Decreet betreffende het Lokaal Cultuurbeleid

Datum 06/07/2012

Inhoudstafel

  1. TITEL 1 Algemene bepalingen
  2. TITEL 2 [... (opgeh. decr. 22 december 2017, art. 21, I: 1 januari 2018)]
  3. TITEL 3 Het lokaal cultuurbeleid
    1. HOOFDSTUK 1 [... (opgeh. decr. 22 december 2017, art. 22, I: 1 januari 2018)]
    2. HOOFDSTUK 2 [... (opgeh. decr. 22 december 2017, art. 23, I: 1 januari 2018)]
    3. HOOFDSTUK 3 [... (opgeh. decr. 22 december 2017, art. 24, I: 1 januari 2018)]
    4. HOOFDSTUK 4 Organisaties met een specifieke opdracht
      1. Afdeling 1 Algemene voorwaarden
      2. [Afdeling 2 ... (opgeh. decr. 23 juni 2023, art. 20, I: 1 januari 2024)]
      3. Afdeling 3 Voorzieningen voor bijzondere doelgroepen
      4. Afdeling 4 [... (opgeh. decr. 8 juli 2016, art. 4, I: 1 juli 2016)]
      5. Afdeling 5 [... (opgeh. decr. 29 maart 2019, art. 54, I: 1 januari 2019)]
    5. HOOFDSTUK 5 Intergemeentelijke samenwerking voor afstemming van het cultuuraanbod en de communicatie
    6. HOOFDSTUK 6 Grootstedelijke gebieden
      1. Afdeling 1 Het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad
      2. [Afdeling 2 ... (opgeh. decr. 3 juli 2015, art. 17, I: 1 januari 2016)]
    7. HOOFDSTUK 7 Indexering van de subsidiebedragen
  4. TITEL 4 Organisatie van het overleg en de advisering van het gemeentelijk cultuurbeleid
  5. TITEL 5 Provincies
  6. TITEL 6 Overgangsbepalingen
  7. TITEL 7 Opheffingsbepalingen
  8. TITEL 8 Inwerkingtredingsbepaling

Inhoud

TITEL 1 Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 1. (01/01/2014- ...)

Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Artikel 2. (01/01/2018- ...)

Voor de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder:
1° lokaal cultuurbeleid: een cultuurbeleid dat steunt op deskundigheid, strategische aanpak en participatie van alle actoren, dat streeft naar een evenwicht tussen enerzijds de culturele behoeften en anderzijds het cultuuraanbod, ondersteund door de lokale overheid, en dat uitgaat van de samenhang tussen de verschillende cultuurbeleidsdo- meinen;
2° gemeenschapscentrum: culturele infrastructuur die de gemeente beheert met het oog op cultuurparticipatie, gemeenschapsvorming en cultuurspreiding ten behoeve van de lokale bevolking en met bijzondere aandacht voor de culturele diversiteit;
3° cultuurcentrum: culturele infrastructuur die de gemeente beheert met het oog op cultuurparticipatie, gemeenschapsvorming en cultuurspreiding ten behoeve van de lokale bevolking en met bijzondere aandacht voor de culturele diversiteit, met daarnaast een breed en eigen cultuurspreidingsaanbod, gericht op de bevolking van een streekgericht werkingsgebied;
4° openbare bibliotheek: een basisvoorziening waar elke burger terechtkan met zijn vragen over kennis, cultuur, informatie en ontspanning. Ze bemiddelt actief bij het beantwoorden van deze vragen. De openbare bibliotheek is actief op het vlak van geletterdheid, cultuurspreiding en cultuurparticipatie. De bibliotheek werkt in een geest van objectiviteit en vrij van levensbeschouwelijke, politieke en commerciële invloeden;
5° administratie: de administratie, bevoegd voor de cultuur;
6° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur;
7° ....
 

Artikel 3. (01/01/2018- ...)

...

Artikel 4. (30/10/2012- ...)

De subsidiebedragen, vermeld in dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, die gekoppeld worden aan bevolkingscijfers, worden berekend op 1 januari van het te subsidiëren jaar op basis van de meest recente bevolkingscijfers die op dat moment in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd zijn.

TITEL 2 [... (opgeh. decr. 22 december 2017, art. 21, I: 1 januari 2018)] (... - ...)

Artikel 5. (01/01/2018- ...)

...

TITEL 3 Het lokaal cultuurbeleid (... - ...)

HOOFDSTUK 1 [... (opgeh. decr. 22 december 2017, art. 22, I: 1 januari 2018)] (... - ...)

Artikel 6. (01/01/2018- ...)

...

Artikel 7. (01/01/2018- ...)

...

HOOFDSTUK 2 [... (opgeh. decr. 22 december 2017, art. 23, I: 1 januari 2018)] (... - ...)

Artikel 8. (01/01/2018- ...)

...

Artikel 9. (01/01/2018- ...)

...

HOOFDSTUK 3 [... (opgeh. decr. 22 december 2017, art. 24, I: 1 januari 2018)] (... - ...)

Artikel 10. (01/01/2018- ...)

...

Artikel 11. (01/01/2018- ...)

...

HOOFDSTUK 4 Organisaties met een specifieke opdracht (... - ...)

Afdeling 1 Algemene voorwaarden (... - ...)

Artikel 12. (01/01/2013- ...)

Om gesubsidieerd te worden moeten de organisaties, vermeld in artikelen 20, 22, 28, 31, 34 en 36, voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstgevend doel overeenkomstig de wet van 27 juni 1921, waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;
2° het secretariaat hebben in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
3° op zelfstandige wijze de financiën beheren en beschikken over een eigen post- of bankrekening;
4° een boekhouding voeren en die zo organiseren dat de aanwending van de subsidies op elk ogenblik financieel kan worden gecontroleerd;
5° toestaan dat de administratie en het Rekenhof de werking en de boekhouding zo nodig ter plaatse kunnen onderzoeken en de nodige gegevens ter beschikking stellen;
6° de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de beheerders en de medewerkers, en van de deelnemers aan de door de organisatie georganiseerde activiteiten, vermeld in artikel 1382 tot en met 1386 van het Burgerlijk Wetboek, door een verzekering laten dekken;
7° de verplichtingen nakomen die verbonden zijn aan het werkgeverschap.

Artikel 13. (01/01/2013- ...)

Het meerjarenplan, vermeld in artikelen 21, 24, 27, 33, 35 en 37, formuleert de strategische doelstellingen en de acties die elke organisatie zal opzetten om haar opdrachten uit te voeren. Het meerjarenplan voorziet in een nulmeting op basis van indicatoren, zodat na afloop van de beleidsperiode de inspanningen kunnen worden getoetst aan de bereikte resultaten.

Het meerjarenplan van de organisaties, vermeld in artikelen 20 en 31 van het decreet, beschrijft hoe de samenwerking tussen de organisaties wordt georganiseerd.

Artikel 14. (01/01/2013- ...)

De organisaties, vermeld in artikelen 20, 22, 31, 34 en 36, dienen het meerjarenplan in bij de bevoegde administratie uiterlijk op 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan een nieuwe beleidsperiode. De eerste beleidsperiode loopt van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2018.

Uiterlijk twee maanden nadat die organisaties het meerjarenplan hebben ingediend, keurt de administratie het plan goed of keurt ze het af, en deelt ze haar gemotiveerde beslissing mee aan de organisaties. Als het meerjarenplan niet wordt goedgekeurd, passen de organisaties het plan aan en dienen het binnen drie maanden opnieuw in bij de administratie, die binnen een maand meedeelt of het plan al dan niet wordt goedgekeurd.

Als de administratie het meerjarenplan, vermeld in artikelen 21, 24, 27, 33, 35 en 37, definitief afkeurt, vervalt de subsidie met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving door de administratie van de afkeuring van het meerjarenplan aan de organisatie.

Artikel 15. (01/01/2013- ...)

Als de administratie vaststelt dat een organisatie als vermeld in artikel 20, 22, 28, 31, 34 en 36 niet voldoet aan de subsidievoorwaarden of aan haar opdrachten, deelt ze haar bevindingen schriftelijk mee in een verslag met aanbevelingen. Daarbij nodigt ze de desbetreffende organisatie uit om haar eventuele bezwaren binnen dertig dagen kenbaar te maken in een bezwaarschrift.

De administratie bepaalt haar standpunt binnen dertig dagen nadat de organisatie het bezwaarschrift, vermeld in het eerste lid, heeft ingediend, en deelt dat mee aan de organisatie. Als de organisatie niet akkoord gaat met het standpunt van de administratie, kan ze binnen dertig dagen bezwaar indienen bij de minister.

De minister kan op elk moment, eventueel op basis van het ingediende bezwaarschrift en de evaluatie van de administratie, de subsidies van de lopende beleidsperiode stopzetten of verminderen als de organisatie de subsidievoorwaarden niet naleeft of haar opdrachten niet vervult. In dat geval vervalt of vermindert de subsidie vanaf de eerste dag van de maand na de kennisgeving van de beslissing van de minister door de administratie.

Artikel 16. (01/01/2013- ...)

De organisaties, vermeld in artikelen 20, 22, 28, 31, 34 en 36, dienen jaarlijks uiterlijk op 15 november een sluitende begroting in voor het volgende jaar.

Jaarlijks worden uiterlijk op 31 maart volgend op een uitvoeringsjaar een voortgangsrapport en een financiële afrekening ingediend. De afrekening moet minstens de volgende stukken bevatten: de balans, de resultatenrekening en een accountants- of revisorenverslag.

De documenten, vermeld in het eerste en tweede lid, zijn door de algemene vergadering van de organisatie goedgekeurd.

Artikel 17. (01/01/2013- ...)

De subsidie, vermeld in artikelen 21, 24, 27, 29, 33, 35 en 37, wordt uitgekeerd in vier driemaandelijkse voorschotten en een saldo. Elk voorschot bedraagt 22,5% van de voorgestelde subsidie. Het saldo wordt uitbetaald in de loop van het jaar dat volgt op het gesubsidieerde werkjaar nadat de administratie de financiële afrekening en het voortgangsrapport van het voorbije gesubsidieerde jaar heeft goedgekeurd.

Bij de berekening van het saldo wordt rekening gehouden met de uitgekeerde voorschotten. Als die hoger zijn dan de berekende subsidie, wordt het verschil in mindering gebracht van de subsidie die in de toekomst nog verschuldigd is.

Artikel 18. (01/01/2013- ...)

Uit de afrekening en de balans moet blijken dat de organisaties, vermeld in artikelen 20, 22, 31, 34 en 36 van het decreet, rekening houdend met de eigen middelen, sluitend of batig kunnen werken.

De Vlaamse Regering kan nadere regels voor reservevorming bepalen.

Artikel 19. (01/01/2013- ...)

De Vlaamse Regering kan aan de organisaties, vermeld in artikelen 20, 22, 28, 31, 34 en 36, bijkomende bepalingen opleggen over het AnySurflabel, het ecologisch bewustzijn en het gebruik van de standaardlogo's van de Vlaamse Gemeenschap.

[Afdeling 2 ... (opgeh. decr. 23 juni 2023, art. 20, I: 1 januari 2024)] (... - ...)

Artikel 20. (01/01/2024- ...)

...

Artikel 21. (01/01/2024- ...)

...

Afdeling 3 Voorzieningen voor bijzondere doelgroepen (... - ...)

Artikel 22. (01/01/2013- ...)

Voor personen met een leesbeperking subsidieert de Vlaamse Regering een speciale bibliotheek met het oog op de uitbouw van een aangepaste dienstverlening.

Voor langdurig zieken en personen die in een rustoord, een rust- en verzorgingstehuis of een ziekenhuis verblijven, subsidieert de Vlaamse Regering een speciale bibliotheek met het oog op de uitbouw van een aangepaste dienstverlening.

Artikel 23. (01/01/2013- ...)

De bibliotheek, vermeld in artikel 22, eerste lid, heeft de volgende opdrachten :
1° de doelgroep, die bestaat uit personen met een visuele of andere leesbeperking, proactief benaderen, met aandacht voor de sociaal-culturele pluriformiteit, en met het oog op de verhoging van het bereik van de doelgroep;
2° samenwerken met stakeholders en strategische partners zoals de openbare bibliotheken, de speciale bibliotheek, vermeld in artikel 22, tweede lid, de rusthuizensector, de dienstverlenende en sociaal-culturele intermediaire organisaties, met het oog op de verwezenlijking van een uitgebreidere dienstverlening;
3° een gediversifieerde en goed uitgebouwde collectie in de diverse aangepaste leesvormen ter beschikking stellen, zoals brailleboeken, luisterboeken en -tijdschriften, onder meer op basis van de overeenkomsten, vermeld in artikel 25;
4° de technologische ontwikkelingen volgen, zoals de ontwikkeling van de Daisy-technologie.

De Vlaamse Regering kan die opdrachten specificeren.

Artikel 24. (01/01/2013- ...)

De bibliotheek, vermeld in artikel 22, eerste lid, concretiseert haar opdrachten om de vijf jaar in een meerjarenplan en legt dat ter goedkeuring voor aan de administratie.

Voor de uitvoering van het meerjarenplan kent de Vlaamse Regering een jaarlijkse subsidie toe voor personeel, werking en collectievorming, waarvan ze het bedrag bepaalt. De subsidie wordt toegekend nadat de administratie de overeenkomsten, vermeld in artikel 25, heeft goedgekeurd.

Artikel 25. (01/01/2013- ...)

De bibliotheek, vermeld in artikel 22, eerste lid, sluit driejaarlijkse overeenkomsten met de organisaties, vermeld in artikel 28, voor het aanmaken van een bepaald aantal boeken of luistertijdschriften in het Daisy-formaat en in braille. Zowel het aantal, de prijs, het formaat, de kwaliteit, de leveringstermijn als de beschikbaarheid van de aange- paste lectuur zijn voorwerp van onderhandeling en worden opgenomen in de overeenkomsten.

De overeenkomsten, vermeld in het eerste lid, worden ingediend uiterlijk op 15 november van het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar van de looptijd van de overeenkomsten. Uiterlijk een maand nadat de overeenkomsten zijn ingediend, keurt de administratie die overeenkomsten goed of keurt ze ze af, en deelt ze haar gemotiveerde beslissing mee aan de bibliotheek, vermeld in artikel 22, eerste lid. Als de overeenkomsten niet worden goedgekeurd, passen de contractanten ze aan en dient de bibliotheek, vermeld in artikel 22, eerste lid, ze binnen een maand opnieuw in bij de administratie.

Artikel 26. (01/01/2013- ...)

De bibliotheek, vermeld in artikel 22, tweede lid, heeft de volgende opdrachten :
1° de doelgroep die bestaat uit onder andere langdurig zieken en personen die in een rusthuis, een rust- en verzorgingstehuis of ziekenhuis, een woon- en zorgcentrum, een serviceflat of een psychiatrisch centrum verblijven, proactief benaderen, met aandacht voor de sociaal-culturele pluriformiteit en met het oog op de verhoging van het bereik van de doelgroep;
2° met strategische partners zoals het streekgericht bibliotheekbeleid, de openbare bibliotheken, de speciale bibliotheek, vermeld in artikel 22, eerste lid, de rusthuizensector en eventueel de dienstverlenende en sociaal-culturele intermediaire organisaties samenwerken met het oog op de verwezenlijking van een uitgebreidere dienstverlening;
3° een gevarieerde collectie, in aangepaste leesvormen, ter beschikking stellen van de doelgroep;
4° de vrijwilligerswerking uitbouwen door een actief rekruteringsbeleid te voeren en een degelijke basisopleiding te organiseren.

De Vlaamse Regering kan die opdrachten specificeren.

Artikel 27. (01/01/2013- ...)

De bibliotheek, vermeld in artikel 22, tweede lid, concretiseert haar opdrachten om de vijf jaar in een meerjarenplan en legt dat ter goedkeuring voor aan de administratie.

Voor de uitvoering van het meerjarenplan kent de Vlaamse Regering een jaarlijkse subsidie toe voor personeel, werking en collectievorming, waarvan zij het bedrag bepaalt.

Artikel 28. (01/01/2013- ...)

Organisaties die lectuur in aangepaste leesvormen produceren, zoals brailleboeken, luisterboeken, luisterkranten en luistertijdschriften, zowel voor fysieke dragers als voor een digitale omgeving, kunnen aanspraak maken op een jaarlijkse personeels- en werkingssubsidie met het oog op de aanmaak van lectuur in aangepaste leesvormen.

Artikel 29. (01/01/2013- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt het subsidiebedrag dat wordt toegekend aan de organisaties, vermeld in artikel 28, en het percentage van de subsidie dat voorwerp uitmaakt van de overeenkomsten, vermeld in artikel 25.

De subsidie wordt toegekend nadat de administratie de overeenkomsten, vermeld in artikel 25, heeft goedgekeurd.

Artikel 30. (01/01/2013- ...)

In aanvulling op de documenten, vermeld in artikel 16, moeten de organisaties, vermeld in artikel 28, jaarlijks uiterlijk op 31 maart volgend op een uitvoeringsjaar, de volgende documenten indienen:
1° een voortgangsrapport over de uitvoering van de overeenkomsten, vermeld in artikel 25, inclusief een overzicht van de aangemaakte lectuur in aangepaste leesvormen;
2° een evaluatie van de overeenkomsten door de contractanten.

Afdeling 4 [... (opgeh. decr. 8 juli 2016, art. 4, I: 1 juli 2016)] (... - ...)

Artikel 31. (01/07/2016- ...)

...

Artikel 32. (01/07/2016- ...)

...

Artikel 33. (01/07/2016- ...)

...

Afdeling 5 [... (opgeh. decr. 29 maart 2019, art. 54, I: 1 januari 2019)] (... - ...)

Artikel 34. (01/01/2019- ...)

...

Artikel 35. (01/01/2019- ...)

...

Artikel 36. (01/01/2019- ...)

...

Artikel 37. (01/01/2019- ...)

...

HOOFDSTUK 5 Intergemeentelijke samenwerking voor afstemming van het cultuuraanbod en de communicatie (... - ...)

Artikel 38. (01/01/2020- ...)

...

Artikel 39. (01/01/2020- ...)

...

HOOFDSTUK 6 Grootstedelijke gebieden (... - ...)

Afdeling 1 Het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad (... - ...)

Artikel 40. (01/01/2018- ...)

Gemeenten in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die beschikken over een Nederlandstalige openbare bibliotheek die op basis van dit decreet wordt gesubsidieerd, kunnen een cultuurbeleidsplan indienen waarin wordt aangegeven hoe ze invulling zullen geven aan de Vlaamse beleidsprioriteiten, die de Vlaamse Regering kan specificeren.

De Vlaamse beleidsprioriteiten voor de gemeenten in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad zijn:
1° de gemeente voert een kwaliteitsvol en duurzaam lokaal cultuurbeleid;
2° de gemeente organiseert een laagdrempelige bibliotheek, aangepast aan de hedendaagse behoeften.

Het cultuurbeleidsplan van de gemeenten wordt opgesteld voor een periode van zes jaar.
 

Artikel 41. (01/01/2014- ...)

De Vlaamse Regering geeft subsidies aan de gemeenten in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad voor de uitvoering van een cultuurbeleidsplan.

De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden bepalen waaraan een cultuurbeleidsplan moet voldoen.

Artikel 42. (01/01/2014- ...)

Voor de uitvoering van het cultuurbeleidsplan wordt aan gemeenten in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad een enveloppensubsidie ter beschikking gesteld :
1° voor gemeenten vanaf 10.000 inwoners een subsidie van 56.000 euro op jaarbasis;
2° voor gemeenten met minder dan 10.000 inwoners een subsidie van 28.000 euro op jaarbasis.

De subsidie moet worden aangewend voor personeelskosten of voor andere uitgaven van de gemeente ter uitvoering van het cultuurbeleidsplan, met uitzondering van de uitgaven voor de openbare bibliotheek.

Artikel 43. (01/01/2014- ...)

Om in aanmerking te komen voor de subsidie voor de uitvoering van het cultuurbeleidsplan, vermeld in artikel 42, moet een gemeente in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad beschikken over :
1° een cultuurbeleidscoördinator, ingeschaald op minimaal het gemiddelde niveau van het leidinggevende cultuurpersoneel van de gemeente, die voldoet aan de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, en van wie de taakomschrijving door de Vlaamse Regering wordt bepaald;
2° culturele infrastructuur die voldoet aan de vereisten die de Vlaamse Regering bepaalt;
3° een gemeentelijke, Nederlandstalige openbare bibliotheek die op basis van dit decreet wordt gesubsidieerd;
4° een akkoord van de gemeente om gegevens over het gemeentelijk cultuurbeleid ter beschikking te stellen in de vorm die de administratie oplegt;
5° een bij de administratie ingediend cultuurbeleidsplan, goedgekeurd door de gemeenteraad, dat afloopt op het einde van het eerste jaar van de bestuursperiode die volgt op de bestuursperiode waarin het beleidsplan bij de administratie werd ingediend.

De Vlaamse Regering bepaalt de procedure die de gemeenten moeten volgen om aan te tonen dat ze voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid.

Artikel 44. (01/01/2014- ...)

Als een cultuurbeleidsplan voor 31 december bij de administratie is ingediend, wordt de subsidie, vermeld in artikel 42, berekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de indiening van het cultuurbeleidsplan.

Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op de indiening van het cultuurbeleidsplan bij de administratie, deelt de administratie mee of het cultuurbeleidsplan wordt aanvaard. Als het cultuurbeleidsplan niet wordt aanvaard, vervalt de subsidie, vermeld in artikel 42, vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving door de administratie.

De Vlaamse Regering bepaalt de procedure die moet worden gevolgd voor het aanvragen van de subsidie en de procedure van toekenning en verantwoording van de subsidie.

Artikel 45. (01/01/2018- ...)

De Vlaamse Regering geeft subsidies aan de gemeenten in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad voor de organisatie van de gemeentelijke, Nederlandstalige openbare bibliotheek op voorwaarde dat die bibliotheek:
1° inspeelt op maatschappelijke uitdagingen, zoals de digitalisering van de samenleving;
2° een onafhankelijk en pluriform informatieaanbod ter beschikking stelt, breed en zorgvuldig samengesteld, aangepast aan de behoeften van het doelpubliek en in een niet-commerciële omgeving;
3° een onlinecatalogus aanbiedt vanuit een bibliotheeksysteem, gebaseerd op de gegevens van het centraal bibliografisch achtergrondbestand Open Vlacc;
4° de raadpleging in de bibliotheek van alle informatiedragers en de uitlening van materialen en bestanden zo laagdrempelig mogelijk maakt, in het bijzonder voor moeilijk bereikbare doelgroepen en voor mensen met een beperkt in-komen;
5° een optimale publieke dienstverlening garandeert op klantvriendelijke uren;
6° van de middelen, bestemd voor de aankoop van gedrukte materialen, jaarlijks minstens 75 percent van het vastgestelde budget besteedt aan Nederlandstalige publicaties;
7° met het oog op monitoring, naast de door de gemeenteraad goedgekeurde jaarrekening, één keer per jaar algemene beleidsrelevante gegevens ter beschikking stelt over de openbare bibliotheek in de vorm en volgens de procedure die de Vlaamse Regering bepaalt.

De Vlaamse Regering verleent een forfaitaire subsidie voor het personeel dat in een gemeentelijke openbare bibliotheek tewerkgesteld is binnen de personeelsformatie voor de bibliotheek die de gemeenteraad heeft goedgekeurd.

Die subsidie wordt als volgt toegekend :
1° gemeenten met minder dan 10 000 inwoners ontvangen een subsidie van 56.000 euro;
2° gemeenten met 10 000 inwoners of meer ontvangen een subsidie van 6,5 euro per inwoner van de gemeente.

De Vlaamse Regering verleent een forfaitaire subsidie van 0,17 euro per inwoner van de gemeente ter ondersteuning van de participatie aan het Brusselse Netwerk Openbare Bibliotheken.

De Vlaamse Regering bepaalt de procedure die moet worden gevolgd voor het aanvragen van de subsidie, de voorwaarden en de procedure van toekenning en verantwoording van de subsidie.
 

Artikel 46. (01/01/2014- ...)

Loonkosten van personen voor wie de gemeente op basis van een andere regelgeving al een subsidie ontvangt, zijn uitgesloten van de subsidie, vermeld in artikel 42 en 45.

Artikel 47. (01/01/2018- ...)

De minister kan namens de Vlaamse Regering een convenant sluiten met de Vlaamse Gemeenschapscommissie waarin de volgende elementen aan bod komen:
1° de invulling die de Vlaamse Gemeenschapscommissie zal geven aan de Vlaamse beleidsprioriteiten, namelijk:
a) een kwaliteitsvol en duurzaam lokaal cultuurbeleid voeren;
b) een laagdrempelige bibliotheek, aangepast aan de hedendaagse behoeften, organiseren;
c) een cultuurcentrum organiseren;
2° de organisatie van de openbare bibliotheek door Muntpunt vzw;
3° de voorwaarden waaronder de Vlaamse Gemeenschapscommissie de taken kan opnemen van een streekgericht bibliotheekbeleid als vermeld in artikel 59.

Voor de uitvoering van het convenant geeft de Vlaamse Regering een subsidie aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Het convenant wordt opgesteld voor een periode van vijf jaar. Het bepaalt het subsidiebedrag en de nadere regels voor de toekenning en de verantwoording van de subsidie.
 

Artikel 48. (01/01/2014- ...)

Voor de individuele gemeenten in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wordt voor de berekening van de subsidie, vermeld in artikelen 42 en 45, 30 % van de bevolkingscijfers, vermeld in artikel 4, in aanmerking genomen.

[Afdeling 2 ... (opgeh. decr. 3 juli 2015, art. 17, I: 1 januari 2016)] (... - ...)

Artikel 49. (01/01/2018- ...)

...

HOOFDSTUK 7 Indexering van de subsidiebedragen (... - ...)

Artikel 50. (01/01/2013- ...)

De door of krachtens dit decreet verleende subsidies worden toegekend binnen de beschikbare begrotingskredieten.

Artikel 51. (01/01/2013- ...)

Alle subsidiebedragen, vermeld in dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, worden vanaf 1 januari 2014 gekoppeld aan hetzelfde prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen, met uitzondering van de subsidiebedragen voor de organisaties met een specifieke opdracht, vermeld in hoofdstuk 4 van titel 3, die vanaf 1 januari 2013 worden gekoppeld aan het prijsindexcijfer.

TITEL 4 Organisatie van het overleg en de advisering van het gemeentelijk cultuurbeleid (... - ...)

Artikel 52. (01/01/2013- ...)

Met het oog op de voorbereiding en de evaluatie van het cultuurbeleid, organiseert de gemeente inspraak en participatie met alle lokale belanghebbenden. Ze toont aan dat ze de lokale belanghebbenden heeft betrokken bij de opmaak van de strategische meerjarenplanning.

Artikel 53. (01/01/2013- ...)

De gemeente moet de volgende culturele actoren bij de organisatie van inspraak en participatie betrekken :
1° alle culturele organisaties en instellingen, zowel private als publieke, die het Nederlandstalige culturele leven bevorderen, die werken met vrijwilligers of met professionele beroepskrachten en die een werking ontplooien op het grondgebied van de gemeente;
2° deskundigen op het vlak van cultuur die het Nederlandstalige culturele leven bevorderen en die in de gemeente wonen.

Artikel 54. (01/01/2013- ...)

De gemeente kan de actoren, vermeld in artikel 53, op twee manieren betrekken in het cultuurbeleid :
1° door de oprichting van één gemeentelijke raad, met adviserende bevoegdheid over alle culturele materies voor de hele gemeente;
2° door de oprichting van sectorale deelraden, met adviserende bevoegdheid over hun sectorale materie voor de hele gemeente.

Vertegenwoordigers van elke deelraad vormen daarnaast een overkoepelende gemeentelijke raad met adviserende bevoegdheid over de grote lijnen van het gemeentelijk cultuurbeleid.

Artikel 55. (01/01/2013- ...)

De gemeente moet, in het kader van de beleidsvoorbereiding en -evaluatie, advies vragen aan de adviesorganen over alle aangelegenheden, vermeld in artikel 4, 1° tot en met 10°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, met uitzondering van punt 7° (jeugdbeleid) en 9° (sport).

Artikel 56. (01/01/2013- ...)

De adviesorganen kunnen ook op eigen initiatief advies uitbrengen.

Artikel 57. (01/01/2013- ...)

De gemeente moet bij het nemen van beslissingen eventuele afwijkingen op de uitgebrachte adviezen motiveren.

Artikel 58. (01/01/2013- ...)

De gemeente bepaalt de nadere voorwaarden van de werking van de adviesorganen voor cultuur.

TITEL 5 Provincies (... - ...)

Artikel 59. (01/01/2018- ...)

...

Artikel 60. (01/01/2018- ...)

...

TITEL 6 Overgangsbepalingen (... - ...)

Artikel 61. (30/10/2012- ...)

In afwijking van artikelen 63, 64 en 65 blijven de verplichtingen ter verantwoording van de subsidie voor het werkjaar 2013 op basis van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid, zoals gewijzigd, van toepassing tot en met 31 december 2014.

In afwijking van artikelen 66 en 67 blijven de verplichtingen ter verantwoording van de subsidie voor het werkjaar 2013 op basis van het decreet van 6 juli 2001 houdende ondersteuning van de federatie van erkende organisaties voor volksontwikkelingswerk en houdende ondersteuning van de Vereniging van Vlaamse Cultuurcentra, zoals gewijzigd, van toepassing tot en met 31 december 2014.

In afwijking van artikel 68 blijven de verplichtingen ter verantwoording van de subsidie voor het werkjaar 2013 op basis van het reglement van 11 april 2008 voor de aanvullende tewerkstelling bij organisaties actief in het kader van de lectuurvoorziening voor personen met een leesbeperking van toepassing tot en met 31 december 2014.

Artikel 62. (30/10/2012- ...)

Met behoud van de toepassing van artikel 61, eerste lid, blijven voor de gemeenten die in 2012 een subsidieaanvraag doen op basis van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid, de bepalingen van dat decreet gelden tot en met 31 december 2013.

Artikel 62/1. (01/01/2014- ...)

De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid die in werkjaar 2013 op basis van de artikelen 21 en 38 van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid werden gesubsidieerd, behouden hun subsidie waarop ze in het werkjaar 2013 recht hadden. De subsidie wordt geïndexeerd op de wijze, vermeld in artikel 51 van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het Lokaal Cultuurbeleid.

De subsidie wordt toegekend op voorwaarde dat de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid voldoen aan de bepalingen van artikel 7, 1°, 3° en 4°, en/of aan de bepalingen van artikel 9, 1° tot en met 6°.

De Vlaamse Regering bepaalt de manier waarop de subsidie zal worden uitbetaald.

De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid moeten jaarlijks vóór 31 juli volgende documenten ter beschikking stellen van de administratie, bevoegd voor Cultuur :
1° een begroting van het lopende werkjaar;
2° een goedgekeurde financiële afrekening van het voorbije werkjaar;
3° een voortgangsrapport waarin wordt beschreven hoe er in het voorbije werkjaar invulling werd gegeven en in het lopende werkjaar invulling zal worden gegeven aan de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 5, 1° en/of 2° ;
4° alle statistische gegevens die de administratie noodzakelijk acht, op de wijze die de administratie bepaalt.

Als uit de ingediende documenten blijkt dat de subsidie niet werd aangewend voor het doel waarvoor ze werd verleend, en meer bepaald dat de Vlaamse beleidsprioriteiten onvoldoende werden nagestreefd, keert de Vlaamse Regering verdere toegezegde subsidies in eerste instantie niet uit en in tweede instantie vordert ze reeds toegekende subsidies terug.

TITEL 7 Opheffingsbepalingen (... - ...)

Artikel 63. (01/01/2014- ...)

Het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en inte- graal lokaal cultuurbeleid, gewijzigd bij de decreten van 5 juli 2002, 20 december 2002, 21 maart 2003, 24 december 2004, 23 december 2005, 30 juni 2006, 13 juli 2007, 19 november 2010 en 18 maart 2011, wordt opgeheven.

Artikel 64. (01/01/2014- ...)

Het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2002 ter uitvoering van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004, 11 juni 2004, 15 september 2006 en 7 december 2007, wordt opgeheven.

Artikel 65. (01/01/2014- ...)

Het ministerieel besluit van 29 mei 2002 houdende vastlegging van de structuur van een gemeentelijk cultuurbeleidsplan, een beleidsplan van een bibliotheek en een beleidsplan van een cultuurcentrum, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 13 februari 2007, wordt opgeheven.

Artikel 66. (01/01/2014- ...)

Het decreet van 6 juli 2001 houdende ondersteuning van de federatie van erkende organisaties voor volksontwikkelingswerk en houdende ondersteuning van de Vereniging van Vlaamse Cultuurcentra, gewijzigd bij de decreten van 5 juli 2002, 29 november 2002 en 14 maart 2008, wordt opgeheven.

Artikel 67. (01/01/2014- ...)

Het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2003 ter uitvoering van het decreet houdende ondersteuning van de federatie van erkende organisaties voor volksontwikkelingswerk en houdende ondersteuning van de Vereniging van Vlaamse Cultuurcentra wordt opgeheven voor wat de Vereniging van Vlaamse Cultuurcentra betreft.

Artikel 68. (01/01/2014- ...)

Het reglement van 11 april 2008 voor de aanvullende tewerkstelling bij organisaties actief in het kader van de lectuurvoorziening voor personen met een leesbeperking wordt opgeheven.

TITEL 8 Inwerkingtredingsbepaling (... - ...)

Artikel 69. (01/01/2014- ...)

Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2014, met uitzondering van artikel 2 tot en met 11, 40, 47, 49, 61 en 62, die in werking treden op 30 oktober 2012, en artikel 12 tot en met 37, en artikel 50 tot en met 58, die in werking treden op 1 januari 2013.

BIJLAGE (01/01/2014- ...)

Lijst van steden en gemeenten
 

gemeente

inschaling

Aalst

A

Aarschot

B

Antwerpen

grootstad

Asse

C

Beersel

C

Beringen

C

Beveren

C

Bierbeek

C

Bilzen

C

Blankenberge

C

Boom

C

Bornem

B

Brasschaat

C

Bree

C

Brugge

A

Brussel

grootstad

Deinze

B

Dendermonde

B

Diest

B

Diksmuide

C

Dilbeek

A

Eeklo

B

Evergem

C

Geel

B

Genk

A

Gent

grootstad

Geraardsbergen

C

Grimbergen

A

Halle

B

Hasselt

A

Heist-op-den-Berg

C

Herentals

B

Heusden-Zolder

C

Hoogstraten

C

Houthalen-Helchteren

C

Ieper

B

Knokke-Heist

B

Koksijde

C

Kortrijk

A

Leopoldsburg

C

Leuven

A

Lier

B

Lokeren

B

Lommel

C

Maaseik

C

Maasmechelen

C

Mechelen

A

Menen

B

Mol

B

Ninove

C

Oostende

A

Oudenaarde

B

Overijse

B

Overpelt

C

Poperinge

C

Roeselare

A

Ronse

B

Schoten

C

Sint-Pieters-Leeuw

C

St-Niklaas

A

St-Truiden

B

Temse

C

Ternat

C

Tervuren

C

Tessenderlo

C

Tielt

B

Tienen

B

Tongeren

B

Torhout

C

Turnhout

A

Vilvoorde

B

Waregem

B

Wetteren

C

Wevelgem

C

Zaventem

C

Zottegem

C


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 29/03/2024