Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap

Datum 04/02/2011

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
  2. HOOFDSTUK 2 Aanvang van de ondersteuning
  3. HOOFDSTUK 3 [Overeenkomst tussen gebruiker en voorziening (verv. BVR 17 maart 2017, art. 6, I: 1 januari 2017)]
    1. [... (opgeh. BVR 17 maart 2017, art. 7, I: 1 januari 2017)]
    2. [... (opgeh. BVR 17 maart 2017, art. 12 , I: 1 januari 2017)]
  4. HOOFDSTUK 4 [... (opgeh. BVR 17 maart 2017, art. 18, I: 1 januari 2017)]
  5. HOOFDSTUK 5 Rechten van de gebruiker
    1. Afdeling 1 Individuele inspraak
    2. Afdeling 2 Het dossier
    3. Afdeling 3 Collectieve inspraak
    4. Afdeling 4 Klachtenbehandeling met betrekking tot dit hoofdstuk
  6. HOOFDSTUK 6 Klachtenprocedure
    1. Afdeling 1 Inleidende bepalingen
    2. Afdeling 2 Klachtenafhandeling
    3. Afdeling 3 Schriftelijke klachtenprocedure
    4. Afdeling 4 Klachtencommissie
  7. HOOFDSTUK 7 [Beëindiging van de zorg en ondersteuning (verv. BVR 17 maart 2017, art. 26, I: 1 januari 2017)]
  8. HOOFDSTUK 8 Bescherming van de integriteit
    1. Afdeling 1 Grensoverschrijdend gedrag
    2. Afdeling 2 Afzonderingsmaatregelen
    3. Afdeling 3. Ernstige gebeurtenissen
  9. HOOFDSTUK 9 Kwaliteitszorg
    1. Afdeling 1 Kwaliteitshandboek
    2. Afdeling 2 Zelfevaluatie
    3. Afdeling 3 Kwaliteitsindicatoren
  10. HOOFDSTUK 10 Identificatienummer Rijksregister en herkenbaarheid
    1. Afdeling 1 Gebruik van het identificatienummer bij het Rijksregister van natuurlijke personen
    2. Afdeling 2 Herkenbaarheid van de financiering door het agentschap.
  11. HOOFDSTUK 11 Toezicht, evaluatie en strafbepalingen
  12. HOOFDSTUK 12 Wijzigings-, overgangs- en slotbepalingen

Inhoud

(... - ...)

De Vlaamse Regering,

Gelet op het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen, artikel 6, § 1, artikel 6, § 2, artikel 7, § 1, artikel 9, tweede lid, artikel 10, § 1, vierde lid, artikel 11 en 14;

Gelet op het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, artikel 8, 2°;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor zelfstandig wonen van gehandicapte personen zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene erkenningsvoorwaarden van voorzieningen bedoeld in het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 1996 betreffende de erkenning en subsidiëring van thuisbegeleidingsdiensten voor personen met een handicap;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 betreffende de erkenning en subsidiering van diensten voor beschermd wonen voor personen met een handicap;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 betreffende de kwaliteitszorg in de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor begeleid wonen voor personen met een handicap;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 2010 betreffende de vergunning, erkenning en subsidiëring van een pilootproject diensten Inclusieve Ondersteuning door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;

Gelet op het advies van het Raadgevend Comité van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap van 24 november 2009;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 24 november 2010;

Gelet op het advies 48.990/1 van de Raad van State, gegeven op 21 december 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 1. (01/06/2023- ...)

In dit besluit wordt verstaan onder :
1° agentschap : het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
2° besluit van 26 februari 2016 FAM: het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van flexibele aanbodcentra voor meerderjarige personen met een handicap;
2° /1 besluit van 26 februari 2016 MFC: het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;
2° /2 besluit van 24 juni 2016: het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders;
3° collectief overlegorgaan van de voorziening : het orgaan waarbij de gebruikers als groep in overleg treden met de voorziening;
4° collectieve rechten en plichten: de collectieve rechten en plichten voor voorziening en gebruikers, vermeld in artikel 15;
5° continuïteit : de mate waarin de hulpverlener zorg draagt voor een goede overdracht van ondersteuning in situaties waarin verschillende hulp- en dienstverleners betrokken zijn, die elkaar aflossen, vervangen of opvolgen;
6° decreet van 17 oktober 2003 : het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen;
6° /1 diensten Ondersteuningsplan: de diensten Ondersteuningsplan vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2011 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten Ondersteuningsplan en een mentororganisatie voor het voortraject van personen met een handicap;
7° gebruiker : de persoon met een handicap die een beroep doet op rechtstreeks toegankelijke hulp of niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning van een voorziening;
7° /1 individuele dienstverleningsovereenkomst: de individuele dienstverleningsovereenkomst, vermeld in artikel 9;
8° kwaliteitshandboek : het kwaliteitshandboek, vermeld in artikel 5, § 4, van het decreet van 17 oktober 2003;
8° /1 leefkosten: de leefkosten, vermeld in artikel 9, § 3, derde lid;
9° leidend ambtenaar : de administrateur-generaal van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
10° ...;
11° ...;
12° vertegenwoordiger : de persoon die de gebruiker vertegenwoordigt met toepassing van artikel 2;
13° voorziening: de voorzieningen, vermeld in artikel 4;
13° /1 woonkosten: de woonkosten, vermeld in artikel 9, § 3, eerste lid;
14° Zorginspectie: Zorginspectie als vermeld in artikel 4, § 2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg.
 

Artikel 2. (01/01/2017- ...)

Als bewindvoering is ingesteld, worden de rechten, vermeld in dit besluit, uitgeoefend door de gebruiker, de bewindvoerder of beiden, overeenkomstig de beschikking van de vrederechter. De persoon met een handicap wordt rekening houdend met zijn mogelijkheden maximaal betrokken bij de uitoefening van die rechten.

Als een gebruiker de rechten met betrekking tot persoonsgebonden materies, vastgesteld in dit besluit, niet zelfstandig kan uitoefenen,  en er geen bewindvoerder bevoegd is om de gebruiker te vertegenwoordigen, worden die rechten door de samenwonende echtgenoot of de wettelijk of feitelijk samenwonende partner uitgeoefend.

Als de echtgenoot of partner dat niet wil doen of als de gebruiker geen echtgenoot of partner heeft worden de rechten in dalende volgorde uitgeoefend door :
1° een van de ouders of beide ouders;
2° een persoon, aangewezen door de persoon met een handicap of door zijn ouders of voogd;
3° een meerderjarig kind;
4° een meerderjarige broer of zus.
 

Artikel 3. (01/07/2011- ...)

Om erkend te worden en te blijven, moet een voorziening, met behoud van de toepassing van andere erkenningsnormen, voldoen aan de bepalingen van dit besluit.

Artikel 4. (01/01/2024- ...)

De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op:
1° voorzieningen die rechtstreeks toegankelijk hulp voor personen met een handicap aanbieden;
2° voorzieningen die niet-rechtstreeks toegankelijk zorg en ondersteuning aanbieden;
3° de multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;
4° de diensten Ondersteuningsplan;
5° de opvang in crisis- en noodsituaties.

HOOFDSTUK 10, - afdeling 1, is ook van toepassing op:
1° de voorzieningen voor vrijetijdszorg;
2° de centra voor ontwikkelingsstoornissen;
3° ...;
4° het centraal tolkenbureau;
5° de bijstandsorganisaties;
6° het steunpunt voor kennisbeheer en netwerkvorming;
7° de instanties die erkend zijn om een multidisciplinair verslag af te leveren, vermeld in artikel 22 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.

HOOFDSTUK 2 Aanvang van de ondersteuning (... - ...)

Artikel 5. (01/07/2011- ...)

De voorziening kan een gebruiker niet weigeren op grond van etnische afkomst, nationaliteit, geslacht, seksuele geaardheid, sociale achtergrond, ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging, of financieel onvermogen.

Artikel 6. (01/01/2017- ...)

Als bij een opname in een proefperiode wordt voorzien, moet die aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° de duur van de proefperiode kan hoogstens zes maanden bedragen;
2° tijdens de proefperiode gelden afwijkende procedures over het ontslag van de gebruiker :
a) de opzegtermijn moet in onderling overleg bepaald worden;
b) bij eenzijdige verbreking van de overeenkomst zonder gegronde reden kan een verbrekingsvergoeding gevorderd worden ten bedrage van de vergoeding verschuldigd voor de overeengekomen opzegtermijn, die evenwel niet meer bedraagt dan de vergoeding voor één maand zorg en ondersteuning;
c) tijdens de proefperiode kan de voorziening de overeenkomst alleen opzeggen om redenen van overmacht of in de volgende gevallen :
1) als de gebruiker niet meer beantwoordt aan de bijzondere opnamevoorwaarden, vermeld in de collectieve rechten en plichten;
2) als de lichamelijke of geestelijke toestand van de gebruiker dermate is dat het zorgaanbod van de voorziening niet kan beantwoorden aan de noden en zorgvragen van de gebruiker;
3) als de gebruiker of zijn vertegenwoordiger de verplichtingen van de individuele dienstverleningsovereenkomst of begeleiding, en van de collectieve rechten en plichten niet nakomt.
 

Artikel 7. (01/01/2017- ...)

...

HOOFDSTUK 3 [Overeenkomst tussen gebruiker en voorziening (verv. BVR 17 maart 2017, art. 6, I: 1 januari 2017)] (... - ...)

[... (opgeh. BVR 17 maart 2017, art. 7, I: 1 januari 2017)] (... - ...)

Artikel 8. (01/01/2017- ...)

§ 1. Voor er tot ondersteuning wordt overgegaan, sluiten de gebruiker en de voorziening een schriftelijke overeenkomst die het volgende bevat:
1° de individuele dienstverleningsovereenkomst;
2° de collectieve rechten en plichten.

In geval van dringende opvang, wordt de overeenkomst gesloten binnen vijf dagen na de aanvang van de opvang.

Als de wettelijke vertegenwoordiger van jongeren die verwezen werden door de jeugdrechter of een gemandateerde voorziening als vermeld in hoofdstuk 8, afdeling 2 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, weigert de overeenkomst te ondertekenen, registreert de voorziening die weigering, met opgave van de redenen, in een register dat daarvoor is opgesteld.

§ 2. Als de gebruiker een budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning van het agentschap wil gebruiken om de zorg en ondersteuning te vergoeden, wordt de overeenkomst gesloten onder de opschortende voorwaarde van de controle van de overeenkomst door het agentschap, vermeld in artikel 14, eerste lid van het besluit van 24 juni 2016, of de controle van het beschikbare bedrag door het agentschap, vermeld in artikel 16, tweede lid van het voormelde besluit.

Artikel 9. (09/05/2021- ...)

§ 1. De individuele dienstverleningsovereenkomst voor de minderjarige gebruiker wordt schriftelijk opgesteld in overleg met de gebruiker, op basis van de noden en mogelijkheden van de gebruiker. De individuele dienstverleningsovereenkomst bevat de gegevens, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

De individuele dienstverleningsovereenkomst wordt opgesteld op basis van de ondersteuningsfuncties, vermeld in artikel 10 van het besluit van 26 februari 2016 MFC. Per vorm van ondersteuning wordt de frequentie en de duur van de ondersteuning bepaald.

§ 2. De individuele dienstverleningsovereenkomst voor de meerderjarige gebruiker wordt schriftelijk opgesteld in overleg met de gebruiker op basis van de noden en mogelijkheden van de gebruiker. De individuele dienstverleningsovereenkomst bevat de gegevens, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

De individuele dienstverleningsovereenkomst wordt opgesteld op basis van de vormen van ondersteuning, vermeld in artikel 4, 1° van het besluit van 24 juni 2016. Per ondersteuningsfunctie wordt de frequentie en de duur van de ondersteuning bepaald. Op basis van de duur en de frequentie wordt bepaald welke vergoeding verschuldigd is, uitgedrukt in euro of zorggebonden punten.

De meerderjarige gebruiker aan wie een aantal zorggebonden punten is toegekend als vermeld in artikel 23, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten, en die op 1 januari 2017 financiële bijdrage betaalde, betaalt verder financiële bijdrage totdat de voorziening is overgeschakeld naar een systeem waarbij de gebruiker zelf instaat voor de woon- en leefkosten, conform artikel 26, eerste tot en met vierde lid, van het voormelde besluit, of conform artikel 23 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden, of conform artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2017 over de erkenning en subsidiëring van observatie-, diagnose- en behandelingsunits.

Als de meerderjarige gebruiker, vermeld in het derde lid, de individuele dienstverleningsovereenkomst met de voorziening die hem op 31 december 2016 ondersteuning bood, wijzigt voordat die voorziening is overgeschakeld naar een systeem waarbij de gebruiker zelf instaat voor de woon- en leefkosten en hij volledig of gedeeltelijk die voorziening verlaat en geheel of gedeeltelijk overstapt naar een andere voorziening, blijft hij financiële bijdrage betalen aan de voorziening die hem op 31 december 2016 ondersteunde en betaalt hij woon- en leefkosten als vermeld in paragraaf 3, bij de andere voorziening.

De meerderjarige gebruiker die vanaf 1 januari 2017 start met een persoonsvolgend budget als vermeld in hoofdstuk 3 van het voormelde besluit van 24 juni 2016, betaalt woon- en leefkosten als vermeld in paragraaf 3.

§ 2/1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:
1° gebruiker: de meerderjarige gebruiker, vermeld in paragraaf 2;
2° voorziening: een zorgaanbieder die voor het verstrekken van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg of ondersteuning vergund is door het agentschap conform het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap.

De maximale financiële bijdrage die aan de meerderjarige gebruiker, vermeld in paragraaf 2, vanaf 21 jaar gevraagd kan worden per ondersteuningsfunctie, wordt bepaald conform de tabel, opgenomen in bijlage 5, die bij dit besluit is gevoegd.

De bijdrage per dag kan nooit hoger zijn dan de bijdrage voor woonondersteuning respectievelijk voor gebruikers jonger dan 21 jaar of voor gebruikers ouder dan 21 jaar. Als verschillende voorzieningen tegelijk ondersteuning bieden aan een gebruiker, regelen ze de verdeling van de maximale bijdrage onderling.

Voor individuele praktische hulp, globale individuele ondersteuning en oproepbare permanentie mag geen bijdrage gevraagd worden.

Aan gebruikers die een financiële bijdrage betalen, mogen naast de financiële bijdrage alleen nog persoonlijke, individueel toewijsbare kosten aangerekend worden. Die kosten kunnen geen betrekking hebben op infrastructuur of onderhoud van infrastructuur, energiekosten, vervoer naar de collectieve dagondersteuning, kosten en heffingen ten laste van een voorziening, kosten voor de collectieve atelierwerking binnen de dagondersteuning of administratiekosten.

Een gebruiker die gebruik maakt van woonondersteuning en daarvoor de financiële bijdrage betaalt, behoudt 357,39 euro per maand van zijn persoonlijke inkomsten of minstens een derde van zijn arbeidsinkomen of vervangingsinkomen dat gebonden is aan een vroeger arbeidsinkomen, als hij voldoet aan een van de volgende voorwaarden:
1° hij is bekwaam om in een erkend maatwerkbedrijf te werken;
2° hij heeft alleen motorische of zintuiglijke of licht mentale beperkingen of een niet-aangeboren hersenletsel.

Een andere gebruiker dan de gebruiker, vermeld in het vijfde lid, die gebruikmaakt van woonondersteuning en daarvoor de financiële bijdrage betaalt, en die niet bekwaam is om in een erkend maatwerkbedrijf te werken, behoudt 190,61 euro per maand van zijn persoonlijke inkomsten.

Een gebruiker die alleen gebruikmaakt van dagondersteuning en daarvoor de financiële bijdrage betaalt, behoudt 357,39 euro per maand van zijn persoonlijke inkomsten. Dezelfde gebruiker met een arbeidsinkomen of een vervangingsinkomen dat gebonden is aan een vroeger arbeidsinkomen, behoudt minstens een derde van dat inkomen.

Een gebruiker die alleen gebruikmaakt van dagondersteuning bij een voorziening en die ook ondersteund wordt door een pleeggezin met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 houdende de organisatie van pleegzorg, betaalt de financiële bijdrage voor dagondersteuning met een maximum van het resterende inkomen na de aftrek van de bijdrage in de kosten van de pleegzorg en na vrijstelling van het bedrag, vermeld in artikel 62, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 houdende de organisatie van pleegzorg.

In afwijking van het achtste lid is er tot en met 31 december 2020 geen bijdrage verschuldigd als de gebruiker voor 1 januari 2014 al opvang in een pleeggezin combineerde met opvang in een dagcentrum.

De inkomsten voor een gehuwde of wettelijk samenwonende gebruiker worden berekend door de inkomsten van de gehuwden of wettelijk samenwonenden te delen door twee als dat voordeliger is voor de gebruiker.

Met behoud van de toepassing van eventuele rechterlijke beslissingen over de onderhoudsplicht wordt het bedrag dat de gebruiker behoudt uit zijn persoonlijke inkomsten of uit een derde van zijn arbeidsinkomen of vervangingsinkomen dat gebonden is aan een vroeger arbeidsinkomen, verhoogd met 225,22 euro per kind ten laste.

De financiële bijdrage wordt geïnd door een voorziening.

Binnen de regels, vermeld in deze paragraaf, wordt de regeling van de kosten die verschuldigd zijn door de gebruikers, bepaald in overleg met het collectief overlegorgaan.

De bedragen, vermeld in deze paragraaf, zijn gekoppeld aan de spilindex van de consumptieprijzen, die daarvoor berekend en benoemd is in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. De basis is de spilindex die geldig is op 1 januari 2014.

De bedragen, vermeld in deze paragraaf, worden telkens op 1 januari en 1 juli aangepast overeenkomstig de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.

§ 2/2. De meerderjarige gebruikers, vermeld in paragraaf 2, die jonger zijn dan 21 jaar, betalen de financiële bijdragen, vermeld in artikel 25 van het besluit van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap.

§ 3. Onder woonkosten wordt verstaan de vergoeding voor het gebruik of de huur van een woning, kamer, studio of appartement en eventueel gemeenschappelijke ruimtes die door de gebruiker in het kader van de dienstverlening gebruikt kunnen worden, met inbegrip van de vergoeding voor het gebruik van water, verwarming en elektriciteit en de vergoeding van normale en kleine herstellingen voor deze ruimtes.

De kosten voor aanpassingen aan de infrastructuur die ter beschikking gesteld wordt door de vergunde zorgaanbieder, die uitgevoerd worden met het oog op bijzondere infrastructuurnoden door de aard van de handicap, mogen niet als woonkosten aangerekend worden.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen kan de wijze bepalen waarop de woonkosten, vermeld in het eerste lid, berekend moeten worden.

Onder leefkosten wordt verstaan de vergoeding voor het levensonderhoud. Het gaat om de kosten voor:
1° voeding;
2° drank;
3° onderhoud en schoonmaak van de woning en de gemeenschappelijke ruimtes;
4° aansluiting op internet en aansluiting van tv en telefoon;
5° was- en strijkservice;
6° medicatie;
7° verzorgingsproducten;
8° kleding;
9° vervoer, behalve als de kosten van vervoer als een onderdeel van de kosten van de ondersteuning worden aangerekend;
10° ontspanning;
11° abonnementen;
12° verzekeringen.

Kosten die vergoed worden met een persoonsvolgend budget, kunnen niet ook als woon- en leefkosten worden aangerekend.

De voorziening biedt aan het collectief overlegorgaan transparantie over de principes die aan de basis liggen van de berekeningswijze van de woon- en leefkosten.

De voorziening maakt de woon- en leefkosten en aanpassingen ervan publiek kenbaar en neemt die op in de individuele dienstverleningsovereenkomst.

Voor de meerderjarige gebruikers die op 1 januari 2017 financiële bijdragen betaalden en die woon- en leefkosten moeten betalen na de overschakeling naar een systeem waarbij de gebruiker zelf instaat voor de woon- en leefkosten als vermeld in artikel 2, derde lid, wordt het bedrag van de woon- en leefkosten berekend rekening houdend met de financiële bijdragen die moesten worden betaald en met de bijkomende vergoedingen voor specifieke prestaties en verstrekkingen die aangerekend zijn voor de omschakeling naar een systeem waarbij de gebruiker zelf instaat voor de woon- en leefkosten.

De voorzieningen berekenen het bedrag dat gemiddeld als financiële bijdrage en als bijkomende vergoeding is aangerekend.

Het bedrag van de woon- en leefkosten dat aan de gebruikers, vermeld in het achtste lid, wordt aangerekend, mag tot en met 31 december 2020 gemiddeld niet meer bedragen dan het gemiddelde bedrag vermeld in het negende lid.

Van de bepaling, vermeld in het tiende lid, kan alleen worden afgeweken na omstandige motivatie op basis van de kostenstructuur van de voorziening en na goedkeuring door het collectief overlegorgaan van de voorziening en door het agentschap.

§ 4. De voorziening streeft ernaar een maatschappelijk aanvaardbare ondersteuning te verstrekken aan de gebruiker of zijn omgeving.

In het eerste lid wordt verstaan onder maatschappelijk aanvaardbaar: de mate waarin de ondersteuning wordt aangeboden vanuit algemeen aanvaarde maatschappelijke waarden en rechten die vervat liggen in de Belgische Grondwet, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Verdrag van de Verenigde Naties van 13 december 2006 inzake de rechten van personen met een handicap.

§ 5. De voorziening hanteert een beleid dat mogelijk maakt een antwoord te bieden op vragen van de gebruiker om tijdelijk en beperkt meer ondersteuning te bieden.

Artikel 9/1. (01/11/2017- ...)

§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder:
1° begeleid werken: de individuele en trajectmatige begeleiding van een gebruiker die niet kan worden ingeschakeld in het bestaande reguliere of beschermde arbeidscircuit, om via een aanbod van arbeidsmatige onbezoldigde activiteiten de individuele ontplooiing en de sociale integratie van die gebruiker te bevorderen;
2° werkpost: het bedrijf, de organisatie of de voorziening waar de gebruiker in het kader van begeleid werken een of meer activiteiten verricht.

§ 2. Als in de individuele dienstverleningsovereenkomst wordt overeengekomen dat de voorziening de gebruiker als dagondersteuning of een van de individuele ondersteuningsfuncties begeleid werken aanbiedt, voldoet die ondersteuning aan de volgende voorwaarden:
1° de aangeboden arbeidsmatige activiteiten zijn onbezoldigd;
2° de voorziening staat in voor het afsluiten van verzekeringen die de gebruiker verzekert voor:
a) lichamelijke ongevallen inclusief tijdens de verplaatsingen naar en van de werkpost;
b) burgerlijke aansprakelijkheid;
3° begeleid werken wordt georganiseerd met overeenkomsten tussen:
a) de voorziening en de werkpost;
b) de voorziening en de gebruiker;
c) de voorziening, de werkpost en de gebruiker.

De overeenkomsten, vermeld in het eerste lid, 3°, bevatten de vermeldingen en de bepalingen, vermeld in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd.

De overeenkomst, vermeld in het eerste lid, 3°, b), maakt deel uit van de individuele dienstverleningsovereenkomst.

Artikel 10. (01/01/2017- ...)

Het overleg, vermeld in artikel 9, § 1 eerste lid, en § 2, eerste lid, wordt op een wijze georganiseerd die aan de persoon met een handicap is aangepast. De voorziening maakt daarbij gebruik van de ervaringen en inzichten van de persoon met een handicap.

Bij een conflict tussen de personen, vermeld in artikel 2, of als geen van die personen de rechten, vermeld in dit besluit, willen uitoefenen, behartigt de voorziening in teamoverleg de belangen van de gebruiker.

Artikel 11. (01/01/2024- ...)

De individuele dienstverleningsovereenkomst wordt verder geconcretiseerd in een handelingsplan voor de persoon met een handicap en de begeleiding. In het handelingsplan wordt concreet ingevuld hoe de verschillende ondersteuningsfuncties van de individuele dienstverleningsovereenkomst zullen uitgevoerd worden.

Het handelingsplan wordt door beide partijen voor akkoord ondertekend en maakt integraal deel uit van de individuele dienstverleningsovereenkomst.

Het handelingsplan wordt voor meerderjarige gebruikers minstens om de drie jaar en voor minderjarige gebruikers minstens elk jaar geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd in overleg met de persoon met een handicap. Het overleg voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 10, eerste lid.

De individuele dienstverleningsovereenkomst bepaalt de frequentie, het tijdstip en de wijze van evalueren van het handelingsplan. De persoon met een handicap kan altijd bijkomend een evaluatie van het handelingsplan vragen. Als wijzigingen van het handelingsplan resulteren in wijzigingen van de duur of frequentie van de verschillende ondersteuningsfuncties van de individuele dienstverleningsovereenkomst, wordt die overeenkomst aangepast.

[... (opgeh. BVR 17 maart 2017, art. 12 , I: 1 januari 2017)] (... - ...)

Artikel 12. (01/01/2017- ...)

De belangrijke betrokken derde van de persoon met een handicap heeft een informatierecht en hoorrecht over individuele dienstverleningsovereenkomst en het handelingsplan, bepaald in artikel 11. De voorziening voldoet aan die voormelde rechten op verzoek van de belangrijke betrokken derde en na akkoord van de persoon met een handicap.

In het eerste lid wordt verstaan onder een belangrijke betrokken derde: de persoon die de persoon met een handicap heeft aangewezen om hem bij te staan. Die persoon is geen personeelslid van de voorziening.

Artikel 13. (01/01/2017- ...)

Voor de diensten Ondersteuningsplan moet geen handelingsplan opgesteld worden.

Bij het verlenen van rechtstreeks toegankelijke hulp vermeldt de individuele dienstverleningsovereenkomst de ondersteuning en de wijze waarop de ondersteuning geboden zal worden. Bij het verlenen van rechtstreeks toegankelijke hulp moet er geen handelingsplan opgesteld worden.

Artikel 14. (01/01/2017- ...)

De voorziening zorgt voor een vlotte overdracht van informatie bij de overgang tussen de verschillende vormen van ondersteuning binnen haar eigen werking.

Als de voorziening niet zelf kan voorzien in bepaalde noden van de gebruiker bij de uitvoering van de individuele dienstverleningsovereenkomst, zoekt ze actief naar samenwerking met derden en zorgt ze voor de continuïteit van de ondersteuning.

De voorziening waarborgt in overleg met de gebruiker een verantwoorde overdracht van relevante informatie over de ondersteuning.

Artikel 15. (01/01/2017- ...)

Elke voorziening is er toe gehouden de collectieve rechten en plichten op te stellen en aan de gebruiker te overhandigen. De collectieve rechten en plichten omvatten de gegevens, vermeld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.

Voor de toepassing van het eerste lid worden de voorzieningen van eenzelfde inrichtende macht, als één enkele voorziening beschouwd. Als de inrichtende macht dat wenselijk acht, kan ze evenwel voor elk van die voorzieningen afzonderlijk collectieve rechten en plichten opstellen.

De collectieve rechten en plichten waarborgen aan de gebruikers dat hun ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging, hun vrijheid en privacy, hun veiligheid en hun gezondheid geëerbiedigd zullen worden, voor zover de werking van de voorziening en de integriteit van de medegebruikers en personeel niet in het gedrang komen.

Artikel 16. (01/01/2017- ...)

De collectieve rechten en plichten die de gebruiker voor akkoord en ontvangst tekent, worden bij de overeenkomst, vermeld in artikel 8, gevoegd en maken er een onlosmakelijk deel van uit.

De volledige tekst van de collectieve rechten en plichten wordt na latere wijzigingen aan de gebruikers en hun vertegenwoordigers meegedeeld en is voor hen permanent ter inzage beschikbaar.

HOOFDSTUK 4 [... (opgeh. BVR 17 maart 2017, art. 18, I: 1 januari 2017)] (... - ...)

Artikel 17. (01/01/2017- ...)

...

Artikel 18. (01/01/2017- ...)

...

Artikel 19. (01/01/2017- ...)

...

Artikel 20. (01/01/2017- ...)

...

HOOFDSTUK 5 Rechten van de gebruiker (... - ...)

Afdeling 1 Individuele inspraak (... - ...)

Artikel 21. (01/01/2017- ...)

De gebruiker heeft recht op volledige, nauwkeurige en tijdige informatie over alle aangelegenheden in verband met zijn zorg en ondersteuning die hem rechtstreeks en persoonlijk aanbelangen.
 

Artikel 22. (01/01/2017- ...)

Behoudens overmacht of hoogdringendheid is voorafgaand overleg met de gebruiker of zijn vertegenwoordiger verplicht als het om de volgende onderwerpen gaat :
1° wijzigingen van de individuele dienstverleningsovereenkomst of het handelingsplan;
2° maatregelen die wegens de evolutie van de fysieke of geestelijke toestand van de gebruiker moeten genomen worden;
3° wijzigingen in de individuele woon- of leefsituatie.

Het initiatief voor dat overleg wordt genomen door de partij die een wijziging of maatregel door wil voeren.
 

Afdeling 2 Het dossier (... - ...)

Artikel 23. (25/05/2018- ...)

De gebruiker heeft recht op een dossier dat door de voorziening zorgvuldig wordt bijgehouden en veilig wordt bewaard.

Het opstellen, het bewaren en het gebruik van het dossier zijn onderworpen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens, en aan de verplichtingen, opgenomen in deze afdeling.
 

Artikel 24. (01/01/2024- ...)

In het dossier worden in voorkomend geval de persoonsgegevens over de gezondheid van de gebruiker apart bijgehouden. De verwerking van en de toegang tot die gegevens is onderworpen aan de relevante bepalingen uit de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt en de wet van 3 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.
 

Artikel 25. (01/07/2011- ...)

De minderjarige gebruiker heeft recht op inzage in zijn dossier.

De toegang tot de gegevens is onderworpen aan de bepalingen van artikel 20 tot en met 23 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp.

Artikel 26. (01/07/2011- ...)

De meerderjarige gebruiker of zijn vertegenwoordiger heeft recht op inzage in de dossiergegevens die geen voorwerp uitmaken van het dossier van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg.

Gegevens die worden verstrekt door medewerkers van de voorziening en derden die zij als vertrouwelijk hebben bestempeld, kunnen alleen ingezien worden na akkoord van die medewerkers of derden.

Gegevens die een derde betreffen, kunnen alleen ingezien worden als er geen afbreuk gedaan wordt aan het recht van de derde op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer.

Afdeling 3 Collectieve inspraak (... - ...)

Artikel 27. (01/01/2017- ...)

Voorzieningen die woonondersteuning aanbieden, richten een collectief overlegorgaan op.

In het eerste lid wordt verstaan onder woonondersteuning: de woonondersteuning, vermeld in artikel 4, 1°, a) van het besluit van 24 juni 2016, of een verblijf als vermeld in artikel 10, § 1, 1°, van het besluit van 26 februari 2016 MFC.

Artikel 28. (01/01/2017- ...)

§ 1. Elk collectief overlegorgaan telt minstens drie leden. Het collectief overlegorgaan is niet meer rechtsgeldig samengesteld als er minder dan drie leden zijn. In dat geval wordt een nieuwe verkiezing georganiseerd.

§ 2. De leden van het collectief overlegorgaan worden uit en door de gebruikers van de voorziening of hun vertegenwoordigers gekozen voor een termijn van vier jaar.

De verantwoordelijken van de voorziening zijn belast met de organisatie van de verkiezingen, waarbij zij er inzonderheid over waken dat elke stemgerechtigde van de verkiezingen op de hoogte wordt gebracht en zich kandidaat kan stellen.

Als er minder dan drie leden gekozen worden, wordt collectieve inspraak georganiseerd. In de collectieve rechten en plichten wordt de wijze bepaald waarop die inspraak georganiseerd wordt. De verantwoordelijken van de voorziening organiseren in dat geval na twee jaar opnieuw verkiezingen.

Het mandaat van de leden van het collectief overlegorgaan is hernieuwbaar.

Het mandaat van een lid vervalt :
1° bij het verstrijken van de termijn waarvoor dat lid gekozen is;
2° als de gebruiker de voorziening verlaat;
3° bij ontslag van het lid.

In de gevallen, vermeld in 2° en 3°, kan op initiatief van het collectief overlegorgaan en in overleg met de voorziening een andere gebruiker of vertegenwoordiger verkozen worden, die het vrijgekomen mandaat voortzet.

§ 3. Het collectief overlegorgaan stelt een huishoudelijk reglement op waarin minstens de volgende gegevens zijn opgenomen :
1° de frequentie van de vergaderingen;
2° de wijze waarop de gebruikers of hun vertegenwoordigers een inbreng kunnen leveren aan het collectief overlegorgaan.

Het huishoudelijk reglement van het collectief overlegorgaan wordt opgenomen in de collectieve rechten en plichten.
 

Artikel 29. (01/01/2017- ...)

§ 1. Tussen de voorziening en het collectief overlegorgaan is voorafgaand overleg verplicht over :
1° wijzigingen aan de collectieve rechten en plichten;
2° belangrijke wijzigingen in de algemene woon- en leefsituatie;
3° wijzigingen in het concept van de voorziening.

Voor wijzigingen van de woon- en leefkosten is voorafgaand overleg met het collectief overlegorgaan verplicht.

§ 2. Zowel de voorziening als het collectief overlegorgaan hebben initiatiefrecht om advies te vragen of uit te brengen over aangelegenheden die de verhouding tussen voorziening en de gebruikers of hun vertegenwoordigers aangaan.

Er is hoorrecht en antwoordplicht over elk onderwerp waarover het collectief overlegorgaan een standpunt aan de verantwoordelijken van de voorziening mee wil delen.

§ 3. De voorziening verstrekt aan het collectief overlegorgaan de noodzakelijke informatie over beslissingen die rechtstreeks over de woon- en leefsituatie van de gebruikers gaan en over alle andere elementen die de gebruikers als groep aanbelangen, met inbegrip van informatie over de jaarrekeningen van de voorziening en het doelmatig inzetten van de middelen.

§ 4. Een afgevaardigde van het collectief overlegorgaan wordt als waarnemer uitgenodigd op de vergaderingen van de raad van bestuur van de inrichtende macht van de voorziening, voor de bespreking van die aangelegenheden die betrekking hebben op de voorziening.

Als verschillende voorzieningen tot dezelfde inrichtende macht behoren, wijzen de in voorkomend geval verschillende collectieve overlegorganen onderling een gemeenschappelijke afgevaardigde aan.

§ 5. Het collectief overlegorgaan kan, in naam van de gebruikers, klachten die over meer dan één gebruiker gaan, en die de gebruikers niet in persoonlijke naam bij de voorziening willen indienen, schriftelijk indienen bij de leidend ambtenaar met toepassing van artikel 36.
 

Artikel 30. (01/01/2024- ...)

De voorzieningen die met toepassing van artikel 27 geen collectief overlegorgaan hoeven op te richten, organiseren minstens collectieve inspraak voor de gebruikers of hun vertegenwoordigers voor de punten, vermeld in artikel 29, §1, eerste lid, 1° tot en met 3°.

In de collectieve rechten en plichten wordt de wijze bepaald waarop die collectieve inspraak georganiseerd wordt.

De diensten Ondersteuningsplan moeten geen collectieve inspraak organiseren.

Afdeling 4 Klachtenbehandeling met betrekking tot dit hoofdstuk (... - ...)

Artikel 31. (01/07/2011- ...)

Klachten over het niet naleven van de bepalingen van afdeling 1 en afdeling 2 worden behandeld volgens de procedure, vermeld in hoofdstuk 6.

Klachten over het niet naleven van de bepalingen van afdeling 3 worden schriftelijk gemeld aan de leidend ambtenaar.

HOOFDSTUK 6 Klachtenprocedure (... - ...)

Afdeling 1 Inleidende bepalingen (... - ...)

Artikel 32. (01/06/2017- ...)

De procedures in dit hoofdstuk voor onderzoek en behandeling van de klachten van de gebruikers zijn niet van toepassing op de klachten over het collectief overleg.

De klachten over het beheer van gelden en goederen van de gebruikers door beheerders of personeelsleden van de voorziening worden behandeld volgens de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 1994 betreffende het beheer van gelden of goederen van personen met een handicap door beheerders of personeelsleden van voorzieningen of aanbieders van zorg en ondersteuning als vermeld in het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.

De procedures in dit hoofdstuk voor onderzoek en behandeling van de klachten van de gebruikers zijn wel van toepassing op de klachten over het beheer van kleine sommen die als zakgeld voor dagelijks gebruik kunnen beschouwd worden, zoals bepaald in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 1994 betreffende het beheer van gelden of goederen van personen met een handicap door beheerders of personeelsleden van voorzieningen of aanbieders van zorg en ondersteuning als vermeld in het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
 

Afdeling 2 Klachtenafhandeling (... - ...)

Artikel 33. (01/01/2017- ...)

De voorziening beschrijft, in overleg met de gebruikers of in voorkomend geval met het collectief overlegorgaan, de wijze waarop ze opmerkingen, suggesties en klachten van de gebruikers of hun vertegenwoordigers afhandelt.

Die afhandelingswijze wordt opgenomen in de collectieve rechten en plichten.

De klachten worden afgehandeld op een wijze die aan de gebruiker is aangepast en houdt rekening met de ervaringen en inzichten van de gebruikers.
 

Afdeling 3 Schriftelijke klachtenprocedure (... - ...)

Artikel 34. (01/07/2011- ...)

De gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan steeds een schriftelijke klacht indienen bij de directie van de voorziening. De directie maakt bij ontvangst van die klacht onmiddellijk melding in een daartoe bestemd register.

De klacht kan door de indiener steeds ingetrokken worden.

De voorziening is ertoe gehouden binnen dertig dagen na het indienen van de klacht aan de indiener schriftelijk mee te delen welk gevolg aan de klacht wordt gegeven.

Afdeling 4 Klachtencommissie (... - ...)

Artikel 35. (01/01/2024- ...)

§ 1. Als de afhandeling van de klacht overeenkomstig de bij artikel 34 vastgestelde procedure de indiener geen voldoening schenkt, kan die zich schriftelijk wenden tot een bij elke voorziening op te richten interne klachtencommissie.

Die klachtencommissie bestaat uit een vertegenwoordiger van de inrichtende macht van de voorziening en een persoon die is aangewezen door het collectief overlegorgaan of, bij ontstentenis daarvan, door de gebruikers of hun vertegenwoordigers in het collectief overleg. De voormelde vertegenwoordiger van de inrichtende macht kan niet dezelfde persoon zijn die de klacht conform artikel 34 heeft behandeld.

§ 2. De klachtencommissie behandelt de klacht, hoort alle betrokken partijen en poogt ze te verzoenen.

De indiener van de klacht kan zich laten bijstaan door een derde.

De klachtencommissie deelt binnen dertig dagen nadat ze de klacht ter behandeling voorgelegd heeft gekregen, haar oordeel over de klacht schriftelijk mee aan de indiener en aan de voorziening.

Als beide leden van de klachtencommissie het niet eens zijn over het uit te brengen oordeel, worden beide standpunten meegedeeld.

§ 3. Als de klacht gegrond wordt bevonden, moet de voorziening binnen dertig dagen na de mededeling van het oordeel van de klachtencommissie aan de indiener schriftelijk meedelen welk gevolg eraan gegeven wordt.
 

Artikel 36. (01/07/2011- ...)

Als de afhandeling van de klacht overeenkomstig de procedure, vastgesteld in artikel 35, de indiener nog steeds geen voldoening schenkt, kan die zich schriftelijk wenden tot de leidend ambtenaar.

De leidend ambtenaar gaat na of de voorziening al dan niet de reglementering heeft nageleefd. De leidend ambtenaar treft de nodige maatregelen met het oog op het naleven van de reglementering, als de voorziening in gebreke blijft.

HOOFDSTUK 7 [Beëindiging van de zorg en ondersteuning (verv. BVR 17 maart 2017, art. 26, I: 1 januari 2017)] (... - ...)

Artikel 37. (01/01/2024- ...)

§1. De voorziening beëindigt de zorg of ondersteuning van de gebruiker niet eenzijdig, tenzij om een van de volgende redenen:
1° wegens overmacht;
2° als de gebruiker niet meer aan de bijzondere opnamevoorwaarden, vermeld in de collectieve rechten en plichten, voldoet;
3° als de lichamelijke of geestelijke toestand van de gebruiker in die mate is gewijzigd dat het zorgaanbod van de voorziening niet meer kan beantwoorden aan de behoeften en zorgvragen van de gebruiker;
4° als de gebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger de verplichtingen, vermeld in de individuele dienstverleningsovereenkomst, of de collectieve rechten en plichten niet nakomt;
5° als de gebruiker of zijn vertegenwoordiger bedrieglijke gegevens heeft verstrekt over de verklaring op erewoord, vermeld in punt 12° van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd;
6° als de gebruiker of zijn vertegenwoordiger geen overeenkomst sluit met het agentschap als hij een vergoeding voor hulp van derden of ondersteuning door een voorziening heeft ontvangen, om die vergoeding voor de ondersteuning aan te wenden, of de verplichtingen van die overeenkomst niet nakomt.

§2. De voorziening gaat bij een eenzijdige beëindiging van de zorg en ondersteuning samen met de gebruiker op zoek naar een oplossing zodat de continuïteit van de zorg of ondersteuning verzekerd kan worden. Als dat nodig is, wordt onderzocht of in samenwerking met een andere voorziening de continuïteit van de zorg of ondersteuning verzekerd kan worden.

De voorziening bezorgt een voornemen om over te gaan tot een eenzijdige beëindiging van de zorg en ondersteuning aan de gebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger. De voorziening motiveert in het voormelde voornemen uitvoerig de redenen van het ontslag en vermeldt de mogelijkheid om het voornemen te betwisten conform artikel 38.

§3. Voor gebruikers van voorzieningen als vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van dit besluit kan de voorziening pas overgaan tot een eenzijdige beëindiging van de zorg en ondersteuning, nadat al de volgende stappen zijn ondernomen:
1° er is een overleg geweest tussen de voorziening en de gebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger;
2° er is een beroep gedaan op hoogdrempelige individuele bijstand als vermeld in artikel 12, eerste lid, 8°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de vergunningsvoorwaarden en de subsidieregeling van bijstandsorganisaties om budgethouders bij te staan in het kader van persoonsvolgende financiering;
3° er is een beroep gedaan op intensieve bemiddeling als vermeld in hoofdstuk 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 over de bemiddeling, de afstemming en de planning in het kader van persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap.

Voor gebruikers van voorzieningen als vermeld in artikel 4, eerste lid, 3°, van dit besluit, kan de voorziening pas overgaan tot een eenzijdige beëindiging van de zorg en ondersteuning, nadat al de volgende stappen zijn ondernomen:
1° er is een overleg geweest tussen de voorziening en de gebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger;
2° er heeft bemiddeling als vermeld in artikel 30, tweede lid, 3°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, plaatsgehad.

§4. Als een van de stappen, vermeld in paragraaf 3, niet is gevolgd, motiveert de voorziening omstandig waarom die stap niet is gevolgd.

Een voorziening kan nooit de beëindiging of schorsing van een arbeidsovereenkomst van een tewerkgestelde gebruiker inroepen als reden voor het ontslag of voor het beëindigen van de ondersteuning.

Artikel 38. (01/01/2024- ...)

§ 1. In geval van het voornemen om over te gaan tot de eenzijdige beëindiging van de zorg of ondersteuning, vermeld in artikel 37, §2, tweede lid, kan de gebruiker of zijn vertegenwoordiger die betwisting binnen dertig dagen voorleggen aan de klachtencommissie, vermeld in artikel 35.

In afwijking van artikel 35, § 1, moet vooraf geen schriftelijke klacht bij de directie van de voorziening ingediend worden.

§ 2. Voor de behandeling van het voornemen om over te gaan tot de eenzijdige beëindiging van de zorg of ondersteuning, vermeld in artikel 37, §2, tweede lid, wordt de klachtencommissie uitgebreid met een onafhankelijke derde.

De onafhankelijke derde, die bij voorkeur een expert in bemiddeling is, wordt aangewezen in onderling overleg door de voorziening en het collectief overlegorgaan, of bij ontstentenis daarvan, in overleg met de gebruikers of hun vertegenwoordigers door middel van de collectieve inspraak, vermeld in artikel 30. Het mandaat van de onafhankelijke derde heeft een termijn van vier jaar en is hernieuwbaar.

§ 3. De klachtencommissie hoort alle betrokken partijen, gaat na of de stappen overeenkomstig artikel 37, §3, gevolgd zijn, en poogt ze te verzoenen binnen dertig dagen nadat ze het voornemen om over te gaan tot de eenzijdige beëindiging van de zorg of ondersteuning, vermeld in artikel 37, §2, tweede lid, ter behandeling voorgelegd heeft gekregen. Het resultaat van een verzoening wordt opgenomen in de individuele dienstverleningsovereenkomst.

§ 4. ...
 

Artikel 38/1. (01/01/2024- ...)

De voorziening kan pas overgaan tot ontslag nadat de termijn, vermeld in artikel 38, §1, verstreken is of nadat de klachtenprocedure, vermeld in artikel 38, §2 en §3, volledig is doorlopen.

De voorziening motiveert schriftelijk en uitvoerig de reden of redenen van het ontslag.

De voorziening bezorgt het ontslag met een aangetekende brief aan de gebruiker of zijn vertegenwoordiger.

Artikel 39. (01/01/2024- ...)

De opzegtermijn voor beëindiging van de schriftelijke overeenkomst bedraagt drie maanden, tenzij bij de opzegging tussen de partijen een kortere termijn overeengekomen wordt.

De opzegtermijn, vermeld in het eerste lid, begint op de dag waarop de voorziening de gebruiker of zijn vertegenwoordiger schriftelijk op de hoogte heeft gebracht van het ontslag conform artikel 38/1.

Artikel 40. (01/01/2017- ...)

Als een van de partijen de vastgestelde of overeengekomen opzeggingstermijn niet respecteert, betaalt die aan de andere partij een verbrekingsvergoeding.

De verbrekingsvergoeding is het equivalent van de vergoeding die verschuldigd zou zijn voor een periode van drie maanden.

Artikel 41. (01/07/2011- ...)

De voorziening waarborgt in overleg met de gebruiker of zijn vertegenwoordiger een verantwoorde overdracht van relevante informatie aan de nieuwe voorziening met betrekking tot de ondersteuning.

Artikel 41/1. (01/01/2024- ...)

De voorziening bekijkt na de onderbreking van de ondersteuning waarbij de individuele dienstverleningsovereenkomst is beëindigd of aangepast, of ze de oorspronkelijke ondersteuning opnieuw kan opnemen of gaat samen met de gebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger op zoek naar een oplossing zodat de continuïteit van de zorg of ondersteuning verzekerd kan worden.

HOOFDSTUK 8 Bescherming van de integriteit (... - ...)

Afdeling 1 Grensoverschrijdend gedrag (... - ...)

Artikel 42. (01/01/2024- ...)

De voorziening ontwikkelt een geschreven referentiekader voor grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van de gebruikers of medewerkers.

De voorziening hanteert een procedure voor preventie, detectie van en gepast reageren op grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van de gebruikers of medewerkers. In die procedure is een registratiesysteem opgenomen, dat voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wetgeving betreffende de verwerking van persoonsgegevens.
 

Artikel 43. (01/01/2024- ...)

Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van de gebruikers wordt binnen dertig dagen nadat die is geregistreerd door de voorziening, gemeld aan het agentschap

Het agentschap bepaalt de wijze waarop de melding, vermeld in het eerste lid, gebeurt.
 

Afdeling 2 Afzonderingsmaatregelen (... - ...)

Artikel 44. (01/01/2017- ...)

...

Artikel 45. (01/01/2017- ...)

§ 1. Een gebruiker kan alleen tijdelijk afgezonderd worden in de volgende gevallen :
1° het gedrag van de gebruiker houdt risico's in voor zijn eigen fysieke integriteit;
2° het gedrag van de gebruiker houdt risico's in voor de fysieke integriteit van andere gebruikers of personeelsleden;
3° de gebruiker vernielt materiaal.

Zodra de toestand van de gebruiker doet veronderstellen dat het oorspronkelijk gesteld gedrag zal uitblijven, wordt de tijdelijke afzondering beëindigd.

§ 2. De voorziening hanteert een procedure voor de tijdelijke afzondering.

De procedure beschrijft ten minste de wijze waarop :
1° tijdelijke afzondering wordt toegepast;
2° de wettelijke vertegenwoordiger of de persoon bepaald met toepassing van artikel 2 van die tijdelijke afzondering op de hoogte gebracht wordt;
3° toezicht gehouden wordt op de gebruiker tijdens de tijdelijke afzondering.
 

Afdeling 3. Ernstige gebeurtenissen (01/01/2024 - ...)

Artikel 45/1. (01/01/2024- ...)

Ernstige gebeurtenissen die de zorg en ondersteuning, de gezondheid, de veiligheid, de waardigheid of de integriteit van de gebruikers in het gedrang kunnen brengen, of die daarop een ernstige impact hebben, worden onmiddellijk aan het agentschap gemeld.

Het agentschap bepaalt de wijze waarop de melding, vermeld in het eerste lid, gebeurt.

HOOFDSTUK 9 Kwaliteitszorg (... - ...)

Afdeling 1 Kwaliteitshandboek (... - ...)

Artikel 46. (01/07/2011- ...)

§ 1. Om erkend te worden en te blijven, moet een voorziening, met behoud van de toepassing van andere erkenningsnormen, ter uitvoering van artikel 5 en 6, § 1, van het decreet van 17 oktober 2003 beschikken over een kwaliteitshandboek, dat wordt vastgesteld in bijlage 3 bij dit besluit.

§ 2. Het kwaliteitshandboek is actueel, vormt een samenhangend geheel en komt overeen met de praktijk. Het ligt permanent ter beschikking van de medewerkers en de gebruikers van de voorziening.

Het kwaliteitshandboek waarborgt en is niet in tegenspraak met de bepalingen van hoofdstuk 2 tot en met 8 van dit besluit.

Afdeling 2 Zelfevaluatie (... - ...)

Artikel 47. (01/01/2024- ...)

De zelfevaluatie die de voorziening uitvoert, bevat minstens :
1° een evaluatie van de gebruikersgerichte processen;
2° een evaluatie van de organisatiegerichte processen en ingezette middelen;
3° de evaluatie van het beleidsplan, vermeld in artikel 48/1.

Die zelfevaluatie gebeurt in samenspraak met de gebruikers en de medewerkers.

Bij de evaluatie, vermeld in punt 1° en 2°, wordt in het bijzonder aandacht geschonken aan de doeltreffendheid en doelmatigheid van de processen.

Onder doeltreffendheid wordt verstaan, de mate waarin de doelstellingen gerealiseerd worden. Onder doelmatigheid wordt verstaan, de mate waarin de resultaten zich verhouden tot de middelen. Met middelen worden onder meer bedoeld : personeel, financiën, gebouwen en inrichting, uitrusting, technieken en methoden.
 

Artikel 48. (01/01/2014- ...)

Bij elk van de evaluaties, vermeld in artikel 47, worden de vijf stappen die omschreven worden in artikel 5, § 3, tweede lid, 1° tot en met 5°, van het decreet van 17 oktober 2003 doorlopen, telkens gedurende een periode van maximaal vijf jaar.

Artikel 48/1. (01/01/2024- ...)

In dit artikel wordt verstaan onder beleidsplan: een plan dat de directie van de voorzieningen, vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, 2°, 3°, en 5°, na een overleg met de werknemersvertegenwoordigers in de sociale overlegorganen en de gebruikers uitwerkt om een kwaliteitsvolle inzet van het personeel te garanderen.

De directie van de voorzieningen, vermeld in het eerste lid, maakt het beleidsplan op na een overleg met de werknemersvertegenwoordiging en kan dat aantonen.

Het beleidsplan bevat al de volgende doelstellingen:
1° de voorzieningen, vermeld in het eerste lid, versterken de interne werking om continuïteit in zorg en ondersteuning te bieden;
2° de voorzieningen, vermeld in het eerste lid, beschikken over competente medewerkers;
3° de voorzieningen, vermeld in het eerste lid, dragen via hun werking en hun zorg- en ondersteuningsaanbod bij tot een versterking van de levenskwaliteit van de persoon met een handicap en vertrekken van de behoefte van de persoon met een handicap en van zelfregie;
4° de infrastructuur die de voorzieningen, vermeld in het eerste lid, inzetten, is kwaliteitsvol;
5° de voorzieningen, vermeld in het eerste lid, spelen in op het veranderende zorglandschap;
6° de voorzieningen, vermeld in het eerste lid, zijn financieel leefbaar.

Per doelstelling, vermeld in het derde lid, wordt na een overleg met de relevante stakeholders door de voorzieningen, vermeld in het eerste lid, minimaal één indicator bepaald waaraan een streefdoel wordt gekoppeld.

Per indicator, vermeld in het vierde lid, worden aan de sociale overlegorganen jaarlijks relevante gegevens bezorgd en geduid. Op basis van de voormelde gegevens kunnen de voorzieningen, vermeld in het eerste lid, nieuwe indicatoren en streefdoelen formuleren.

Het eerste beleidsplan is afgewerkt uiterlijk binnen een jaar nadat de eerste individuele dienstverleningsovereenkomst is ingegaan.

In de volgende gevallen stellen de voorzieningen, vermeld in het eerste lid, een beleidsplan op conform het model van beleidsplan, dat is opgenomen in bijlage 6, die bij dit besluit is gevoegd:
1° er is geen beleidsplan;
2° er worden geen relevante gegevens als vermeld in vijfde lid, bezorgd en geduid;
3° alle indicatoren en streefdoelen wijken in sterke mate af van de doelstellingen.

Afdeling 3 Kwaliteitsindicatoren (... - ...)

Artikel 49. (01/07/2011- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, bepaalt de aspecten van zorg uit de lijst, opgesteld door de Vlaamse Regering in uitvoering van artikel 6, § 2, van het decreet van 17 oktober 2003, die door de voorzieningen in de zelfevaluatie moeten opgenomen worden.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, bepaalt de indicatoren die bij de zelfevaluatie van de aspecten van zorg gehanteerd worden.

HOOFDSTUK 10 Identificatienummer Rijksregister en herkenbaarheid (... - ...)

Afdeling 1 Gebruik van het identificatienummer bij het Rijksregister van natuurlijke personen (... - ...)

Artikel 50. (01/07/2011- ...)

De voorziening mag het identificatienummer van de gebruiker bij het Rijksregister van natuurlijke personen alleen gebruiken voor de betrekkingen met het agentschap.

De rechtspersoon die fungeert als inrichtende macht van de voorziening, alsook alle personeelsleden van de voorziening die het identificatienummer van de gebruiker bij het Rijksregister van natuurlijke personen gebruiken, moeten een verbintenis ondertekenen overeenkomstig het model dat het agentschap vastgesteld heeft.

Onverminderd de strafbepalingen, opgenomen in de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, wordt bij het niet naleven van de verplichtingen, vermeld in deze afdeling, de erkenning van de voorziening geschorst of ingetrokken. Dat gebeurt overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld bij artikel 27 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de inschrijving bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of bij artikelen 15 en 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.

Afdeling 2 Herkenbaarheid van de financiering door het agentschap. (... - ...)

Artikel 51. (01/01/2017- ...)

Op het briefpapier met het briefhoofd van de voorziening of van de afdeling van de voorziening moet steeds de vermelding "Erkend of vergund door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap" en het logo van het agentschap zijn opgenomen. Dat briefpapier wordt gebruikt voor alle briefwisseling die van de voorzieningen uitgaat en voor elke facturatie aan de gebruiker.

Het agentschap kan nadere bepalingen vaststellen over de afmeting en de plaats van de vermelding en het logo, en over de manier waarop ze op het briefpapier zijn opgenomen.

De vermelding, vermeld in het eerste lid, wordt ook opgenomen in elektronische communicatiemiddelen en elektronische media die de gebruikers als doelgroep hebben.
 

Artikel 52. (01/01/2017- ...)

...

HOOFDSTUK 11 Toezicht, evaluatie en strafbepalingen (... - ...)

Artikel 53. (01/01/2019- ...)

De personeelsleden van Zorginspectie zijn belast met het toezicht op het naleven van de bepalingen van dit besluit.

Artikel 54. (01/01/2024- ...)

De voorziening stelt verslagen van het toezicht, vermeld in artikel 53, ter beschikking van de gebruikers of hun vertegenwoordigers, via het collectief overleg van de voorziening of, als er geen collectief overleg heeft plaatsgevonden, raadpleegbaar voor haar gebruikers op een toegankelijke wijze en aan hun medewerkers via de sociale overlegorganen met de werknemersvertegenwoordigers.

Verslagen van toezicht naar aanleiding van een klacht of melding kunnen opgevraagd worden bij Zorginspectie.

Artikel 55. (01/01/2024- ...)

§ 1. Als een voorziening niet voldoet aan de vereisten voor een verantwoorde ondersteuning en de daaruit voortvloeiende verplichtingen zoals die decretaal en reglementair bepaald zijn, stelt het gemachtigde personeelslid van Zorginspectie dat vast in het verslag van het toezicht. Dat verslag geeft op gemotiveerde wijze aan op welke punten de vereisten voor een verantwoorde ondersteuning en de daaruit voortvloeiende decretaal en reglementair bepaalde verplichtingen niet of onvoldoende nageleefd werden.

§ 2. De leidend ambtenaar kan aan de voorziening vragen binnen een te bepalen termijn de nodige maatregelen te nemen om aan de verplichtingen te voldoen. Die termijn bedraagt minstens drie maanden en hoogstens twaalf maanden. De voorziening brengt het agentschap binnen de voormelde termijn op de hoogte van de manier waarop de inbreuk is weggewerkt. Als de voormelde termijn niet gehaald kan worden, bezorgt de voorziening aan het agentschap een plan over de wijze waarop en de termijn waarin de inbreuk wel weggewerkt zal zijn.

De voorziening heeft het recht om tegen dit rapport of tegen die opgelegde termijn schriftelijk bezwaar in te dienen bij de leidend ambtenaar, op straffe van verval binnen veertien dagen na ontvangst van het bericht van de leidend ambtenaar. Na onderzoek van de bezwaren bevestigt of vernietigt de leidend ambtenaar de vraag om de nodige maatregelen te treffen.
 

Artikel 56. (01/01/2024- ...)

§ 1. Na afloop van de opgelegde termijn, vermeld in artikel 55, § 2, voert Zorginspectie een nieuwe evaluatie uit, met specifieke aandacht voor de tekortkomingen die vastgesteld werden in het verslag van het toezicht.

De voorziening stelt het verslag van het toezicht, vermeld in het eerste lid, ter beschikking van de gebruikers of hun vertegenwoordigers, via het collectief overleg van de voorziening of, als er geen collectief overleg heeft plaatsgevonden, raadpleegbaar voor haar gebruikers op een toegankelijke wijze en de medewerkers via de sociale overlegorganen met de werknemersvertegenwoordigers.

§ 2. Als blijkt dat de genomen maatregelen niet voldoen, kan de leidend ambtenaar de voorziening begeleidende maatregelen opleggen, zodat de voorziening binnen een termijn die de leidend ambtenaar oplegt, aan de verplichtingen kan voldoen. Die termijn bedraagt minstens drie maanden en hoogstens twaalf maanden. De voorziening brengt het agentschap, binnen de voormelde termijn, ervan op de hoogte op welke wijze de inbreuk is weggewerkt. Als de voormelde termijn niet gehaald kan worden, bezorgt de voorziening aan het agentschap een plan over de wijze waarop en de termijn waarin de inbreuk wel weggewerkt zal zijn.

De voorziening heeft het recht om tegen die begeleidende maatregelen schriftelijk bezwaar in te dienen bij de leidend ambtenaar, op straffe van verval binnen veertien dagen na ontvangst van het bericht van de leidend ambtenaar. Na onderzoek van de bezwaren bevestigt of ontkracht de leidend ambtenaar de maatregel.

§ 3. De voorziening brengt binnen veertien dagen na de betekening van de maatregel, vermeld in paragraaf 2, de gebruikers of hun vertegenwoordigers daarvan op de hoogte via het collectief overleg van de voorziening of, bij ontstentenis daarvan de gebruikers individueel en aan hun medewerkers via de sociale overlegorganen met de werknemersvertegenwoordigers.
 

Artikel 57. (01/01/2024- ...)

§ 1. Na afloop van de opgelegde termijn,vermeld in artikel 56, § 2, tweede lid, voert Zorginspectie een nieuwe evaluatie uit, met specifieke aandacht voor de tekortkomingen die vastgesteld werden in het verslag van het toezicht en de begeleidende maatregelen die zijn opgelegd.

De voorziening stelt het verslag van het toezicht, vermeld in het eerste lid, ter beschikking van de gebruikers of hun vertegenwoordigers, via het collectief overleg van de voorziening of, als er geen collectief overleg heeft plaatsgevonden, raadpleegbaar voor haar gebruikers op een toegankelijke wijze en de medewerkers via de sociale overlegorganen met de werknemersvertegenwoordigers.

§ 2. Als blijkt dat de begeleidende maatregelen niet zijn uitgevoerd of de maatregelen die zijn genomen, niet voldoen om de tekortkomingen weg te werken, kan de leidend ambtenaar de voorziening een administratieve geldboete van 100 tot 100.000 euro opleggen. Het bedrag van de opgelegde administratieve geldboete wordt vastgesteld met inachtneming van het aantal inbreuken op de bepalingen en de ernst ervan. De administratieve geldboete wordt aan de voorziening betekend. De leidend ambtenaar zal tevens de voorziening gelasten binnen een termijn van hoogstens twaalf maanden de nodige maatregelen te treffen om aan de verplichtingen te voldoen.

De voorziening heeft het recht schriftelijk bezwaar in te dienen bij de minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, op straffe van verval binnen veertien dagen na ontvangst van de betekening. Na onderzoek van de bezwaren bevestigt of ontkracht de minister de administratieve geldboete of de vraag om de nodige maatregelen te treffen.

§ 3. De voorziening brengt binnen veertien dagen na de betekening van de geldboete de gebruikers daarvan op de hoogte via het collectief overleg van de voorziening, of bij ontstentenis daarvan de gebruikers individueel en aan hun medewerkers via de sociale overlegorganen met de werknemersvertegenwoordigers.
 

Artikel 58. (01/01/2024- ...)

§ 1. Zorginspectie voert één jaar na de termijn, vermeld in artikel 57, § 2, eerste lid, een nieuwe evaluatie uit, met specifieke aandacht voor de tekortkomingen die vastgesteld werden.

De voorziening stelt het verslag van het toezicht, vermeld in het eerste lid, ter beschikking van de gebruikers of hun vertegenwoordigers, via het collectief overleg van de voorziening of, als er geen collectief overleg heeft plaatsgevonden, raadpleegbaar voor haar gebruikers op een toegankelijke wijze en de medewerkers via de sociale overlegorganen met de werknemersvertegenwoordigers.

§ 2. De leidend ambtenaar legt, met inachtneming van het aantal inbreuken op de bepalingen en de ernst ervan, de voorziening een nieuwe termijn op van minstens drie en hoogstens twaalf maanden om aan de verplichtingen te voldoen. De leidend ambtenaar kan de voorziening begeleidende maatregelen opleggen zodat de voorziening binnen een termijn die de leidend ambtenaar oplegt, aan de verplichtingen kan voldoen. Voor het verstrijken van die termijn legt de voorziening de bewijzen voor van de genomen maatregelen. De leidend ambtenaar kan Zorginspectie een onderzoek van de genomen maatregelen gelasten.
 

Artikel 59. (01/01/2024- ...)

Als de voorziening na toepassing van de procedure, vermeld in artikel 58, niet voldoet aan de gestelde voorwaarden, kan de leidend ambtenaar de erkenning of vergunning van de voorziening opschorten of intrekken. Het agentschap brengt de voorziening schriftelijk op de hoogte van zijn gemotiveerde beslissing.

De voorziening brengt de gebruikers van de voorziening of hun vertegenwoordigers via het collectief overlegorgaan van de voorziening onverwijld schriftelijk op de hoogte gebracht van die beslissing. Bij ontstentenis van een collectief overlegorgaan van de voorziening wordt elke gebruiker of zijn vertegenwoordiger individueel schriftelijk van de beslissing op de hoogte gebracht. De voorziening brengt de medewerkers via de sociale overlegorganen met de werknemersvertegenwoordiger op de hoogte van die beslissing.

De voorziening kan tegen de opschorting of intrekking van de erkenning beroep aantekenen overeenkomstig artikel 15 tot en met 17 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
 

Artikel 59/1. (01/01/2019- ...)

Als uit vaststellingen van Zorginspectie ernstige afwijkingen, fraude of financieel misbruik blijken of als blijkt dat bedrieglijke gegevens werden doorgegeven, kan de leidend ambtenaar onmiddellijk een maatregel als bepaald in artikel 56, § 2, artikel 57, § 2 of artikel 59, eerste lid, opleggen.

HOOFDSTUK 12 Wijzigings-, overgangs- en slotbepalingen (... - ...)

Artikel 60. (01/07/2011- ...)

Het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot vaststelling van algemene erkenningsvoorwaarden van voorzieningen bedoeld in het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 maart 1994, 17 december 1996, 6 december 2002 en 21 mei 2010, wordt opgeheven.

Artikel 61. (01/07/2011- ...)

Artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 betreffende de kwaliteitszorg in de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2006, wordt vervangen door wat volgt :
« Art. 2. Om erkend te worden en te blijven moeten de centra voor revalidatie, met behoud van de naleving van andere erkenningsnormen, een kwaliteitshandboek opmaken overeenkomstig de componenten, vermeld in bijlage Ibis, die bij dit besluit is gevoegd, en moeten ze de sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen naleven met betrekking tot gebruikersgerichtheid, maatschappelijke aanvaardbaarheid, doeltreffendheid, doelmatigheid en continuïteit, vermeld in bijlage IIbis, die bij die besluit is gevoegd. ».

Artikel 62. (01/07/2011- ...)

In hetzelfde besluit worden de bijlagen I en II, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 april 2004, opgeheven.

Artikel 63. (01/07/2011- ...)

Artikel 4bis van het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 maart 1994 en 6 december 2002, wordt opgeheven.

Artikel 64. (01/07/2011- ...)

In artikel 6, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor zelfstandig wonen van gehandicapte personen zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 8°, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 1994, wordt vervangen door wat volgt :
« 8° als de dienst krachtens een door de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger gegeven lastgeving diens gelden of goederen geheel of gedeeltelijk beheert, voldoen aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 1994 betreffende het beheer van gelden of goederen van personen met een handicap door beheerders of personeelsleden van voorzieningen bedoeld in het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap; »;

2° punt 9°, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993, punt 10°, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 1994, en punt 11°, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 december 2002 worden opgeheven.

Artikel 65. (01/07/2011- ...)

Artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 1996 betreffende de erkenning en subsidiëring van thuisbegeleidingsdiensten voor personen met een handicap, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008, wordt opgeheven.

Artikel 66. (01/07/2011- ...)

Artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor beschermd wonen voor personen met een handicap wordt opgeheven.

Artikel 67. (01/07/2011- ...)

In artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor begeleid wonen voor personen met een handicap wordt punt 5°, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 december 2002 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008, opgeheven.

Artikel 68. (01/07/2011- ...)

In artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 2010 betreffende de vergunning, erkenning en subsidiëring van een pilootproject diensten Inclusieve Ondersteuning door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap wordt het tweede lid opgeheven.

Artikel 69. (01/07/2011- ...)

In hoofdstuk 2, afdeling 4, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het opschrift van onderafdeling 3, dat onderafdeling 2 is geworden, wordt vervangen door wat volgt :
« Onderafdeling 2. - Subsidiëring van de organisatiegebonden kosten »

2° het opschrift van onderafdeling 4, dat onderafdeling 3 is geworden, wordt vervangen door wat volgt :
« Onderafdeling 3. - Betaling van de subsidies »

Artikel 70. (01/07/2011- ...)

Het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen treedt, ten aanzien van de voorzieningen, vermeld in dit besluit, op dezelfde datum in werking als dit besluit, met uitzondering van artikel 5, § 3, van het decreet, dat in werking treedt op 1 januari 2014.

Artikel 71. (01/07/2011- ...)

De voorzieningen hebben tegen uiterlijk 31 december 2013 het kwaliteitshandboek in overeenstemming gebracht met de bepalingen van het kwaliteitsdecreet en dit besluit.

Artikel 72. (01/07/2011- ...)

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op de maand waarin het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, met uitzondering van artikelen 47 en 48 die in werking treden op 1 januari 2014.

Artikel 73. (01/07/2011- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE 1 (01/01/2024- ...)

Bijlage 1. - De individuele dienstverleningsovereenkomst

De individuele dienstverleningsovereenkomst, vermeld in artikel 9 bevat de volgende vermeldingen:
1° de identiteit van de partijen;
2° de aanvangsdatum van de ondersteuning en de duur van de overeenkomst. In geval van een proefperiode wordt de duur ervan vermeld;
3° de natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de betaling en de wijze waarop de afrekening en de betaling zal gebeuren, alsook, in voorkomend geval, de betaling van het gevraagde voorschot en de wijze waarop dat voorschot betaald wordt. Dat voorschot kan nooit meer bedragen dan de vergoeding verschuldigd voor een maand zorg of ondersteuning;
4° voor minderjarigen de aard van de ondersteuning, meer bepaald: verblijf, schoolaanvullende dagopvang, schoolvervangende dagopvang, begeleiding, behandeling of diagnostiek uitgedrukt in respectievelijk nachten, dagdelen of uren;
5° voor meerderjarigen de aard van de ondersteuning, meer bepaald: woonondersteuning, dagondersteuning, individuele begeleiding of permanentie, met vermelding van duur en frequentie en de respectieve kosten uitgedrukt in euro of personeelspunten;
6° de plaats of plaatsen waar de ondersteuning geboden wordt;
7° de wijze waarop de voorziening een antwoord zal bieden op vragen van de gebruiker om tijdelijk en beperkt meer ondersteuning te bieden, bepaald in artikel 9, § 5;
8° als de gebruiker de wettelijke eigen financiële bijdrage betaalt, een inventaris van de maandelijkse inkomsten van de persoon met een handicap, met een onderscheid tussen arbeidsinkomsten, vervangingsinkomens en andere persoonlijke inkomsten, en als dat voordeliger is voor de gebruiker, de inkomsten van de echtgenoot of wettelijk samenwonende. De wettelijk voorgeschreven persoonlijke bijdrage wordt vastgesteld op basis van die gegevens en wordt samen met het bedrag van het gereserveerde persoonlijk inkomen en in voorkomend geval het bedrag van de socioculturele toelage vermeld in de individuele dienstverleningsovereenkomst;
9° als de gebruiker geen wettelijke eigen financiële bijdrage betaalt: opsomming van de woon- en leefkosten waarover overeenkomst is tussen de gebruiker en de voorziening en die de gebruiker moet betalen;
10° de wijze waarop, als dat van toepassing is, de inventaris van de duurzame persoonlijke goederen van de gebruiker binnen de voorziening wordt bijgehouden en geactualiseerd;
11° de elementen die aanleiding geven tot een afzonderlijke vergoeding, voor zover die niet vermeld zijn in of afwijken van de collectieve rechten en plichten;
12° een verklaring op erewoord van de gebruiker dat hij geen vergoeding voor hulp van derden of ondersteuning door een voorziening heeft ontvangen of dat hij geen aanspraak kan maken op een dergelijke vergoeding. Als de gebruiker een dergelijke vergoeding heeft ontvangen of mogelijk aanspraak op een dergelijke vergoeding kan maken, brengt hij het agentschap en de voorziening daarvan onmiddellijk op de hoogte;
13° als het beheer van gelden of goederen van de gebruiker aan personeelsleden of beheerders van de voorziening wordt toevertrouwd, een rubriek "Beheer van gelden en goederen" in de individuele dienstverleningsovereenkomst, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 1994 betreffende het beheer van gelden of goederen van personen met een handicap door beheerders of personeelsleden van voorzieningen bedoeld in het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap;
14° de wijze waarop de individuele dienstverleningsovereenkomst en handelingsplan kunnen worden aangepast of gewijzigd;
15° een afsprakenkader bij niet-afgesproken afwezigheid dat de volgende gegevens bevat:
a) als de gebruiker zorggebonden kosten betaalt: afspraken over de betaling van de zorggebonden kosten bij afwezigheid;
b) als de gebruiker woon- en leefkosten betaalt: afspraken over de betaling van de woon- en leefkosten bij afwezigheid;
c) afspraken over het inhalen van de ondersteuning bij afwezigheid;
d) afspraken over de terugkeer van de gebruiker bij onderbreking van de ondersteuning conform artikel 41/1.

BIJLAGE 2 (01/01/2024- ...)

De collectieve rechten en plichten, vermeld in artikel 10, eerste lid
De collectieve rechten en plichten bevat ten minste de volgende vermeldingen :
1° de exacte identificatie van de voorziening : benaming, zetel, aard van de rechtsvorm van de rechtspersoon die de voorziening beheert, datum en duur van de erkenning of vergunning;
2° de missie, visie, waarden, doelstellingen en strategie van de voorziening;
3° een overzicht van het ondersteuningsaanbod, met een globale omschrijving van de doelgroep;
4° in voorkomend geval, de bijzondere opnamevoorwaarden;
5° de wederzijdse rechten en verplichtingen van de gebruiker of vertegenwoordiger en de voorziening;
6° de prestaties of verstrekkingen die aanleiding geven tot bijkomende vergoedingen;
7° de omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot heroriëntering of ontslag uit de voorziening, de opzeggingstermijnen en de opzeggingsvergoeding ingeval de opzeggingstermijnen niet gerespecteerd worden;
8° de wijze waarop het collectief overleg met de gebruikers georganiseerd wordt;
9° in voorkomend geval, het huishoudelijk reglement van het collectief overleg;
10° de wijze waarop opmerkingen, suggesties en klachten kunnen worden ingediend en de wijze waarop ze behandeld worden, rekening houdend met de bepalingen van hoofdstuk 6;
11° de contactgegevens van de klachtencommissie;
12° de onafhankelijke derde, bepaald in artikel 38, § 2;
13° in voorkomend geval, de samenstelling van de toezichtsraad voor beheer van gelden en goederen, vermeld in artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 1994 betreffende het beheer van gelden of goederen van personen met een handicap door beheerders of personeelsleden van voorzieningen bedoeld in het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap;
14° de plaats en de wijze waarop het kwaliteitshandboek ingezien kan worden;
15° een overzicht van de risico's die de voorziening in het belang van gebruiker verzekert;
16° de wijze waarop de collectieve rechten en plichten in overleg kan worden aangepast;
17° de tarieven van de woon- en leefkosten;
18° een algemeen afsprakenkader rond afwezigheden.
 

BIJLAGE 3 (01/01/2024- ...)

Het kwaliteitshandboek, vermeld in artikel 46
Het kwaliteitshandboek bevat de volgende gegevens :
1° de structuur van het kwaliteitshandboek;
2° de beschrijving van het aanbod van de voorziening;
3° het kwaliteitsbeleid : missie, visie, waarden, doelstellingen, strategie en geschreven referentiekader;
4° het kwaliteitssysteem, dat de volgende gegevens bevat :
a) de organisatiestructuur;
b) het overzicht en de werking van de overlegorganen;
c) de deelname aan externe overlegorganen;
d) het inzetten van de middelen;
e) het beheren van documenten van het kwaliteitshandboek;
f) de gebruikersgerichte processen, meer bepaald :
1) de intake;
2) het opstellen, uitvoeren, evalueren en bijsturen van het handelingsplan;
3) het beëindigen van de ondersteuning;
4) het organiseren van het collectief overleg met de gebruikers;
5) het afhandelen van klachten van gebruikers;
6) het voorkómen, detecteren van en gepast reageren op grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van gebruikers;
7) de tijdelijke afzonderingsmaatregelen;
8) het registreren van feiten en incidenten die zich voordoen in het kader van de geleverde ondersteuning die aanleiding geven tot schending of mogelijke schending van de integriteit, gezondheid, veiligheid en waardigheid van de gebruiker of medewerker;
9) het voorkomen van en remediëren van de feiten en incidenten, vermeld in punt 8).
g) de organisatiegerichte processen;
5° de zelfevaluatie, vermeld in artikel 47.
 

BIJLAGE 4. (01/11/2017- ...)

Vermeldingen en bepalingen in de overeenkomsten voor begeleid werken als vermeld in artikel 9/1, § 2, tweede lid

A) Overeenkomst tussen de voorziening en de werkpost

1° de identiteit van beide partijen;
2° afspraken over de samenwerking:
a) de gebruiker op de werkvloer activiteiten die aangepast zijn aan zijn capaciteiten, aanbieden op basis van de overeenkomst, gesloten tussen de werkpost, de voorziening en de gebruiker;
b) een gebruiker wordt ingeschakeld in onderling akkoord. De werkpost kan niet verplicht worden een gebruiker activiteiten aan te bieden;
c) de jobcoach is de werknemer van de voorziening die instaat voor opleiding en training op werkvloer;
d) de werkpost wijst per gebruiker een werknemer als werkpostbegeleider aan die de gebruiker op de werkvloer de nodige begeleiding biedt in samenspraak met de jobcoach;
e) de werkpost sensibiliseert en stimuleert werknemers. De jobcoach wordt daarvoor ingeschakeld;
f) er wordt op regelmatige tijdstippen overlegd tussen de gebruiker, de jobcoach en de werkpostbegeleider. De tijdstippen en de frequentie worden bepaald in de overeenkomst tussen de voorziening, de werkpost en de gebruiker;
g) de jobcoach staat in voor de telefonische permanentie en komt op verzoek van de gebruiker of werkpost ter plaatse;
h) de jobcoach staat in voor continue en periodieke opvolging van het begeleid werken;
i) de jobcoach, de werkpost, de werkpostbegeleider en de gebruiker nemen de regels over het beroepsgeheim en de discretie in acht;
3° afspraken over het takenpakket voor de gebruiker:
a) de werkpost, de gebruiker en de jobcoach zoeken de geschikte activiteiten voor de gebruiker;
b) de gebruiker vervangt geen werknemers van de werkpost;
4° afspraken over de veiligheid:
a) de jobcoach en de werkpost garanderen dat de gebruiker in goede hygiënische en veilige omstandigheden de activiteiten kan uitoefen, net zoals zou gelden voor de werknemers van de werkpost;
b) de gebruiker wordt niet opgenomen in de arbeidsongevallenverzekering van de werkpost, maar de werkpost neemt hem wel op in de exploitatieverzekering burgerlijke aansprakelijkheid;
c) de voorziening sluit de verzekeringen, vermeld in artikel 9/1, § 2, eerste lid, 2°, af;
d) de werkpost meldt onmiddellijk schadegevallen aan de jobcoach, vult verzekeringsdocumenten in en bezorgt die aan de jobcoach;
5° de aanvang en de duur van de overeenkomst;
6° de opzeggingsmodaliteiten van de overeenkomst;
7° de wijze waarop de overeenkomst aangepast kan worden;
8° de wijze waarop klachten over de uitvoering van de overeenkomst worden behandeld.

B) Overeenkomst tussen de voorziening en de gebruiker

1° de identiteit van beide partijen;
2° de identiteit van de jobcoach;
3° de taken van de jobcoach:
a) een intake- en oriënteringsgesprek met de gebruiker houden;
b) de gebruiker activiteiten aanbieden;
c) een geschikte werkpost en activiteiten zoeken;
d) een afsprakennota voor de werkpost opstellen;
e) de gebruiker bij de start op de werkpost begeleiden;
f) de werkpostbegeleider coachen;
g) het begeleid werken van de gebruiker opvolgen;
h) in geval van vragen of problemen permanentie verzekeren;
4° de start en de duur van de overeenkomst in het kader van begeleid werken;
5° de frequentie en de kostprijs van de begeleiding in het kader van begeleid werken;
6° de voorziening en gebruiker respecteren de regels over het beroepsgeheim en de discretie;
7° de voorziening raadt de gebruiker aan een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid (familiale polis) af te sluiten, in het bijzonder voor schade die hij veroorzaakt in het kader van begeleid werken;
8° de wijze waarop de overeenkomst beëindigd kan worden;
9° de wijze waarop de overeenkomst gewijzigd kan worden;
10° de wijze waarop klachten over de uitvoering van de overeenkomst worden behandeld.

C) Overeenkomst tussen de voorziening, de werkpost en de gebruiker

1° de identiteit van de betrokken partijen: de gebruiker, de werkpost, de jobcoach en de werkpostbegeleider;
2° de startdatum en de duur van de overeenkomst;
3° het uurrooster en de pauzes;
4° in voorkomend geval de proefperiode en de duur ervan;
5° de tijdstippen en de frequentie van overleg tussen de gebruiker, de jobcoach en de werkpostbegeleider;
6° afspraken over afwezigheden: ziekte en verlof;
7° de wijze van vervoer naar en van de werkpost;
8° de aard van de activiteiten en de locatie waar ze uitgeoefend worden;
9° in voorkomend geval afspraken over de werkkledij;
10° in voorkomend geval afspraken over het gebruik van gevaarlijke producten of machines;
11° afspraken over de klachten- of probleembehandeling;
12° de wijze waarop de overeenkomst beëindigd kan worden;
13° de wijze waarop de overeenkomst gewijzigd kan worden.

BIJLAGE 5 (01/01/2017- ...)

Bijlage 5. Tabel voor de bepaling van de financiële bijdrage voor personen met een handicap vanaf de leeftijd van 21 jaar als vermeld in artikel 9, § 2/1, tweede lid

 

ondersteuningsfunctie leeftijd maximale bijdrage bijkomende bepalingen
dagondersteuning als vermeld in artikel 9, § 2 vanaf 21 jaar zonder vervoer 4,76 euro per dagdeel De maximale bijdrage per dag (voor dagondersteuning, woonondersteuning en individuele begeleiding samen) mag nooit meer dan 33,35 euro bedragen voor gebruikers vanaf 21 jaar. Er mogen maximaal twee uren psychosociale begeleiding per dag aangerekend worden. Er mogen geen vervoerskosten aangerekend worden voor mobiele individuele ondersteuning.
   vanaf 21 jaar met vervoer 5,96 euro per dagdeel  
woonondersteuning als vermeld in artikel 9, § 3 vanaf 21 jaar 33,35 euro per nacht verblijf, met inbegrip van de ondersteuning gedurende de avond en ochtend
individuele psychosociale begeleiding als vermeld in artikel 9, § 4, eerste lid, 1°    maximaal 5 euro per uur individuele ondersteuning

De bedragen, vermeld in de tabel, zijn gekoppeld aan de spilindex van de consumptieprijzen, daarvoor berekend en benoemd in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. De basis is de spilindex die geldig is op 1 januari 2014.

De bedragen, vermeld in het eerste lid, worden telkens op 1 januari en 1 juli aangepast overeenkomstig de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.

BIJLAGE 6 (01/01/2024- ...)

Bijlage. Model van beleidsplan als vermeld in artikel 48/1, zevende lid

De vergunde zorgaanbieder verduidelijkt op welke manier het participatieve proces over het beleidsplan met de gebruikers heeft plaatsgevonden.

De vergunde zorgaanbieder verduidelijkt op welke manier het participatieve proces over het beleidsplan met de werknemers heeft plaatsgevonden.

De voorziening versterkt de interne werking om continuïteit in zorg en ondersteuning te bieden.
 

streefdoel voorbeelden van mogelijke indicatoren voorbeelden van gegevensverzameling
zelf te definiëren percentage contracten van onbepaalde duur inventaris van de lopende contracten
  percentage ziekteverzuim gegevens over ziekteverzuim
  percentage verloop gegevens over verloop binnen de organisatie
  termijn waarin contracten van onbepaalde duur worden aangeboden  
  mate waarin bepaalde taken worden uitbesteed (onderhoud, keuken, verzorging ...)  

De vergunde zorgaanbieder beschikt over competente medewerkers (personeel en vrijwilligers).

 
streefdoel voorbeelden van mogelijke indicatoren voorbeelden van gegevensverzameling
zelf te definiëren percentage van de medewerkers dat vorming heeft gevolgd inventaris van de gevolgde vorming (door wie + aard van de vorming)
  oog voor alle personeelscategorieën bij vorming  
  interne krijtlijnen rond werken met vrijwilligers binnen de organisatie (wie doet wat)  
  percentage van de medewerkers dat geëvalueerd is inventaris van de uitgevoerde evaluatiegesprekken
  aanwervingsvoorwaarden voor nieuwe medewerkers  
  opleidingsniveau/elders verworven competenties van de medewerkers per functie inventaris van diploma en competenties
  voldoende ervaring op het vlak van zorg die nodig is binnen de organisatie inventaris van anciënniteit/
beroepservaring

De voorziening draagt via haar werking en het zorg- en ondersteuningsaanbod bij tot een versterking van de levenskwaliteit van de budgethouders en vertrekt van de behoefte van de personen met een handicap en van zelfregie.
 
streefdoel voorbeelden van mogelijke indicatoren voorbeelden gegevensverzameling
zelf te definiëren mate waarin het medewerkersteam multidisciplinair is samengesteld diploma van medewerkers
  de aanwezigheid van medewerkers op cruciale momenten om een normaal dagverloop (1) te garanderen - De bewoners zijn uit bed en aangekleed tegen x uur.
- De gebruikers krijgen hun maaltijden op de gebruikelijke uren.
- De bewoners gaan op een normaal uur slapen.
  de oproepbaarheid van medewerkers bij crisissituaties  
  de verdeling van medewerkers over de woningen, leefeenheden en activiteitencentra  
  percentage van de tijd voor zorggebonden functies dat aan rechtstreekse ondersteuning van de gebruikers wordt besteed  
  manier waarop de verzorgings- en begeleidingsmomenten georganiseerd worden  
  - manier waarop de nachtpermanentie georganiseerd wordt (slapende/wakende nacht, aantal ingezette medewerkers, oproepbare nacht ...)
- mate van technische ondersteuning 's nachts (oproepsystemen, toezichtsystemen ...)
- nabijheid van de nachtpermanentie (te overbruggen afstand ...)
 
  - interne afspraken over medicatieverdeling (wie kan medicatie klaarzetten, wat bij problemen ...)
- intern toezicht daarop
 

De ingezette infrastructuur is kwaliteitsvol.
 
streefdoel voorbeelden van mogelijke indicatoren voorbeelden van gegevensverzameling
zelf te definiëren afspraken over dagelijks onderhoud infrastructuur (inzet logistieke krachten ...) en de uitvoering ervan  
  De infrastructuur ondersteunt de medewerkers bij de uitvoering van hun taken.  

De voorziening speelt in op het veranderende zorglandschap.
 
streefdoel voorbeelden van mogelijke indicatoren voorbeelden van gegevensverzameling
zelf te definiëren Medewerkers zijn op de hoogte van de persoonsvolgende financiering.  
  Er is een methodiek die toelaat om te anticiperen op de golfbeweging van de veranderende in- en uitstroom van budgethouders.  
  vastgelegde langetermijndoelstellingen, waarvan minstens een deel opgemaakt wordt op basis van gegevens over de levenskwaliteit  
  vastgelegde kortetermijndoelstellingen, waarvan minstens een deel opgemaakt wordt op basis van gegevens over de levenskwaliteit  
  bespreking en goedkeuring van de planningen door de raad van bestuur, medewerkersoverleg/
ondernemersraad en gebruikersraad
 
  Alle processen in het kader van interne zelfevaluatie komen aan bod.  
  (inter)sectorale samenwerking onderzoeken en ervoor openstaan  

De situatie van de voorziening is financieel leefbaar.
 
streefdoel voorbeelden van mogelijke indicatoren voorbeelden gegevensverzameling
zelf te definiëren Voor een aantal indicatoren haalt de vergunde zorgaanbieder een minimale score. dashboard jaarrekeningen Departement Zorg (voor neergelegde jaarrekeningen)


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 10/10/2024