Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de armoedebestrijding, wat betreft de erkenning en de subsidiëring van verenigingen waar armen het woord nemen

Datum 10/02/2012

Inhoud

(... - ...)

De Vlaamse Regering,

Gelet op het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding, artikel 8, gewijzigd bij het decreet van 18 juli 2008, en artikel 10, vervangen bij het decreet van 18 juli 2008;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de armoedebestrijding;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 december 2011;

Gelet op advies 50.778/1 van de Raad van State, gegeven op 12 januari 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging,

Besluit :

Artikel 1. (09/03/2012- ...)

Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de armoedebestrijding, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010 en 24 september 2010, worden een punt 18° en een punt 19° toegevoegd, die luiden als volgt :
« 18° programmatieregio : een samenvoeging van werkingsgebieden die als basis dient voor de programmatie van het aantal te erkennen verenigingen. Er worden zes programmatieregio's afgebakend :
a) programmatieregio West-Vlaanderen omvat de zorgregio's op regionaalstedelijk niveau Oostende, Brugge, Roeselare en Kortrijk;
b) programmatieregio Vlaams-Brabant omvat de zorgregio's op regionaalstedelijk niveau Brussel en Leuven;
c) programmatieregio Limburg omvat de zorgregio's op regionaalstedelijk niveau Hasselt en Genk;
d) programmatieregio Oost-Vlaanderen omvat de zorgregio's op regionaalstedelijk niveau Gent, Aalst en Sint-Niklaas;
e) programmatieregio Antwerpen omvat de zorgregio's op regionaalstedelijk niveau Antwerpen, Mechelen en Turnhout;
f) programmatieregio Brussel omvat het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
19° actoren : alle bij de armoedebestrijding betrokken overheden, particuliere organisaties en armenverenigingen. ».

Artikel 2. (09/03/2012- ...)

In artikel 23 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt een punt 1° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
« 1° /1 ze een ontvankelijke aanvraag tot erkenning heeft ingediend overeenkomstig artikel 24; »;
2° in paragraaf 1, eerste lid, 2°, wordt tussen het woord « ze » en de woorden « een werking rond de zes criteria » de zinsnede « gedurende minstens twaalf maanden, voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot erkenning, » ingevoegd;
3° in paragraaf 1, eerste lid, wordt een punt 2° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
« 2° /1 ze voldoet aan de volgende werkingscriteria :
a) op jaarbasis minimaal vijftien armen in de werking betrekken die elk ofwel minimaal driemaal op jaarbasis deelnemen aan de werking van de vereniging die hoofdzakelijk betrekking heeft op de criteria, vermeld in artikel 8, tweede lid, 5° en 6°, van het decreet van 21 maart 2003, ofwel een structurele verantwoordelijkheid opnemen binnen de werking van de vereniging die hoofdzakelijk betrekking heeft op de criteria, vermeld in artikel 8, tweede lid, 1°, 2° en 4°, van het decreet van 21 maart 2003;
b) op jaarbasis minimaal drie informatie- of vormingsactiviteiten over maatschappelijke thema's organiseren, waarbij per activiteit minstens zes armen worden bereikt en waarbij het totale aantal deelnames van armen aan al die activiteiten samen minstens 24 bedraagt;
c) op jaarbasis minimaal drie informatie- of vormingsactiviteiten over armoede organiseren, waarbij per activiteit minstens zes niet-armen worden bereikt en waarbij het totale aantal deelnames van niet-armen aan al die activiteiten samen minstens 36 bedraagt;
d) op jaarbasis rond minimaal één beleidsthema werken met toepassing van de zes criteria, vermeld in artikel 8, eerste lid, 4°, van het decreet van 21 maart 2003, en daarover in dialoog gaan met de samenleving door er minimaal twee actoren bij te betrekken, waarvan minstens één actor een bijdrage kan leveren aan een oplossing voor de ervaren problemen;
e) in de vereniging een kwaliteitsbeleid uitwerken rond het werken overeenkomstig de zes criteria, vermeld in artikel 8, eerste lid, 4°, van het decreet van 21 maart 2003; »;
4° in paragraaf 1, eerste lid, wordt punt 3° vervangen door wat volgt :
« 3° ze minstens bereid is om samen te werken met andere verenigingen, met de centra voor algemeen welzijnswerk en met de instituten voor maatschappelijk opbouwwerk; »;
5° aan paragraaf 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
« De minister bepaalt de wijze waarop de vereniging haar activiteiten en de bereikte doelgroep registreert, en de in te zetten methodieken voor de uitwerking van een kwaliteitsbeleid overeenkomstig het eerste lid, 2° /1, e). »;
7° er wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, die luidt als volgt :
« § 1/1. Er kunnen maximaal 52 verenigingen erkend worden, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende verdeling over de programmatieregio's :
1° in de programmatieregio's West-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Limburg en Brussel kunnen telkens maximaal negen verenigingen erkend worden;
2° in de programmatieregio's Antwerpen en Oost-Vlaanderen kunnen telkens maximaal veertien verenigingen erkend worden. »;
8° in paragraaf 2 wordt tussen het woord « wordt » en de woorden « de erkenning » de zinsnede « , met behoud van de toepassing van paragraaf 1/1, » ingevoegd.

Artikel 3. (09/03/2012- ...)

Artikel 24 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010, wordt vervangen door wat volgt :
« Art. 24. Een aanvraag tot erkenning is ontvankelijk als :
1° de vereniging bij de indiening van de aanvraag opgericht is als een vereniging zonder winstoogmerk en deze rechtspersoonlijkheid bezit, overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;
2° de programmatie, vermeld in artikel 23, § 1/1, niet ingevuld is;
3° de aanvraag vóór 1 mei met een aangetekende brief bij de administratie wordt ingediend;
4° de aanvraag de volgende documenten bevat :
a) een formulier met de gegevens van de vereniging, inclusief het ondernemingsnummer en het werkingsgebied;
b) een verslag over de werking, al dan niet als vereniging zonder winstoogmerk, over de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag, dat zowel een inhoudelijk als een financieel deel bevat en dat is opgesteld overeenkomstig het model dat de minister bepaalt;
c) een exemplaar van de statuten van de vereniging, zoals neergelegd bij de griffie van de rechtbank van koophandel, en het bewijs van neerlegging van die statuten en van de andere akten, vermeld in artikel 3, § 1, van de voormelde wet van 27 juni 1921. ».

Artikel 4. (09/03/2012- ...)

In artikel 25 van hetzelfde besluit wordt de zin « De vereniging kan tot tien werkdagen na de ontvangst van die mededeling, de aanvraag in overeenstemming brengen met de ontvankelijkheidvereisten. » opgeheven.

Artikel 5. (09/03/2012- ...)

In artikel 27, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de zin « Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de vereniging tot uiterlijk dertig dagen na ontvangst van het voornemen, vermeld in artikel 26, 2e lid, met een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de administratie. » vervangen door de zin.
« Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de vereniging met een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de administratie binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de derde werkdag na de verzending van het voornemen, vermeld in artikel 26, tweede lid, of, als de vereniging bewijst dat het voornemen haar pas later heeft bereikt, vanaf de dag dat ze het voornemen heeft ontvangen. ».

Artikel 6. (09/03/2012- ...)

In artikel 28 van hetzelfde besluit worden de woorden « de beslissing tot erkenning » vervangen door de woorden « dat waarin de erkenning werd aangevraagd ».

Artikel 7. (09/03/2012- ...)

In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010 en 24 september 2010, wordt een artikel 28/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
« Art. 28/1. Een erkende vereniging ontwikkelt binnen twaalf maanden na de datum van haar erkenning een geschreven referentiekader voor grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van haar leden of de personen die een beroep doen op de vereniging.

De vereniging hanteert een procedure voor preventie en detectie van en gepaste reacties op grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van haar leden of de personen die een beroep doen op de vereniging. In deze procedure is een registratiesysteem opgenomen dat geanonimiseerde gegevens bijhoudt met betrekking tot de gevallen van grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van voormelde leden of personen.

De vereniging meldt grensoverschrijdend gedrag aan de administratie. ».

Artikel 8. (01/01/2013- ...)

In artikel 29, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° tussen het woord « erkenningsvoorwaarden » en het woord « of » wordt de zinsnede « , vermeld in artikel 23, § 1, en artikel 28/1, » ingevoegd;
2° het woord « twee » vervangen door het woord « drie ».

Artikel 9. (01/01/2013- ...)

Artikel 31 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010, wordt vervangen door wat volgt :
« Art. 31. De erkende verenigingen worden ingedeeld in twee subsidiecategorieën :
1° subsidiecategorie lokale vereniging : subsidiëring op basis van erkenning met toepassing van artikel 23 tot en met 28/1;
2° subsidiecategorie bovenlokale vereniging : subsidiëring op basis van erkenning met toepassing van artikel 23 tot en met 28/1 en :
a) het ontplooien van eigen activiteiten in minstens vier programmatieregio's;
b) op jaarbasis minimaal twintig armen bereiken overeenkomstig artikel 23, § 1, eerste lid, 2° /1, a), en minstens vier armen in elk van die programmatieregio's;
c) op jaarbasis minimaal vijf informatie- of vormingsactiviteiten organiseren overeenkomstig artikel 23, § 1, eerste lid, 2° /1, b), en minstens één in elk van die programmatieregio's;
d) op jaarbasis minimaal vijf informatie- of vormingsactiviteiten organiseren overeenkomstig artikel 23, § 1, eerste lid, 2° /1, c), en minstens één in elk van die programmatieregio's.

Er kunnen maximaal twee verenigingen ingedeeld worden bij de subsidiecategorie bovenlokale vereniging. ».

Artikel 10. (01/01/2013- ...)

In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010 en 24 september 2010, wordt een artikel 31/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
« Art. 31/1. Een vereniging wordt ingedeeld bij de subsidiecategorie lokale vereniging, tenzij de vereniging met toepassing van artikel 32 bij de subsidiecategorie bovenlokale vereniging wordt ingedeeld. ».

Artikel 11. (09/03/2012- ...)

Artikel 32 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010, wordt vervangen door wat volgt :
« Art. 32. § 1. Om een subsidiecategorie bovenlokale vereniging aan te vragen, dient de vereniging bij de administratie een beleidsplan in voor 15 mei van het jaar dat voorafgaat aan de periode waarop dat plan betrekking heeft.

Het beleidsplan wordt opgemaakt voor een periode van vijf jaar en bevat minstens :
1° een beschrijving van de totstandkoming van het beleidsplan, met bijzondere aandacht voor de betrokkenheid van de doelgroep en de afstemming met het Vlaams Netwerk en andere betrokkenen;
2° in voorkomend geval de ontwikkelingen ten opzichte van het vorige beleidsplan;
3° een opgave van de werkingsgebieden waar de vereniging eigen activiteiten ontplooit;
4° een omschrijving van de verschillende doelgroepen van de vereniging;
5° de strategische doelstellingen en ingezette methodieken binnen de zes criteria, vermeld in artikel 8, eerste lid, 4°, van het decreet van 21 maart 2003;
6° de beoogde resultaten;
7° een overzicht van de externe samenwerkingsverbanden;
8° de interne organisatiestructuur;
9° een begroting voor de volledige periode van het beleidsplan;
10° de personeelsformatie en de toepasselijke salarisschalen;
11° voor het eerste werkjaar : een jaarplan met de operationele doelstellingen, de concrete activiteiten en de begroting.

§ 2. Als meer dan twee verenigingen een beleidsplan indienen, worden de twee verenigingen die de best uitgebouwde en meest kwalitatieve werking kunnen aantonen, geselecteerd. Ze worden geselecteerd op basis van de bereikte doelgroep, de werkingsgebieden waar de vereniging actief is, het aantal zelf ontplooide activiteiten en een algemene beoordeling van het beleidsplan.

De minister beslist voor 1 oktober van het jaar van de indiening over de goedkeuring van het ingediende beleidsplan. Bij goedkeuring van het beleidsplan wordt de vereniging voor de periode van het beleidsplan ingedeeld bij de subsidiecategorie bovenlokale vereniging.

Als twee verenigingen ingedeeld zijn bij de subsidiecategorie bovenlokale vereniging, is een beleidsplan dat door een andere vereniging wordt ingediend met toepassing van paragraaf 1 en dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op de vijfjaarlijkse periode waarvoor die verenigingen bij die subsidiecategorie zijn ingedeeld, van rechtswege onontvankelijk. ».

Artikel 12. (01/01/2013- ...)

Artikel 34 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
« Art. 34. § 1. De jaarlijkse subsidie bedraagt :
1° 46.240 euro voor een lokale vereniging;
2° 65.000 euro voor een bovenlokale vereniging.

De secretaris-generaal kent aan de erkende verenigingen de subsidie toe binnen de perken van de begrotingskredieten met behoud van de toepassing van paragraaf 2 en 3 en artikel 35, 35/1 en 36.

§ 2. De subsidie wordt toegekend op voorwaarde dat aan de subsidiecriteria, vermeld in artikel 31, is voldaan.

§ 3. De subsidie wordt uitbetaald in twee schijven van 50 %. Een eerste schijf wordt uitbetaald in de loop van de maand februari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, de tweede schijf wordt uitbetaald in de loop van de maand juli van dat jaar. ».

Artikel 13. (01/01/2013- ...)

In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010 en 24 september 2010, wordt een artikel 35/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
« Art. 35/1. Als de vereniging de subsidie in het jaar waarvoor die wordt toegekend, niet volledig aanwendt om de kosten, vermeld in artikel 30, te dekken, legt ze reserves aan met het niet-aangewende gedeelte. De vereniging wendt die reserves aan om uitgaven te financieren die bijdragen tot de realisatie van haar taken en om de wettelijk bepaalde provisie voor vakantiegeld aan te leggen.

Van reserves die op het ogenblik van het afsluiten van het boekjaar meer bedragen dan de jaarlijkse subsidie, stort de vereniging de som die de jaarlijkse subsidie overschrijdt, terug aan de Vlaamse overheid.

Wanneer de activiteit waarvoor een reserve werd aangelegd niet verder gesubsidieerd wordt, dient het gecumuleerde bedrag aan reserves opgebouwd met middelen van de Vlaamse overheid, aan de Vlaamse overheid teruggestort te worden. ».

Artikel 14. (01/01/2013- ...)

Artikel 36 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
« Art. 36. Erkende verenigingen die ingedeeld zijn bij de subsidiecategorie lokale vereniging, bezorgen voor 1 mei een werkingsverslag over het afgelopen kalenderjaar aan de administratie. Dat werkingsverslag bevat zowel een inhoudelijk als een financieel deel. Het werkingsverslag wordt opgesteld overeenkomstig het model dat de minister bepaalt. Het financiële verslag wordt opgesteld overeenkomstig het besluit van 13 januari 2006.

Erkende verenigingen die ingedeeld zijn bij de subsidiecategorie bovenlokale vereniging, bezorgen voor 1 mei een voortgangsrapport en een financieel verslag van het voorbije kalenderjaar aan de administratie. Het financiële verslag wordt opgesteld overeenkomstig het besluit van 13 januari 2006. Het voortgangsrapport bevat :
1° het inhoudelijke werkingsverslag van het voorbije kalenderjaar;
2° een stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het beleidsplan;
3° het jaarplan met de operationele doelstellingen, de concrete activiteiten en een begroting voor het lopende kalenderjaar. ».

Artikel 15. (01/01/2013- ...)

In artikel 37 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zin « Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de vereniging tot uiterlijk 30 dagen na ontvangst van de beslissing, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, tegen die beslissing met een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de administratie » vervangen door de zin « Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de vereniging met een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de administratie binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de derde werkdag na verzending van de beslissing, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, of, als de vereniging bewijst dat de beslissing haar pas later heeft bereikt, vanaf de dag dat ze de beslissing heeft ontvangen. »;
2° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt :
" § 3. Een voornemen tot intrekking van erkenning heeft van rechtswege tot gevolg dat vanaf de verzending ervan aan de vereniging en tot aan de beslissing over de intrekking de vereffening van de subsidie opgeschort wordt. Als de erkenning wordt ingetrokken, heeft die intrekking van rechtswege tot gevolg dat vanaf de verzending van het voornemen geen subsidie meer wordt toegekend aan de vereniging. Als de erkenning niet wordt ingetrokken, kan de subsidie aan de vereniging worden vereffend met behoud van de toepassing van paragraaf 1. ».

Artikel 16. (09/03/2012- ...)

In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010 en 24 september 2010, worden een artikel 61/1 en een artikel 61/2 ingevoegd, die luiden als volgt :

« Art. 61/1. In afwijking van artikel 32, § 1, tweede lid, wordt het eerste beleidsplan van een bovenlokale vereniging opgemaakt voor een periode van drie jaar die begint op 1 januari 2013 en eindigt op 31 december 2015.

Art. 61/2. Voor de verenigingen die op de datum van de inwerkingtreding van artikel 28/1 al erkend zijn, gaat de termijn van twaalf maanden, vermeld in artikel 28/1, in na die datum. ».

Artikel 17. (09/03/2012- ...)

Artikel 8 tot en met 10 en artikel 12 tot en met 15 treden in werking op 1 januari 2013.

Artikel 18. (09/03/2012- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 25/04/2024