Decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters

Datum 20/04/2012

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
    1. Afdeling 1. Afbakening en definities
    2. Afdeling 2. Doelstellingen en beginselen
  2. HOOFDSTUK 2. Vergunningsstelsel
    1. Afdeling 1. Vergunningsplicht
    2. Afdeling 2. Vergunningsvoorwaarden
  3. HOOFDSTUK 3. Subsidiëring
  4. HOOFDSTUK 4. Lokaal loket kinderopvang
  5. HOOFDSTUK 5. Vernieuwende projecten
  6. HOOFDSTUK 6. Handhaving
    1. Afdeling 1. Toezicht
      1. Onderafdeling 1. Toezichthouders
      2. Onderafdeling 1/1. Het voorzorgsbeginsel
      3. Onderafdeling 2. Toezichtrechten
    2. Afdeling 2. Aanmaning
    3. Afdeling 3. Bestuurlijke maatregelen
    4. Afdeling 4. Bestuurlijke geldboete
  7. HOOFDSTUK 6/1. Comité van toezicht op de Handhaving in de Kinderopvang
  8. HOOFDSTUK 7. Gegevensverzameling en -verwerking
  9. HOOFDSTUK 8. Wijzigingsbepalingen
  10. HOOFDSTUK 9. Slotbepalingen

Inhoud

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen (... - ...)

Afdeling 1. Afbakening en definities (... - ...)

Artikel 1. (01/04/2014- ...)

Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Artikel 2. (01/01/2024- ...)

In dit decreet wordt verstaan onder :
1° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, dat is opgericht bij artikel 3 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;
1°/1     algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 be-treffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;
2° kinderopvang : kinderopvang van baby's en peuters, buiten de gezinswoning van het kind, namelijk het beroepsmatig en tegen betaling opvoeden, bijdragen aan de ontwikkeling en verzorgen van baby's en peuters tot ze naar de kleuterschool, vermeld in artikel 3, 26°, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, gaan;
3° kinderopvanglocatie : een vestigingsplaats waar kinderopvang georganiseerd wordt;
4° organisator : de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die kinderopvang organiseert;
5° verantwoordelijke : de persoon die door de organisator is aangewezen om de kwaliteitsvolle werking van de kinderopvanglocatie dagelijks te regelen;
6° kinderbegeleider : de persoon die door de organisator is aangewezen om de kinderen op te voeden, bij te dragen tot hun ontwikkeling en hen te verzorgen;
7° startvoorwaarde : de voorwaarde waaraan een organisator van kinderopvang moet voldoen voor de start van de werking van de kinderopvanglocatie om een vergunning te krijgen;
8° werkingsvoorwaarde : de voorwaarde waaraan een organisator van een vergunde kinderopvanglocatie moet voldoen om de vergunning te behouden;
9° lokaal bestuur : het gemeentebestuur en het bestuur van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. Voor de gemeenten uit het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad worden de opdrachten van het lokaal bestuur opgenomen door de Vlaamse Gemeenschapscommissie;
10° lokaal loket kinderopvang : neutraal informatie- en ondersteuningspunt voor gezinnen met een vraag naar kinderopvang, in de vorm van een netwerk van actoren die relevant zijn voor kinderopvang;
11° toezichthouder : de organisatie die één of meerdere toezichtperso(o)n(en) aanwijst om ter plaatse te laten vaststellen of de organisator de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan naleeft, om het agentschap daarover te adviseren;
12° private toezichtpersoon : het personeelslid van de private toezichthouder dat toezicht houdt;
13° ...;
14° tegelijk aanwezige kinderen : alle baby's, peuters en kinderen die naar de basisschool gaan, en wat de kinderen die deel uitmaken van het gezin van de kinderbegeleider gezinsopvang betreft tot het einde van de kleuterschool, die gelijktijdig in de kinderopvanglocatie aanwezig zijn;
15° zorgregio : zorgregio niveau kleine stad, vermeld in artikel 2, 5°, van het decreet van 23 mei 2003 betreffende de indeling in zorgregio's en betreffende de samenwerking en programmatie van gezondheidsvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen. De gemeenten behorend tot het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad worden beschouwd als één aparte zorgregio;
16° kwalificatie : een afgerond en ingeschaald geheel van competenties;
17° competentie : de bekwaamheid om kennis, vaardigheden en attitudes in het handelen geïntegreerd aan te wenden voor maatschappelijke activiteiten;
18° private toezichthouder: een toezichthouder die is vormgegeven volgens het private vennootschaps- of verenigingsrecht;
19° de beginselen van voorzorg, preventie en zorgvuldigheid, hierna voor-zorgsbeginsel genoemd: de mogelijkheid om, los van de vaststelling van een inbreuk op de bepalingen, bestuurlijke maatregelen te nemen als er in het kader van kinderopvang als vermeld in dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan:
a)    een risico is op een schending van de fysieke of psychische integriteit van de kinderen; 
b)    een vaststelling is van een ernstige gebeurtenis waarbij de fysieke of psychische integriteit van de kinderen is geschonden;
20°     beleidsvoerend vermogen: de mate waarin de organisator in staat is om een zelfstandig beleid te voeren, rekening houdend met de beschikbare beleids-ruimte, met de eigen doelstellingen en met de lokale context, en de mate waarin de activiteiten van de verantwoordelijke en van de medewerkers op elkaar zijn afgestemd in functie van het bijdragen aan de ontplooiing van het kind.

Onder meer de volgende activiteiten worden niet beschouwd als kinderopvang met betrekking tot baby's en peuters :
1° jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 2, § 1, 30°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;
2° het bieden van exclusieve zorg aan kinderen met een handicap;
3° het bieden van gezondheidszorg aan kinderen;
4° het passen op kinderen van klanten of bezoekers.

Afdeling 2. Doelstellingen en beginselen (... - ...)

Artikel 3. (18/05/2024- ...)

De Vlaamse Gemeenschap beoogt met kinderopvang een dienstverlening aan gezinnen die een economische, pedagogische en sociale functie heeft, die kwaliteitsvol, beschikbaar, betaalbaar en rechtstreeks toegankelijk is voor elk kind zonder onderscheid, in aanvulling op de opvoeding van het kind in zijn gezin, met respect voor de draagkracht van het kind, zijn thuismilieu en de keuzevrijheid van het gezin.

Binnen het beschikbare aanbod aan kinderopvang heeft elk gezin met een behoefte aan kinderopvang, recht op kinderopvang. 

De kinderopvang wordt in de Vlaamse Gemeenschap uitgebouwd met als doel aan alle gezinnen die behoefte hebben aan kinderopvang binnen een redelijke termijn en op een redelijke afstand een kwaliteitsvolle en betaalbare opvangplaats te kunnen aanbieden.

De Vlaamse Gemeenschap ontwikkelt een financieringskader met het oog op een duurzame uitbouw van de kinderopvang, zowel kwalitatief als kwantitatief. 

De uitbouw van bovenstaande aspecten binnen de kinderopvang gebeurt bin-nen een afgesproken budgettair kader.

Lokale loketten, zoals vermeld in artikel 13, moeten voor alle gezinnen de toegankelijkheid van kinderopvanglocaties, vermeld in het eerste lid, bevorderen.

Zolang het aanbod niet volstaat voor alle gezinnen met een behoefte aan kinderopvang, bepaalt de Vlaamse Regering in functie van de toegankelijkheid welke groepen bij voorrang kunnen gebruik maken van het aanbod waarvoor de organisator een subsidie ontvangt als vermeld in artikel 8 en 9.

De Vlaamse Regering houdt bij de programmatie van de vergunningen, zoals vermeld in artikel 8 en 9, rekening met een wetenschappelijk onderbouwde raming van de behoefte aan kinderopvang die minstens uitgaat van :
1° de vastgestelde nataliteit en de prognose van de toekomstige nataliteit in het Vlaamse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
2° het aantal kinderen dat kinderopvang gebruikt;
3° de gezinskenmerken en de werksituatie van gezinnen met niet-schoolgaande kinderen, vooral in het kader van de stimulering van de tewerkstellingsgraad;
4° het aantal plaatsen in vergunde kinderopvanglocaties en de bezetting ervan;
5° de kenmerken van de gemeente.

HOOFDSTUK 2. Vergunningsstelsel (... - ...)

Afdeling 1. Vergunningsplicht (... - ...)

Artikel 4. (01/01/2024- 31/12/2025)

Een organisator moet over een of meer van de volgende vergunningen van het agentschap beschikken om kinderopvang te kunnen organiseren :
1° vergunning voor gezinsopvang, als de kinderopvang plaatsvindt buiten de gezinswoning van het kind, voor maximaal acht tegelijk aanwezige kinderen;
2° vergunning voor groepsopvang, als de kinderopvang plaatsvindt buiten de gezinswoning van het kind, en er minimaal negen tegelijk aanwezige kinderen kunnen zijn;
3° vergunning voor opvang aan huis, als de organisator van kinderopvang uitsluitend kinderen in hun eigen gezinswoning opvangt.

Een natuurlijke persoon die kinderopvang organiseert in een kinderopvanglocatie in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, kan vrijwillig een vergunning aanvragen bij het agentschap.

Een vergunning wordt toegekend door het agentschap als uit passend onderzoek door een toezichthouder of door het agentschap, zoals vermeld in artikel 16, blijkt dat de organisator van de kinderopvanglocatie voldoet aan de startvoorwaarden, vermeld in dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan. Het passend onderzoek heeft minstens betrekking op de aanwezigheid van het beleidsvoerend vermogen, vermeld in artikel 6, §1.

Als de organisator voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, geldt een vergunning voor onbepaalde duur, met behoud van de toepassing van artikel 19.

De organisator meldt tijdig de tijdelijke of definitieve stopzetting van de kinderopvang of elke wijziging die gevolgen heeft voor de vergunning aan het agentschap en aan de gezinnen van de op te vangen kinderen.

De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de aanvraag, de toekenning en de wijziging van de vergunning, inclusief de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen, evenals de procedure om een sanctie op te leggen als een stopzetting of een wijziging die gevolgen heeft voor de vergunning, niet of niet tijdig wordt gemeld.

Artikel 5. (01/04/2014- 31/12/2025)

De vergunning voor groepsopvang en de vergunning voor gezinsopvang bevatten minstens de volgende gegevens :
1° de organisator;
2° de vestigingsplaats;
3° het aantal vergunde kinderopvangplaatsen, namelijk het maximaal toegestane aantal tegelijk aanwezige kinderen in de kinderopvanglocatie;
4° de datum van de toekenning van de vergunning.

De vergunning voor opvang aan huis bevat minstens de gegevens, vermeld in het eerste lid, 1° en 4°.

De Vlaamse Regering kan bijkomende op te nemen gegevens bepalen.

Als de gegevens, vermeld in het eerste en het tweede lid, die op de uitgereikte vergunning staan, niet meer met de werkelijkheid overeenstemmen of als er anderszins aanleiding bestaat om die gegevens te wijzigen, moet een nieuwe of aangepaste vergunning worden aangevraagd volgens de procedure, vermeld in artikel 4, zesde lid.

Afdeling 2. Vergunningsvoorwaarden (... - ...)

Artikel 6. (01/01/2024- ...)

§1. De organisator heeft de integriteit en het beleidsvoerend vermogen om op een rechtmatige manier, rekening houdend met de geldende normen en waarden, kwaliteitsvolle en duurzame kinderopvang te organiseren.

De naleving van de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, blijkt uit de ma-nier waarop de volgende aspecten in de vergunde werking aanwezig zijn:
1°    duidelijk leiderschap, met een gestructureerde werkomgeving waar de bevoegdheden en verantwoordelijkheden duidelijk worden toebedeeld en waarbij de organisator ervoor zorgt dat alle medewerkers minstens de geïntegreerde aanpak, vermeld in punt 2°, kennen en toepassen;
2°    een geïntegreerde aanpak van al de volgende thema’s:
a)    infrastructuur, minstens de ruimte, bestemd voor kinderopvang, de uitrusting en de inrichting ervan; 
b)    veiligheid en gezondheid, met inbegrip van specifieke brandveiligheidsvoorschriften voor kinderopvanglocaties, met behoud van de toepassing van de federale basisnormen voor de brandveiligheid van gebouwen;
c)    omgang met de kinderen en de gezinnen, waaronder minstens:
1)    respect voor integriteit en niet-discriminatie;
2)    pedagogisch beleid met het oog op het stimuleren van de ontwikke-ling van elk kind op lichamelijk, cognitief, sociaal, emotioneel, communicatief, creatief en moreel vlak, en met het oog op het waarborgen van het welbevinden en de betrokkenheid van elk kind;
3)    betrokkenheid en participatie van de gezinnen;
4)    huishoudelijk reglement en schriftelijke overeenkomst;
5)    inlichtingenfiche en aanwezigheidsregister;
d)    personen werkzaam in de kinderopvanglocatie, minstens met betrekking tot:
1)    de verantwoordelijke, zoals zijn kwalificatie en zijn actieve kennis van de Nederlandse taal;
2)    de kinderbegeleider, zoals zijn kwalificatie, het aantal kinderbegelei-ders in verhouding tot het aantal tegelijk aanwezige kinderen en voor minstens een van de kinderbegeleiders de actieve kennis van de Nederlandse taal;
3)    andere personen met regelmatig direct contact;
e)    organisatorisch management van de kinderopvanglocatie, minstens het medewerkersbeleid, de algemene en financiële werking, de leefgroepin-deling en de klachtenbehandeling;
f)    samenwerking met het agentschap, het lokaal loket kinderopvang en het lokaal bestuur;
3°    een reflectieve, proactieve en reactieve houding met het oog op een voortdurende verbetering van de eigen werking, rekening houdend met de feedback en input van gezinnen, medewerkers en relevante expertise van externe or-ganisaties;
4°    een innovatieve houding, waarbij er oog is voor vernieuwing, rekening houdend met ontwikkelingen in de omgeving, de samenleving en de regelgeving;
5°    doeltreffende communicatie en transparantie, waarbij erop gelet wordt dat de nodige en correcte informatie tijdig en duidelijk bij de juiste mensen terechtkomt, waaronder de personen die werken in de kinderopvanglocatie en de gezinnen van de opgevangen kinderen;
6°    samenwerking en transparante communicatie met het agentschap, het lokaal bestuur, het lokaal loket kinderopvang en andere lokale partners.

De organisator zorgt voor ondersteuning voor zichzelf en voor zijn medewerkers voor alle voorwaarden als vermeld in het eerste en tweede lid.

De organisator kan de naleving van alle voorwaarden als vermeld in het eerste, tweede en derde lid aantonen op basis van onder meer documentatie.

§ 2. ...

§ 3. ...

§4. De organisator controleert bij de aanstelling van elke nieuwe verantwoordelijke en kinderbegeleider en voor elke andere meerderjarige persoon die in de kinderopvanglocatie regelmatig direct contact heeft met de opgevangen kinderen, het goed zedelijk gedrag van de betrokkene dat minstens een onberispelijk gedrag in de omgang met minderjarigen inhoudt.

Als de organisator een rechtspersoon is, beschikt de organisator over een uittreksel uit het centraal strafregister op naam van de rechtspersoon. De organisator controleert van de zaakvoerders en bestuurders het goed zedelijk gedrag, dat minstens een onberispelijk gedrag in de omgang met minderjarigen inhoudt.

Artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, artikel 4, eerste lid, 1°, en artikel 5, §1, §2 en §3, eerste, tweede en vijfde lid, van het decreet van 3 juni 2022 houdende de verplichting voor bepaalde organisaties om een uittreksel uit het strafregister, vermeld in artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, te controleren voor bepaalde nieuwe medewerkers, zijn van toepassing bij de controle, vermeld in het eerste en tweede lid.

De organisator zorgt er via een schriftelijk document voor dat elke persoon als vermeld in het eerste en tweede lid, die het voorwerp uitmaakt van een strafonderzoek of een veroordeling oploopt met betrekking tot feiten ten aanzien van minderjarigen die een impact hebben op het goed zedelijk gedrag van de betrokken persoon en met name zijn onberispelijk gedrag in de omgang met minderjarigen, dat verplicht meldt aan de organisator. Onder schriftelijk document kan ook verstaan worden het arbeidsreglement van een organisator.

De organisator voert een nieuwe controle uit zoals bedoeld in het eerste lid op het ogenblik dat hij informatie ontvangt, ofwel via de meldingsplicht, ofwel op een andere wijze, over het opstarten van een strafonderzoek of over het oplopen van een nieuwe veroordeling met betrekking tot feiten ten aanzien van minderjarigen die een impact hebben op het goed zedelijk gedrag van de betrokken persoon en met name zijn onberispelijk gedrag in de omgang met minderjarigen. Het resultaat van de controle of het niet naleven van de meldingsplicht kunnen arbeidsrechtelijke of contractuele gevolgen hebben voor de verantwoordelijke, de kinderbegeleider of de meerderjarige personen die in de kinderopvanglocatie regelmatig direct contact hebben met de opgevangen kinderen. 

De organisator vraagt een nieuw uittreksel uit het strafregister op na elke periode van drie jaar.

§ 5. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot paragraaf 1 tot en met paragraaf 4, en maakt daarbij een onderscheid tussen de startvoorwaarden en de werkingsvoorwaarden.

De Vlaamse Regering bepaalt de competenties voor kinderopvang.

§ 6. De inachtneming van de specifieke brandveiligheidsvoorschriften, vermeld in artikel 6, paragraaf 1, 2°, wordt vastgelegd in een attest over brandveiligheid. Dat attest wordt afgegeven door de burgemeester van de gemeente waarin de kinderopvanglocatie gelegen is, met de medewerking van de territoriaal bevoegde brandweerdienst. De Vlaamse Regering kan voorzien in meerdere attesten, die verschillen volgens de mate waarin de specifieke brandveiligheidsvoorschriften in acht genomen zijn.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels, minstens het model en de geldigheidsduur van het attest of van elk van de attesten, de regels voor de afgifte en de verlenging van het attest of de attesten. De Vlaamse Regering kan bovendien voorzien in de mogelijkheid van beroep tegen een beslissing van de burgemeester tot weigering van een attest dat de organisatie van een kinderopvanglocatie mogelijk maakt, of tegen het uitblijven van een beslissing van de burgemeester over het afgeven of verlengen van een attest.

§ 7. De Vlaamse Regering kan, op vraag van een organisator, een afwijking toestaan op de naleving van bepaalde vergunningsvoorwaarden die zijn vastgelegd ter uitvoering van paragraaf 1 tot en met paragraaf 4, op voorwaarde dat de veiligheid van de kinderen en de medewerkers, en de kwaliteit van de kinderopvang voldoende gewaarborgd zijn. De Vlaamse Regering bepaalt de regels om die afwijking toe te staan.

HOOFDSTUK 3. Subsidiëring (... - ...)

Artikel 7. (18/04/2019- 31/12/2025)

De organisator met een vergunning voor gezinsopvang of een vergunning voor groepsopvang kan een basissubsidie ontvangen van het agentschap.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de basissubsidie, waaronder minstens de voorwaarden voor de actieve taalkennis van het Nederlands voor de kinderbegeleiders [... zie arrest 97/2014 van het Grondwettelijk Hof van 30 juni 2014].

Artikel 8. (01/09/2024- 31/12/2025)

§1. De organisator met een vergunning voor gezinsopvang of een vergunning voor groepsopvang kan bovenop de subsidie, vermeld in artikel 7, een subsidie ontvangen van het agentschap voor de realisatie van kinderopvang waarvoor de gezinnen betalen op basis van het inkomen, en voor de realisatie van voorrang bij de toegang tot de kinderopvang voor gezinnen waarvoor kinderopvang noodzakelijk is om te werken of om een opleiding met het oog op werk te volgen.

De financiële bijdrage van de gezinnen voor de kinderopvang van een pleegkind als vermeld in het eerste lid, 4°, of van een kind van een moeder die op het moment van de aanvraag is ingeschreven in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde onderwijsinstelling voor het gewoon of buitengewoon secundair onderwijs of in de leertijd, stemt overeen met het laagst mogelijke inkomenstarief, onafhankelijk van het inkomen van het pleeggezin of van het gezin van de moeder.

De financiële bijdrage van de gezinnen voor de kinderopvang van een pleegkind als vermeld in het tweede lid, 3°, of van een kind van een minderjarige tienermoeder, stemt overeen met het laagst mogelijke inkomenstarief, onafhankelijk van het inkomen van het pleeggezin of van het gezin van de minderjarige.

De organisator kan afwijken op de voorrang, vermeld in het eerste lid, ten belope van maximaal 10% van alle kinderen die op jaarbasis opgevangen worden in de kinderopvanglocatie, in het belang van het kind of omwille van een gezondheids- of welzijnssituatie in het gezin.

§ 2. Behoudens de bepalingen in § 1 geldt ten aanzien van de kinderopvanglocaties in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad een voorrang voor kinderen waarvan minstens één ouder het Nederlands voldoende machtig is en dit ten belope van maximaal 55 percent van hun opvangcapaciteit.

Om van deze voorrangsregel gebruik te kunnen maken, toont de ouder op een van de volgende wijzen aan dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is :
1° door het voorleggen van minstens het Nederlandstalig diploma van secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
2° door het voorleggen van het Nederlandstalig studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
3° door het voorleggen van het bewijs dat hij het Nederlands beheerst minstens op niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. Dit gebeurt op basis van een van de volgende stukken :
  a) een studiebewijs van door de Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs, dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;
  b) een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;
4° door het voorleggen van het bewijs van voldoende kennis van het Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het selectiebureau van de federale overheid;
5° door het voorleggen van het bewijs dat hij negen jaar als regelmatige leerling onderwijs heeft gevolgd in het Nederlandstalige lager en secundair onderwijs. Dit gebeurt op basis van attesten daartoe uitgereikt door de betrokken schoolbesturen.

§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt :
1° de nadere regels voor de prijs van de kinderopvang voor de gezinnen, met inbegrip van het principe dat de gezinnen betalen voor de door hen gereserveerde kinderopvangdagen;
2° de nadere regels voor de voorrangscriteria en de wijze waarop ze formeel zullen worden vastgesteld;
3° ...

De Vlaamse Regering kan de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn ermee belasten om in individuele gevallen te beslissen over een vermindering van de prijs van de kinderopvang voor de gezinnen. Voor gezinnen die een beroep doen op een organisator, gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, die moet worden geacht wegens zijn organisatie uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap, en voor wie het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn geen beslissing neemt, kan de Vlaamse Regering de organisator ermee belasten om in individuele gevallen te beslissen over een vermindering van de prijs van de kinderopvang voor de gezinnen. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels, meer bepaald in welke gevallen het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of de organisator, in geval een beroep gedaan wordt op een organisator, gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, een beslissing kan nemen en waarover.

Het agentschap kan maatregelen nemen ten aanzien van de gezinnen die niet de correcte gegevens verstrekken, nodig voor de berekening van de prijs van de kinderopvang, of die een wijziging van die gegevens niet meedelen. Die maatregelen bestaan uit de bepaling van het juiste inkomenstarief voor de toekomst en uit het bepalen van een schadevergoeding ten laste van de contracthouder voor het verleden. De Vlaamse Regering bepaalt daarvoor de nadere regels, meer bepaald hoe dit juiste inkomenstarief gefactureerd zal worden ten aanzien van de contracthouder en hoeveel de schadevergoeding bedraagt. Het agentschap kan beslissen af te zien van deze schadevergoeding in geval van overmacht, goede trouw of indien sprake van behartenswaardige gevallen.

Artikel 9. (18/04/2019- 31/12/2025)

De organisator met een vergunning voor gezinsopvang of een vergunning voor groepsopvang kan bovenop de subsidie, vermeld in artikel 8, een subsidie ontvangen van het agentschap voor de realisatie van kinderopvangopdrachten ter ondersteuning van kwetsbare gezinnen, waaronder de bestrijding van armoede in gezinnen, en voor de realisatie van toegang voor die gezinnen. Kwetsbare gezinnen zijn gezinnen die minstens beantwoorden aan verschillende van de hieronder vermelde basiscriteria :
1° de werksituatie;
2° de financiële situatie;
3° de gezinssamenstelling;
4° de gezondheid en de zorgsituatie;
5° het opleidingsniveau.

De Vlaamse Regering bepaalt de opdrachten en de regels, die minstens inhouden welke groepen bij voorrang toegang hebben tot kinderopvang met de subsidie, en dat de organisatoren van kinderopvang met de subsidie onderling en met het lokaal loket kinderopvang samenwerken met het oog op een opnamebeleid dat afgestemd is op kwetsbare gezinnen en tevens de basiscriteria, vermeld in het eerste lid, en de wijze waarop ze formeel worden vastgesteld.

Artikel 10. (18/04/2019- 31/12/2025)

De organisator met een vergunning voor gezinsopvang of met een vergunning voor groepsopvang kan bovenop de subsidies, vermeld in artikel 7, 8 en 9, een subsidie ontvangen van  het agentschap voor :
1° de organisatie van kinderopvang met flexibele openingstijden;
2° de organisatie van inclusieve kinderopvang voor kinderen met een specifieke zorgbehoefte;
3° de ondersteuning van specifieke opdrachten;
4° de eenmalige ondersteuning van andere opdrachten.

Artikel 11. (18/05/2024- ...)

Het agentschap kan een subsidie toekennen aan :
1°     de organisator van het lokaal loket kinderopvang, vermeld in artikel 13;
2°     de organisaties aangesteld voor de ondersteuning van organisatoren, bij de realisatie van de voorwaarden, vermeld in artikel 6, §1.

Artikel 12. (29/08/2016- ...)

§ 1. De subsidies, vermeld in artikel 7 tot en met 11, kunnen alleen binnen de perken van het daarvoor vastgelegde budget worden toegekend.

De Vlaamse Regering legt de programmatieregels vast, minstens voor de subsidies vermeld in artikel 8, 9, en 10, 1° en 2°, waaronder het feit dat ze minstens per zorgregio worden toegekend, en bepaalt de nadere regels voor die subsidie.

§ 2. De beslissing over de subsidies, vermeld in artikel 7 tot en met 9, en artikel 10, 1° en 2°, bevat minstens de volgende gegevens :
1° de organisator;
2° het aantal plaatsen waarvoor een subsidie wordt gegeven, dat nooit hoger kan liggen dan het aantal vergunde kinderopvangplaatsen, vermeld in artikel 5, eerste lid, 3°.

§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de aanvraag, de toekenning en de wijziging van de subsidie, inclusief de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen.

HOOFDSTUK 4. Lokaal loket kinderopvang (... - ...)

Artikel 13. (28/06/2021- 31/12/2025)

Binnen een gemeente is er één lokaal loket kinderopvang met de volgende opdrachten :
1° de registratie van de vragen naar kinderopvang en van de voorkeur van gezinnen voor kinderopvangplaatsen coördineren, zodat een gezin maar één vraag hoeft te stellen over beschikbare opvangplaatsen;
2° gezinnen binnen een redelijke termijn informeren over beschikbare kinderopvangplaatsen en hen zo nodig in contact brengen met de kinderopvanglocaties, met aandacht voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen;
3° samenwerken met alle kinderopvanglocaties binnen het werkingsgebied, met instanties die werken met gezinnen die kinderopvangvragen kunnen hebben, en met andere lokale loketten kinderopvang in functie van de opdrachten, vermeld in punt 1° en 2° ;
4° het lokaal bestuur of de lokale besturen, de organisatoren van kinderopvang en het agentschap informeren over de vragen naar kinderopvangplaatsen.
5° ondersteuning bieden aan de gezinnen, bij het aanvragen van het inkomenstarief als bedoeld in artikel 8;

Het lokaal loket kinderopvang krijgt gestalte doordat binnen het Lokaal Overleg Kinderopvang, dit is de gemeentelijke adviesraad inzake kinderopvang, ter uitvoering van artikel 6, § 3, van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, een initiatiefnemer wordt aangewezen of een structuur wordt gecreëerd om het lokaal loket kinderopvang te organiseren. Elke lokale actor die relevant is voor kinderopvang, kan de organisatie op zich nemen. Als er geen initiatiefnemer wordt aangewezen of als er geen structuur wordt gecreëerd en een operationeel werkend lokaal loket kinderopvang ontbreekt, neemt het lokaal bestuur de organisatie ervan op zich.

Het lokaal loket kinderopvang kan betrekking hebben op verschillende gemeenten binnen de grenzen van de zorgregio.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels.

HOOFDSTUK 5. Vernieuwende projecten (... - ...)

Artikel 14. (18/04/2019- ...)

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen om vernieuwende projecten inzake kinderopvang die niet onder de toepassing van de bepalingen in dit decreet vallen, te organiseren en te laten subsidiëren door het agentschap.

HOOFDSTUK 6. Handhaving (... - ...)

Afdeling 1. Toezicht (... - ...)

Onderafdeling 1. Toezichthouders (... - ...)

Artikel 15. (18/05/2024- ...)

De Vlaamse Regering kan toezichthouders aanwijzen naast Zorginspectie. Dit gebeurt op basis van regels die de Vlaamse Regering heeft bepaald voor :
1° de toezichtopdracht;
2° de voorwaarden waaraan de private toezichthouder en de private toezichtperso(o)n(en) moeten voldoen, minstens met betrekking tot de vereiste expertise, de vereiste kwalificaties en de onafhankelijkheid ten opzichte van de organisator;
3° de voorafgaande machtiging door de Vlaamse Regering;
4° de controle op de private toezichthouder;
5° de prijs die voor het toezicht gevraagd wordt, en wie die prijs betaalt;
6° de verhouding met Zorginspectie en met het agentschap.

In het eerste lid wordt verstaan onder Zorginspectie: de afdeling Zorginspectie van het Departement Zorg, vermeld in artikel 23, §1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie.

Bij de uitoefening van zijn toezichtopdracht draagt de private toezichtpersoon een legitimatiebewijs bij zich dat hij, op verzoek, meteen voorlegt. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere inhoud en het model van het legitimatiebewijs en bepaalt ook welk bestuursorgaan het legitimatiebewijs uitreikt.

Onderafdeling 1/1. Het voorzorgsbeginsel (datum onbepaald - ...)

Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"

Artikel 15/1. (18/05/2024- ...)

Het agentschap oefent toezicht uit op basis van alle informatie die beschikbaar is. Daarbij hanteert het agentschap het voorzorgsbeginsel. Het agentschap kan een beroep doen op organisaties of deskundigen om het agentschap te adviseren in het kader van het voorzorgsbeginsel.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels wat betreft de toepassing van het voorzorgsbeginsel, die minstens de elementen van de risicoinschatting bevatten op basis waarvan het agentschap kan overgaan tot het opleggen van een bestuurlijke maatregel en de communicatieprocedure ten aanzien van de organisator.

Onderafdeling 2. Toezichtrechten (... - ...)

Artikel 16. (01/01/2019- ...)

De private toezichtpersoon beschikt over de volgende toezichtrechten, waarvan de private toezichtpersoon alleen gebruik maakt als dat relevant en noodzakelijk is om de toezichtopdracht te vervullen :
1° het recht op toegang in de ruimten die gebruikt worden voor kinderopvang gedurende de openingstijden van de kinderopvanglocatie. De aanvraag van een vergunning bevat een toestemming van alle meerderjarige natuurlijke personen die de lokalen bewonen om controlebezoeken te laten uitvoeren in de bewoonde lokalen die voor kinderopvang dienen;
2° het recht om inzage te vorderen in documenten en andere informatiedragers die verband houden met kinderopvang. Daarvoor mag hij zich die informatiedragers laten voorleggen op de plaats die hij aanwijst. Hij mag zich van de documenten en andere informatiedragers kosteloos een kopie laten verstrekken of er zelf een kopie van maken. Als hij ter plaatse geen kopieën kan maken, mag hij de informatiedragers voor korte tijd meenemen om ze in te kijken of om ze te kopiëren, tegen afgifte van een schriftelijk ontvangstbewijs met een inventaris van de informatiedragers in kwestie;
3° het recht om vaststellingen te doen van mogelijke schendingen van de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan in de ruimten die gebruikt worden voor kinderopvang, met behulp van audiovisuele middelen. Identificeerbare personen en voorwerpen mogen alleen op de audiovisuele middelen voorkomen als dat relevant en noodzakelijk is;
4° het recht van onderzoek van zaken, zoals het recht van monsterneming en analyse;
5° het recht om bij de uitoefening van zijn toezichtopdracht de bijstand van de politie te vorderen.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels.

De private toezichtpersonen oefenen de bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, uit met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Bij de uitoefening van de bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, staan de private toezichthouder en de private toezichtpersoon ervoor in dat de middelen die de private toezichtpersoon aanwendt, passend en noodzakelijk zijn voor het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Artikel 17. (18/04/2019- ...)

De private toezichtpersoon maakt een verslag op van zijn toezichtbezoek en stelt, in voorkomend geval, inbreuken vast in een verslag van vaststelling. Als een kopie van de verslagen naar de organisator is gestuurd, hebben deze verslagen bewijswaarde tot het bewijs van het tegendeel.

De organisator heeft het recht om binnen een termijn van veertien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving schriftelijke opmerkingen over de inhoud van het verslag aan de private toezichthouder over te maken.

De private toezichthouder voegt de eventuele schriftelijke opmerkingen van de organisator bij het verslag van vaststelling dat hij aan het agentschap bezorgt.

Op basis van het ontvangen verslag van vaststelling van de private toezichthouder onderneemt het agentschap zo nodig verdere stappen volgens de bepalingen, vermeld in artikel 18 tot en met 22. Het agentschap stelt de organisator daarvan in kennis.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels.

Afdeling 2. Aanmaning (... - ...)

Artikel 18. (18/04/2019- 31/12/2025)

Als wordt vastgesteld dat een organisator de bepalingen van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan niet naleeft, of het door of krachtens dit decreet geregelde toezicht verhindert, wordt de organisator schriftelijk aangemaand door het agentschap. Die aanmaning vermeldt een termijn waarbinnen de organisator moet voldoen aan de niet-nageleefde bepalingen of aan de vereisten betreffende het toezicht en kan specifieke voorwaarden bevatten om te voldoen aan de niet-nageleefde bepalingen.

Bij dringende noodzakelijkheid kan die aanmaning achterwege gelaten worden en worden onmiddellijk bestuurlijke maatregelen genomen zoals vermeld in afdeling 3.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels.

Afdeling 3. Bestuurlijke maatregelen (... - ...)

Artikel 19. (18/04/2019- 31/12/2025)

Het agentschap kan de vergunning wijzigen, schorsen of opheffen als de organisator :
1° de bepalingen, vermeld in dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan, niet naleeft;
2° ...

De schorsing van de vergunning heeft van rechtswege de opschorting van de uitoefening van de kinderopvang tot gevolg vanaf de dag die volgt op de datum van de kennisgeving van de beslissing tot schorsing, tot het moment waarop de organisator weer voldoet aan de bepalingen, vermeld in dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.

De opheffing van de vergunning heeft van rechtswege de sluiting van de kinderopvanglocatie tot gevolg.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels, die minstens de mogelijkheid bevatten om een bezwaar in te dienen.

Artikel 20. (01/01/2020- ...)

Het agentschap kan de subsidie verminderen, schorsen of stopzetten als de organisator:
1° de bepalingen, vermeld in dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan, niet naleeft;
2° het door of krachtens dit decreet geregelde toezicht verhindert.

Het agentschap beslist tot terugvordering van de subsidie overeenkomstig artikel 75 en 76 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels, die minstens de mogelijkheid bevatten om een bezwaar in te dienen.

Artikel 21. (18/04/2019- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

Als de kinderopvanglocatie georganiseerd wordt zonder een vergunning van het agentschap als vermeld in artikel 4, of als de vergunning wordt opgeheven, geeft het agentschap een sluitingsbevel aan de organisator met vermelding van de datum waarop de sluiting ingaat. In geval van een imminent en ernstig gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de kinderen kan de sluiting onmiddellijk worden opgelegd.

Als de uitoefening van de kinderopvang opgeschort moet worden of als een kinderopvanglocatie moet sluiten, licht het agentschap zo spoedig mogelijk de burgemeester van de gemeente van de kinderopvanglocatie daarover in.

De burgemeester gaat na of de opschorting of het sluitingsbevel wordt nageleefd. Als dat niet het geval is, gaat de burgemeester over tot sluiting van de kinderopvanglocatie. Die maatregel wordt op kosten en op risico van de organisator uitgevoerd. De burgemeester informeert het agentschap over zijn vaststellingen.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels.

Afdeling 4. Bestuurlijke geldboete (... - ...)

Artikel 22. (18/04/2019- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

Het agentschap kan een bestuurlijke geldboete van 100 tot 100.000 euro opleggen als de organisator :
1° het door of krachtens dit decreet geregelde toezicht door de private toezichthouder verhindert;
2° kinderopvang organiseert zonder vergunning als vermeld in artikel 4;
3° de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan niet naleeft.

De bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag dat het agentschap het verslag van vaststelling van de toezichthouder ontvangt, en op voorwaarde dat de betrokken organisator de kans heeft gehad om gehoord te worden over de vermeende inbreuk en over de hoogte van de geldboete. De organisator mag zich daarbij laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat of een derde. Als een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, vermeldt de beslissing het bedrag, de wijze waarop en de termijn waarin die moet worden betaald. De kennisgeving van de beslissing aan de betrokkene vermeldt de wijze waarop en de termijn waarbinnen beroep ingesteld kan worden tegen de beslissing.

De betrokkene kan, op straffe van verval van het recht tot het instellen van het beroep, binnen een termijn van een maand vanaf de kennisgeving van de beslissing waarbij hem een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd tegen die beslissing beroep aantekenen met een verzoekschrift bij de Raad van State. Dat beroep schorst de uitvoering van de beslissing.

Als de betrokkene weigert de bestuurlijke geldboete te betalen, wordt ze bij dwangbevel ingevorderd. Een dwangbevel wordt betekend bij deurwaardersexploot met bevel tot betaling.

De vordering tot voldoening van de bestuurlijke geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van de beslissing, vermeld in het tweede lid, of, in geval van beroep, vanaf de datum van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, bepaald in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor het opleggen en het betalen van de bestuurlijke geldboete.

Artikel 23. (18/04/2019- ...)

Het agentschap beheert het budget dat voortkomt uit de bestuurlijke geldboeten, vermeld in dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, en besteedt het ten voordele van de kinderopvangsector.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels.

HOOFDSTUK 6/1. Comité van toezicht op de Handhaving in de Kinderopvang (datum onbepaald - ...)

Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"

Artikel 23/1. (18/05/2024- ...)

Er wordt een Comité van toezicht op de Handhaving in de Kinderopvang opgericht, hierna het Comité genoemd, met de volgende opdrachten:
1°    het handhavingsbeleid en de operationele handhaving, met inbegrip van de toepassing van het voorzorgsbeginsel, vermeld in artikel 15/1, evalueren;
2°    op eigen initiatief, vanuit de evaluatie, vermeld in punt 1°, advies formuleren aan het agentschap;
3°    op verzoek van de bevoegde minister of de leidend ambtenaar van het agentschap een advies formuleren over het handhavingsbeleid of bepaalde aspecten ervan.

Om de opdrachten, vermeld in het eerste lid, te kunnen realiseren heeft het Comité toegang tot alle relevante informatie, vermeld in artikel 24, vijfde lid, met inbegrip van de handhavingsdossiers die het agentschap bezorgt aan het Comité.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels, minstens met betrekking tot de samenstelling, de benoeming van de leden, de duur van hun mandaat, de werking, de rapportering en de vertrouwelijkheid van de informatie.

De Vlaamse Regering stelt de vergoeding voor de leden van het Comité vast.

HOOFDSTUK 7. Gegevensverzameling en -verwerking (... - ...)

Artikel 24. (18/05/2024- ...)

Het agentschap verwerkt in uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan minstens de volgende soorten persoonsgegevens :
1° van het kind en van het gezin van het kind :
a) de gegevens over gezondheid, vermeld in artikel 4, 15), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), van het kind in het kader van de handhaving van de vergunnings- en subsidievoorwaarden en in het kader van de beleidsvoorbereiding en -evaluatie;
b) identificatiegegevens in het kader van de handhaving van de vergunnings- en subsidievoorwaarden, de aanwezigheidsregistratie, het kenbaar maken van genomen maatregelen met betrekking tot de vergunning of subsidiëring, en de facturatie;
c) gegevens over de vraag naar kinderopvang in het kader van de handhaving van vergunnings- en subsidievoorwaarden, de beleidsvoorbereiding en -evaluatie en de programmatie;
d) gegevens over het gebruik van de kinderopvanglocatie door gezinnen in het kader van de handhaving van de vergunnings- en subsidievoorwaarden, de beleidsvoorbereiding en -evaluatie, de facturatie, de programmatie en de aanwezigheidsregistratie;
e) financiële gegevens en gegevens over de gezinssituatie in het kader van de handhaving van de vergunnings- en subsidievoorwaarden, de beleidsvoorbereiding en -evaluatie, de facturatie en de bepaling van de prijs van de kinderopvang voor de gezinnen;
f) gegevens over de omgang met crisissituaties in de kinderopvanglocatie;
g) gegevens over de behandeling van klachten over de kinderopvanglocatie;
h) gegevens over de maatschappelijke kwetsbaarheid in het kader van de handhaving van de subsidievoorwaarden en de beleidsvoorbereiding en -evaluatie;
2° van de organisatoren, de verantwoordelijken, de kinderbegeleiders en eventuele andere medewerkers in het kader van de handhaving van de vergunnings- en subsidievoorwaarden, minstens :
a) de gegevens over gezondheid, vermeld in artikel 4, 15), van de voormelde verordening, en de persoonsgegevens, vermeld in artikel 10 van de voormelde verordening, minstens een attest van medische geschiktheid en een uittreksel uit het strafregister;
b) de identificatiegegevens, de opleidingsgegevens en de tewerkstellingsgegevens;
c) de gegevens over crisissituaties in de kinderopvanglocatie;
d) de gegevens over de behandeling van klachten over de kinderopvanglocatie;
3° van elke meerderjarige persoon die in de kinderopvanglocatie direct contact heeft met de opgevangen kinderen, de gegevens, vermeld in punt 2°, a).
Het agentschap bezorgt de gegevens die noodzakelijk zijn voor hun opdrachten, aan de organisaties en deskundigen, vermeld in artikel 15/1 of artikel 11, 2°, en aan de gerechtelijke instanties met het oog op meldingen door het agentschap of in het kader van lopende strafonderzoeken.

De organisator verwerkt ter uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan minstens de volgende soorten persoonsgegevens :
1° van het kind en van het gezin van het kind :
a) de gegevens over gezondheid, vermeld in artikel 4, 15), van de voormelde verordening in het kader van de vergunnings- en subsidievoorwaarden;
b) de identificatiegegevens in het kader van de vergunnings- en subsidievoorwaarden, de aanwezigheidsregistratie en de facturatie;
c) de gegevens over de vraag naar kinderopvang in het kader van de vergunnings- en subsidievoorwaarden en het beleid van de organisator met betrekking tot de kinderopvanglocatie;
d) de gegevens over het gebruik van de kinderopvanglocatie door gezinnen in het kader van de vergunnings- en subsidievoorwaarden, de aanwezigheidsregistratie, de facturatie en het beleid van de kinderopvanglocatie;
e) de financiële gegevens en de gegevens over de gezinssituatie in het kader van de vergunnings- en subsidievoorwaarden, de facturatie en de bepaling van de prijs van de kinderopvang voor de gezinnen;
f) de gegevens over de maatschappelijke kwetsbaarheid in het kader van de subsidievoorwaarden en het beleid van de organisator met betrekking tot de kinderopvanglocatie;
2° van de verantwoordelijken, de kinderbegeleiders en eventuele andere medewerkers in het kader van de vergunnings- en subsidievoorwaarden, minstens :
a) de gegevens over gezondheid, vermeld in artikel 4, 15), van de voormelde verordening, en de persoonsgegevens, vermeld in artikel 10 van de voormelde verordening, minstens een attest van medische geschiktheid en een uittreksel uit het strafregister;
b) de identificatiegegevens, de opleidingsgegevens en de gegevens over de draagkracht van de kinderbegeleiders;
3° van de personen, vermeld in punt 1° en 2° :
a) de gegevens over de omgang met crisissituaties in de kinderopvanglocatie;
b) de gegevens over de behandeling van klachten over de kinderopvanglocatie;
4° van elke meerderjarige persoon die in de kinderopvanglocatie direct contact heeft met de opgevangen kinderen, de gegevens, vermeld in punt 2°, a).

De toezichthouder verwerkt ter uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, minstens de persoonsgegevens, vermeld in het eerste en tweede lid, in het kader van het toezicht op de vergunnings- en subsidievoorwaarden.

Het lokaal loket kinderopvang verwerkt ter uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan minstens de persoonsgegevens van het kind en van het gezin van het kind, meer bepaald de identificatiegegevens, de financiële gegevens en de gegevens over de gezinssituatie, gegevens over de vraag naar kinderopvang en gegevens over de maatschappelijke kwetsbaarheid van het kind en het gezin van het kind in het kader van de opdracht van het lokaal loket kinderopvang.

Het Comité van toezicht op Handhaving in de Kinderopvang verwerkt de volgende persoonsgegevens, als de verwerking noodzakelijk is met het oog op de uitvoering van zijn decretale opdrachten voor het toezicht op het handhavingsbeleid van het agentschap: 
1°    de identificatiegegevens, vermeld in het eerste lid, 1°, b), en 2°, b);
2°    de opleidingsgegevens en de tewerkstellingsgegevens, vermeld in het eerste lid, 2°, b);
3°    de gegevens over de gezondheid, vermeld in het eerste lid, 1°, a), en 2°, a);
4°    de gegevens over het uittreksel uit het strafregister, vermeld in het eerste lid, 2°, a);
5°    de gegevens over de crisissituaties in de kinderopvanglocatie en over de behandeling van de klachten, vermeld in het eerste lid, 2°, c) en d);
6°    de gegevens van elke meerderjarige persoon die in de kinderopvanglocatie direct contact heeft met de opgevangen kinderen, vermeld in het eerste lid, 3°;
7°    de documenten over het toezicht en de handhaving op de vergunningsvoorwaarden van de organisatoren.

De personen van wie de persoonsgegevens door het Comité van toezicht op Handhaving in de Kinderopvang kunnen worden verwerkt, zijn de vergunde organisatoren kinderopvang, de personen die werkzaam zijn in de kinderopvanglocatie, de zaakvoerders en bestuurders die betrokken zijn bij de kinderopvanglocatie en de personen die betrokken zijn bij een melding of klacht over de kinderopvanglocatie in kwestie.

De verwerking is noodzakelijk gelet op artikel 6.1, e), artikel 9, tweede lid, g), en artikel 10 van de algemene verordening gegevensbescherming. Het agentschap is verwerkingsverantwoordelijke. De gegevens worden bewaard tot één jaar nadat het Comité van toezicht op Handhaving het onderzoek heeft afgerond of het advies heeft uitgebracht aan de leidend ambtenaar of de minister.

De organisaties of deskundigen die aangesteld zijn door de Vlaamse Regering of het agentschap ter uitvoering van artikel 15/1 verwerken de volgende persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van hun opdrachten, vermeld in dit decreet:
1°    de identificatiegegevens, vermeld in het eerste lid, 1°, b), en 2°, b);
2°    de opleidingsgegevens en de tewerkstellingsgegevens, vermeld in het eerste lid, 2°, b);
3°    de gegevens over de gezondheid, vermeld in het eerste lid, 1° a), en 2°, a);
4°    de gegevens over het uittreksel uit het strafregister, vermeld in het eerste lid, 2°, a);
5°    de gegevens over de crisissituaties in de kinderopvanglocatie en over de behandeling van de klachten, vermeld in het eerste lid, 2°, c) en d);
6°    de gegevens van elke meerderjarige persoon die in de kinderopvanglocatie direct contact heeft met de opgevangen kinderen, vermeld in het eerste lid, 3°;
7°    de documenten over het toezicht en de handhaving op de vergunningsvoorwaarden van de organisatoren.

De verwerking is noodzakelijk gelet op artikel 6.1, e), artikel 9, tweede lid, g), en artikel 10 van de algemene verordening gegevensbescherming. De organisatie of deskundige is verwerkingsverantwoordelijke. De gegevens worden bewaard tot tien jaar nadat de organisatie of deskundige het onderzoek heeft afgerond en het advies heeft uitgebracht aan het agentschap.

De personen van wie de persoonsgegevens kunnen worden verwerkt door de organisaties of deskundigen die aangesteld zijn door de Vlaamse Regering ter uitvoering van artikel 15/1, zijn de organisatoren kinderopvang, de personen die werkzaam zijn in hun kinderopvanglocatie, de zaakvoerders en bestuurders die betrokken zijn bij de kinderopvanglocatie en de minderjarigen of personen die betrokken zijn bij een melding of klacht over de kinderopvanglocatie in kwestie. 

De organisaties die een subsidie ontvangen voor de ondersteuning van organisatoren als vermeld in artikel 11, 2°, verwerken de volgende persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van hun opdrachten:
1°    de identificatiegegevens, vermeld in het eerste lid, 1°, b), en 2°, b);
2°    de opleidingsgegevens en de tewerkstellingsgegevens, vermeld in het eerste lid, 2°, b);
3°    de gegevens over de crisissituaties in de kinderopvanglocatie en over de behandeling van de klachten, vermeld in het eerste lid, 2°, c) en d);
4°    de documenten over het toezicht en de handhaving op de vergunningsvoorwaarden van de organisatoren, die noodzakelijk zijn voor de opdracht van de organisatie.

De verwerking is noodzakelijk gelet op artikel 6.1, e), van de algemene verordening gegevensbescherming. De organisatie die een subsidie ontvangt voor de ondersteuning van organisatoren als vermeld in artikel 11, 2°, is verwerkingsverantwoordelijke. De gegevens worden bewaard tot tien jaar nadat de organisatie de ondersteuning aan de organisator heeft afgerond. 

De personen van wie de persoonsgegevens door de organisaties die een subsidie ontvangen voor de ondersteuning van organisatoren als vermeld in artikel 11, 2°, kunnen verwerkt worden, zijn de vergunde organisatoren kinderopvang en de personen die werkzaam zijn in hun kinderopvanglocaties.

De bewaartermijn is tien jaar voor de gegevens over de klachten en crisissituaties, en vijf jaar voor de andere gegevens, vermeld in het eerste lid tot en met het vierde lid. Voor de gegevens over de verantwoordelijken, de kinderbegeleiders en de eventuele andere medewerkers begint de termijn te lopen vanaf het einde van hun tewerkstelling.

Voor het uittreksel uit het strafregister geldt, in afwijking van het veertiende lid en in afwijking van artikel 5 van het decreet van 3 juni 2022 houdende de verplichting voor bepaalde organisaties om een uittreksel uit het strafregister als vermeld in artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, te controleren voor bepaalde nieuwe medewerkers, dat de bewaartermijn drie jaar is, waarbij die termijn begint te lopen vanaf de aanstelling van de betrokkene. Bij de ontvangst door de organisator van een nieuw uittreksel uit het strafregister wordt het voorgaande uittreksel vernietigd. De organisator neemt de gepaste maatregelen voor de beveiligde bewaring van de uittreksels.

Elke verwerkingsverantwoordelijke neemt in overeenstemming met artikel 12 van de algemene verordening gegevensbescherming passende maatregelen opdat de betrokkene de in de artikel 13 en 14 van de algemene verordening gegevensbescherming bedoelde informatie en de in de artikel 15 tot en met 22 en artikel 34 van de algemene verordening gegevensbescherming bedoelde communicatie in verband met de verwerking in een beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm en in duidelijke taal ontvangt. De informatie wordt schriftelijk of met andere middelen, met inbegrip van elektronische middelen, verstrekt. Als de betrokkene daarom verzoekt, kan de informatie mondeling worden meegedeeld, op voorwaarde dat de identiteit van de betrokkene met andere middelen bewezen is.

Artikel 24/1. (18/05/2024- ...)

§1. In het kader van de actieve openbaarheid van bestuur publiceert de toezichthouder inspectierapporten van de vergunde kinderopvanglocaties op zijn website. In het inspectierapport worden de naam en het adres van de kinderopvanglocatie en de naam, het ondernemingsnummer, het vestigingsadres en in voorkomend geval de vastgestelde inbreuken en de rechtsvorm van de organisator vermeld. Daarbij kan ook informatie van persoonlijke aard van de organisator worden gepubliceerd, voor zover deze informatie niet op onevenredige wijze afbreuk doet aan het privéleven van de betrokkenen.

De inspectierapporten worden bewaard gedurende een termijn van twintig jaar, te rekenen vanaf het ogenblik dat het betreffende inspectieverslag definitief is geworden. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels wat betreft de maximale termijnen waarbinnen de inspectierapporten actief gepubliceerd worden. 

§2. In het kader van de actieve openbaarheid van bestuur publiceert het agentschap de volgende informatie over een vergunde kinderopvanglocatie op zijn website:
1°    de naam en het adres van de organisator;
2°    de rechtsvorm van de organisator, als het om een rechtspersoon gaat;
3°    het ondernemingsnummer van de organisator;
4°    de vergunde capaciteit, in voorkomend geval per kinderopvanglocatie;
5°    in voorkomend geval de naam en het adres van de kinderopvanglocatie(s);
6°    in voorkomend geval dat het agentschap een aanmaning of een bestuurlijke maatregel heeft getroffen, zolang die van kracht is, met daarbij een status van de reactie van de organisator;
7°    in voorkomend geval de vastgestelde inbreuken op de regelgeving en de meldingen die aanleiding hebben gegeven tot de aanmaning of bestuurlijke maatregel;
8°    in voorkomend geval de vaststellingen vanuit het voorzorgsbeginsel die aanleiding hebben gegeven tot een aanmaning of een bestuurlijke maatregel. 

Met betrekking tot de informatie, vermeld in het eerste lid, 6°, 7° en 8°, bepaalt de Vlaamse Regering bij welke bestuurlijke maatregelen, inbreuken en vaststellingen vanuit het voorzorgsbeginsel en onder welke modaliteiten aan de organisator de mogelijkheid wordt geboden om te reageren op de bekendmaking.

Met betrekking tot de informatie, vermeld in het eerste lid, 7° en 8°, kan ook informatie van persoonlijke aard worden gepubliceerd, voor zover deze informatie niet op onevenredige wijze afbreuk doet aan het privéleven van de betrokkenen.

Als de vergunning van een kinderopvanglocatie wordt opgeheven, vermeldt het agentschap dat gedurende een periode van zes maanden op zijn website.

§3. Ter uitvoering van zijn opdrachten, vermeld in artikel 13, verwerkt en publiceert het lokaal loket kinderopvang de volgende informatie over de vergunde kinderopvanglocaties op zijn website:
1°    de naam en het adres van de organisator;
2°    de rechtsvorm van de organisator, als het om een rechtspersoon gaat;
3°    het ondernemingsnummer van de organisator;
4°    de vergunde capaciteit;
5°    de naam en het adres van de kinderopvanglocatie.

In dit artikel wordt verstaan onder informatie van persoonlijke aard: informatie van persoonlijke aard als vermeld in artikel II.40, §3, derde lid, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.

HOOFDSTUK 8. Wijzigingsbepalingen (... - ...)

Artikel 25. (01/04/2014- ...)

In artikel 2, 1°, van het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen worden de woorden « een organisatie die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap » vervangen door de zinsnede « een organisatie die erkend of, wat kinderopvang van baby's en peuters betreft, vergund is door de Vlaamse Gemeenschap ».

Artikel 26. (01/04/2014- ...)

In artikel 3, § 1, van hetzelfde decreet wordt het woord « erkenningsnormen » vervangen door de zinsnede « erkenningsnormen of, wat kinderopvang van baby's en peuters betreft, vergunningsnormen ».

Artikel 27. (01/04/2014- ...)

In artikel 9 van hetzelfde decreet wordt het woord « erkenningsnormen » vervangen door de zinsnede « erkenningsnormen of, wat kinderopvang van baby's en peuters betreft, vergunningsnormen » en wordt het woord « erkenning » telkens vervangen door de zinsnede « erkenning of, wat kinderopvang van baby's en peuters betreft, vergunning ».

Artikel 28. (01/04/2014- ...)

In artikel 2, 2°, van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, gewijzigd bij het decreet van 22 december 2006, worden de woorden « de voorschoolse opvang van kinderen » vervangen door de woorden « kinderopvang van baby's en peuters ».

Artikel 29. (01/04/2014- ...)

In artikel 6 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt :
« § 1. De taak inzake de regie van kinderopvang omvat in elk geval :
1° de programmatie op operationeel niveau, op lokaal en regionaal niveau en op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap;
2° het stimuleren, toelaten, vergunnen, erkennen, subsidiëren en handhaven van kinderopvanglocaties;
3° het beheren van een informatie- en registratiesysteem om de vraag naar kinderopvang af te stemmen op het beschikbare aanbod aan kinderopvanglocaties en om registratiegegevens over de vraag, het aanbod, het gebruik en de subsidiëring van kinderopvang te verzamelen en te beheren;
4° de bevordering van de kwaliteit van kinderopvanglocaties;
5° het adviseren van de Vlaamse Regering over de kwalificaties en de competenties voor kinderopvang;
6° het beheren van het budget dat voortkomt uit de bestuurlijke geldboeten. ».

Artikel 30. (01/04/2014- ...)

In artikel 14, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden « kinderen beneden de twaalf jaar opvangt » vervangen door de zinsnede « kinderen opvangt die naar de basisschool, vermeld in artikel 3, 6°, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, gaan ».

Artikel 31. (01/04/2014- ...)

Artikel 15 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt :

« Art. 15. Aan elke persoon die niet door de Vlaamse Regering van de meldingsplicht is vrijgesteld en die op bestendige wijze kinderen opvangt die naar de basisschool, vermeld in artikel 3, 6°, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, gaan, zonder dat aan het agentschap mee te delen, of aan elke persoon die de toegang, vermeld in artikel 14, tweede lid, weigert, kan een bestuurlijke geldboete worden opgelegd van 500 euro.

De bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag dat Kind en Gezin het verslag van vaststelling van de toezichthouder ontvangt, en op voorwaarde dat de betrokken organisator de kans heeft gehad om gehoord te worden over de vermeende inbreuk en over de hoogte van de geldboete, waarbij de organisator zich mag laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat of een derde. Als een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, vermeldt de beslissing het bedrag, de wijze waarop en de termijn waarin die moet worden betaald. De kennisgeving van de beslissing aan de betrokkene vermeldt de wijze waarop en de termijn waarbinnen beroep ingesteld kan worden tegen de beslissing.

De betrokkene kan op straffe van verval van het recht tot het instellen van het beroep binnen een termijn van een maand vanaf de kennisgeving van de beslissing waarbij hem een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, tegen die beslissing bij de Raad van State beroep aantekenen met een verzoekschrift. Dat beroep schorst de uitvoering van de beslissing.

Als de betrokkene weigert de bestuurlijke geldboete te betalen, wordt ze bij dwangbevel ingevorderd. Een dwangbevel wordt betekend bij deurwaardersexploot met bevel tot betaling.

De vordering tot voldoening van de bestuurlijke geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van de beslissing, vermeld in het tweede lid, of, in geval van beroep, vanaf de datum van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, bepaald in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor het opleggen en het betalen van de bestuurlijke geldboete. ».

Artikel 32. (01/04/2014- ...)

Aan artikel 24 van hetzelfde decreet wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :

« De bepaling, vermeld in het eerste lid, is niet van toepassing op kinderopvang, vermeld in het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters. ».

Artikel 33. (01/01/2014- ...)

In artikel 12 van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt :

« De commissie heeft als opdracht aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen en voor het gezondheidsbeleid, advies uit te brengen over het bezwaar tegen een van de volgende beslissingen die, met betrekking tot een voorziening van welzijn, volksgezondheid en gezin of een onderdeel ervan, door het departement of een agentschap van het beleidsdomein zijn genomen, of tegen het voornemen om een van de volgende beslissingen te nemen, dat door het departement of door het agentschap wordt geuit en formeel wordt betekend :
1° de weigering om een toelating, een vergunning of een erkenning te verlenen, te verlengen of te wijzigen;
2° de gedwongen wijziging, de schorsing, de opheffing of de intrekking van een toelating, een vergunning of een erkenning;
3° de sluiting;
4° de weigering, vermindering, stopzetting of terugvordering van een subsidie voor kinderopvanglocaties. »;

2° het derde lid wordt opgeheven.

Artikel 34. (01/01/2014- ...)

In artikel 15, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° de woorden « artikel 10 » worden vervangen door de woorden « artikel 12 »;

2° de volgende zin wordt toegevoegd :

« De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor de beslissing over het bezwaar. ».

Artikel 35. (01/04/2014- ...)

Het decreet van 7 mei 2004 houdende de toekenning van dienstencheques voor kinderopvang, gewijzigd bij het decreet van 22 december 2006, wordt opgeheven.

HOOFDSTUK 9. Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 36. (01/04/2014- ...)

Voor de kinderopvanglocaties die op de datum van de inwerkingtreding van dit decreet een erkenning, een toestemming of een attest van toezicht hebben van Kind en Gezin, wordt die erkenning, die toestemming of dat attest van toezicht omgezet in een vergunning van Kind en Gezin als vermeld in artikel 4, met behoud van de toepassing van artikel 19.

Voor de kinderopvanglocaties die op de datum van de inwerkingtreding van dit decreet gesubsidieerd zijn door Kind en Gezin, wordt de subsidie omgezet in een subsidie als vermeld in artikel 7 tot en met 11, met behoud van de toepassing van artikel 19.

De Vlaamse Regering bepaalt de noodzakelijke voorwaarden en termijnen voor die omzetting, waarbij ook de samenhang geregeld wordt met de buitenschoolse kinderopvang, de kinderopvang van kinderen die naar de basisschool, vermeld in artikel 3, 6°, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, gaan.

De Vlaamse Regering bepaalt de overgangsbepalingen voor de kinderopvanglocaties die op de datum van de inwerkingtreding van dit decreet gemeld zijn bij Kind en Gezin.

Artikel 37. (01/04/2014- ...)

De Vlaamse Regering stelt voor iedere bepaling van dit decreet de datum van inwerkingtreding vast met behoud van de toepassing van het tweede lid.

Dit decreet treedt uiterlijk op 1 januari 2015 in werking.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 05/12/2024