( ... - ... )
De Vlaamse Regering,
Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, § 1, en artikel 10, eerste lid;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de kinderdagopvangsector;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 17 december 2010;
Gelet op advies nr. 49.094/3 van de Raad van State, gegeven op 26 januari 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1. ( 21/09/2024 - ... )
In dit besluit wordt verstaan onder :
1° erfgoedgebouw: een gebouw dat aan één van de volgende voorwaarden voldoet:
a) een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
b) een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
c) een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
d)een gebouw dat ingeschreven is in de inventaris van het onroerend erfgoed van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest overeenkomstig het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening;
2° Fonds: het Fonds, vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;;
3° kinderopvanglocatie: een kinderopvanglocatie als vermeld in artikel 2, eerste lid, 3°, van het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters;
4° ...;
5° sector van de kinderopvang: de kinderopvanglocaties.
Voor de toepassing van dit besluit gelden bovendien de volgende vereisten voor een kinderopvanglocatie om in aanmerking te komen voor een investeringssubsidie:
1° de aanvrager komt voor de kinderopvanglocatie in kwestie in aanmerking voor een vergunning voor groepsopvang voor minimaal negentien tegelijk aanwezige kinderen, overeenkomstig de regels, vermeld in of ter uitvoering van het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters;
2° de aanvrager komt voor de kinderopvanglocatie in kwestie in aanmerking voor een subsidie voor inkomenstarief als vermeld in artikel 1, 17°, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013;
3° de aanvrager bezorgt voor de kinderopvanglocatie in kwestie de subsidiebelofte of de subsidiebeslissing in het kader van het Subsidiebesluit van 22 november 2013 aan het Fonds.
De vereisten, vermeld in het tweede lid, 2° en 3°, zijn in de volgende gevallen niet van toepassing op de betrokken kinderopvanglocaties:
1° de kinderopvanglocatie ligt in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de aanvrager beschikt over kinderopvangplaatsen waarvoor hem in het kader van een capaciteitsuitbreiding een bijkomende gesubsidieerde contractueel is toegewezen op basis van een overeenkomst als vermeld in artikel 101bis van de programmawet van 30 december 1988. De aanvrager bezorgt voor de kinderopvanglocatie in kwestie de beslissing tot toewijzing van het contingent gesubsidieerde contractuelen aan het Fonds;
2° de kinderopvanglocatie ligt in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of de grootsteden Antwerpen of Gent en de aanvrager beschikt over kinderopvangplaatsen waarvoor hij een subsidie van het lokaal bestuur ontvangt conform artikel 112/1, § 2, van het Procedurebesluit van 9 mei 2014. De aanvrager bezorgt voor de kinderopvanglocatie in kwestie de beslissing tot toewijzing van de subsidie aan het Fonds.
De investeringssubsidies voor kinderopvanglocaties worden toegekend met inachtneming van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.
Artikel 2. ( 21/09/2024 - ... )
De algemene bouwtechnische en bouwfysische normen waaraan de infrastructuur met een functionele bestemming in de sector van de kinderopvang moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, zijn :
1° de regelgeving over de brandveiligheid;
2° de regelgeving over de toegang van gehandicapten tot gebouwen die toegankelijk zijn voor het publiek;
3° de regelgeving over de eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat;
4° het Algemeen Reglement inzake elektrische installaties;
5° de typebestekken, opgesteld door het Vlaams ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken;
6° de regelgeving over de stedenbouw en de ruimtelijke ordening;
7° de regelgeving over de milieuvergunningen;
8° indien van toepassing, de regelgeving houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren;
9° de regelgeving over de veiligheid van de voedselketen en de voorwaarden die gesteld zijn door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;
10° de bouwtechnische en bouwfysische minimumvoorschriften van de codex over het welzijn op het werk.
De gebouwen waarover een voorziening in de sector van de kinderopvang beschikt, moeten gemakkelijk toegankelijk en bereikbaar zijn, onder meer met het openbaar vervoer.
Artikel 3. ( 21/09/2024 - ... )
§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder:
1° ruimte: een afzonderlijke binnenruimte als vermeld in artikel 14, eerste lid, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013. Deze definitie geldt niet voor de buitenspeelruimte;
2° zone: een oppervlakte met een bepaalde functie.
§ 2. Een kinderopvanglocatie moet voldoen aan de specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in paragraaf 3 tot en met 9, om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen.
§ 3. De kinderopvanglocatie beschikt over een buitenspeelruimte.
Voor de buitenspeelruimte, vermeld in het eerste lid, gelden de volgende normen:
1° de kinderopvanglocatie beschikt over een aan het gebouw aanpalende, veilige en passend ingerichte buitenspeelruimte die bestemd is voor de opgevangen kinderen;
2° de buitenspeelruimte is voor de kinderen veilig en gemakkelijk bereikbaar en is overal omheind;
3° bij nieuwbouw is de beschikbare oppervlakte van de buitenspeelruimte minstens 3 m2 per kind.
Het Fonds kan op gemotiveerde aanvraag, afwijken van de normen, vermeld in het tweede lid, met behoud van de toepassing van artikel 17 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, kan de voorwaarden bepalen waaronder de afwijkingen, vermeld in het derde lid, kunnen worden toegestaan.
§ 4. Voor de bouw en de inrichting gelden de volgende normen:
1° de infrastructuur en de technische installaties garanderen dat in de ruimtes die bestemd zijn voor de kinderen, de temperatuur in de leefruimte minimaal 22 ° C en in de rustruimte minimaal 18° C kan bedragen;
2° de technische installaties garanderen dat de temperatuur van het water dat bestemd is voor de kinderen, niet hoger is dan 38 ° C;
3° alle lokalen die bestemd zijn voor de kinderen, kunnen geventileerd worden op natuurlijke wijze of op mechanische wijze.
§ 5. De gebouwdelen die bestemd zijn voor de kinderen, worden onderverdeeld in leefgroepunits. In één leefgroepunit wordt één leefgroep ondergebracht. De leefgroepunit is samengesteld uit één leefruimte, minstens één afsluitbare rustruimte en één verzorgingszone. Voor leefgroepunits met meer dan negen kinderen zijn er minstens twee afsluitbare rustruimtes beschikbaar. Binnen een leefgroepunit is visueel toezicht tussen de ruimtes onderling of tussen de ruimtes en de verzorgingszone mogelijk.
§ 6. Voor de leefruimte gelden de volgende normen:
1° de nettovloeroppervlakte in de leefruimtes die gebruikt kan worden voor spel, bedraagt minstens 3 m2 per kinderopvangplaats;
2° de oppervlakte van de buitenramen bedraagt minstens een zesde van de vloeroppervlakte;
3° de hoogte van de vensterbanken van de buitenramen in de leefruimtes bedraagt maximaal 0,6 meter;
4° de vorm en de inrichting van de leefruimte maken een permanent toezicht mogelijk.
§ 7. Voor de rustruimte gelden de volgende normen:
1° de nettovloeroppervlakte van de rustruimte bedraagt minstens 2 m2 per bedplaats;
2° de rustruimte is akoestisch geïsoleerd.
§ 8. Voor de verzorgingszone gelden de volgende normen:
1° de verzorgingszone is minstens uitgerust met een ingebouwd kinderbad;
2° de verzorgingszone beschikt over twee kindertoiletten als de verzorgingszone ook voor peuters is bestemd.
§ 9. De kinderopvanglocatie beschikt over:
1° een hoofdingang. Er is een afzonderlijke toegang tot de kinderopvanglocatie, die alleen daarvoor gebruikt wordt, met mogelijkheid tot toezicht. Vanuit die ingang en de circulatieruimte is elke leefgroepunit afzonderlijk te bereiken. Als de hoofdingang een buiteningang is, is die voorzien van een tochtportaal;
2° een administratieve ruimte;
3° een zone om kinderwagens te stallen in de onmiddellijke nabijheid van de hoofdingang. Die zone mag de circulatie niet hinderen;
4° minstens één kleedzone voor de kinderen per bouwlaag;
5° een keukenzone of -ruimte die voldoet aan de regelgeving over de veiligheid van de voedselketen en de voorwaarden die gesteld zijn door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;
6° een personeelsruimte;
7° sanitair voor het personeel en voor de bezoekers;
8° een berging
Artikel 4. ( 21/09/2024 - ... )
...
Artikel 5. ( 13/11/2014 - ... )
...
Artikel 6. ( 21/09/2024 - ... )
...
Artikel 7. ( 21/09/2024 - ... )
...
Artikel 8. ( 21/09/2024 - ... )
...
Artikel 9. ( 21/09/2024 - ... )
In dit artikel wordt verstaan onder subsidiabele oppervlakte : de som van de per bouwlaag berekende nuttige vloeroppervlakte, buitenmuren inbegrepen, die in aanmerking wordt genomen voor subsidiëring.
De subsidiabele oppervlakte bedraagt maximaal :
1° voor de aanvrager van een kinderopvanglocatie: 20 m2 per plaats;
2° ...;
3° ...;
4° ....
Van de maximale subsidiabele oppervlakte, vermeld in het tweede lid, kan het Fonds alleen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager een afwijking toestaan bij verbouwing of uitbreiding, als de erkennings-, vergunnings- of exploitatievoorwaarden dat vereisen.
Artikel 10. ( 21/09/2024 - ... )
§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de nieuwbouw, uitrusting en meubilering inbegrepen, is voor de sector van de kinderopvang vastgesteld op 550 euro per m2.
§ 2. Voor een nieuwbouw kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor nieuwbouw wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in paragraaf 1, dan verdeeld op de volgende wijze:
1° technische uitrusting: 30%;
2° afwerking: 25%;
3° uitrusting en meubilering: 10%.
De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.
Artikel 11. ( 21/09/2024 - ... )
§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding is voor de sector van de kinderopvang vastgesteld op 500 euro per m2.
§ 2. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering bij uitbreiding is voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening.
De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.
§ 3. De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragrafen 1 en 2, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 10, § 1.
§ 4. Voor een uitbreiding in de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor uitbreiding wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragraaf 1, dan verdeeld op de volgende wijze:
1° technische uitrusting: 30%;
2° afwerking: 25%.
De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.
Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de uitrusting en meubilering, vermeld in het eerste lid, is vastgesteld op 60% van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt verminderd op basis van de eindafrekening als dat nodig is. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald.
De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in deze paragraaf, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 10, § 2.
Artikel 12. ( 21/09/2024 - ... )
§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor verbouwingswerken is vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.
§ 2. Het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwingswerken mag ten hoogste 75 % bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 11, § 1.
In afwijking van het eerste lid mag het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwingswerken ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 11, § 1 en § 3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. Die verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar zulke renovatie niet haalbaar blijkt;
2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen, zoals bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;
3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw.
§ 3. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering bij verbouwing is vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming, tot maximaal 50 euro per m2. Dat basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening.
De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.
Artikel 13. ( 21/09/2024 - ... )
Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop met of zonder verbouwing, uitrusting en meubilering inbegrepen, bedraagt maximaal 75 % van het basisbedrag van de investeringssubsidie, vermeld in artikel 10. Als het gebouw dat het voorwerp uitmaakt van de aankoop, in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt of in een van de centrumsteden, vermeld in artikel 19ter decies van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds, bedraagt het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop met of zonder verbouwing, uitrusting en meubilering inbegrepen, maximaal 100 % van het basisbedrag van de investeringssubsidie, vermeld in artikel 10.
Voor de aankoop kan ten hoogste 60 % van de som van de door de Vlaamse Belastingdienst, vermeld in artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot oprichting van het agentschap Vlaamse Belastingdienst, geschatte venale waarde van het gebouw en de aan de aankoop verbonden en bewezen notariskosten en registratiebelasting of registratierechten of btw in aanmerking komen voor de investeringssubsidie.
In afwijking van het eerste lid kan het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor aankoop met verbouwing ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 11, §1 en §3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing, waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. De voormelde verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar zulke renovatie niet haalbaar blijkt;
2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen, die de Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, bepaalt;
3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw.
Artikel 14. ( 01/08/2024 - ... )
...
Artikel 15. ( 21/09/2024 - ... )
...
Artikel 16. ( 01/01/2023 - ... )
De bedragen, vermeld in artikelen 10, 11 en 12, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de bouwindex. De basisindex is die van 1 januari 1994.
De aanpassing, vermeld in het eerste lid, wordt doorgevoerd aan de hand van de actualisatieformule 0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20, waarbij :
1° s : het officiële loon in de bouwnijverheid voor categorie 2A, dat van kracht is op 1 januari van het jaar in kwestie;
2° S : 19,885;
3° i : de index van de bouwmaterialen die van kracht is op 1 november voorafgaand aan het jaar in kwestie. Vanaf 1 januari 2023 stemt i overeen met de Index I 2021, zoals berekend door de Federale Overheidsdienst Economie op 1 december voorafgaand aan het jaar in kwestie, na vermenigvuldiging met de coëfficiënt 87,02;
4° I : 3627.
Artikel 17. ( 07/04/2011 - ... )
Behalve voor de aankoop omvat de investeringssubsidie, naast het bedrag dat exclusief btw wordt vastgesteld met toepassing van artikel 10, 11, 12, 13 en 15, een subsidie voor de btw tegen het geldende tarief en voor de algemene onkosten tegen 10 %. De totale investeringssubsidie wordt als volgt berekend : basisbedrag + geldende btw op het basisbedrag + algemene onkosten à 10 % op het basisbedrag + geldende btw op de algemene onkosten.
Artikel 18. ( 07/04/2011 - ... )
In artikel 15, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009, 24 juli 2009, 18 juni 2010, 16 juli 2010 en 10 september 2010, wordt punt e) vervangen door wat volgt :
"e) artikel 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen;".
Artikel 19. ( 07/04/2011 - ... )
Het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de kinderdagopvangsector, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 juni 2001, 31 maart 2006 en 30 mei 2008, wordt opgeheven.
Artikel 20. ( 07/04/2011 - ... )
Voor de dossiers waarvoor de subsidiebelofte werd gegeven voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, gelden de bepalingen die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 21. ( 07/04/2011 - ... )
De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 18/01/2025