Artikel 1. (01/07/2013- ...)
Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Artikel 2. (20/07/2024- ...)
In dit decreet wordt verstaan onder :
1° behandelingspleegzorg: een vorm van pleegzorg waarbij een dienst voor pleegzorg al dan niet in combinatie met een andere typemodule buiten de pleegzorg of met een andere vorm van hulp- en dienstverlening, of in samenwerking met een psychiatrische ziekenhuisdienst voor wat de psychiatrische gezinsverpleging betreft, voorziet in een behandeling voor een pleegkind of pleeggast of voorziet in training en begeleiding van de pleegzorger of van de gezinnen waarvan de ouders of wettelijke vertegenwoordigers van de pleegkinderen of pleeggasten deel uitmaken. Die behandeling of training en begeleiding komt boven op de begeleiding, vermeld in artikel 7, 10°, 11° en 12°, die verstrekt wordt door de dienst voor pleegzorg. Die behandeling of training en begeleiding is duidelijk beschreven en wetenschappelijk onderbouwd, en is specifieker en intensiever dan wat de begeleiding, vermeld in artikel 7, 10°, 11° en 12°, beoogt;
2° bestandspleeggezin : een pleeggezin dat een pleegkind of een pleeggast opvangt die voordien geen deel uitmaakte van het eigen familiale of sociale netwerk;
3° module : een afgebakende eenheid van hulpverlening of zorg, gebaseerd op één typemodule;
4° netwerkpleeggezin : een pleeggezin dat een pleegkind of een pleeggast uit het eigen familiale of sociale netwerk opvangt;
5° ondersteunende pleegzorg : een vorm van pleegzorg ter ondersteuning van het gezin van het pleegkind of de pleeggast, hetzij voor een korte aaneengesloten periode, hetzij met afwisselend verblijf in dit gezin en in het pleeggezin voor meerdere korte periodes;
6° perspectiefbiedende pleegzorg : pleegzorg met een continu en langdurig karakter;
7° perspectiefzoekende pleegzorg : een vorm van pleegzorg gedurende een periode van maximaal een jaar, eenmalig verlengbaar met maximaal zes maanden, waarbij een duidelijk perspectief voor het pleegkind of de pleeggast wordt ontwikkeld;
8° pleeggast : elke meerderjarige, met uitzondering van de meerderjarigen voor wie tot een voortzetting van de jeugdhulpverlening als vermeld in artikel 18, § 3, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp wordt beslist, voor wie pleegzorg wordt georganiseerd;
9° pleeggezin : het gezin van de pleegzorger;
10° pleegkind: een persoon voor wie pleegzorg wordt georganiseerd in het kader van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;
11° pleegzorg: zorg waarbij een pleeggezin vrijwillig, onder begeleiding van een dienst voor pleegzorg en tegen een kostenvergoeding, een of meer pleegkinderen en/of pleeggasten opvangt, met behoud van de toepassing van artikel 16, derde lid;;
12° pleegzorger : een meerderjarige natuurlijke persoon die een of meer pleegkinderen en/of pleeggasten in het eigen gezin opvangt;
13° psychiatrische gezinsverpleging : de functie zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 10 april 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan de functie van psychiatrische gezinsverpleging moet voldoen om te worden erkend;
14° typemodule : een eenheid van hulpverlening of zorg, gebaseerd op een functie of op een specifiek omschreven kernproces van hulpverlening of zorg;
15° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, dat is opgericht bij artikel 3 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie.
Artikel 3. (01/01/2014- ...)
De Vlaamse Regering bepaalt de typemodules binnen de pleegzorg op basis van frequentie, duur, intensiteit en doelgroep en de procedure voor het beschrijven van de modules binnen de pleegzorg.
De typemodules en modules binnen de pleegzorg maken deel uit van een van de volgende vormen van pleegzorg :
1° ondersteunende pleegzorg;
2° perspectiefzoekende pleegzorg;
3° perspectiefbiedende pleegzorg;
4° behandelingspleegzorg.
Artikel 4. (01/01/2014- ...)
De Vlaamse Regering bepaalt welke typemodules als bedoeld in artikel 3 rechtstreeks en niet rechtstreeks toegankelijk zijn, met dien verstande dat minstens de typemodules binnen de ondersteunende pleegzorg rechtstreeks toegankelijk zijn.
Artikel 5. (01/01/2014- ...)
De Vlaamse Regering bepaalt welke typemodules in de pleegzorg gecombineerd kunnen worden met andere typemodules buiten de pleegzorg of andere vormen van hulpen dienstverlening met dien verstande dat pleegzorg minstens kan worden gecombineerd, onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, met thuisbegeleiding als bedoeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 1996 betreffende de erkenning en subsidiëring van thuisbegeleidingsdiensten voor personen met een handicap en in artikel 17 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand.
Artikel 6. (01/01/2014- ...)
De Vlaamse Regering kan de psychiatrische gezinsverpleging van een psychiatrische ziekenhuisdienst als bedoeld in artikel 2, 13°, slechts erkennen op basis van een samenwerkingsovereenkomst tussen het betrokken ziekenhuis en een vergunde dienst voor pleegzorg. Deze overeenkomst heeft minstens betrekking op de elementen als bedoeld in artikel 7, § 2, 2°, 3°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10°, 11°, 12° en 15°.
Artikel 7. (20/07/2024- 30/12/2025)
§ 1. Een dienst voor pleegzorg biedt ondersteunende pleegzorg, met inbegrip van crisispleegzorg, perspectiefzoekende pleegzorg, perspectiefbiedende pleegzorg en behandelingspleegzorg aan.
§ 2. Een dienst voor pleegzorg heeft de volgende taken :
1° in samenwerking met de partnerorganisatie, als bedoeld in artikel 19, pleegzorg bekendmaken;
2° het actief zoeken naar mogelijke netwerkpleeggezinnen en het werven van mogelijke bestandspleeggezinnen;
3° het screenen van kandidaat-pleeggezinnen en pleeggezinnen;
4° het oriënteren van kandidaat-pleeggezinnen naar een of meerdere vormen van pleegzorg als bedoeld in artikel 3;
5° het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst met een ziekenhuis als bedoeld in artikel 6, voor zover de psychiatrische gezinsverpleging in het werkingsgebied van de dienst wordt aangeboden;
6° het onthaal en de verheldering van de zorgvraag van een persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger en het desgevallend indiceren van rechtstreeks toegankelijke pleegzorg als bedoeld in artikel 4, waarbij het onthaal, de verheldering van de zorgvraag en de indicatiestelling maximaal gebeuren in dialoog met deze persoon en zijn wettelijke vertegenwoordiger;
7° het zoeken naar het meest geschikte pleeggezin voor een persoon voor wie pleegzorg wordt georganiseerd;
8° de vorming van kandidaat-pleegzorgers, pleegzorgers en pleeggezinnen;
9° het instaan voor een correcte en passende informatieverstrekking aan het pleegkind of de pleeggast over de aard en de draagwijdte van de pleegzorg;
10° de begeleiding van pleegkinderen of pleeggasten;
11° de ondersteuning en begeleiding van pleegzorgers en pleeggezinnen;
12° de pleegzorggebonden begeleiding van de gezinnen waarvan de ouders of wettelijke vertegenwoordigers van de pleegkinderen of de pleeggasten deel uitmaken;
13° het organiseren van een participatieraad met een vertegenwoordiging van de pleegkinderen, de pleeggasten, de gezinnen waarvan de ouders of de wettelijke vertegenwoordigers van de pleegkinderen of de pleeggasten deel uitmaken en de pleegzorgers, die op eigen initiatief of op verzoek van de dienst voor pleegzorg advies uitbrengt over de werking van de dienst;
14° het instaan voor een naadloze overgang bij het beëindigen van pleegzorg voor de pleegkinderen, de pleeggasten, de gezinnen waarvan de ouders of de wettelijke vertegenwoordigers van de pleegkinderen of de pleeggasten deel uitmaken, de pleegzorgers en de pleeggezinnen;
15° het instaan voor zorgcontinuïteit, onder meer naar aanleiding van de overgang van minderjarigen- naar meerderjarigenzorg;
16° het aanbieden van een passende nazorg voor de pleegkinderen, de pleeggasten, de gezinnen waarvan de ouders of de wettelijke vertegenwoordigers van de pleegkinderen of de pleeggasten deel uitmaken, de pleegzorgers en de pleeggezinnen.
De Vlaamse Regering kan bijkomende taken bepalen voor de diensten voor pleegzorg. De voormelde bijkomende taken kunnen vertrekken vanuit de pleegzorggerelateerde expertise van een dienst voor pleegzorg en hebben niet noodzakelijk rechtstreeks betrekking op pleegzorg.
De Vlaamse Regering kan een subsidie toekennen aan een dienst voor pleegzorg om de taken, vermeld in het eerste en tweede lid, uit te voeren.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de bijkomende taken voor pleegzorg, vermeld in het tweede lid, en voor de subsidie, vermeld in het derde lid.
Artikel 7/1.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".
(31/12/2025- ...)Kandidaten voor pleegzorg die een attest als vermeld in artikel 14, §1, van dit decreet, willen krijgen en kandidaten voor adoptie die gehouden zijn tot de voorbereiding, vermeld in artikel 346-2, eerste lid, en 361-1, tweede lid, van het oud Burgerlijk Wetboek, doorlopen een gezamenlijk voortraject.
Het programma van het voortraject, vermeld in het eerste lid, wordt opgebouwd rond de volgende doelstellingen:
1° informeren;
2° sensibiliseren;
3° voorbereiden;
4° doorverwijzen;
5° adviseren.
Het programma, vermeld in het tweede lid, en de inhoud, minimumduur en werkwijze van het voortraject, vermeld in het eerste lid, worden verder uitgewerkt door de Vlaamse Regering.
Artikel 8. (01/07/2013- ...)
Per provincie kan maximaal één dienst voor pleegzorg worden vergund.
Artikel 9. (01/07/2013- ...)
Het werkingsgebied van een dienst voor pleegzorg is beperkt tot de provincie waarvoor de dienst is vergund. Het werkingsgebied van de dienst voor pleegzorg die vergund is voor de provincie Vlaams-Brabant, strekt zich uit tot het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
Onverminderd het eerste lid kan een persoon worden opgevangen in een pleeggezin waarvan de verblijfplaats gelegen is in een andere provincie dan deze van deze persoon, met dien verstande dat de dienst voor pleegzorg gelegen in de provincie van het pleeggezin de dienstverlening verzekert. Diensten voor pleegzorg sluiten hierover samenwerkingsovereenkomsten.
Artikel 10. (01/07/2013- ...)
Een dienst voor pleegzorg mag zijn activiteiten pas uitoefenen nadat de Vlaamse Regering de dienst heeft vergund.
Artikel 11. (... - ...)
De Vlaamse Regering kan een dienst voor pleegzorg vergunnen indien de dienst aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° hij is opgericht als een rechtspersoon zonder winstoogmerk;
2° hij voldoet aan de bepalingen van de artikelen 7, 8, 9 en 15;
3° hij waarborgt de toegankelijkheid van de dienstverlening zonder discriminatie op grond van ideologische, godsdienstige en filosofische overtuiging of lidmaatschap of enig ander criterium op grond waarvan kan worden gediscrimineerd;
4° hij heeft een multidisciplinaire werking;
5° hij respecteert het door de Vlaamse Regering te bepalen jaarlijks gemiddeld aantal pleegkinderen of pleeggasten en/of begeleidingscontacten per begeleider van de dienst, waarbij deze gemiddelden onder meer kunnen worden gedifferentieerd volgens de vormen en typemodules binnen de pleegzorg als bedoeld in artikel 3;
6° hij hanteert gezinsvriendelijke contacturen voor pleegkinderen en pleeggasten, de pleegzorgers en de gezinnen waarvan de ouders of wettelijke vertegenwoordigers van de pleegkinderen of pleeggasten deel uitmaken;
7° hij is goed bereikbaar en zet hiertoe antennepunten in het werkingsgebied op.
De Vlaamse Regering kan bijkomende voorwaarden bepalen waaraan de diensten voor pleegzorg moeten voldoen om vergund te worden of vergund te blijven. Die voorwaarden hebben onder meer betrekking op :
1° de infrastructuur;
2° de organisatie en de werking;
3° de verzekeringen inzake burgerlijke aansprakelijkheid;
4° de kwalificaties van het personeel;
5° de hulp- en dienstverlening.
Artikel 12. (01/01/2017- ...)
De Vlaamse Regering bepaalt de vergunningsprocedure, die de mogelijkheid bevat om een bezwaarschrift in te dienen. De vergunning kan worden verleend voor een onbepaalde duur.
Artikel 13. (01/01/2014- ...)
§ 1. De Vlaamse Regering subsidieert de vergunde diensten voor pleegzorg op basis van de reëel ingezette typemodules en het aantal begeleidingen als bedoeld in artikel 7, § 2.
De Vlaamse Regering kan bijkomende subsidievoorwaarden bepalen, met dien verstande dat enkel voor de behandelingspleegzorg een maximaal subsidieerbare inzet van typemodules en modules als bedoeld in artikel 3 kan worden bepaald.
§ 2. De Vlaamse Regering kan een investeringssubsidie en een investeringswaarborg zoals bedoeld in artikel 2, 5° en 6°, van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden toekennen aan een vergunde dienst voor pleegzorg.
Artikel 13/1. (15/04/2018- ...)
Binnen de beschikbare begrotingskredieten kan de Vlaamse Regering naast de subsidie, vermeld in artikel 13, aan de vergunde diensten voor pleegzorg of aan de partnerorganisatie een subsidie verlenen om tijdelijke projecten uit te voeren. De Vlaamse Regering kan daarvoor de nadere regels bepalen.
In dit artikel wordt verstaan onder project: bijzondere initiatieven die zich richten tot een specifieke doelgroep of op een bijzondere probleemsituatie.
Artikel 14. (20/01/2024- ...)
§ 1. Per pleegkind of pleeggast moet een kandidaat-pleeggezin of pleeggezin beschikken over een attest om dit pleegkind of deze pleeggast te kunnen opvangen.
Het attest wordt uitgereikt door de vergunde dienst voor pleegzorg in wiens werkingsgebied de kandidaat-pleeggezin of pleeggezin zijn hoofdverblijfplaats heeft.
§ 2. De dienst voor pleegzorg neemt op basis van de in artikel 7, § 2, eerste lid, 3°, vermelde screening binnen een redelijke termijn een schriftelijke gemotiveerde beslissing over de toekenning of de weigering van een attest. Hierbij geldt dat de dienst een attest toekent indien het kandidaat-pleeggezin of pleeggezin aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° voor alle meerderjarige leden van het kandidaat-pleeggezin of het pleeggezin wordt een recent uittreksel uit het strafregister volgens model 2 aan de dienst voor pleegzorg voorgelegd, waaruit blijkt dat er in hoofde van deze personen geen elementen bestaan die onverzoenbaar zijn met pleegzorg;
2° het pleeggezin heeft voldoende draagkracht om het pleegkind of de pleeggast een stabiel leefklimaat te bieden;
3° de leden van het kandidaat-pleeggezin of het pleeggezin worden betrokken bij de kandidaatstelling door het kandidaat-pleeggezin of het pleeggezin.
De dienst voor pleegzorg bezorgt een afschrift van de beslissing zoals bedoeld in het eerste lid aan het kandidaat-pleeggezin of het pleeggezin.
§ 3. In afwijking van § 1 kan een netwerkpleeggezin een pleegkind of een pleeggast opvangen in het kader van pleegzorg zonder dat het netwerkpleeggezin beschikt over een attest van een vergunde dienst voor pleegzorg wanneer :
1° een pleegkind aan een pleeggezin wordt toegewezen door de jeugdrechtbank;
2° de onmiddellijke opvang van een pleegkind of een pleeggast door een pleeggezin noodzakelijk is in het belang van het pleegkind of de pleeggast;
3° het pleegkind of de pleeggast reeds verblijft bij het netwerkpleeggezin.
In alle gevallen bepaald in het eerste lid moet het netwerkpleeggezin zo snel mogelijk en uiterlijk binnen zes weken beschikken over een attest van een vergunde dienst voor pleegzorg.
§ 4. Het pleeggezin meldt een wijziging van de gezinssamenstelling tijdens de pleegzorg aan de dienst voor pleegzorg. Voor elke meerderjarige die buiten de pleegzorg om lid wordt van het pleeggezin tijdens de pleegzorg moet worden voldaan aan § 2.
De dienst voor pleegzorg kan te allen tijde, indien hij oordeelt dat het pleeggezin niet langer voldoende draagkracht heeft om een pleegkind of een pleeggast op te vangen, een attest intrekken met een schriftelijke gemotiveerde beslissing. De dienst voor pleegzorg bezorgt een afschrift van deze beslissing aan het pleeggezin.
§ 5. Bij een weigering of een intrekking van een attest kan een kandidaat-pleeggezin of een pleeggezin een herscreening vragen bij een andere dienst voor pleegzorg die wordt aangeduid volgens een jaarlijks wisselend rotatiesysteem dat door de diensten voor pleegzorg wordt bepaald. Deze andere dienst kan het attest alsnog toekennen of opnieuw toekennen volgens de voorwaarden bepaald in § 2.
De Vlaamse Regering bepaalt de regels om een bezwaarschrift in te dienen tegen de weigering van een attest naar aanleiding van een herscreening als bedoeld in het eerste lid. Het bezwaarschrift wordt behandeld door de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin als bedoeld in artikel 12 van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.
Artikel 15. (01/01/2014- ...)
Een dienst voor pleegzorg meldt de weigering of intrekking van een attest aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering legt hiertoe een register aan. De dienst voor pleegzorg raadpleegt dit register in het kader van de screening als bedoeld in artikel 7, § 2, eerste lid, 3°.
De Vlaamse Regering bepaalt de duurtijd van bewaring van de weigering of de intrekking van een attest in het register, als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 16. (15/04/2018- ...)
De Vlaamse Regering kent per pleegkind of pleeggast en per opvangdag in het pleeggezin een forfaitaire kostenvergoeding toe aan de een of meer pleeggezinnen met een attest als bedoeld in artikel 14, § 1. Deze kostenvergoeding kan onder meer verschillen op basis van :
- de leeftijd van het pleegkind of de pleeggast;
- de vormen van pleegzorg en de typemodules binnen de pleegzorg als bedoeld in artikel 3;
- de beschikbaarheid in hoofde van de een of meer pleeggezinnen over de gezinsbijslag ten voordele van het pleegkind of de pleeggast;
- het aantal pleeggezinnen die het pleegkind opvangen.
Voor de maximale periode van zes weken als bedoeld in artikel 14, § 3, kent de Vlaamse Regering eveneens een forfaitaire kostenvergoeding toe als bedoeld in het eerste lid wanneer aan het netwerkpleeggezin bij het aflopen van deze periode een attest wordt toegekend door een vergunde dienst voor pleegzorg.
Vanaf de dag dat er een verzoekschrift tot adoptie als vermeld in artikel 1231.3 van het Gerechtelijk Wetboek is neergelegd, wordt de betaling van de forfaitaire kostenvergoeding geschorst. Als de adoptie niet doorgaat, wordt de forfaitaire kostenvergoeding met terugwerkende kracht terugbetaald.
Artikel 17. (01/01/2014- ...)
De Vlaamse Regering kent tegemoetkomingen voor bijzondere kosten toe aan pleegzorgers, gericht op het behoud of het herstel van de fysieke en/of psychische integriteit van het pleegkind of de pleeggast.
Artikel 18. (28/06/2021- ...)
De Vlaamse Regering kan regels bepalen voor het innen, per opvangdag, van een bijdrage van de ouders van pleegkinderen, van de pleeggasten en van meerderjarige pleegkinderen.
Artikel 19. (15/04/2018- ...)
§ 1. De Vlaamse Regering sluit in het kader van haar beleid met betrekking tot pleegzorg, op basis van een oproep voor een partnerorganisatie, een convenant met één rechtspersoon zonder winstoogmerk.
Deze rechtspersoon voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° hij beschikt over deskundigheid op het vlak van pleegzorg, ontwikkelt deze en draagt deze uit;
2° hij vertegenwoordigt de pleegkinderen, de pleeggasten, de pleegzorgers, de gezinnen waarvan de ouders of wettelijke vertegenwoordigers van de pleegkinderen of de pleeg-gasten deel uitmaken en de diensten voor pleegzorg;
3° hij verbindt zich in het convenant om minstens volgende taken, in nauwe samenwerking met de diensten voor pleegzorg, te vervullen :
a) het sensibiliseren rond en bekendmaken van pleegzorg;
b) het ondersteunen van de diensten voor pleegzorg;
c) registratie van beleidsrelevante parameters;
4° hij treedt op als structurele gesprekspartner voor de pleegzorg met de Vlaamse Gemeenschap.
In het geval, vermeld in punt 3°, c), worden de beleidsrelevante parameters jaarlijks vastgelegd in een bijlage bij de convenant. De beleidsrelevante parameters worden bepaald op basis van de jaarlijkse monitoring.
De Vlaamse Regering kan bijkomende voorwaarden bepalen waaraan de rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid moet voldoen om als partnerorganisatie een convenant te kunnen afsluiten met de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering kan aan de partnerorganisatie aanvullende taken opleggen.
§ 2. Het convenant geldt voor minimaal drie en maximaal vijf jaar en omvat het beleidsplan voor de duurtijd van het convenant.
Het beleidsplan bevat de resultaatgebieden voor de uitvoering van het convenant en de evaluatiecriteria met betrekking tot de resultaatgebieden om onder meer de uitvoering van het convenant te kunnen evalueren.
De Vlaamse Regering kan bijkomende voorwaarden bepalen waaraan het convenant en het beleidsplan moeten voldoen.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de subsidie en de subsidievoorwaarden voor de partnerorganisatie.
Artikel 20. (25/05/2018- ...)
De vergunde diensten voor pleegzorg verwerken relevante gegevens over de pleegzorg, inclusief de bijzondere categorieën van persoonsgegevens, vermeld in artikel 9 en 10 van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
Deze gegevensverwerking heeft tot doel de vergunde diensten voor pleegzorg te laten beschikken over gegevens die relevant en noodzakelijk zijn om hun opdracht en taken als bedoeld in artikel 7 te kunnen uitvoeren en gebeurt steeds in het belang van de personen tot wie de pleegzorg zich richt. Ze heeft eveneens tot doel aan de Vlaamse Gemeenschap anonieme of gecodeerde gegevens te bezorgen om haar in staat te stellen haar beleid op het vlak van pleegzorg te evalueren en bij te sturen.
Artikel 21. (25/05/2018- ...)
De vergunde diensten voor pleegzorg wisselen onder elkaar persoonsgegevens uit met het oog op de uitvoering van de opdracht en taken, als bedoeld in artikel 7.
Met behoud van de toepassing van de verplichtingen en beperkingen die voortvloeien uit de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens, is deze gegevensuitwisseling onderworpen aan de volgende voorwaarden :
1° de gegevensuitwisseling heeft enkel betrekking op gegevens die noodzakelijk zijn voor de pleegzorg;
2° de gegevens worden enkel uitgewisseld in het belang van de personen tot wie de pleegzorg zich richt;
3° de vergunde diensten voor pleegzorg trachten, in de mate van het mogelijke, de geïnformeerde instemming met de gegevensuitwisseling te verkrijgen van de persoon op wie de persoonsgegevens betrekking hebben.
Artikel 22. (01/01/2014- ...)
Onverminderd de artikelen 20 en 21 zijn alle personen die hun medewerking verlenen aan de toepassing van dit decreet, gebonden door de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek, met betrekking tot de gegevens waarvan zij in de uitoefening van hun opdracht kennis krijgen en die daarmee verband houden.
Artikel 23. (01/01/2019- ...)
De Vlaamse Regering organiseert het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten.
Artikel 24. (01/01/2014- ...)
De Vlaamse Regering kan een of meerdere begeleidende maatregelen opleggen aan een vergunde dienst voor pleegzorg indien deze dienst de vergunningsvoorwaarden niet naleeft, zodat de dienst binnen een bepaalde termijn aan de vergunningsvoorwaarden, vermeld in de begeleidende maatregelen, kan voldoen.
De Vlaamse Regering bepaalt de regels om een bezwaar in te dienen tegen deze begeleidende maatregelen.
Artikel 25. (01/01/2014- ...)
Met behoud van de toepassing van artikel 24, kan de Vlaamse Regering, volgens de regels die ze bepaalt, de vergunning intrekken van een erkende dienst voor pleegzorg als deze dienst de vergunningsvoorwaarden niet naleeft of niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht. De Vlaamse Regering bepaalt de regels om een bezwaar in te dienen tegen de intrekking van de vergunning als dienst voor pleegzorg.
Artikel 26. (01/01/2014- ...)
De intrekking van de vergunning van een dienst voor pleegzorg heeft van rechtswege de sluiting van deze dienst tot gevolg.
De Vlaamse Regering beveelt de sluiting van een dienst voor pleegzorg, als deze dienst niet vergund is. De sluiting houdt in dat de dienst voor pleegzorg niet langer zijn activiteiten mag uitoefenen.
De Vlaamse Regering bepaalt de regels om een bezwaar in te dienen tegen de sluiting als dienst voor pleegzorg.
Artikel 27. (01/01/2014- ...)
§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 24, 25 en 26, naargelang het geval, kan de Vlaamse Regering een administratieve geldboete van 100 tot 10.000 euro opleggen aan :
1° een vergunde dienst voor pleegzorg als deze dienst door de Vlaamse Regering werd aangemaand om binnen een bepaalde termijn aan de vergunningsvoorwaarden, vermeld in de aanmaning, te voldoen en binnen die termijn niet aan deze voorwaarden voldoet;
2° een dienst voor pleegzorg die niet vergund is;
3° een dienst voor pleegzorg die het door of krachtens dit decreet geregelde toezicht verhindert.
§ 2. De administratieve geldboete kan worden opgelegd binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag van de vaststelling van de inbreuk door de personeelsleden, vermeld in artikel 23, tweede lid, en nadat de betrokken dienst voor pleegzorg werd gehoord.
Als een administratieve geldboete wordt opgelegd, vermeldt de beslissing het bedrag, de wijze waarop en de termijn waarbinnen deze moet worden betaald. De kennisgeving van de beslissing aan de betrokkene vermeldt de wijze waarop en de termijn waarbinnen beroep ingesteld kan worden tegen de beslissing.
§ 3. Als de dienst voor pleegzorg de opgelegde administratieve geldboete niet tijdig betaalt, wordt ze bij dwangbevel ingevorderd. De Vlaamse Regering wijst de personeelsleden van de Vlaamse overheid aan die een dwangbevel kunnen geven en uitvoerbaar verklaren. Een dwangbevel wordt betekend met een deurwaardersexploot met bevel tot betaling.
§ 4. De vordering tot voldoening van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van de beslissing, vermeld in § 2, eerste lid, of in geval van beroep, vanaf de datum van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, bepaald in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 28. (01/01/2014- ...)
De Vlaamse Regering beheert het budget dat voortkomt uit de administratieve geldboeten bepaald in dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, en besteedt het ten voordele van pleegzorg.
Artikel 29. (01/01/2014- ...)
In artikel 2, 1°, van het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen worden de woorden "een organisatie die erkend of, wat kinderopvang van baby's en peuters betreft, vergund is" vervangen door de woorden "een organisatie die erkend of, wat kinderopvang van baby's en peuters of pleegzorg betreft, vergund is".
Artikel 30. (01/01/2014- ...)
In artikel 3, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "erkenningsnormen of, wat kinderopvang van baby's en peuters betreft, vergunningsnormen" vervangen door de woorden "erkenningsnormen of, wat kinderopvang van baby's en peuters en pleegzorg betreft, vergunningsnormen".
Artikel 31. (01/01/2014- ...)
In artikel 9 van hetzelfde decreet worden de woorden "erkenningsnormen of, wat kinderopvang van baby's en peuters betreft, vergunningsnormen" vervangen door de woorden "erkenningsnormen of, wat kinderopvang van baby's en peuters en pleegzorg betreft, vergunningsnormen" en worden de woorden "erkenning of, wat kinderopvang van baby's en peuters betreft, vergunning" telkens vervangen door de "erkenning of, wat kinderopvang van baby's en peuters en pleegzorg betreft, vergunning".
Artikel 32. (01/01/2014- ...)
Aan artikel 6, tweede lid, van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel en Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem worden de volgende woorden toegevoegd :
« op basis van een samenwerkingsovereenkomst met een vergunde dienst voor pleegzorg als bedoeld in artikel 6 van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg".
Artikel 33. (01/01/2014- ...)
In artikel 8, § 1, eerste lid, van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin worden tussen de woorden "het agentschap" en "ook taken op inzake" de woorden "met uitsluiting van pleegzorg als bedoeld in artikel 2, 11°, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg" ingevoegd.
Artikel 34. (01/01/2014- ...)
In artikel 5, 1°, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap worden tussen de woorden "de ondersteuning," en "van personen met een handicap" de woorden "met uitsluiting van pleegzorg als bedoeld in artikel 2, 11°, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg," ingevoegd.
Artikel 35. (01/01/2014- ...)
In artikel 3, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Zorg en Gezondheid worden na de woorden "Welzijn, Volksgezondheid en Gezin" de woorden ", met uitzondering van diensten voor pleegzorg als bedoeld in artikel 7 van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg" toegevoegd.
Artikel 36. (01/01/2014- ...)
Aan artikel 4, § 1, eerste lid, van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de integrale jeugdhulp wordt een punt 8° toegevoegd, dat luidt als volgt :
« 8° het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg. ».
Artikel 37. (01/01/2014- ...)
In artikel 26 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp worden tussen de woorden "aan wie residentiële jeugdhulpverlening wordt geboden," en "heeft, ten laste van de Vlaams overheid" de volgende woorden ingevoegd :
« met uitzondering van pleegzorg als bedoeld in artikel 2, 11°, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg,".
Artikel 38. (01/09/2014- ...)
Aan artikel 33 van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
« In afwijking van het eerste lid heeft een pleegkind of een pleeggast, als bedoeld in artikel 2, 8° en 10°, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg recht op een volledige toelage op voorwaarde dat de pleegzorg in het pleeggezin langer dan één jaar duurt. ».
Artikel 39. (01/07/2013- ...)
Het opschrift van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt vervangen door wat volgt :
« Decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Weizijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzor-gers".
Artikel 40. (01/07/2013- ...)
Het opschrift van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt vervangen door wat volgt :
'Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers".
Artikel 41. (... - ...)
In artikel 12 van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "adviescommissie voor voorzieningen van welzijn, volksgezondheid en gezin" vervangen door wat volgt :
« Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers";
2° een vierde lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt :
« De commissie behandelt het bezwaar tegen de weigering van een attest naar aanleiding van een herscreening als bedoeld in artikel 14, § 5, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg. ».
Artikel 42. (01/01/2014- ...)
Aan artikel 2, 2°, van het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand wordt de volgende zin toegevoegd :
« Voor de toepassing van dit decreet worden bij pleegzorg als bedoeld in artikel 2, 11°, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg zowel een pleeggezin als een dienst voor pleegzorg als betrokken partijen beschouwd. ».
Artikel 43. (01/01/2014- ...)
In artikel 36, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand wordt punt 2° vervangen door wat volgt :
« 2° tot de leeftijd van ten hoogste eenentwintig jaar verblijven bij een kandidaat-pleegzorger of pleegzorger als bedoeld in artikel 14, § 1 of § 3, van het decreet van 29 juni 2012;".
Artikel 44. (01/01/2014- ...)
In artikel 36, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "in het eerste lid, 1°, 2° en 3° " vervangen door "in het eerste lid, 1° en 3° ";
2° de woorden "in het eerste lid, 4° " vervangen door "in het eerste lid, 2° en 4° ".
Artikel 45. (01/01/2014- ...)
In artikel 38, § 1, van hetzelfde decreet wordt punt 10° vervangen door wat volgt :
« 10° de minderjarige toevertrouwen aan een kandidaat-pleegzorger of pleegzorger als bedoeld in artikel 14, § 1 of § 3, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg voor ten hoogste drie jaar, al dan niet met toepassing van artikel 5 van hetzelfde decreet;".
Artikel 46. (01/01/2014- ...)
Aan artikel 38, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende leden toegevoegd :
« De jeugdrechtbank motiveert waarom de minderjarige bij toepassing van § 1, 11°, niet kan worden toevertrouwd aan een kandidaat-pleegzorger of pleegzorger als bedoeld in § 1, 10°.
De jeugdrechtbank motiveert waarom meerdere minderjarigen uit eenzelfde gezin bij toepassing van § 1, 10°, ten aanzien van hen niet kunnen worden toevertrouwd aan eenzelfde kandidaat-pleegzorger of pleegzorger. ».
Artikel 47. (01/01/2014- ...)
In artikel 40 van hetzelfde decreet wordt punt 3° vervangen door wat volgt :
« 3° een erkende dienst voor pleegzorg met de begeleiding van de kandidaat-pleegzorger of pleegzorger, aan wie overeenkomstig artikel 38, § 1, 10°, de minderjarige werd toevertrouwd. ».
Artikel 48. (01/01/2014- ...)
In artikel 46, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "een gezin of een persoon" vervangen door "een pleegzorger als bedoeld in artikel 14, § 1 of § 3, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg".
Artikel 49. (01/01/2014- ...)
In artikel 55, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° er wordt een punt 2°/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
"2°/1 de pleeggasten en pleegkinderen als vermeld in artikel 2, 8° en 10°, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg;";
2° in punt 3° wordt de zinsnede "de personen, vermeld in 1° en 2°" vervangen door de zinsnede "de personen, vermeld in 1°, 2° en 2°/1".
Artikel 49/1. (01/01/2014- ...)
Aan artikel 57, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "en van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg" toegevoegd.
Artikel 50. (01/01/2014- ...)
Aan artikel 8, § 1, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters wordt een punt 4° toegevoegd dat luidt als volgt :
« 4° de aanwezigheid van pleegkinderen, als bedoeld in artikel 2, 10°, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg, in het gezin en die in aanmerking komen voor kinderopvang als bedoeld in artikel 2, 2°. ».
Artikel 51. (01/01/2014- ...)
In artikel 8, § 1, van hetzelfde decreet wordt een tweede lid ingevoegd dat luidt als volgt :
« In afwijking van het eerste lid wordt voor pleeggezinnen zoals bedoeld in artikel 2, 9°, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg voor het pleegkind een financiële bijdrage vastgesteld die overeenstemt met de laagst mogelijke financiële bijdrage onafhankelijk van het inkomen van het pleeggezin. ».
Artikel 52. (01/07/2013- ...)
De Vlaamse Regering bepaalt de overgangsbepalingen voor pleegzorgsituaties die ontstonden vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.
Artikel 52/1. (01/01/2017- ...)
De diensten voor pleegzorg die vergund zijn op 1 januari 2017, worden van rechtswege geacht voor een onbepaalde duur vergund te zijn.
Artikel 53. (29/06/2012- ...)
De Vlaamse Regering stelt voor iedere bepaling van dit decreet de datum van inwerkingtreding vast met behoud van de toepassing van het tweede lid.
Dit decreet treedt uiterlijk op 1 januari 2014 in werking, met uitzondering van artikel 38 dat uiterlijk op 1 september 2014 in werking treedt.
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 04/10/2024