Wet houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen in der minne

Datum 10/01/1978

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK I Algemene bepalingen
  2. HOOFDSTUK II Vrijwillige ruilverkaveling
  3. HOOFDSTUK III Ruilverkaveling bij overeenkomst
  4. HOOFDSTUK IV Gemeenschappelijke bepalingen
    1. Afdeling I De werken
    2. Afdeling II Andere gemeenschappelijke bepalingen
    3. Afdeling III Kosten van uitvoering
    4. Afdeling IV Overgang van zakelijke rechten
  5. HOOFDSTUK V SLOTBEPALINGEN

Inhoud

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 1. (19/03/1978- ...)

Ten einde in het algemeen belang tot een herstructurering van de landbouwexploitaties te komen, kan overgegaan worden tot ruilverkaveling van landeigendommen in der minne, hetzij bij wijze van vrijwillige ruilverkaveling overeenkomstig de bepalingen van de hoofdstukken II en IV van deze wet, hetzij bij wijze van ruilverkaveling bij overeenkomst overeenkomstig de bepalingen van de hoofdstukken III en IV van deze wet.

Artikel 2. (19/03/1978- ...)

De ruilverkaveling van landeigendommen in der minne beoogt de vervanging van het aantal vroegere kavels door een kleiner aantal nieuwe kavels; deze laatste moeten zoveel mogelijk aaneensluitend en regelmatig zijn en een eigen uitweg hebben.

Artikel 3. (04/04/2014- ...)

De bepalingen van deze wet zijn alleen van toepassing op de landeigendommen die gelegen zijn in gebieden, aangewezen op de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen en ressorteren onder de subcategorie of categorie van gebiedsaanduiding "gebied voor wonen en voor landbouw", "landbouw", "bos", "overig groen" of "reservaat en natuur".

Voor de toepassing van het eerste lid geldt dat een bestemmingsvoorschrift van een plan van aanleg alleszins vergelijkbaar is met een subcategorie of categorie van gebiedsaanduiding, indien deze concordantie vermeld wordt in de tabel, opgenomen in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening artikel 7.4.13, eerste lid, of in de concordantielijst, bepaald krachtens voornoemde Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening artikel 7.4.13, tweede lid.

Artikel 4. (19/03/1978- ...)

Deze wet verstaat onder:
“Eigenaars”, ieder eigenaar of blote eigenaar van gronden of van gebouwen die deel uitmaken van het geheel van de bij de ruilverkaveling betrokken goederen;
“Gebruiker”, hij die ofwel als eigenaar, vruchtgebruiker, erfpachter of opstalhouder ofwel met toestemming van één dezer, een kavel uitbaat, welke deel uitmaakt van het geheel van de bij de ruilverkaveling betrokken goederen;
“Vroeger kavel”, elke kavel in zijn toestand vóór de ruiverkaveling in der minne;
“Nieuwe kavel”, elk kavel uit de nieuwe verkaveling, ongeacht of hij al dan niet is gewijzigd en ongeacht of hij al dan niet aan een andere eigenaar of gebruiker is toegewezen;
“Kavelplan”, een plan dat het geheel van de vroegere kavels en van de bij de ruilverkaveling in der minne betrokken goederen omvat;
“Herverkavelingsplan”, een plan dat het geheel van de nieuwe kavels en van de bij de ruilverkaveling in der minne betrokken goederen omvat;
“Blok”, het geheel van de gebouwde of ongebouwde kavels, evenals de wegen en afwateringen, die bij de ruilverkaveling in der minne zijn betrokken;
“ruilverkaveling in der minne”, een ruilverkaveling in der minne van landeigendommen;
“Minister”, de Minister die bevoegd is voor de ruilverkaveling in der minne;
“Rechter”, de vrederechter van het kanton waarin het betrekkelijk grootste gedeelte van het blok is gelegen.

Artikel 5. (01/06/2012- ...)

§ 1. De Koning richt voor elke provincie een provinciaal comité voor ruilverkaveling in der minne op, hierna het provinciaal comité genoemd, dat belast is met de uitvoering van de ruilverkaveling in der minne in de provincie.

Voor de provincie Brabant richt Hij twee provinciale comités op, één voor de arrondissementen Brussel, Halle-Vilvoorde en Leuven en één voor het arrondissement Nijvel.

Het provinciaal comité van de provincie, waarin het betrekkelijk grootste gedeelte van het blok gelegen is, is bevoegd voor de ruilverkavelingen in der minnen die landeigendommen betreffen die op het grondgebied van meerdere provincies gelegen zijn.

§ 2. De leden van de provinciale comités worden voor een periode van vijf jaar benoemd door de Koning. Het provinciaal comité wordt samengesteld als volgt:
- de voorzitter en een lid, op de voordracht van de Minister;
- een lid, op de voordracht van de Minister van Financiën;
- een lid, op de voordracht van de Minister die de ruimtelijke ordening onder zijn bevoegdheid heeft;
- een lid, op de voordracht van de Minister, voorgesteld door de [deputatie (verv. Decr. 20 april 2012, art.9, I: 1 juni 2012)] van de provincie;
- twee leden, op de voordracht van de Minister van Landbouw uit een dubbele lijst van kandidaten voorgesteld door de provinciale Landbouwkamer.

De plaatsvervangende leden worden op dezelfde wijze benoemd.

De leden van het provinciaal comité mogen niet zetelen voor een ruilverkaveling in der minne waarbij zij betrokken partij zijn.

De secretaris en de plaatsvervangende secretaris van het provinciaal comité worden door de Nationale Landmaatschappij aangewezen.

De namen van de leden van het provinciaal comité en van de secretaris, evenals van de plaatsvervangende leden en van de plaatsvervangende secretaris, worden in het Belgisch Staatsblad bekend gemaakt.

De Koning stelt het modelreglement van orde van de provinciale comités vast.

Artikel 6. (19/03/1978- ...)

Het provinciaal comité heeft rechtspersoonlijkheid.

Het beraadslaagt en beslist over alles wat de uitvoering van de ruilverkaveling in der minnen betreft.

Het kan enkel geldig beslissen wanneer de meerderheid van de leden, eventueel vervangen door hun plaatsvervangers, aanwezig is. Bij staking van stemmen is die van de voorzitter beslissend.

Ieder lid kan bij de Minister beroep indienen tegen elke beslissing van het provinciaal comité.

Het beroep wordt ingediend bij mondelinge verklaring ter vergadering zelf. Het veto van de Minister moet binnen vijftien dagen na deze verklaring worden gesteld. Na verloop van die termijn wordt de beslissing definitief.

De voorzitter en de secretaris voeren de beslissingen van het provinciaal comité uit; zij treden op voor het provinciaal comité in alle openbare en onderhandse akten evenals in de rechtsvorderingen, zonder tegenover derden te moeten doen blijken van een beslissing van het provinciaal comité. De dagvaardingen en kennisgevingen aan het provinciaal comité worden geldig gedaan aan de voorzitter, aan de secretaris of aan de nationale Landmaatschappij.

Artikel 7. (19/03/1978- ...)

De Nationale Landmaatschappij staat het provinciaal comité bij en verleent haar medewerking voor het opmaken van de bij deze wet bepaalde stukken. Zij deelt het provinciaal comité de door haar opgemaakte stukken onverwijld mede, evenals elke vaststelling met betrekking tot het verloop van de verrichtingen.

Voor de uitvoering van de verrichtingen van de ruilverkaveling bij overeenkomst kan het provinciaal comité zich evenwel laten bijstaan hetzij door de Nationale Landmaatschappij, hetzij door ieder ander hiertoe door de Minister erkende natuurlijke of rechtspersoon.

De Nationale Landmaatschappij wordt eveneens gemachtigd controle uit te oefenen op de verrichtingen van de ontwerpers, de aannemers en de technici die door het provinciaal comité belast zijn met de studies, werken of opdrachten die moeten worden uitgevoerd krachtens de bepalingen van deze wet.

Zij opent een rekening voor de werkzaamheden van elk provinciaal comité. Zij verstrekt, binnen de perken van haar beschikbare gelden, aan het comité de nodige kredieten voor de uitvoering van de werken en voor elke andere voor de uitvoering van de ruilverkavelingsverrichtingen nodige uitgave.

De Minister van Financiën bepaalt samen met de Minister, de voorwaarden en de modaliteiten van toekenning van die kredieten.

De Nationale Landmaatschappij is rekenplichtig voor de uitgaven en ontvangsten waartoe het provinciaal comité heeft besloten.

Het Rekenhof stelt de voor ieder provinciaal comité geopende rekeningen vast en is er mede belast daartoe alle nodige gegevens en boekhoudingsbescheiden in te zamelen.

Artikel 8. (19/03/1978- ...)

De bepalingen door de Koning genomen in uitvoering van artikel 16 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, zijn van toepassing op de leden van het provinciaal comité onder dezelfde voorwaarden die gelden voor de leden van het comité bedoeld bij artikel 12 van dezelfde wet.

HOOFDSTUK II Vrijwillige ruilverkaveling (... - ...)

Artikel 9. (19/03/1978- ...)

Een verzoek, ondertekend door tenminste drie bij een ontwerp van vrijwillige ruilverkaveling belanghebbende eigenaars, vruchtgebruikers of gebruikers, wordt gericht aan de Minister.

Het verzoek dient door tenminste één eigenaar, vruchtgebruiker of gebruiker van elk van de bij dit verzoek betrokken kavels te worden ondertekend.

Bij dit verzoek worden de volgende stukken gevoegd:
1° een lijst met opgave van de kadastrale percelen waarvan de vrijwillige ruilverkaveling wordt ontworpen, evenals van hun oppervlakte;
2° lijsten waarop, met betrekking tot elk kadastraal perceel, zijn vermeld de naam en het adres van de eigenaar, vruchtgebruiker en gebruiker;
3° in voorkomend geval, een beknopte beschrijving van de overwogen werken;
4° een schets van de voorgenomen herverkaveling evenals alle nuttige inlichtingen over het ontwerp van vrijwillige ruilverkaveling, ten einde de Minister in staat te stellen te oordelen over het nut van de voorgenomen ruilverkaveling.

Artikel 10. (19/03/1978- ...)

Na kennisneming van het op grond van artikel 9 ingediende verzoek, gaat de Minister over tot een onderzoek naar het nut van de ruilverkaveling.

De Minister deelt op het einde van dit onderzoek en binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek, zijn besluiten mee aan de ondertekenaars van het verzoek; besluit hij tot het nut van de vrijwillige ruilverkaveling, dan voegt hij er ter inlichting bij:
1° een voorontwerp van herverkaveling;
2° in voorkomend geval, een beknopte beschrijving van de voorgestelde werken evenals een raming van de kosten;
3° een voorstel tot percentsgewijze verdeling van de kostprijs der werken ten laste van het geheel der eigenaars en vruchtgebruikers en ten laste van het geheel der gebruikers en der verschillende openbare overheden.

Artikel 11. (19/03/1978- ...)

Binnen vijf maanden na de verzending van de mededeling van de Minister bedoeld in het vorig artikel, richten alle betrokken eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers gezamenlijk bij een ter post aangetekende brief, aan de Minister een verzoekschrift tot tussenkomst in de verwezenlijking van de door hen gewenste vrijwillige ruilverkaveling.

Het verzoekschrift wordt terzelfdertijd bij een ter post aangetekende brief aan het bevoegd provinciaal comité gestuurd dat het te zijner zetel neerlegt, waar ieder belanghebbende er inzage kan van nemen op een aan de voorzitter of aan de secretaris gerichte aanvraag.

Bij het verzoekschrift, ondertekend door alle eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers van elk der betrokken kavels, worden de volgende stukken gevoegd:
1° een kavelplan vergezeld van lijsten waarop met betrekking tot elke kavel, volgens de kadastrale gegevens, zijn vermeld: de naam en het adres van de eigenaar en van de vruchtgebruiker, de oppervlakte van de kavel en de naam en het adres van de gebruikers met opgave van de in bedrijf genomen oppervlakten;
2° een herverkavelingsplan;
3° een akkoord omtrent de werken en een lijst met de percentsgewijze verdeling tussen elk van de eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers, van de lasten die niet door de openbare overheden worden gedragen;
4° in voorkomend geval, lijsten waarop voor ieder eigenaar, ieder vruchtgebruiker en ieder gebruiker de vergoedingen wegens vermindering of vermeerdering van oppervlakte zijn aangeduid.

Op aanvraag van de belanghebbenden kan de Minister de Nationale Landmaatschappij belasten hen bij te staan bij het opmaken van het verzoekschrift.

Artikel 12. (19/03/1978- ...)

Het verzoekschrift bedoeld bij het vorig artikel verbindt de belanghebbenden evenals hun rechtverkrijgenden en rechthebbenden voor onbepaalde tijd, behoudens verzaking van hunnentwege ten vroegste zes maanden na de verzending van het verzoekschrift en ten laatste de dag vóór de kennisgeving bedoeld bij artikel 15.

De verzaking geschiedt bij een ter post aangetekende brief gericht aan de Minister. Zij wordt geacht te zijn geschied op de dag van de neerlegging ter post van de brief.

Artikel 13. (19/03/1978- ...)

Bij het opmaken van pachtovereenkomsten voor kavels die ten gevolge van de ruilverkaveling op een andere verpachter of pachter zijn overgegaan, kunnen de partijen afwijken van het bepaalde in de wetgeving met betrekking tot de duur van pachtovereenkomsten.

Deze bepaling is eveneens van toepassing op de erfpacht, evenals op het opstal-, het gebruiks- en het bewoningsrecht.

Artikel 14. (19/03/1978- ...)

Beslist de Minister dat de voorgestelde vrijwillige ruilverkaveling nuttig is, dan legt hij het kavelplan van het blok vast.

Artikel 15. (19/03/1978- ...)

De Koning beslist op de voordracht van de Minister dat zal worden overgegaan tot de vrijwillige ruilverkaveling van de goederen aangeduid op het door de Minister, krachtens artikel 14, vastgestelde kavelplan en vertrouwt de uitvoering ervan toe aan het bevoegd provinciaal comité.

Dit koninklijk besluit verbindt onherroepelijk de ondertekenaars van het bij artikel 11 bedoeld verzoekschrift, hun rechtverkrijgenden en rechthebbenden evenals, behoudens in geval van beroep bedoeld bij artikel 20, de houders van zakelijke rechten die sedert het indienen van het verzoekschrift de eigenaars, vruchtgebruikers, gebruikers en houders van zakelijke rechten hebben opgevolgd of nog zullen opvolgen tot de overschrijving van de vrijwillige ruilverkavelingsakte op het hypotheekkantoor. Van dit koninklijk besluit wordt melding gemaakt op de rand van de overschrijving van de laatste titel van eigendomsverkrijging van de bij de vrijwillige ruilverkaveling betrokken goederen.

Van dit koninklijk besluit wordt eveneens bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven aan de ondertekenaars van het in artikel 11 bedoelde verzoekschrift. Een bericht ter herinnering aan de bepalingen van artikel 44 wordt bij deze kennisgeving gevoegd.

Artikel 16. (19/03/1978- ...)

Het provinciaal comité doet de werken vermeld in het bij artikel 11 bedoeld verzoekschrift uitvoeren volgens de bepalingen van hoofdstuk IV van deze wet.

Artikel 17. (19/03/1978- ...)

Het provinciaal comité gaat zo nodig over tot de afpaling van de kavels waarvan de vorm of de oppervlakte ten gevolge van de vrijwillig ruilverkaveling werd gewijzigd. In dat geval wordt van het plan van afpaling bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven aan de eigenaars van de kavels die aan deze laatsten raken en op wiens oppervlakte de afpaling een weerslag kan hebben.

Binnen vijftien dagen na de kennisgeving kan ieder van de voormelde eigenaars bij een ter post aangetekende brief de afpaling betwisten. De bepalingen van dit lid worden vermeld in de aangetekende brief waarbij die kennisgeving door het provinciaal comité wordt gedaan.

In dat geval lokt het provinciaal comité een gerechtelijke afpaling uit door de betrokken eigenaars voor de rechter te dagvaarden.

Zo de door de rechter benoemde deskundige zijn verslag niet heeft neergelegd binnen veertig dagen na de kennisgeving van zijn benoeming door de griffier bij gerechtsbrief overeenkomstig artikel 46 van het Gerechtelijk Wetboek, vervangt de rechter hem, op verzoek van de meest gerede partij, door een andere deskundige, onverminderd de schadevergoeding waarop de partijen aanspraak kunnen maken ten laste van des deskundige die zijn opdracht niet binnen de toegewezen termijn heeft vervuld.

De bepalingen van artikel 20, § 1, derde en vijfde lid van deze wet zijn van toepassing op die rechtsvorderingen.

Artikel 18. (19/03/1978- ...)

Op grond van de stukken gevoegd bij het bij artikel 11 bedoeld verzoekschrift, maakt het provinciaal comité op:
1° lijsten waarop met betrekking tot elke vroegere en elke nieuwe kavel zijn aangeduid de oppervlakte, evenals de naam van de eigenaar, van de vruchtgebruiker en van de gebruiker;
2° lijsten waarop met betrekking tot ieder eigenaar, ieder vruchtgebruiker en ieder gebruiker zijn aangeduid de hem toebedeelde kavels, de globale oppervlakten, de vergoedingen voor vermindering of vermeerdering in oppervlakte en hun aandeel in de kosten voor de uitvoering van de werken;
3° een kavelplan waarop de vroegere kavels voorkomen die met voorrechten, hypotheken, bevelen, onroerende beslagen of vorderingen of met erfpacht, opstal-, gebruiks- of bewoningsrecht zijn bezwaard, en een herverkavelingsplan zoals bedoeld in artikel 11, 2°, waarop de nieuwe kavels of gedeelten van nieuwe kavels voorkomen die met die voorrechten, hypotheken, bevelen, onroerende beslagen of vorderingen of met erfpacht-, opstal-, gebruiks- of bewoningsrecht zullen worden bezwaard;
4° lijsten waarop met betrekking tot ieder eigenaar en ieder vruchtgebruiker zijn aangeduid: de voorrechten, hypotheken, bevelen, onroerende beslagen of vorderingen, de erfpacht-, opstal-, gebruikers- en bewoningsrechten, met vermelding van de vroegere kavels en de nieuwe of gedeelten van nieuwe kavels die in de plaats hiervan komen.

Artikel 19. (19/03/1978- ...)

Het provinciaal comité verzoekt bij een ter post aangetekende brief, alle eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers evenals de belanghebbende houders van zakelijke rechten inzage te nemen van de plannen en lijsten bedoeld in artikel 18.

Die stukken zijn gedurende vijftien dagen ter inzage ten zetel van het provinciaal comité evenals op iedere andere plaats die het comité aanwijst.

Het provinciaal comité stelt een proces-verbaal op waarin de door de belanghebbenden ondertekende bezwaren worden opgenomen. De tijdens het onderzoek ingediende schriftelijke bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld en blijven er aan gehecht. Na het verstrijken van de termijn van vijftien dagen wordt het onderzoek afgesloten.

Het provinciaal comité onderzoekt de ingediende bezwaren, stelt de plannen en de lijsten vast en bewaart deze ten zetel.

Van de beslissing van het provinciaal comité wordt aan de eigenaars van bezwaarde goederen en de houders van zakelijke rechten bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven. Zij kunnen van de plannen en lijsten inzage nemen op een aan de voorzitter of aan de secretaris gerichte aanvraag.

Artikel 20. (19/03/1978- ...)

§ 1. Ieder belanghebbende kan de overdracht van de zakelijke rechten, zoals die werden bepaald overeenkomstig het vorig artikel, betwisten.

Op de rechtsvordering in te stellen moet een dagvaarding om voor de rechter te verschijnen, op straffe van verval aan het provinciaal comité worden betekend binnen dertig dagen na verzending van de in het laatste lid van het vorig artikel bepaalde kennisgeving en tenminste vijftien dagen vooraf.

De dagvaarding vermeldt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, het onderwerp van de rechtsvordering en bevat een bondige uiteenzetting van de middelen.

De rechter doet uitspraak binnen drie maanden na de dagvaarding; hij bepaalt of en in welke mate de proceskosten ten laste van het provinciaal comité vallen.

De rechter bepaalt, in voorkomend geval, de nieuwe kavels of delen hiervan, waarop de zakelijke rechten worden overgedragen; hij kan aan de eisende partij bevelen ieder belanghebbende persoon die hij aanduidt, bij de zaak te roepen.

Tegen het vonnis is, behalve verzet, geen beroep mogelijk, onverminderd de bevoegdheid van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie om zich te voorzien wegens machtsoverschrijding of in het belang van de wet overeenkomstig artikel 1091 van het Gerechtelijk Wetboek.

§ 2. Het provinciaal comité brengt aan de plannen en lijsten de wijzigingen aan die uit de vonnissen voortspruiten.

Het provinciaal comité mag, ingevolge vaststelling van materiële fouten, aan de plannen en lijsten de nodige verbeteringen aanbrengen.

Artikel 21. (19/03/1978- ...)

Het provinciaal comité maakt de rekening op van iedere belanghebbende en stelt het batig en nadelig saldo vast dat er uit voortvloeit, met inachtneming van de bepalingen betreffende de wettelijke schuldvergelijking.

Die rekening omvat de bedragen van de vergoeding voor vermindering of vermeerdering in oppervlakte evenals van de kosten bedoeld in artikel 18, 2°.

Onverminderd de bepalingen van artikel 55 en van het vierde lid van onderhavig artikel, stort het provinciaal comité bij de Deposito- en Consignatiekas de sommen nodig voor de uitkering van de saldo’s aan de eigenaars, de vruchtgebruikers en de exploitanten; het vordert van de eigenaars, de vruchtgebruikers en de exploitanten, na de ondertekening van de ruilverkavelingsakte, het bedrag van het door hen verschuldigde saldo, behoudens de termijnen en voorwaarden van betaling die eventueel door de Nationale Landmaatschappij zijn verleend overeenkomstig artikel 22, tweede lid, 4°.

De Koning stelt het bedrag vast van de sommen die de comités zonder de tussenkomst van de Deposito- en Consignatiekas, rechtstreeks aan de eigenaars, vruchtgebruikers en exploitanten mogen uitkeren.

Artikel 22. (29/06/2019- ...)

Het provinciaal comité belast een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex met het verlijden van de akte van vrijwillige ruilverkaveling. Deze akte bevat:
1° de vaststelling van de rechten en verplichtingen zoals deze voortspruiten uit de in artikel 18 bedoelde plannen en lijsten, evenals de overeenkomstig artikel 20 gewezen rechterlijke beslissingen;
2° de data en vooraarden van ingenottreding en ingebruikneming van de nieuwe kavels;
3° het detail van de rekening van ieder belanghebbende bedoeld in artikel 21;
4° de door de Nationale Landmaatschappij verleende voorwaarden en termijnen van betaling van de nadelige saldo’s bedoeld in artikel 21.

De plannen en lijsten bedoeld in het eerste lid, 1°, van dit artikel, het verzoekschrift bedoeld in artikel 11, evenals de overeenkomsten bedoeld in artikel 13 worden aan de akte van vrijwillige ruilverkaveling gehecht.

De bepalingen van de artikelen 12 en 13 van de wet van 10 oktober 1913 tot wijziging van de hypotheekwet zijn van toepassing op de akte van vrijwillige ruilverkaveling.

De hypotheekbewaarder wordt ontslagen van de overschrijving van de aan de akte van vrijwillige ruilverkaveling gehechte stukken. De akte van vrijwillige ruilverkaveling en de bijlagen ervan worden bewaard door een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex.

HOOFDSTUK III Ruilverkaveling bij overeenkomst (... - ...)

Artikel 23. (19/03/1978- ...)

Een verzoek, ondertekend door tenminste drie bij een ruilverkaveling bij overeenkomst belanghebbende eigenaars, vruchtgebruikers of gebruikers, wordt gericht aan de Minister.

Het verzoek dient door tenminste één eigenaar, vruchtgebruiker of gebruiker van elk van de bij dit verzoek betrokken kavels te worden ondertekend.

Bij dit verzoek worden de volgende stukken gevoegd:
1° een kavelplan;
2° lijsten waarop, met betrekking tot elk kadastraal perceel, de oppervlakte evenals de naam en het adres van de eigenaar, vruchtgebruiker en gebruiker zijn vermeld;
3° een omstandige nota ter staving van de ruilverkaveling van de in het verzoek bedoelde goederen.

Artikel 24. (19/03/1978- ...)

Na kennisneming van het op grond van artikel 23 ingediende verzoek, gaat de Minister, of de Nationale Landmaatschappij op zijn verzoek, over tot een onderzoek naar het nut van de ruilverkaveling.

De Minister deelt op het einde van dit onderzoek en binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek, zijn besluiten mee aan de ondertekenaars van het verzoek; besluit hij tot het nut van de ruilverkaveling bij overeenkomst, dan voegt hij er ter inlichting bij:
1° een beknopte beschrijving van de werken die hij beoogt uit te voeren;
2° een raming van de desbetreffende kosten en lasten;
3° de aanduiding van de kavels waarvan hij de opneming in het kavelplan nuttig acht.

Artikel 25. (19/03/1978- ...)

Binnen vijf maanden na de verzending van de mededeling van de Minister bedoeld in het vorig artikel, richten alle betrokken eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers gezamenlijk bij een ter post aangetekende brief, aan de Minister een verzoekschrift tot tussenkomst in de verwezenlijking van de door hen gewenste ruilverkaveling bij overeenkomst.

Het verzoekschrift wordt terzelfdertijd bij een ter post aangetekende brief aan het bevoegd provinciaal comité gestuurd dat het ter zijner zetel neerlegt, waar ieder belanghebbende er inzage kan van nemen op een aan de voorzitter of aan de secretaris gerichte aanvraag.

Bij het verzoekschrift, ondertekend door alle eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers van elk der bedoelde kavels worden de volgende stukken gevoegd:
1° een kavelplan vergezeld van lijsten waarop met betrekking tot elke kavel, volgens de kadastrale gegevens zijn vermeld: de naam en het adres van de eigenaar en van de vruchtgebruiker, de oppervlakte van de kavel en de naam en het adres van de gebruikers met opgave van de in bedrijf genomen oppervlakten;
2° een akkoord omtrent de werken en een lijst met de percentsgewijze verdeling tussen elk van de eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers, van de lasten die niet door de openbare overheden worden gedragen.

Op aanvraag van de belanghebbenden kan de Minister de Nationale Landmaatschappij belasten hen bij te staan voor het opmaken van het verzoekschrift.

Artikel 26. (19/03/1978- ...)

Beslist de Minister dat de voorgestelde ruilverkaveling bij overeenkomst nuttig is, dan legt hij het kavelplan van het blok vast.

Artikel 27. (19/03/1978- ...)

De Koning beslist op de voordracht van de Minister dat zal worden overgegaan tot de ruilverkaveling bij overeenkomst van de goederen aangeduid op het door de Minister, krachtens artikel 26 vastgestelde kavelplan en vertrouwt de uitvoering ervan toe aan het bevoegd provinciaal comité.

Van dit koninklijk besluit wordt melding gemaakt op de rand van de overschrijving van de laatste titel van eigendomsverkrijging van de bij de ruilverkaveling bij overeenkomst betrokken goederen.

Van dit koninklijk besluit wordt eveneens bij ter post aangetekende brief kennis gegeven aan de ondertekenaars van het in artikel 25 bedoelde verzoekschrift. Een bericht ter herinnering aan de bepalingen van artikel 44 wordt bij deze kennisgeving gevoegd.

Artikel 28. (19/03/1978- ...)

Het provinciaal comité gaat zo nodig over tot de algehele of gedeeltelijke afpaling van de blokgrens. In dat geval wordt van het plan van afpaling bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven aan de eigenaars van de kavels die aan weerszijden van de grens zijn gelegen en die bij de afpaling zijn betrokken.

Voor het overige, is artikel 17, tweede tot vijfde lid, van toepassing op deze procedure.

Artikel 29. (19/03/1978- ...)

Het provinciaal comité maakt op:
1° de classificatie volgens hun cultuur- en bedrijfswaarde van het geheel van de gronden en van de tot het openbaar domein behorende goederen ie in het blok zijn begrepen; deze classificatie wordt aangeduid op een kavelplan waarop de waardezones, gevormd door het groeperen van gronden van dezelfde klasse, in tekening worden gebracht;
2° lijsten waarop met betrekking tot elk kavel van het kavelplan zijn aangeduid: de namen van de eigenaar, van de vruchtgebruiker en van de gebruiker, de oppervlakten in elke waardezone, de globale oppervlakte en de overeenstemmende waarden;
3° lijsten waarop met betrekking tot ieder eigenaar en ieder vruchtgebruiker zijn aangeduid: de kavels die hij bezit, met de totalen van de oppervlakten in elke waardezone, van de globale oppervlakten en van de overeenstemmende waarden;
4° lijsten waarop met betrekking tot ieder gebruiker zijn aangeduid: de kavels die hij in gebruik heeft, met de totalen van de oppervlakten in elke waardezone, van de globale oppervlakten van de overeenstemmende waarden.

Het kavelplan en de voornoemde lijsten worden naar de kadastrale gegevens opgemaakt, behoudens de vergissingen die het provinciaal comité vaststelt, gebeurlijk op aanwijzing van een belanghebbende.

Artikel 30. (19/03/1978- ...)

Bij de classificatie van de gronden houdt het provinciaal comité geen rekening met gegevens die geen verband houden met de cultuur- of bedrijfswaarde van de grond, zoals de aanwezigheid van gebouwen, afsluitingen, alleenstaande bomen of hagen, het bestaan van een pacht, van een erfdienstbaarheid van overgang of van een recht van gebruik of van opstal of de bedrijfstoestand, noch met gegevens die geen verband houden met de landbouwbestemming van het goed, zoals het bestaan van minerale of fossiele stoffen.

Deze gegevens die als meer- of minderwaarden van de kavels worden aangezien, worden na de toewijzing van de nieuwe kavels afzonderlijk geschat.

Artikel 31. (19/03/1978- ...)

Het provinciaal comité maakt een herverkavelingsplan op, onderscheidenlijk voor de eigenaars en vruchtgebruikers, en voor de gebruikers.

De waardezones van het in artikel 29, 1°, bedoelde kavelplan, worden op deze plannen aangebracht.

Het provinciaal comité wijst de nieuwe kavels toe aan de eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers.

De kavels waarvan de oppervlakte of de vorm werden gewijzigd door de ruilverkaveling, maken het voorwerp uit van een voorlopige afpaling.

De Minister bepaalt, na raadpleging van de Minister van Financiën, de toelaatbare verschillen betreffende de opmetingen en de berekening van de oppervlakten van de nieuwe kavels.

Artikel 32. (19/03/1978- ...)

De toewijzing aan de eigenaars en de vruchtgebruikers geschiedt derwijze dat de globale waarde van de aan ieder van hen toebedeelde kavels naar verhouding zoveel mogelijk gelijk is aan de waarde van de kavels die zij vóór de ruilverkaveling bezaten, met inachtneming van de waarde van de aan het openbaar domein toe te wijzen of te onttrekken wegen, afwateringen en kunstwerken.

Wanneer die gelijkwaardigheid niet kan worden verwezenlijkt zonder een toegift of een ristorno in geld, wordt een opleg toegekend. Die opleg mag voor geen enkel eigenaar of vruchtgebruiker 5 pct. overschrijden van de waarde in kavels, die hen had moeten worden toebedeeld, behoudens schriftelijke instemming van deze laatsten.

Artikel 33. (19/03/1978- ...)

De kavels worden op zodanige wijze onder de gebruikers verdeeld dat aan ieder van hen zoveel mogelijk gronden van dezelfde hoedanigheid, dezelfde oppervlakte en geschikt voor dezelfde teelten worden toegewezen.

Een vergoeding wegens gebruiksverlies is verschuldigd aan de gebruiker wanneer de globale waarde van de hem toebedeelde kavels naar verhouding ten minste 2 pct. kleiner is dan de globale waarde van zijn vroegere kavels, met inachtneming van de waarde van de aan het openbaar domein toe te wijzen of te onttrekken wegen, afwateringen en kunstwerken.

Artikel 34. (19/03/1978- ...)

De toewijzing van de kavels aan de eigenaars en de gebruikers geschiedt zoveel mogelijk derwijze dat de ruilverkaveling van de eigendom en die van het gebruik parallel verlopen. Het provinciaal comité kan, uitzonderlijk, in het belang van de ruilverkaveling, aan de pachter een nieuwe verpachter toewijzen, ongeacht of de pachter op de gronden blijft die hij voordien in bedrijf had, dan wel of hem nieuwe gronden worden toegewezen.

Artikel 35. (01/11/2023- ...)

Indien wijzigingen moeten worden aangebracht aan de pacht, inzonderheid met betrekking tot de pachtprijs en de duur van de pacht, of nog met betrekking tot de vergoedingen die overeenkomstig het Vlaams Pachtdecreet van 13 oktober 2023 verschuldigd zijn aan de pachters die de kosten hebben gedragen voor aanplantingen, bouwwerken en alle werken die noodzakelijk zijn voor de bewoonbaarheid van het gepachte goed of dienstig zijn voor de exploitatie van dit goed en stroken met de bestemming ervan, roept het provinciaal comité de belanghebbenden op en doet hun zodanige voorstellen dat zij ermee kunnen instemmen.

Wordt een overeenkomst bereikt, dan stelt het provinciaal comité dit vast in een door de partijen ondertekend stuk; dit stuk vermeldt de termen van de overeenkomst zo de partijen erom verzoeken.

Wanneer de partijen geen overeenkomst bereiken, verzoekt het provinciaal comité hen, bij een ter post aangetekende brief, het geschil voor de rechter te brengen. Indien binnen een maand, te rekenen van de dag van dat verzoek, geen van de partijen de zaak voor de rechter heeft gebracht, kan het provinciaal comité, bij een verzoekschrift dat in zoveel exemplaren wordt ingediend als er ter zake op te roepen partijen zijn, ze bij de rechter aanhangig maken. Deze bepaalt de datum van de terechtzitting waartoe de griffier bij gerechtsbrief de partijen binnen de gewone termijn van dagvaarding oproept. Een afschrift van het verzoekschrift wordt bij de oproepingsbrief gevoegd. Voor het overige zijn de regels betreffende het geding van toepassing.

De bepalingen van het twaalfde en veertiende lid van artikel 41, § 1, zijn van toepassing op die rechtsvordering.

De rechterlijke beslissing wordt aan de akte van ruilverkaveling bij overeenkomst gehecht.

Bij het opmaken van pachtovereenkomsten voor kavels die ten gevolge van de ruilverkaveling op een andere verpachter of pachter zijn overgegaan, kunnen de partijen of, ingeval er geen overeenkomst wordt bereikt, de rechter afwijken van het bepaalde in de wetgeving met betrekking tot de duur van pachtovereenkomsten; zij kunnen namelijk voor de nieuwe huurcelen dezelfde duur bepalen als deze van het pachtrecht dat op andere door dezelfde pachter geëxploiteerde kavels bestaat, krachtens huurovereenkomsten gesloten door dezelfde verpachter of door andere verpachters.

Dezelfde bepalingen zijn van toepassing op de erfpacht, evenals op het opstal-, het gebruiks- en het bewoningsrecht.

Artikel 36. (19/03/1978- ...)

Het provinciaal comité maakt op:
1° lijsten waarop zijn aangeduid:
a) met betrekking tot elke nieuwe kavel, de naam van de eigenaar, de naam van de vruchtgebruiker, de naam van de gebruiker, de oppervlakten in elke waardezone, de globale oppervlakte en de overeenstemmende waarden;
b) met betrekking tot elke vroegere kavel en tot elke nieuwe kavel, de vergoedingen voor meer- en minderwaarden;
2° lijsten waarop met betrekking tot iedere eigenaar en ieder vruchtgebruiker zijn aangeduid, de hem toebedeelde kavels met de oppervlakten in elke waardezone, de globale oppervlakten en de overeenstemmende waarden, de opleg en de vergoedingen voor meer- en minderwaarden;
3° lijsten waarop met betrekking tot ieder gebruiker zijn aangeduid de hem toebedeelde kavels, de oppervlakten in elke waardezone, de globale oppervlakten, de overeenstemmende waarden en de vergoeding voor gebruiksverlies;
4° een kavelplan waarop de vroegere kavels voorkomen die met voorrechten, hypotheken, bevelen, onroerende beslagen of vorderingen of met erfpacht, opstal-, gebruiks- of bewoningsrecht zijn bezwaard, en een herverkavelingsplan waarop de nieuwe kavels of gedeelten van nieuwe kavels voorkomen die met die voorrechten, hypotheken, bevelen, onroerende beslagen of vorderingen of met erfpacht-, opstal-, gebruiks- of bewoningsrechten zullen worden bezwaard;
5° lijsten waarop met betrekking tot iedere eigenaar en ieder vruchtgebruiker zijn aangeduid: de voorrechten, hypotheken, bevelen, onroerende beslagen of vorderingen, de erfpacht-, opstal-, gebruiks- en bewoningsrechten, met vermelding van de vroegere kavels en de nieuwe of gedeelten van nieuwe kavels die in de plaats hiervan komen.

Artikel 37. (19/03/1978- ...)

Het provinciaal comité doet de werken vermeld in het bij artikel 25 bedoeld verzoekschrift uitvoeren volgens de bepalingen van hoofdstuk IV van deze wet.

Artikel 38. (19/03/1978- ...)

Nadat de werken zijn uitgevoerd, verdeelt het provinciaal comité over de nieuwe kavels, volgens de waarde ervan, de kosten van uitvoering van de ruilverkaveling bij overeenkomst die noch door de Staat, noch door de ondergeschikte openbare besturen of door enig ander organisme ten laste zijn genomen.

Indien sommige kavels aanzienlijk meer of aanzienlijk minder dan andere voordeel halen uit de naar aanleiding van de ruilverkaveling bij overeenkomst uitgevoerde werken, neemt het provinciaal comité dit in aanmerking bij de kostenomslag.

Artikel 39. (19/03/1978- ...)

Het provinciaal comité maakt op:
1° lijsten waarop met betrekking tot elke nieuwe kavel is aangeduid de bij artikel 38 bedoelde bijdrage van de eigenaar, vruchtgebruiker en gebruiker in de kosten;
2° lijsten waarop met betrekking tot ieder eigenaar, ieder vruchtgebruiker en ieder gebruiker zijn aangeduid de onder 1° vermelde bijdrage in de kosten.

Artikel 40. (19/03/1978- ...)

Bij een ter post aangetekende brief verzoekt het provinciaal comité de belanghebbende eigenaars, vruchtgebruiker en gebruikers evenals de belanghebbende houders van zakelijke rechten inzage te nemen van de plannen en lijsten vermeld in de artikelen 29, 31, 36 en 39.

Die stukken berusten gedurende dertig dagen ten zetel van het comité.

Het provinciaal comité stelt een proces-verbaal op waarin de door de belanghebbenden ondertekende opmerkingen en bezwaren worden opgenomen. De tijdens het onderzoek ingediende schriftelijke opmerkingen en bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld en blijven eraan gehecht. Na het verstrijken van de termijn van dertig dagen wordt het onderzoek afgesloten.

Nadat het onderzoek is afgesloten, onderzoekt het comité de ingediende bezwaren, beslist dienaangaande, stelt de plannen en lijsten vast die aan het onderzoek werden onderworpen en legt deze neer ten zetel, waar ieder belanghebbende er tijdens de ganse duur van de verrichtingen inzake kan van nemen op een aan de voorzitter of aan de secretaris gerichte aanvraag.

Van de neerlegging wordt aan de belanghebbende eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers, evenals aan de belanghebbende houders van zakelijke rechten, bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven.

De door de post afgestempelde lijst van de aangetekende brieven of afgiftebewijzen die getuigen van de in het vorig lid bedoelde kennisgeving, worden door het provinciaal comité ter griffie neergelegd uiterlijk de dag, waarop de termijn voor de indiening van de verzoekschriften, bedoeld bij artikel 41, § 1, van deze wet verstrijkt.

Artikel 41. (19/03/1978- ...)

§ 1. Ieder belanghebbende kan de vaststelling van de cultuur- en bedrijfswaarden betwisten. Hij kan eveneens de vaststelling van de oppervlakte van zijn kavels betwisten, doch enkel wanneer het provinciaal comité voor een kavel een andere oppervlakte heeft vastgesteld dan diegene die blijkt uit de kadastrale stukken of wanneer het provinciaal comité in zijn lijsten de kadastrale oppervlakte van een kavel heeft hernomen dan wanneer het kadaster in zijn stukken geen rekening heeft gehouden met een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing, die de oppervlakte van die kavel heeft vastgesteld of voor een kavel een oppervlakte vermeldt die ten minste 2 pct. kleiner is dan de oppervlakte vermeld in een akte met vaste dagtekening, of de door natrekking gewijzigde oppervlakte. Die 2 pct. worden berekend voor een zelfde geheel waarvan een zelfde belanghebbende alleen of in onverdeeldheid ofwel eigenaar ofwel blote eigenaar of vruchtgebruiker is.

Ieder belanghebbende kan de oppervlakten betwisten van de nieuwe kavels die hem in elke waardezone worden toegewezen, de berekening van de globale waarden en van de opleg die eruit voortspruit, het bedrag van de vergoedingen wegens meer- of minderwaarden, evenals de vergoeding voor gebruiksverlies.

Kan eveneens door iedere belanghebbende worden betwist het aandeel in de kosten dat hem overeenkomstig de bepalingen van artikel 38 ten laste wordt gelegd.

Op straffe van verval richt de belanghebbende of zijn advocaat aan de rechter een verzoekschrift tot benoeming van een deskundige, binnen dertig dagen na verzending van de bij artikel 40, vijfde lid, bepaalde kennisgeving.

Binnen vijftien dagen na het einde van de termijn bepaald voor de neerlegging van de verzoekschriften, verleent de rechter een bevelschrift waarbij hij dag en uur van de verschijning ter plaatse bepaalt en één of meer deskundigen benoemt; deze verschijning geschiedt tussen de dertigste en de veertigste dag volgend op de datum van het bevelschrift.

Het verzoekschrift evenals het bevelschrift, dat voor geen beroep vatbaar is, worden binnen drie dagen bij gerechtsbrief van de griffier, overeenkomstig artikel 46 van het Gerechtelijke Wetboek, betekend aan de belanghebbende en aan zijn advocaat, voor zover die in het verzoekschrift is vermeld, aan het provinciaal comité evenals aan de door de rechter benoemde deskundigen.

Om de rechtsvordering in te stellen, moet een dagvaarding om ter plaatse te verschijnen, op straffe van verval, ten minste vijftien dagen vooraf aan het provinciaal comité worden betekend. De dagvaarding, op straffe van niet-ontvankelijkheid, vermeldt het onderwerp van de rechtsvordering en bevat een bondige uiteenzetting van de middelen.

Zo de deskundigen hun verslag niet hebben neergelegd binnen dertig dagen na het verschijnen ter plaatse, vervangt de rechter, op verzoek van de meest gerede partij, de in gebreke gebleven deskundigen door één of meer andere deskundigen, onverminderd de schadevergoeding waarop de partijen aanspraak kunnen hebben ten laste van de deskundigen die hun opdracht niet binnen de vastgestelde termijn hebben vervuld.
Zodra het verslag van de deskundigen is neergelegd, stelt de rechter de datum van de terechtzitting vast. De partijen en hun advocaten, evenals de deskundigen, worden onverwijld bij gerechtsbrief van de griffier, overeenkomstig artikel 46 van het Gerechtelijk Wetboek, opgeroepen. Een afschrift van het verslag en een bericht ter herinnering aan de bepalingen van het volgend lid worden bij de aan de partijen en hun advocaten gestuurde oproepingsbrief gevoegd.

De partijen die het verslag van de deskundigen betwisten, beschikken om hun conclusie te nemen over vijftien dagen na de oproeping; ieder partij beschikt over vijftien dagen om te antwoorden op de conclusie van de andere partij; die termijnen zijn opgelegd op straffe van verval.

De deskundigen vermelden onderaan hun verslag, de staat van hun ereloon en de kosten van het deskundigenonderzoek. Wordt die staat, ten laatste op de terechtzitting bedoeld in lid negen, schriftelijk betwist door één van de partijen, dan bepaalt de rechter er het bedrag van in zijn vonnis.

De rechter doet uitspraak binnen vier maanden na de dagvaarding; hij bepaalt of, en eventueel in welke mate, de proceskosten ten laste van het provinciaal comité vallen.

Oordeelt de rechter de bezwaren gegrond, dan verbetert hij, naargelang van het geval, de opleg, de vergoeding wegens meer- of minderwaarden, de vergoeding wegens gebruiksverlies of het bedrag van de ten laste van de betrokkene gelegde kosten; het verschil maakt deel uit van de kosten van de ruilverkaveling.

Tegen het vonnis is, behalve verzet, geen beroep mogelijk, onverminderd de bevoegdheid van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie om zich te voorzien wegens machtsoverschrijding of in het belang van de wet, overeenkomstig artikel 1091 van het Gerechtelijk Wetboek.

§ 2. Ieder belanghebbende kan de overdracht van de zakelijke rechten , zoals die werden bepaald overeenkomstig het vierde lid van artikel 40, betwisten.

Om de rechtsvordering in te stellen moet een dagvaarding om voor de rechter te verschijnen, op straffe van verval aan het provinciaal comité worden betekend binnen de dertig dagen na verzending van de in het vijfde lid van artikel 40 bepaalde kennisgeving. De dagvaarding, op straffe van niet-ontvankelijkheid, vermeldt het onderwerp van de rechtsvordering en bevat een bondige uiteenzetting van de middelen.

Op straffe van verval wordt die dagvaarding ten minste vijftien dagen vooraf bekend.

De bepalingen van het twaalfde en veertiende lid van § 1 van dit artikel, evenals die van de leden acht tot elf van § 1 van dit artikel, ingeval de rechter één of meer deskundigen aanstelt, zijn toepasselijk op die rechtsvorderingen.

De rechter bepaalt in voorkomend geval, de nieuwe kavels of delen hiervan, waarop de zakelijke rechten worden overgedragen; hij kan aan de eisende partij bevelen ieder belanghebbende persoon die hij aanduid, bij de zaak te roepen.

§ 3. Het provinciaal comité brengt in het kavelplan en in de lijsten de wijzigingen aan die uit de vonnissen voortspruiten.

Het provinciaal comité mag, ingevolge vaststelling van materiële fouten, in de plannen en lijsten de nodige verbeteringen aanbrengen.

Artikel 42. (19/03/1978- ...)

Na de uitspraak van de vonnissen, gewezen op beroep ingediend op grond van artikel 41, maakt het provinciaal comité, met inachtneming van de bepalingen betreffende de wettelijke schuldvergelijking, de rekening van ieder belanghebbende en stelt het batig saldo vast dat eruit voortvloeit.

Die rekening omvat voor de eigenaars en vruchtgebruikers de bedragen van de opleg en van de vergoeding voor meer- of minderwaarden, evenals van de kosten bedoeld in artikel 39, en voor de gebruikers de bedragen van de vergoeding voor gebruiksverlies evenals van de kosten bedoeld in artikel 39.

Onverminderd de bepalingen van artikel 565 en van het vierde lid van onderhavig artikel, stort het provinciaal comité bij de Deposito- en Consignatiekas de sommen nodig voor de uitkering van de saldo’s die aan de eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers verschuldigd zijn; het vordert van de eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers, na de ondertekening van de ruilverkavelingsakte, het bedrag van het door hen verschuldigde saldo, behoudens de termijnen en voorwaarden van betaling die eventueel door de Nationale Landmaatschappij, overeenkomstig artikel 43, tweede lid, 5°, zijn verleend.

De Koning stelt het bedrag van de sommen die de comités zonder de tussenkomst van de Deposito- en Consignatiekas rechtstreeks aan de eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers mogen uitkeren.

Artikel 43. (29/06/2019- ...)

Het provinciaal comité gaat over tot de definitieve afpaling van de nieuwe kavels waarvan de vorm of de oppervlakte door de ruilverkaveling werd gewijzigd, en belast een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex met het verlijden van de akte van ruilverkaveling bij overeenkomst.

De akte van ruilverkaveling bij overeenkomst bevat:
1° de vaststelling van de rechten en verplichtingen zoals deze voortspruiten uit de in de artikelen 29, 30 en 31 bepaalde plannen en lijsten;
2° de door het provinciaal comité vastgestelde data en voorwaarden van ingenottreding en ingebruikneming van de nieuwe kavels; deze dat en voorwaarden worden door het comité bepaald;
3° het detail van de rekeningen van ieder belanghebbende bedoeld in artikel 42;
4° de vermelding van het getuigschrift waarin wordt bevestigd dat de gelden overeenkomstig artikel 42, derde lid, bij de Deposito- en Consignatiekas zijn gestort;
5° de door de Nationale Landmaatschappij verleende voorwaarden en termijnen van betaling van de nadelige saldo’s bedoeld in artikel 42.

De plannen en lijsten bedoeld in het tweede lid, 1°, het verzoekschrift bedoeld in artikel 25, evenals de overeenkomsten en rechterlijke beslissingen bedoeld in artikel 35, worden aan de akte van ruilverkaveling bij overeenkomst gehecht.

De bepalingen van de artikelen 12 en 13 van de wet van 10 oktober 1913 tot wijziging van de hypotheekwet zijn van toepassing op de akte van ruilverkaveling bij overeenkomst.

De hypotheekbewaarder wordt ontslagen van de overschrijving van de aan de akte van ruilverkaveling bij overeenkomst gehechte stukken. De akte van ruilverkaveling bij overeenkomst en de bijlagen ervan worden bewaard door een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex.

HOOFDSTUK IV Gemeenschappelijke bepalingen (... - ...)

Afdeling I De werken (... - ...)

Artikel 44. (19/03/1978- ...)

Vanaf de kennisgeving van, hetzij het koninklijk besluit bedoeld bij artikel 15, hetzij het koninklijk besluit bedoeld bij artikel 27, en totdat de ruilverkavelingsakte is verleden, mogen de eigenaars, vruchtgebruikers of gebruikers geen werken uitvoeren die de bestemming of de plaatsgesteldheid zodanig wijzigen dat zij de ruilverkavelingsverrichtingen belemmeren, zoals wouwwerken, aanplanting van bomen, plaatsing van afsluitingen of wijzigingen van de waterhuishouding, aanleg en exploitatie van zandgroeven, steengroeven, graverijen en steenbakkerijen, profiel- of reliëfwijziging, zonder voorafgaande en schriftelijke toestemming van het provinciaal comité.

Werken die uitgevoerd werden in strijd met voornoemde bepaling, leveren geen grond tot toekenning van enige vergoeding. Het provinciaal comité kan beslissen dat de oorspronkelijke toestand moet worden hersteld; het kan desnoods beslissen de hiertoe nodige werken op kosten van de overtreders te laten uitvoeren.

Artikel 45. (01/06/2012- ...)

Het plan van de nieuwe wegen en afwateringen met de daarbij behorende kunstwerken, opgemaakt door het provinciaal comité, wordt goedgekeurd door de Koning op voordracht van de Minister [... (opgeh. Decr. 20 april 2012, art. 10, I: 1 juni 2012)]. Te dien einde vraagt het provinciaal comité het advies van de betrokken gemeenteraden, dat wordt gegeven na een onderzoek de commodo en incommodo, aangekondigd door aanplakking, en het advies van de bestendige deputatie. Wanneer de gemeenteraad of de bestendige deputatie niet binnen de drie maanden na verzending van het dossier kennis geven van hun advies aan het provinciaal comité, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

Het koninklijk besluit tot goedkeuring of een afzonderlijk koninklijk besluit bepaalt tot welke groep van wegen de nieuwe wegen zullen behoren en rangschikt eventueel de nieuwe afwateringen in één van de categorieën bepaald in artikel 2 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen.

Het koninklijk besluit tot goedkeuring of een afzonderlijk koninklijk besluit bepaalt aan het domein van welk openbaar bestuur de nieuwe werken worden toegewezen. Deze besturen zijn verplicht de werken te beheren overeenkomstig de bestemming ervan en met inachtneming van de ter zake geldende wetten en reglementen;

Het koninklijk besluit tot goedkeuring of een afzonderlijk koninklijk besluit schaft eveneens de buiten gebruik gestelde wegen en afwateringen en de daarbij behorende kunstwerken af, en bepaalt dat zij in het geheel van de tot de ruilverkaveling behorende gronden worden opgenomen.

De Koning, op de voordracht van de Minister en van de Minister die de Ruimtelijke Ordening onder zijn bevoegdheid heeft, brengt in voorkomend geval de nodige wijzigingen aan in de gewestplannen en in de algemene en bijzondere plannen van aanleg, die overeenkomstig de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en de stedebouw, zijn opgemaakt evenals in de legger van de buurtwegen en in de beschrijvende tabellen opgemaakt in uitvoering van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen.

Artikel 46. (19/03/1978- ...)

§ 1. Niemand mag zich verzetten tegen de uitvoering van de werken, noch tegen de plaatsing van de voor de uitvoering van de werken vereiste materialen, gereedschappen en werktuigen; evenmin mogen de palen of de piketten worden weggenomen of verplaatst.

In voorkomend geval is een vergoeding verschuldigd wegens schade aan de gewassen of wanneer de werken hinderlijk zijn voor het genot van de gronden of nog wanneer het provinciaal comité ten gevolge van de werken onroerende goederen moet afbreken, gelegen in kavels die deel uitmaken van het blok. Het provinciaal comité stelt die vergoeding onverwijld vast en keert ze dadelijk uit. Bij betwisting stelt de rechter de vergoeding dadelijk uit. Bij betwisting stelt de rechter de vergoeding vast.

De aangelanden, de gebruikers en de eigenaars van kunstwerken moeten toelaten dat uit de bedding van waterlopen gehaalde stoffen op hun gronden of eigendommen gestort en over een strook van 5 meter vanaf de oever worden opengespreid.

§ 2. 1. De bepalingen van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, uitgezonderd deze van het hoofdstuk I, zijn niet van toepassing in het blok gedurende de door de Minister bepaalde termijn.

2. Het provinciaal comité of, met zijn instemming, ieder ander privaat- of publiekrechtelijke persoon mag in het blok gewone en buitengewone werken, als bedoeld in de artikelen 6 en 10, § 1, van de voornoemde wet van 28 december 1967, laten uitvoeren aan geklasseerde onbevaarbare waterlopen.

3. De kosten veroorzaakt door de gewone werken uitgevoerd in het blok worden gedragen door de openbare besturen die krachtens de bepalingen van artikel 7 van voornoemde wet van 28 december 1967 met de uitvoering van de werken zijn belast. Een bijdrage echter in die kosten mag worden ten laste gelegd van de privaat- of publiekrechtelijke personen die gebruiker zijn van de waterloop of die eigenaar zijn van een kunstwerk dat zich op de waterloop bevindt, en dit in verhouding tot de verzwaring van de kosten van die werken welke het gevolg is van het gebruik van de waterloop of van het bestaan van het kunstwerk.

Die bijdrage wordt bepaald door de Minister wat de waterlopen van eerste categorie en door de bevoegde bestendige deputatie wat de waterlopen van de tweede en van de derde categorie betreft.

4. Het provinciaal comité mag geen buitengewone werken in het blok laten uitvoeren dan na hiertoe door de Koning op de voordracht van de Minister te zijn gemachtigd. Wanneer het een waterloop van de tweede of van de derde categorie betreft, geeft de bevoegde bestendige deputatie haar advies. Wanneer de bestendige deputatie niet binnen drie maanden na de verzending van het dossier kennis geeft van haar advies aan het provinciaal comité, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

Onverminderd de door de openbare besturen of elke andere instelling verleende toelagen, worden de door die werken veroorzaakte kosten gedragen door de Staat, voor waterlopen van de eerste categorie, en door de provincie voor waterlopen van tweede en van derde categorie.

De Minister, wat de waterlopen van de eerste categorie betreft, en de bestendig deputatie wat de andere waterlopen betreft, kunnen een deel van de kosten ten laste leggen van de provincies, van de gemeenten, van de openbare instellingen of zelfs van de particulieren die uit bedoeld werken voordeel halen of deze noodzakelijk hebben gemaakt.

5. Wanneer tot gewone werken aan onbevaarbare waterlopen buiten het blok moet worden overgegaan kan het provinciaal comité, bij ontstentenis van overeenkomst, daartoe door de Koning worden gemachtigd. In dat geval worden de kosten verdeeld overeenkomstig het bepaalde in het nummer 3 van deze paragraaf.

6. Het provinciaal comité mag buiten het blok geen buitengewone werken laten uitvoeren aan onbevaarbare waterlopen dan na hiertoe te zijn gemachtigd, ofwel door de Koning voor waterlopen van de eerste categorie, ofwel door de bestendige deputatie van de bevoegde provincie, voor waterlopen van de tweede categorie, ofwel, mits goedkeuring door de bestendige deputatie, door de gemeenteraad van de gemeente op het grondgebied waarvan de werken moeten worden uitgevoerd voor waterlopen van de derde categorie.

Het provinciaal comité kan, wat de waterlopen van de tweede en derde categorie betreft, door de Koning tot uitvoering van die werken worden gemachtigd indien de bevoegde bestendige deputatie of de bevoegde gemeenteraad hem niet binnen drie maanden na ontvangst van het dossier, bij ter post aangetekende brief, van hun beslissing in kennis hebben gesteld.

Ingeval de bestendige deputatie of de gemeenteraad hem binnen de in het voorgaande lid bepaalde termijn in kennis stellen van hun weigering, kan het provinciaal comité binnen één maand na die kennisgeving, tegen die weigering bij de Koning hoger beroep indienen bij een met redenen omkleed verzoekschrift.

Onverminderd de door de openbare besturen of elke andere instelling verleende toelagen worden de door die werken veroorzaakte kosten gedragen door het provinciaal comité.

De Minister, wat de waterlopen van eerste categorie betreft en de bestendige deputatie, wat de andere waterlopen betreft, kunnen een deel van de kosten ten laste leggen van de provincies, van de gemeenten, van de openbare instellingen, of zelfs van de particulieren die uit bedoelde werken voordeel halen of deze noodzakelijk hebben gemaakt.

§ 3. De wegenwerken mogen, indien ze door een openbare overheid worden gesubsidieerd, slechts worden uitgevoerd op goederen die na het verlijden van de ruilverkavelingsakte deel zullen uitmaken van het openbaar domein.

Afdeling II Andere gemeenschappelijke bepalingen (... - ...)

Artikel 47. (29/06/2019- ...)

De ruilverkavelingsakte geldt als titel voor ede eigendom, de zakelijke rechten en de schuldvorderingen welke erdoor worden geregeld.

Nadat de hypothecaire formaliteiten zijn vervuld, overhandigt een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex een eensluidend verklaard uittreksel uit de ruilverkavelingsakte en uit de bijlagen ervan aan iedere belanghebbende.

Op de uittreksels, afgegeven aan de gebruikers die de nieuwe kavels in gebruik zullen nemen, komt het formulier van tenuitvoerlegging voor.

Artikel 48. (01/11/2023- ...)

De ingebruikneming van de nieuwe kavels heeft plaats op de tijdstippen en onder de voorwaarden bepaald in de ruilverkavelingsakte. De rechten en verplichtingen van de afgaande pachter tegenover de verpachter worden geregeld overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Pachtdecreet van 13 oktober 2023.

Wanneer de partijen geen overeenkomst bereiken, treedt het provinciaal comité op verzoek van één hunner bemiddelend op.

Artikel 49. (19/03/1978- ...)

Wanneer in een vrijwillige ruilverkaveling actieve of passieve erfdienstbaarheden tot nut van binnen het blok gelegen kavels moeten afgeschaft of gevestigd worden, roept het comité de belanghebbenden op en doet hun zodanige voorstellen dat zij ermee kunnen instemmen. Wordt een overeenkomst bereikt, dan stelt het provinciaal comité dit vast in een stuk dat de termen van de overeenkomst vaststelt: dit stuk wordt aan de ruilverkavelingsakte gehecht.

In een ruilverkaveling bij overeenkomst brengt het provinciaal comité op het herverkavelingsplan de erfdienstbaarheden aan die het in stand houdt, afschaft en vestigt.

Het provinciaal comité is bevoegd om met eigenaars van buiten het blok gelegen kavels overeenkomsten te sluiten met het oog op de vestiging of de afschaffing van actieve of passieve erfdienstbaarheden tot nut van binnen het blok gelegen kavels.

Artikel 50. (19/03/1978- ...)

Behoudens tegenstrijdig beding is het jachtrecht niet begrepen in de rechten van eigendom of van gebruik die overgaan van hen die dit recht uitoefenen of afgestaan hebben; de nieuwe eigenaar of gebruiker van een kavel treedt in de rechten en verplichtingen van hem die het jachtrecht op bedoelde kavel had afgestaan.

Artikel 51. (29/06/2019- ...)

§ 1. Tot zekerheid van het door een eigenaar of vruchtgebruiker aan de Nationale Landmaatschappij verschuldigd saldo en tot zekerheid van de intresten en van de kosten van eventuele gedwongen uitvoering, wordt van rechtswege ten voordele van die maatschappij, tenzij zij er afstand van doet, een hypotheek ingeschreven op de goederen welke aan die eigenaar of vruchtgebruiker werden toegewezen.

De Nationale Landmaatschappij mag die hypothecaire inschrijving evenwel tot één of meer door haar aangeduide nieuwe kavels beperken.

Onverminderd de bepalingen van het volgend lid, is de hypotheekwet van 16 december 1851 van toepassing op de in deze paragraaf bedoelde hypothecaire inschrijvingen.

De doorhaling of de vermindering van de hypothecaire inschrijving mag worden gedaan krachtens een akte die voor een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex is verleden.

§ 2. Tot zekerheid van het door een gebruiker aan de Nationale Landmaatschappij verschuldigd saldo en tot zekerheid van de intresten en van de kosten van eventuele gedwongen uitvoering, wordt van rechtswege ten voordele van die maatschappij, tenzij zij er afstand van doet, een voorrecht ingeschreven.

Dit voorrecht wordt gelijkgesteld met het landbouwvoorrecht, zoals bepaald bij de wet van 15 april 1884 betreffende de landbouwleningen. De artikelen 4 tot 10, evenals de artikelen 12 en 14 van voormelde wet zijn hierop van toepassing met dien verstande dat de nationale Landmaatschappij wordt gelijkgesteld met de uitlener, en de gebruiker, bedoeld in vorig lid, met de lener.

Een geregistreerd uittreksel van de ruilverkavelingsakte, dat het aan de Nationale Landmaatschappij verschuldigd saldo, evenals de naam, voornamen, beroep en woonplaats van de schuldenaar vermeldt, met aanduiding van de aard en de waarde van de goederen waarop de nationale landmaatschappij haar voorrecht wil bewaren, wordt voorgelegd aan de ontvanger die het in zijn geheel overschrijft in het register van de landbouwvoorrechten.

De ontvanger geeft het uittreksel terug na erop te hebben bevestigd dat de vereiste inschrijving gedaan werd, met aanduiding van de datum, het boekdeel en het volgnummer.

Bovendien zijn de artikelen 15 en 16 evenals de artikelen 19 tot 23 van de wet van 15 april 1884 betreffende de landbouwleningen, van toepassing op de inschrijving en de doorhaling van het voorrecht van de Nationale Landmaatschappij.

§ 3. Op verzoekschrift van de eigenaar, van de vruchtgebruiker of van de gebruiker mag de rechter nochtans een goed aanwijzen, waarvan hij oordeelt dat de waarde toereikend is om de schuldvorderingen van de Nationale Landmaatschappij te waarborgen.

Artikel 52. (19/03/1978- ...)

De Nationale Landmaatschappij staat in voor de vereffening van de rekeningen van de vrijwillige ruilverkavelingen en van de ruilverkavelingen bij overeenkomst en treedt bij het verlijden van de ruilverkavelingsakte in de rechten en verplichtingen van het provinciaal comité. Het eindsaldo van de rekeningen komt ten goede of ten laste van de Staat.

Artikel 53. (19/03/1978- ...)

De kennisgevingen bedoeld in de artikelen 11, eerste lid, 15, derde lid, 17, eerste lid, 19, eerste en vijfde lid, 25, eerste lid, 27, derde lid, 28, eerste lid, 35, derde lid, en 40, eerste en vijfde lid, worden, ondanks bewijs van het tegendeel, geacht te zijn geschiede vijf dagen na de afgifte ter post van de aangetekende brief.

Afdeling III Kosten van uitvoering (... - ...)

Artikel 54. (19/03/1978- ...)

De kosten van uitvoering van de ruilverkaveling, de administratieve kosten van het provinciaal comité, in voorkomend geval met inbegrip van de vergoedingen die aan de leden van het provinciaal comité worden toegekend, de uitgaven en kosten bedoeld bij de artikelen 1017 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, die het provinciaal comité moet dragen, de kosten van de ruilverkavelingsakte evenals de kosten van de afpaling vallen ten laste van de Staat.

Bovendien bepaalt de Minister de bijdrage van de Staat in de uitgaven voor de in de artikelen 16 en 37 vermelde werken.

Artikel 55. (19/03/1978- ...)

Elke door het provinciaal comité, de eigenaars, de vruchtgebruikers of de gebruikers verschuldigde som wordt niet betaald wanneer het bedrag ervan kleiner is dan een door de Koning vastgesteld bedrag. Het verschil in meer of in min dat hieruit voortvloeit, komt ten goede of ten laste van het provinciaal comité.

Afdeling IV Overgang van zakelijke rechten (... - ...)

Artikel 56. (19/03/1978- ...)

Ten gevolge van de ruilverkaveling treedt het geheel van de nieuwe kavels die aan een eigenaar worden toegewezen, in de plaats van het geheel van de vroegere kavels van die eigenaar.

Het vruchtgebruik dat slaat op het geheel van de vroegere kavels van een eigenaar, gaat over op het geheel van de nieuwe kavels van die eigenaar.

De voorrechten en hypotheken, de bevelen en beslagen en de onroerende vorderingen betreffende het geheel van de vroegere kavels van een eigenaar of van een vruchtgebruiker, gaan over op het geheel van de nieuwe kavels en op het aan die eigenaar of vruchtgebruiker verschuldigde saldo.

Artikel 57. (19/03/1978- ...)

Wanneer een vruchtgebruik één of sommige van de vroegere kavels van een eigenaar bezwaart, bepaalt het provinciaal comité de nieuwe kavels van die eigenaar waarop dit recht overgaat.

Wanneer voorrechten en hypotheken, bevelen en beslagen en onroerende vorderingen een vroegere kavel van een eigenaar of van een vruchtgebruiker bezwaren, bepaalt het provinciaal comité ten aanzien van die eigenaar of vruchtgebruiker de nieuwe kavel of het gedeelte van de nieuwe kavel en het gedeelte van het batig saldo, waarop die rechten overgaan.

Artikel 58. (19/03/1978- ...)

De bepalingen van de artikelen 56 en 57 betreffende het vruchtgebruik zijn van toepassing op het gebruiks-, bewonings-, opstal- en erfpachtrecht.

De rechten die een pachter op zijn vroegere kavels bezit, worden op zijn nieuwe kavels overgedragen, rekening houdend met de bepalingen van de artikelen 13 en 35.

Artikel 59. (29/06/2019- ...)

Wanneer personen op vroegere kavels rechten bezitten waarmede in de ruilverkavelingsakte geen rekening is gehouden ten gevolge ofwel van vergissingen, onnauwkeurigheden of weglatingen in de akte, ofwel van overdrachten of vestigingen van rechten vóór de datum van de overschrijving van die akte of nog van vernietigingen, verbrekingen of herroepingen van rechten, bepaalt de rechter, op verzoek van de belanghebbenden, op welke nieuwe kavels of gedeelten hiervan deze rechten overgaan.

In dat geval kan de rechter, ambtshalve of op verzoek, na de belanghebbenden te hebben opgeroepen, de nadelige of batige saldo’s herzien, evenals de rechten en verplichtingen, met de voorwaarden en termijnen van betaling die eruit voortvloeien.

Behalve wanneer de partijen vrijwillig verschijnen, kan de vordering worden ingeleid bij verzoekschrift ingediend ter griffie, of bij aangetekende brief, gericht aan de rechter in zoveel exemplaren als er ter zake op te roepen partijen zijn.

De rechter bepaalt een terechtzetting waartoe de griffier de partijen binnen de gewone termijn van dagvaarding bij gerechtsbrief oproept; een afschrift van het verzoekschrift wordt bij de oproepingsbrief gevoegd. Gedurende het geding kan de rechter, ambtshalve of op mondeling of schriftelijk verzoek van één der partijen, alle belanghebbende personen bij gerechtsbrief oproepen. Voor het overige zijn de regels betreffende het geding van toepassing.

De rechterlijke beslissingen worden, zo hiervoor verplichting bestaat, op verzoek van de meest gerede partij, op de hypotheekbewaring overgeschreven of ingeschreven.

Ingeval er een overeenkomst wordt bereikt omtrent de onderwerpen van betwisting bedoeld in het eerste lid, kan een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex, op aanvraag van de belanghebbende partijen, die overeenkomst bij akte vastleggen.

Artikel 60. (29/06/2019- ...)

De ruilverkavelingsakte wordt van kracht en kan aan derden worden tegengeworpen vanaf de dag van de overschrijving ervan op het kantoor voor bewaring van hypotheken van het ambtsgebied waarin de goederen zijn gelegen. De hypotheekbewaarder gaat ambtshalve over tot de kanttekening van de voorrechten en hypotheken, van de bevelen, beslagen en onroerende vorderingen, evenals van de erfpacht-, opstal-, gebruiks- en bewoningsrechten die overgaan volgens de door een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex verstrekte aanwijzingen.

Wanneer de nieuwe kavels zijn gelegen in een andere hypothecair ambtsgebied dan dat van de vroegere kavels, laat een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex de ruilverkavelingsakte dezelfde dag overschrijven in de verschillende kantoren. In dat geval worden de overschrijvingen en inschrijvingen waardoor een overgedragen recht of vordering slaande op de vroegere kavels bekend zijn gemaakt, bij volledige overschrijving met de vermeldingen waarmede zij zijn gekanttekend, in de registers van het hypotheekkantoor van het ambtsgebied waar de nieuwe kavels zijn gelegen, bekendgemaakt. Daartoe legt een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse Vastgoedcodex een afschrift over van de overschrijving of van de inschrijving en hun kanttekeningen, dat door de bewaarder van het ambtsgebied waarin de vroeger kavels zijn gelegen, wordt afgeleverd.

HOOFDSTUK V SLOTBEPALINGEN (... - ...)

Artikel 61. (19/03/1978- ...)

De wet van 4 mei 1949 tot aanmoediging van de vrijwillige ruilverkaveling van landeigendommen is opgeheven.

Artikel 62. (19/03/1978- ...)

In het koninklijk besluit nr. 64 van 30 november 1939 houdende het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, bekrachtigd bij de wet van 16 juni 1947 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid van artikel 61-2, wordt de eerste zin, ingevoegd bij de wet van 26 juli 1952 en gewijzigd bij de wet van 25 juni 1956, vervangen door de volgende bepaling:
"Hetzelfde heeft plaats ingeval van ruilverkaveling van landeigendommen in der minne of uit kracht van de wet;"
2° Artikel 161, 7°, ingevoegd bij de wet van 25 juni 1956, wordt vervangen door volgende bepaling:
"7° de akten, vonnissen en arresten betreffende de uitvoering van de wet houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen in der minne;"
3° Bij hetzelfde artikel wordt het 8°, ingevoegd bij de wet van 25 juni 1956, opgeheven.

Artikel 63. (19/03/1978- ...)

Bij artikel 59-1, van het besluit van de Regent van 26 juni 1947 houdende het Wetboek der zegelrechten, bekrachtigd door de wet van 14 juli 1951, wordt na 5°ter, een aldus luidend 5°quater ingevoegd:
"5°quater. Akten opgemaakt of afgeleverd voor de uitvoering van de wet houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen in der minne."


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 28/04/2024