergroten;
b) informatie sneller te laten doorstromen tussen onderzoeksinstellingen en innoverende bedrijven en hun respectievelijke onderzoekers;
3° een effectievere en efficiëntere beleidsvoering op alle beleidsniveaus, inclusief beleidsvoorbereiding, beleidsmonitoring en monitoring van de inzet van en de controle op de correcte aanwending van de publieke middelen, beleidsrapportering en beleidsevaluatie;
4° de administratieve vereenvoudiging volgens het principe van de eenmalige bevraging;
5° transparantie voor de burger;
6° in het tweede lid wordt verstaan onder publieke middelen: middelen afkomstig uit de Vlaamse, federale en/of Europese begroting.

De universiteiten, hogescholen en alle instellingen, vermeld in dit decreet, die beschikken over onderzoeksinformatie over publiek gefinancierd onderzoek, bezorgen die onderzoeksinformatie aan FRIS om de doelstellingen, vermeld in het tweede lid, te bereiken.

De volgende categorieën van persoonsgegevens als vermeld in artikel 4, 1), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), in de onderzoeksinformatie, vermeld in het vierde lid, worden alleen verwerkt voor de doelstellingen, vermeld in het tweede lid:
1° persoonlijke identificatiegegevens;
2° professionele contactgegevens;
3° persoonlijke kenmerken met minimaal informatie over geslacht, nationaliteit, gegevens over de wetenschappelijke expertise, de wetenschappelijke projecten (inclusief datasets en onderzoeksinfrastructuur) en de resultaten ervan.

De onderzoeksinformatie, vermeld in het vierde lid, wordt publiek gemaakt via het FRIS-portaal en als open data, met uitzondering van:
1° de informatie over de nationaliteit en het geslacht van de onderzoekers;
2° de informatie over de financiële middelen.

De bevoegde dienst bezorgt periodieke rapporteringen en ad-hocstatistieken op basis van de onderzoeksinformatie, vermeld in het vierde lid, aan federale en Europese overheden, financieringsorganisaties, instellingen en burgers. Die gegevens worden, waar mogelijk, op een geaggregeerd niveau verschaft.

Onderzoeksinformatie, vermeld in het vierde lid, wordt bewaard voor onbepaalde termijn, met uitzondering van:
1° professionele contactgegevens en gerelateerde expertise-opsommingen, die worden bewaard tot twee jaar na de uitdiensttreding van de onderzoeker;
2° gegevens over de nationaliteit en het geslacht van de onderzoeker, die worden bewaard tot 25 jaar nadat de instellingen, vermeld in het vierde lid, ze aan de bevoegde dienst, vermeld in het vijfde lid, hebben bezorgd.

De Vlaamse Regering sluit met de instellingen overeenkomsten af die nadere afspraken vastleggen voor de aanlevering van die onderzoeksinformatie.

TITEL II AGENTSCHAPPEN [... (geschr. Decr. 15 maart 2019, art. 9, I: 18 april 2019)] VAN HET WETENSCHAPS- EN INNOVATIEBELEID (... - ...)

HOOFDSTUK I Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (... - ...)

Afdeling I [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 13, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 3. (10/12/2015- ...)

...

Afdeling II [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 13, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 4. (10/12/2015- ...)

...

Artikel 5. (10/12/2015- ...)

...

Afdeling III [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 13, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 6. (10/12/2015- ...)

...

Artikel 7. (10/12/2015- ...)

...

Artikel 8. (10/12/2015- ...)

...

Artikel 9. (10/12/2015- ...)

...

Artikel 10. (10/12/2015- ...)

...

Artikel 11. (10/12/2013- ...)

...

Afdeling IV [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 13, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 12. (10/12/2015- ...)

...

Artikel 13. (10/12/2015- ...)

...

Afdeling IV/1. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 13, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 13/1. (10/12/2015- ...)

...

Afdeling V [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 13, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 14. (10/12/2015- ...)

...

[Afdeling VI. Frontoffice van het Agentschap Innoveren en Ondernemen en Flanders District of Creativity (verv. decr. 17 november 2017, art. 4, I: 1 december 2017)] (... - ...)

Artikel 14/1. (01/12/2017- ...)

De Vlaamse Regering is ertoe gemachtigd deel te nemen in de vzw die opgericht wordt met als doel te fungeren als frontoffice van het Agentschap Innoveren en Ondernemen en als actieve navigator in het netwerk van dienstverleners die verbonden zijn aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen.

De Vlaamse Regering stelt binnen de beschikbare begrotingskredieten jaarlijks een subsidie ter beschikking van de vzw die wordt aangewend voor de in het eerste lid omschreven missie en taken.

De Vlaamse Regering sluit een vijfjaarlijks convenant met de vzw, waarin ten minste de volgende elementen zijn opgenomen:
1° de modaliteiten waaronder de Vlaamse Regering de subsidies verleent;
2° de strategische en operationele doelstellingen van de instelling;
3° de regels voor de meting en de opvolging ervan;
4° de betalingsregeling voor de jaarlijkse subsidie van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap;
5° de financiële bepalingen over de aanwending van de subsidies en de reservevorming;
6° een rapporteringsmechanisme en een mechanisme dat bestemd is voor de opvolging van de werking;
7° de maatregelen in geval van niet-naleving van het convenant;
8° de gevallen waarin en de wijze waarop het convenant tijdens de looptijd ervan kan worden gewijzigd;
9° de duur en de opzeggings- en verlengingsmogelijkheden van het convenant;
10° de vereisten waaraan de code van behoorlijk bestuur van de instelling moet beantwoorden.

De statuten van de vzw worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Die verplichting is ook opgenomen in het convenant, vermeld in het derde lid.

De Vlaamse Regering ziet erop toe dat de algemene werking van de vzw, voor het lopende convenant verstreken is, geëvalueerd wordt aan de hand van de strategische en operationele doelstellingen die vastgelegd zijn in het convenant.

De voorwaarden voor een nieuw convenant worden onder meer bepaald door de resultaten van de evaluatie.

Artikel 14/2. (18/04/2019- ...)

De Vlaamse Regering is ertoe gemachtigd om deel te nemen in de vereniging zonder winstoogmerk Flanders District of Creativity, opgericht bij notariële akte van 2 juli 2004, die het maatschappelijk doel heeft in de creatieve en culturele sectoren innovatie te stimuleren, te begeleiden bij meer en succesvol ondernemerschap en meer samenwerking te stimuleren.

Flanders District of Creativity fungeert ook als frontoffice van het Agentschap Innoveren en Ondernemen die zich richt tot creatief Vlaanderen, en als actieve navigator in het netwerk van dienstverleners die verbonden zijn aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen en die diensten aanbieden aan creatieve ondernemers.

De Vlaamse Regering stelt binnen de beschikbare begrotingskredieten jaarlijks een subsidie ter beschikking van Flanders District of Creativity die wordt aangewend voor de in het eerste en tweede lid omschreven missie en taken.

De Vlaamse Regering sluit een vijfjaarlijks convenant met Flanders District of Creativity, waarin ten minste de volgende elementen zijn opgenomen:
1° de modaliteiten waaronder de Vlaamse Regering de subsidies verleent;
2° de strategische en operationele doelstellingen van de instelling;
3° de regels voor de meting en de opvolging ervan;
4° de betalingsregeling voor de jaarlijkse subsidie van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap;
5° de financiële bepalingen over de aanwending van de subsidies en de reservevorming;
6° een rapporteringsmechanisme en een mechanisme dat bestemd is voor de opvolging van de werking;
7° de maatregelen in geval van niet-naleving van het convenant;
8° de gevallen waarin en de wijze waarop het convenant tijdens de looptijd ervan kan worden gewijzigd;
9° de duur en de opzeggings- en verlengingsmogelijkheden van het convenant;
10° de vereisten waaraan de code van behoorlijk bestuur van de instelling moet beantwoorden.

Het convenant bepaalt dat de statuten van de vzw worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering.

De Vlaamse Regering ziet erop toe dat de algemene werking van Flanders District of Creativity vzw, voor het lopende convenant verstreken is, geëvalueerd wordt aan de hand van de strategische en operationele doelstellingen die vastgelegd zijn in het convenant. De voorwaarden voor een nieuw convenant worden onder meer bepaald door de resultaten van de evaluatie.

De raad van bestuur van Flanders District of Creativity vzw bestaat uit maximaal twaalf leden. De statuten waarborgen de voordracht van de leden van de raad van bestuur door de Vlaamse Regering.

HOOFDSTUK II [Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (verv. decr. 25 april 2014, art. 15, I: 8 september 2014)] (... - ...)

Afdeling I Deelnemingsmachtiging en kwalificatie als privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap (... - ...)

Artikel 15. (01/01/2019- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om onder de voorwaarden vermeld in dit decreet, deel te nemen aan de privaatrechtelijke stichting van openbaar nut Fonds Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen, hierna FWO te noemen, opgericht bij notariële akte van 21 juni 2005.

De statuten van het FWO, alsook de wijzigingen die daarin worden aangebracht, moeten worden goedgekeurd door de Vlaamse Regering.

§ 2. Het FWO wordt hierbij erkend als een privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap als vermeld in artikel III.14 van het Bestuursdecreet.

Het Bestuursdecreet is op het FWO van toepassing.

§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt tot welk homogeen beleidsdomein het FWO behoort.
 

Afdeling II [Subsidie (verv. decr. 25 april 2014, art. 17, I: 8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 16. (09/06/2022- ...)

Jaarlijks worden in de algemene uitgavenbegroting voor wat betreft het FWO behalve een werkingsbudget ook afzonderlijke vastleggingsmachtigingen ingeschreven waarop verbintenissen kunnen worden aangegaan voor :
1° het fundamenteel onderzoek;
2° het strategisch basisonderzoek (projecten/mandaten);
3° het klinisch-wetenschappelijk onderzoek;
4° de investeringen in zware, middelzware en internationale onderzoeksinfrastructuur.
 

Afdeling III Missie en taken (... - ...)

Artikel 17. (09/06/2022- ...)

§ 1. Het FWO ondersteunt en stimuleert door financiële steun :
1° het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in alle wetenschappelijke disciplines in de Vlaamse universiteiten en hogeronderwijsinstellingen die door de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013 worden belast met wetenschappelijk onderzoek, al dan niet in het kader van samenwerkingsverbanden met andere onderzoekscentra;
2° het strategisch basisonderzoek in Vlaamse onderzoekscentra, met inbegrip van samenwerkingsverbanden met andere onderzoekscentra, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen projecten met een economisch doel en projecten met een maatschappelijk doel;
3° het klinisch-wetenschappelijk onderzoek;
4° de aanschaf en inzet van middelzware onderzoeksinfrastructuur voor wetenschappelijk onderzoek in de universiteiten;
5° de aanschaf en inzet van zware of internationale onderzoeksinfrastructuur voor de Vlaamse universiteiten, de hogeronderwijsinstellingen die door de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013 worden belast met wetenschappelijk onderzoek, en de strategische onderzoekscentra;
6° het beheer van grote rekencapaciteit.

§ 2. Het FWO kan eigen activiteiten ontwikkelen die verenigbaar zijn met zijn maatschappelijk doel. De raad van bestuur van het FWO beslist vrij en, in voorkomend geval, overeenkomstig de bepalingen van de samenwerkingsovereenkomst, over de marktconforme tariefstructuren voor die activiteiten.

§ 3. Het FWO draagt bij tot de voorbereiding van het wetenschaps- en innovatiebeleid van de Vlaamse Regering.

Het FWO verleent advies over voorontwerpen van decreet en ontwerpen van besluit van de Vlaamse Regering over aangelegenheden die behoren tot de missie en taakstelling van het FWO.

Artikel 18. (09/06/2022- ...)

§ 1. Het FWO realiseert zijn missie door de middelen die de Vlaamse Regering verstrekt, aan te wenden voor de volgende taken :
1° het steunen van individuele onderzoekers aan universiteiten met doctoraatsbeurzen van bepaalde duur en werkingsmiddelen;
2° het steunen van individuele onderzoekers aan universiteiten en hogeronderwijsinstellingen die door de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013 zijn belast met wetenschappelijk onderzoek, met postdoctorale mandaten van bepaalde duur en werkingsmiddelen;
3° het steunen van onderzoeksploegen met onderzoeksprojecten en net|Upwerkingsmiddelen;
4° het bevorderen van mobiliteit, internationale contacten en samenwerkingsverbanden;
5° het aantrekken van excellente onderzoekers die actief zijn in het buitenland;
6° het verlenen van wetenschappelijke prijzen;
7° de subsidiëring van middelzware, zware en internationale onderzoeksinfrastructuur, met inbegrip van cofinanciering in geval van europese en internationale investerings|Upprogramma's;
8° het beheer en de cofinanciering van de technische installatie en de technische exploitatie van TIER1-computerinfrastructuur aan een universiteit;
9° de cofinanciering van TIER2-computerinfrastructuur in universiteiten of asso|Upciaties.

§ 2. De Vlaamse Regering kan het FWO belasten met bijzondere opdrachten. Die moeten passen in de missie van het FWO.

§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt per steunprogramma de voorwaarden waaraan steun, verleend door het FWO, moet voldoen. De voormelde voorwaarden kunnen onder andere betrekking hebben op :
1° de essentiële selectie- en beoordelingscriteria, die ten minste de wetenschappe|Uplijke kwaliteit en relevantie van de geselecteerde projecten en de haalbaarheid ervan borgen;
2° het steunbedrag, of het steunpercentage en het maximale steunbedrag, rekening houdend met de subsidiabele kosten;
3° de wijze waarop het aantal ondersteunde projecten wordt beperkt om redenen van doelmatigheid;
4° de wijze waarop oproepen aan de kandidaten worden georganiseerd;
5° de duur van de ondersteuning en de eventuele verlengingsmogelijkheden om objectieve redenen;
6° de modaliteiten waaronder de steun wordt verleend;
7° de precieze omschrijving van de categorie van aanvragers die in het steunprogramma een aanvraag mag indienen.

De Vlaamse Regering bepaalt, op voorstel van het FWO, de wijze waarop de aanvrager van wie de steunaanvraag geweigerd is, een verzoek tot herziening van de beslissing kan indienen op basis van objectiveerbare elementen die op kennelijk onredelijke wijze aan de steunweigering ten grondslag lagen.

§ 4. Het FWO verleent de financiële steun op grond van oproepen aan de kandidaten. De oproepen zijn generiek of thematisch, onder de voorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering.

De raad van bestuur van het FWO neemt de beslissing over de toewijzing en de begroting van de steun op grond van het advies en de eventuele aanbevelingen van de bevoegde beoordelingcommissie. De raad van bestuur respecteert daarbij de door de beoordelingscommissies opgestelde rangschikkingen.

Rekening houdend met de eigenheid van de verschillende missieonderdelen, vermeld in artikel 17, en na advies van de raad van bestuur van het FWO kan de Vlaamse Regering richtlijnen vastleggen waaraan de selectie van experten en de samenstelling van beoordelingscommissies moeten voldoen.

§ 5. Voor onderzoeksprojecten voor strategisch basisonderzoek houdt de Vlaamse Regering bij het bepalen van de voorwaarden, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 1°, ten minste rekening met de volgende beoordelingsdimensies :
1° de wetenschappelijke kwaliteit van het projectvoorstel;
2° de utiliteitsperspectieven van het projectvoorstel, zijnde de gebruiksmogelijkheden van de resultaten op langere termijn en na vervolgonderzoek door economische, maatschappelijke of overheidsactoren.

De projectaanvragen voor onderzoeksprojecten voor strategisch basisonderzoek worden gerangschikt op basis van een gelijk gewicht aan de scores op de wetenschappelijke kwaliteit van het projectvoorstel en de utilisatieperspectieven en van de nodige diversiteit inzake toepassingsdomeinen bij gelijkwaardige scores. Op basis van de budgettaire mogelijkheden worden de hoogst gerangschikte projectvoorstellen gesteund. Van het principe dat de hoogst gerangschikte projectvoorstellen gesteund worden, kan desgevallend in beperkte mate afgeweken worden als hierdoor meer projecten kunnen worden gesteund.

§ 6. Voor doctoraatsbeurzen voor strategisch basisonderzoek houdt de Vlaamse Regering bij het bepalen van de voorwaarden, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 1°, ten minste rekening met de volgende beoordelingsdimensies :
1° de wetenschappelijke vakkennis van de kandidaat-bursaal en zijn potentiële bekwaamheid tot het zelfstandig uitvoeren van doctoraatsonderzoek;
2° de wetenschappelijke kwaliteit en relevantie van het onderzoeksproject, en de realiseerbaarheid ervan binnen een periode van vier jaar;
3° de strategische aard van het onderzoeksproject met betrekking tot het potentieel voor economische en/of maatschappelijke toepasbaarheid van de resultaten op termijn.

De projectaanvragen voor doctoraatsbeurzen voor strategisch basisonderzoek worden gerangschikt op basis van een vóór de oproep vastgelegd gewicht aan de scores op de kwaliteit van het projectvoorstel, de economische finaliteit en de kwaliteit van de kandidaat en van de nodige diversiteit inzake toepassingsdomeinen bij gelijkwaardige scores. Op basis van de budgettaire mogelijkheden worden de hoogst gerangschikte projectvoorstellen gesteund.

§ 7. De raad van bestuur steunt bij zijn beslissing over het steunen van investeringsinitiatieven voor zware onderzoeksinfrastructuur op het advies van experten die de wetenschappelijke kwaliteit van de aanvragen evalueren, en die vervolgens voor de aanvragen die excellent bevonden zijn, nagaan of de opgemaakte investeringsplannen voldoende realistisch en objectief zijn. De raad van bestuur kan daarvoor een of meer expertencolleges aanwijzen.

§ 8. Het bedrag dat jaarlijks beschikbaar is voor middelzware onderzoeksinfrastructuur, wordt over de universtiteitenverdeeld met toepassing van een verdeelsleutel die door de Vlaamse Regering wordt vastgesteld op basis van het gewogen gemiddelde van de verdeelsleutel, bepaald met toepassing van artikel 63/1, § 5, en de verdeelsleutel, bepaald met toepassing van artikel 57, § 4. De raad van bestuur steunt bij zijn beslissing over het steunen van investeringsinitiatieven voor middelzware onderzoeksinfrastructuur op het advies van het bestuur van de betrokken universiteit.

§ 9. Het bedrag dat jaarlijks beschikbaar wordt gemaakt voor de aanschaf en inzet van onderzoeksinfrastructuur, is voor 60 tot 70 procent bestemd voor de subsidiëring van middelzware onderzoeksinfrastructuur en voor 30 tot 40 procent voor de financiering van zware onderzoeksinfrastructuur.

De Vlaamse Regering kan jaarlijks beslissen om van het interval, vermeld in het eerste lid, af te wijken op grond van objectief vastgestelde noodwendigheden.

Artikel 18/1. (10/12/2015- ...)

Binnen de beschikbare begrotingskredieten is het FWO belast met :
1° het beheer en de cofinanciering van de technische installatie en de technische exploitatie van TIER1-computerinfrastructuur aan een universiteit;
2° de cofinanciering van TIER2-computerinfrastructuur in universiteiten of associaties.

Het FWO sluit een meerjarenovereenkomst met de betrokken universiteit over het beheer en de cofinanciering van de technische installatie en de technische exploitatie van TIER1-computerinfrastructuur. De voormelde overeenkomst regelt ten minste :
1° de fundamentele modaliteiten voor de technische installatie en de technische exploitatie, alsook de cofinanciering daarvan door het FWO en het kostenverhaal op gebruikers van rekentijd en schijfruimte;
2° de voorwaarden waaronder onderzoekscentra en derden kunnen gebruikmaken van de TIER1-computerinfrastructuur;
3° de opvolging van de technische exploitatie.

Het FWO sluit meerjarenovereenkomsten met de betrokken universiteiten en associaties over de cofinanciering van TIER2-computerinfrastructuur in universiteiten of associaties. De voormelde overeenkomst regelt het bedrag en het betalingsritme, de cofinancieringsvoorwaarden en de monitoring en de controle van de cofinanciering door het FWO.

Voor de ondersteuning van het beheer van de TIER1-infrastructuur en voor het stimuleren van het gebruik van grote rekencapaciteit bij de Vlaamse bedrijven en non-profitinstellingen, zodat ze hun innovatieve capaciteit kunnen versterken, wordt door de raad van bestuur van het FWO een industrial board ingesteld.

Afdeling IV Bestuur en werking (... - ...)

Artikel 19. (09/06/2022- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering benoemt de volgende leden van de raad van bestuur van het FWO :
1° twee leden worden aangesteld op voordracht van de raad van bestuur van de Katholieke Universiteit Leuven;
2° twee leden worden aangesteld op voordracht van de raad van bestuur van de Universiteit Gent;
3° één lid wordt aangesteld op voordracht van de raad van bestuur van de Universiteit Antwerpen;
4° één lid wordt aangesteld op voordracht van de raad van bestuur van de Vrije Universiteit Brussel;
5° één lid wordt aangesteld op voordracht van de raad van bestuur van de UHasselt;
6° één lid wordt aangesteld uit een dubbeltal, gezamenlijk voorgedragen door de raden van bestuur van de strategische onderzoekscentra;
7° vier onafhankelijke bestuurders, die voorgedragen worden door de raad van bestuur onder de voorwaarden en op basis van de procedure, vermeld in paragraaf 2, en van wie hoogstens twee van hetzelfde geslacht mogen zijn.

Ten hoogste vijf van de leden, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 5°, mogen van hetzelfde geslacht zijn. Als aan die voorwaarde niet voldaan is, dragen de universiteiten die geen kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht hadden voorgedragen, een bijkomende kandidaat van dat geslacht voor.

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de voordrachtenregelingen, vermeld in het eerste lid, 1° tot 6°.

§ 2. De onafhankelijke bestuurders, vermeld in paragraaf 1, 7°, beschikken over deskundigheid op het vlak van het algemeen bestuur van het agentschap en over specifieke deskundigheid met betrekking tot de missie en de taken van het agentschap, vermeld in artikel 17 en 18. De onafhankelijke bestuurders zijn bovendien afkomstig uit het bedrijfsleven of de socialprofitsector en zijn vertrouwd met het wetenschaps- en innovatiebeleid.

Ze zijn onafhankelijk ten aanzien van het Vlaamse Gewest, de Vlaamse Gemeenschap, de universiteiten, de strategische onderzoekscentra en de secretaris-generaal. Om die onafhankelijkheid te bepalen, zijn de criteria uit de corporate- governancecode voor beursgenoteerde bedrijven richtinggevend.

De raad van bestuur stelt de vereisten vast waaraan kandidaten voor het mandaat van onafhankelijk bestuurder moeten voldoen op het vlak van bekwaamheden, kennis en ervaring en doet een open oproep tot kandidaatstelling voor een mandaat van onafhankelijk bestuurder. Die oproep bevat een weergave van de vereisten waaraan kandidaten moeten voldoen en regelt de wijze van kandidaatstelling, waarbij minstens een curriculum vitae wordt voorgelegd.

De raad van bestuur vergelijkt de respectieve verdiensten van de kandidaten. Maximum één onafhankelijke bestuurder afkomstig uit de socialprofitsector kan worden aangesteld.

De onafhankelijke bestuurders worden uit lijsten van twee kandidaten per vacant mandaat door de Vlaamse Regering aangesteld, op voordracht van de raad van bestuur.

§ 3. De raad van bestuur verkiest onder zijn leden een voorzitter, behorend tot de categorie, vermeld in § 1, eerste lid, 1° tot en met 5°, en een ondervoorzitter, behorend tot de categorie, vermeld in § 1, eerste lid, 7°.

§ 4. Artikel III.10, III.11 en III.37, § 2, van het Bestuursdecreet zijn van toepassing op de raad van bestuur van het FWO.

§ 5. De leidend ambtenaar van het Agentschap Innoveren en Ondernemen en de leidend ambtenaar van het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie wonen de vergaderingen van de raad van bestuur van FWO bij met raadgevende stem.

Afdeling V Samenwerkingsovereenkomst (... - ...)

Artikel 20. (01/01/2019- ...)

Tussen de Vlaamse Regering en het FWO wordt een samenwerkingsovereenkomst gesloten als vermeld in artikel III.16 van het Bestuursdecreet.

De samenwerkingsovereenkomst bepaalt minimaal:
1° de modaliteiten waaronder de Vlaamse Regering de subsidies verleent;
2° de strategische en operationele doelstellingen van de instelling;
3° de regels voor de meting en de opvolging ervan;
4° de betalingsregeling voor de jaarlijkse subsidie van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap;
5° de financiële bepalingen over de aanwending van de subsidies en de reservevorming;
6° een rapporteringsmechanisme en een mechanisme dat bestemd is voor de opvolging van de werking;
7° de maatregelen in geval van niet-naleving van de samenwerkingsovereenkomst;
8° de gevallen waarin en de wijze waarop de samenwerkingsovereenkomst tijdens de looptijd ervan kan worden gewijzigd;
9° de duur en de opzeggings- en verlengingsmogelijkheden van de samenwerkingsovereenkomst;
10° de vereisten waaraan de code van behoorlijk bestuur van de instelling moet beantwoorden;
11° de werking van de raad van bestuur en de interne beheersstructuren.

Afdeling VI Toezicht (... - ...)

Artikel 21. (08/09/2014- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering stelt bij het FWO twee regeringsafgevaardigden aan. Eén regeringsafgevaardigde wordt aangesteld op voordracht van de Vlaamse minister onder wie het FWO ressorteert, en één regeringsafgevaardigde wordt aangesteld op voordracht van de Vlaamse minister bevoegd voor de financiën en de begroting.

De regeringsafgevaardigde die aangesteld is op voordracht van de Vlaamse minister onder wie het FWO ressorteert, houdt toezicht op de overeenstemming van de aanwending van de verstrekte subsidie, met het recht, met de statuten van het FWO, met de samenwerkingsovereenkomst. De regeringsafgevaardigde die aangesteld is op voordracht van de Vlaamse minister bevoegd voor de financiën en de begroting, oefent dezelfde toezichtsfunctie uit als de regeringsafgevaardigde die aangewezen is op voordracht van de bevoegde minister onder wie het FWO ressorteert, inzake de beslissingen met een budgettaire of financiële weerslag.

De regeringsafgevaardigde brengt verslag uit bij de minister die hem heeft voorgedragen voor aanstelling door de Vlaamse Regering.

Een plaatsvervanger kan door de functioneel bevoegde minister en/of door de Vlaamse minister bevoegd voor de financiën en de begroting, worden aangesteld voor het geval de regeringsafgevaardigde verhinderd is.

§ 2. De regeringsafgevaardigde of zijn plaatsvervanger zetelt met raadgevende stem in de raad van bestuur en in de door de raad van bestuur ingestelde bestuursorganen met inbegrip van het auditcomité van het FWO. Hij wordt uitgenodigd op alle vergaderingen van die bestuursorganen en wordt op dezelfde manier als de leden ervan tijdig in kennis gesteld van de dagorde en alle bijbehorende documenten.

Hij is gemachtigd om zich alle documenten en inlichtingen met betrekking tot het bestuur van het FWO, die hij nodig acht voor de uitoefening van zijn mandaat, te doen verstrekken.

Het FWO stelt de nodige middelen voor de uitoefening van zijn mandaat ter beschikking van de regeringsafgevaardigde.

§ 3. De regeringsafgevaardigde of zijn plaatsvervanger kan bij de minister onder wie het FWO ressorteert, binnen een termijn van vier werkdagen een gemotiveerd beroep instellen tegen elke beslissing inzake de aanwending van de verstrekte subsidie die hij strijdig acht met het recht, met de statuten van het FWO, met de samenwerkingsovereenkomst en met de beginselen inzake behoorlijk bestuur. Het beroep is opschortend.

De termijn gaat in op de dag van de vergadering waarop de beslissing genomen werd, als de regeringsafgevaardigde daarop regelmatig uitgenodigd werd, en, als dat niet het geval is, de dag waarop hij er kennis van heeft gekregen.

§ 4. Als de minister bij wie het beroep werd ingesteld, binnen een termijn van tien werkdagen, die ingaat op dezelfde dag als de termijn vermeld in § 3, de nietigverklaring niet heeft uitgesproken, dan wordt de beslissing definitief.

§ 5. De nietigverklaring van de beslissing wordt door de minister aan het bestuursorgaan in kwestie betekend.

§ 6. Als inzake de aanwending van de verstrekte subsidie, de naleving van het recht, de statuten van het FWO en de samenwerkingsovereenkomst het vereisen, kan de minister of de regeringsafgevaardigde het bevoegde bestuursorgaan verplichten om, binnen de door hem gestelde termijn, te beraadslagen over iedere door hem bepaalde aangelegenheid.

§ 7. De Vlaamse Regering kan de regeling over de deontologie en onverenigbaarheden van de regeringsafgevaardigde bepalen en stelt zijn vergoeding vast.

§ 8. De kosten die verbonden zijn aan de uitoefening van het ambt van regeringsafgevaardigde, zijn ten laste van het FWO.

De Vlaamse Regering bepaalt de rechtspositionele voorwaarden waaronder de regeringsafgevaardigden worden aangesteld.

Afdeling VII Evaluatie (... - ...)

Artikel 22. (01/01/2010- ...)

De Vlaamse Regering ziet erop toe dat de algemene werking van het FWO vijfjaarlijks, vóór het verstrijken van de lopende samenwerkingsovereenkomst, geëvalueerd wordt aan de hand van in de samenwerkingsovereenkomst vooropgestelde operationele doelstellingen en indicatoren.

De voorwaarden voor een nieuwe samenwerkingsovereenkomst worden onder meer bepaald door de resultaten van de evaluatie.

HOOFDSTUK II/1. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Afdeling I. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 22/1. (10/12/2015- ...)

...

Afdeling II. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 22/2. (10/12/2015- ...)

...

Artikel 22/3. (10/12/2015- ...)

...

Artikel 22/4. (10/12/2015- ...)

...

Artikel 22/5. (10/12/2015- ...)

...

Artikel 22/6. (10/12/2015- ...)

...

Afdeling III. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 22/7. (10/12/2015- ...)

...

Afdeling IV. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 22/8. (10/12/2015- ...)

...

Afdeling V. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 22/9. (10/12/2015- ...)

...

Afdeling VI. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 22/10. (10/12/2015- ...)

...

Afdeling VII. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 22/11. (10/12/2015- ...)

...

Afdeling VIII. [... (opgeh. decr. 20 november 2015, art. 21, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 22/12. (10/12/2015- ...)

...

Artikel 22/13. (10/12/2015- ...)

...

HOOFDSTUK III [... (opgeh. decr. 23 december 2016, art. 2, I: 1 januari 2017)] (... - ...)

Afdeling I [... (opgeh. decr. 23 december 2016, art. 2, I: 1 januari 2017)] (... - ...)

Artikel 23. (01/01/2017- ...)

...

Afdeling II [... (opgeh. decr. 23 december 2016, art. 2, I: 1 januari 2017)] (... - ...)

Artikel 24. (01/01/2017- ...)

...

Artikel 25. (01/01/2017- ...)

...

Afdeling III [... (opgeh. decr. 23 december 2016, art. 2, I: 1 januari 2017)] (... - ...)

Artikel 26. (01/01/2017- ...)

...

Artikel 27. (01/01/2017- ...)

...

Afdeling IV [... (opgeh. decr. 23 december 2016, art. 2, I: 1 januari 2017)] (... - ...)

Artikel 28. (01/01/2017- ...)

...

TITEL III OVERIGE PARTNERS (... - ...)

HOOFDSTUK I Strategische onderzoekscentra (... - ...)

Afdeling I Erkenning (... - ...)

Artikel 29. (09/06/2022- ...)

De Vlaamse Regering is onder de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, gemachtigd om deel te nemen aan de strategische onderzoekscentra.

Een strategisch onderzoekscentrum is één van de hiernavolgende organisaties :
1° de naamloze vennootschap Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, opgericht bij de notariële akte van 12 juni 1991, waarvan het voorwerp gericht is op het verrichten van strategisch basisonderzoek in de domeinen energie, leefmilieu, materialen en aardobservatie met het oog op het stimuleren van duurzame ontwikkeling en het versterken van het economische en maatschappelijke weefsel in Vlaanderen;
2° de vereniging zonder winstoogmerk Flanders Make, ontstaan door integrale statutenwijziging op de buitengewone algemene vergadering van Flanders Mechatronics Technology Centre vzw van 8 mei 2014, waarvan het voorwerp is gericht op de langetermijnversterking van de internationale competitiviteitspositie van de Vlaamse maakindustrie door het uitvoeren van industriegedreven, precompetitief, excellent, strategisch en toegepast onderzoek met het oog op valorisatie, in de domeinen mechatronica, productontwikkelingsmethodes en geavanceerde productietechnologieën;
3° de vereniging zonder winstoogmerk Interuniversitair Micro-elektronicacentrum, opgericht bij de notariële akte van 16 januari 1984, waarvan het voorwerp gericht is op het verrichten van strategisch onderzoek op het gebied van micro-elektronica, nanotechnologie, ontwerpmethodes en technologieën voor ICT-systemen;
4° de vereniging zonder winstoogmerk Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie, opgericht bij de notariële akte van 6 juli 1995, waarvan het voorwerp gericht is op het verrichten van biomoleculair strategisch basisonderzoek in de levenswetenschappen, met als oogmerk het verhogen van de kennis van de levensprocessen en -systemen en het vertalen van die kennis in economische groei en wetenschappelijke vooruitgang.

De Vlaamse Regering kan bijkomende verenigingen zonder winstoogmerk, stichtingen of vennootschappen met sociaal oogmerk als strategisch onderzoekscentrum erkennen.

Artikel 30. (01/01/2010- ...)

Een strategisch onderzoekscentrum beantwoordt aan de volgende vereisten :
1° het gevoerde strategische onderzoek bouwt voort op wetenschappelijk onderzoek waarvan de wetenschappelijke excellentie in internationale vergelijkingen objectief aantoonbaar is;
2° het strategisch onderzoekscentrum beschikt over een substantiële kritische massa;
3° de activiteiten van het strategisch onderzoekscentrum passen in het wetenschaps- en innovatiebeleid, bepaald door de Vlaamse Regering;
4° het gevoerde onderzoek bezit een belangrijk valorisatiepotentieel, zodat het onderzoekscentrum als aantrekkingspool voor nieuwe bedrijfsactiviteiten in het Vlaamse Gewest kan gelden en ondersteuning kan bieden aan bestaande bedrijfsactiviteiten.

Artikel 31. (18/04/2019- ...)

De statuten van het Interuniversitair Micro-elektronicacentrum en het Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie waarborgen dat hun raad van bestuur ten minste bestaat uit vertegenwoordigers van de universiteiten, van de Vlaamse Regering en van het bedrijfsleven.
 

Afdeling II [Financiering en convenant (verv. decr. 25 april 2014, art. 48, I: 8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 32. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering stelt binnen de beschikbare begrotingskredieten een jaarlijkse toelage of subsidie ter beschikking van de strategische onderzoekscentra.

Artikel 33. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering sluit met de strategische onderzoekscentra een meerjarig convenant, waarin de wederzijdse rechten en plichten in het kader van de toelage of subsidie, vermeld in artikel 34, worden opgenomen.

Het convenant beschrijft ten minste:
1° de modaliteiten waaronder de Vlaamse Regering de subsidies of toelages verleent;
2° de strategische en operationele doelstellingen van het strategisch onderzoekscentrum;
3° de regels voor de meting en de opvolging ervan;
4° de betalingsregeling voor de jaarlijkse toelage of subsidie van het Vlaamse Gewest;
5° de financiële bepalingen over de aanwending van de subsidies of toelages en de reservevorming;
6° een rapporteringsmechanisme en een mechanisme dat bestemd is voor de opvolging van de werking;
7° de maatregelen in geval van niet-naleving van het convenant;
8° de gevallen waarin en de wijze waarop het convenant tijdens de looptijd ervan kan worden gewijzigd;
9° de duur en de opzeggings- en verlengingsmogelijkheden van het convenant;
10° de vereisten waaraan de code van behoorlijk bestuur van het strategisch onderzoekscentrum moet beantwoorden;
11° de minimale kwaliteitseisen betreffende de werking van het strategisch onderzoekscentrum, in het bijzonder wat betreft het personeelsbeleid en het beleid betreffende vermogensrechten op vindingen.

Afdeling III Toezicht (... - ...)

Artikel 34. (08/09/2014- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering stelt bij een strategisch onderzoekscentrum twee regeringsafgevaardigden aan. Eén regeringsafgevaardigde wordt aangesteld op voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek en het technologisch innovatiebeleid, en één regeringsafgevaardigde wordt aangesteld op voordracht van de Vlaamse minister bevoegd voor de financiën en de begroting.

De regeringsafgevaardigde die aangesteld is op voordracht van de Vlaamse minister bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek en technologisch innovatiebeleid, houdt toezicht op de overeenstemming van de aanwending van de verstrekte toelage of subsidie met het recht, de statuten van het strategisch onderzoekscentrum, het convenant en de beginselen inzake behoorlijk bestuur. De regeringsafgevaardigde die aangesteld is op voordracht van de Vlaamse minister bevoegd voor de financiën en de begroting, oefent dezelfde toezichtsfunctie uit als de regeringsafgevaardigde die aangesteld is op voordracht van de bevoegde minister, inzake de beslissingen met een budgettaire of financiële weerslag.

De regeringsafgevaardigde brengt verslag uit bij de minister die hem heeft voorgedragen voor aanstelling door de Vlaamse Regering.

§ 2. De regeringsafgevaardigde heeft met raadgevende stem zitting in de raad van bestuur en in de door de raad van bestuur ingestelde bestuursorganen met inbegrip van het in voorkomend geval ingestelde auditcomité. Hij wordt uitgenodigd op alle vergaderingen van die bestuursorganen en wordt op dezelfde manier als de leden ervan tijdig in kennis gesteld van de dagorde en alle bijbehorende documenten.

Hij is gemachtigd om zich alle documenten en inlichtingen over het bestuur van het strategisch onderzoekscentrum, die hij nodig acht voor de uitoefening van zijn mandaat, te doen verstrekken.

Het strategisch onderzoekscentrum stelt de menselijke en materiële middelen die nodig zijn voor de uitoefening van zijn mandaat, ter beschikking van de regeringsafgevaardigde.

§ 3. De regeringsafgevaardigde kan bij de bevoegde minister binnen een termijn van vier werkdagen een gemotiveerd beroep instellen tegen elke beslissing die hij strijdig acht met het algemeen belang, de wetten, decreten, ordonnanties en reglementaire besluiten, met het organiek statuut van het strategisch onderzoekscentrum of met het convenant. Het beroep is opschortend.

Die termijn gaat in op de dag van de vergadering waarop de beslissing genomen werd, als de regeringsafgevaardigde daarop regelmatig uitgenodigd werd, en, als dat niet het geval is, de dag waarop hij er kennis van heeft gekregen.

§ 4. Als de minister bij wie het beroep werd ingesteld, binnen een termijn van tien werkdagen, die ingaat op dezelfde dag als de termijn vermeld in § 3 de nietigverklaring niet heeft uitgesproken, dan wordt de beslissing definitief.

§ 5. De nietigverklaring van de beslissing wordt door de minister aan het betrokken bestuursorgaan in kwestie betekend.

§ 6. Als de naleving van de wetten, decreten, ordonnanties en reglementaire besluiten, het organiek statuut van het strategisch onderzoekscentrum of het convenant dat vereisen, kan de minister of de regeringsafgevaardigde het bevoegde bestuursorgaan verplichten om, binnen de door hem gestelde termijn, te beraadslagen over iedere door hem bepaalde aangelegenheid.

§ 7. De Vlaamse Regering kan de regeling over de deontologie en onverenigbaarheden van de regeringsafgevaardigde bepalen en stelt zijn vergoeding vast.

§ 8. De kosten die verbonden zijn aan de uitoefening van het ambt van regeringsafgevaardigde, zijn ten laste van de strategische onderzoekscentra.

De Vlaamse Regering bepaalt de rechtspositionele voorwaarden waaronder de regeringsafgevaardigden worden aangesteld.

Afdeling IV Evaluatie (... - ...)

Artikel 35. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering ziet erop toe dat de algemene werking van de strategische onderzoekscentra vóór het verstrijken van het lopende convenant geëvalueerd wordt aan de hand van de in het convenant vooropgestelde strategische en operationele doelstellingen en indicatoren.

De voorwaarden voor een nieuw convenant worden onder meer bepaald door de resultaten van de evaluatie.

Afdeling V Aanvullende bepalingen voor de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (... - ...)

Artikel 36. (09/06/2022- ...)

Voor de niet-geregelde aangelegenheden bij dit decreet of bij de statuten van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, afgekort de VITO, zijn de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen die betrekking hebben op de naamloze vennootschappen, van toepassing.
 

Artikel 37. (09/06/2022- ...)

Teneinde haar voorwerp te realiseren, vermeld in artikel 29, tweede lid, 1°, heeft de VITO de volgende taken :
1° de noodzakelijke kennis en ervaring op een structurele wijze uitbouwen, onder meer door het uitvoeren van eigen onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, al dan niet met medefinanciering door derden;
2° het uitvoeren van de door de overheid vastgestelde referentietaken, waarvan de precieze aard, de doelstelling en de wijze van vergoeding bij beheersreglement, vastgesteld bij besluit van de Vlaamse Regering, worden bepaald;
3° voor de Vlaamse overheid en publieke organisaties en instellingen buiten de Vlaamse overheid op contractuele basis beleidsgerichte onderzoeksprojecten uitvoeren, specifieke diensten verlenen en technisch-wetenschappelijke adviezen en beleidsaanbevelingen formuleren;
4° voor private organisaties of personen op contractuele basis onderzoeksprojecten uitvoeren en specifieke diensten verlenen;
5° de kennis en onderzoeksresultaten volgens de meest geëigende weg beschermen en valoriseren.
 

Artikel 38. (09/06/2022- ...)

VITO kan binnen de perken van haar voorwerp instellingen, verenigingen en ondernemingen oprichten, erin deelnemen of zich erin laten vertegenwoordigen.

VITO kan binnen de perken van haar voorwerp eveneens deelnemen aan tijdelijke ondernemingsvormen, zoals verenigingen, groepen of vakbonden.
 

Artikel 39. (01/01/2010- ...)

De VITO kan alleen ontbonden worden door een decreet dat de wijze en de voorwaarden van haar vereffening regelt.

Artikel 40. (01/01/2010- ...)

...

Artikel 41. (01/01/2010- ...)

Het Vlaamse Gewest zal op elk moment rechtstreeks of onrechtstreeks beschikken over de meerderheid van de aandelen in de VITO.

De rechten en de plichten die verbonden zijn aan de aandelen van de VITO, worden bepaald in de statuten.

Artikel 42. (01/01/2010- ...)

De aandelen van de VITO zijn en blijven op naam.

Artikel 43. (01/01/2010- ...)

De Vlaamse Regering kan aan de leningen van de VITO de gewestwaarborg verlenen.

Artikel 44. (09/06/2022- ...)

De financiële middelen van de VITO bestaan naast het eigen vermogen en daarmee gelijkgestelde middelen uit :
1° een jaarlijkse toelage, overeenkomstig het gesloten convenant;
2° vergoedingen en inkomsten die verband houden met het uitoefenen van werken, leveringen en diensten voor derden;
3° schenkingen en legaten;
4° opbrengsten van eigen vermogen, toevallige ontvangsten en overige inkomsten.

De VITO organiseert zich zodat op elk moment voldaan wordt aan de vereisten, vermeld in richtlijn 2006/111/EG van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen, zoals tot op heden gewijzigd.
 

Artikel 45. (09/06/2022- ...)

De algemene vergadering bestaat uit de aandeelhouders.

Tenzij met toepassing van artikel 36, anders is bepaald, geeft elk aan-deel recht op één stem.

De stemrechtbeperking, vermeld in artikel 7:55 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, is niet van toepassing.

De rechtspersonen-aandeelhouders worden ieder vertegenwoordigd door één daartoe aangestelde gevolmachtigde.
 

Artikel 46. (01/01/2010- ...)

De algemene vergadering keurt de jaarrekening goed en verleent kwijting aan de bestuurders en aan de commissaris-revisor voor de uitoefening van hun mandaat.

Artikel 47. (01/09/2023- ...)

De bestuursorganen van de VITO zijn :
1° de raad van bestuur;
2° het ondernemingshoofd, dat als werknemer wordt tewerkgesteld;
3° ...

Voor zover dat niet bepaald is in dit decreet, worden de bevoegdheid en de werking van die organen geregeld in de statuten. Het ondernemingshoofd neemt met raadgevende stem deel aan de raad van bestuur.
 

Artikel 48. (01/01/2010- ...)

De Vlaamse Regering stelt de raad van bestuur van de naamloze vennootschap VITO samen uit deskundigen van de overheid, de industrie en de onderzoekswereld. Ten minste één van de leden treedt op als vertegenwoordiger van de Participatiemaatschappij Vlaanderen.

Nadere regelen kunnen in de statuten worden opgenomen.

Binnen de raad van bestuur wordt een auditcomité opgericht.

Artikel 49. (09/06/2022- ...)

De raad van bestuur benoemt en ontslaat het ondernemingshoofd. Hij kan alleen worden ontslagen bij besluit van twee derde van de leden van de raad van bestuur. De benoeming en het ontslag moeten bovendien ter bekrachtiging voorgelegd worden aan de Vlaamse Regering.
 

Artikel 50. (09/06/2022- ...)

De rechten en plichten van het ondernemingshoofd worden vastgesteld in een overeenkomst die wordt gesloten tussen de VITO, voor wie de raad van bestuur optreedt, en het ondernemingshoofd.
 

Artikel 51. (01/01/2010- ...)

§ 1. De aan het Vlaamse Gewest overgedragen personeelsleden van het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) gaan over naar de VITO met hun rechten en verplichtingen, met hun graad en in hun hoedanigheid. Zij behouden ten minste de bezoldiging, de anciënniteit, de toelagen, de vergoedingen en de legale en extra-legale pensioenrechten.

§ 2. De administratieve en geldelijke regelingen voor de personeelsleden van de VITO worden in een overeenkomst tussen de raad van bestuur en de representatieve vakbonden uitgewerkt. Zolang deze administratieve en geldelijke regelingen niet van kracht zijn geworden, wordt de rechtstoestand van nieuw aangeworven personeelsleden beheerst door de regels die van kracht waren bij het SCK.

Artikel 52. (01/01/2010- ...)

De VITO brengt haar statuten in overeenstemming met de bepalingen in artikelen 36 tot en met 51 binnen een periode van zes maanden na de publicatie van dit decreet.

[HOOFDSTUK I/1. (ing. decr. 25 april 2014, art. 52, I: 8 september 2014)] [... (opgeh. Decr. 15 maart 2019, art. 14, I: 18 april 2019)] (... - ...)

[Afdeling I. (ing. decr. 25 april 2014, art. 53, I: 8 september 2014)] [... (opgeh. Decr. 15 maart 2019, art. 14, I: 18 april 2019)] (... - ...)

Artikel 52/1. (18/04/2019- ...)

...

Artikel 52/2. (18/04/2019- ...)

...

Artikel 52/3. (18/04/2019- ...)

...

[Afdeling II. (ing. decr. 25 april 2014, art. 57, I: 8 september 2014)] [... (opgeh. Decr. 15 maart 2019, art. 14, I: 18 april 2019)] (... - ...)

Artikel 52/4. (18/04/2019- ...)

...

Artikel 52/5. (18/04/2019- ...)

...

[Afdeling III. (ing. decr. 25 april 2014, art. 60, I: 8 september 2014)] [... (opgeh. Decr. 15 maart 2019, art. 14, I: 18 april 2019)] (... - ...)

Artikel 52/6. (18/04/2019- ...)

...

[Afdeling IV. (ing. decr. 25 april 2014, art. 62, I: 8 september 2014)] [... (opgeh. Decr. 15 maart 2019, art. 14, I: 18 april 2019)] (... - ...)

Artikel 52/7. (18/04/2019- ...)

...

HOOFDSTUK II Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten (... - ...)

[Afdeling I. Organisatie, bestuur en werking (ing. Decr. 15 maart 2019, art. 15, I: 18 april 2019)] (... - ...)

Artikel 52/8. (18/04/2019- ...)

De Vlaamse Regering is ertoe gemachtigd deel te nemen in de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, die opgericht is met als doel wetenschap en kunsten en de uitstraling ervan in Vlaanderen te bevorderen.

De Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten geniet rechtspersoonlijkheid.

Artikel 52/9. (18/04/2019- ...)

De Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten regelt haar bestuur en interne werking in haar statuten en huishoudelijk reglement.

Wijzigingen aan de statuten worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Regering.

Wijzigingen aan de statuten en het huishoudelijk reglement worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 52/10. (18/04/2019- ...)

De Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten heeft gewone leden, ereleden en buitenlandse leden en is ingedeeld in een aantal klassen die elk bevoegd zijn voor verschillende wetenschappen en kunsten of groepen hiervan.

Gewone leden en buitenlandse leden worden door een van de klassen verkozen wegens hun belangrijke bijdrage op het gebied van wetenschap of kunsten. Zij worden door de Academie voor benoeming voorgedragen aan de Vlaamse Regering.

Om tot gewoon lid te worden verkozen, moet men zijn woonplaats in België hebben en het Nederlands beheersen. Om tot buitenlands lid te worden verkozen, moet men zijn woonplaats in het buitenland hebben.

Gewone leden worden op hun verzoek tot erelid benoemd door de raad van bestuur, na gunstig advies van de klasse waartoe zij behoren. De benoeming tot erelid wordt ter kennis gebracht van de Vlaamse Regering.

Artikel 52/11. (18/04/2019- ...)

De Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten wordt bestuurd door een algemene vergadering, raad van bestuur, bureau, voorzitter, vast secretaris en klassenbestuurders. Buitenlandse leden maken geen deel uit van de algemene vergadering.

De algemene vergadering stelt de statuten en het huishoudelijk reglement vast, verkiest de voorzitter en vast secretaris onder de gewone leden van de Academie en kan leden uit hun functie ontslaan wegens ernstige tekortkomingen.

De raad van bestuur bestaat minstens uit de voorzitter, de vast secretaris, de klassenbestuurders, en een vertegenwoordiger van de leden van elke klasse. De raad van bestuur bepaalt het beleid van de Academie, beheert haar vermogen en stelt de begroting en de jaarrekeningen vast.

Het Bureau voert de beslissingen uit van de algemene vergadering en van de raad van bestuur en staat in voor het dagelijks bestuur van de academie.

De voorzitter zit de algemene vergadering, de raad van bestuur en het Bureau voor.

De vast secretaris coördineert de werking van de Academie, leidt haar administratie en personeel en staat in voor de inkomsten en uitgaven en voor de financiële rapportering.

De werking van de klassen wordt geleid door een klassenbestuurder en een klassenbestuur, verkozen door en uit de leden van de klasse. Bestuursmandaten in de academie zijn tijdelijk.

De Academie wordt ten aanzien van derden en in rechte vertegenwoordigd door de raad van bestuur of door de voorzitter en de vast secretaris, gezamenlijk optredend.

[Afdeling I/1. (verv. Decr. 15 maart 2019, art. 15, I: 18 april 2019)] [Subsidie en convenant (ing. decr. 25 april 2014, art. 64, I: 8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 53. (08/09/2014- ...)

Binnen de beschikbare begrotingskredieten draagt de Vlaamse Regering met een jaarlijkse subsidie bij in de werking van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten.

Over de aanwending van die jaarlijkse subsidie en de controle erop wordt vijfjaarlijks een convenant gesloten. Dat convenant beschrijft ten minste:
1° de modaliteiten waaronder de Vlaamse Regering de subsidies verleent;
2° de strategische en operationele doelstellingen van de instelling;
3° de regels voor de meting en de opvolging ervan;
4° de betalingsregeling voor de jaarlijkse subsidie van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap;
5° de financiële bepalingen over de aanwending van de subsidies en de reservevorming;
6° een rapporteringsmechanisme en een mechanisme dat bestemd is voor de opvolging van de werking;
7° de maatregelen in geval van niet-naleving van het convenant;
8° de gevallen waarin en de wijze waarop het convenant tijdens de looptijd ervan kan worden gewijzigd;
9° de duur en de opzeggings- en verlengingsmogelijkheden van het convenant.

[Afdeling II. Evaluatie (ing. decr. 25 april 2014, art. 66, I: 8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 53/1. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering ziet erop toe dat de algemene werking van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, vóór het verstrijken van het lopende convenant, geëvalueerd wordt aan de hand van de strategische en operationele doelstellingen en indicatoren die vastgelegd zijn in het convenant.

De voorwaarden voor een nieuw convenant worden onder meer bepaald door de resultaten van de evaluatie.

HOOFDSTUK III [Flanders District of Creativity (verv. decr. 25 april 2014, art. 68, I: 8 september 2014)] (... - ...)

Afdeling I [... (opgeh. decr. 25 april 2014, art. 69, I: 8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 54. (08/09/2014- ...)

...

Afdeling II Toelage en convenant Flanders, District of Creativity (... - ...)

Artikel 55. (01/12/2017- ...)

...

Afdeling III [... (opgeh. Decr. 15 maart 2019, art. 20, I: 18 april 2019)] (... - ...)

Artikel 56. (18/04/2019- ...)

...

[Afdeling IV. Evaluatie (ing. decr. 25 arpril 2014, art. 72, I: 8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 56/0. (01/12/2017- ...)

...

[HOOFDSTUK IV Vzw Vlaams Instituut voor de Zee (ing. decr. 9 juli 2010, art. 42)] (... - ...)

[Afdeling I. Subsidie en convenant (ing. decr. 25 arpril 2014, art. 77, I: 8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 56/1. (18/04/2019- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering is ertoe gemachtigd om deel te nemen in de vereniging zonder winstoogmerk Vlaams Instituut voor de Zee, opgericht bij de notariële akte van 2 april 1999.

De missie van het Vlaams Instituut voor de Zee is het versterken van de mariene kennisopbouw en de excellentie van het marien onderzoek in Vlaanderen.

Het Vlaams Instituut voor de Zee heeft de volgende doelstellingen:
1° innovatief en multidisciplinair marien onderzoek initiëren, ondersteunen, bevorderen en uitvoeren;
2° de nationale en internationale uitstraling van het Vlaams marien onderzoek bevorderen;
3° fungeren als nationaal en internationaal aanspreekpunt op het gebied van het marien onderzoek;
4° de oceaangeletterdheid in Vlaanderen en de visibiliteit van het marien onderzoek bij het grote publiek bevorderen;
5° wetenschappelijke data, informatie, kennis en inzichten op maat aanreiken aan de Vlaamse mariene onderzoeksgemeenschap, de maritieme bedrijven en de beleidsverantwoordelijken op het vlak van mariene aangelegenheden;
6° grote mariene onderzoeksinfrastructuur, inclusief onderzoeksvaartuigen, een marien station en het Vlaams marien datacentrum, inzetten en beheren.

De Vlaamse Regering is gemachtigd bijkomende regels te bepalen voor de terbeschikkingstelling van grote mariene onderzoeksinfrastructuur, inclusief onderzoeksvaartuigen, aan derden.

§ 2. Het Vlaams Instituut voor de Zee en de Vlaamse Regering sluiten een meerjarig convenant waarin ten minste de volgende elementen zijn opgenomen:
1° de modaliteiten waaronder de Vlaamse Regering de subsidies verleent;
2° de strategische en operationele doelstellingen van de instelling;
3° de regels voor de meting en de opvolging ervan;
4° de betalingsregeling voor de jaarlijkse subsidie van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap;
5° de financiële bepalingen over de aanwending van de subsidies en de reservevorming;
6° een rapporteringsmechanisme en een mechanisme dat bestemd is voor de opvolging van de werking;
7° de maatregelen in geval van niet-naleving van het convenant;
8° de gevallen waarin en de wijze waarop het convenant tijdens de looptijd ervan kan worden gewijzigd;
9° de duur en de opzeggings- en verlengingsmogelijkheden van het convenant.

§ 3. De statuten van het Vlaams Instituut voor de Zee waarborgen dat de raad van bestuur ervan ten minste bestaat uit een meerderheid van vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering.

§ 4. De Vlaamse Regering stelt binnen de beschikbare begrotingskredieten een jaarlijkse subsidie ter beschikking van het Vlaams Instituut voor de Zee.

[Afdeling II. Evaluatie (ing. decr. 25 arpril 2014, art. 76, I: 8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 56/1/1. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering ziet erop toe dat de algemene werking van het Vlaams Instituut voor de Zee, vóór het verstrijken van het lopende convenant, geëvalueerd wordt aan de hand van de strategische en operationele doelstellingen en indicatoren die vastgelegd zijn in het convenant.

De voorwaarden voor een nieuw convenant worden onder meer bepaald door de resultaten van de evaluatie.

[HOOFDSTUK V. Vzw Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen (ing. Decr. 15 maart 2019, art. 22, I: 18 april 2019)] (... - ...)

Artikel 56/1/2. (18/04/2019- ...)

Voor de middelen die worden toegekend aan de vzw Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen, afgekort vzw KMDA, conform artikel 3, § 1, c, van het decreet van 30 mei 1985 betreffende de subsidiëring van de vzw Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen voor wetenschappelijk onderzoek, sluiten de Vlaamse Regering en vzw KMDA een vijfjarige convenant af waarin ten minste de volgende elementen zijn opgenomen:
1° de modaliteiten waaronder de Vlaamse Regering de subsidies verleent;
2° de strategische en operationele doelstellingen van de instelling;
3° de regels voor de meting en de opvolging ervan;
4° de betalingsregeling voor de jaarlijkse subsidie van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap;
5° de financiële bepalingen over de aanwending van de subsidies en de reservevorming;
6° een rapporteringsmechanisme en een mechanisme dat bestemd is voor de opvolging van de werking;
7° de maatregelen in geval van niet-naleving van het convenant;
8° de gevallen waarin en de wijze waarop het convenant tijdens de looptijd ervan kan worden gewijzigd;
9° de duur en de opzeggings- en verlengingsmogelijkheden van het convenant.

De Vlaamse Regering ziet erop toe dat de activiteiten die de vzw KMDA uitvoert met de middelen, vermeld in het eerste lid, vóór het verstrijken van het lopende convenant geëvalueerd worden aan de hand van de strategische en operationele doelstellingen en indicatoren die vastgelegd zijn in het convenant.

De voorwaarden voor een nieuw convenant worden onder meer bepaald door de resultaten van de evaluatie.

[HOOFDSTUK VI. EnergyVille (ing. Decr. 25 maart 2022, art. 18, I: 9 juni 2022)] (... - ...)

Artikel 56/1/3. (09/06/2022- ...)

Binnen de beschikbare begrotingskredieten draagt de Vlaamse Regering met een jaarlijkse subsidie bij in de werking van de stichting van openbaar nut EnergyVille, opgericht bij notariële akte van 21 oktober 2020, om het wetenschappelijk onderzoek naar duurzame energie en energiesystemen op nationaal en internationaal vlak te bevorderen en te coördineren.

Voor de middelen die worden toegekend aan EnergyVille, sluiten de Vlaamse Regering en EnergyVille een vijfjarige convenant af waarin ten minste de volgende elementen zijn opgenomen:
1° de modaliteiten waaronder de Vlaamse Regering de subsidies verleent;
2° de strategische en operationele doelstellingen van de instelling;
3° de geplande resultaten, de stakeholdergroep waarvoor resultaten bedoeld zijn, de onderzoeksgroepen die worden betrokken en een bijbehorende tijdslijn;
4° de betalingsregeling voor de jaarlijkse subsidie van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap;
5° de financiële bepalingen over de aanwending van de subsidies;
6° een rapporteringsmechanisme en een mechanisme dat bestemd is voor de opvolging van de werking;
7° de maatregelen in geval van niet-naleving van het convenant;
8° de gevallen waarin en de wijze waarop het convenant tijdens de looptijd ervan kan worden gewijzigd;
9° de duur en de opzeggings- en verlengingsmogelijkheden van het convenant.

Vóór het lopende convenant verstrijkt, evalueert de Vlaamse Regering de activiteiten die EnergyVille uitvoert met de middelen, vermeld in het eerste lid. Die evaluatie gebeurt aan de hand van de strategische en operationele doelstellingen en indicatoren die vastgelegd zijn in het convenant.

De voorwaarden voor een nieuw convenant worden onder meer bepaald door de resultaten van de evaluatie, vermeld in het derde lid.

[HOOFDSTUK VII. Vlaamse wetenschappelijke instellingen (ing. Decr. 25 maart 2022, art. 20, I: 9 juni 2022)] (... - ...)

Artikel 56/1/4. (09/06/2022- ...)

De volgende instellingen worden aangewezen als Vlaamse wetenschappelijke instelling:
1° het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek;
2° het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek;
3° het extern verzelfstandigd agentschap EVA Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen vzw (KMSKA), opgericht bij het decreet van 26 januari 2018 tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;
4° het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed (VIOE), opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed;
5° extern verzelfstandigd agentschap het Agentschap Plantentuin Meise (APM), opgericht bij het decreet van 6 december 2013 houdende de oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Agentschap Plantentuin Meise";
6° het Waterbouwkundig Laboratorium (WL) van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, vermeld in artikel 28, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie.

De Vlaamse Regering kan naast de instellingen, vermeld in het eerste lid, bijkomende instellingen of delen van instellingen binnen de Vlaamse overheid als Vlaamse wetenschappelijke instelling aanwijzen, als de instelling in kwestie beantwoordt aan al de volgende vereisten:
1° de missie en de taken betreffen in hoofdzaak het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, al dan niet met inbegrip van wetenschappelijke dienstverlening, en disseminatie van de onderzoeksresultaten;
2° de uitgevoerde onderzoeksactiviteiten en de geleverde wetenschappelijke diensten zijn relevant voor beleidsthema's van de Vlaamse overheid, worden behartigd door het betrokken beleidsdomein en worden in alle onafhankelijkheid door eigen diensten uitgevoerd;
3° de aansturing, opvolging en controle van de wetenschappelijke instelling gebeurt door de functioneel bevoegde minister. Een jaarlijks ondernemingsplan of een beheersovereenkomst toont de onderzoekstaak en programma's aan;
4° de Vlaamse wetenschappelijke instelling beschikt over een substantiële kritische massa.".

[HOOFDSTUK VIII. Beleidskader voor een industrieel klimaattransitieprogramma: bevordering van de transitie tot een CO2-arme en koolstofcirculaire Vlaamse industrie (ing. Decr. 25 maart 2022, art. 22, I: 9 juni 2022)] (... - ...)

Artikel 56/1/5. (09/06/2022- ...)

Het Vlaamse beleid voor de transitie van de Vlaamse industrie tot een CO2-arme en koolstofcirculaire industrie vereist een gecoördineerd en participatief beleid. In dat beleid staat de Vlaamse Regering in voor:
1° het proces van voorbereiding, opmaak, uitvoering, rapportering en evaluatie van de Vlaamse strategie over de industriële klimaattransitie, vermeld in artikel 51/1/6;
2° het beleidsdomeinoverschrijdend overleg binnen de Vlaamse overheid;
3° de betrokkenheid van en het overleg met de maatschappelijke actoren;
4° het ondersteunen van de ontwikkeling en toepassing van de benodigde nieuwe technologieën met het oog op het langetermijnonderzoek en de doorgroei naar implementatie ervan.

Hierbij houdt ze rekening met het Europese en het internationale beleid over de industriële klimaattransitie, en zorgt ze voor het nodige overleg en de nodige samenwerking met het federale bestuursniveau en het bestuursniveau van de andere gewesten.

Artikel 56/1/6. (09/06/2022- ...)

Het Vlaams programma voor de industriële klimaattransitie is coherent en beleidsdomeinoverschrijdend. Het wordt bepaald in een vijfjaarlijkse programmanota. Die programmanota bevat de volgende elementen:
1° een evaluatie van de uitvoering van de aflopende Vlaamse programmanota die is goedgekeurd in de vorige parlementaire legislatuur;
2° een analyse van de huidige situatie, de verwachte maatschappelijke ontwikkelingen, trends en risico's op het vlak van de industriële klimaattransitie;
3° de lange- en middellangetermijnvisie en -doelstellingen voor het klimaattransitieprogramma;
4° de operationele kortetermijndoelstellingen en de prioritaire beleidsopties en acties voor de lopende regeerperiode.

Het Vlaams programma voor de industriële klimaattransitie besteedt bijzondere aandacht aan de Europese en internationale dimensie van de industriële kliaattransitie.

De Vlaamse Regering legt de ontwerpprogrammanota ter advies voor aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, de Milieu- en Natuurraad van Vlaan deren en stuurt ze ter kennisgeving door naar de andere betrokken strategische adviesraden.

De Vlaamse Regering bepaalt het Vlaams programma voor de industriële klimaattransitie na overleg met de verschillende bestuursniveaus en maatschappelijke actoren.

Uiterlijk één jaar na haar eedaflegging keurt de Vlaamse Regering het programma over de industriële klimaattransitie goed en deelt ze dat mee aan het Vlaams Parlement.

Het Vlaams programma voor de industriële klimaattransitie kan altijd worden herzien, op initiatief van de Vlaamse Regering.

Met het oog op een breed eigenaarschap wordt er overlegd met en gerapporteerd aan de economische en maatschappelijke actoren die het Vlaamse transitie programma ontwikkelen en uitvoeren.

Artikel 56/1/7. (09/06/2022- ...)

De Vlaamse Regering wijst een permanent overlegorgaan aan met de industriële partners dat de concrete invulling en sturing van het industrieel transitieprogramma opvolgt en daarover adviseert aan de Vlaamse Regering.

Het overlegorgaan maakt een huishoudelijk reglement op en legt dat ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering.

Een vertegenwoordiger van het Agentschap Innoveren en Ondernemen neemt het voorzitterschap en de coördinatie van het overleg op.

Artikel 56/1/8. (09/06/2022- ...)

Het Vlaams programma voor de industriële klimaattransitie beschikt over een eigen programma binnen de algemene uitgavenbegroting.

Binnen de perken van die beschikbare begrotingskredieten kan de Vlaamse Regering project- en/of werkingssubsidies toekennen aan organisaties voor de ondersteuning van projecten of activiteiten die invulling geven aan het Vlaams industrieel transitieprogramma.

De middelen worden voorzien in het kader van de dotatie aan het Fonds voor Innoveren en Ondernemen.

Het Fonds voor Innoveren en Ondernemen verdeelt de middelen onder de projecten en activiteiten. Die projecten of activiteiten zijn in overeenstemming met het Vlaams industrieel transitieprogramma, vermeld in artikel 56/1/6.

TITEL IV HOGERONDERWIJSSECTOR (... - ...)

[HOOFDSTUK I Algemene bepaling (ing. decr. 21 december 2012, art. 12)] (... - ...)

Artikel 56/2. (01/01/2013- ...)

De Vlaamse Regering is ertoe gemachtigd de financieringsprogramma's waarvan sprake in titel IV van dit decreet voorwaardelijk te maken aan bepalingen met betrekking tot :
1° beginselen van goed bestuur;
2° strategische planning;
3° genderevenwicht;
4° rapportering;
5° wetenschapscommunicatie.

[HOOFDSTUK I/1 (verv. decr. 21 december 2012, art. 12)] Industriële onderzoeksfondsen [en interface-activiteiten (ing. decr. 25 april 2014, art. 78, I: 8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 56/3. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering stelt binnen de beschikbare begrotingskredieten een subsidie ter beschikking van de interface-activiteiten van de associaties in de Vlaamse Gemeenschap en regelt de voorwaarden voor de verlening ervan.

Artikel 57. (01/01/2010- ...)

§ 1. Bij elke associatie wordt één Industrieel Onderzoeksfonds opgericht.

§ 2. Een Industrieel Onderzoeksfonds is een intern bestemmingsfonds van de associatie.

De Vlaamse Regering verleent jaarlijks, binnen de perken van de begrotingskredieten, subsidies aan de Industriële Onderzoeksfondsen. De partners bij een associatie kunnen op elk moment beslissen om aanvullende middelen in het Industrieel Onderzoeksfonds in te brengen.

§ 3. De middelen van een Industrieel Onderzoeksfonds worden aangewend voor het strategische basisonderzoek en het toegepaste onderzoek bij de partners van de associatie.

§ 4. Het globale bedrag van de subsidies vermeld in § 2 wordt onder de associaties verdeeld a rato van het procentuele aandeel van de associatie in de som van door de Vlaamse Regering omschreven en gewogen parameters. Deze parameters hebben betrekking op de prestaties van de associaties inzake wetenschappelijk onderzoek, contractonderzoek en valorisatie van onderzoeksresultaten.

Artikel 58. (01/09/2015- ...)

Een Industrieel Onderzoeksfonds wordt beheerd op de wijze, bepaald door een reglement dat vastgesteld is door het algemene onderzoeks- en samenwerkingsreglement van de associatie, vermeld in artikel II.12 van de Codex Hoger Onderwijs.

Het toepasselijke reglement voorziet ten minste in :
1° de oprichting van een Industrieel Onderzoeksfondsraad die het associatiebestuur adviseert over de besteding van de middelen van het Industrieel Onderzoeksfonds;
2° een omschrijving van de onderzoeksactiviteiten die in aanmerking komen voor een subsidie op grond van de middelen, vermeld in artikel 57, § 2, tweede lid;
3° een omschrijving van de criteria op grond waarvan de onderzoeksactiviteiten, vermeld in 2°, worden geselecteerd;
4° een bezwarenregeling die aanvragers van een subsidie in staat stelt om op te komen tegen een beslissing waarbij de subsidie geweigerd, verminderd of ingetrokken wordt, of waarbij de toegekende subsidie kleiner is dan het bedrag dat werd aangevraagd;
5° een feedbackprocedure voor de niet-toekenning van middelen van het IOF aan de aanvragers;
6° een regeling voor belangenconflicten die kunnen optreden bij beslissing of advisering over de toekenning van middelen van het IOF.

Artikel 59. (05/06/2009- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt nadere regelen voor :
1° de aanwending van de middelen uit een Industrieel Onderzoeksfonds;
2° het betalingsritme van de subsidies aan de Industriële Onderzoeksfondsen;
3° de subsidiëringsvoorwaarden en de controle op de naleving daarvan;
4° de samenstelling van de Industrieel Onderzoeksfondsraad;
5° de periodieke evaluatie van de werking van de Industriële Onderzoeksfondsen.

Voor de berekening van de in artikel 10, § 5, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 betreffende de ondersteuning van de Industriële Onderzoeksfondsen en de interface-activiteiten van de associaties in de Vlaamse Gemeenschap bedoelde parameter, worden ook beschouwd als octrooien die aangevraagd of toegekend zijn door de associatie: de aangevraagde of toegekende octrooien die, zonder de universitaire of hogeschoolpartner van de associatie als medeaanvrager te vermelden, zijn aangevraagd door of toegekend zijn aan een strategisch onderzoekscentrum, als op het aangevraagde of toegekende octrooi een bezoldigd medewerker (zoals vermeld in artikel IV.48, § 1, van de Codex Hoger Onderwijs van 20 december 2013) van de universitaire of hogeschoolpartner van de associatie wordt vermeld als uitvinder.

Voor de berekening van de in artikel 10, § 6, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 betreffende de ondersteuning van de Industriële Onderzoeksfondsen en de interface-activiteiten van de associaties in de Vlaamse Gemeenschap bedoelde parameter wordt verstaan onder spin-offbedrijven van de associatie de spin-offbedrijven opgericht door de universiteit of door de hogescholen, partner bij de associatie, of door een universitair ziekenhuis als vermeld in artikel 4 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, evenals door de strategische onderzoekscentra via het onderzoek of onderzoeksgedeelte dat wordt uitgevoerd in een onderzoeksgroep van de universiteit of van de hogescholen, partner bij de associatie.

Dit artikel is van toepassing vanaf 5 juni 2009.

HOOFDSTUK II [Vlaams Academisch Bibliografisch Bestand "Sociale en Humane Wetenschappen" (verv. decr. 25 april 2014, art. 81, I: 8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 60. (08/09/2014- ...)

§ 1. Er wordt een Vlaams Academisch Bibliografisch Bestand Sociale en Humane Wetenschappen georganiseerd, hierna VABB-SHW te noemen, waarin bibliografische gegevens zijn opgenomen van wetenschappelijke publicaties in het domein van de Sociale en Humane Wetenschappen, afkomstig van onderzoekers die verbonden zijn aan een universiteit in de Vlaamse Gemeenschap en die niet verwerkt zijn voor de Web of Science.

De Vlaamse Regering legt een operationele omschrijving van de wetenschapsdisciplines Sociale en Humane Wetenschappen vast.

§ 2. Het VABB-SHW wordt ontwikkeld en geactualiseerd door vertegenwoordigers van de wetenschapsdisciplines Sociale en Humane Wetenschappen, op de wijze die wordt bepaald door de Vlaamse Regering. Het VABB-SHW wordt beheerd door het Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring.

De Vlaamse Regering organiseert met betrekking tot de architectuur, de inhoudelijke opbouw en het beheer van het VABB-SHW, een systeem van externe kwaliteitszorg. Dat systeem houdt in dat de kwaliteit en de graad van wetenschappelijkheid van het VABB-SHW-stelsel periodiek, volgens een door de Vlaamse Regering te bepalen tijdschema, worden getoetst door een panel van onderzoekers die niet in België werkzaam zijn. De bevindingen van dat panel worden voorgelegd aan het Vlaams Parlement, samen met de conclusies of adviezen van de beheersinstantie van het VABB-SHW en van de Vlaamse Regering.

HOOFDSTUK III Instellingen voor postinitieel onderwijs (... - ...)

Afdeling I [Subsidie (verv. decr. 25 april 2014, art. 83, I: 8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 61. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering kan binnen de perken van de begrotingskredieten, een jaarlijkse subsidie ter beschikking stellen van de instellingen voor postinitieel onderwijs voor de uitvoering van wetenschappelijk onderzoek.

De subsidie wordt door de instellingen voor post-initieel onderwijs aangewend voor de uitbouw en bevestiging van de instelling als wetenschappelijk excellentiecentrum met internationale erkenning in het respectievelijke vakgebied.

De Vlaamse Regering stelt slechts een subsidie ter beschikking aan de instellingen voor postinitieel onderwijs indien het voor de aanwending van deze subsidie werkt met een internationaal team van onderzoekers met aantoonbare excellenties in hun vakgebied op basis van gerealiseerde output en indien het wetenschappelijk onderzoek een hefboom effect kan creëren om een bepaald percentage aan externe middelen te genereren.
 

Afdeling II Convenant (... - ...)

Artikel 62. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering sluit met de instelling een meerjarig convenant, waarin de wederzijdse rechten en plichten in het kader van de subsidie, vermeld in artikel 61, worden opgenomen.

Het convenant beschrijft ten minste:
1° de strategische en operationele doelstellingen van de instelling;
2° de regels voor de meting en de opvolging ervan;
3° de betalingsregeling voor de jaarlijkse subsidie van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap;
4° de financiële bepalingen over de aanwending van de subsidies en de reservevorming;
5° een rapporteringsmechanisme en een mechanisme dat bestemd is voor de opvolging van de werking;
6° de maatregelen in geval van niet-naleving van het convenant;
7° de gevallen waarin en de wijze waarop het convenant tijdens de looptijd ervan kan worden gewijzigd;
8° de duur en de opzeggings- en verlengingsmogelijkheden van het convenant.

Afdeling III Evaluatie (... - ...)

Artikel 63. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering waakt erover dat de onderzoeksprestaties van de instellingen worden geëvalueerd, vóór het verstrijken van het lopende convenant aan de hand van de in het convenant vooropgestelde strategische en operationele doelstellingen en indicatoren.

De voorwaarden voor een nieuw convenant worden onder meer bepaald door de resultaten van de evaluatie.

[HOOFDSTUK IV Bijzondere onderzoeksfondsen (ing. decr. 21 december 2012, art. 14)] (... - ...)

Artikel 63/1. (09/06/2022- ...)

§ 1. Bij elke universiteit wordt één Bijzonder Onderzoeksfonds opgericht.

§ 2. Een BOF is een intern bestemmingsfonds van de universiteit, waarvan de middelen bestemd zijn voor de bevordering van het fundamentele wetenschappelijke onderzoek in de universiteit.

§ 3. De Vlaamse Regering verleent jaarlijks, binnen de perken van de begrotingskredieten, subsidies aan de Bijzondere Onderzoeksfondsen. Een universiteit kan op elk moment beslissen om bijkomende middelen in het BOF in te brengen. De Vlaamse Regering kan een minimale inbreng voorschrijven.

§ 4. Het universiteitsbestuur kan een bedrag uit het Bijzonder Onderzoeksfonds, vermeld in paragraaf 1, bij het bedrag van de werkingsuitkering voegen, als vermeld in artikel III.1, eerste lid, en III.2 van de Codex Hoger Onderwijs, voor de dekking van de gewone uitgaven voor onderwijs, onderzoek, maatschappelijke en wetenschappelijke dienstverlening, de financiering van investeringen, de afbetaling van leningen en voor de administratie van de instelling, met inbegrip van de roerende uitrustingen.

De Vlaamse Regering kan een maximumpercentage vastleggen van de middelen van het Bijzonder Onderzoeksfonds dat getransfereerd mag worden naar de werkingsuitkering en kan aan de uitoefening van deze mogelijkheid voorwaarden verbinden ter versterking van de verwevenheid tussen onderwijs en fundamenteel wetenschappelijk onderzoek.

§ 5. Het totale bedrag van de subsidies, vermeld in de eerste zin van paragraaf 3, wordt onder de universiteiten verdeeld op basis van een verdeelsleutel die de Vlaamse Regering vaststelt. Die verdeelsleutel is opgebouwd uit de volgende drie onderdelen, die door de Vlaamse Regering worden omschreven:
1° een structureel deel;
2° een bibliometrisch deel;
3° een deel dat betrekking heeft op beleidsaccenten.

De Vlaamse Regering bepaalt :
1° de referentieperiode of het tijdsvenster waarin de parameters worden gemeten;
2° de gewichten van de gehanteerde parameters;
3° de wijze waarop de gegevens ter telling van de parameters worden aangeleverd en gevalideerd;
4° de criteria op basis waarvan een publicatie aantoonbaar aan een universiteit kan worden toegewezen als ook de wijze waarop de universiteitsbesturen de aan hen toegewezen publicaties kunnen valideren;
5° operationele telschema's en mechanismen om dubbeltellingen van publicaties uit te sluiten.

De Vlaamse Regering is er ook toe gemachtigd de parameters te verfijnen, inzonderheid door een onderscheid te maken tussen publicatietypes of wetenschapsdisciplines.

§ 6. De Vlaamse Regering kan voor een universiteit een gegarandeerde minimumdrempel voor de overheidsbijdrage aan het Bijzonder Onderzoeksfonds van die universiteit bepalen.

Als voor een of meerdere universiteiten deze gegarandeerde minimumdrempel wordt toegepast, wordt het bedrag dat daarvoor vereist is, voorafgenomen van het totale bedrag. Het resterende totaalbedrag wordt dan onder de andere universiteiten verdeeld overeenkomstig de bepalingen in paragraaf 5.

Artikel 63/2. (01/09/2015- ...)

Een BOF wordt beheerd op de wijze die voorgeschreven is door een reglement, vastgesteld door het universiteitsbestuur. Het reglement voorziet tenminste in :
1° de instelling van een onderzoeksraad die het universiteitsbestuur van advies dient over de besteding van de middelen van het BOF;
2° een bezwarenregeling die aanvragers van een subsidie bij het BOF in staat stelt om op te komen tegen een beslissing waarbij de subsidie geweigerd, verminderd of ingetrokken wordt of waarbij de toegekende subsidie kleiner is dan het bedrag dat is aangevraagd.

Bij de samenstelling van de onderzoeksraad wordt rekening gehouden met het voorschrift, vermeld in artikel II.375, eerste lid, 7°, van de Codex Hoger Onderwijs.

De Vlaamse Regering bepaalt regels over :
1° de wijze waarop de besteding van de middelen uit een BOF beleidsmatig wordt gepland;
2° minimale kwantitatieve en kwalitatieve behoorlijkheidseisen betreffende de wijze waarop de middelen uit een BOF worden aangewend;
3° de betalingsregeling van de subsidies aan een BOF;
4° de subsidiëringsvoorwaarden en de controle op de naleving daarvan;
5° de verantwoording van de aanwending van de middelen uit een BOF;
6° de periodieke evaluatie van de werking van de Onderzoeksraad en de besteding van de Bijzondere Onderzoeksfondsen.

Artikel 63/3. (01/01/2013- ...)

§ 1. Voor de toekenning van langetermijnprogrammafinanciering aan een beperkt aantal uitmuntende leden van het zelfstandig academisch personeel, verbonden aan universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, wordt per universiteit een overheidsbijdrage, hierna de Methusalemfinanciering te noemen, toegekend.

§ 2. De Vlaamse overheid verleent jaarlijks, binnen de perken van de begrotingskredieten, subsidies voor het Methusalemprogramma.

§ 3. De Methusalemfinanciering wordt verdeeld onder de Vlaamse universiteiten overeenkomstig de verdeelsleutel die wordt gehanteerd voor de verdeling van overheidsmiddelen over de Bijzondere Onderzoeksfondsen.

§ 4. De Methusalemfinanciering wordt met behoud van bestemming toegevoegd aan het Bijzonder Onderzoeksfonds.

De aan het Bijzonder Onderzoeksfonds toekomende middelen die na afloop van het kalenderjaar in kwestie niet zijn toegewezen, kunnen met behoud van bestemming worden overgedragen naar de begroting van de universiteit.

§ 5. De Vlaamse universiteiten zijn belast met het operationeel en financieel beheer van de Methusalemfinanciering.

§ 6. Voor de beoordeling van de kandidaten stelt elke universiteit internationale panels samen. De leden van die panels werken niet in België en genieten een internationale erkenning.

§ 7. Op advies van de onderzoeksraad en eventueel andere instanties die door het universiteitsbestuur zijn aangewezen, en rekening houdend met het globale onderzoeksbeleid van de universiteit, beslist het universiteitsbestuur welke kandidaten die door een panel positief beoordeeld zijn, financiering zullen ontvangen.

§ 8. De onderzoeker die financiering ontvangt, wordt om de zeven jaar door een expertencommissie beoordeeld.

§ 9. De Vlaamse Regering bepaalt nadere regels op het vlak van de kenmerken van de financiering, de voorwaarden voor de financiering, de aanwending van de financiering en de rapportering daarover, de evaluatie van het betrokken onderzoek en de beëindiging van de financiering.

[HOOFDSTUK V Omkadering van jonge onderzoekers (ing. decr. 21 december 2012, art. 18)] (... - ...)

Artikel 63/4. (01/01/2013- ...)

De Vlaamse overheid verleent jaarlijks, binnen de perken van de begrotingskredieten, subsidies aan de universiteiten die partner zijn bij een associatie voor de omkadering van jonge onderzoekers.

De Vlaamse Regering bepaalt nadere regels met betrekking tot :
1° de wijze van verdeling van de subsidie, vermeld in het eerste lid, onder de universiteiten die partners zijn bij een associatie;
2° de wijze waarop de besteding van de middelen, vermeld in het eerste lid, beleidsmatig wordt gepland;
3° de minimale kwantitatieve en kwalitatieve behoorlijkheidseisen betreffende de wijze waarop de middelen worden aangewend;
4° de betalingsregeling van de subsidies;
5° de subsidiëringsvoorwaarden en de controle op de naleving daarvan;
6° de verantwoording van de aanwending van de middelen;
7° de periodieke evaluatie van de besteding van de subsidie.

[HOOFDSTUK VI. Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring (ECOOM) (ing. decr. 25 april 2014, art. 87, I:8 september 2014)] (... - ...)

[Afdeling I. Opdrachten (ing. decr. 25 april 2014, art. 88, I:8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 63/5. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering is er toe gemachtigd om over te gaan tot de erkenning van het Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring dat opgericht is door de verenigde associaties, waarbij de Katholieke Universiteit Leuven optreedt als initiërende instelling.

Artikel 63/6. (09/06/2022- ...)

De opdrachten van het Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring zijn:
1° een performant systeem van O&O- en innovatie-indicatoren ontwikkelen en onderhouden dat de Vlaamse overheid moet voorzien van geactualiseerde en relevante statistische data over O&O- en innovatieperformantie van de Vlaamse regio. Het ontwikkelt ook een portefeuille van relevante wetenschappelijke onderzoeksactiviteiten ter ondersteuning van die opdracht;
2° kwantitatieve parameters berekenen in het kader van de decretale en tijdelijke financieringskanalen van het wetenschaps- en innovatiebeleid en van specifieke onderzoeksgerelateerde werkingstoelagen aan hogeronderwijsinstellingen;
3° in statistische gegevens voorzien over O&O en innovatie in het kader van internationale afspraken met supranationale organisaties.
4° het Vlaamse referentiepunt vormen op basis van evidencebased onderzoek naar de monitoring van onderzoekers in Vlaanderen en hun carrières op de academische, niet-academische, nationale en internationale arbeidsmarkt en dat vanuit verschillende perspectieven;
5° beleidsrelevant onderzoek uitvoeren ten voordele van de Vlaamse overheid, over clusters, ondernemerschap, digitale economie en strategische waardeketens. Die activiteiten monitoren en analyseren en instaan voor de ondersteuning en evaluatie van het economisch beleid ter zake;
6° een performant systeem van indicatoren ontwikkelen en onderhouden over ondernemerschap dat de Vlaamse overheid moet voorzien van geactualiseerde en relevante statistische data over de ondernemerschapscultuur en de uitdagingen en noden van jonge ondernemingen in Vlaanderen.

De Vlaamse Regering kan het Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring belasten met bijzondere opdrachten.

[Afdeling II. Bestuur en werking (ing. decr. 25 april 2014, art. 91, I:8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 63/7. (08/09/2014- ...)

Het Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring bezit geen rechtspersoonlijkheid.

Het Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring wordt aangestuurd door het beheerscomité waarin vertegenwoordigers van alle associaties, vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid en onafhankelijke deskundigen zitten. Het beheerscomité legt verantwoording af aan de bevoegde minister.

Artikel 63/8. (08/09/2014- ...)

De partners bij associaties kunnen personeelsleden met hun instemming belasten met een taak bij het expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring. De betrokken personeelsleden blijven gedurende de uitoefening van deze taak juridisch en administratief behoren tot de terbeschikkingstellende universiteit of hogeschool.

[Afdeling III. Convenant (ing. decr. 25 april 2014, art. 94, I:8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 63/9. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering en de associaties sluiten voor de organisatie van het Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring vijfjaarlijks een convenant waarin ten minste volgende elementen zijn opgenomen:
1° de modaliteiten waaronder de Vlaamse Regering de subsidies verleent;
2° de strategische en operationele doelstellingen van de instelling;
3° de regels voor de meting en de opvolging ervan;
4° de betalingsregeling voor de jaarlijkse subsidie van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap;
5° de financiële bepalingen over de aanwending van de subsidies en de reservevorming;
6° een rapporteringsmechanisme en een mechanisme dat bestemd is voor de opvolging van de werking;
7° de maatregelen in geval van niet-naleving van het convenant;
8° de gevallen waarin en de wijze waarop het convenant tijdens de looptijd ervan kan worden gewijzigd;
9° de duur en de opzeggings- en verlengingsmogelijkheden van het convenant;
10° de samenwerkingsovereenkomst tussen de ECOOM-partners in het consortium als bijlage.

[Afdeling IV. Subsidie (ing. decr. 25 april 2014, art. 96, I:8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 63/10. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering stelt binnen de beschikbare begrotingskredieten een jaarlijkse subsidie ter beschikking aan de initiërende instelling voor de werking van het betrokken Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring.

Artikel 63/11. (08/09/2014- ...)

De initiërende instelling bezorgt met betrekking tot de werking van het Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring jaarlijks een afzonderlijke begroting, een jaarplanning, een jaarrekening en een jaarverslag aan de Vlaamse Regering.

[Afdeling V. Evaluatie (ing. decr. 25 april 2014, art. 99, I:8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 63/12. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering waakt erover dat de activiteiten van het Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring worden geëvalueerd, vóór het verstrijken van het lopende convenant, aan de hand van de strategische en operationele doelstellingen en indicatoren die vastgelegd zijn in het convenant.

De voorwaarden voor een nieuw convenant worden onder meer bepaald door de resultaten van de evaluatie.

[HOOFDSTUK VII. Steunpunten voor beleidsrelevant onderzoek (ing. decr. 25 april 2014, art. 101, I:8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 63/13. (08/09/2014- ...)

§ 1. De opdracht van een steunpunt betreft het verzamelen, analyseren en ontsluiten van beleidsrelevante gegevens, het uitvoeren van beleidsrelevant wetenschappelijk onderzoek en het verlenen van wetenschappelijke dienstverlening.

§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt vijfjaarlijks een lijst van thema's die aansluiten bij de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest en waarbinnen de beleidsvoering een ondersteuning vereist die gebaseerd is op wetenschappelijke inzichten.

De Vlaamse Regering erkent per thema één steunpunt voor een termijn van vijf jaar.

§ 3. Door een beheersovereenkomst te sluiten met de Vlaamse Regering ontstaat voor de initiërende instelling het recht op een subsidie voor de werking van het betrokken steunpunt. Voor die subsidie gelden de volgende bepalingen:
1° de Vlaamse Regering beslist, bij het bepalen van de lijst van thema's, over de subsidie die elk steunpunt tijdens de erkenningstermijn jaarlijks zal ontvangen. Die kredieten worden jaarlijks door het Vlaams Parlement goedgekeurd;
2° de subsidie bestaat jaarlijks uit een vaste werkingsenveloppe en cofinanciering. De vaste werkingsenveloppe wordt gefinancierd vanuit de begroting die vastgelegd is voor het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie. De vaste werkingsenveloppe bedraagt maximaal 60 procent van de subsidie. De cofinanciering wordt gefinancierd vanuit de begroting voor de beleidsdomeinen waarbij het thema aansluit;
3° de subsidie, zowel de vaste werkingsenveloppe als de cofinanciering, wordt tijdens een erkenningstermijn jaarlijks aangepast aan de gezondheidsindex, zoals bepaald in de begrotingsinstructies met als referentiedatum 1 januari van het eerste werkingsjaar van de erkenningstermijn. De gezondheidsindex wordt berekend door tabaksproducten, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel te schrappen uit de index van de consumptieprijzen;
4° als de jaarlijkse kosten voor de werking van het steunpunt lager liggen dan de jaarlijkse subsidie, mag de resterende financiering door het steunpunt overgedragen worden naar het volgende werkingsjaar binnen de erkenningstermijn.

§ 4. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels op het vlak van:
1° de samenwerkingsmogelijkheden tussen de initiërende instelling en andere actoren;
2° de bepaling en de vereffening van de subsidie;
3° de overdracht van de resterende financiering naar een volgend werkingsjaar binnen de erkenningstermijn;
4° de procedure voor de aanvraag van een erkenning en van een subsidie;
5° de invulling van de beheersovereenkomsten tussen de Vlaamse Regering en het bestuur van de initiërende instelling;
6° de wijze waarop de werking van de steunpunten op metaniveau wordt geëvalueerd.

[HOOFDSTUK VIII. Kenniscentrum Data & Maatschappij (ing. decr. 18 december 2020, art. 63, I: 1 januari 2021)] (... - ...)

[Afdeling I. Erkenning en strategische doelstellingen van het Kenniscentrum Data & Maatschappij (ing. decr. 18 december 2020, art. 64, I: 1 januari 2021)] (... - ...)

Artikel 63/13/1. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering is ertoe gemachtigd om over te gaan tot de erkenning van een Kenniscentrum Data & Maatschappij, dat opgericht wordt door een consortium van instellingen uit het hoger onderwijs.

Artikel 63/13/2. (01/01/2021- ...)

Het Kenniscentrum Data & Maatschappij speelt in op het disruptieve karakter van artificiële intelligentie en heeft als strategische doelstellingen:
1° een breed gedragen co-design approach voor het uittekenen van AI-beleid;
2° stimuleren van maatschappelijk debat rond acceptatie van de technologie;
3° het aanleveren van thought leadership over zowel maatschappelijk als economisch aanvaardbare ontwikkelingstrajecten voor AI;
4° de identificatie en validatie van belangrijke menselijke factoren in de ontwikkeling van AI;
5° de ontwikkeling van juridische kaders en richtsnoeren voor beleidsmakers en bedrijven.

De Vlaamse Regering kan het kenniscentrum belasten met bijzondere opdrachten.

[Afdeling II. Bestuur en werking (ing. decr. 18 december 2020, art. 67, I: 1 januari 2021)] (... - ...)

Artikel 63/13/3. (01/01/2021- ...)

Het Kenniscentrum Data & Maatschappij bezit geen rechtspersoonlijkheid.

Op basis van de in artikel 63/13/2 vermelde strategische doelstellingen maakt het Kenniscentrum Data & Maatschappij een vijfjarenplanning op bij het afsluiten van een vijfjarige convenant. Jaarlijks wordt op basis van deze convenant een jaarplanning opgemaakt na afstemming met de stuurgroep van het Kenniscentrum Data & Maatschappij.

Artikel 63/13/4. (01/01/2021- ...)

De samenstelling van de stuurgroep wordt vastgelegd in het convenant.

De voortgang van de activiteiten van het Kenniscentrum wordt opgevolgd door een stuurgroep. De taakstelling van de stuurgroep wordt vastgelegd in het convenant.

[Afdeling III. Convenant (ing. decr. 18 december 2020, art. 70, I: 1 januari 2021)] (... - ...)

Artikel 63/13/5. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering en een consortium van instellingen uit Hoger Onderwijs sluiten voor de organisatie van het Kenniscentrum Data & Maatschappij een vijfjaarlijks convenant waarin ten minste volgende elementen zijn opgenomen:
1° de modaliteiten waaronder de Vlaamse Regering de subsidies verleent;
2° de strategische en operationele doelstellingen van de instelling;
3° de regels voor de meting en de opvolging ervan;
4° de betalingsregeling voor de jaarlijkse subsidie van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap;
5° de financiële bepalingen over de aanwending van de subsidies en de reserve- vorming;
6° een rapporteringsmechanisme en een mechanisme dat bestemd is voor de opvolging van de werking;
7° de maatregelen in geval van niet-naleving van het convenant;
8° de gevallen waarin en de wijze waarop het convenant tijdens de looptijd ervan kan worden gewijzigd;
9° de duur en de opzeggings- en verlengingsmogelijkheden van het convenant; 10° de samenwerkingsovereenkomst tussen de partners uit het consortium als bijlage.

[Afdeling IV. Subsidie (ing. decr. 18 december 2020, art. 72, I: 1 januari 2021)] (... - ...)

Artikel 63/13/6. (01/01/2021- ...)

 De Vlaamse Regering stelt binnen de beschikbare begrotingskredieten een jaarlijkse subsidie ter beschikking aan de consortiumpartners.

[Afdeling V. Evaluatie (ing. decr. 18 december 2020, art. 74, I: 1 januari 2021)] (... - ...)

Artikel 63/13/7. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering waakt erover dat de activiteiten van het Kenniscentrum Data & Maatschappij worden geëvalueerd voor het verstrijken van het lopende convenant, aan de hand van de strategische en operationele doelstellingen die vastgelegd zijn in het convenant.

De voorwaarden voor een nieuw convenant worden onder meer bepaald door de resultaten van de evaluatie.

[TITEL IV/1. WETENSCHAPSCOMMUNICATIE EN STRUCTURELE PARTNERS (ing. decr. 25 april 2014, art. 103, I:8 september 2014)] (... - ...)

[HOOFDSTUK I. Beleidsplan (ing. decr. 25 april 2014, art. 104, I:8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 63/14. (08/09/2014- ...)

De beleidsprioriteiten inzake wetenschapscommunicatie en het populariseren van wetenschap, technologie en technologische innovatie worden door de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek en het technologische innovatiebeleid, vastgelegd in een beleidsplan wetenschapscommunicatie. Dat beleidsplan vormt de basis voor de uitvoering van het beleid in dat domein.

Artikel 63/15. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering wordt ertoe gemachtigd om voor de uitvoering van het beleidsplan structurele partners aan te wijzen. De Vlaamse Regering stelt binnen de beschikbare begrotingskredieten een jaarlijkse subsidie ter beschikking van elk van de structurele partners. De Vlaamse Regering sluit met elk van de structurele partners een meerjarig convenant.

Het convenant beschrijft ten minste:
1° de modaliteiten waaronder de Vlaamse Regering de subsidies verleent;
2° de strategische en operationele doelstellingen van de structurele partner;
3° de regels voor de meting en de opvolging ervan;
4° de betalingsregeling voor de jaarlijkse subsidie van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap;
5° de financiële bepalingen over de aanwending van de subsidies en de reservevorming;
6° een rapporteringsmechanisme en een mechanisme dat bestemd is voor de opvolging van de werking;
7° de maatregelen in geval van niet-naleving van het convenant;
8° de gevallen waarin en de wijze waarop het convenant tijdens de looptijd ervan kan worden gewijzigd;
9° de duur en de opzeggings- en verlengingsmogelijkheden van het convenant.

Artikel 63/16. (08/09/2014- ...)

De activiteiten van de structurele partners sluiten volledig aan bij de beleidsprioriteiten die opgenomen zijn in het beleidsplan.

Artikel 63/17. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering ziet erop toe dat de algemene werking van de structurele partners, vóór het verstrijken van het lopende convenant, geëvalueerd wordt aan de hand van de strategische en operationele doelstellingen en indicatoren die vastgelegd zijn in het convenant.

De voorwaarden voor een nieuw convenant worden onder meer bepaald door de resultaten van de evaluatie.

[HOOFDSTUK II. Flanders Technology International (ing. decr. 25 april 2014, art. 109, I:8 september 2014)] (... - ...)

[Afdeling I. Subsidie en convenant (ing. decr. 25 april 2014, art. 110, I:8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 63/18. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering is ertoe gemachtigd om deel te nemen in de vereniging zonder winstoogmerk Flanders Technology International, opgericht bij de notariële akte van 8 februari 1988, waarvan het maatschappelijke doel erin bestaat wetenschap en technologie dichter bij de mens te brengen door activiteiten uit te voeren, zoals de uitbouw van het wetenschappelijk doe-centrum Technopolis.

De Vlaamse Regering stelt binnen de beschikbare begrotingskredieten een jaarlijkse subsidie ter beschikking van Flanders Technology International.

Flanders Technology International en de Vlaamse Regering sluiten een vijfjarig convenant waarin ten minste de volgende elementen zijn opgenomen:
1° de modaliteiten waaronder de Vlaamse Regering de subsidies verleent;
2° de strategische en operationele doelstellingen van de instelling;
3° de regels voor de meting en de opvolging ervan;
4° de betalingsregeling voor de jaarlijkse subsidie van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap;
5° de financiële bepalingen over de aanwending van de subsidies en de reservevorming;
6° een rapporteringsmechanisme en een mechanisme dat bestemd is voor de opvolging van de werking;
7° de maatregelen in geval van niet-naleving van het convenant;
8° de gevallen waarin en de wijze waarop het convenant tijdens de looptijd ervan kan worden gewijzigd;
9° de duur en de opzeggings- en verlengingsmogelijkheden van het convenant.

Flanders Technology International organiseert zich zodat op elk moment voldaan wordt aan de vereisten, vermeld in richtlijn 2006/111/EG van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen, zoals tot op heden gewijzigd.

[Afdeling II. Bestuur (ing. decr. 25 april 2014, art. 112, I:8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 63/19. (08/09/2014- ...)

De statuten van Flanders Technology International waarborgen dat de raad van bestuur ervan ten minste bestaat uit een meerderheid van vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering.

[Afdeling III. Evaluatie (ing. decr. 25 april 2014, art. 114, I:8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 63/20. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering ziet erop toe dat de algemene werking van FTI, vóór het verstrijken van het lopende convenant, geëvalueerd wordt aan de hand van de strategische en operationele doelstellingen en indicatoren die vastgelegd zijn in het convenant.

De voorwaarden voor een nieuw convenant worden onder meer bepaald door de resultaten van de evaluatie.

[HOOFDSTUK III. Expertisecellen inzake wetenschapscommunicatie (ing. decr. 25 april 2014, art. 116, I:8 september 2014)] (... - ...)

Artikel 63/21. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering verleent binnen de beschikbare begrotingskredieten jaarlijks subsidies aan de associaties voor de uitbouw en ontwikkeling van expertisecellen op het vlak van wetenschapscommunicatie.

De Vlaamse Regering kan nadere formele, materiële en procedurele subsidiëringsvoorwaarden bepalen.

De voorwaarden betreffen de activiteiten die in aanmerking komen voor subsidiëring, de organisatie en het beheer van de expertisecellen, de onderlinge samenwerking en de performantiecriteria die behaald moeten worden.

Over de aanwending van de subsidie wordt vijfjaarlijks een convenant gesloten tussen de Vlaamse Regering en het associatiebestuur in kwestie.

Het convenant beschrijft ten minste:
1° de modaliteiten waaronder de Vlaamse Regering de subsidies verleent;
2° de strategische en operationele doelstellingen van de instelling;
3° de regels voor de meting en de opvolging ervan;
4° de betalingsregeling voor de jaarlijkse subsidie van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap;
5° de financiële bepalingen over de aanwending van de subsidies en de reservevorming;
6° een rapporteringsmechanisme en een mechanisme dat bestemd is voor de opvolging van de werking;
7° de maatregelen in geval van niet-naleving van het convenant;
8° de gevallen waarin en de wijze waarop het convenant tijdens de looptijd ervan kan worden gewijzigd;
9° de duur en de opzeggings- en verlengingsmogelijkheden van het convenant.

Artikel 63/22. (08/09/2014- ...)

De Vlaamse Regering ziet erop toe dat de algemene werking van de expertisecellen, vóór het verstrijken van het lopende convenant, geëvalueerd wordt aan de hand van de strategische en operationele doelstellingen en indicatoren die vastgelegd zijn in het convenant.

De voorwaarden voor een nieuw convenant worden onder meer bepaald door de resultaten van de evaluatie.

[TITEL IV/2. VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR HET AGENTSCHAP INNOVEREN EN ONDERNEMEN (ing. Decr. 25 maart 2022, art. 29, I: 9 juni 2022)] (... - ...)

Artikel 63/23. (09/06/2022- ...)

Het Agentschap Innoveren en Ondernemen is gemachtigd om voor de uitvoering van de taken, vermeld in artikel 4, § 1 en § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2005 aangaande het Agentschap Innoveren en Ondernemen, volgende verwerkingen van persoonsgegevens uit te voeren:
1° de geautomatiseerde besluitvorming, vermeld in artikel 22, lid 2, b), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);
2° de toegang tot en de mededeling van de informatiegegevens vermeld in artikel 5, § 1, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en het gebruik van het Rijksregisternummer, vermeld in artikel 8, § 1, van voormelde wet.

De machtiging tot de verwerking van de persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt ook verleend aan de vzw, vermeld in artikel 14/1, de vzw Flanders District of Creativity, vermeld in artikel 14/2, en de erkende centra, vermeld in artikel 26/2, § 1, 1°, van het decreet van 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, als zij taken uitvoeren in opdracht van het Agentschap Innoveren en Ondernemen.

De Vlaamse Regering stelt de aanvullende reglementering van de verwerkingen, vermeld in het eerste lid, vast overeenkomstig de verplichtingen van de toepasselijke regelgeving, vermeld in het eerste lid, en artikel 6, lid 3, van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).

De Vlaamse Regering stelt de rechtsbasis en de essentiële elementen van de overige verwerkingen van persoonsgegevens door het Agentschap Innoveren en Ondernemen vast overeenkomstig artikel 6, lid 3, van de verordening, vermeld in het tweede lid.

TITEL V SLOTBEPALINGEN (... - ...)

Artikel 64. (01/01/2010- ...)

De Vlaamse Regering wordt ermee belast de bestaande wets- en decreetsbepalingen te wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit decreet. Die machtiging vervalt op 31 december 2010.

De besluiten die krachtens dit artikel worden vastgesteld, houden op uitwerking te hebben als ze niet bij decreet zijn bekrachtigd binnen een termijn van twaalf maanden, die aanvangt de maand na de maand waarin de besluiten in werking treden. De bekrachtiging werkt terug tot die inwerkingtredingsdatum.

Artikel 65. (01/01/2010- ...)

De volgende regelingen worden opgeheven :
1° het decreet van 23 januari 1991 betreffende de oprichting van een Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 7 juli 1998 en 18 mei 1999;
2° het decreet van 23 januari 1991 betreffende de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 8 december 1998, 18 mei 1999 en 23 juni 2006;
3° het decreet van 15 december 1993 tot oprichting van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 23 juni 2006;
4° het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Instituut voor Innovatie door Wetenschap en Technologie, gewijzigd bij de decreten van 23 juni 2006 en 22 december 2006;
5° artikel 71 van het decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2009.

Artikel 66. (10/12/2015- ...)

...

Artikel 67. (01/01/2010- ...)

Het IWT treedt volkomen in de rechten en plichten van de openbare instelling met rechtspersoonlijkheid Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen.

Artikel 68. (10/12/2015- ...)

In afwijking van artikel 65, 1°, van dit decreet blijven de tewerkstelling, loopbaan en verloning van elk contractueel personeelslid dat aangeworven is in het raam van artikel 23 van het decreet van 23 januari 1991 betreffende de oprichting van een Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen geregeld, overeenkomstig de bepalingen van zijn arbeidsovereenkomst en de decretale en reglementaire bepalingen die eraan uitvoering geven.

Artikel 69. (01/01/2010- ...)

Tot 31 augustus 2013 kan een Industrieel Onderzoeksfonds in afwijking van artikel 57, § 1 en § 2, eerste lid, worden georganiseerd als intern bestemmingsfonds van de universiteit die partner is bij de associatie.

In dat geval gelden de volgende afwijkingen van de regelingen, vermeld in artikel 57 tot en met 59 :
1° het Industrieel Onderzoeksfonds wordt beheerd op de wijze bepaald door een reglement dat vastgesteld is door het universiteitsbestuur;
2° de Industrieel Onderzoeksfondsraad, vermeld in artikel 58, tweede lid, 1°, wordt opgericht als adviesorgaan voor het universiteitsbestuur.

Artikel 69/1. (08/09/2014- ...)

De instellingen, vermeld in dit decreet, krijgen tot 1 juli 2015 de tijd om aan de bepalingen van artikel 2/1 van dit decreet te voldoen.

Artikel 69/2. (10/12/2015- ...)

§ 1. Op 1 januari 2016 wordt de stichting van openbaar nut Herculesstichting, opgericht bij notariële akte van 5 december 2007, uit kracht van decreet en zonder formaliteiten ontbonden en vereffend. Haar vermogen wordt van rechtswege overgedragen aan het FWO, vermeld in artikel 15.

Op 1 januari 2016 neemt het FWO van rechtswege de taken van het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie over die betrekking hebben op strategisch basisonderzoek en toegepast biomedisch onderzoek met een uitgesproken maatschappelijke toepasbaarheid en een slechts beperkt potentieel voor de industrie.

§ 2. Ingevolge de fusieoperatie, vermeld in paragraaf 1, geldt dat :
1° het FWO volkomen en onmiddellijk in de rechten en plichten treedt van de Herculesstichting en de rechten en plichten van het FWO volledig behoudt;
2° de op 1 januari 2016 lopende subsidieovereenkomsten, gesloten met het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie, binnen de door het FWO overgenomen programma's, afgehandeld worden door het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie of zijn rechtsopvolger;
3° een samenwerkingsprotocol tussen het FWO, het Agentschap Ondernemen, het IWT en zijn rechtsopvolger de afspraken regelt inzake de transfer en de terbeschikkingstelling van personeelsleden vanuit Agentschap Innoveren en Ondernemen en inzake de samenwerking tussen het FWO en het Agentschap Innoveren en Ondernemen;
4° de personeelsleden van de Herculesstichting van rechtswege overgedragen worden aan het FWO, met behoud van alle wettelijke en reglementaire rechten en plichten die ze genoten in de Herculesstichting, met dien verstande dat de Vlaamse Regering de nadere voorwaarden kan regelen krachtens het decreet van 28 november 2008 tot regeling van de overdracht van personeelsleden binnen de diensten van de Vlaamse overheid in geval van verschuiving van taken of bevoegdheden.

Artikel 69/3. (10/12/2015- ...)

In afwijking van artikel 20 kan de samenwerkingsovereenkomst die loopt op het moment van de bekendmaking van dit decreet, worden beëindigd en vervangen door een nieuwe samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 69/4. (10/12/2015- ...)

Het FWO brengt zijn statuten in overeenstemming met de bepalingen van artikel 19 binnen een periode van zes maanden na de bekendmaking van dit decreet.

Artikel 69/5. (10/12/2015- ...)

 Naast de evaluatie, vermeld in artikel 22, kan een evaluatie van het FWO worden uitgevoerd in de tweede jaarhelft van 2018.

Artikel 69/6. (01/12/2017- ...)

Het convenant met de vzw, vermeld in artikel 14/1, wordt uiterlijk op 31 december 2018 gesloten.

Artikel 70. (01/01/2010- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt de datum van inwerkingtreding van het decreet.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 24/04/2024