Besluit van de Vlaamse Regering betreffende sommige aspecten van de planbatenheffing

Datum 29/05/2009

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK I Opschorting van planbatenheffing
  2. HOOFDSTUK I/1. Opmaak van een meerwaarderamingsrapport en een meerwaarderapport
    1. Afdeling 1. Algemene bepalingen
    2. Afdeling 2. Opmaak van een meerwaarderamingsrapport
    3. Afdeling 3. Opmaak van een meerwaarderapport
  3. HOOFDSTUK II Gefaseerde betaling
  4. HOOFDSTUK II/1. Melding over niet-betaalbaarheid
  5. HOOFDSTUK III Planbatenfonds
  6. HOOFDSTUK IV Bonificatie
  7. HOOFDSTUK V Slotbepalingen

Inhoud

Aanhef (... - ...)

De Vlaamse Regering,

Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980;

Gelet op artikel 169bis, § 2, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap;

Gelet op artikel 17 van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;

Gelet op het titel II, hoofdstuk VI, afdeling 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 maart 2009;

Gelet op advies 46.407/1 van de Raad van State, gegeven op 7 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I Opschorting van planbatenheffing (... - ...)

Artikel 1. (15/04/2024- ...)

De bevoegde overheid deelt de redenen, de aanvang en de beëindiging van de opschorting in de zin van artikel 2.6.7 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening mee aan de Vlaamse Belastingdienst :
1° nadat ze kennis heeft gekregen van de aanvang of beëindiging van schorsing van het ruimtelijk uitvoeringsplan, in de zin van artikel 2.6.7, eerste lid, 1°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
2° na het besluit van de bevoegde overheid van de intentie of het besluit tot herroeping van die intentie, in de zin van artikel 2.6.7, eerste lid, 2°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
3° nadat de vaststelling is gebeurd, op welke manier dan ook, aangaande de aanvang of het einde van de onmogelijkheid tot bebouwing, in de zin van artikel 2.6.7, eerste lid, 3°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
4° nadat de vaststelling is gebeurd, op welke manier dan ook, aangaande de aanvang of het einde van de erfdienstbaarheid, in de zin van artikel 2.6.7, eerste lid, 4°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën, kan een model voor de mededelingen, vermeld in het eerste lid, vaststellen, evenals de wijze van indiening.

HOOFDSTUK I/1. Opmaak van een meerwaarderamingsrapport en een meerwaarderapport (15/04/2024 - ...)

Afdeling 1. Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 1/1. (15/04/2024- ...)

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 
1°    agentschap: het agentschap, vermeld in artikel 7, §1, tweede lid, van het Instrumentendecreet van 26 mei 2023;
2°    heffingsplichtige: de heffingsplichtige, vermeld in artikel 2.6.8 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
3°    initiërende overheid: de gewestelijke, provinciale of gemeentelijke administratieve overheid die verantwoordelijk is voor de definitieve vaststelling van een ruimtelijk uitvoeringsplan waarmee een bestemmingswijziging als vermeld in artikel 2.6.4 van de voormelde codex doorgevoerd wordt;
4°    kadastrale gegevens: de kadastrale nummer, kadastrale oppervlakte, kadastraal inkomen, bouwjaar en kadastrale aard van het perceel.

Artikel 1/2. (15/04/2024- ...)

Naast de wijzen van beveiligde zending, vermeld in artikel 1.1.2, 3°, a) en b), van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wordt ook het opladen van vragen, verzoeken, berichten, documenten, adviezen en rapporten op een digitaal uitwisselingsplatform dat automatische notificaties aan de geadresseerde genereert, als beveiligde zending beschouwd.

De gegevensuitwisseling tussen overheden ter uitvoering van dit hoofdstuk gebeurt conform de technische richtlijnen die het departement en het agentschap ter beschikking stellen.

Afdeling 2. Opmaak van een meerwaarderamingsrapport (... - ...)

Artikel 1/3. (15/04/2024- ...)

§1. In dit artikel wordt verstaan onder meerwaarderamingsrapport: een meerwaarderamingsrapport als vermeld in artikel 2.6.10, §2/1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

§2. Op verzoek van de initiërende overheid maakt de landcommissie een meerwaarderamingsrapport op.

§3. Om het meerwaarderamingsrapport te kunnen opmaken, bezorgt de initiërende overheid uiterlijk dertig dagen na de voorlopige vaststelling van het ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan al de volgende elementen aan de landcommissie: 
1°    het voorontwerp of ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan met de bijbehorende stedenbouwkundige voorschriften;
2°    het register van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planbatenheffing als vermeld in artikel 2.6.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
3°    de totale oppervlakte per type bestemmingswijziging als vermeld in artikel 2.6.4 van de voormelde codex.

De raming in een meerwaarderamingsrapport hoeft geen rekening te houden met de volgende factoren tot waardebepaling:
1°    de verwervingswaarde van de percelen;
2°    het tijdstip van verwerving van de percelen;
3°    het bestemmingsgebied dat van kracht is in de ruimtelijke ordening op het moment van de verwerving;
4°    het bestaan van pacht of van erfdienstbaarheden.

De landcommissie kan de initiërende overheid bijkomende informatie vragen die nodig is om het meerwaarderamingsrapport op te maken.

Als informatie, als vermeld in het eerste lid, opgevraagd wordt, wordt de termijn, vermeld in paragraaf 4, eerste lid, geschorst. 

§4. De landcommissie stelt het meerwaarderamingsrapport op binnen honderdtwintig dagen na de dag waarop de landcommissie de vraag, vermeld in paragraaf 2, heeft ontvangen. 

Een meerwaarderamingsrapport voor een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat een berekening van de totale oppervlakte doorgevoerd per type bestemmingswijziging als vermeld in artikel 2.6.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en van de vermoede meerwaarde voor elk type bestemmingswijziging. De bedragen zijn geen weergave van de meerwaarde van een individueel perceel, maar geven enkel een indicatie van de meerwaarde per type bestemmingswijziging in het gebied van het ruimtelijk uitvoeringsplan.  

De raming in een meerwaarderamingsrapport voor een ruimtelijk uitvoeringsplan gebeurt op basis van de oppervlaktegegevens zoals die blijken uit de cartografische ondergrond waarop het grafisch plan, vermeld in artikel 2.2.5, §1, eerste lid, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, is ingetekend.

Afdeling 3. Opmaak van een meerwaarderapport (... - ...)

Artikel 1/4. (15/04/2024- ...)

De initiërende overheid bezorgt, uiterlijk dertig dagen na de definitieve vaststelling van het ruimtelijk uitvoeringsplan, al de volgende gegevens aan de landcommissie om een ontwerp van meerwaarderapport als vermeld in artikel 2.6.10, §2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, op te maken: 
1°    het definitieve ruimtelijk uitvoeringsplan met de bijbehorende stedenbouwkundige voorschriften;
2°    het register van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planbatenheffing als vermeld in artikel 2.6.4 van de voormelde codex;
3°    de kadastrale gegevens van de percelen waarop een bestemmingswijziging als vermeld in 2.6.4 van de voormelde codex, is doorgevoerd;
4°    per perceel het huidige bestemmingsgebied met de bijbehorende stedenbouwkundige voorschriften en de erfdienstbaarheden tot openbaar nut;
5°    alle andere gegevens waarover de initiërende overheid beschikt, die nodig zijn om het meerwaarderapport op te maken.

De landcommissie kan de initiërende overheid bijkomende informatie, als vermeld in het eerste lid, 5°, vragen. Als deze informatie niet binnen dertig dagen wordt bezorgd, worden de termijnen, vermeld in artikel 1/6, §1 en §2, geschorst vanaf de eenendertigste dag na het opvragen van de informatie.

Artikel 1/5. (15/04/2024- ...)

§1. Het ontwerp van meerwaarderapport, vermeld in artikel 2.6.10, §2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, bevat per perceel de vermoede meerwaarde en de wijze waarop de vermoede meerwaarde is berekend.

Om de vermoede meerwaarde, vermeld in het eerste lid, te bepalen, berekent de landcommissie conform artikel 14, §3, van het Instrumentendecreet van 26 mei 2023 en artikel 31 en 32, paragraaf 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2024 betreffende het realisatiegericht instrumentarium de eigenaarswaarde vóór en na de bestemmingswijziging, vermeld in artikel 2.6.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, voor het perceelsdeel waarop de bestemmingswijziging van toepassing is. Hierbij wordt het begrip ‘gebruiksbeperking’ in artikel 14, §3, van het Instrumentendecreet van 26 mei 2023 en artikel 31 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2024 betreffende het realisatiegericht instrumentarium gelezen als ‘bestemmingswijziging’. 

§2. De eigenaarswaardes die gehanteerd worden voor berekening van de vermoede meerwaarde worden verantwoord in een verslag dat als bijlage bij het ontwerp van meerwaarderapport wordt gevoegd, en dat:
1°    voldoet aan de vereisten bepaald in artikel 3.3.1.0.9/1, §3, 3° en 4° van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, met uitzondering van de belastbare grondslag van het vergelijkingspunt;
2°    aangeeft op welke manier rekening gehouden is met de factoren als vermeld in artikel 14, §3, eerste lid, van het Instrumentendecreet van 26 mei 2023, en met welke andere factoren desgevallend rekening is gehouden.

Artikel 1/6. (15/04/2024- ...)

§1. De landcommissie bezorgt het ontwerp van meerwaarderapport, vermeld in artikel 2.6.10, §2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, ter kennisgeving aan de initiërende overheid, uiterlijk honderdvijftig dagen nadat de landcommissie conform artikel 1/4 van dit besluit de gegevens heeft ontvangen. 

De initiërende overheid bezorgt eventuele technische opmerkingen uiterlijk binnen dertig dagen nadat ze het ontwerp van meerwaarderapport, vermeld in artikel 2.6.10, §2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, heeft ontvangen. 

§2. De landcommissie bezorgt het uittreksel van het ontwerp van meerwaarderapport, vermeld in artikel 2.6.10, §2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, met een beveiligde zending aan de heffingsplichtige binnen tweehonderdentien dagen na de dag waarop de landcommissie conform artikel 1/4 van dit besluit de gegevens heeft ontvangen.

Artikel 1/7. (15/04/2024- ...)

§1. Elk van de heffingsplichtigen kan op straffe van onontvankelijkheid met een beveiligde zending een gemotiveerd bezwaar indienen bij de landcommissie tegen de berekening van de vermoede meerwaarde van het perceel in kwestie en tegen materiële fouten binnen dertig dagen na de dag waarop de heffingsplichtige de beveiligde zending, vermeld in artikel 1/6, §2, heeft ontvangen. 

§2. De landcommissie kan met het oog op de behandeling van het bezwaar, vermeld in paragraaf 1, bijkomende informatie vragen aan de initiërende overheid en aan de bezwaarindiener of een plaatsbezoek voorstellen aan de bezwaarindiener. De initiërende overheid of de bezwaarindiener bezorgt de voormelde informatie of staat het plaatsbezoek toe binnen dertig dagen na de dag waarop ze de voormelde vraag om informatie heeft ontvangen. 

De termijn, vermeld in artikel 1/8, wordt geschorst voor de periode die ingaat de dag nadat de landcommissie de vraag om bijkomende informatie heeft gesteld of een plaatsbezoek heeft voorgesteld, en die eindigt de dag nadat de bijkomende informatie werd bezorgd aan de landcommissie of het plaatsbezoek heeft plaatsgevonden.

Artikel 1/8. (15/04/2024- ...)

De landcommissie past in voorkomend geval het ontwerp van meerwaarderapport, vermeld in artikel 2.6.10, §2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, aan de bezwaren aan, vermeld in artikel 1/7, §1, van dit besluit, en stelt het meerwaarderapport op gemotiveerde wijze definitief vast binnen negentig dagen nadat de termijn, vermeld in artikel 1/7, §1, van dit besluit, is verstreken.

De landcommissie bezorgt het definitief vastgestelde meerwaarderapport aan de initiërende overheid binnen dertig dagen, na de definitieve vaststelling vermeld in het eerste lid. De landcommissie bezorgt binnen de voormelde termijn een uittreksel van het meerwaarderapport aan alle heffingsplichtigen.

Artikel 1/9. (15/04/2024- ...)

§1. Conform artikel 7, §3, van het Instrumentendecreet van 26 mei 2023, verwerkt de landcommissie de informatie, met inbegrip van persoonsgegevens, die noodzakelijk is om de taken uit te voeren zoals vermeld in artikel 1/1 tot en met 1/8 van dit besluit.

De landcommissie verzamelt, als dat noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken, vermeld in het eerste lid, rechtstreeks bij de instantie of de overheid die over de inlichtingen beschikt, de volgende informatie:
1°    de wettelijke identificatiegegevens die zijn opgenomen in het Rijksregister van de natuurlijke personen en, in voorkomend geval, de Kruispuntbankregisters;
2°    de vergelijkingspunten voor de verkoopprijzen van gelijkaardige onroerende goederen;
3°    de gegevens in verband met de percelen waarop een planbatenheffing van toepassing is, waaronder kadastrale gegevens, gegevens over erfdienstbaarheden en de verwervingswaarde;
4°    gegevens in verband met persoonlijke en zakelijke rechten;
5°    de stedenbouwkundige inlichtingen die vervat zijn in het plannen- en vergunningenregister en ook andere goedgekeurde vergunningen;
6°    bodemattesten en gegevens over een eventuele verontreiniging;
7°    de verwervingsaktes van de percelen waarop de planbaten van toepassing is;
8°    de verwervingsaktes van de vergelijkingspunten.

De landcommissie verwerkt de persoonsgegevens onder de volgende voorwaarden:
1°    de persoonsgegevens worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is;
2°    de persoonsgegevens worden verzameld voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden als vermeld in artikel 7, paragraaf 3 van het Instrumentendecreet van 26 mei 2023, en worden vervolgens niet verder op een wijze verwerkt die met die doeleinden onverenigbaar is;
3°    de persoonsgegevens worden verwerkt op een wijze die toereikend is, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
4°    de persoonsgegevens zijn juist en worden geactualiseerd als dat nodig is;
5°    alle redelijke maatregelen worden genomen om de persoonsgegevens die onjuist zijn, gelet op de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt, onmiddellijk te wissen of te verbeteren;
6°    de persoonsgegevens worden bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen niet langer te identificeren dan noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt;
7°    de persoonsgegevens worden, door passende technische of organisatorische maatregelen te nemen, op een dusdanige manier verwerkt dat een passende beveiliging ervan gewaarborgd is, zodat ze onder meer beschermd zijn tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking en tegen onopzettelijk verlies, vernietiging of beschadiging;
8°    de landcommissie implementeert passende en technische en organisatorische maartregelen om een beveiligingsniveau te waarborgen dat conform het risico is afgestemd, in overeenstemming met artikel 32 van de algemene verordening gegevensbeschermingen evalueert op regelmatige basis de geschiktheid van de veiligheidsmaatregelen en past ze aan waar nodig.

De landcommissie is verantwoordelijk voor de naleving van de voorwaarden, vermeld in het derde lid, en kan dat aantonen.

De landcommissie neemt overeenkomstig artikel 12 van de algemene verordening gegevensbescherming passende maatregelen om de betrokkene te informeren over de verwerking van hun persoonsgegevens conform artikel 13 en 14 van de voormelde verordening en informeren de betrokkene over de rechten, vermeld in artikel 15 tot en met 22 en artikel 34 van de voormelde verordening.

§2. De volgende bestuursdocumenten worden, als ze persoonsgegevens bevatten, door de landcommissie maximaal vijf jaar bewaard:
1°    de bestuursdocumenten die betrekking hebben op het behandelen van een klacht. De termijn begint te lopen vanaf het ogenblik dat de klacht afgehandeld is;
2°    de bestuursdocumenten die betrekking hebben op een aanvraag tot openbaarmaking of hergebruik van een bestuursdocument. De termijn begint te lopen vanaf het ogenblik dat een beslissing genomen is over de aanvraag.

De volgende bestuursdocumenten worden, als ze persoonsgegevens bevatten, door de landcommissie maximaal dertig jaar bewaard: de bestuursdocumenten die betrekking hebben op een planbatenheffing. Die termijn begint te lopen vanaf het ogenblik dat de initiërende overheid de landcommissie verzoekt een meerwaarderapport op te maken.

Als een rechtsmiddel wordt ingesteld tegen een beslissing met betrekking tot de bestuursdocumenten, vermeld in deze paragraaf, worden de lopende bewaartermijnen geschorst tot er een definitieve, in kracht van gewijsde gegane en uitvoerbare beslissing is genomen over het rechtsmiddel.

§3. Voor andere categorieën van bestuursdocumenten dan de bestuursdocumenten, vermeld in paragraaf 2, en die persoonsgegevens bevatten, kan de Vlaamse Regering, op voorstel van de selectiecommissies, vermeld in artikel III.88, §1, van het Bestuursdecreet de maximale bewaartermijnen bepalen.

HOOFDSTUK II Gefaseerde betaling (... - ...)

Artikel 2. (15/04/2024- ...)

In het geval van gefaseerde betaling zoals bepaald in artikel 2.6.14, §1, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, moet binnen vijfentwintig maanden na de aanvang van elke fase een gedeelte van de planbatenheffing betaald worden, dat berekend wordt overeenkomstig dit artikel.

Het aantal fasen waarin betaald wordt, is gelijk aan het aantal fasen waarin de vergunning voorziet op het betrokken perceel. Indien een gefaseerde vergunning betrekking heeft op meerdere percelen, waarbij slechts één fase betrekking heeft op het betrokken perceel, dan komt dat betrokken perceel niet in aanmerking voor gefaseerde betaling. Indien een vergunning betrekking heeft op meerdere percelen, en voorziet in « x » fasen, waarvan slechts « x-y » fasen het betrokken perceel betreffen, dan wordt het bedrag van de planbatenheffing voor het betrokken perceel slechts opgedeeld in « x-y » gedeelten.

In het geval van een gefaseerde verkavelingsvergunning of omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden, wordt het per fase te betalen bedrag verkregen door de voor het perceel volledig berekende heffing te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de noemer gevormd wordt door de volledige oppervlakte die op het perceel verkaveld wordt en waarvan de teller gevormd wordt door de oppervlakte die op het perceel verkaveld wordt in de betrokken fase van de verkavelingsvergunning of omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden.

In het geval van een gefaseerde stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen, wordt het per fase te betalen bedrag verkregen door de voor het perceel volledig berekende heffing te delen door het aantal fasen waarin de vergunning voorziet op het betrokken perceel.

Indien de berekeningswijze, vermeld in het derde of het vierde lid, ertoe leidt dat in de eerste fase minder dan de helft van de volledig berekende heffing moet worden betaald, dan worden volgende correcties toegepast :
1° het conform het derde of het vierde lid berekende bedrag voor de eerste fase wordt opgetrokken tot de helft van de volledig berekende heffing;
2° het verschil tussen de helft van de volledig berekende heffing en het conform het derde of het vierde lid berekende bedrag voor de eerste fase wordt verhoudingsgewijs in mindering gebracht van de conform het derde of het vierde lid berekende bedragen voor de volgende fasen.

HOOFDSTUK II/1. Melding over niet-betaalbaarheid (15/04/2024 - ...)

Artikel 2/1. (15/04/2024- ...)

§1. De melding van niet-betaalbaarheid van de planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.14, §3, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, omvat de volgende stukken:
1°    de kadastrale gegevens van de percelen waarop de melding betrekking heeft;
2°    de motivering waarom de belastingplichtige meent in aanmerking te komen voor de niet-betaalbaarheid;
3°    als de melding betrekking heeft op het verval van de vergunning, vermeld in artikel 2.6.14, §3, eerste lid, 1°, van de voormelde codex, een kopie van de mededeling die aan het college van burgemeester en schepenen is bezorgd, waarin de redenen van het verval worden uiteengezet, of een document waarin het college van burgemeester en schepenen bevestigt dat de vergunning in kwestie is vervallen;
4°    als de melding betrekking heeft op de afstand van een vergunning, vermeld in artikel 2.6.14, §3, eerste lid, 2° en 3°, van de voormelde codex, een kopie van de mededeling die aan het college van burgemeester en schepenen is bezorgd, of een document waarin het college van burgemeester en schepenen bevestigt dat afstand is gedaan van de vergunning in kwestie.

Het hoofd van de Vlaamse Belastingdienst kan een model voor de melding, vermeld in het eerste lid, vaststellen, en ook de wijze van indiening.

§2. De Vlaamse Belastingdienst onderzoekt of de melding, vermeld in paragraaf 1, ontvankelijk is conform artikel 2.6.14, §3, derde lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, en of ze volledig is. Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek wordt schriftelijk meegedeeld aan de persoon die de melding heeft gedaan.

HOOFDSTUK III Planbatenfonds (... - ...)

Artikel 3. (15/04/2024- ...)

Uiterlijk in de maand die volgt op het kwartaal waarin de ontvangsten worden geïnd, voert de beheerder van het Planbatenfonds de doorstortingen uit van:
1°    het bedrag dat aan het BRV-fonds toekomt, zoals vermeld in artikel 2.6.17, §3, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
2°    de bedragen die aan de betrokken provincies en gemeenten toekomen, zoals vermeld in artikel 2.6.17, §3, van de voormelde codex.

In het eerste lid wordt verstaan onder BRV-fonds: het BRV-fonds, zoals vermeld in artikel 1.6.1 van de voormelde codex.

HOOFDSTUK IV Bonificatie (... - ...)

Artikel 4. (01/09/2009- ...)

De bonificatie, vermeld in artikel 2.6.15 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wordt pas verkregen indien en op het moment dat de heffing volledig werd voorafbetaald. De ambtenaar daartoe door de Vlaamse Regering gemachtigd of de door hem gedelegeerde ambtenaar verleent ambtshalve ontheffing van het gedeelte van de heffing ten belope van de aldus verkregen bonificatie.

HOOFDSTUK V Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 5. (15/04/2024- ...)

...

Artikel 6. (01/09/2009- ...)

Dit besluit treedt in werking op 1 september 2009.

Artikel 7. (01/09/2009- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor financiën en begroting en ruimtelijke ordening, belast met de uitvoering van dit besluit.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 25/04/2024