Decreet betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport (citeeropschrift: "het Antidopingdecreet van 25 mei 2012")

Datum 25/05/2012

Versie geldig op 01/06/2021

Inhoudstafel

  1. TITEL 1 Definities, toepassingsgebied en beginselen inzake de preventie en bestrijding van dopingpraktijken
    1. HOOFDSTUK 1 Definities
      1. Afdeling 1 Algemene definities
      2. Afdeling 2 Definitie van dopingpraktijk
    2. HOOFDSTUK 2 Toepassingsgebied
    3. HOOFDSTUK 3 Beginselen inzake de preventie en bestrijding van dopingpraktijken
  2. TITEL 2 Bewijsregels voor de vaststelling van dopingpraktijken
  3. TITEL 3 De verboden lijst [en TTN's (ing. Decr.19 december 2014, art. 9, I: 31 maart 2015)]
  4. TITEL 4 Verplichtingen van de [federaties en de (ing. Decr.19 december 2014, art. 11, I: 31 maart 2015)] sportverenigingen inzake de preventie en bestrijding van dopingpraktijken
  5. [TITEL 4/1 Verplichtingen van sporters en begeleiders voor de preventie en bestrijding van dopingpraktijken (ing. Decr. 19 december 2014, art. 16, I: 31 maart 2015)]
  6. TITEL 5 [Dopingtests en onderzoeken (verv. Decr. 19 december 2014, art. 19, I:31 maart 2015)]
    1. HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
    2. HOOFDSTUK 2 [... (opgeh. Decr. 19 december 2014, art. 23, I:31 maart 2015)]
    3. HOOFDSTUK 3 Bevoegdheden van erkende [dopingcontroleurs (verv. decr. 5 april 2019, art. 7, I: 1 januari 2020)] en chaperons
    4. HOOFDSTUK 4 Verblijfsgegevens
  7. TITEL 6 Disciplinaire maatregelen
    1. [HOOFDSTUK 1 Algemeen (ing. Decr. 19 december 2014, art. 29, I: 31 maart 2015)]
    2. [HOOFDSTUK 1/1 Eerste fase van resultatenbeheer bij vaststelling van een mogelijke dopingpraktijk (ing. Decr. 18 juni 2021, art. 23, I: 13 september 2021)]
    3. [HOOFDSTUK 1/1/1 (verv. Decr. 18 juni 2021, art. 23, I: 13 september 2021)] [Voorlopige schorsingen (ing. Decr. 19 december 2014, art. 31, I: 31 maart 2015)]
    4. [HOOFDSTUK 1/2 (verv. Decr. 19 december 2014, art. 29] [Disciplinaire maatregelen en beroepsmogelijkheden inzake elitesporters, breedtesporters, begeleiders en andere personen onder aangesloten federaties (verv. Decr. 18 juni 2021, art. 27, I: 13 september 2021)]
    5. HOOFDSTUK 2 [... (opgeh. Decr. 18 juni 2021, art. 30, I: 13 september 2021)]
    6. HOOFDSTUK 3 [Disciplinaire maatregelen en beroepsmogelijkheden inzake competitieve breedtesporters, begeleiders en andere personen buiten aangesloten federaties (verv. Decr. 18 juni 2021, art. 32, I: 13 september 2021)]
      1. Afdeling 1 [Disciplinaire bevoegdheid over breedtesporters, begeleiders en andere personen (ing. Decr. 18 juni 2021, art. 33, I: 13 september 2021)]
      2. Afdeling 2 Disciplinaire organen
        1. Onderafdeling 1 Disciplinaire commissie
        2. Onderafdeling 2 Disciplinaire raad
      3. Afdeling 3 Bevoegdheid en procedure
        1. Onderafdeling 1 Disciplinaire commissie
        2. Onderafdeling 2 Disciplinaire raad
      4. Afdeling 4 Disciplinaire sancties
  8. [TITEL 6/1. Dopingpraktijken die breedtesporters begaan die geen competitieve sporter zijn of geen lid zijn van een aangesloten federatie (ing. Decr. 18 juni 2021, art. 52, I: 13 september 2021)]
  9. TITEL 7 Handhaving
    1. HOOFDSTUK 1 [Communicatie omtrent, erkenning van en toezicht op de naleving van disciplinaire maatregelen (verv. decr. 4 december 2015, art. 28, I: 1 januari 2016)]
    2. HOOFDSTUK 2 Sancties ten aanzien van sportverenigingen
    3. HOOFDSTUK 3 Strafbepalingen
  10. TITEL 8 Aanwending van persoonsgegevens
  11. TITEL 9 Budgettaire bepalingen
  12. TITEL 10 Wijzigingsbepalingen
  13. TITEL 11 Overgangsbepalingen
  14. TITEL 12 Slotbepalingen

Inhoud

Artikel 1. (14/11/2012- ...)

Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

TITEL 1 Definities, toepassingsgebied en beginselen inzake de preventie en bestrijding van dopingpraktijken (... - ...)

HOOFDSTUK 1 Definities (... - ...)

Afdeling 1 Algemene definities (... - ...)

Artikel 2. (01/01/2020- 12/09/2021)

In dit decreet wordt verstaan onder:
1° aangifteverzuim: het verzuim van een sporter in een geregistreerde doelgroep om juiste en volledige verblijfsgegevens te verstrekken die toelaten dat de sporter gelokaliseerd kan worden om aan een dopingtest onderworpen te worden op de plaats en op het tijdstip, vermeld in zijn verblijfsgegevens, of om die verblijfsgegevens te updaten als dat nodig is, zodat ze juist en volledig blijven;
2° afwijkend analyseresultaat: een rapport van een WADA-geaccrediteerd of door het WADA goedgekeurd controlelaboratorium dat in een monster de aanwezigheid is gevonden van een verboden stof of van de metabolieten of markers ervan, inclusief verhoogde hoeveelheden van endogene stoffen, of een bewijs van het gebruik van een verboden methode;
3° afwijkend paspoortresultaat: een rapport op het einde van de procedure over de evaluatie van het biologisch paspoort dat besluit dat de onderzochte analytische resultaten inconsistent zijn met een normale fysiologische toestand of bekende pathologie en dat ze overeenstemmen met het gebruik van een verboden stof of een verboden methode;
4° Anti-Doping Administration and Management System, afgekort ADAMS: een programma voor gegevensbeheer dat in overeenstemming met dit decreet en de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens gebruikt wordt om dopingcontroles te plannen, uit te voeren en te coördineren met het WADA en andere antidopingorganisaties;
5° antidopingorganisatie, afgekort ADO: een ondertekenaar van de Code die verantwoordelijk is voor de aanname van regels voor het initiëren, implementeren of handhaven van een aspect van de dopingcontrole. Antidopingorganisaties zijn onder meer het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, andere organisatoren van grote evenementen die controles uitvoeren op die evenementen, het WADA, internationale federaties en nationale antidopingorganisaties;
6° atypisch analyseresultaat: een rapport van een WADA-geaccrediteerd of door het WADA goedgekeurd controlelaboratorium dat in een monster de aanwezigheid van een verboden stof of van een metaboliet of marker daarvan vaststelt waarvan de productie uitsluitend endogeen zou kunnen zijn, en dat verder onderzoek noodzaakt om uit te maken of er sprake is van een afwijkend analyseresultaat;
7° bedrog: veranderingen aanbrengen met een ongeoorloofd doel of op een ongeoorloofde manier; een ongeoorloofde invloed uitoefenen; op een ongeoorloofde manier tussenkomen; obstructie voeren, misleiden of om het even welke andere frauduleuze handelingen stellen om resultaten te veranderen of om te verhinderen dat de normale procedures kunnen worden gevolgd;
8° begeleider: elke coach, trainer, manager, agent, teammedewerker, official, elk medisch of paramedisch personeelslid, elke ouder of elke andere persoon die een sporter die deelneemt aan of zich voorbereidt op een sportactiviteit, behandelt, assisteert of met hem samenwerkt;
9° besmet product: een product dat een verboden stof bevat die niet vermeld staat op het etiket of in de informatie die via een redelijke zoekopdracht op het internet te vinden is;
10° bezit: het daadwerkelijke, fysieke bezit of het indirecte bezit, dat alleen kan worden vastgesteld als de persoon exclusieve controle heeft, of de intentie heeft om controle uit te oefenen, over de verboden stof of verboden methode of de ruimte waar een verboden stof of verboden methode zich bevindt, met dien verstande dat als de persoon geen exclusieve controle heeft over de verboden stof of verboden methode of de ruimte waar een verboden stof of verboden methode zich bevindt, indirect bezit alleen kan worden vastgesteld als de persoon op de hoogte was van de aanwezigheid van de verboden stof of verboden methode en de intentie had er controle over uit te oefenen. Er is echter geen sprake van een dopingovertreding alleen op basis van bezit als de persoon, voor hij op de hoogte is gebracht van het feit dat hij een dopingovertreding heeft begaan, concrete actie heeft ondernomen waaruit blijkt dat de persoon nooit de intentie van het bezit heeft gehad en heeft afgezien van het bezit door dat uitdrukkelijk aan een antidopingorganisatie te verklaren. Niettegenstaande enige andersluidende bepaling in deze definitie staat de aankoop, elektronisch of op een andere wijze, van een verboden stof of verboden methode gelijk met bezit door de persoon die de aankoop doet;
11° binnen wedstrijdverband: tenzij het anders bepaald is in de regels van de internationale federatie of het bestuursorgaan van het evenement in kwestie, betekent dit de periode tussen twaalf uur voor het begin van de wedstrijd waaraan de sporter zal deelnemen, tot het einde van de wedstrijd en de monsterneming die in verband staat met de wedstrijd;
12° biologisch paspoort: het programma en de methodes om een overzicht te verzamelen van alle relevante gegevens die uniek zijn voor een bepaalde sporter, met mogelijke longitudinale profielen van markers, diverse factoren die eigen zijn aan die specifieke sporter, en andere relevante informatie die nuttig kan zijn om markers te evalueren;
13° breedtesporter: elke sporter die geen elitesporter is;
14° buiten wedstrijdverband: niet binnen wedstrijdverband;
15° Code: de Wereldantidopingcode die goedgekeurd is door het Wereldantidoping-agentschap op 5 maart 2003 in Kopenhagen, en de latere wijzigingen ervan;
16° dopingcontrole: alle stappen en procedures vanaf het plannen van de spreiding van dopingtests tot de laatste beslissing in beroep, inclusief alle tussenstappen, zoals het verschaffen van verblijfsgegevens, het afnemen en verwerken van monsters, de laboratoriumanalyse, de toestemming wegens therapeutische noodzaak, het beheer van de resultaten en hoorzittingen;
16° /1 dopingcontroleur: een official die opgeleid is en door de monsterafname-instantie gemachtigd is om de verantwoordelijkheden te dragen die aan dopingcontroleurs worden toevertrouwd;
17° dopingtest: de onderdelen van het dopingcontroleproces waarbij monsternames worden gepland, monsters worden afgenomen, monsters worden verwerkt en monsters naar een laboratorium worden getransporteerd;
18° elitesporter: sporter die deelneemt aan wedstrijden op internationaal niveau, zoals bepaald door de internationale federatie, of op nationaal niveau, zoals bepaald door de NADO;
19° elitesporter van internationaal niveau: elke sporter die een sportactiviteit beoefent op internationaal niveau, zoals gedefinieerd door de internationale federatie;
20° elitesporter van nationaal niveau: elke sporter van wie de internationale federatie de Code ondertekend heeft en deel uitmaakt van de olympische of paralympische beweging of erkend is door het Internationaal Olympisch Comité of Internationaal Paralympisch Comité of lid is van Sport Accord, die geen elitesporter van internationaal niveau is, en die aan een of meer van de volgende criteria voldoet:
a) hij neemt regelmatig deel aan internationale wedstrijden van hoog niveau;
b) hij beoefent zijn sportdiscipline als voornaamste bezoldigde activiteit, in de hoogste categorie of de hoogste nationale competitie van de betreffende discipline;
c) hij is geselecteerd voor of heeft in de voorbije twaalf maanden deelgenomen aan een of meer van de volgende evenementen in de hoogste competitiecategorie van de desbetreffende discipline: Olympische Spelen, Paralympische Spelen, wereldkampioenschappen, Europese kampioenschappen;
d) hij neemt deel aan een ploegsport in een competitie waarbij de meerderheid van de ploegen die aan de competitie deelnemen, bestaat uit sporters als vermeld in punt a), b) of c);
21° evenement: een reeks individuele wedstrijden die samen worden uitgevoerd onder één bestuursorgaan;
22° evenementenlocaties: de locaties die als dusdanig zijn aangewezen door het bestuursorgaan van het evenement;
23° evenementenperiode: de tijd tussen de start en het einde van het evenement, zoals vastgelegd door het bestuursorgaan van het evenement;
24° federatie: iedere groepering van sportverenigingen;
25° gebruik: het op om het even welke wijze gebruiken, aanbrengen, innemen, injecteren of consumeren van een verboden stof of verboden methode;
26° geen schuld of nalatigheid: het bewijs van een sporter of begeleider dat hij of zij niet wist of vermoedde, en zelfs met de grootst mogelijke voorzichtigheid niet redelijkerwijs had kunnen weten of vermoeden, dat hij of zij de verboden stof of verboden methode had gebruikt of toegediend had gekregen of anderszins een antidopingregel heeft overtreden. Behalve in het geval van een minderjarige, moet de sporter voor elke dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, 1°, ook aantonen hoe de verboden stof in zijn of haar lichaam is terechtgekomen;
27° geen significante schuld of nalatigheid: het bewijs van een sporter of begeleider dat er, gezien binnen het geheel van omstandigheden en rekening houdend met de criteria voor geen schuld of nalatigheid, geen significant verband was tussen zijn of haar schuld of nalatigheid en de dopingovertreding. Behalve in het geval van een minderjarige, moet de sporter voor elke dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, 1°, ook aantonen hoe de verboden stof in zijn of haar lichaam is terechtgekomen. Voor cannabinoïden kan een sporter bewijzen dat hem of haar geen significante schuld of nalatigheid te verwijten valt door duidelijk aan te tonen dat de context van het gebruik niet gerelateerd was aan zijn of haar sportprestaties;
28° gemiste dopingtest: het verzuim van een sporter in een geregistreerde doelgroep om zich beschikbaar te stellen voor een dopingtest op de plaats en het tijdstip, bepaald in het tijdsbestek van zestig minuten dat is vastgelegd in zijn aangifte van verblijfsgegevens voor de dag in kwestie;
29° gericht testen: het selecteren van specifieke sporters voor een dopingtest, overeenkomstig de internationale standaard daarvoor;
30° handel: het aan een derde verkopen, het verstrekken, vervoeren, versturen, leveren of verspreiden, of bezitten voor een van die doeleinden, van een verboden stof of verboden methode, hetzij fysiek, hetzij elektronisch of op een andere wijze, door een sporter, begeleider of andere persoon die onder het gezag van een antidopingorganisatie valt, met uitzondering van de handelingen van bonafide medisch personeel met betrekking tot een verboden stof die wordt gebruikt voor reële en legitieme therapeutische doeleinden of om een andere aanvaardbare reden, en handelingen met betrekking tot verboden stoffen die niet verboden zijn tijdens dopingtests buiten wedstrijdverband, tenzij de omstandigheden in hun geheel erop wijzen dat dergelijke verboden stoffen niet bedoeld zijn voor reële en legitieme therapeutische doeleinden of dat ze bedoeld zijn om de sportprestaties te verbeteren;
31° Hof van Arbitrage voor Sport, afgekort TAS: internationaal scheidsgerecht voor de arbitrage van sportzaken;
32° individuele sport: elke sport die geen ploegsport is;
33° internationaal evenement: een evenement of wedstrijd waarbij het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, een internationale federatie, een organisator van een groot evenement of een andere internationale sportorganisatie het bestuursorgaan is of de technische officials voor het evenement aanstelt;
34° internationaal geregistreerde doelgroep: de groep sporters van de hoogste prioriteit die door een internationale sportfederatie zijn aangewezen om onderworpen te worden aan gerichte dopingtests, zowel binnen als buiten competitie, in het kader van het testdistributieplan van de internationale sportfederatie, en die verplicht zijn hun verblijfsgegevens mee te delen, zoals bepaald in artikel 5.6 van de Code;
35° Internationale Standaarden: de documenten, aangenomen door het WADA ter ondersteuning van de Code, die ertoe strekken de verschillende technische en operationele onderdelen van de bepalingen van de Code te harmoniseren;
36° marker: een verbinding, groep verbindingen of een of meer biologische variabelen die wijzen op het gebruik van een verboden stof of een verboden methode;
37° metaboliet: elke stof die ontstaat door een biologisch omzettingsproces;
38° minderjarige: een natuurlijke persoon die de leeftijd van achttien jaar nog niet bereikt heeft;
39° monster: elk biologisch materiaal dat wordt afgenomen voor een dopingcontrole;
40° nationaal evenement: een evenement of wedstrijd waaraan nationale of internationale elitesporters deelnemen, dat geen internationaal evenement is;
41° nationaal geregistreerde doelgroep: de groep elitesporters, vermeld in artikel 21, § 1, die door NADO Vlaanderen zijn aangewezen om onderworpen te worden aan gerichte dopingtests, zowel binnen als buiten competitie, in het kader van het testdistributieplan van NADO Vlaanderen, en die verplicht zijn hun verblijfsgegevens mee te delen als vermeld in artikel 5.6 van de Code;
42° nationale antidopingorganisatie, afgekort NADO: de entiteit of entiteiten waaraan een land de bevoegdheid en verantwoordelijkheid heeft toegewezen om antidopingregels vast te stellen en uit te voeren, monsternames te coördineren, de resultaten ervan te beheren en hoorzittingen te houden op nationaal niveau;
43° Nationale Antidopingorganisatie Vlaanderen, afgekort NADO Vlaanderen: de administratie van de Vlaamse Gemeenschap die bevoegd is voor de uitvoering van het antidopingbeleid;
44° nationale doelgroep: de groep elitesporters, vermeld in artikel 21, § 1, § 2 en § 3, die door NADO Vlaanderen zijn aangewezen om onderworpen te worden aan gerichte dopingtests, zowel binnen als buiten competitie, in het kader van het testdistributieplan van NADO Vlaanderen, en die verplicht zijn hun verblijfsgegevens mee te delen;
45° niet-specifieke stof: elke verboden stof die geen specifieke stof is;
46° opzettelijk: de sporter of begeleider heeft handelingen gesteld waarvan hij of zij wist dat ze een dopingovertreding waren of dat er een aanzienlijk risico was dat de handelingen een dopingovertreding zouden kunnen zijn of tot gevolg zouden kunnen hebben en dat risico kennelijk heeft genegeerd. Een dopingovertreding die het gevolg is van een afwijkend analyseresultaat voor een stof die alleen binnen wedstrijdverband verboden is, wordt geacht, tot het bewijs van het tegendeel is geleverd, niet opzettelijk te zijn als het een specifieke stof betreft en de sporter kan aantonen dat de verboden stof buiten wedstrijdverband werd gebruikt. Een dopingovertreding die het gevolg is van een afwijkend analyseresultaat voor een stof die alleen binnen wedstrijdverband verboden is, wordt niet als opzettelijk beschouwd indien het een niet-specifieke stof betreft en de sporter kan aantonen dat de verboden stof buiten wedstrijdverband werd gebruikt in een context die niets te maken heeft met sportprestaties;
47° organisator van een groot evenement: de continentale associaties van nationale olympische comités en andere internationale organisaties voor verschillende sporten, die optreden als bestuursorgaan voor om het even welk continentaal, regionaal of ander internationaal evenement;
48° ploegactiviteit: sportactiviteit, uitgevoerd door een sporter op collectieve basis als deel van een ploeg of onder toezicht van de ploeg;
49° ploegsport: een sport waarbij de vervanging van sporters tijdens een wedstrijd toegestaan is;
50° ploegverantwoordelijke: de persoon die door de elitesporters van dezelfde ploeg is belast met het doorgeven van hun verblijfsgegevens;
51° poging: opzettelijk handelingen stellen die een substantiële stap zijn in de richting van handelingen die uitmonden in het overtreden van een antidopingregel. Er is echter geen sprake van een dopingovertreding alleen op basis van een poging tot het plegen van een overtreding als de persoon afziet van de poging voor die is ontdekt door een derde die niet bij de poging betrokken is;
52° regering: de Vlaamse Regering;
53° schuld: elk plichtsverzuim of elk gebrek aan zorgvuldigheid die in een bepaalde situatie vereist is. Factoren die bij de beoordeling van de schuldgraad van een sporter of begeleider in aanmerking moeten worden genomen, zijn bijvoorbeeld de ervaring van de sporter of begeleider, of de sporter of begeleider minderjarig is, speciale overwegingen zoals een handicap, het risico dat de sporter had moeten zien en de zorgvuldigheid en voorzichtigheid die de sporter aan de dag heeft gelegd met betrekking tot wat het gepercipieerde risico had moeten zijn. Bij de beoordeling van de schuldgraad van een sporter of begeleider moeten de in overweging genomen omstandigheden specifiek en relevant zijn voor de verklaring van het feit dat de sporter of begeleider is afgeweken van het verwachte standaardgedrag;
54° specifieke stof: elke verboden stof, met uitzondering van stoffen in de klassen van de anabolica en hormonen en de stimulerende middelen en hormoonantagonisten en modulatoren die als dusdanig zijn geïdentificeerd in de verboden lijst. Verboden methoden worden niet beschouwd als specifieke stoffen;
55° sportactiviteit: elke voorbereiding op of initiatief tot sportbeoefening met recreatieve, competitieve of demonstratieve doeleinden in georganiseerd verband;
56° sporter: elke persoon die een sportactiviteit beoefent, ongeacht het niveau waarop hij die sportactiviteit beoefent;
57° sportvereniging: elke organisatie die tot doel heeft een of meer sportactiviteiten te organiseren, de deelname eraan mogelijk te maken, of in dat verband als leidende instantie op te treden;
58° substantiële hulp: om in aanmerking te komen voor een verminderde sanctie wegens substantiële hulp moet een sporter of begeleider:
a) alle informatie waarover hij of zij beschikt met betrekking tot dopingovertredingen volledig onthullen in een ondertekende schriftelijke verklaring, en
b) zijn of haar volledige medewerking verlenen aan het onderzoek en de uitspraak in elke zaak die verband houdt met die informatie, inclusief, bijvoorbeeld, het afleggen van een getuigenis op een hoorzitting indien een antidopingorganisatie of tuchtcommissie dat vraagt. Bovendien moet de verstrekte informatie geloofwaardig zijn en betrekking hebben op een belangrijk deel van een ingeleide zaak of, indien er nog geen zaak is ingeleid, volstaan om een zaak in te leiden;
59° toediening: het verstrekken, leveren of faciliteren van, of het houden van toezicht op, of het op een andere wijze deelnemen aan het gebruik of de poging tot gebruik door een andere persoon van een verboden stof of verboden methode, met uitzondering van de handelingen van bonafide medisch personeel met betrekking tot een verboden stof of verboden methode die wordt gebruikt voor reële en legitieme therapeutische doeleinden of om een andere aanvaardbare reden, en de handelingen met betrekking tot verboden stoffen die niet verboden zijn tijdens dopingtests buiten wedstrijdverband, tenzij de omstandigheden in hun geheel erop wijzen dat dergelijke verboden stoffen niet bedoeld zijn voor reële en legitieme therapeutische doeleinden of dat ze bedoeld zijn om de sportprestaties te verbeteren;
60° toestemming wegens therapeutische noodzaak, afgekort TTN: een toestemming tot gebruik van een verboden stof of methode wegens therapeutische noodzaak als vermeld in artikel 10;
61° TTN-commissie: de commissie van artsen, vermeld in artikel 10, § 6, tweede lid, die een TTN kan geven voor het gebruik van verboden stoffen of methoden;
62° verblijfsgegevens: de gegevens, vermeld in artikel 21, die betrekking hebben op de plaatsen waar de sporter zich bevindt;
63° verboden lijst: de lijst met verboden stoffen en verboden methoden, vermeld in artikel 9;
64° verboden methode: elke methode die als zodanig wordt beschreven in de verboden lijst;
65° verboden stof: elke stof die als zodanig wordt beschreven in de verboden lijst;
66° voorlopige hoorzitting: een hoorzitting in het kader van een voorlopige schorsing die de hoorzitting over de zaak ten gronde voorafgaat;
67° voorlopige schorsing: het tijdelijke verbod om deel te nemen aan wedstrijden, voorafgaand aan de definitieve uitspraak van het bevoegde disciplinaire orgaan over een beweerde dopingpraktijk;
68° wedstrijd: een sportactiviteit in de vorm van een race, match, spel of concours;
69° Wereldantidopingagentschap, afgekort WADA: de stichting die opgericht is onder Zwitsers recht op 10 november 1999 als internationale organisatie ter bestrijding van doping.

Afdeling 2 Definitie van dopingpraktijk (... - ...)

Artikel 3. (01/01/2020- 12/09/2021)

In dit decreet wordt verstaan onder dopingpraktijk: de overtreding of de verschillende overtredingen van antidopingregels op een van de volgende wijzen:
1° de aanwezigheid van een verboden stof of van een metaboliet of marker daarvan in een monster dat afkomstig is van het lichaam van de sporter;
2° het gebruik of de poging tot gebruik door een sporter van een verboden stof of een verboden methode;
3° het ontwijken van een monsterneming, of het zonder geldige reden weigeren of zich niet aanbieden voor een monstername na de kennisgeving, vermeld in de toepasselijke antidopingregels;
4° elke combinatie van drie aangifteverzuimen of gemiste dopingtests binnen een periode van twaalf maanden;
5° het plegen van bedrog, of de poging daartoe, bij om het even welk onderdeel van de dopingcontrole, inclusief maar niet beperkt tot het intentioneel hinderen of de poging tot hinderen van een dopingcontroleur, bedrieglijke informatie verschaffen aan een ADO of het intimideren of de poging tot intimidatie van een potentiële getuige;
6° het bezit van een verboden stof of een verboden methode:
a) door een sporter binnen wedstrijdverband of het bezit door een sporter buiten wedstrijdverband van een buiten wedstrijdverband verboden stof of verboden methode, tenzij de sporter aantoont dat het bezit strookt met een geldige TTN of een andere aanvaardbare rechtvaardiging;
b) door een begeleider binnen wedstrijdverband of het bezit door een begeleider buiten wedstrijdverband van een buiten wedstrijdverband verboden stof of verboden methode in verband met een sporter, wedstrijd of training, tenzij de begeleider aantoont dat het bezit strookt met een aan de sporter toegekende geldige TTN of een andere aanvaardbare rechtvaardiging;
7° de handel of de poging tot handel in een verboden stof of verboden methode;
8° de toediening of de poging tot toediening aan een sporter binnen wedstrijdverband van een verboden methode of verboden stof, of de toediening of de poging tot toediening aan een sporter buiten wedstrijdverband van een verboden methode of een verboden stof die verboden is buiten wedstrijdverband;
9° het meewerken, aanmoedigen, helpen, aanzetten tot, samenzweren, verbergen of om het even welke andere vorm van opzettelijke medeplichtigheid in het kader van een dopingpraktijk of poging tot dopingpraktijk of de niet-naleving van een opgelegde uitsluiting of schorsing door een andere persoon dan de sporter;
10° verboden samenwerking. Onder verboden samenwerking wordt verstaan: de professionele of sportgerelateerde samenwerking van een sporter of begeleider met een begeleider die aan een van de volgende criteria voldoet. De begeleider:
a) valt onder de bevoegdheid van een ADO en is uitgesloten van deelname aan sportactiviteiten;
b) valt niet onder de bevoegdheid van een ADO en is niet uitgesloten van deelname aan sportactiviteiten conform de Code, maar hij is in een burgerlijke, strafrechtelijke of tuchtprocedure veroordeeld voor feiten die in een disciplinaire procedure conform de Code zouden worden beschouwd als een dopingpraktijk;
c) treedt op als eerste aanspreekpunt of tussenpersoon voor een persoon als vermeld in punt a) of b).

De samenwerking vermeld in het eerste lid, 10°, a), is verboden gedurende de periode van uitsluiting.

De samenwerking vermeld in het eerste lid, 10°, b), is verboden voor een periode van zes jaar vanaf de strafrechtelijke, burgerrechtelijke of tuchtrechtelijke uitspraak of voor de periode van de opgelegde strafrechtelijke, burgerrechtelijke of tuchtrechtelijke sanctie, als deze laatste langer is dan zes jaar.

De samenwerking vermeld in het eerste lid, 10°, c), is verboden gedurende de periode dat het de persoon waarvoor de tussenpersoon optreedt, verboden is samen te werken met de sporter.

Voor de toepassing van deze bepaling is het noodzakelijk dat de sporter of begeleider vooraf schriftelijk door een bevoegde ADO, of door het WADA, op de hoogte is gebracht van de diskwalificerende status van de begeleider en de mogelijke gevolgen van de verboden samenwerking, en dat de sporter of begeleider de samenwerking redelijkerwijze kan vermijden. De ADO zal ook redelijke inspanningen leveren om de begeleider die het voorwerp is van de kennisgeving, mee te delen dat hij vijftien dagen heeft om aan de ADO te bewijzen dat de criteria, vermeld in het eerste lid, 10°, a) of b), niet van toepassing zijn.

Het eerste lid, 10°, is ook van toepassing op de samenwerking met begeleiders die veroordeeld zijn voor feiten die voor 1 januari 2015 strafbaar waren, en nog niet verjaard zijn.

Het is aan de sporter of begeleider om aan te tonen dat de samenwerking met de begeleider, vermeld in het eerste lid, 10°, a) of b), niet professioneel of sportgerelateerd is.

ADO's die weet hebben van begeleiders die aan de criteria, vermeld in het eerste lid, 10°, voldoen, moeten die informatie doorgeven aan het WADA.

HOOFDSTUK 2 Toepassingsgebied (... - ...)

Artikel 4. (31/03/2015- 12/09/2021)

De bepalingen van dit decreet zijn van toepassing op elke sporter, op elke begeleider, op elke sportvereniging en op elk controlelaboratorium.

HOOFDSTUK 3 Beginselen inzake de preventie en bestrijding van dopingpraktijken (... - ...)

Artikel 5. (31/03/2015- 12/09/2021)

NADO Vlaanderen, sporters, begeleiders en sportverenigingen zetten zich in voor de preventie en de bestrijding van dopingpraktijken in de sport, met het oog op de uitbanning daarvan.

Het doel van de preventie van dopingpraktijken in de sport is het bewust of onbewust gebruik van verboden stoffen of methoden door sporters te voorkomen.

NADO Vlaanderen en alle sportverenigingen zullen hiertoe de sporters en begeleiders actuele en nauwkeurige informatie bezorgen over minstens de volgende onderwerpen :
1° de verboden stoffen en verboden methodes;
2° dopingpraktijken;
3° de gevolgen van dopingpraktijken op medisch en sociaal vlak, met inbegrip van de mogelijke sancties;
4° de dopingcontroleprocedures;
5° de rechten en plichten van sporters en begeleiders;
6° de mogelijkheid tot het verkrijgen wegens therapeutische noodzaak van een toestemming tot rechtmatig gebruik van een verboden stof of een verboden methode;
7° de risico's van het gebruik van voedingssupplementen;
8° de sportethische gevolgen van dopingpraktijken.
9° de toepasselijke verplichtingen op het vlak van de verblijfsgegevens en actuele en accurate informatie over de rechten van verdediging en bescherming van persoonsgegevens.

De regering kan deze verplichting nader preciseren door algemeen geldende bepalingen uit te vaardigen of door specifieke bepalingen voor één of meer sportverenigingen uit te vaardigen.

Artikel 6. (31/03/2015- 12/09/2021)

Alle sporters, begeleiders en sportverenigingen moeten zich op elk moment onthouden van dopingpraktijken.

Artikel 7. (31/03/2015- 12/09/2021)

De Vlaamse Gemeenschap erkent het WADA. De bepalingen van dit decreet zijn opgesteld in overeenstemming met de bepalingen van de Code en de Internationale Standaarden, inclusief de commentaren bij de artikelen en moeten geïnterpreteerd worden in overeenstemming met de Code en de Internationale Standaarden.

De maatregelen inzake de bestrijding van dopingpraktijken, die de regering neemt ter uitvoering van dit decreet, dienen in overeenstemming te zijn met de Code en de Internationale Standaarden.

TITEL 2 Bewijsregels voor de vaststelling van dopingpraktijken (... - ...)

Artikel 8. (31/03/2015- 12/09/2021)

§ 1. Het bewijs van een dopingpraktijk moet geleverd worden door de ADO. De bewijsstandaard is meer dan een afweging van waarschijnlijkheid, maar minder dan een bewijs boven redelijke twijfel.

Als de sporter of begeleider een vermoeden moet weerleggen of specifieke feiten en omstandigheden moet bewijzen, is de bewijsstandaard een afweging van waarschijnlijkheid.

Feiten met betrekking tot een dopingpraktijk kunnen met alle middelen van recht worden vastgesteld, inclusief bekentenissen.

§ 2. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 gelden in disciplinaire procedures overeenkomstig artikel 3.2 van de Code de volgende bewijsregels:
1° analytische methoden of beslissingslimieten die door het WADA zijn goedgekeurd na overleg met de desbetreffende wetenschappelijke gemeenschap en die zijn onderworpen aan collegiale toetsing, worden verondersteld wetenschappelijk geldig te zijn. Elke sporter of begeleider die de veronderstelling van wetenschappelijke validiteit wil weerleggen, moet als opschortende voorwaarde eerst het WADA op de hoogte brengen van de betwisting en de grondslag ervan. Het TAS kan op eigen initiatief ook het WADA op de hoogte brengen van een dergelijke betwisting. Op verzoek van het WADA zal de TAS-commissie een geschikte wetenschappelijke expert aanstellen om haar te helpen bij de beoordeling van de betwisting. Binnen tien dagen nadat het WADA die kennisgeving en het TAS-dossier heeft ontvangen, heeft het WADA het recht om als partij te interveniëren, als amicus curiae op te treden of op een andere wijze bewijzen te leveren in een dergelijke procedure;
2° de door het WADA geaccrediteerde of goedgekeurde laboratoria worden vermoed de analyses van monsters en de bewaarprocedures te hebben uitgevoerd in overeenstemming met de Internationale Standaard voor Laboratoria. De sporter kan dat vermoeden weerleggen door aan te tonen dat een afwijking van de Internationale Standaard voor Laboratoria heeft plaatsgevonden die redelijkerwijs het afwijkende analyseresultaat kan hebben veroorzaakt. Als de sporter het vermoeden weerlegt door aan te tonen dat een afwijking van de Internationale Standaard voor Laboratoria redelijkerwijs het afwijkende analyseresultaat kan hebben veroorzaakt, moet de ADO aantonen dat die afwijking het afwijkende analyseresultaat niet heeft veroorzaakt;
3° onregelmatigheden die niet tot een afwijkend analyseresultaat of een andere dopingpraktijk hebben geleid, maken dergelijke resultaten of bewijs niet ongeldig. Als de sporter of begeleider aantoont dat een onregelmatigheid redelijkerwijs geleid heeft tot het vaststellen van een dopingpraktijk op basis van een afwijkend analyseresultaat of een andere dopingpraktijk, moet de ADO aantonen dat die onregelmatigheid het afwijkende analyseresultaat niet heeft veroorzaakt of niet de feitelijke basis is voor de vastgestelde dopingpraktijk;
4° feiten die worden aangetoond op grond van een beslissing van een rechtbank of een bevoegd professioneel disciplinair orgaan waartegen geen beroepsprocedure loopt, vormen een onweerlegbaar bewijs van de feiten tegen de sporter of begeleider waarop de beslissing betrekking heeft, tenzij de sporter of begeleider aantoont dat de beslissing de principes van eerlijke rechtsbedeling schendt;
5° de commissie die optreedt in een hoorzitting over een dopingpraktijk, mag een negatieve gevolgtrekking maken ten aanzien van een sporter of begeleider die wordt beschuldigd van de dopingovertreding op basis van zijn weigering, nadat hij daarvoor redelijke tijd op voorhand is opgeroepen, om te verschijnen tijdens de zitting, hetzij persoonlijk of telefonisch, zoals opgedragen door de commissie, en de vragen van de commissie of de ADO die de dopingovertreding ten laste legt, te beantwoorden.

§ 3. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 en 2 gelden de volgende specifieke bewijsregels:
1° een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, kan blijken uit een van de volgende feiten:
a) de aanwezigheid van een verboden stof of metabolieten of markers ervan in het A-monster van de sporter, waarbij de sporter geen analyse vraagt van het B-monster en het B-monster niet wordt geanalyseerd;
b) de analyse van het B-monster bevestigt de aanwezigheid van een verboden stof of metabolieten of markers ervan in het A-monster van de sporter;
c) het B-monster wordt verdeeld over twee flessen en de analyse van de tweede fles bevestigt de aanwezigheid van de verboden stof of metabolieten of markers ervan in de eerste fles;
2° met uitzondering van de stoffen waarvoor in de verboden lijst specifiek een kwantitatieve limiet is opgegeven, vormt de aanwezigheid van om het even welke hoeveelheid van een verboden stof of metaboliet of marker ervan in een monster van een sporter als vermeld in punt 1°, een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°. Als uitzondering op de algemene regel kunnen de verboden lijst of de Internationale Standaarden bijzondere criteria vaststellen voor de beoordeling van verboden stoffen die ook door het lichaam kunnen worden aangemaakt;
3° een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, kan blijken uit bekentenissen, getuigenverklaringen, documenten, conclusies uit de analyse van het biologisch paspoort of analyses die op zich niet volstaan om een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, aan te tonen.

TITEL 3 De verboden lijst [en TTN's (ing. Decr.19 december 2014, art. 9, I: 31 maart 2015)] (... - ...)

Artikel 9. (14/11/2012- ...)

De regering stelt de verboden lijst vast.

Artikel 10. (01/01/2020- 12/09/2021)

§ 1. De aanwezigheid van een verboden stof of metabolieten of markers ervan, en het gebruik of de poging tot gebruik, bezit of toediening of de poging tot toediening van een verboden stof of methode is geen dopingpraktijk als voor het gebruik van die verboden stoffen of methoden, op grond van therapeutische noodzaak, een TTN gegeven is in overeenstemming met de Code.

§ 2. Een TTN-aanvraag kan door een sporter maar bij één instantie worden ingediend.

§ 3. De breedtesporter en de elitesporter die geen internationale elitesporter is, dient een TTN-aanvraag in bij zijn NADO. Als er discussie is over welke NADO bevoegd is voor een bepaalde TTN-aanvraag, oordeelt het WADA.

§ 4. De internationale elitesporter die een TTN wil, moet die aanvragen bij zijn internationale federatie.

Een TTN die een sporter van een NADO heeft verkregen, is niet geldig als de sporter een internationale elitesporter wordt of aan een internationaal evenement deelneemt, tenzij en tot de desbetreffende internationale federatie die TTN erkent.

Als een door een NADO toegekende TTN als vermeld in het vorige lid, niet wordt erkend door de internationale sportfederatie, hebben de sporter en de NADO het recht om binnen 21 dagen na de kennisgeving bij het WADA een heroverweging aan te vragen. Tot het WADA een beslissing heeft genomen, blijft de TTN geldig voor nationale wedstrijden en dopingtests buiten wedstrijdverband, maar niet voor internationale wedstrijden. Als er geen heroverweging wordt aangevraagd bij het WADA, vervalt de door de NADO toegekende TTN 21 dagen na de kennisgeving.

Als de NADO van de sporter hem nog geen TTN heeft verleend voor de stof of methode in kwestie, vraagt de sporter direct bij zijn internationale federatie een TTN aan. Tegen een door een internationale sportfederatie toegekende TTN kan door NADO Vlaanderen bij het WADA een heroverweging worden aangevraagd binnen 21 dagen na de kennisgeving als NADO Vlaanderen van mening is dat de TTN niet in overeenstemming met de Code is toegekend. Tot het WADA een beslissing heeft genomen, blijft de internationale TTN geldig voor internationale wedstrijden en dopingtests buiten wedstrijdverband, maar niet voor nationale wedstrijden. Als er geen heroverweging wordt aangevraagd bij het WADA, wordt de TTN 21 dagen na de kennisgeving geldig voor nationale wedstrijden.

Als de internationale federatie een door een NADO toegekende TTN niet erkent omdat er testen of andere informatie ontbreken om na te gaan of de TTN is toegekend in overeenstemming met de Code, moet het dossier vervolledigd worden en kan overeenkomstig 4.3.3 van de Code geen beroep worden ingesteld bij het WADA.

Als een internationale federatie een sporter controleert die geen internationale elitesporter is, moet ze de TTN erkennen die door de NADO is toegekend.

Tegen elke TTN-beslissing door het WADA of door een internationale federatie kan door de sporter of de NADO in beroep worden gegaan bij het TAS.

§ 5. Een TTN die een sporter van een internationale federatie heeft verkregen, is niet geldig als de sporter deelneemt aan een internationaal evenement dat wordt georganiseerd door een organisator van een groot evenement, tenzij en tot de desbetreffende organisator die TTN erkent.

Een organisator van een groot evenement kan een door hem uitgereikte TTN vereisen voor het gebruik van verboden stoffen en methoden in het kader van zijn evenement. Als die organisator een door een NADO of de internationale sportfederatie toegekende TTN niet erkent, of weigert een bij hem aangevraagde TTN toe te kennen, kan tegen die beslissing alleen in beroep worden gegaan bij een door die organisator opgericht of aangesteld onafhankelijk orgaan. Als geen beroep wordt ingesteld of als het beroep niet succesvol is, kan de sporter de verboden stof of methode niet gebruiken in het kader van het evenement, maar door de NADO of de internationale federatie toegekende TTN's blijven wel geldig buiten het evenement.

§ 6. De regering bepaalt de procedure en de voorwaarden die gelden voor het verlenen van een TTN aan sporters die onder de bevoegdheid van NADO Vlaanderen vallen en voor de erkenning van die toestemming die verleend wordt aan sporters die niet onder de bevoegdheid van NADO Vlaanderen vallen, in overeenstemming met de Internationale Standaard voor Toestemmingen wegens Therapeutische Noodzaak. Breedtesporters kunnen retroactief een TTN aanvragen en verkrijgen.

De regering richt voor de toekenning van een TTN of erkenning van een door een andere ADO toegekende TTN een commissie van artsen op, TTN-commissie genaamd, en bepaalt de opdracht en de samenstelling ervan en de vergoedingen die de leden van de TTN-commissie ontvangen.

De formulieren voor de aanvraag van en de beslissing tot het verlenen van de TTN, worden in het Nederlands opgesteld en er wordt een Franse en Engelse vertaling bij gevoegd.

Elke beslissing tot toekenning, weigering, erkenning of niet-erkenning van een TTN wordt door NADO Vlaanderen ingegeven in ADAMS. Bij toegekende TTN's bevat die mededeling de volgende informatie:
1° de toegelaten stof of methode en de duur, dosis, gebruiksfrequentie en toedieningswijze ervan en andere toelatingsvoorwaarden;
2° de TTN-aanvraag en de relevante medische informatie die aantoont dat de toekenningsvoorwaarden zijn nageleefd.

Elke TTN heeft een specifieke geldigheidsduur die wordt vastgelegd door de TTN-commissie en op het einde van die termijn vervalt de TTN automatisch. Als de elitesporter de verboden stof of verboden methode ook na de vervaldag nog verder moet gebruiken, moet hij ruim voor de vervaldag een aanvraag voor een nieuwe TTN indienen, zodat er voldoende tijd is om een beslissing te nemen over de aanvraag. De breedtesporter kan retroactief een nieuwe aanvraag indienen.

Tegen de beslissing tot weigering of tegen het gebrek aan een beslissing van de TTN-commissie binnen de door de regering vastgestelde termijn kan door de sporter een verzoek tot heroverweging ingediend worden bij de TTN-commissie in een andere samenstelling, volgens een door de regering uitgewerkte procedure.

Het WADA kan, op eigen initiatief, op elk moment de toekenning van een TTN aan een elitesporter herzien. Het WADA kan ook een TTN-beslissing herzien op verzoek van een elitesporter aan wie een TTN, of de erkenning van een TTN geweigerd werd of die binnen een redelijke termijn geen beslissing heeft ontvangen over een ontvankelijke TTN-aanvraag.

De beslissingen van het WADA over de toekenning of weigering van een TTN kunnen overeenkomstig artikel 4.4.7 van de Code alleen bij het TAS aangevochten worden door de elitesporter of door NADO Vlaanderen waarvan de beslissing herzien werd.

Als een afwijkend analyseresultaat wordt vastgesteld kort nadat de TTN is vervallen of ingetrokken, gaat NADO Vlaanderen na of het resultaat strookt met het gebruik van de verboden stof of methode voor het verstrijken of intrekken van de TTN. Als dat laatste het geval is, is het gebruik ervan door de sporter of de aanwezigheid van de verboden stof of methode in het monster van de sporter geen dopingpraktijk.

Als de sporter na de toekenning van de TTN een verschillende dosis, gebruiksfrequentie, gebruiksduur of toedieningswijze nodig heeft, moet hij een nieuwe aanvraag indienen. Als het gebruik, het bezit of de aanwezigheid van de verboden stof of methode in het monster van de sporter niet strookt met de toekenningsvoorwaarden van de TTN, zal de toegekende TTN niet volstaan om een dopingpraktijk uit te sluiten.

TITEL 4 Verplichtingen van de [federaties en de (ing. Decr.19 december 2014, art. 11, I: 31 maart 2015)] sportverenigingen inzake de preventie en bestrijding van dopingpraktijken (... - ...)

Artikel 11. (31/03/2015- 12/09/2021)

Elke federatie en haar lidorganisaties neemt met toepassing van artikel 5 maatregelen voor de preventie van doping door haar leden en hun begeleiders, en neemt de disciplinaire maatregelen, vermeld in artikel 23/2, 24 en 25.

Elke federatie zal elke vorm van informatie over een mogelijke dopingpraktijk rapporteren aan NADO Vlaanderen en haar internationale federatie, en alle medewerking verlenen aan een onderzoek naar dopingpraktijken door de bevoegde instantie.

Elke federatie vaardigt een tuchtreglement uit dat begeleiders die zonder geldige reden verboden stoffen of methoden gebruiken, verbiedt sporters te ondersteunen die onder de bevoegdheid van de federatie vallen.

Op verzoek van NADO Vlaanderen brengt de federatie, op de door de regering bepaalde wijze, verslag uit over de initiatieven die zijn genomen ter uitvoering van dit decreet.

Artikel 12. (31/03/2015- 12/09/2021)

Met het oog op de controle en het toezicht op de naleving van de voorwaarden vermeld in artikel 15 en 44, is elke sportvereniging verplicht :
1° de regering, ten minste veertien dagen van tevoren, op de hoogte te brengen, op de door de regering bepaalde wijze, van alle door haar geplande wedstrijden;
2° de totale medewerking aan de dopingtests en het toezicht, vermeld in artikel 15 en 44, te verlenen, te organiseren en te waarborgen;
3° de identificatie- en contactgegevens te registreren van alle sporters die deelnemen aan de door haar georganiseerde wedstrijden, en daarbij van de voornoemde sporters te vereisen dat zij een passend identiteitsbewijs voorleggen.

Artikel 13. (31/03/2015- ...)

Met het oog op de uitvoering van de aan NADO Vlaanderen en de regering opgelegde taken, zijn de sportverenigingen verplicht om aan NADO Vlaanderen de identificatie- en contactgegevens mee te delen van elke elitesporter die bij hen aangesloten is.

NADO Vlaanderen stelt, na overleg met de federatie, de elitesporters, vermeld in het eerste lid, ter informatie op de hoogte van hun kwalificatie als elitesporter.

De regering kan de wijze waarop de in het eerste lid vermelde mededeling gedaan moet worden nader preciseren.

De gegevens, vermeld in het eerste lid, worden strikt vertrouwelijk behandeld, mogen alleen worden gebruikt om dopingtests te plannen, te coördineren en uit te voeren, en kunnen binnen dit kader door NADO Vlaanderen alleen worden doorgegeven aan de ADO's.

Artikel 14. (31/03/2015- 12/09/2021)

Elke sportvereniging is, rekening houdend met het specifieke karakter van de door haar geregelde sportactiviteiten, verplicht om de maatregelen die haar federatie of internationale federatie oplegt aan de elitesporters of begeleiders wegens dopingpraktijken, alsook de maatregelen waartoe overeenkomstig dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan besloten is door NADO Vlaanderen, de disciplinaire commissie of de disciplinaire raad voor breedtesporters, door de betrokken sporters en begeleiders te laten naleven.

Elke federatie is verplicht om de maatregelen die overeenkomstig dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan of de Code zijn opgelegd aan een van hun leden of begeleiders van hun leden wegens dopingpraktijken begaan buiten het Nederlandse taalgebied, mee te delen aan NADO Vlaanderen, met het oog op de erkenning van en het toezicht houden op de naleving van de maatregelen door de Vlaamse Gemeenschap.

De regering stelt een procedure in voor de onderlinge mededeling, op nationaal en internationaal vlak, van de tuchtsancties, voorlopige schorsingen en van de overige beslissingen die worden genomen op het gebied van de bestrijding van dopingpraktijken.

De regering kan de nadere voorwaarden bepalen voor de toepassing van de vorige leden.

[TITEL 4/1 Verplichtingen van sporters en begeleiders voor de preventie en bestrijding van dopingpraktijken (ing. Decr. 19 december 2014, art. 16, I: 31 maart 2015)] (... - ...)

Artikel 14/1. (31/03/2015- 12/09/2021)

Elke sporter is verplicht:
1° op de hoogte te zijn van de antidopingregels en ze na te leven;
2° op elk ogenblik bereid te zijn zich aan een controle te onderwerpen;
3° medisch personeel op de hoogte te brengen van zijn verplichting geen verboden stoffen of methoden te gebruiken en er zo voor te zorgen dat een medische behandeling de antidopingregels niet schendt;
4° NADO Vlaanderen en haar federatie en internationale federatie op de hoogte te brengen van elke veroordeling wegens dopingpraktijken in de laatste tien jaar;
5° mee te werken aan elk onderzoek van een ADO naar dopingpraktijken.

Artikel 14/2. (31/03/2015- 12/09/2021)

Elke begeleider is verplicht:
1° op de hoogte te zijn van de antidopingregels, zowel de regels die op de sporters als op hem van toepassing zijn, en ze na te leven;
2° mee te werken aan de dopingbestrijding en zijn invloed te gebruiken om de sporter antidopingwaarden en -gedrag bij te brengen;
3° NADO Vlaanderen en haar federatie en internationale federatie op de hoogte te brengen van elke veroordeling wegens dopingpraktijken in de laatste tien jaar;
4° mee te werken aan elk onderzoek van een ADO over dopingpraktijken;
5° geen verboden stof of methode te gebruiken zonder geldige reden.

Artikel 14/3.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(13/09/2021- ...)

Elke andere persoon dan een sporter als vermeld in artikel 14/1 of een begeleider als vermeld in artikel 14/2, is verplicht:
1° op de hoogte te zijn van de antidopingregels en ze na te leven;
2° NADO Vlaanderen en haar federatie en internationale federatie op de hoogte te brengen van elke veroordeling wegens dopingpraktijken in de laatste tien jaar;
3° mee te werken aan elk onderzoek van een ADO naar dopingpraktijken.

TITEL 5 [Dopingtests en onderzoeken (verv. Decr. 19 december 2014, art. 19, I:31 maart 2015)] (... - ...)

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 15. (01/01/2020- 12/09/2021)

§ 1. Dopingtests en onderzoeken naar dopingpraktijken kunnen alleen ondernomen worden voor antidopingdoeleinden.

Dopingtests worden ondernomen om analytisch bewijs te verzamelen over de naleving van het verbod op de aanwezigheid en het gebruik van verboden stoffen en methoden.

Monsters worden geanalyseerd om verboden stoffen en verboden methoden die op de verboden lijst staan, op te sporen, alsook om andere stoffen waarvoor het WADA eventueel opdracht heeft gegeven, te onderzoeken, of om een ADO te helpen bij de profilering van relevante parameters in de urine, het bloed of een andere matrix van een sporter, inclusief DNA- of genetische profilering, of voor andere legitieme antidopingdoeleinden. Monsters kunnen worden afgenomen en bewaard voor toekomstige analyses. DNA- of genetische profilering kan slechts toegepast worden bij een ernstig vermoeden van dopingpraktijken.

Voor de uitvoering van dopingtests bij elitesporters zal NADO Vlaanderen een effectief, intelligent en proportioneel spreidingsplan opstellen dat, rekening houdend met het technisch document van WADA dat op grond van een risicoanalyse bepaalt welke verboden stoffen en methoden in welke sportdisciplines het meest gebruikt worden, de nodige prioriteiten vastlegt over disciplines, categorieën van sporters, soorten dopingtests, soorten monsternames en soorten analyses.

NADO Vlaanderen zal onderzoek verrichten naar:
1° atypische analyseresultaten en afwijkende paspoortresultaten, om na te gaan of een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° of 2°, heeft plaatsgevonden;
2° andere indicaties van potentiële dopingpraktijken, om te bepalen of een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 2° tot en met 10°, heeft plaatsgevonden;
3° de begeleiders, in geval van een dopingpraktijk door een minderjarige, of door meer dan één sporter die door dezelfde persoon begeleid werd.

NADO Vlaanderen zal voor de uitvoering van haar taken onder deze titel gebruikmaken van alle informatie en onderzoeksmaatregelen die ze ter beschikking heeft, inclusief de informatie in ADAMS, de verwerving van informatie en de medewerking van andere antidopingorganisaties, ordehandhavingsdiensten, magistraten, sportverenigingen en federaties, het publiek, sporters en begeleiders, laboratoria, farmaceutische bedrijven, publieke overheden, tuchtrechtelijke instanties en de media. Dit omvat ook informatie die NADO Vlaanderen door de politie of een bevoegde magistraat wordt meegedeeld met de toelating deze informatie te gebruiken voor de tuchtrechtelijke bestrijding van doping in de sport.

Sporters en begeleiders wiens gedrag het onderzoek verstoort, kunnen vervolgd worden wegens een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 5°.

§ 2. NADO Vlaanderen, het WADA, een internationale sportfederatie of een sportvereniging waarvan de sporter lid is, kunnen op elk moment, zowel binnen als buiten wedstrijdverband, onder de verantwoordelijkheid van een dopingcontroleur, dopingtests laten uitvoeren bij alle sporters en alle personen die wegens dopingpraktijken zijn uitgesloten van de deelname aan sportactiviteiten.

De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop personen erkend kunnen worden als dopingcontroleur. De Vlaamse Regering kan verschillende categorieën van dopingcontroleurs bepalen en kan voorzien in specifieke opleidings- en ervaringsvereisten, en de toezichtsopdracht van de verschillende dopingcontroleurs inhoudelijk, geografisch of in de tijd beperken. De erkende dopingcontroleurs kunnen zich bij de uitvoering van een dopingcontrole laten bijstaan door chaperons.

Tenzij de sporter het tijdslot van zestig minuten, vermeld in artikel 21, § 1, eerste lid, 9°, tijdens het hierna beschreven tijdsbestek heeft opgegeven, moet de ADO, om dopingtests buiten wedstrijdverband uit te voeren tussen 23 uur 's avonds en 6 uur 's morgens, beschikken over ernstige en specifieke vermoedens dat de sporter doping gebruikt. Desalniettemin kan een sporter niet weigeren om deel te nemen aan een dopingtest omdat hij in enerlei opzicht niet geselecteerd zou mogen worden voor de dopingtest.

Tijdens een evenement is in principe slechts één ADO verantwoordelijk voor de organisatie en coördinatie van dopingtests op de evenementenlocaties.

Bij internationale evenementen worden de dopingtests georganiseerd en gecoördineerd door de organiserende internationale organisatie. Bij nationale evenementen worden de dopingtests georganiseerd en gecoördineerd door NADO Vlaanderen. Op verzoek van het bestuursorgaan van het evenement zullen dopingtests tijdens de evenementenperiode maar buiten de evenementenlocaties met het bestuursorgaan gecoördineerd worden.

Een ADO die dopingtests wil uitvoeren op evenementenlocaties tijdens evenementen waarvoor ze niet de coördinerende instantie is, overlegt daarover met het bestuursorgaan van die instantie en als dat nodig is, vraagt de ADO toestemming aan het WADA.

Als een internationale federatie of een organisator van een groot evenement een deel van de controles delegeert of uitbesteedt aan NADO Vlaanderen, kan NADO Vlaanderen extra monsters afnemen of het laboratorium de opdracht geven om op kosten van NADO Vlaanderen bijkomende soorten analyses uit te voeren. Als extra monsters worden afgenomen of bijkomende soorten analyses worden uitgevoerd, wordt de internationale federatie of de organisator van een groot evenement daarvan op de hoogte gebracht.

§ 3. NADO Vlaanderen is bevoegd voor:
1° het verzamelen, beoordelen en verwerken van relevante informatie met betrekking tot sporters, hun begeleiders en doping uit alle beschikbare bronnen, ter stoffering van de ontwikkeling van een effectief, intelligent en proportioneel testdistributieplan, het plannen van gerichte dopingtests, en voor het vormen van de basis van een onderzoek naar mogelijke dopingpraktijken;
2° het onderzoeken van atypische analyseresultaten en afwijkende paspoortresultaten in overeenstemming met de Code;
3° het onderzoeken van ieder ander analytisch of niet-analytisch gegeven dat wijst op een mogelijke dopingpraktijk om een mogelijke dopingpraktijk uit te sluiten of bewijs te verzamelen ter ondersteuning van een disciplinaire vervolging.

§ 4. De regering bepaalt, in overeenstemming met de Code en de Internationale Standaarden, de nadere procedure van de dopingtest, het opstellen en opvolgen van het biologisch paspoort en de voorwaarden waaronder experten, dopingcontroleurs, chaperons en controlelaboratoria aangewezen kunnen worden.

De regering stelt in voorkomend geval de vergoedingen ter zake vast.

De toepasselijke formulieren voor de oproeping en monsterneming worden in het Nederlands opgesteld en er wordt een Franse en Engelse vertaling bijgevoegd.

De regering kan nadere regels vaststellen voor de erkenning van de resultaten van monsternemingen en laboratoriumanalyses die uitgevoerd zijn in opdracht van andere instanties dan NADO Vlaanderen.

Artikel 16. (31/03/2015- 12/09/2021)

De sportverenigingen zijn verplicht:
1° NADO Vlaanderen uiterlijk vier dagen nadat ze een dopingcontrole hebben georganiseerd binnen het Nederlandse taalgebied, in te lichten over de controle zelf en over de controlelaboratoria die de monsters, genomen tijdens de controle, zullen analyseren;
2° onmiddellijk na elke dopingcontrole, vermeld in punt 1°, een afschrift van het dopingcontroleformulier, vermeld in artikel 19, § 5, te bezorgen aan NADO Vlaanderen;
3° binnen tien dagen na de ontvangst van het verslag van het controlelaboratorium over de analyse van de monsters van de dopingcontroles, vermeld in punt 1°, een afschrift van dat verslag naar NADO Vlaanderen te sturen.

Artikel 17. (01/01/2020- 12/09/2021)

De dopingcontroleur die de verantwoordelijkheid draagt voor de organisatie van een dopingtest bij minderjarigen is verplicht ervoor te zorgen dat de volgende bepalingen worden nageleefd :
1° voorafgaandelijk aan een dopingtest wordt de minderjarige ingelicht over zijn recht om zich te laten bijstaan door een ouder, een voogd of door degene die de minderjarige onder zijn bewaring heeft. Dat ontslaat de minderjarige in geen geval van zijn verplichting om zich op de aangegeven tijd en plaats van de controle aan te bieden;
2° de ouder, voogd of degene die de minderjarige onder zijn bewaring heeft, heeft het recht om de dopingtest bij te wonen, behalve als de minderjarige zich verzet tegen de aanwezigheid van de ouder, de voogd of degene die de minderjarige onder zijn bewaring heeft;
3° bij afwezigheid van de ouder, de voogd of degene die de minderjarige onder zijn bewaring heeft, heeft de minderjarige het recht om de aanwezigheid te vragen van een meerderjarige persoon naar keuze om zijn belangen te behartigen tijdens de dopingtest.
 

Artikel 17/1. (01/01/2016- ...)

NADO Vlaanderen kan aan andere antidopingorganisaties of sportverenigingen op hun verzoek de nodige middelen voor de uitvoering en afhandeling van dopingcontroles tegen kostprijs ter beschikking stellen.

HOOFDSTUK 2 [... (opgeh. Decr. 19 december 2014, art. 23, I:31 maart 2015)] (... - ...)

Artikel 18. (31/03/2015- ...)

...

HOOFDSTUK 3 Bevoegdheden van erkende [dopingcontroleurs (verv. decr. 5 april 2019, art. 7, I: 1 januari 2020)] en chaperons (... - ...)

Artikel 19. (01/01/2020- ...)

§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie kunnen de erkende dopingcontroleurs en de chaperons, aangewezen volgens de bepalingen van artikel 15, als de wettelijke bepalingen van hun beroepsuitoefening het toestaan en met het oog op de uitvoering van een dopingtest :
1° alle inlichtingen inwinnen en elk onderzoek instellen die zij voor de controle nodig achten;
2° toezicht uitoefenen over de kledij, de sportuitrusting en de bagage van de sporter en van de begeleider;
3° monsters nemen van het lichaam van de sporter;
4° monsters nemen van de drank, van het voedsel en van stoffen die de sporter of de begeleider in zijn bezit heeft;
5° de monsters, vermeld in punt 3° en 4°, voor analyse bezorgen aan het erkende controlelaboratorium;
6° inzage krijgen in en een afschrift nemen van alle documenten die vereist zijn om de in dit decreet bepaalde opdracht te vervullen;
7° toezicht houden op de sporter tijdens het nemen van monsters van zijn lichaam vanaf de oproeping tot en met de monstername.

Bij de uitoefening van de in het vorige lid opgesomde bevoegdheden, kunnen de chaperons alleen optreden in opdracht en onder de verantwoordelijkheid van de erkende dopingcontroleur.

§ 2. De erkende dopingcontroleurs en de chaperons hebben toegang tot alle lokalen en plaatsen waar sportactiviteiten of voorbereidingen georganiseerd worden. Ze hebben ook toegang tot de kleedkamers.

§ 3. Na machtiging van de onderzoeksrechter, verleend op vordering van de procureur des Konings, kan een erkende dopingcontroleur, eventueel bijgestaan door een of meer chaperons, binnentreden in de bewoonde lokalen en er alle nuttige vaststellingen doen.

§ 4. De erkende dopingcontroleurs en de chaperons kunnen op elk moment bij de uitoefening van hun opdracht de bijstand van de federale of lokale politie vorderen.

De erkende dopingcontroleurs en de chaperons legitimeren zich desgevraagd aan de hand van hun legitimatiebewijs.

Het legitimatiebewijs bevat een foto van de dopingcontroleur of chaperon en vermeldt in ieder geval diens naam en hoedanigheid.

De regering bepaalt de nadere inhoud en het model van het legitimatiebewijs en bepaalt eveneens welk bestuursorgaan het legitimatiebewijs uitreikt.

§ 5. De erkende dopingcontroleurs of de chaperons leggen hun bevindingen vast in een dopingcontroleformulier, volgens de voorwaarden die bepaald zijn door de regering, dat binnen zeven dagen naar NADO Vlaandereen wordt gezonden. De papieren of digitale versie van het dopingcontroleformulier draagt bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel.

§ 6. De regering bepaalt de wijze en de voorwaarden van monsterneming, vermeld in paragraaf 1, 3° en 4°, en kan nadere voorwaarden vaststellen voor de overige bepalingen van dit artikel.
 

HOOFDSTUK 4 Verblijfsgegevens (... - ...)

Artikel 20. (31/03/2015- 31/12/2021)

§ 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden de elitesporters die in het Nederlandse taalgebied wonen, door NADO Vlaanderen ingedeeld in categorie A, B, C of D volgens de lijst van sportdisciplines A, B en C, die door de regering wordt bepaald aan de hand van de criteria, vermeld in paragraaf 2, vijfde lid:
1° categorie A: deze groep bestaat enerzijds uit elitesporters die een discipline van categorie A beoefenen, en anderzijds, in voorkomend geval, uit de sporters, vermeld in paragraaf 3, tweede lid, en artikel 21, § 2, tweede lid, en § 3, tweede of derde lid;
2° categorie B: deze groep bestaat enerzijds uit elitesporters die een discipline van categorie B beoefenen en anderzijds, in voorkomend geval, uit de sporters, vermeld in artikel 21, § 3, tweede of derde lid;
3° categorie C: deze groep bestaat uit elitesporters die een discipline van categorie C beoefenen;
4° categorie D: deze groep bestaat uit elitesporters die een sportdiscipline beoefenen die niet is opgenomen in de voormelde lijst van de regering.

§ 2. De elitesporters uit categorie A vormen de nationale geregistreerde doelgroep.

De elitesporters uit categorie A, B en C vormen de nationale doelgroep.

De elitesporters uit categorie D hoeven voor NADO Vlaanderen geen verblijfsgegevens in te dienen.

Alle sporters die verblijfsgegevens moeten indienen moeten voldoende accurate verblijfsgegevens opgeven opdat een ADO hen dagelijks op een opgegeven plaats onaangekondigd kan vinden en aan een dopingtest onderwerpen. Als dat niet het geval is, kan, los van de gevolgen, vermeld in artikel 21, als de omstandigheden het rechtvaardigen, de elitesporter vervolgd worden wegens een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 3° of 5°.

Op basis van de volgende criteria kan de regering een sportdiscipline categoriseren als A, B of C:
1° A : het gaat om een individuele discipline die gevoelig is voor dopinggebruik buiten wedstrijdverband waarvan de beoefenaars meestal niet op een gemakkelijk lokaliseerbare plaats trainen;
2° B : het gaat om een individuele discipline die gevoelig is voor dopinggebruik buiten wedstrijdverband waarvan de beoefenaars meestal op een gemakkelijk lokaliseerbare plaats trainen;
3° C : het gaat om een ploegdiscipline die gevoelig is voor dopinggebruik buiten wedstrijdverband.

De elitesporters uit categorie A, B, C en D kunnen verplicht worden verblijfsgegevens in te dienen voor een andere ADO. In geen geval zal de voormelde elitesporter echter verplicht worden om verblijfsgegevens in te dienen voor meer dan één ADO.

§ 3. In akkoord met een andere ADO of bij beslissing van de Raad vermeld in artikel 5 van het samenwerkingsakkoord van 9 december 2011, goedgekeurd bij decreet van 9 maart 2012, kan NADO Vlaanderen het beheer van de verblijfsgegevens van een elitesporter toegewezen krijgen of overdragen, op voorwaarde dat ze toegang krijgt of blijft hebben tot die verblijfsgegevens.

NADO Vlaanderen kan naast de mogelijkheid, vermeld in het eerste lid, elke elitesporter of, in overleg met de bevoegde sportvereniging, elke breedtesporter, die woont binnen het Nederlandse taalgebied, van wie de prestaties er plots en opmerkelijk op vooruitgaan, of tegen wie ernstige aanwijzingen van een dopingpraktijk bestaan, verplichten om gedurende een door NADO Vlaanderen te bepalen periode dezelfde verplichtingen voor de verblijfsgegevens na te leven als de elitesporters van categorie A.

Artikel 21. (31/03/2015- 31/12/2021)

§ 1. De elitesporters van categorie A moeten de volgende gegevens meedelen :
1° hun naam en voornamen;
2° hun geslacht;
3° het adres van hun woonplaats en, indien het verschillend is, van hun gewone verblijfplaats;
4° hun telefoonnummer, faxnummer en het elektronisch adres;
5° hun sportdiscipline, -klasse en -ploeg;
6° hun sportfederatie en hun lidnummer;
7° een eventuele handicap die de monsterneming kan beïnvloeden;
8° de overnachtingsplaatsen en het uur en de locatie van de trainingen en wedstrijden tijdens het toekomstige kwartaal, of andere regelmatige activiteiten als de sporter tijdelijk niet traint;
9° een plaats waar tijdens een dagelijkse periode van zestig minuten de sporter onmiddellijk bereikbaar en beschikbaar is voor een onaangekondigde dopingtest. Dat is een dopingtest die plaatsvindt zonder dat de sporter daarvan vooraf op de hoogte is gebracht, en waarbij de sporter voortdurend door een controleur wordt vergezeld vanaf het moment van de aankondiging tot het monster wordt afgenomen.

Als de betrokken elitesporter zijn verplichtingen op het vlak van verblijfsgegevens niet nakomt, leidt dat conform de nadere modaliteiten bepaald door de regering tot de vaststelling van een gemiste dopingtest of aangifteverzuim van de verblijfsgegevens.

De bepalingen in deze paragraaf zijn niet van toepassing als de elitesporter van categorie A is opgenomen in de doelgroep van een andere ADO en NADO Vlaanderen het beheer van zijn verblijfsgegevens heeft toevertrouwd aan die andere ADO. In dat geval dient de elitesporter van categorie A alleen de verblijfsgegevens in die de ADO die zijn verblijfsgegevens beheert, vereist.

§ 2. De elitesporters van categorie B zijn verplicht de in artikel 21, 1° tot en met 7°, vermelde gegevens, alsook het uur en de locatie van alle competities en trainingen door te geven, alsook hun verblijfplaats voor de dagen zonder competitie of training.

Als de betrokken elitesporter die verplichtingen op het vlak van verblijfsgegevens niet nakomt, kan NADO Vlaanderen beslissen dat hij gedurende zes maanden dezelfde verplichtingen inzake verblijfsgegevens moet naleven als de elitesporters van categorie A. Als tegen de betrokken sporter tijdens die periode van zes maanden geen aangifteverzuim of gemiste dopingtest werd vastgesteld, kan NADO Vlaanderen de betrokken sporter opnieuw opnemen in categorie B. Als gedurende die periode van zes maanden wel een aangifteverzuim of gemiste dopingtest werd vastgesteld, wordt de voormelde periode verlengd met achttien maanden vanaf de vaststelling van dat nieuwe aangifteverzuim of van de nieuwe gemiste dopingtest.

De bepalingen in deze paragraaf zijn niet van toepassing als de elitesporter van categorie B is opgenomen in de doelgroep van een andere ADO en NADO Vlaanderen het beheer van zijn verblijfsgegevens heeft toevertrouwd aan die andere ADO. In dat geval dient de elitesporter van categorie B alleen de verblijfsgegevens in die de ADO die zijn verblijfsgegevens beheert, vereist.

§ 3. Elitesporters van categorie C moeten alle ploegactiviteiten, waaronder wedstrijden en trainingen, en hun gewoonlijke verblijfplaats meedelen. Ze kunnen een ploegverantwoordelijke aanwijzen om die gegevens en de geactualiseerde spelerslijst voor hen in te dienen.

Als de verblijfsgegevens, vermeld in het eerste lid, niet correct worden ingediend, kan NADO Vlaanderen beslissen dat een of meer elitesporters van categorie C gedurende zes maanden dezelfde verplichtingen voor de verblijfsgegevens moeten naleven als de elitesporters van categorie A of B.

Als tegen de betrokken sporters tijdens die periode van zes maanden geen aangifteverzuim of gemiste dopingtest werd vastgesteld, kan NADO Vlaanderen de betrokken sporter opnieuw opnemen in categorie C. Als gedurende die periode van zes maanden wel een aangifteverzuim of gemiste dopingtest werd vastgesteld, wordt de voormelde periode verlengd met achttien maanden vanaf de vaststelling van het nieuwe aangifteverzuim of van de nieuwe gemiste dopingtest.

De bepalingen in deze paragraaf zijn niet van toepassing als de elitesporter van categorie C is opgenomen in de doelgroep van een andere ADO en NADO Vlaanderen het beheer van zijn verblijfsgegevens heeft toevertrouwd aan die andere ADO. In dat geval dient de elitesporter van categorie C alleen de verblijfsgegevens in die de ADO die zijn verblijfsgegevens beheert, vereist.

§ 4. Als een elitesporter van categorie A, B of C zich terugtrekt uit de sport, maar later weer aan wedstrijden op nationaal of internationaal niveau wil deelnemen, kan hij pas weer competitiegerechtigd worden in nationale en internationale wedstrijden nadat hij NADO Vlaanderen, zijn federatie, zijn internationale federatie en het WADA zes maanden vooraf schriftelijk op de hoogte heeft gebracht van zijn terugkeer. Het WADA kan, in overleg met de bevoegde internationale federatie en de NADO, hier een uitzondering op toestaan voor elitesporters van categorie A als de strikte toepassing van deze regel onbillijk zou zijn voor de sporter. Voor elitesporters van categorie B en C kan NADO Vlaanderen die uitzondering toestaan om dezelfde reden.

Als een elitesporter als vermeld in het eerste lid, zich tijdens een periode van uitsluiting van deelname aan wedstrijden terugtrekt uit de sport, maar later weer aan wedstrijden op nationaal of internationaal niveau wil deelnemen, kan hij pas weer competitiegerechtigd worden in nationale en internationale wedstrijden nadat hij NADO Vlaanderen, zijn federatie, zijn internationale federatie en het WADA zes maanden, of een periode die gelijk is aan het resterende deel van zijn uitsluiting als die langer is dan zes maanden, vooraf schriftelijk op de hoogte heeft gebracht van zijn terugkeer.

Vanaf de ontvangst van de schriftelijke mededeling, vermeld in het eerste en tweede lid, kan NADO Vlaanderen de elitesporter, vermeld in het eerste en tweede lid, verplichten zijn verblijfsgegevens in te dienen conform de categorie waartoe hij behoorde op het ogenblik van zijn terugtrekking uit de sport.

Artikel 22. (31/03/2015- 31/12/2021)

§ 1. De elitesporters moeten de in artikel 21 bedoelde verblijfgegevens door middel van ADAMS doorgeven aan NADO Vlaanderen met het oog op de uitvoering van controles. In uitzonderlijke door de elitesporter te motiveren gevallen, waarin het mededelen van de verblijfsgegevens door middel van ADAMS niet mogelijk is, mogen de verblijfsgegevens doorgegeven worden aan NADO Vlaanderen via e-mail of sms.

§ 2. Elke sporter is verplicht, behoudens overmacht, om zich volgens de aangegeven verblijfsgegevens beschikbaar te houden voor een of meer dopingtests.

§ 3. De verblijfsgegevens worden strikt vertrouwelijk behandeld, mogen alleen worden gebruikt voor het plannen, coördineren en uitvoeren van dopingcontroles, het verschaffen van pertinente informatie voor het biologisch paspoort of voor andere resultaten van analyses, het bijdragen tot een onderzoek naar een mogelijke overtreding inzake dopingpraktijken of het bijdragen tot procedures voor de vervolging van dergelijke overtredingen, en kunnen door NADO Vlaanderen uitsluitend worden doorgegeven aan de ADO's.

De regering preciseert de rechten en de verplichtingen van de sporters en de voorwaarden voor de verwerking van gegevens in het kader van de mededeling van verblijfsgegevens.

Artikel 23. (31/03/2015- ...)

De verplichtingen, vermeld in dit hoofdstuk, gelden vanaf de door NADO Vlaanderen aan de betrokken sporter meegedeelde datum dat de verplichting om zijn verblijfsgegevens mee te delen of te laten meedelen aanvangt tot de ontvangst van een tegenbericht of de mededeling van de sporter aan NADO Vlaanderen dat hij stopt met competitiesport, telkens op de door de regering te bepalen wijze.

Als de sporter zijn onderworpenheid aan de in dit hoofdstuk vermelde verplichtingen betwist, kan hij een verzoek tot heroverweging indienen bij NADO Vlaanderen, die in overleg met de bevoegde sportvereniging binnen de veertien kalenderdagen een beslissing daarover zal nemen. Het verzoek tot heroverweging heeft geen schorsende werking.

TITEL 6 Disciplinaire maatregelen (... - ...)

[HOOFDSTUK 1 Algemeen (ing. Decr. 19 december 2014, art. 29, I: 31 maart 2015)] (... - ...)

Artikel 23/1. (31/03/2015- 12/09/2021)

§ 1. Mogelijke dopingpraktijken van breedtesporters als vermeld in artikel 30, worden vervolgd door NADO Vlaanderen, voor de disciplinaire organen, vermeld in artikel 28 en 29.

Mogelijke dopingpraktijken door elitesporters en begeleiders worden vervolgd door de ADO die de organisator en coördinator was van de dopingcontrole, het biologisch paspoort of de verblijfsgegevens beheert, of die de betrokkene de eerste kennisgeving verstuurde van een onderzoek naar een niet-analytische dopingpraktijk.

In afwijking van het tweede lid is de federatie waarbij de elitesporter of begeleider aangesloten was op het ogenblik van de inbreuk, echter bevoegd voor de vervolging, voor haar disciplinaire orgaan, als NADO Vlaanderen de organisator en coördinator was van de dopingcontrole, het biologisch paspoort of de verblijfsgegevens beheert of de betrokkene de eerste kennisgeving verstuurde van een onderzoek naar een niet-analytische dopingpraktijk. De opvolging van een mogelijk aangifteverzuim of gemiste test gebeurt door de ADO die de verblijfsgegevens beheert van de sporter in kwestie.

Als NADO Vlaanderen ervoor kiest om extra monsters te verzamelen als vermeld in artikel 15, § 2, zevende lid, wordt ze beschouwd als de ADO die de organisator en coördinator was van de dopingcontrole. Als NADO Vlaanderen het laboratorium alleen opdracht geeft om op kosten van NADO Vlaanderen bijkomende soorten analyses uit te voeren, wordt de internationale federatie of de organisator van het groot evenement beschouwd als de ADO die de monstername heeft georganiseerd en gecoördineerd.

Als geen enkele ADO zich bevoegd acht voor de vervolging van een mogelijke dopingpraktijk, kan de internationale federatie de bevoegde ADO aanwijzen.

Als tussen ADO's een geschil ontstaat over wie verantwoordelijk is voor de vervolging van een dopingpraktijk, zal, overeenkomstig artikel 7.1 van de Code, het WADA beslissen. Tegen de beslissing van het WADA kan binnen zeven dagen na de kennisgeving beroep ingesteld worden bij het TAS.

Als een sporter of begeleider zich terugtrekt uit de sport terwijl een onderzoek naar een mogelijke overtreding van de antidopingregels hangende is, behoudt de op dat moment bevoegde ADO de bevoegdheid om het onderzoek af te ronden en een uitspraak te doen.

Er kan alleen een disciplinaire procedure worden ingesteld tegen een sporter of begeleider wegens dopingpraktijken als die sporter of begeleider conform de Code op de hoogte is gebracht, of als redelijke pogingen zijn ondernomen om hem op de hoogte te brengen, van de beweerde dopingpraktijk binnen tien jaar na de vermeende datum waarop de overtreding is gepleegd.

§ 2. Een sporter of begeleider heeft de volgende status tijdens de uitsluiting:
1° een sporter of begeleider die uitgesloten is van deelname aan sportactiviteiten, mag, gedurende de periode van uitsluiting, in geen enkele hoedanigheid deelnemen aan een wedstrijd of sportactiviteit. Een sporter of begeleider die uitgesloten is voor een periode van meer dan vier jaar, mag, na het uitzitten van een periode van vier jaar uitsluiting, als sporter deelnemen aan lokale sportactiviteiten die niet onder de verantwoordelijkheid van een ondertekenaar of lid van een ondertekenaar van de Code vallen, op voorwaarde dat de lokale sportactiviteit niet toelaat om zich te kwalificeren of punten te verzamelen om deel te nemen aan een nationaal kampioenschap of internationale sportactiviteit, en niet inhoudt dat de sporter of begeleider in om het even welke hoedanigheid werkt met minderjarigen. Een sporter die een periode van uitsluiting uitzit, moet zich onderwerpen aan eventuele dopingtests. Aan een begeleider die een sporter of begeleider helpt bij het overtreden van het verbod van deelname tijdens uitsluiting, kan de ADO die bevoegdheid bezit over de begeleider, sancties opleggen op grond van een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 9°. Bij elke dopingovertreding waarvoor geen verminderde sanctie op grond van afwezigheid van schuld of significante schuld wordt opgelegd, wordt overeenkomstig artikel 10.12.4 van de Code de sportgerelateerde steun die de sporter of begeleider ontvangt, geheel of gedeeltelijk ingehouden door de overheden, ondertekenaars of leden van ondertekenaars van de Code;
2° in afwijking van punt 1° mag een sporter opnieuw trainen in groep of in een club tijdens de laatste twee maanden van zijn uitsluiting of, als die periode korter is, tijdens het laatste kwart van zijn periode van uitsluiting;
3° als een sporter of begeleider aan wie een periode van uitsluiting is opgelegd, het verbod op deelname aan sportactiviteiten, vermeld in punt 1° overtreedt, worden de resultaten gediskwalificeerd en begint de oorspronkelijk opgelegde uitsluitingsperiode opnieuw te lopen vanaf het einde van de oorspronkelijk opgelegde uitsluitingsperiode. De nieuwe uitsluitingsperiode kan aangepast worden afhankelijk van de schuldgraad van de sporter of begeleider en de omstandigheden van de zaak. De beslissing of een sporter of begeleider de opgelegde straf heeft nageleefd en of een aanpassing aangewezen is, komt toe aan het disciplinaire orgaan dat de sanctie heeft opgelegd.

[HOOFDSTUK 1/1 Eerste fase van resultatenbeheer bij vaststelling van een mogelijke dopingpraktijk (ing. Decr. 18 juni 2021, art. 23, I: 13 september 2021)] (... - ...)

Artikel 23/1/1.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(13/09/2021- ...)

§ 1. Als NADO Vlaanderen conform artikel 23/1, § 2, het resultatenbeheer heeft over een mogelijke dopingpraktijk, voert NADO Vlaanderen de eerste fase van het resultatenbeheer uit.

§ 2. Bij een afwijkend analyseresultaat onderzoekt NADO Vlaanderen nadat ze dat analyseresultaat heeft ontvangen, in het kader van de eerste fase van resultatenbeheer, vermeld in paragraaf 1, of een van de volgende gevallen van toepassing is:
1° de sporter beschikt over een geldige TTN en de voorwaarden van die TTN zijn nageleefd, of de sporter kan nog een TTN aanvragen;
2° er is een kennelijke afwijking van de Internationale Standaard voor Dopingtests en Onderzoeken of de Internationale Standaard voor Laboratoria die het afwijkend analyseresultaat heeft veroorzaakt;
3° het is waarschijnlijk dat het afwijkende analyseresultaat te wijten is aan inname op een wijze die toegelaten is voor de verboden stof in kwestie.

Als NADO Vlaanderen na het onderzoek, vermeld in het eerste lid, vaststelt dat de gevallen, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, niet van toepassing zijn, brengt NADO Vlaanderen de sporter daarvan op de hoogte op de wijze die de regering vaststelt conform paragraaf 4, eerste lid, en de Internationale Standaard voor Resultatenbeheer.

§ 3. Bij een atypisch analyseresultaat onderzoekt NADO Vlaanderen nadat ze het analyseresultaat heeft ontvangen in het kader van de eerste fase van resultatenbeheer, vermeld in paragraaf 1, of een van de volgende gevallen van toepassing is:
1° de sporter beschikt over een geldige TTN en de voorwaarden van die TTN zijn nageleefd, of de sporter kan nog een TTN aanvragen;
2° er is een kennelijke afwijking van de Internationale Standaard voor Dopingtests en Onderzoeken of de Internationale Standaard voor Laboratoria die het atypische analyseresultaat heeft veroorzaakt;
3° het is waarschijnlijk dat het atypische analyseresultaat te wijten is aan inname op een wijze die toegelaten is voor de verboden stof in kwestie.

Als na het onderzoek, vermeld in het eerste lid, NADO Vlaanderen vaststelt dat de gevallen, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, niet van toepassing zijn, voert NADO Vlaanderen verder onderzoek om na te gaan of het atypische analyseresultaat kan worden beschouwd als een afwijkend analyseresultaat. Tijdens het verdere onderzoek wordt de sporter niet op de hoogte gebracht van het atypische analyseresultaat, tenzij in de volgende gevallen:
1° als voor het verdere onderzoek een analyse van het B-monster noodzakelijk is, wordt de sporter voorafgaand aan de analyse van het B-monster op de hoogte gebracht;
2° als een organisator van een internationaal evenement of een federatie of sportvereniging die binnen een bepaalde termijn een selectie moet maken voor een internationaal evenement, aan NADO Vlaanderen verzoekt mee te delen of er een onderzoek lopende is naar een atypisch analyseresultaat van de sporter in kwestie, wordt de sporter voorafgaand aan het inwilligen van het verzoek op de hoogte gebracht van het atypische analyseresultaat;
3° als het atypische analyseresultaat volgens de opinie van een medische expert of een personeelslid van NADO Vlaanderen met de nodige expertise verband kan houden met een ernstige medische toestand die een dringende behandeling noodzaakt, wordt de sporter onmiddellijk op de hoogte gebracht van het atypische analyseresultaat.

Als NADO Vlaanderen na het afronden van het onderzoek, vermeld in het eerste en tweede lid, van oordeel is dat het atypische analyseresultaat als een afwijkend analyseresultaat wordt beschouwd, brengt NADO Vlaanderen de sporter daarvan op de hoogte op de wijze die de regering vaststelt conform paragraaf 4, eerste lid.

§ 4. De regering stelt aanvullende bepalingen vast voor het verloop van de eerste fase van het resultatenbeheer en de inhoud van de kennisgevingen, vermeld in paragraaf 2 en 3.

De regering bepaalt de procedure voor de eerste fase van het resultatenbeheer tot en met de kennisgeving aan de sporter of andere persoon voor andere vaststellingen van mogelijke dopingpraktijken of inbreuken die onder het resultatenbeheer van NADO Vlaanderen vallen en die geen vaststellingen zijn van afwijkende of atypische analyseresultaten als vermeld in paragraaf 2 en 3.

Artikel 23/1/2.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(13/09/2021- ...)

§ 1. NADO Vlaanderen beslist over het voortzetten van het resultatenbeheer van een mogelijke dopingpraktijk na het onderzoek, vermeld in artikel 23/1/1, en na in voorkomend geval kennis genomen te hebben van de verklaring van de sporter of andere persoon die volgt op de kennisgeving aan die sporter of andere persoon.

§ 2. Als NADO Vlaanderen beslist de vaststelling van een mogelijke dopingpraktijk niet verder te vervolgen, brengt ze de volgende partijen op de hoogte van die beslissing:
1° de sporter, behalve in de gevallen waarbij geen kennisgeving van de vaststellingen aan de sporter verplicht is, of andere persoon in kwestie;
2° de federatie waarbij de sporter of andere persoon is aangesloten of die onder de bevoegdheid daarvan valt;
3° de NADO van de woonplaats van de sporter of andere persoon of de NADO van de plaats waar deze de nationaliteit heeft of zijn licentie heeft verkregen;
4° de respectievelijke internationale federatie;
5° het IOC of IPC als de beslissing een effect kan hebben op de volgende Olympische of Paralympische Spelen, met inbegrip van beslissingen die een effect kunnen hebben op de toelatingsvoorwaarden voor de Olympische of Paralympische Spelen;
6° het WADA.

Beroep tegen een beslissing als vermeld in het eerste lid, kan ingesteld worden conform artikel 24/1 of artikel 36.

§ 3. Als NADO Vlaanderen van oordeel is dat de vaststellingen wijzen op een dopingpraktijk, brengt NADO Vlaanderen de sporter of andere persoon in kwestie daarvan op de hoogte met een kennisgeving van de tenlastelegging en registreert de gegevens die verband houden met de dopingpraktijk in ADAMS. NADO Vlaanderen brengt tegelijk de volgende partijen op de hoogte:
1° de federatie waarbij de sporter of andere persoon is aangesloten of die onder de bevoegdheid daarvan valt;
2° de NADO van de woonplaats van de sporter of andere persoon of de NADO van de plaats waar deze de nationaliteit heeft of zijn licentie heeft verkregen;
3° de respectievelijke internationale federatie;
4° het WADA.

De kennisgeving van de tenlastelegging aan de sporter of begeleider, vermeld in het eerste lid, bevat minstens al de volgende elementen:
1° de geschonden bepalingen van dit decreet of van de Code;
2° de feitelijke vaststellingen en verzamelde bewijzen;
3° een gemotiveerd voorstel van disciplinaire sanctie die NADO Vlaanderen van toepassing acht op grond van dit decreet of de Code;
4° in voorkomend geval, de bepalingen over het opleggen of aanvaarden van een voorlopige schorsing;
5° het recht om een verklaring te geven en het recht om gehoord te worden of af te zien van het recht op een hoorzitting;
6° de mogelijkheden om substantiële hulp te bieden of een verminderde straf te krijgen op basis van dit decreet of van de Code.

De regering bepaalt binnen welke termijn vanaf de kennisgeving van de tenlastelegging een sporter of andere persoon het voorstel van disciplinaire sanctie, vermeld in het tweede lid, 3°, schriftelijk kan aanvaarden of een hoorzitting kan vragen. Die termijn mag niet langer zijn dan twintig dagen vanaf de kennisgeving. De regering kan bijkomende voorwaarden vaststellen voor de schriftelijke aanvaarding van het voorstel.

§ 4. Als de sporter of andere persoon na de kennisgeving van de tenlastelegging, vermeld in paragraaf 3, het voorstel van disciplinaire sanctie, vermeld in paragraaf 3, tweede lid, 3°, niet aanvaardt binnen de termijn die conform paragraaf 3, derde lid, is bepaald en NADO Vlaanderen daarvan schriftelijk op de hoogte brengt, bezorgt NADO Vlaanderen het dossier aan het disciplinair orgaan dat bevoegd is om de zaak ten gronde te behandelen in het kader van de hoorprocedure.

Als de sporter of andere persoon niet reageert binnen de voormelde termijn of het voorstel schriftelijk aanvaardt, wordt de sporter of andere persoon geacht af te zien van een verdere hoorprocedure en bezorgt NADO Vlaanderen de kennisgeving van de tenlastelegging, vermeld in het tweede lid, en het dossier aan de voorzitter van datzelfde bevoegde disciplinair orgaan voor de bekrachtiging van het voorstel van disciplinaire sanctie in een formele beslissing. Het bevoegde disciplinaire orgaan neemt in dat geval onverkort het voorstel van disciplinaire sanctie over in een gemotiveerde beslissing.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid kan een sporter of andere persoon na de kennisgeving van een mogelijke dopingpraktijk waarop een sanctie van vier jaar uitsluiting of meer staat, met inbegrip van de toepassing van verzwarende omstandigheden, uiterlijk twintig dagen nadat de sporter de kennisgeving, vermeld in paragraaf 3, heeft ontvangen, de dopingpraktijk in kwestie toegeven en de voorgestelde periode van uitsluiting aanvaarden. In dat geval kan de uitsluiting verminderd worden met één jaar. Als aan de sporter of andere persoon die vermindering van één jaar wordt toegestaan, vervalt elke andere mogelijkheid om de periode van uitsluiting te verminderen.

§ 5. Als de sporter of andere persoon een dopingpraktijk toegeeft na geconfronteerd te zijn met de mogelijke dopingpraktijk door NADO Vlaanderen en instemt met de sancties die aanvaardbaar zijn voor NADO Vlaanderen en het WADA, die exclusief bevoegd zijn de afweging te maken, kan de sporter of andere persoon een verminderde periode van uitsluiting opgelegd krijgen gebaseerd op een afweging van NADO Vlaanderen en het WADA op basis van de toepasselijke gevolgen van de dopingpraktijk, de ernst van de inbreuk, de schuldgraad van de sporter of andere persoon en de mate waarin de sporter of andere persoon de inbreuk prompt heeft erkend. De periode van uitsluiting kan ten vroegste starten op de datum van de monsterneming of de datum waarop een andere dopingpraktijk het laatst voorkwam. In elk geval zal de sporter of andere persoon gehouden zijn minstens de helft van de uitsluiting die op die manier tot stand komt te ondergaan vanaf het moment dat de sporter of andere persoon de sanctie heeft opgelegd gekregen of de datum waarop de sporter of andere persoon een voorlopige schorsing heeft opgelegd gekregen of aanvaard, en die voorlopige schorsing heeft nageleefd. De uiteindelijke sanctie wordt in dat geval vastgesteld door NADO Vlaanderen in een overeenkomst over het resultatenbeheer.

Tegen de volgende beslissingen staat geen herziening of hoger beroep open:
1° een beslissing van NADO Vlaanderen en het WADA om een overeenkomst als vermeld in het eerste lid, aan te gaan of niet aan te gaan;
2° de vermindering in de periode van uitsluiting en in voorkomend geval de startdatum die voor de uitsluiting is bepaald in de overeenkomst, conform het tweede lid.

Als de sporter of andere persoon in kwestie die een overeenkomst over het resultatenbeheer als vermeld in het eerst lid wenst te onderhandelen daarom verzoekt, zal NADO Vlaanderen toestaan dat de bekentenis van de dopingpraktijk gebeurt onder een overeenkomst van voorbehoud en zonder nadelige erkentenis.

[HOOFDSTUK 1/1/1 (verv. Decr. 18 juni 2021, art. 23, I: 13 september 2021)] [Voorlopige schorsingen (ing. Decr. 19 december 2014, art. 31, I: 31 maart 2015)] (... - ...)

Artikel 23/2. (31/03/2015- 12/09/2021)

De federatie legt wat betreft haar elitesporters, en NADO Vlaanderen legt wat betreft breedtesporters, bij wijze van preventieve maatregel, de sporter prompt een voorlopige schorsing op als in het kader van een dopingtest van die sporter de analyse van een monster resulteert in de vaststelling van een afwijkend analyseresultaat voor een verboden stof die geen specifieke stof is of in de vaststelling van een verboden methode, en onderzoek door de opdrachtgever van de dopingtest de volgende twee feiten aantoont:
1° er is geen TTN verleend of er kan geen TTN verleend worden om de verboden stof of methode rechtmatig te gebruiken;
2° er is geen kennelijke afwijking van de Internationale Standaard voor Dopingtests en Onderzoeken of de Internationale Standaard voor Laboratoria, die de oorzaak is van het afwijkende analyseresultaat.

De federatie, wat betreft haar elitesporters, en NADO Vlaanderen, wat betreft breedtesporters, kunnen een sporter ook een voorlopige schorsing opleggen voor andere mogelijke dopingpraktijken dan degene vermeld in het eerste lid.

Een voorlopige schorsing kan slechts worden opgelegd nadat de sporter, het WADA, de federatie, NADO Vlaanderen en de internationale federatie door de federatie of NADO Vlaanderen in kennis zijn gesteld van de feiten op grond waarvan de sporter verdacht wordt van een dopingpraktijk en na het onderzoek vermeld in het eerste lid.

Er mag bovendien slechts een voorlopige schorsing worden opgelegd indien de sporter de mogelijkheid is geboden:
a) van een voorlopige hoorzitting hetzij vóór het opleggen van de voorlopige schorsing, hetzij tijdig na het opleggen van de voorlopige schorsing; ofwel
b) van een versnelde hoorzitting ten gronde tijdig na het opleggen van een voorlopige schorsing.

De sporter kan bij de instantie die hem de voorlopige schorsing heeft opgelegd of kan opleggen, een voorlopige hoorzitting vragen.

Een voorlopige schorsing kan opgeheven of dient niet opgelegd te worden als de sporter kan aantonen dat ofwel:
a) er sterke aanwijzingen zijn dat hem geen schuld of nalatigheid te verwijten valt, waardoor hem waarschijnlijk uiteindelijk geen uitsluiting van sportactiviteiten zal opgelegd worden;
b) de beschuldiging van een dopingpraktijk geen redelijke kans op slagen heeft, bijvoorbeeld wegens een duidelijke fout in de zaak tegen de sporter;
c) de vermoedelijke dopingpraktijk waarschijnlijk te wijten is aan een besmet product;
d) er andere feiten zijn die een voorlopige schorsing in de gegeven omstandigheden onbillijk zouden maken.

Een voorlopige schorsing als vermeld in het eerste lid wordt onmiddellijk opgeheven als de analyse van het B-monster de analyse van het A-monster niet bevestigt.

Elke beslissing over een voorlopige schorsing wordt door de bevoegde instantie meegedeeld aan:
1° de sporter;
2° de federatie;
3° de internationale federatie;
4° de NADO van het land waarin de sporter woont of van zijn nationaliteit;
5° het Internationaal Olympisch Comité (IOC) of het Internationaal Paralympisch Comité (IPC), indien van toepassing, als de uitspraak een effect kan hebben op de Olympische Spelen of de Paralympische Spelen, waaronder uitspraken die een invloed hebben op de bevoegdheid tot deelname aan de Olympische Spelen of de Paralympische Spelen;
6° het WADA.

Al de partijen, vermeld in het achtste lid, kunnen tegen de beslissing, of het gebrek aan een beslissing binnen een redelijke termijn, beroep aantekenen. Tegen de beslissing inzake een elitesporter kan beroep aangetekend worden bij het TAS, tegen de beslissing inzake een breedtesporter kan beroep aangetekend worden bij de disciplinaire commissie vermeld in artikel 28.

Tegen de beslissing om een voorlopige schorsing op te leggen of niet op te heffen nadat de sporter aanvoerde dat de inbreuk waarschijnlijk te wijten is aan een besmet product, kan overeenkomstig artikel 7.9.1 van de Code echter geen beroep ingesteld worden bij het TAS of de disciplinaire commissie vermeld in artikel 28.

In alle gevallen waarin de sporter op de hoogte is gebracht van een mogelijke dopingpraktijk die niet resulteert in een voorlopige schorsing, zal de sporter door de vervolgende instantie overeenkomstig artikel 7.3 van de Code de mogelijkheid worden geboden om een voorlopige schorsing te aanvaarden in afwachting van de beslechting van zijn zaak ten gronde.

De duur van een voorlopige schorsing wordt afgetrokken van een eventuele uitsluitingsperiode die uiteindelijk aan de sporter wordt opgelegd of door hem wordt aanvaard.

[HOOFDSTUK 1/2 (verv. Decr. 19 december 2014, art. 29] [Disciplinaire maatregelen en beroepsmogelijkheden inzake elitesporters, breedtesporters, begeleiders en andere personen onder aangesloten federaties (verv. Decr. 18 juni 2021, art. 27, I: 13 september 2021)] (... - ...)

Artikel 24. (31/03/2015- 12/09/2021)

§ 1. De federaties zijn onderworpen aan de Code, de Internationale Standaarden en de antidopingregels van de internationale sportfederaties waartoe ze behoren.

De federaties zijn verantwoordelijk voor de vervolging en disciplinaire bestraffing van de overtreding inzake dopingpraktijken, gepleegd door de elitesporters die bij hen aangesloten zijn of die bij hen aangesloten waren op het ogenblik van de overtreding.

Elke elitesporter die ervan wordt beschuldigd een dopingpraktijk te hebben gepleegd, heeft recht op een eerlijk proces, dat op zijn minst een hoorzitting inhoudt binnen een redelijke termijn door een onpartijdige commissie die binnen een redelijke termijn een gemotiveerd oordeel velt.

Van het recht op een hoorzitting kan door de sporter expliciet of impliciet afstand worden gedaan door de beschuldiging niet te betwisten binnen de termijn, opgegeven in het tuchtreglement van de federatie.

De zaak kan, mits het akkoord van alle partijen die overeenkomstig artikel 13.2.3 van de Code beroep kunnen aantekenen, overeenkomstig artikel 8.5 van de Code ook onmiddellijk gehoord worden door het TAS, zonder voorafgaande disciplinaire procedure op nationaal niveau.

§ 2. De federaties delen elke disciplinaire uitspraak over de bij hen aangesloten elitesporters binnen vijf werkdagen mee aan de betrokken elitesporter, de andere partij in de zaak waarin de uitspraak is gedaan, de internationale federatie, het IOC of het IPC als de beslissing een effect kan hebben op de volgende Olympische of Paralympische Spelen, aan de NADO van de woonplaats van de sporter, het WADA en NADO Vlaanderen.

De kennisgeving, vermeld in het eerste lid, omvat de beslissing, de motivering, in voorkomend geval de reden waarom de maximumsanctie niet is opgelegd, en een korte samenvatting in het Engels of in het Frans.

Al de partijen, vermeld in het eerste lid, kunnen tegen de beslissing, vermeld in het eerste lid, overeenkomstig artikel 13.2.3 van de Code beroep aantekenen bij een beroepsinstantie op nationaal niveau of het TAS.

Bij gebrek aan een beslissing als vermeld in het eerste lid, binnen een redelijke termijn, kan het WADA overeenkomstig artikel 13.3 van de Code beroep aantekenen bij het TAS.

Artikel 24/1.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(13/09/2021- ...)

§ 1. Tegen de volgende beslissingen of in de volgende gevallen, kan beroep worden ingesteld, conform artikel 13.2 van de Code:
1° een beslissing van een aangesloten federatie, conform artikel 24, § 1, dat een dopingpraktijk is gepleegd, die gevolgen van dopingpraktijken oplegt of geen gevolgen oplegt, of dat geen dopingpraktijk is begaan;
2° een beslissing van een aangesloten federatie, conform artikel 24, § 1, dat de procedure die het gevolg is van een dopingpraktijk niet kan verdergezet worden op basis van procedurele gronden, met inbegrip van verjaring;
3° een beslissing van een aangesloten federatie, conform artikel 24, § 1, over de mogelijke schending van het verbod op deelname tijdens een periode van uitsluiting of voorlopige schorsing als vermeld in artikel 23/1, § 3, van dit decreet, en conform artikel 10.14.3 van de Code;
4° een beslissing van een aangesloten federatie, conform artikel 24, § 1, tweede lid, 5°, die betrekking heeft op de herziening van een beslissing voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wijzigingen in de Code, conform artikel 70, derde lid, van dit decreet en artikel 27.3 van de Code;
5° een beslissing die genomen is met toepassing van artikel 23/1/2, § 4, van dit decreet, die niet conform is aan artikel 10.8.1 van de Code;
6° een beslissing van een aangesloten federatie om een voorlopige schorsing op te leggen of op te heffen na een voorlopige hoorzitting, conform artikel 24, § 1;
7° een beslissing van NADO Vlaanderen om een afwijkend analyseresultaat of een atypisch analyseresultaat niet te vervolgen als een dopingpraktijk, of een beslissing om een mogelijke dopingpraktijk niet verder te vervolgen na onderzoek, conform artikel 23/1/2, § 2;
8° een beslissing van NADO Vlaanderen of een aangesloten federatie, conform artikel 24, § 1, dat NADO Vlaanderen of de aangesloten federatie geen bevoegdheid voor resultatenbeheer heeft, of niet bevoegd is om gevolgen van dopingpraktijken op te leggen;
9° een beslissing van NADO Vlaanderen over een voorlopige schorsing die niet conform is met artikel 23/2, § 1, elfde lid, van dit decreet en artikel 7.4 van de Code.
10° een beslissing van NADO Vlaanderen of een aangesloten federatie om de toepassing van gevolgen van dopingpraktijken ten gevolge van substantiële hulp op te schorten of niet op te schorten, of de opschorting ongedaan te maken of niet ongedaan te maken, in uitvoering van artikel 10.7.1 van de Code;
11° een beslissing van NADO Vlaanderen om de beslissing van een andere ADO niet toe te passen conform artikel 15 van de Code;
12° een beslissing van het WADA om geen uitzondering toe te staan op de verplichting van een sporter die zich heeft teruggetrokken uit de sport om zes maanden voorafgaand aan de terugkeer in competitie de terugkeer te melden, conform artikel 21, § 4, van dit decreet en artikel 5.6.1 van de Code;
13° een beslissing van het WADA om het resultatenbeheer toe te wijzen, in uitvoering van artikel 7.1 van de Code;
14° een beslissing die niet conform artikel 7.1.4 en 7.1.5 van de Code is tot stand gekomen.

§ 2. De draagwijdte van een beroep als vermeld in paragraaf 1 is niet beperkt tot de elementen of de draagwijdte die in de oorspronkelijke beslissing begrepen zijn, maar strekt zich uit over alle elementen die relevant zijn in de zaak. Elke partij met het recht om beroep in te stellen mag bewijzen aanbrengen, argumenten ontwikkelen en vorderingen instellen die niet in eerste aanleg werden opgeworpen op voorwaarde dat ze voortkomen uit dezelfde rechtsvordering of het geheel van feiten of omstandigheden die werden opgeworpen bij de behandeling in eerste aanleg.

Het instellen van een beroep tegen een beslissing als vermeld in paragraaf 1 schorst de uitvoering van de beslissing niet tenzij de schorsing uitdrukkelijk wordt bevolen door de beroepsinstantie.

Het TAS is bij het nemen van een beslissing niet gebonden door de afweging die gemaakt is door de instantie tegen wiens beslissing een beroep is ingesteld.

Al de partijen bij een beroepsprocedure voor het TAS moeten garanderen dat het WADA en alle andere partijen met het recht om beroep in te stellen tijdig op de hoogte zijn gebracht van het beroep.

De termijn om beroep in te stellen voor andere partijen dan het WADA is bepaald door de regels van de beroepsinstantie. De beroepstermijn voor het WADA is de langste van de volgende perioden:
1° 21 dagen volgend op het verstrijken van de termijn voor het instellen van een ontvankelijk beroep door enige andere partij;
2° 21 dagen na ontvangst van een volledig dossier dat betrekking heeft op de genomen beslissing.

Incidenteel beroep en andere vormen van navolgend beroep door enige andere verwerende partij die genoemd wordt in zaken die voor het TAS worden gebracht op grond van dit decreet of de Code zijn uitdrukkelijk toegestaan. Elke partij met het recht om beroep in te stellen op grond van dit decreet en artikel 13 van de Code moeten een incidenteel of navolgend beroep instellen ten laatste gelijktijdig met de verweermiddelen van de partij.

§ 3. De aangesloten federaties kunnen een operationeel en institutioneel onafhankelijke beroepsinstantie oprichten die kennis kan nemen van een beroep als vermeld in paragraaf 1. Als de aangesloten federaties geen institutioneel onafhankelijke beroepsinstantie hebben opgericht, wordt het beroep ingesteld bij het TAS.

Een beroepsinstantie als vermeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende vereisten:
1° het houden van een hoorzitting binnen een redelijke termijn;
2° het garanderen van een eerlijke, onpartijdige en operationeel en institutioneel onafhankelijke hoorinstantie;
3° het garanderen van het recht op juridische bijstand aan de persoon in kwestie, op kosten van die persoon;
4° het afleveren van een beslissing binnen een redelijke termijn.

§ 4. Met uitzondering van de zaken, vermeld in paragraaf 5, kan beroep ingesteld worden tegen beslissingen als vermeld in paragraaf 1 bij de beroepsinstantie die is opgericht door de aangesloten federaties, conform het eerste en tweede lid, of als die beroepsinstantie er niet is, bij het TAS, door de volgende partijen:
1° de sporter of andere persoon op wie de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld betrekking heeft;
2° de andere partijen in de zaak waarin een beslissing is genomen;
3° de bevoegde internationale federatie;
4° de NADO van de verblijfsplaats van de sporter of andere persoon of van de plaats waar de sporter of andere persoon de nationaliteit heeft of zijn licentie heeft verkregen;
5° in voorkomend geval het IOC of IPC als de beslissing een effect kan hebben dat verband houdt met de Olympische of Paralympische Spelen, met inbegrip van beslissingen die een effect kunnen hebben op de toelatingsvoorwaarden voor de Olympische of Paralympische Spelen;
6° het WADA.

In afwijking van het eerste lid, is de enige persoon die beroep mag instellen tegen het opleggen van een voorlopige schorsing, de sporter of andere persoon aan wie de voorlopige schorsing is opgelegd.

Tegen elke beslissing van een beroepsinstantie die is opgericht door de aangesloten federaties als vermeld in het eerste lid, kan enkel door het WADA, de bevoegde internationale federatie en het IOC of het IPC hoger beroep ingesteld worden bij het TAS.

Als het WADA het recht heeft om beroep in te stellen onder dit decreet of artikel 13 van de Code, en geen enkele andere partij een beroep heeft ingesteld tegen de finale beslissing binnen de procedure die door de ADO is ingesteld, is het WADA niet gehouden enige voorafgaande mogelijkheid van beroep uit te putten binnen de procedure die door de ADO is bepaald, en kan het WADA rechtstreeks beroep tegen die beslissing instellen bij het TAS.

§ 5. Een beroep tegen beslissingen als vermeld in paragraaf 1, met betrekking tot internationale elitesporters of die voortkomen uit deelname aan internationale evenementen, kan enkel ingesteld worden bij het TAS. De volgende partijen hebben het recht om beroep in te stellen:
1° de sporter of andere persoon op wie de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld betrekking heeft;
2° de andere partijen in de zaak waarin een beslissing is genomen;
3° de bevoegde internationale federatie;
4° de NADO van de verblijfsplaats van de sporter of andere persoon of van de plaats waar de sporter of andere persoon de nationaliteit heeft of zijn licentie heeft verkregen;
5° in voorkomend geval het IOC of IPC als de beslissing een effect kan hebben dat verband houdt met de Olympische of Paralympische Spelen, met inbegrip van beslissingen die een effect kunnen hebben op de toelatingsvoorwaarden voor de Olympische of Paralympische Spelen;
6° het WADA.

In afwijking van het eerste lid, is de enige persoon die beroep mag instellen tegen het opleggen van een voorlopige schorsing, de sporter of andere persoon aan wie de voorlopige schorsing is opgelegd.

HOOFDSTUK 2 [... (opgeh. Decr. 18 juni 2021, art. 30, I: 13 september 2021)] (... - ...)

Artikel 25. (31/03/2015- 12/09/2021)

De federaties zijn bevoegd voor de vervolging en disciplinaire bestraffing van de overtreding inzake dopingpraktijken, gepleegd door begeleiders die hetzij lid zijn van de federatie, hetzij een contractuele band hebben met de federatie, hetzij een contractuele band hebben met een sporter die lid is van de federatie.

Elke begeleider die ervan wordt beschuldigd een dopingpraktijk te hebben gepleegd, heeft recht op een eerlijk proces, dat op zijn minst een hoorzitting inhoudt binnen een redelijke termijn door een onpartijdige commissie, die binnen een redelijke termijn een gemotiveerd oordeel velt.

Van het recht op een hoorzitting, vermeld in het derde lid, kan door de begeleider expliciet of impliciet afstand worden gedaan door de beschuldiging niet te betwisten binnen de termijn, opgegeven in het tuchtreglement van de federatie.

De zaak kan, mits het akkoord van alle partijen die overeenkomstig artikel 13.2.3 van de Code beroep zouden kunnen aantekenen, overeenkomstig artikel 8.5 van de Code ook onmiddellijk gehoord worden door het TAS, zonder voorafgaande disciplinaire procedure op nationaal niveau.

De federaties delen elke disciplinaire uitspraak over de betrokken begeleider binnen vijf werkdagen mee aan de begeleider, de andere partij in de zaak waarin uitspraak is gedaan, de internationale federatie, NADO Vlaanderen, het IOC of IPC als de beslissing een effect kan hebben op de volgende Olympische of Paralympische Spelen, aan het WADA en de NADO van de woonplaats van de begeleider.

De kennisgeving, vermeld in het vijfde lid, omvat de beslissing, de motivering, in voorkomend geval de reden waarom de maximumsanctie niet is opgelegd, en een korte samenvatting in het Engels of in het Frans.

Al de partijen, vermeld in het vijfde lid, kunnen overeenkomstig artikel 13.2.3 van de Code tegen de beslissing van de federatie, beroep aantekenen bij een beroepsinstantie op nationaal niveau of het TAS.

HOOFDSTUK 3 [Disciplinaire maatregelen en beroepsmogelijkheden inzake competitieve breedtesporters, begeleiders en andere personen buiten aangesloten federaties (verv. Decr. 18 juni 2021, art. 32, I: 13 september 2021)] (... - ...)

Artikel 26. (31/03/2015- ...)

...

Afdeling 1 [Disciplinaire bevoegdheid over breedtesporters, begeleiders en andere personen (ing. Decr. 18 juni 2021, art. 33, I: 13 september 2021)] (... - ...)

Artikel 27. (31/03/2015- 12/09/2021)

...

Afdeling 2 Disciplinaire organen (... - ...)

Onderafdeling 1 Disciplinaire commissie (... - ...)

Artikel 28. (01/01/2016- 12/09/2021)

§ 1. Bij NADO Vlaanderen wordt een disciplinaire commissie voor breedtesporters en begeleiders, hierna disciplinaire commissie te noemen, opgericht.

De disciplinaire commissie bestaat uit drie leden, onder wie een voorzitter, die door de regering worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.

De regering benoemt ook een plaatsvervangende voorzitter en twee plaatsvervangende leden voor het geval dat titularissen verhinderd of overbelast zijn.

De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter zijn magistraten. Onder de overige titularissen en plaatsvervangende leden is er telkens één arts en één jurist.

De regering kan voor het voorzitterschap of lidmaatschap van de disciplinaire commissie de onverenigbaarheden en de aanvullende benoemingsvoorwaarden vaststellen.

De disciplinaire commissie wordt bijgestaan door een secretaris die de werkzaamheden en beslissingen notuleert.

De regering stelt de werkwijze van de disciplinaire commissie en de vergoedingen van haar leden vast.

§ 2. De disciplinaire commissie is bevoegd om in de aangelegenheden, vermeld in artikel 30, de disciplinaire sancties vermeld in artikel 41, te nemen ten aanzien van breedtesporters en hun begeleiders, volgens de procedure vermeld in artikel 31 tot en met 35.

Onderafdeling 2 Disciplinaire raad (... - ...)

Artikel 29. (01/01/2016- 12/09/2021)

§ 1. Bij NADO Vlaanderen wordt een disciplinaire raad voor breedtesporters en begeleiders, hierna disciplinaire raad te noemen, opgericht.

De disciplinaire raad bestaat uit drie leden, onder wie een voorzitter, die door de regering benoemd worden voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.

De regering benoemt tevens een plaatsvervangende voorzitter en twee plaatsvervangende leden voor het geval dat de titularissen verhinderd of overbelast zijn.

De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter zijn magistraten. Onder de overige titularissen en plaatsvervangende leden is er telkens één arts en één jurist.

De regering kan voor het voorzitterschap of lidmaatschap van de disciplinaire raad de onverenigbaarheden en de aanvullende benoemingsvoorwaarden vaststellen.

De disciplinaire raad wordt bijgestaan door een secretaris die de werkzaamheden en beslissingen notuleert.

De regering stelt de werkwijze van de disciplinaire raad en de vergoedingen van haar leden vast.

§ 2. De disciplinaire raad behandelt het hoger beroep dat, volgens de procedure, vermeld in artikel 36 tot en met 39, ingesteld wordt tegen de beslissingen van de disciplinaire commissie.

Afdeling 3 Bevoegdheid en procedure (... - ...)

Onderafdeling 1 Disciplinaire commissie (... - ...)

Artikel 30. (01/01/2016- 12/09/2021)

De disciplinaire commissie, neemt kennis van :
1° de overtreding inzake dopingpraktijken door de breedtesporter begaan binnen het Nederlandse taalgebied;
2° de overtreding inzake dopingpraktijken begaan binnen het Nederlandse taalgebied door een begeleider die niet onder de disciplinaire bevoegdheid van een federatie valt zoals bepaald in artikel 25;
3° de overtreding inzake dopingpraktijken door de breedtesporter begaan buiten het Nederlandse taalgebied, als de disciplinaire bestraffing van de breedtesporter ingevolge de plaatselijke wetgeving of de in concreto van toepassing zijnde reglementering toevertrouwd wordt aan NADO Vlaanderen, een in het Nederlandse taalgebied gevestigde sportvereniging of federatie of een in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gevestigde sportvereniging of federatie die wegens haar organisatie moet beschouwd worden als uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap;
4° de aangelegenheden vermeld in artikel 41, § 5, eerste lid.
5° het beroep tegen een door NADO Vlaanderen opgelegde voorlopige schorsing.

Artikel 31. (31/03/2015- ...)

NADO Vlaanderen stuurt, op de wijze die door de regering is bepaald, alle stukken die verband houden met de overtredingen, vermeld in artikel 30, naar de voorzitter van de disciplinaire commissie.

Artikel 32. (01/01/2016- 12/09/2021)

§ 1. Als de voorzitter van de disciplinaire commissie van oordeel is dat, op basis van eenduidige stukken in het aan hem bezorgde dossier, er geen sprake is van een dopingpraktijk, kan hij de zaak voorleggen in besloten vergadering aan de disciplinaire commissie met het oog op seponering. De seponering kan alleen uitgesproken worden door de disciplinaire commissie met eenparigheid van stemmen. Een afschrift van de beslissing tot seponering wordt per aangetekende brief naar de sporter of begeleider gestuurd en, in voorkomend geval, naar de ouders, de voogden of degenen die verantwoordelijk zijn voor de minderjarige sporter of begeleider.

Behalve bij seponering, als vermeld in het eerste lid, stelt de voorzitter de zaak vast op een zitting van de disciplinaire commissie, binnen de termijnen die bepaald zijn door de regering.

§ 2. De sporter of begeleider wordt ten minste veertien dagen voor de zitting per aangetekende brief opgeroepen om te verschijnen op de plaats, de dag en het uur die door de voorzitter worden bepaald.

Als de sporter of begeleider minderjarig, maar ten minste vijftien jaar oud is, wordt hij samen met zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, ten minste veertien dagen voor de zitting per aangetekende brief opgeroepen om te verschijnen op de plaats, de dag en het uur die door de voorzitter worden bepaald.

Als de minderjarige sporter of begeleider geen vijftien jaar oud is, worden alleen de ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, ten minste veertien dagen voor de zitting per aangetekende brief opgeroepen om te verschijnen op de plaats, de dag en het uur die door de voorzitter worden bepaald.

De minderjarige sporter of begeleider die geen vijftien jaar oud is, wordt op de hoogte gebracht van de zitting en heeft het recht gehoord te worden op eigen verzoek.

§ 3. De oproepingsbrief vermeldt de overtredingen waarvoor de sporter of begeleider zich moet verantwoorden en de plaats waar de sporter of begeleider, zijn advocaat of zijn arts en in voorkomend geval, zijn ouders, voogden of degenen die verantwoordelijk zijn voor de minderjarige sporter of begeleider, het dossier kunnen inzien en er een afschrift van kunnen nemen.

Artikel 33. (01/01/2016- 12/09/2021)

§ 1. De zittingen van de disciplinaire commissie zijn openbaar, tenzij de openbaarheid een gevaar oplevert voor de openbare orde of de goede zeden. Op verzoek van de sporter of begeleider, en als de sporter of begeleider minderjarig is, op verzoek van zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, kan de disciplinaire commissie beslissen de zitting achter gesloten deuren te laten verlopen.

§ 2. De behandeling verloopt op tegenspraak. Als de sporter of begeleider en, in voorkomend geval, zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, niet verschijnen op de dag en het uur, bepaald in de oproepingsbrief, wordt de zaak bij verstek behandeld.

§ 3. De sporter of begeleider, en in voorkomend geval, zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, hebben het recht :
1° zich te laten bijstaan door een advocaat of arts van hun keuze;
2° als de disciplinaire commissie het toestaat, zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat van hun keuze;
3° zich te laten bijstaan door iemand die als vertaler kan optreden, als de sporter of begeleider de Nederlandse taal niet verstaat of niet spreekt.

§ 4. De behandeling verloopt als volgt :
1° de voorzitter zet de zaak uiteen;
2° de sporter of begeleider en als de sporter of begeleider minderjarig is, zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben overeenkomstig artikel 32, worden gehoord en hebben het recht aanvullende onderzoeksmaatregelen te vragen, onder meer het horen van getuigen en deskundigen;
3° de vertegenwoordiger van NADO Vlaanderen, wordt op zijn verzoek gehoord en heeft het recht aanvullende onderzoeksmaatregelen te vragen, onder meer het horen van getuigen en deskundigen;
4° de disciplinaire commissie beveelt, als daartoe grond bestaat, een aanvullend onderzoek of het horen van getuigen of deskundigen;
5° de sporter of begeleider en, in voorkomend geval, zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, dragen de middelen van verdediging voor;
6° de vertegenwoordiger van NADO Vlaanderen heeft het recht om op de middelen van verdediging te antwoorden;
7° de sporter of begeleider en als de sporter of begeleider minderjarig is, zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben overeenkomstig artikel 32, hebben het recht daarop tegenantwoord te bieden en behouden het laatste woord;
8° de voorzitter verklaart de debatten gesloten.

Artikel 34. (01/01/2016- 12/09/2021)

De beraadslaging is geheim. De beslissing wordt genomen bij meerderheid van stemmen van de leden van de disciplinaire commissie.

De beslissing wordt uitgesproken door de voorzitter, hetzij onmiddellijk, hetzij binnen veertien dagen die volgen op de zitting waarop de debatten gesloten zijn verklaard. Een afschrift van de beslissing wordt binnen zeven dagen met een aangetekende brief naar de sporter of begeleider en, in voorkomend geval, naar de ouders, de voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, gestuurd, alsook naar NADO Vlaanderen, de NADO van de woonplaats van de sporter of begeleider, zijn federatie, de internationale federatie, het IOC of IPC als de beslissing een effect kan hebben op de volgende Olympische of Paralympische Spelen, en naar het WADA.

De kennisgeving, vermeld in het tweede lid, omvat de beslissing, de motivering, in voorkomend geval de reden waarom de maximumsanctie niet is opgelegd, en een korte samenvatting in het Engels of in het Frans.

Artikel 35. (01/01/2016- 12/09/2021)

§ 1. Tegen een beslissing die bij verstek is genomen, kunnen de sporter of begeleider of, in voorkomend geval, zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, alsook NADO Vlaanderen, de NADO van de woonplaats van de sporter of begeleider, zijn federatie, de internationale federatie, het IOC of IPC als de beslissing een effect kan hebben op de volgende Olympische of Paralympische Spelen, en het WADA verzet aantekenen met een aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van de disciplinaire commissie.

Om ontvankelijk te zijn, moet het verzet worden aangetekend binnen veertien dagen na de dag van de verzending van de aangetekende brief, vermeld in artikel 34, derde lid.

Het instellen van verzet heeft geen opschortende werking.

§ 2. De voorzitter stelt de zaak opnieuw vast op de eerstkomende zitting van de disciplinaire commissie, die gehouden moet worden binnen een maand nadat het verzet hem is meegedeeld.

§ 3. Het verzet wordt als ongedaan beschouwd als de sporter of begeleider en, in voorkomend geval, zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, die verzet hebben aangetekend, niet verschijnen in persoon of via hun advocaat.

In dat geval kan tegen de beslissing, op het verzet gewezen, alleen hoger beroep worden aangetekend.

Onderafdeling 2 Disciplinaire raad (... - ...)

Artikel 36. (01/01/2016- 12/09/2021)

De disciplinaire raad neemt kennis van het hoger beroep dat door de sporter of begeleider of, in voorkomend geval, door zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, of door NADO Vlaanderen, de NADO van de woonplaats van de sporter of begeleider, het WADA of zijn federatie of internationale federatie, het IOC of IPC als de beslissing een effect kan hebben op de volgende Olympische of Paralympische Spelen, kan worden ingesteld tegen de beslissingen die op grond van artikel 30, 1°, 2°, 3° of 4°, door de disciplinaire commissie zijn genomen.

Het instellen van het hoger beroep tegen de beslissing van de disciplinaire commissie schorst de beslissing van de disciplinaire commissie niet, tenzij nadat de disciplinaire raad dat heeft bevolen.

Artikel 37. (31/03/2015- 12/09/2021)

Het hoger beroep wordt ingesteld met een aangetekende brief die gericht is aan de voorzitter van de disciplinaire raad.

Om ontvankelijk te zijn moet het hoger beroep worden ingesteld binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak van de beslissing van de disciplinaire commissie of, als de beslissing bij verstek van een van de partijen, vermeld in artikel 34, is genomen, binnen veertien dagen na de dag van de verzending van de aangetekende brief, vermeld in artikel 34.

Als hoger beroep wordt ingesteld, hebben de andere partijen, vermeld in artikel 34, het recht om in de procedure tussen te komen en alle feiten en middelen voor te dragen die ze nuttig achten met het oog op de behandeling van het beroep.

Artikel 38. (14/11/2012- ...)

De bepalingen van artikel 32, § 2 en § 3, artikel 33, 34 en 35, § 1, § 2 en § 3, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de procedure in hoger beroep.

Artikel 39. (01/01/2016- 12/09/2021)

De betrokken sporter of begeleider, of, in voorkomend geval, zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, alsook de NADO van de woonplaats van de sporter of begeleider, het IOC of het IPC als de beslissing een effect kan hebben op de volgende Olympische of Paralympische Spelen, het WADA en de bevoegde federatie en de internationale federatie kunnen tegen de beslissing van de disciplinaire raad beroep aantekenen bij de Raad van State.

Als beroep wordt aangetekend bij de Raad van State, hebben de betrokken sporter of begeleider, of, in voorkomend geval, zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, alsook de NADO van de woonplaats van de sporter of begeleider, het IOC of het IPC als de beslissing een effect kan hebben op de volgende Olympische of Paralympische Spelen, het WADA en de bevoegde federatie en de internationale federatie het recht om in de procedure tussen te komen en alle feiten en middelen voor te dragen die zij nuttig achten met het oog op de behandeling van het beroep.

Artikel 40. (31/03/2015- 12/09/2021)

...

Afdeling 4 Disciplinaire sancties (... - ...)

Artikel 41. (01/01/2016- 12/09/2021)

§ 1. In geval van de overtredingen, vermeld in artikel 30, 1°, 2° en 3°, zal de disciplinaire commissie of de disciplinaire raad in hoger beroep :
1° de uitsluiting van de sporter of begeleider uitspreken overeenkomstig de bepalingen van artikel 42, die inhoudt dat aan de sporter of begeleider een verbod wordt opgelegd om aan een sportactiviteit deel te nemen als sporter of begeleider alsook in om het even welke andere hoedanigheid;
2° overeenkomstig de bepalingen van artikel 42, een berisping uitspreken.
3° als de overtreding verband houdt met een dopingtest binnen wedstrijdverband in een individuele sport, de diskwalificatie uitspreken van het resultaat van de sporter, met alle gevolgen die daaruit voortvloeien wat betreft punten, medailles, prijzen en dergelijke.

In geval van de overtredingen, vermeld in artikel 30, 1°, 2° en 3°, kan de disciplinaire commissie of de disciplinaire raad in hoger beroep bijkomend beslissen :
1° aan de meerderjarige sporter of begeleider een administratieve geldboete op te leggen;
2° welk gedeelte van de kosten voor de controles, vermeld in artikel 15, en welk deel van de kosten, die verbonden zijn aan de procedure, vermeld in artikel 24, 32 en 38, ten laste van de sporter of begeleider worden gelegd.

Het bedrag van de eventuele opgelegde administratieve geldboete wordt door de disciplinaire commissie of de disciplinaire raad in hoger beroep soeverein bepaald, rekening houdend met de ernst van de feiten. Het kan evenwel niet meer bedragen dan 25.000 euro.

De disciplinaire raad legt, eventueel bijkomend, aan de meerderjarige sporter of begeleider een administratieve geldboete op van 100 tot 1000 euro als hij oordeelt dat het bij hem ingestelde hoger beroep tergend en roekeloos is.

Als de sporter wordt vrijgesproken door de disciplinaire commissie of de disciplinaire raad ingevolge het negatieve resultaat van de tweede analyse, leggen de disciplinaire commissie en de disciplinaire raad de analysekosten van de tweede analyse ten laste van de instantie die de dopingtest heeft bevolen.

§ 2. Geen enkele van de sancties, vermeld in paragraaf 1, sluit de individuele sportbeoefening voor louter recreatieve doeleinden van de sporter of begeleider uit.

§ 3. De voorzitter van de disciplinaire commissie, of van de disciplinaire raad in hoger beroep, noteert de aanvangsdatum en de einddatum van de uitsluiting in de disciplinaire uitspraak.

§ 4. NADO Vlaanderen deelt de aan de sporter of begeleider opgelegde sanctie van uitsluiting, nadat die definitief geworden is, mee aan de sporter of begeleider, de federatie, de NADO van de woonplaats van de sporter of begeleider, de internationale federatie, het IOC of het IPC als de beslissing een effect kan hebben op de volgende Olympische of Paralympische Spelen, en aan het WADA.

§ 5. Als wordt vastgesteld dat de sporter of begeleider de opgelegde uitsluiting niet naleeft, wordt dat ter kennis gebracht van de voorzitter van de disciplinaire commissie. De disciplinaire commissie of de disciplinaire raad in hoger beroep zal dan beslissen dat de termijnen van het eerder opgelegde verbod opnieuw aanvangen na het einde ervan en kan, bijkomend, aan de meerderjarige sporter of begeleider een administratieve geldboete opleggen. Bovendien beslissen de disciplinaire commissie en de disciplinaire raad in hoger beroep welk gedeelte van de kosten, verbonden aan de procedure voor de disciplinaire commissie en de disciplinaire raad, ten laste van de sporter of begeleider wordt gelegd.

Artikel 32 tot en met 39 zijn van overeenkomstige toepassing op de in het vorige lid bedoelde procedures. De regering kan nadere regels vastleggen.

§ 6. De disciplinaire procedure houdt, in voorkomend geval, rekening met de bijzondere kwetsbare positie van de sporter of begeleider die gepaard kan gaan met zijn jeugdige leeftijd.

Artikel 42. (01/01/2016- 12/09/2021)

§ 1. Bij een eerste overtreding, wordt de uitsluiting van de sporter of begeleider als volgt bepaald:
1° voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, 1°, 2° of 6° :
a) vier jaar uitsluiting als het opzettelijk was, tenzij paragraaf 6 van toepassing is;
b) twee jaar uitsluiting als het niet opzettelijk was, tenzij paragraaf 4, 5 of 6 van toepassing is.
Als de dopingpraktijk verband houdt met een specifieke stof, dient het bewijs van het opzettelijk karakter geleverd te worden door NADO Vlaanderen.
Als de dopingpraktijk verband houdt met een niet-specifieke stof, dient het bewijs van het niet-opzettelijk karakter geleverd te worden door de sporter of begeleider;
2° voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, 3° :
a) vier jaar uitsluiting, tenzij paragraaf 5 of 6 van toepassing is;
b) twee jaar uitsluiting indien de sporter heeft verzuimd zich aan een monstername te onderwerpen en kan aantonen dat het niet opzettelijk was, tenzij paragraaf 4, 5 of 6 van toepassing is;
3° voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, 4° : twee jaar uitsluiting, behoudens verkorting tot minimum één jaar, afhankelijk van de schuldgraad van de sporter, tenzij paragraaf 5 of 6 van toepassing is.
De verkorting tot minimum één jaar is niet mogelijk als de sporter zijn verblijfsgegevens herhaaldelijk op het laatste moment heeft gewijzigd of andere handelingen heeft gesteld die een ernstig vermoeden doen rijzen dat de sporter heeft trachten te vermijden om voor een dopingtest beschikbaar te zijn;
4° voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, 5° : vier jaar uitsluiting, tenzij paragraaf 5 of 6 van toepassing is;
5° voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, 7° : minimaal vier jaar en maximaal levenslang, afhankelijk van de ernst van de inbreuk, tenzij paragraaf 5 of 6 van toepassing is. Een inbreuk waarbij een minderjarige betrokken is, wordt als een bijzonder ernstige overtreding beschouwd;
6° voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, 8° : minimaal vier jaar en maximaal levenslang, afhankelijk van de ernst van de inbreuk, tenzij paragraaf 5 of 6 van toepassing is. Een inbreuk waarbij een minderjarige betrokken is, wordt als een bijzonder ernstige overtreding beschouwd;
7° voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, 10° : twee jaar, behoudens een vermindering tot minimum één jaar, afhankelijk van de schuldgraad van de sporter of begeleider en de andere omstandigheden van het geval, tenzij paragraaf 5 of 6 van toepassing is;
8° voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, eerste lid, 9° : minimaal twee jaar en maximaal vier jaar, afhankelijk van de ernst van de overtreding, tenzij paragraaf 5 of 6 van toepassing is. Een inbreuk waarbij een minderjarige betrokken is, wordt als een bijzonder ernstige overtreding beschouwd en zal, als ze gepleegd is voor andere inbreuken dan specifieke stoffen, resulteren in een levenslange uitsluiting voor de meerderjarige betrokkene.

§ 2. Bij een tweede overtreding, wordt de uitsluiting van de sporter of begeleider als volgt bepaald: met behoud van de toepassing van paragraaf 8, de langste van de volgende perioden:
a) zes maanden;
b) de helft van de uitsluitingsperiode die voor de eerste overtreding werd opgelegd, zonder eventuele toepassing van paragraaf 6;
c) twee keer de uitsluitingsperiode die normaal van toepassing is op de tweede overtreding als die beschouwd zou worden als een eerste overtreding, zonder toepassing van paragraaf 6.

De uitsluitingsperiode bepaald zoals hierboven mag dan verder verminderd worden door toepassing van paragraaf 6.

§ 3. Bij een derde overtreding, wordt de uitsluiting van de sporter of begeleider als volgt bepaald.

Met behoud van de toepassing van paragraaf 8, levenslange schorsing, tenzij in één van de volgende gevallen:
a) de derde dopingpraktijk de voorwaarden vervult van opheffing of vermindering van de uitsluitingsperiode van paragraaf 4 of paragraaf 5;
b) het een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, 4°, betreft.

In deze gevallen wordt de uitsluitingsperiode verminderd van acht jaar tot levenslang.

§ 4. Als de sporter of begeleider kan aantonen dat hem geen schuld of nalatigheid te verwijten valt, vervalt de periode van uitsluiting.

Deze paragraaf is alleen van toepassing op de oplegging van sancties, en dus niet op de bepaling of al dan niet een dopingpraktijk is begaan. Het is alleen van toepassing in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld indien een sporter zou kunnen bewijzen dat hij of zij, ondanks alle genomen voorzorgen, door een tegenstrever is gesaboteerd.

Deze paragraaf kan niet toegepast worden in de voorbeelden opgesomd onder paragraaf 5, waarbij een verminderde sanctie wegens geen significante schuld of nalatigheid kan opgelegd worden.

§ 5. Als de sporter of begeleider kan aantonen dat hem geen significante schuld of nalatigheid te verwijten valt, wordt de periode van uitsluiting afhankelijk van de dopingpraktijk verminderd als volgt :
1° als de dopingpraktijk vermeld in artikel 3, 1°, 2° of 6°, betrekking heeft op een specifieke stof: minstens een berisping en maximum twee jaar uitsluiting, afhankelijk van de schuldgraad van de sporter of begeleider;
2° als de sporter of begeleider kan aantonen dat de dopingpraktijk vermeld in artikel 3, 1°, 2° of 6°, afkomstig is van een besmet product : minstens een berisping en maximum twee jaar uitsluiting, afhankelijk van de schuldgraad van de sporter of begeleider. Bij de beoordeling van de schuldgraad van de sporter of begeleider zou het bijvoorbeeld gunstig zijn voor de sporter of begeleider als hij of zij het product waarvan later werd vastgesteld dat het besmet was, had vermeld op zijn of haar dopingcontroleformulier;
3° in andere gevallen dan vermeld in 1° en 2°, kan de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode, met behoud van eventuele verdere vermindering op grond van paragraaf 6, worden verkort op basis van de schuldgraad van de sporter of begeleider, maar de verkorte uitsluitingsperiode mag niet korter zijn dan de helft van de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode.

Indien de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode levenslang is, mag de overeenkomstig punt 3° verkorte periode niet minder dan acht jaar bedragen.

Afhankelijk van de unieke feiten van een bepaald geval, kunnen de volgende voorbeelden resulteren in een verminderde sanctie wegens gebrek aan significante schuld of nalatigheid :
a) een positieve controle als gevolg van de inname van een verkeerd gelabeld of verontreinigd vitamine- of voedingssupplement;
b) de toediening van een verboden stof door de persoonlijke arts of trainer van de sporter zonder dit aan de sporter te hebben gemeld;
c) sabotage van voeding of drank van een sporter door een echtgenoot/echtgenote, coach of andere begeleider die tot de entourage van de sporter behoort.

§ 6. Andere redenen om de periode van uitsluiting te doen vervallen of verminderen:

1° indien de sporter of begeleider de NADO, een strafrechtelijke instantie of tuchtorgaan na een uitspraak in eerste aanleg, substantiële hulp heeft geboden bij het ontdekken of vaststellen van een dopingpraktijk van een andere persoon, kan de NADO tot drie kwart van zijn uitsluiting opschorten, afhankelijk van het belang van zijn hulp en de ernst van zijn eigen dopingpraktijk. In uitzonderlijke omstandigheden kan WADA de uitsluiting zelfs volledig opschorten. De regering legt de nadere regels vast conform de Code;

2° als een sporter of begeleider vrijwillig een dopingpraktijk bekent vóór hem een monsterneming wordt aangekondigd die een dopingpraktijk zou kunnen aantonen of, als het een andere dopingpraktijk betreft dan vermeld in artikel 3, 1°, voor hij de eerste kennisgeving van de toegegeven overtreding ontvangt en die bekentenis het enige betrouwbare bewijs is van de overtreding op het ogenblik van de bekentenis, kan zijn uitsluitingsperiode worden verminderd tot de helft van de uitsluitingsperiode die normaal van toepassing is.

Deze bepaling is van toepassing wanneer een sporter of begeleider uit eigen beweging een dopingpraktijk bekent in omstandigheden waarbij geen enkele antidopingorganisatie er zich van bewust is dat mogelijk een dopingpraktijk is begaan en is niet van toepassing op situaties waarbij de bekentenis plaatsvindt nadat de sporter of begeleider denkt dat hij of zij zal worden betrapt.

De mate waarin de uitsluitingsperiode wordt verkort, moet gebaseerd zijn op de kans dat de sporter of begeleider zou zijn betrapt indien hij of zij zich niet vrijwillig had aangegeven;

3° een sporter of begeleider die een uitsluiting van vier jaar riskeert wegens een eerste overtreding van artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 5° of 6°, kan, door de dopingpraktijk waarvan hij wordt beschuldigd onmiddellijk te bekennen na te zijn geconfronteerd door NADO Vlaanderen en ook na goedkeuring en naar goeddunken van zowel het WADA als NADO Vlaanderen, een verkorting van de uitsluitingsperiode tot minimaal twee jaar krijgen, afhankelijk van de ernst van de overtreding en de schuldgraad van de sporter of begeleider.

§ 7. Als een sporter of begeleider aanspraak kan maken op vermindering van sanctie op meer dan één grond vermeld in paragraaf 4, 5 of 6, geldt dat voor een vermindering of schorsing op basis van paragraaf 6, wordt toegepast, de uitsluitingsperiode die normaal van toepassing is, moet worden bepaald in overeenstemming met de vorige paragrafen. Als de sporter of begeleider aanspraak maakt op een vermindering of opschorting van de uitsluitingsperiode op basis van paragraaf 6, kan de uitsluitingsperiode worden verminderd of opgeschort, zonder ooit minder lang te zijn dan een vierde van de uitsluitingsperiode die normaal van toepassing is.

§ 8. Als de periode van uitsluiting vervalt wegens afwezigheid van schuld of nalatigheid van de sporter of begeleider, telt de overtreding niet mee voor het vaststellen van de periode van uitsluiting die geldt voor meervoudige overtredingen.

Om te worden bestraft wegens een tweede of derde overtreding, kan een dopingpraktijk alleen als een tweede overtreding worden beschouwd als wordt aangetoond dat de sporter of begeleider de tweede dopingpraktijk heeft begaan nadat hij op de hoogte was gebracht van de eerste overtreding, of nadat de opdrachtgever redelijke inspanningen heeft geleverd om hem op de hoogte te brengen van de eerste overtreding. Als de opdrachtgever dat niet kan bewijzen, worden de overtredingen samen als één enkele eerste overtreding beschouwd en zal de opgelegde sanctie gebaseerd zijn op de overtreding waarop de strengere sanctie staat.

Als na de bestraffing van een eerste overtreding feiten worden ontdekt met betrekking tot een dopingpraktijk van de sporter of begeleider die zich hebben voorgedaan vóór de kennisgeving met betrekking tot de eerste overtreding, wordt een aanvullende sanctie opgelegd op basis van de sanctie die had kunnen worden opgelegd als tegelijkertijd uitspraak was gedaan over beide overtredingen.

Voor de toepassing van paragraaf 2 of 3 moeten alle overtredingen plaatsvinden binnen dezelfde periode van tien jaar om als meervoudige overtredingen beschouwd te worden.

Artikel 42/1.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(13/09/2021- ...)

De periode van uitsluiting die van toepassing is op andere dopingpraktijken dan dopingpraktijken als vermeld in artikel 42 wordt, met behoud van de toepassing van artikel 42/3, § 2 tot en met § 5, op de volgende wijze bepaald:
1° voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 3° of 5°, vier jaar uitsluiting, behalve in de volgende gevallen:
a) bij een verzuim zich aan een monsterneming te onderwerpen: twee jaar uitsluiting als de sporter kan bewijzen dat de dopingpraktijk niet opzettelijk begaan is;
b) in alle andere gevallen dan het geval een verzuim zich aan een monsterneming te onderwerpen: tussen twee jaar en vier jaar uitsluiting, afhankelijk van de schuldgraad van de sporter of andere persoon, als de sporter of andere persoon die de dopingpraktijk heeft begaan uitzonderlijke omstandigheden kan aantonen die een vermindering van de periode van uitsluiting rechtvaardigen;
c) als de zaak een recreatiesporter of een beschermde persoon betreft: minimaal een berisping en geen periode van uitsluiting, en maximaal twee jaar uitsluiting, afhankelijk van de schuldgraad van de recreatiesporter of beschermde persoon;
2° voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 4° : twee jaar uitsluiting, met mogelijk een vermindering tot minimaal één jaar uitsluiting, afhankelijk van de schuldgraad van de sporter. De mogelijke aanpassing tussen twee jaar en één jaar uitsluiting is niet mogelijk voor sporters waarbij een patroon voorkomt van het wijzigen van verblijfsgegevens op het laatste moment of ander gedrag dat een ernstig vermoeden doet rijzen dat de sporter gepoogd heeft te vermijden beschikbaar te zijn voor dopingtests;
3° voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 7° of 8° : tussen vier jaar uitsluiting en levenslange uitsluiting, afhankelijk van de ernst van de inbreuk. Een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 7° of 8°, waarbij een beschermde persoon betrokken is, wordt als een bijzonder ernstige overtreding beschouwd, en als die door een begeleider wordt gepleegd voor andere overtredingen dan met specifieke stoffen, resulteert dat in een levenslange uitsluiting voor de begeleider in kwestie. Daarbovenop zullen ernstige inbreuken als vermeld in artikel 3, § 1, 7° en 8°, die ook andere niet-portgerelateerde wetgeving of regels schenden, gemeld worden aan de bevoegde administratieve, professionele of gerechtelijke instanties of overheden;
4° voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 9° : minimaal twee jaar tot levenslange uitsluiting, afhankelijk van de ernst van de overtreding;
5° voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 10° : twee jaar, met mogelijk een vermindering tot minimum één jaar uitsluiting, afhankelijk van de schuldgraad van de sporter of andere persoon en andere omstandigheden van de zaak;
6° voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 11° : minimaal twee jaar uitsluiting tot levenslange uitsluiting, afhankelijk van de ernst van de inbreuk die de sporter of andere persoon pleegt.

Artikel 42/2.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(13/09/2021- ...)

Als NADO Vlaanderen in een individuele zaak, voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 1° tot en met 6° of 10°, vaststelt dat verzwarende omstandigheden aanwezig zijn die een langere periode van uitsluiting verantwoorden dan de anderzijds toepasselijke standaardsanctie, wordt de anderzijds toepasselijke periode van uitsluiting verhoogd met een bijkomende uitsluiting tot twee jaar, afhankelijk van de ernst van de dopingpraktijk en de aard van de verzwarende omstandigheden, tenzij de sporter of andere persoon in kwestie kan aantonen dat hij de dopingpraktijk niet bewust heeft begaan.

Artikel 42/3.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(13/09/2021- ...)

§ 1. Als de sporter of andere persoon kan aantonen dat hem geen schuld of nalatigheid te verwijten valt, vervalt de periode van uitsluiting. Het verval van de periode van uitsluiting heeft alleen betrekking op de oplegging van sancties, en niet op de bepaling of al dan niet een dopingpraktijk is begaan.

Het verval van de periode van uitsluiting, vermeld in het eerste lid, is alleen van toepassing in uitzonderlijke gevallen. De volgende gevallen worden niet aanvaard als uitzonderlijke gevallen:
1° een positieve controle als gevolg van de inname van een verkeerd gelabeld of verontreinigd vitamine- of voedingssupplement;
2° de toediening van een verboden stof door de persoonlijke arts of trainer van de sporter zonder dat ze dat aan de sporter hebben gemeld;
3° sabotage van voeding of drank van een sporter door een echtgenoot, coach of andere persoon die tot de entourage van de sporter behoort.

Afhankelijk van de unieke feiten van de zaak, kunnen de gevallen, vermeld in het tweede lid, resulteren in een verminderde sanctie wegens gebrek aan significante schuld of nalatigheid, conform paragraaf 2.

§ 2. Als voor een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 1°, 2° of 6°, de sporter of andere persoon kan aantonen dat hem geen significante schuld of nalatigheid te verwijten valt, wordt de periode van uitsluiting afhankelijk van de dopingpraktijk in de volgende gevallen op de volgende wijze verminderd:
1° als de dopingpraktijk betrekking heeft op een specifieke stof die geen misbruikstof is, of op een specifieke methode: minimaal een berisping en geen periode van uitsluiting, en maximaal twee jaar uitsluiting, afhankelijk van de schuldgraad van de sporter of andere persoon;
2° als de sporter of andere persoon kan aantonen dat de gedetecteerde verboden stof, die geen misbruikstof is, afkomstig is van een besmet product: minimaal een berisping en geen periode van uitsluiting, en maximaal twee jaar uitsluiting, afhankelijk van de schuldgraad van de sporter of andere persoon;
3° als de dopingpraktijk geen betrekking heeft op een misbruikstof en begaan is door een beschermde persoon of recreatiesporter: minimaal een berisping zonder periode van uitsluiting en maximaal twee jaar uitsluiting, afhankelijk van de schuldgraad van de beschermde persoon of recreatiesporter.

Alle verminderingen, vermeld in het eerste lid, zijn onderling exclusief en niet cumulatief.

Als de sporter of andere persoon buiten de gevallen, vermeld in het eerste lid, kan aantonen dat hem geen significante schuld of nalatigheid treft, kan de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode, met behoud van eventuele verdere vermindering conform paragraaf 3 tot en met 5, worden verkort op basis van de schuldgraad van de sporter of andere persoon, maar de verminderde uitsluitingsperiode kan niet korter zijn dan de helft van de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode. Als de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode levenslang is, mag de verkorte periode, met toepassing van deze paragraaf, niet minder dan acht jaar bedragen.

§ 3. De uitsluitingsperiode kan worden verminderd, zonder minder te zijn dan de helft van de uitsluitingsperiode die normaal van toepassing is, als de sporter of andere persoon vrijwillig bekent een dopingpraktijk begaan te hebben voor één van de volgende specifieke momenten:
1° het moment dat hem een monsterneming wordt aangekondigd die de dopingpraktijk zou kunnen aantonen;
2° het moment dat hij de eerste kennisgeving conform artikel 23/1/2 van de toegegeven overtreding ontvangt, en het een andere dopingpraktijk betreft dan een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 1°, en waarbij die bekentenis het enige betrouwbare bewijs is van de overtreding op het ogenblik van de bekentenis.

De vermindering, vermeld in het eerste lid, kan alleen worden toegepast als de sporter of andere persoon uit eigen beweging een dopingpraktijk bekent in omstandigheden waarbij geen enkele ADO er zich van bewust was dat mogelijk een dopingpraktijk was begaan. De vermindering, vermeld in het eerste lid, is niet van toepassing op situaties waarbij de bekentenis plaatsvindt nadat de sporter of andere persoon denkt dat hij zal worden betrapt. De mate waarin de uitsluitingsperiode wordt verkort, is gebaseerd op de waarschijnlijkheid dat de sporter of andere persoon zou zijn betrapt als hij niet vrijwillig had bekend.

§ 4. NADO Vlaanderen kan, voorafgaand aan een beslissing in laatste instantie of voor het verstrijken van de periode waarin beroep kan worden aangetekend, een deel van de opgelegde sanctie, met uitzondering van de diskwalificatie en verplichte bekendmaking, opschorten in individuele gevallen waarin de sporter of andere persoon NADO Vlaanderen, een gerechtelijke instantie of een professioneel tuchtorgaan substantiële hulp heeft geboden die ertoe leidt dat:
1° een ADO een dopingovertreding door een andere persoon ontdekt of vaststelt;
2° een gerechtelijk orgaan of tuchtorgaan een strafbaar feit of een dopingpraktijk van een andere sporter of begeleider ontdekt of vervolgt;
3° het WADA een procedure kan opstarten tegen een ondertekenaar van de Code, een WADA-geaccrediteerd labo of een atleet paspoort management eenheid voor niet-naleving van de Code, een Internationale Standaard of een Technisch Document;
4° een strafrechtelijke of tuchtrechtelijke instantie vervolging instelt voor een strafrechtelijke inbreuk of inbreuk op de professionele regels of sportieve regels die voortkomt uit een andere inbreuk op de integriteit van de sport dan doping. In dat geval kunnen de gevolgen van dopingpraktijken enkel opgeschort worden met de goedkeuring van het WADA.

Na een beslissing in laatste instantie of het verstrijken van de periode waarin beroep kan worden aangetekend, kan NADO Vlaanderen alleen een deel van de anderszins toepasselijke uitsluitingsperiode opschorten met de goedkeuring van het WADA en de toepasselijke internationale federatie.

In hoeverre de anderszins toepasselijke uitsluitingsperiode kan worden opgeschort, hangt af van de ernst van de dopingovertreding die de sporter of andere persoon heeft begaan, en van het belang van de substantiële hulp die de sporter of andere persoon heeft geboden in de strijd tegen doping in de sport, niet-naleving van de Code of inbreuken tegen de integriteit van de sport. Niet meer dan driekwart van de anderszins toepasselijke uitsluitingsperiode kan worden opgeschort. Als de anderszins toepasselijke uitsluitingsperiode levenslang is, mag de volgens dit artikel niet-opgeschorte periode nooit minder dan acht jaar bedragen. Voor de toepassing van dit lid, wordt de uitsluitingsperiode die kan toegevoegd worden met toepassing van artikel 42/4, § 4, tweede lid, niet meegerekend onder de anderszins toepasselijke uitsluitingsperiode.

Als de sporter of andere persoon die wenst substantiële hulp te verlenen daarom verzoekt, staat NADO Vlaanderen toe dat de sporter of andere persoon de informatie geeft aan de ADO onder een overeenkomst van voorbehoud zonder nadelige erkentenis.

Als de sporter in gebreke blijft om verder mee te werken en om te blijven de volledige en geloofwaardige substantiële hulp te bieden op basis waarvan NADO Vlaanderen gevolgen heeft opgeschort, zal NADO Vlaanderen de gevolgen opnieuw van toepassing verklaren. Als NADO Vlaanderen beslist de gevolgen opnieuw van toepassing te verklaren of beslist dat niet te doen, kan beroep tegen die beslissing worden ingesteld conform artikel 36.

Om sporters en andere personen aan te moedigen om substantiële hulp te verlenen aan ADO's, kan het WADA, op vraag van NADO Vlaanderen of op vraag van de sporter of andere persoon die een dopingpraktijk heeft gepleegd of tegen wie een dopingpraktijk of andere inbreuk op de Code wordt opgeworpen, akkoord gaan in elke fase van het resultatenbeheer, zelfs na een beslissing in laatste instantie, met een passende opschorting van de normaal toepasselijke periode van uitsluiting of van andere gevolgen. In uitzonderlijke omstandigheden kan het WADA akkoord gaan met de opschorting van de periode van uitsluiting en van andere gevolgen die groter is dan de op basis van dit artikel toepasselijke opschorting, tot zelfs geen periode van uitsluiting, geen verplichte bekendmaking en geen teruggave van prijzengeld of betaling van geldboetes of kosten. Als de sporter of andere persoon in gebreke blijft om verder de substantiële hulp te bieden op basis waarvan het WADA een periode van uitsluiting heeft opgeschort, zal het WADA de oorspronkelijke periode van uitsluiting opnieuw van toepassing verklaren. Tegen een beslissing van het WADA met toepassing van dit lid, is geen beroep mogelijk.

Als NADO Vlaanderen eender welk deel van de normaal toepasselijke sanctie opschort, moet het een schriftelijke rechtvaardiging voor haar beslissing bezorgen aan iedere ADO die het recht heeft om tegen de beslissing beroep aan te tekenen, zoals hierboven bepaald. In uitzonderlijke gevallen kan het WADA, als ze van mening is dat het in het belang van de dopingbestrijding is, NADO Vlaanderen de toestemming geven om passende overeenkomsten te sluiten over de vertrouwelijkheid die een beperking inhouden of uitstel verlenen van het meedelen van de overeenkomst van substantiële hulp of de aard van de geboden substantiële hulp.

§ 5. Als een sporter of andere persoon aanspraak kan maken op een vermindering van de sanctie op meer dan één van de gronden, vermeld in paragraaf 1 tot en met 4, wordt voordat een vermindering of opschorting wordt toegepast conform paragraaf 3 of 4, de uitsluitingsperiode die normaal van toepassing is, bepaald conform artikel 42, 42/1, en paragraaf 1 tot en met 3 van dit artikel.

Als de sporter of andere persoon kan aantonen aanspraak te maken op een vermindering of een opschorting van de uitsluitingsperiode op basis van paragraaf 3 en 4, kan de uitsluitingsperiode worden verminderd of opgeschort, maar niet tot minder dan één vierde van de uitsluitingsperiode die normaal van toepassing is.

Artikel 42/4.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(13/09/2021- ...)

§ 1. Bij een tweede overtreding van een sporter of andere persoon is de periode van uitsluiting de langste van de volgende perioden:
1° een periode van uitsluiting van zes maanden;
2° een periode van uitsluiting die, rekening houdend met alle omstandigheden en de schuldgraad van de sporter of een andere persoon die verband houdt met de tweede overtreding, te situeren is tussen:
a) de som van de periode van uitsluiting die is opgelegd voor de eerste overtreding en de uitsluitingsperiode die normaal van toepassing is op de tweede overtreding, als die beschouwd zou worden als een eerste overtreding;
b) twee keer de uitsluitingsperiode die normaal van toepassing is op de tweede overtreding, als die beschouwd zou worden als een eerste overtreding.

De uitsluitingsperiode die conform het eerste lid is bepaald, mag verder verminderd worden met toepassing van artikel 42/3, § 3 en § 4.

§ 2. Bij een derde overtreding is de periode van uitsluiting levenslang.

In afwijking van het eerste lid bedraagt de periode van uitsluiting voor een derde overtreding in de volgende gevallen acht jaar tot levenslang:
1° de derde overtreding voldoet aan de voorwaarden van verval of vermindering van de uitsluitingsperiode, vermeld in artikel 42/3, § 1 en § 2;
2° de derde overtreding is een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 4°.

De periode van uitsluiting die conform het eerste en tweede lid is bepaald, kan verder verminderd worden met toepassing van artikel 42/3, § 3 en § 4.

§ 3. Een overtreding waarvoor de sporter of andere persoon afwezigheid van schuld of nalatigheid heeft aangetoond, wordt niet meegerekend als een overtreding voor de toepassing van dit artikel.

Als een dopingovertreding bestraft is met toepassing van de uitsluiting die is bepaald voor dopingpraktijken met misbruikstoffen, conform artikel 42, § 3, 1°, wordt die niet meegerekend als een overtreding voor de toepassing van dit artikel.

§ 4. Een dopingpraktijk kan alleen als een tweede overtreding worden beschouwd voor het opleggen van sancties als de ADO kan aantonen dat de sporter of andere persoon de bijkomende dopingpraktijk heeft begaan nadat hij kennisgeving heeft ontvangen conform artikel 23/1/2, of nadat redelijke inspanningen zijn gedaan door de ADO om hem op de hoogte te brengen van de eerste overtreding. Als de ADO dat niet kan aantonen, worden de overtredingen samen als één enkele eerste overtreding beschouwd en wordt de sanctie gebaseerd op de overtreding waarop de strengste sanctie staat. De resultaten in alle wedstrijden vanaf de eerdere van de dopingpraktijken worden gediskwalificeerd, conform artikel 41, § 2.

Als de ADO aantoont dat een sporter of andere persoon een bijkomende overtreding inzake dopingpraktijk heeft begaan die vooraf gegaan is aan de kennisgeving van een eerder vastgestelde dopingpraktijk, en die bijkomende dopingpraktijk plaatsvond uiterlijk twaalf maanden voor of na de kennisgeving van de overtreding die het eerst is vastgesteld, zal de periode van uitsluiting voor de bijkomende overtreding bepaald worden alsof de bijkomende overtreding een op zichzelf staande eerste overtreding was, en zal de uitsluiting opeenvolgend, en dus niet gelijktijdig worden uitgezeten met de periode van uitsluiting die is opgelegd voor de dopingpraktijk die het eerst is vastgesteld. De overtredingen samen zullen beschouwd worden als één overtreding voor de toepassing van paragraaf 1 en 2.

Als de ADO vaststelt dat een sporter of andere persoon een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 5°, heeft begaan tijdens het dopingcontroleproces van een andere onderliggende dopingpraktijk, wordt de dopingpraktijk, vermeld in artikel 3, § 1, 5°, als een afzonderlijke eerste overtreding beschouwd en zal de periode van uitsluiting voor die overtreding opeenvolgend en niet gelijktijdig worden uitgezeten met de periode van uitsluiting die wordt opgelegd voor de onderliggende dopingpraktijk, voor zover ook opgelegd. De overtredingen samen zullen beschouwd wor- den als één overtreding voor de toepassing van paragraaf 1 en 2.

Als de ADO vaststelt dat een tweede of derde overtreding wordt begaan door een sporter of andere persoon tijdens een periode van uitsluiting, loopt de periode van uitsluiting voor de meerdere overtredingen opeenvolgend, en niet gelijktijdig.

§ 5. Voor de toepassing van dit artikel, moet elke overtreding plaatsvinden binnen dezelfde periode van tien jaar om als meerdere overtredingen beschouwd te worden.

Artikel 42/5.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(13/09/2021- ...)

§ 1. Als een sporter of andere persoon zich al in een periode van uitsluiting bevindt op grond van een dopingpraktijk, zal een nieuwe periode van uitsluiting aanvatten op de eerste dag volgend op het uitzitten van de lopende periode van uitsluiting. Behalve in de gevallen, vermeld in het tweede tot en met vijfde lid, gaat de periode van uitsluiting in op de dag van de definitieve tuchtrechtelijke uitspraak die een uitsluiting oplegt, of, als afstand is gedaan van een hoorzitting of als er geen hoorzitting is, op de dag waarop de uitsluiting wordt aanvaard of anderszins wordt opgelegd.

Als de hoorzittingsprocedure of andere aspecten van de dopingcontrole aanzienlijke vertraging heeft opgelopen die niet aan de sporter of andere persoon te wijten is, kan het disciplinair orgaan dat de sanctie oplegt de uitsluitingsperiode op een vroegere datum laten ingaan en wel ten vroegste op de datum van de monsterneming of de laatste datum waarop een andere dopingovertreding plaatsvond. Alle tijdens de uitsluitingsperiode behaalde wedstrijdresultaten, inclusief die welke zijn behaald tijdens de periode van uitsluiting die met terugwerkende kracht is opgelegd, worden gediskwalificeerd.

Als een voorlopige schorsing door de sporter of andere persoon wordt nageleefd, wordt de periode van voorlopige schorsing afgetrokken van een eventuele uitsluitingsperiode die uiteindelijk aan de sporter of andere persoon kan worden opgelegd. Als de sporter of andere persoon een voorlopige schorsing niet naleeft, zal de sporter of andere persoon geen aftrek toegekend krijgen voor enige uitgediende voorlopige schorsing. Als een periode van uitsluiting wordt uitgezeten overeenkomstig een beslissing waartegen later beroep wordt aangetekend, wordt die uitsluitingsperiode afgetrokken van een eventuele uitsluitingsperiode die uiteindelijk in beroep aan de sporter kan worden opgelegd.

Als een sporter of andere persoon vrijwillig en schriftelijk een voorlopige schorsing aanvaardt en daarna de voorlopige schorsing naleeft, wordt die periode van vrijwillige voorlopige schorsing afgetrokken van een eventuele uitsluitingsperiode die uiteindelijk aan de sporter of andere persoon wordt opgelegd. Een kopie van de vrijwillige aanvaarding van een voorlopige schorsing door de sporter of andere persoon moet onmiddellijk worden bezorgd aan alle partijen die het recht hebben om in kennis te worden gesteld van de vermeende dopingpraktijk in kwestie.

De periode voor de effectieve ingangsdatum van een voorlopige schorsing of een vrijwillige voorlopige schorsing wordt nooit afgetrokken van een uitsluitingsperiode, ongeacht of de sporter ervoor heeft gekozen om niet aan wedstrijden deel te nemen of geschorst was door een ploeg.

In ploegsporten, waar een periode van uitsluiting is opgelegd aan een ploeg, zal de periode van uitsluiting starten op de dag van de definitieve tuchtrechtelijke uitspraak die een uitsluiting oplegt of, als afstand is gedaan van een hoorzitting of als er geen hoorzitting is, op de dag waarop de uitsluiting wordt aanvaard of anderszins wordt opgelegd, tenzij dat kennelijk onredelijk zou zijn.

§ 2. Als een sporter of andere persoon aan wie een periode van uitsluiting is opgelegd, het verbod op deelname aan sportactiviteiten, vermeld in artikel 23/1, § 3, overtreedt, worden de resultaten van die deelname gediskwalificeerd en wordt een nieuwe periode van uitsluiting, die even lang is als de oorspronkelijk opgelegde uitsluiting, toegevoegd aan de oorspronkelijk opgelegde uitsluiting, die begint te lopen vanaf het einde van die oorspronkelijk opgelegde uitsluiting. De nieuwe uitsluitingsperiode, met inbegrip van een berisping en geen periode van uitsluiting, kan aangepast worden afhankelijk van de schuldgraad van de sporter of andere persoon en de omstandigheden van de zaak. De beslissing of een sporter of andere persoon het verbod op deelname aan sportactiviteiten heeft overtreden en of een aanpassing aangewezen is, komt toe aan de ADO die het verbod heeft opgelegd. Tegen die beslissing kan beroep ingesteld worden volgens beroepsprocedure die toepasselijk is volgens de regels van die ADO.

Als een sporter of andere persoon het verbod op deelname tijdens een voorlopige schorsing overtreedt, zal hij geen aftrek krijgen voor enige uitgediende voorlopige schorsing en worden de behaalde resultaten tijdens die deelname gediskwalificeerd.

Aan een begeleider of andere persoon die een sporter of andere persoon helpt bij het overtreden van het verbod van deelname tijdens uitsluiting of voorlopige schorsing, kan de ADO die bevoegdheid bezit over de begeleider of andere persoon, sancties opleggen op grond van een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, § 1, 9°.

[TITEL 6/1. Dopingpraktijken die breedtesporters begaan die geen competitieve sporter zijn of geen lid zijn van een aangesloten federatie (ing. Decr. 18 juni 2021, art. 52, I: 13 september 2021)] (... - ...)

Artikel 42/6.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(13/09/2021- ...)

§ 1. Breedtesporters die geen lid zijn van een aangesloten federatie, niet deelnemen aan sportactiviteiten in georganiseerd verband die georganiseerd zijn door een aangesloten federatie of die geen competitieve breedtesporters zijn, dienen zich te allen tijde te onthouden van het begaan van de volgende dopingpraktijken:
1° het gebruik of poging tot gebruik van een verboden stof of methode dat niet overeenstemt met een passende rechtvaardiging, conform paragraaf 2, eerste lid;
2° bezit van een verboden stof of methode dat niet overeenstemt met een passende rechtvaardiging, conform paragraaf 2, eerste lid;
3° het ontwijken of poging tot ontwijken van een monsterneming door een bevoegd persoon of het weigeren zich te onderwerpen aan de monsterneming;
4° bedrog of poging tot bedrog bij enig onderdeel van het monsternemingsproces.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder verboden stof of methode: elke verboden stof of verboden methode die op de verboden lijst, vermeld in artikel 9, is aangeduid als te allen tijde verboden, binnen en buiten wedstrijdverband.

§ 2. Een breedtesporter als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, begaat geen dopingpraktijk als de sporter in kwestie kan aantonen dat het gebruik of bezit van die verboden stoffen of methoden kadert in een normale medische behandeling, die voldoet aan al de volgende criteria:
1° de onderliggende medische oorzaak voor de behandeling is gediagnosticeerd en voorgeschreven door een medische beroepsbeoefenaar en wordt uitgevoerd onder medische begeleiding;
2° de voorgeschreven behandeling met verboden stoffen of methoden en de voorgeschreven dosis of frequentie is acceptabel binnen de grenzen van de gangbare medische praktijk, gebaseerd op wetenschappelijk onderbouwde geneeskunde, voor het behandelen van de gediagnosticeerde aandoening;
3° de behandeling met verboden stoffen en methoden heeft alleen als doel om de sporter terug te brengen tot een normale gezondheidstoestand en beoogt geen bijkomende of excessieve prestatiebevorderende effecten ten opzichte van de normale gezondheidstoestand waarover de sporter in kwestie zou beschikken zonder de onderliggende aandoening.

Artikel 42/7.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(13/09/2021- ...)

NADO Vlaanderen is bevoegd voor afnemen van monsters van breedtesporters als vermeld in artikel 42/6, § 1, volgens de procedure die bepaald is door de regering.

NADO Vlaanderen is bevoegd voor het vaststellen van dopingpraktijken als vermeld in artikel 42/6, § 1, eerste lid, 1° tot en met 4°. NADO Vlaanderen kan daarbij gebruikmaken van alle onderzoeksbevoegdheden, vermeld in artikel 19.

Artikel 42/8.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(13/09/2021- ...)

Het bewijs van een dopingpraktijk als vermeld in artikel 42/6, § 1, eerste lid, 1° tot en met 4°, wordt geleverd als volgt:
1° aanwezigheid van een verboden stof of vaststelling van het gebruik van een verboden methode op basis van de analyse van een monster afkomstig van het lichaam van de sporter of enig ander betrouwbaar analytisch bewijs. Een analyse uitgevoerd door een WADA-geaccrediteerd laboratorium geldt in elk geval als bewijs van de aanwezigheid van een verboden stof in het lichaam van de sporter of het gebruik of de toepassing van een verboden methode;
2° bekentenissen, verklaringen, getuigenissen of vaststellingen;
3° elke andere vorm van deugdelijk bewijs.

Vaststellingen gedaan in uitvoering van een dopingcontrole door een dopingcontroleur als vermeld in artikel 15, die is gemachtigd door NADO Vlaanderen om een dopingcontrole uit te voeren bij een breedtesporter als vermeld in artikel 42/6, § 1, eerste lid, heeft bewijswaarde tot het bewijs van het tegendeel.

Artikel 42/9.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(13/09/2021- ...)

Als NADO Vlaanderen een mogelijke dopingpraktijk als vermeld in artikel 42/6, § 1, eerste lid, begaan door een breedtesporter als vermeld artikel 42/6, § 1, eerste lid, vaststelt, maakt NADO Vlaanderen de vaststellingen en relevante bewijsstukken over aan de disciplinaire commissie, vermeld in artikel 28.

De disciplinaire commissie, vermeld in artikel 28, is bevoegd om kennis te nemen van al de volgende dopingpraktijken:
1° een dopingpraktijk als vermeld in artikel 42/6, § 1, eerste lid, 1° tot en met 4°, die binnen het Nederlandse taalgebied is begaan door breedtesporters als vermeld in artikel 42/6, § 1, eerste lid;
2° een dopingpraktijk als vermeld in artikel 42/6, § 1, eerste lid, 1° tot en met 4°, die is begaan door breedtesporters als vermeld in artikel 42/6, § 1, eerste lid, met woonplaats binnen het Nederlandse taalgebied;
3° de aangelegenheden, vermeld in artikel 42/10, § 5.

De disciplinaire raad, vermeld in artikel 29, is bevoegd om kennis te nemen van hoger beroep tegen een beslissing van de disciplinaire commissie in de aangelegenheden waarvoor de disciplinaire commissie bevoegd is om kennis te nemen conform het tweede lid.

Artikel 32, 33, 34, eerste tot en met derde lid, artikel 35, § 1, eerste, tweede en vijfde lid, § 2 en § 3, artikel 36, § 1, eerste lid, en § 4, tweede lid, en artikel 37, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de procedures voor de disciplinaire commissie en disciplinaire raad.

Artikel 42/10.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(13/09/2021- ...)

§ 1. Bij overtredingen als vermeld in artikel 42/5, § 1, eerste lid, beslist de disciplinaire commissie of de disciplinaire raad in hoger beroep over de uitsluiting van de sporter conform artikel 42/11. De uitsluiting sluit deelname aan georganiseerde sportactiviteiten uit binnen het Nederlandse taalgebied.

De disciplinaire commissie of de disciplinaire raad in hoger beroep kunnen, naast de beslissing, vermeld in het eerste lid, de volgende beslissingen nemen:
1° een administratieve geldboete opleggen aan de meerderjarige sporter;
2° beslissen welk gedeelte van de kosten voor de controles en welk deel van de kosten die verbonden zijn aan de procedure, ten laste van de sporter worden gelegd.

De disciplinaire commissie of de disciplinaire raad in hoger beroep bepaalt soeverein het bedrag van de eventuele opgelegde administratieve geldboete, rekening houdend met de ernst van de feiten. Het bedrag kan evenwel niet hoger zijn dan 25.000 euro.

De disciplinaire raad legt, eventueel naast de administratieve geldboete, vermeld in het tweede lid, 1°, aan de meerderjarige sporter een administratieve geldboete op van 100 tot 1000 euro als hij oordeelt dat het bij hem ingestelde hoger beroep tergend en roekeloos is.

§ 2. Geen enkele van de sancties, vermeld in paragraaf 1, sluit de individuele sportbeoefening voor louter recreatieve doeleinden van de sporter uit, op voorwaarde dat de individuele sportbeoefening niet in een georganiseerd verband kadert.

§ 3. De voorzitter van de disciplinaire commissie, of van de disciplinaire raad in hoger beroep, noteert de aanvangsdatum en de einddatum van de uitsluiting in de disciplinaire uitspraak.

§ 4. Nadat de sanctie definitief is geworden, brengt NADO Vlaanderen de sporter op de hoogte van de sanctie.

§ 5. Als wordt vastgesteld dat de sporter de opgelegde uitsluiting niet naleeft, brengt NADO Vlaanderen de voorzitter van de disciplinaire commissie daarvan op de hoogte. De disciplinaire commissie of de disciplinaire raad in hoger beroep beslist of de termijnen van het eerder opgelegde verbod geheel of gedeeltelijk opnieuw beginnen na het einde ervan en kan daarnaast aan de meerderjarige sporter een administratieve geldboete opleggen. Bovendien beslissen de disciplinaire commissie en de disciplinaire raad in hoger beroep welk gedeelte van de kosten die verbonden zijn aan de procedure voor de disciplinaire commissie en de disciplinaire raad, ten laste van de sporter wordt gelegd.

§ 6. De disciplinaire procedure houdt, in voorkomend geval, rekening met de bijzondere kwetsbare positie van de sporter die gepaard kan gaan met zijn jeugdige leeftijd.

Artikel 42/11.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(13/09/2021- ...)

§ 1. De periode van uitsluiting voor een breedtesporter als vermeld in artikel 42/6, § 1, eerste lid, bij een dopingpraktijk als vermeld in artikel 42/6, § 1, eerste lid, 1° en 2°, bedraagt minimaal een berisping en maximaal twee jaar uitsluiting van sportactiviteiten in georganiseerd verband, afhankelijk van de schuldgraad van de sporter.

De periode van uitsluiting voor een breedtesporter als vermeld in artikel 42/6, § 1, eerste lid, bij een dopingpraktijk als vermeld in artikel 42/6, § 1, eerste lid, 3° en 4°, bedraagt minimaal zes maanden en maximaal twee jaar uitsluiting van sportactiviteiten in georganiseerd verband, afhankelijk van de schuldgraad van de sporter.

§ 2. De disciplinaire commissie, of in voorkomend geval de disciplinaire raad, kan de uitsluiting en in voorkomend geval de administratieve geldboete volledig of gedeeltelijk opleggen met uitstel, gekoppeld aan een of meer van de volgende voorwaarden, voor een termijn van ten hoogste twee jaar, die proportioneel toe te passen zijn volgens de ernst van de overtreding:
1° beschikbaar zijn voor dopingtests op vooraf bepaalde tijdstippen of op uitnodiging van NADO Vlaanderen, waarbij de breedtesporter in kwestie verplicht is zich aan de dopingtest te onderwerpen binnen één week na ontvangst van de uitnodiging, uitgezonderd uitzonderlijke omstandigheden;
2° een verplichte dopingtest ondergaan na afloop van het effectief opgelegde deel van de uitsluiting;
3° een programma van educatie over antidoping volgen, dat minstens de volgende elementen omvat:
a) de verboden stoffen en verboden methodes;
b) dopingpraktijken;
c) de gevolgen van dopingpraktijken op medisch en sociaal vlak, met inbegrip van de mogelijke sancties;
d) de risico's van het gebruik van voedingssupplementen;
e) de sportethische gevolgen van dopingpraktijken.

Als vastgesteld wordt dat de opgelegde voorwaarden niet nageleefd worden, bezorgt NADO Vlaanderen de vaststellingen van schending van de voorwaarden aan de voorzitter van disciplinaire commissie, die het uitstel kan intrekken. De disciplinaire commissie kan in dat geval het gedeelte met uitstel effectief opleggen vanaf de datum van de uitspraak.

De regering kan de inhoud van het programma van educatie over antidoping, vermeld in het eerste lid, 3°, verder uitwerken.

§ 3. Bij een tweede overtreding binnen een periode van tien jaar, bedraagt de periode van uitsluiting minimaal zes maanden en maximaal het dubbele van de toepasselijke uitsluiting, bepaald conform paragraaf 1.

Vanaf een derde overtreding wordt een sanctie opgelegd van minimaal twee jaar uitsluiting tot maximaal acht jaar uitsluiting.

Bij een uitsluiting wegens een tweede of derde overtreding binnen een periode van tien jaar kan geen uitstel van uitvoering van de sanctie als vermeld in paragraaf 2, worden verleend.

TITEL 7 Handhaving (... - ...)

HOOFDSTUK 1 [Communicatie omtrent, erkenning van en toezicht op de naleving van disciplinaire maatregelen (verv. decr. 4 december 2015, art. 28, I: 1 januari 2016)] (... - ...)

Artikel 43. (31/03/2015- 12/09/2021)

De voorlopige schorsingen en disciplinaire uitsluitingen van sporters en begeleiders worden voor de duur van de uitsluiting bekendgemaakt aan de sportverenigingen via de door de regering opgerichte en beveiligde communicatiekanalen, met het oog op het doen naleven van die uitsluiting en het houden van toezicht daarop. De bekendmaking omvat de voornaam, achternaam en geboortedatum van de betrokkene, de geschonden rechtsregel, het begin en het einde van de periode van uitsluiting en de sportdiscipline waarin de overtreding is vastgesteld.

De disciplinaire uitsluitingen van meerderjarige elitesporters en meerderjarige begeleiders van elitesporters worden daarenboven, overeenkomstig artikel 14.3 van de Code binnen twintig dagen nadat de sanctie definitief is geworden, bekendgemaakt op de website van NADO Vlaanderen, zolang de uitsluiting geldt of, als de uitsluiting minder dan één maand bedraagt, gedurende één maand. De bekendmaking omvat dezelfde gegevens als vermeld in het eerste lid. Een sanctie kan pas bekendgemaakt worden nadat de betrokkene zelf is ingelicht.

Een vrijspraak kan alleen worden bekendgemaakt met toestemming van de betrokkene.

NADO Vlaanderen en de sportverenigingen zullen de tuchtrechtelijke maatregelen die conform de Code zijn opgelegd door een bevoegde ADO, erkennen en overnemen.

Tegen de beslissing om een tuchtrechtelijke maatregel van een andere ADO niet te erkennen, kunnen overeenkomstig artikel 13.2 van de Code de sporter of begeleider, de federatie en de internationale federatie, het IOC of IPC als de beslissing een effect kan hebben op de volgende Olympische of Paralympische Spelen, de NADO van de woonplaats van de sporter of NADO van de woonplaats van de begeleider en het WADA in beroep gaan bij het TAS.

Artikel 43/1.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(13/09/2021- ...)

Een beslissing met betrekking tot een dopingpraktijk die genomen is conform de Code door een ADO, een beroepsinstantie of het TAS, is na kennisgeving aan alle belanghebbende partijen automatisch bindend voor elke partij die de Code heeft ondertekend, ongeacht de sport of sportdiscipline.

Een beslissing als vermeld in het eerste lid om een verplichte voorlopige schorsing op te leggen onder de Code na een voorlopige hoorzitting of waarbij de sporter of andere persoon de voorlopige schorsing heeft aanvaard of verzaakt heeft aan het recht op een voorlopige hoorzitting, versnelde hoorzitting ten gronde of beroep, verbiedt automatisch tijdens de voorlopige schorsing de deelname van de sporter of andere persoon aan alle sportactiviteiten die onder de bevoegdheid van een ondertekenaar van de Code vallen.

Een beslissing als vermeld in het eerste lid die een periode van uitsluiting oplegt na een hoorzitting of na het afzien van een hoorzitting door de sporter of andere persoon in kwestie, verbiedt automatisch de deelname van de sporter of andere persoon aan alle sporten die onder de bevoegdheid vallen van een partij die de Code heeft ondertekend voor de duur van de periode van uitsluiting.

Een beslissing als vermeld in het eerste lid waarbij een dopingpraktijk wordt aanvaard, is automatisch bindend voor alle partijen die de Code hebben ondertekend.

Een beslissing als vermeld in het eerste lid, om diskwalificatie van resultaten op te leggen voor een bepaalde periode houdt in dat alle resultaten die behaald zijn onder de bevoegdheid van een partij die de Code heeft ondertekend in de periode die gespecifieerd is in de beslissing, automatisch gediskwalificeerd worden.

Elke partij die de Code heeft ondertekend, is gehouden tot automatische erkenning en implementatie van een beslissing, of in voorkomend geval de schorsing of opheffing van de gevolgen van die beslissing, zonder dat daar een uitdrukkelijke erkenning is voorzien, vanaf de vroegste van de volgende data: de datum van ontvangst van de kennisgeving van de beslissing of de datum waarop de beslissing in ADAMS is geregistreerd.

Een beslissing van een organisator van een evenement die genomen is in een versnelde procedure tijdens het evenement is niet bindend voor andere partijen die de Code hebben ondertekend, tenzij de regels van de organisator van het evenement voorzien in de mogelijkheid van beroepsprocedure voor de sporter of andere persoon die niet in een versnelde procedure wordt afgehandeld.

Artikel 44. (01/01/2016- 12/09/2021)

NADO Vlaanderen en de sportverenigingen zijn belast met het toezicht op de naleving van de voorlopige schorsingen en disciplinaire uitsluitingen van sporters en begeleiders.

HOOFDSTUK 2 Sancties ten aanzien van sportverenigingen (... - ...)

Artikel 45. (14/11/2012- ...)

§ 1. Als een sportvereniging een of meer bepalingen van dit decreet of een of meer van de op grond van dit decreet genomen maatregelen niet naleeft, zal de regering, nadat de sportvereniging is gehoord, de sportvereniging de betaling van een administratieve geldboete van 100 tot 10.000 euro en een of meer van de volgende maatregelen opleggen :
1° een aanmaning om zich aan de bepalingen van dit decreet te conformeren, naargelang het geval, binnen een termijn van acht dagen tot zes maanden;
2° de verplichte terugbetaling van alle kosten van dopingcontroles die ten behoeve van de sportvereniging, haar leden en de door haar georganiseerde sportactiviteiten door de regering, in voorkomend geval op verzoek van andere organisaties voor de bestrijding van doping, werden gemaakt tijdens de afgelopen twee kalenderjaren;
3° het verbod voor de sportvereniging om gedurende een termijn van minstens veertien dagen en hoogstens twaalf maanden sportactiviteiten te organiseren, de deelname eraan mogelijk te maken, of daarvoor als leidende instantie op te treden, binnen het geheel of een gedeelte van de Vlaamse Gemeenschap;
4° het inhouden van het geheel of van een gedeelte van de financiële steun die door de Vlaamse Gemeenschap aan de sportvereniging is toegekend voor de komende twaalf maanden.

§ 2. Alle overheden zijn verplicht om elke vergunning tot het houden van sportactiviteiten te weigeren aan de sportvereniging vermeld in § 1, 4°, alsook om reeds toegekende vergunningen in te trekken.

HOOFDSTUK 3 Strafbepalingen (... - ...)

Artikel 46. (01/01/2016- ...)

Degene die zich schuldig maakt aan een dopingpraktijk, wordt gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met een geldboete van 200 tot 2.000 euro, of met een van die straffen alleen.

Artikel 47. (14/11/2012- 12/09/2021)

Als de strafbaar gestelde feiten, vermeld in artikel 46, 1°, gepleegd worden door sporters ter gelegenheid van hun voorbereiding op of hun deelname aan een sportactiviteit, geven ze alleen aanleiding tot disciplinaire sancties.

Iedere andere persoon die deelneemt aan die strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft alsof de bepaling in het vorige lid niet bestaat.

TITEL 8 Aanwending van persoonsgegevens (... - ...)

Artikel 48. (25/05/2018- 12/09/2021)

§ 1. Alle persoonsgegevens die door NADO Vlaanderen worden verkregen en door haar worden verwerkt in het kader van de toepassing van dit decreet mogen uitsluitend worden aangewend met oog op de verwezenlijking van de doelstelling van de preventie en bestrijding van doping in de sport. De door NADO Vlaanderen ontvangen persoonsgegevens mogen enkel worden doorgegeven aan andere antidopingorganisaties, ordehandhavingsdiensten, magistraten, publieke overheden en tuchtrechtelijke instanties, die deze eveneens enkel mogen aanwenden voor antidopingdoeleinden. De regering voorziet in de nodige beveiligingsmaatregelen bij de verwerking van de voornoemde persoonsgegevens die gebeurt onder verantwoordelijkheid van een arts. De regering kan nader bepalen aan welke personen de persoonsgegevens mogen worden doorgegeven.

§ 2. De regering bepaalt de bewaartermijn van de verkregen persoonsgegevens, rekening houdend met de specifieke doelstelling van de preventie en bestrijding van doping in de sport.

§ 3. Met het oog op statistisch onderzoek inzake de preventie en de bestrijding van doping in de sport kunnen persoonsgegevens die aan de regering of NADO Vlaanderen worden verstrekt of die ze verkrijgen in het kader van de wetgeving en reglementering inzake preventie en bestrijding van doping in de sport, door NADO Vlaanderen op geanonimiseerde wijze worden geregistreerd en bijgehouden in een databank.

Met het oog op statistisch onderzoek inzake de preventie en de bestrijding van doping in de sport, kunnen de geanonimiseerde gegevens, vermeld in het eerste lid, door NADO Vlaanderen worden bezorgd aan de ADO's, onverminderd de bevoegdheid van de regering om inlichtingen te verstrekken aan het openbaar ministerie.

De resultaten van het statistisch onderzoek kunnen door NADO Vlaanderen, met oog op de preventie en bestrijding van doping in de sport, vrij worden bekendgemaakt.
 

Artikel 48/1. (12/09/2019- ...)

Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kan NADO Vlaanderen beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het tiende lid.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van NADO Vlaanderen, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.

De persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigt.

Als de betrokkene in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van NADO Vlaanderen zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het achtste lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie.

Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.

Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid, bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.

TITEL 9 Budgettaire bepalingen (... - ...)

Artikel 49. (14/11/2012- ...)

De regering kan, onder de voorwaarden die ze bepaalt, maatregelen nemen die ertoe strekken om :
1° in fondsen te voorzien om een testprogramma voor alle sporten te ondersteunen of sportverenigingen en antidopingorganisaties bij te staan om dopingcontroles te financieren, door directe subsidies of beurzen, of door de erkenning van de kosten van dergelijke controles bij het vaststellen van de algemene subsidies of beurzen die toegekend zullen worden aan die organisaties;
2° in fondsen te voorzien ter financiering of ondersteuning van het WADA en ter financiering van het 'Fonds voor de Uitbanning van het Dopinggebruik in de Sport' zoals bedoeld in artikel 17 van de internationale conventie tegen het dopinggebruik in de sport, opgemaakt in Parijs op 19 oktober 2005 in het kader van de UNESCO;
3° in fondsen te voorzien ter ondersteuning of financiering van het wetenschappelijk onderzoek over dopingpraktijken en de effecten ervan;
4° stappen te zetten om sportgerelateerde financiële steun aan individuele sporters of begeleiders die geschorst zijn als gevolg van een overtreding van een antidopingregel, te onthouden tijdens de duur van hun schorsing;
5° bepaalde of alle financiële of andere sportgerelateerde steun te onthouden aan iedere sportvereniging of antidopingorganisatie die niet in overeenstemming is met een of meer bepalingen van dit decreet of met een of meer van de op grond van dit decreet genomen maatregelen.

TITEL 10 Wijzigingsbepalingen (... - ...)

Artikel 50. (14/11/2012- ...)

In artikel 2 van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch en ethisch verantwoorde sportbeoefening, gewijzigd bij het decreet van 21 november 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 3°, 4°, 7°, 8° en 10° worden opgeheven;

2° het punt 6° wordt vervangen door wat volgt :
« 6° sportactiviteit : elke voorbereiding op of initiatief tot sportbeoefening met recreatieve, competitieve of demonstratieve doeleinden in georganiseerd verband; »;

3° het punt 9° wordt vervangen door wat volgt :
« 9° sporter : elke persoon die een sportactiviteit beoefent, ongeacht het niveau waarop hij deze sportactiviteit beoefent; »;

4° het punt 12° wordt vervangen door wat volgt :
« 12° begeleider : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, met inbegrip van de ploegverantwoordelijken en sportverenigingen, die al dan niet permanent een of meer sporters met raad of daad bijstaat, of ondersteunt bij de deelneming aan of de voorbereiding op sportmanifestaties; »;

5° een punt 15° wordt ingevoegd, luidende :
« 15° ploegverantwoordelijke : de persoon die door de sportvereniging of door de betrokken elitesporters is belast met het doorgeven van de verblijfsgegevens van zijn ploeg; ».

Artikel 51. (14/11/2012- ...)

Artikel 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 november 2008, wordt opgeheven.

Artikel 52. (14/11/2012- ...)

Artikel 4 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Artikel 53. (14/11/2012- ...)

In artikel 7 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid wordt punt 5° opgeheven;
2° het derde tot en met het zevende lid worden opgeheven.

Artikel 54. (14/11/2012- ...)

In artikel 8 van hetzelfde decreet worden punt 3° en 7° opgeheven.

Artikel 55. (14/11/2012- ...)

In artikel 9 van hetzelfde decreet worden punt 2° en 3° vervangen door wat volgt : « 2° het uitwerken en actualiseren van informatie- en vormingsactiviteiten met het oog op het voorkomen en bestrijden van sportletsels en fysieke en psychische overbelasting;
3° het uitvaardigen van statutaire en reglementaire bepalingen met het oog op het voorkomen, opsporen en bestrijden van sportletsels en fysieke en psychische overbelasting. ».

Artikel 56. (14/11/2012- ...)

In artikel 10 van hetzelfde decreet wordt punt 2° vervangen door wat volgt :
« 2° het meedelen aan de regering op welke wijze gevolg werd gegeven aan de beslissingen en aanbevelingen met het oog op het voorkomen en bestrijden van sportletsels en fysieke en psychische overbelasting. ».

Artikel 57. (14/11/2012- ...)

Artikel 12 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt :
« Art. 12. Met het oog op de controle en het toezicht op de naleving van de voorwaarden vermeld in artikel 15, 16 en 18, is elke sportvereniging verplicht de regering, ten minste veertien dagen van tevoren, op de hoogte te brengen, op de door de regering bepaalde wijze, van alle geplande sportmanifestaties. ».

Artikel 58. (14/11/2012- ...)

In artikel 13 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede « , in het bijzonder voor de bestrijding van dopingpraktijken » opgeheven.

Artikel 59. (14/11/2012- ...)

Artikel 14 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Artikel 60. (14/11/2012- ...)

§ 1. In de artikelen 2, 6°, 2, 7°, 47, paragraaf 1, 1°, en 52, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt het woord « sportmanifestatie » vervangen door het woord « sportactiviteit ».

§ 2. In de artikelen 2, 9°, 2, 11°, 2, 12°, 8, 4°, 8, 5°, 8, 6°, 8, 7°, 12, 1°, 15, eerste lid, 15, tweede lid, 16, eerste lid, 16, tweede lid, 17, eerste lid, 18, tweede lid, 18, derde lid, 20, paragraaf 1, 20, paragraaf 2, 30, paragraaf 2, 50, paragraaf 1, 3°, 50, paragraaf 1, 4°, en 50, paragraaf 2, wordt het woord « sportmanifestaties » vervangen door het woord « sportactiviteiten ».

Artikel 61. (14/11/2012- ...)

In titel II, hoofdstuk II, van hetzelfde decreet wordt afdeling III, die bestaat uit artikel 17, opgeheven.

Artikel 62. (14/11/2012- ...)

In titel II, hoofdstuk III, van hetzelfde decreet, wordt afdeling III, die bestaat uit artikel 21, opgeheven.

Artikel 63. (14/11/2012- ...)

In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 november 2008, wordt titel III, die bestaat uit artikel 24 tot en met 48, opgeheven.

Artikel 64. (14/11/2012- ...)

In titel IV van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 november 2008, wordt hoofdstuk I, dat bestaat uit artikel 49, opgeheven.

Artikel 65. (14/11/2012- ...)

In artikel 50, § 1, 3°, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede « dopingcontroles, preventieve gezondheidscontroles en » opgeheven.

Artikel 66. (14/11/2012- ...)

In artikel 51 van hetzelfde decreet worden punt 3°, 4°, 5° en 7° opgeheven.

Artikel 67. (14/11/2012- ...)

Artikel 52 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Artikel 68. (14/11/2012- ...)

In artikel 53 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt :
« § 1. De regering kan, onder de voorwaarden die ze bepaalt, maatregelen nemen die ertoe strekken om in fondsen te voorzien ter ondersteuning of financiering van het wetenschappelijk onderzoek over de medisch verantwoorde sportbeoefening. »;

2° in paragraaf 2 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt :
« Het fonds, vermeld in het eerste lid, wordt gespijsd met de opbrengsten van de administratieve geldboetes en de terugbetaling van de kosten, vermeld in artikel 50 van dit decreet, de vergoedingen voor de ondersteuning van sportverenigingen bij het uitvoeren en afhandelen van monsternemingen, alsook met de opbrengsten van de administratieve geldboetes en de terugbetaling van de kosten, vermeld in artikel 41 en 45 van het decreet van 25 mei 2012 betreffende de preventie en bestrijding van doping in de sport. Op het krediet van het betreffende fonds kunnen alleen uitgaven aangerekend worden voor het beleid ter bevordering van de medisch verantwoorde sportbeoefening en de preventie en bestrijding van doping in de sport, zoals het dekken van de kosten voor de werking van de administratie van de Vlaamse Gemeenschap, bevoegd voor de uitvoering van het antidopingbeleid, het organiseren van dopingcontroles, het voeren van informationele en promotionele acties en het ondersteunen van wetenschappelijk onderzoek. ».

TITEL 11 Overgangsbepalingen (... - ...)

Artikel 69. (14/11/2012- ...)

De besluiten die genomen zijn ter uitvoering van het decreet, vermeld in artikel 50, blijven van kracht tot ze door de regering worden opgeheven of vervangen, als ze verenigbaar zijn met de bepalingen van dit decreet.

Artikel 70. (31/03/2015- 12/09/2021)

De dopingpraktijken die zijn vastgesteld voor de inwerkingtreding van dit decreet, worden na de inwerkingtreding van dit decreet verder afgehandeld overeenkomstig de bepalingen van het decreet, vermeld in artikel 50, zoals die van kracht waren op het ogenblik van de vaststelling van de dopingpraktijken.

De disciplinaire maatregelen die uitgesproken zijn voor 1 januari 2015, maar waarbij de sporter of begeleider nog uitgesloten of geschorst is op 1 januari 2015, kunnen conform de nieuwe disciplinaire regels ingekort worden op verzoek van de sporter of begeleider. Dat verzoek moet gericht worden aan het disciplinaire orgaan dat de sanctie heeft uitgesproken, en moet plaatsvinden voor de periode van uitsluiting of schorsing verstreken is.

TITEL 12 Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 71. (14/11/2012- ...)

Dit decreet wordt aangehaald als : « het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 ».

Artikel 72. (29/03/2019- ...)

De regering kan de maatregelen nemen, met inbegrip van de opheffing, aanvulling, wijziging of vervanging van de decretale bepalingen, die nodig zijn om de omzetting te verzekeren van de verplichte bepalingen die voortvloeien uit de internationale conventie tegen het dopinggebruik in de sport, gesloten in Parijs op 19 oktober 2005 door de Algemene Conferentie van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur.

De in het vorige lid bedoelde maatregelen die decretale bepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen en betrekking hebben op de verwerking van persoonsgegevens of op administratieve sancties met een strafrechtelijk karakter, moeten voor advies voorgelegd worden aan de Vlaamse toezichtcommissie, vermeld in artikel 10/1 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en binnen een termijn van zes maanden na hun inwerkingtreding worden bekrachtigd bij decreet, bij gebreke waarvan ze ophouden uitwerking te hebben.
 

Artikel 73. (14/11/2012- ...)

De bedragen vermeld in dit decreet worden geïndexeerd op de door de regering bepaalde wijze.

Artikel 74. (14/11/2012- ...)

De regering stelt de data vast waarop de bepalingen van dit decreet in werking treden.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 01/06/2021