Wet betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector[... (geschr. W. 15 december 1998, art. 9)]

Datum 01/09/1980

Algemene info

Datum staatsblad 10/09/1980
Pagina staatsblad 10371

Relaties

Relaties naar documenten

Type Datum Opschrift Datum BS Pagina BS
Gewijzigd bij 02/07/1981 Wet programmawet 08/07/1981 8759
Gewijzigd bij 22/01/1985 Wet Herstelwet houdende sociale bepalingen 24/01/1985 699
Gewijzigd bij 07/11/1987 Wet waarbij voorlopige kredieten worden geopend voor de begrotingsjaren 1987 en 1988 en houdende financiële en diverse bepalingen 17/11/1987 16857
Gewijzigd bij 06/07/1989 Wet tot wijziging van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en van de wet van 1 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector en aan de in die sector tewerkgestelde werklozen 05/09/1989 15248
Gewijzigd bij 22/07/1993 Wet houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken 14/08/1993 18101
Gewijzigd bij 25/03/1998 Wet tot wijziging van het syndicaal statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht 18/04/1998 11664
Gewijzigd bij 15/12/1998 Wet tot wijziging van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en van de wet van 1 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector en aan de in die sector tewerkgestelde werklozen 29/01/1999 2566
Gewijzigd bij 24/03/1999 Wet tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten 08/05/1999 16009
Gewijzigd bij 15/01/2002 Wet tot wijziging van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en van de wet van 1 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector 25/01/2002 2629
Gewijzigd bij 27/12/2004 Wet Programmawet 31/12/2004 87006
Gewijzigd bij 11/07/2005 Wet Programmawet 12/07/2005 32180
Gewijzigd bij 25/04/2007 Wet tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van de griffiers van de Rechterlijke Orde, de referendarissen bij het Hof van Cassatie en de referendarissen en parketjuristen bij de hoven en rechtbanken 02/07/2007 36151
Gewijzigd bij 17/12/2010 Gecodificeerd Decreet betreffende het secundair onderwijs [citeeropschrift: "Codex Secundair Onderwijs"] 24/06/2011 37030

Inhoud

Artikel 1. (... - ...)

De bepalingen van deze wet zijn toepasselijk op de leden van het vast, stagedoend, tijdelijk of hulppersoneel, zelfs al zijn zij onder arbeidsovereenkomst aangeworven, die behoren tot:
a) de Rijksbesturen en andere Rijksdiensten, met inbegrip van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan [... (opgeh. Wet 6 juli 1989, art. 11, I: 1 januari 1989)], maar [met uitzondering van (verv. Wet 22 juli 1993, art. 32, I: 24 augustus 1993)] [... (opgeh. Wet 25 maart 1998, art. 9, I: 19 november 1998)], de magistraten [... (opgeh. Wet 15 december 1998, art. 10, I: 8 februari 1999)] van de rechterlijke orde en de ambtsdragers bij de Raad van State.
b) [De publiekrechtelijke rechtspersonen die afhangen van de Staat, de Gemeenschappen of de Gewesten (verv. Wet 6 juli 1989, art. 11, I: 1 januari 1989)] waarvan de lijst door de Koning vastgesteld wordt;
c) de provincies, de agglomeraties, de Nederlandse Commissie voor de Cultuur, de Franse Commissie voor de Cultuur en de Verenigde Commissies voor de Cultuur van de Brusselse agglomeratie, de federaties van gemeenten, de verenigingen van gemeenten, de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de intercommunale openbare centra voor maatschappelijk welzijn, [de verenigingen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (ing. Wet 2 juli 1981, art. 79, I: 8 juli 1981)] en de openbare instellingen ondergeschikt aan de provincies en aan de gemeenten;
d) de polders en wateringen;
e) de gesubsidieerde diensten voor school en beroepsoriëntering, de gesubsidieerde psychisch-medisch sociale diensten, de gesubsidieerde onderwijsinrichtingen, met inbegrip van de inrichtingen van het gesubsidieerd niet-universitair hoger onderwijs, in de mate dat de betrokkenen rechtstreeks bezoldig worden door een weddetoelagen.
[f) de Gemeenschappen en de Gewesten (ing. Wet 2 juli 1981, art. 79, I: 8 juli 1981)] [en de onderwijsinstellingen georganiseerd door de Gemeenschappen (ing. Wet 6 juli 1989, art. 11, I: 1 januari 1989)]
[g) (ing. Wet 24 maart 1999, art. 24)] [de federale politie bedoeld in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus; (verv. Wet 27 december 2004, art. 18, I: 1 januari 2001)]
[h) de korpsen van de lokale politie bedoeld in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. (ing. Wet 27 december 2004, art. 18, I: 1 januari 2001)]

[Voor de toepassing van deze wet wordt onder personeelsleden ook verstaan de werklozen tewerkgesteld in de in het eerste lid bedoelde overheidsdiensten. De bepalingen van deze wet zijn, met ingang van het referentiejaar 1985, eveneens op hen van toepassing. Voor de toekenning en uitbetaling van de vakbondspremie aan voornoemde personen worden, naar gelang het geval, de in de artikelen 2, § 3, en 7 bedoelde vakorganisaties als representatief beschouwd.

Onder referentiejaar dient te worden verstaan, het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar tijdens hetwelk het recht op de uitbetaling van de vakbondspremie ontstaat. (ing. Wet 7 november 1987, art. 87, I: 1 januari 1988)]

Artikel 2. (04/07/2011- ...)

Relaties naar artikelen

Type Datum Opschrift Art.
Gewijzigd bij 17/12/2010 Gecodificeerd Decreet betreffende het secundair onderwijs [citeeropschrift: "Codex Secundair Onderwijs"] 359.

Inhoud

§ 1. De personeelsleden bedoeld in artikel 1 die als bijdragebetalend lid aangesloten zijn bij een representatieve vakorganisatie ontvangen een jaarlijkse vakbondspremie.

§ 2. De Koning bepaalt de voorwaarden waaraan de personeelsleden, bedoeld in artikel 1, moeten voldoen om beschouwd te kunnen worden als bijdragebetalend lid, in de zin van paragraaf 1.

§ 3. Voor de toepassing van § 1 wordt onder “representatieve vakorganisaties” verstaan:
1° [ten opzichte van de personeelsleden bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, op wie de door de wet ingestelde regeling toepasselijk is verklaard, de organisaties die voldoen aan de voorwaarden vermeld in de artikelen 7 of 8 van de wet. (verv. Wet 15 januari 2002, art. 4, I: 1 januari 2001)]
2° [ten opzichte van de sub 1° bedoelde personeelsleden waarop de regeling ingesteld door de wet van 19 december 1974 niet toepasselijk wordt verklaard, en ten opzichte van de personeelsleden bedoeld in artikel 1, § 2, 1°, 1°bis, 1°ter, 5°, 6°, 7° en 8°, van dezelfde wet, de organisaties die voldoen aan de voorwaarden van artikel 7 van die wet; (verv. Wet 22 januari 1985, art. 162, I: 1 januari 1983)]
3° ten opzichte van de personeelsleden, bedoeld in artikel 1 van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst, de organisaties die voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, 1° of 2°, van die wet;
4° ten opzichte van de personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs, waarop de decreten rechtspositie van toepassing zijn, de organisaties die voldoen aan de representativiteitsvoorwaarde bepaald in artikel 45, § 1, van die wet [onverminderd het bepaalde in 1° van deze paragraaf; (ing. Wet 22 januari 1985, art. 162, I: 1 januari 1983)]
5° ten opzichte van de personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs waarop de decreten rechtspositie niet van toepassing zijn, met inbegrip van de personeelsleden van de inrichtingen van het gesubsidieerd niet-universitair hoger onderwijs, en ten opzichte van de personeelsleden van de gesubsidieerde diensten voor school- en beroepsoriëntering en van de gesubsidieerde psychisch-medisch-sociale diensten, de personeelsverenigingen aangesloten bij een in de nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde vakorganisatie [onverminderd het bepaalde in 1° van deze paragraaf; (ing. Wet 22 januari 1985, art. 162, I: 1 januari 1983)]
[6° (ing. Wet 25 maart 1998, art. 10)] [Ten opzichte van de personeelsleden bedoeld in artikel 2 van de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten, de organisaties die voldoen aan de voorwaarden van artikel 6 van die wet. (verv. Wet 24 maart 1999, art. 24, I: 1 januari 2001)]
[7° ten opzichte van de personeelsleden bedoeld in artikel 2 van de wet van 25 april 2007 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van de griffiers van de Rechterlijke Orde, de referendarissen bij het Hof van Cassatie en de referendarissen en parketjuristen bij de hoven en rechtbanken, de organisaties die voldoen aan de voorwaarden van artikel 10 van die wet. (ing. Wet 25 april 2007, art. 15, I: 2 januari 2008)]

§ 4. De Koning bepaalt voor elk jaar het bedrag in functie van het aantal bijdragebetalende leden van het jaar voordien, alsmede de toekenningsvoorwaarden en de betalingsmodaliteiten van de vakbondspremie, met inbegrip van de regelen ter voorkoming van de cumulatieve toekenning en uitbetaling ervan.

Artikel 3. (... - ...)

[... (opgeh. Wet 11 juli 2005, art. 62, I: 22 juli 2005)]

Artikel 3bis. (... - ...)

[De rechtsvordering tot betaling van de schuldvorderingen ten laste van de uitbetalingsinstellingen of van de personen op wie deze wet van toepassing is, verjaart door verloop van twee jaren, te rekenen vanaf de datum waarop de eindafrekening van deze instellingen is ingediend. De commissie voor de vakbondspremies, ingesteld krachtens artikel 6 van deze wet, kan evenwel, bij een ter post aangetekende brief, die termijn stuiten door, vóór het einde van de voornoemde periode, andere schikkingen te bevelen aan de uitbetalingsinstellingen. In dit geval wordt de hogerbedoelde termijn op maximum vier jaar gebracht. (ing. Wet 7 november 1987, art. 98, I: 1 januari 1988)]

Artikel 4. (... - ...)

[De diensten bedoeld in artikel 1 b), c), d) en h), zijn bijdragen verschuldigd voor de vakbondspremie. De Koning bepaalt het bedrag en de stortingsmodaliteiten van deze bijdragen. (verv. Wet 11 juli 2005, art. 63, I: 22 juli 2005)]

Artikel 5. (... - ...)

§ 1. [... (opgeh. Wet 11 juli 2005, art. 6, I: 22 juli 2005)]

§ 2. [De sommen nodig voor de uitbetaling van de vakbondspremies en voor de daarmee verbonden administratieve werkingskosten worden overgedragen aan een of meer uitbetalingsorganismen, op te richten door een of meer representatieve vakorganisaties. Deze organismen dienen de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk aan te nemen. (verv. Wet 11 juli 2005, art. 63, I: 22 juli 2005)]

§ 3. De Koning bepaalt jaarlijks, op forfaitaire wijze, en in functie van het aantal door elk uitbetalingsorganisme uitbetaalde vakbondspremies, het bedrag van de in paragraaf 2 bedoeld administratieve werkingskosten [... (geschr. Wet 11 juli 2005, art. 64, I: 22 juli 2005)]

§ 4. De voorwaarden en modaliteiten van de overdracht van deze sommen aan de in § 2 bedoelde uitbetalingsorganismen worden door de Koning bepaald.

Artikel 6. (... - ...)

§ 1. De Koning regelt de controle op de representativiteit van de in artikel 2, § 3, bedoelde vakorganisaties.

§ 2. De Koning bepaalt de controlemaatregelen met betrekking tot de toekenning en de uitbetaling van de vakbondspremies.

§ 3. De Koning regelt eveneens de controle op de in artikel 5, § 2, bedoelde uitbetalingsorganismen.

Artikel 7. (... - ...)

[Met het oog op de toekenning en de vereffening van de vakbondspremies, die betaalbaar zijn met ingang van het jaar 1978 wordt, als overgangsregeling, voor een periode die eindigt op 31 december van het kalenderjaar dat volgt op de eerste periode van zes jaar bedoeld in artikel 14, § 1, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel: (verv. Wet 7 november 1987, art. 99, I: 1 januari 1988)]
1° in afwijking van artikel 2, § 3, 1° en 3°, als representatief in de zin van artikel 2, § 1, beschouwd, elk vakorganisatie die voldoet aan de representativiteitsvoorwaarden opgesomd in [artikel 7 (verv. Wet 22 januari 1985, art. 163, I: 1 januari 1983)], van de wet van 19 december 1974;
[2° ten aanzien van de in artikel 1, f), bedoelde personeelsleden als representatief in de zin van artikel 2, § 1, beschouwd iedere vakorganisatie die voldoet aan de representativiteitsvoorwaarden opgesomd in artikel 7, § 1, van de wet van 19 december 1974; (ing. Wet 2 juli 1981, art. 79, I: 8 juli 1981)]
[3° (verv. Wet 2 juli 1981, art. 79)] [... (ingetr. Wet 22 januari 1985, art. 163, I: 1 januari 1983)]

[Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, kunnen de leden van een vakorganisatie - andere dan die bedoeld in het eerste lid - de vakbondspremie verkrijgen vanaf het referentiejaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de representativiteit van hun organisatie werd vastgesteld, voor zover zij behoren tot het gebied van het onderhandelingscomité voor de toegang waarvan hun organisatie representatief werd bevonden en zij aan de andere voorwaarden voor toekenning van de vakbondspremie voldoen. (ing. Wet 22 januari 1985, art. 163, I: 1 januari 1983)]

Artikel 8. (... - ...)

[De bepalingen van deze wet zijn niet van toepassing op de in artikel 1 bedoelde personeelsleden die op de datum van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad een vakbondspremie kunnen verkrijgen op grond van andere wettelijke, reglementaire of conventionele bepalingen. (verv. Wet 2 juli 1981, art. 79, I: 8 juli 1981)]

Artikel 9. (... - ...)

§ 1. Artikel 14 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel wordt aangevuld als volgt:
“§ 3. De Koning bepaalt wat moet verstaan worden onder “bijdrageplichtig lid”, “personeelslid” en “personeelssterkte” in de zin van de artikelen 7, 8 en 13 van deze wet.”

§ 2. Artikel 11 van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst wordt aangeduid als volgt:
“§ 3. De Koning bepaalt wat moet verstaan worden onder “bijdrageplichtig lid”, “personeelslid”, “geheel van het personeel” en “personeelssterkte” in de zin van de artikelen 5 en 10 van deze wet.”

Artikel 10. (... - ...)

De koninklijke besluiten houdende uitvoering van deze wet worden in Ministerraad overlegd.

Die besluiten worden niet aan de syndicale raadpleging onderworpen. Aan die welke betrekking hebben op de instellingen van openbaar nut behoeft geen voorstel of advies van de beheersorganen van die instellingen vooraf te gaan.

Artikel 11. (... - ...)

Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1978.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 26/04/2024