(... - ...)
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, artikel 8, § 1, eerste lid,gewijzigd bij het decreet van 22 december 2006, § 2 en artikel 12; Gelet op het decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 november 2011; Gelet op advies 51.569/3 van de Raad van State, gegeven op 9 juli 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 14 juni 2012; Overwegende advies RC/2011/0629/Advies 019 van het Raadgevend Comité van Kind en Gezin, gegeven op 29 juni 2011; Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1. (01/06/2023- 31/12/2023)
In dit besluit wordt verstaan onder :
1° de minister : het lid van de Vlaamse Regering, bevoegd voor de bijstand aan personen;
2° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie dat is opgericht bij artikel 3 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien Regie;
3° Zorginspectie: Zorginspectie als vermeld in artikel 4, §2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg;
4° het CKG : het centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning, zoals omschreven in artikel 2;
5° typemodule : een door de minister duidelijk omschreven en afgelijnde eenheid van jeugdhulpverlening, gebaseerd op één enkele functie. Een functie is daarbij een specifiek omschreven kernproces van hulpverlening;
6° module : een duidelijk afgelijnde eenheid van jeugdhulpverlening gebaseerd op één enkele typemodule die afzonderlijk, gelijktijdig of consecutief met andere eenheden kan worden aangeboden;
7° werkingsgebied : het gebied waarbinnen een CKG begeleidingen aan huis aanbiedt en zijn ambulante trainingen bekend maakt;
8° vestigingsplaats : elk adres waarop een CKG ambulante of residentiële opvang organiseert;
9° programmatie : het in kaart brengen van de behoefte aan bepaalde typemodules per zorgregio;
10° organiserend bestuur : de publieke of private niet-commerciële rechtspersoon die een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning opricht of organiseert;
11° decreet van 17 oktober 2003: het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van gezondheids- en welzijnsvoorzieningen;
12° outputgebieden: de resultaatgerichte aandachtsgebieden die betrekking hebben op de verschillende aspecten van de organisatievoering, met name de gebruikers-, medewerkers- en samenlevingsresultaten;
13° kernprocessen: de basisprocessen en -procedures volgens welke een organisatie haar hulpverlening vormgeeft, en die bestaan uit:
a) het onthaal van de gebruiker;
b) de doelstelling en het handelingsplan;
c) de afsluiting en de nazorg;
d) het pedagogische profiel;
e) het gebruikersdossier.
Artikel 2. (01/01/2013- 31/12/2023)
Een CKG is een voorziening die hulp biedt aan gezinnen, in al hun diversiteit, met kinderen van 0 tot en met 12 jaar of in het basisonderwijs. Het biedt een tijdelijk hulpaanbod aan voor opvoedingsproblemen als de situatie van dien aard is dat ze nog gekeerd kan worden zodat ouders de opvoeding verder op eigen kracht kunnen aanpakken. De kernopdracht van een CKG bestaat uit het aanbieden van mobiele en ambulante begeleidingen, crisisopvang en korte residentiële opvang. De hulpverlening die onder deze kernopdracht valt, is rechtstreeks toegankelijk en vertrekt vanuit de bereidheid van de ouders om hieraan mee te werken. Naast die kernopdracht kan een CKG ook lang residentiële opvang aanbieden. De hulpverlening die daaronder valt is niet rechtstreeks toegankelijk en is gericht op gezinnen met multifactoriële problemen.
Artikel 3. (18/04/2019- 31/12/2023)
De naam CKG is voorbehouden aan de voorziening die erkend is krachtens dit besluit. Een voorziening kan een aanbod als omschreven in artikel 2 aanbieden zonder gebruik te maken van de naam CKG. In dat geval is er geen erkenning van het agentschap. De bepalingen van dit besluit zijn dan ook niet op dit aanbod van toepassing.
Artikel 4. (18/04/2019- 31/12/2023)
§ 1. Het agentschap maakt in overleg met het werkveld een programmatie op. § 2. De programmatie wordt opgemaakt afhankelijk van de afstemming tussen vraag en aanbod en de geografische spreiding van het hulpverleningsaanbod van de CKG 's. De minister legt de nadere criteria vast. Het agentschap neemt beslissingen over de verhuizing van gesubsidieerde typemodules en de verdeling van bijkomende middelen in overeenstemming met de programmatie, zoals bepaald in artikel 60 en verder.
Artikel 5. (01/01/2013- 31/12/2023)
Het CKG moet voldoen aan de bepalingen van dit hoofdstuk om erkend te kunnen worden.
Artikel 6. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het CKG beschikt over een gevarieerd en gemoduleerd hulpverleningsaanbod. Het CKG kiest modules binnen typemodules die het agentschap heeft goedgekeurd.
Artikel 7. (18/04/2019- 31/12/2023)
§ 1. Het CKG biedt minimaal vier verschillende modules aan die passen binnen de typemodules uit de mobiele en ambulante werkvorm. Het CKG kiest minimaal één typemodule uit elke werkvorm. Hiervan kan in functie van de regionale behoeftes afgeweken worden mits voorafgaande goedkeuring door het agentschap. Het CKG biedt crisisopvang en kort residentiële opvang aan. Het CKG kan die modules zelf aanbieden of een beroep doen op een andere erkende voorziening. In het laatste geval moet het CKG aantonen dat het een gegarandeerd aanbod ter beschikking heeft. § 2. Alle aangeboden modules zijn beschreven en wetenschappelijk onderbouwd. Dat betekent dat er minimaal verwezen moet worden naar literatuur waaruit blijkt dat de methodiek theoretisch onderbouwd is. Het gaat om een theorie die zowel praktijkervaringen als wetenschappelijke bevindingen integreert.
Artikel 8. (01/01/2013- 31/12/2023)
Het CKG beschikt over een duidelijke profilering waarin zijn visie, maatschappelijke waarden en doelen zijn vermeld, het maakt die bekend aan zijn doelgroep en de verwijzers en stemt zijn werking erop af. Die profilering komt tot uiting in de door het CKG aangeboden modules.
Artikel 9. (01/01/2013- 31/12/2023)
Het CKG engageert zich tot samenwerking en afstemming met lokale, regionale en provinciale sectorale en intersectorale samenwerkingsverbanden. Het CKG stemt zijn aanbod op regionale noden en behoeften af.
Artikel 10. (01/01/2013- 31/12/2023)
Het CKG voorziet in voldoende en voldoende opgeleid personeel om de aangeboden modules kwalitatief uit te voeren.
Artikel 11. (01/01/2013- 31/12/2023)
Het CKG beschikt over voldoende en aangepaste infrastructuur om de aangeboden modules kwalitatief uit te voeren. De controle gebeurt ter plaatse door Zorginspectie.
Artikel 12. (01/01/2013- 31/12/2023)
Naast de wettelijk verplichte verzekeringen moet het CKG minimum een verzekering afsluiten voor :
1° de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van het CKG en van de personen die er tewerkgesteld zijn;
2° de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van elk opgenomen of ambulant begeleid kind;
3° de lichamelijke schade waarvan een opgenomen kind het slachtoffer kan zijn;
4° de gevolgen van brand.
Artikel 13. (01/01/2013- 31/12/2023)
Een CKG behoudt zijn erkenning, zolang het voldoet aan de erkenningsvoorwaarden bepaald in de artikelen 6 tot 12 van dit besluit en aan de erkenningsvoorschriften bepaald in de artikelen 14 tot 20 van dit besluit en zolang het de kwalitatieve minimumvoorschriften per typemodule respecteert. In functie van de kwaliteit van elke typemodule legt de minister de nadere bepalingen vast voor infrastructuur, personeel, frequentie, intensiteit en duur per typemodule. Verder legt de minister de bepalingen vast voor de minimale inzetbare hoeveelheid en de waarde van elke typemodule in functie van het kiezen van typemodules binnen de subsidie-enveloppe.
Artikel 14. (01/01/2013- 31/12/2023)
Elke module wordt uitgevoerd conform de parameters voor frequentie, intensiteit en duur van de typemodule waartoe ze behoort.
Artikel 15. (01/01/2013- 31/12/2023)
Het na elkaar inzetten of combineren van modules is mogelijk als er een weloverwogen, geëxpliciteerde en duidelijke indicatie voor de herhaling of combinatie is. Die indicatie vertrekt vanuit de meerwaarde van het hulpaanbod voor het kind en het gezin en vanuit een aantoonbaar ingeschat effect.
Artikel 16. (01/01/2013- 31/12/2023)
§ 1. Het CKG maakt bij de start van de begeleiding van elk kind een ondersteuningsplan op. Dat plan wordt opgesteld in overleg met de verschillende betrokkenen en vormt de leidraad voor de pedagogische en agogische begeleiding door het CKG. Het ondersteuningsplan wordt op regelmatige basis geëvalueerd met de verschillende betrokkenen en bevat minstens volgende elementen : § 2. Het ondersteuningsplan kan, na evaluatie en in samenspraak met de verschillende betrokkenen, worden bijgestuurd. Die bijsturing wordt schriftelijk vastgelegd.
1° de identiteit van het begeleide kind, zijn ouders en betrokken derden;
2° de aanvangssituatie waaruit blijkt dat de begeleiding een gepast antwoord is op de hulpvraag van het gezin;
3° de pedagogische en agogische doeleinden;
4° de voorgestelde methoden en werkwijzen om de doelstellingen te behalen.
Artikel 17. (01/01/2013- 31/12/2023)
Het CKG heeft voor elk begeleid kind en het gezin waartoe het behoort een dossier dat minstens de volgende elementen bevat : Het dossier wordt door het CKG bewaard tot het kind meerderjarig is.
1° inlichtingen van administratieve aard;
2° de gegevens over de toestand van het begeleide kind en het gezin waartoe het behoort;
3° het ondersteuningsplan vermeld in artikel 16;
4° rapportering van alle stappen in het dossier waaruit blijkt dat de begeleiding en de ondersteuning een gepast antwoord zijn op hulpvragen.
Artikel 18. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het CKG registreert alle aanwezigheden en begeleidingen en bezorgt die geanonimiseerde gegevens jaarlijks aan het agentschap. Het CKG rapporteert over alle elementen van zijn werking en zijn kwaliteitsbeleid aan het agentschap. Die rapportage gebeurt minstens om de vijf jaar. Het agentschap zal daarvoor, in overleg met het werkveld, nadere richtlijnen opstellen.
Artikel 19. (18/04/2019- 31/12/2023)
§ 1. Het CKG is verplicht om de volgende situaties, voor zover dit mogelijk is in geanonimiseerde vorm, te melden aan het agentschap via de sjablonen die ter beschikking worden gesteld : § 2. Het CKG reageert op de situaties, vermeld in paragraaf 1, op een gepaste manier zodat de veiligheid en integriteit van de kinderen gegarandeerd kan worden.
1° grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van gebruikers;
2° gevaarsituaties.
Artikel 20. (01/01/2013- 31/12/2023)
Het CKG bewaakt dat zijn medewerkers van goed zedelijk gedrag zijn en vraagt daartoe minstens bij de aanwerving van elke nieuwe medewerker een uittreksel uit het strafregister type twee op, zoals omschreven in artikel 596 van het wetboek van strafvordering. Een gelijkwaardig document als het bedoelde uittreksel uit het strafregister dat is verleend door andere lidstaten van de Europese Unie of ermee op het vlak van de toegang tot het uitoefenen van beroepswerkzaamheden gelijkgestelde staten, wordt eveneens in aanmerking genomen.
Artikel 21. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het agentschap controleert jaarlijks of het CKG elke module uitvoert conform de parameters voor frequentie, intensiteit en duur. Het agentschap werkt daarvoor, in overleg met het werkveld, nadere richtlijnen uit.
Artikel 22. (01/01/2019- 31/12/2023)
§ 1. Zorginspectie houdt toezicht op de kwaliteit van de infrastructuur en het pedagogisch en agogisch functioneren van de CKG's. § 2. De dossiers, getuigschriften, verslagen, overeenkomsten en bewijsstukken die door de bepalingen van dit besluit zijn vereist, moeten ter beschikking worden gehouden van Zorginspectie.
Artikel 23. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het agentschap evalueert minstens om de vijf jaar de werking van elk CKG. Die evaluatie kan op elk moment worden uitgevoerd. De evaluatie gebeurt minstens op basis van de rapportage van het CKG, vermeld in artikel 18, tweede lid, en op basis van de bevindingen van Zorginspectie.
Artikel 24. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het agentschap bespreekt het resultaat van de evaluatie, vermeld in artikel 23, met het betrokken CKG. Het agentschap kan tijdens dat gesprek doelstellingen opleggen aan het CKG. Het CKG behaalt die doelstellingen binnen de termijn die het agentschap oplegt.
Artikel 25. (18/04/2019- 31/12/2023)
Als een CKG niet aan de bepalingen van dit besluit voldoet of de doelstellingen uit artikel 24 niet behaalt, kan het agentschap het CKG aanmanen om de tekorten weg te werken, volgens de procedure vermeld in artikel 36 en volgende.
Artikel 26. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het agentschap kan de werking van een CKG onmiddellijk schorsen als de gezondheid en veiligheid van de begeleide kinderen niet gegarandeerd kan worden. Het agentschap hoort zo snel mogelijk en uiterlijk binnen 15 werkdagen het betrokken CKG en neemt op basis hiervan een definitieve beslissing met betrekking tot het behoud of de opheffing van de erkenning. Tegen deze beslissing staat geen beroepsprocedure open. Het agentschap betekent de definitieve beslissing tot behoud of opheffing van de erkenning aan het CKG door middel van een aangetekende zending of bij deurwaardersexploot.
Artikel 26/1. (23/08/2019- 31/12/2023)
De voorziening heeft een kwaliteitsbeleid als vermeld in artikel 4 en 5, § 1, van het decreet van 17 oktober 2003, dat al de volgende elementen bevat:
1° de missie van de voorziening;
2° de visie van de voorziening;
3° de waarden;
4° de te creëren maatschappelijke meerwaarde, alsook de strategische doelstellingen om die meerwaarde te realiseren;
5° de omschrijving van al de volgende aandachtsgebieden:
a) kwaliteitszorg;
b) inputgebieden:
1) leiderschap;
2) personeelsbeleid;
3) beleid en strategie;
4) middelen en partnerschappen;
c) kernprocessen;
d) outputgebieden:
1) gebruikersresultaten;
2) medewerkersresultaten;
3) samenlevingsresultaten.
In het eerste lid, 5°, b), wordt verstaan onder inputgebieden: de organisatorisch gerichte aandachtsgebieden die betrekking hebben op de activiteiten die het mogelijk maken dat de organisatie bepaalde resultaten behaalt op het vlak van leiderschap, personeelsbeleid, beleid en strategie, en middelen en partnerschappen.
Artikel 26/2. (23/08/2019- 31/12/2023)
Met toepassing van artikel 6, § 2, van het decreet van 17 oktober 2003 heeft de voorziening in haar kwaliteitsbeleid aandacht voor de volgende aspecten:
1° gelijke kansen op het gebied van toegankelijkheid, diversiteit en non-discriminatie;
2° goed bestuur, in het bijzonder wat betreft de diversiteit in samenstelling, de deskundigheid, de opdrachten en de verantwoordelijkheden van de bestuursorganen.
Artikel 26/3. (23/08/2019- 31/12/2023)
De voorziening beschikt over een kwaliteitsmanagementsysteem als vermeld in artikel 4 en 5, § 2, van het decreet van 17 oktober 2003, dat minimaal de organisatorische structuur, de bevoegdheden, de verantwoordelijkheden en de processen en procedures in het bijzonder van de aandachtsgebieden, vermeld in artikel 26/1, eerste lid, 5°, van dit besluit, bevat.
Artikel 26/4. (23/08/2019- 31/12/2023)
Met toepassing van artikel 4 en 5, § 3, van het decreet van 17 oktober 2003 evalueert de voorziening systematisch zelf haar werking en minimaal de aandachtsgebieden kwaliteitszorg, kernprocessen en outputgebieden, vermeld in artikel 26/1, eerste lid, 5°, van dit besluit, op basis van het schema dat opgenomen is in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
Op basis van de zelfevaluatie, vermeld in het eerste lid, formuleert de voorziening verbeteracties die betrekking kunnen hebben op alle elementen van het kwaliteitsbeleid, vermeld in artikel 26/1.
Artikel 26/5. (23/08/2019- 31/12/2023)
De voorziening beschikt over een borgend kwaliteitshandboek als vermeld in artikel 5, § 4, en artikel 6 van het decreet van 17 oktober 2003, dat al de volgende elementen bevat:
1° het kwaliteitsbeleid, vermeld in artikel 26/1 van dit besluit;
2° het kwaliteitsmanagementsysteem, vermeld in artikel 26/3 van dit besluit;
3° de zelfevaluatie en de verbeteracties, vermeld in artikel 26/4 van dit besluit.
Het kwaliteitshandboek, vermeld in het eerste lid, is gebruiksvriendelijk en toegankelijk en wordt door alle geledingen van de voorziening gedragen.
Artikel 27. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het agentschap erkent, in het kader van dit besluit, één CKG per organiserend bestuur. De erkenning geldt voor onbepaalde duur.
Artikel 28. (01/01/2013- 31/12/2023)
Bij de toekenning van een erkenning worden de modules, die aangeboden worden, vastgelegd. Aan de modules worden de volgende zaken gekoppeld :
1° een vestigingsplaats per typemodule bestaande uit residentiële en ambulante opvang;
2° een werkingsgebied per typemodule bestaande uit mobiele begeleiding en ambulante training.
Artikel 29. (18/04/2019- 31/12/2023)
Een CKG kan jaarlijks kiezen welke modules worden aangeboden. Het agentschap keurt deze keuze goed op basis van volgende criteria :
1° de infrastructuur van het CKG is geschikt om de gekozen modules aan te bieden;
2° gekozen modules die door het agentschap gesubsidieerd worden, moeten binnen de programmatie vallen;
3° de keuze werd afgestemd met lokale; regionale en provinciale sectorale en intersectorale samenwerkingsverbanden.
Artikel 30. (18/04/2019- 31/12/2023)
Een voorziening kan op elk moment een aanvraag tot erkenning indienen bij Kind en Gezin. Die aanvraag moet met aangetekende zending of door afgifte tegen ontvangstbewijs aan het agentschap worden bezorgd.
Artikel 31. (18/04/2019- 31/12/2023)
De aanvraag, opgesteld volgens de sjabloon die het agentschap heeft opgesteld, bevat minstens :
1° de contactgegevens, identiteit en statuten van de aanvrager;
2° een staving van de aanvraag waaruit blijkt dat aan de erkenningsvoorwaarden van dit besluit voldaan is;
3° de motivering van de aanvraag waaruit de opportuniteit van het initiatief blijkt, onder meer gestaafd met sociologisch-demografische gegevens;
4° een verbintenis waarin de voorziening verklaart binnen een termijn van één jaar aan de erkenningsvoorschriften van dit besluit te zullen voldoen.
Artikel 32. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het agentschap onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvraag. Binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag brengt het agentschap de aanvrager met aangetekende brief ervan op de hoogte dat zijn aanvraag al of niet ontvankelijk is. Het agentschap behandelt de ontvankelijke aanvraag binnen een termijn van drie maanden na ontvangst. De postdatum geldt daarbij als bewijs.
Artikel 33. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het agentschap kan aanvullende informatie vragen aan de aanvrager van een ontvankelijke aanvraag. Tijdens die periode wordt de beslissingstermijn geschorst. Het CKG bezorgt de gevraagde aanvullende informatie aan het agentschap binnen vijftien kalenderdagen, zo niet neemt het agentschap een beslissing zonder aanvullende informatie.
Artikel 34. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het agentschap stelt de aanvrager met een aangetekende brief van de voorgenomen beslissing op de hoogte. Die kennisgeving vermeldt minimaal :
1° de identiteit en contactgegevens van de aanvrager;
2° de voorgenomen beslissing;
3° de motivering van de voorgenomen beslissing;
4° de beroepsprocedure.
Artikel 35. (01/01/2013- 31/12/2023)
Als geen beroepsschrift wordt ingediend binnen de termijn vermeld in artikel 49, krijgt de voorgenomen beslissing van rechtswege een definitief karakter na het aflopen van deze termijn.
Artikel 36. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het agentschap moet voor het nemen van een voorgenomen beslissing tot opheffing van de erkenning het CKG ertoe aanmanen om de tekorten weg te werken, onverminderd de bepaling van artikel 26 van dit besluit. De aanmaning gebeurt door middel van een aangetekende zending of bij deurwaardersexploot.
Artikel 37. (01/01/2013- 31/12/2023)
De aanmaning vermeldt :
1° de identiteit en contactgegevens van het CKG;
2° de motivering van de aanmaning;
3° de tekorten en de termijn waarbinnen de tekorten weggewerkt moeten worden;
4° de mogelijkheid van het CKG om te reageren door middel van een aangetekende zending of door afgifte met ontvangstmelding;
5° het procedureverloop.
Artikel 38. (18/04/2019- 31/12/2023)
Als het CKG de tekorten binnen de vooropgestelde termijn niet weggewerkt heeft, neemt het agentschap een voorgenomen beslissing tot opheffing van de erkenning. Het agentschap betekent de voorgenomen beslissing door middel van een aangetekende zending of bij deurwaardersexploot binnen de drie maanden na afloop van de opgegeven termijn in de aanmaning.
Artikel 39. (01/01/2013- 31/12/2023)
De voorgenomen beslissing vermeldt :
1° de identiteit en de contactgegevens van het CKG;
2° de motivering voor de voorgenomen beslissing;
3° mogelijke directe sancties;
4° de beroepsprocedure.
Artikel 40. (01/01/2013- 31/12/2023)
Als geen beroepschrift wordt ingediend binnen de termijn vermeld in artikel 49, krijgt de voorgenomen beslissing van rechtswege een definitief karakter na het aflopen van deze termijn.
Artikel 41. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het CKG heeft de voorafgaande toestemming van het agentschap nodig als :
1° de residentiële of ambulante opvang van vestigingsplaats verandert of de vestigingsplaats verbouwd wordt;
2° het werkingsgebied bij ambulante trainingen of mobiele begeleidingen verandert en die verandering implicaties heeft op de programmatie in de zorgregio.
Artikel 42. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het CKG bezorgt het agentschap zo snel mogelijk en uiterlijk drie maanden voor de verhuizing of de verbouwing : In geval van overmacht kan van de termijn worden afgeweken.
1° de gegevens met betrekking tot de nieuwe vestigingsplaats of het nieuwe werkingsgebied;
2° een voldoende gedetailleerde tekening van de lokalen met minimaal de afmeting, bestemming, indeling en oppervlakte van de verschillende ruimtes als de vestigingsplaats wijzigt;
3° de datum waarop de veranderingen in werking zouden treden;
4° de motivering van de aanvraag.
Artikel 43. (18/04/2019- 31/12/2023)
Bij een wijziging of verbouwing van vestigingsplaats geeft het agentschap onmiddellijk de opdracht aan Zorginspectie om de lokalen te bezoeken en ter plaatse te controleren of ze voldoen aan de minimumvoorschriften voor infrastructuur per typemodule. Zorginspectie gaat eveneens na of de richtlijnen van het agentschap gevolgd worden.
Artikel 44. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het agentschap kan aanvullende informatie vragen bij de aanvrager. Tijdens die periode wordt de beslissingstermijn geschorst. Het CKG bezorgt de gevraagde aanvullende informatie aan het agentschap binnen vijftien kalenderdagen, zo niet neemt het agentschap een beslissing zonder aanvullende informatie.
Artikel 45. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het agentschap neemt een voorgenomen beslissing op basis van de programmatie en, als de vestigingsplaats wijzigt, ook op basis van het verslag van Zorginspectie. De voorgenomen beslissing vermeldt :
1° de identiteit en de contactgegevens van het CKG;
2° de motivering voor de voorgenomen beslissing;
3° de beroepsprocedure.
Artikel 46. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het agentschap betekent de voorgenomen beslissing door middel van een aangetekende zending of bij deurwaardersexploot binnen een termijn van drie maanden na ontvangst. De postdatum geldt daarbij als bewijs. Als het agentschap geen beslissing neemt binnen die termijn, wordt de aanvraag geacht toegekend te zijn.
Artikel 47. (01/01/2013- 31/12/2023)
Als geen beroepsschrift wordt ingediend binnen de termijn vermeld in artikel 49, krijgt de voorgenomen beslissing van rechtswege een definitief karakter na het aflopen van deze termijn.
Artikel 47/1. (18/04/2019- 31/12/2023)
Als gemeenten samengevoegd worden op basis van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, vult het agentschap de gegevens van de erkenning van het CKG in de samengevoegde gemeenten automatisch aan met de gegevens die voortvloeien uit de samenvoeging tot de nieuwe gemeente.
Het agentschap brengt het CKG elektronisch op de hoogte van de aanpassingen.
Artikel 48. (18/04/2019- 31/12/2023)
Een CKG kan bij het agentschap beroep aantekenen tegen de voorgenomen beslissing tot :
1° weigering van de erkenningsaanvraag;
2° weigering van de subsidieaanvraag;
3° opheffing van de erkenning;
4° weigering van de wijziging van de vestigingsplaats of het werkingsgebied.
Artikel 49. (18/04/2019- 31/12/2023)
Een CKG heeft op straffe van niet-ontvankelijkheid uiterlijk dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van de betekening van een voorgenomen beslissing als vermeld in artikel 48, de tijd om een gemotiveerd beroepschrift in te dienen. De postdatum geldt daarbij als bewijs. Dat beroepschrift moet met een aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstmelding aan het agentschap worden bezorgd.
Artikel 50. (01/01/2013- 31/12/2023)
Het beroepschrift bevat op straffe van niet-ontvankelijkheid de volgende elementen :
1° de naam en het adres van het CKG;
2° de datum van ontvangst van de betwiste voorgenomen beslissing;
3° een referte of een kopie van de betwiste voorgenomen beslissing;
4° een uitvoerige motivering van het beroep;
5° de naam en handtekening van de gevolmachtigde van het CKG.
Artikel 51. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het agentschap onderzoekt de ontvankelijkheid van het beroepschrift. Binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst brengt het agentschap de indiener met een aangetekende brief ervan op de hoogte of zijn beroepschrift al of niet ontvankelijk is.
Artikel 52. (01/01/2014- 31/12/2023)
Het beroepschrift wordt verder behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.
Artikel 53. (18/04/2019- 31/12/2023)
§ 1. Binnen de marge van de begrotingskredieten bepaalt het agentschap de verdeling van de beschikbare middelen over de CKG's met het oog op de uitvoering van de programmatie. § 2. De verdeling van bijkomende middelen gebeurt op basis van de procedure, vermeld in artikel 60 en volgende.
Het agentschap houdt daarbij rekening met de bepalingen van artikel 80.
Artikel 54. (01/01/2013- 31/12/2023)
Binnen de marge van de begrotingskredieten kan er een tegemoetkoming voor de anciënniteitsontwikkeling worden gegeven aan het organiserend bestuur van het CKG die een meerkost ervaart doordat de gemiddelde geldelijke anciënniteit van het geheel van het personeel van het CKG 10 jaar overschrijdt. De minister legt de nadere bepalingen vast met betrekking tot de berekening en de uitbetaling van de tegemoetkoming. Met betrekking tot de berekening houdt de minister minstens rekening met de toepasselijke salarisschaal, het aantal jaar geldelijke anciënniteit en het percentage voltijds equivalent volgens dewelke elk personeelslid in een CKG werkzaam is.
Artikel 54/1. (01/01/2021- 31/12/2023)
Aan het CKG wordt, boven op de subsidie-enveloppe, vermeld in artikel 68, een bijkomende subsidie toegekend tot uitvoering van de volgende akkoorden:
1° het vierde Vlaams Intersectoraal Akkoord van 2 december 2011 voor de private social- en non-profitsectoren voor de periode 2011 tot 2015;
2° het vijfde Vlaams Intersectoraal Akkoord van 8 juni 2018 voor de social-/non-profitsectoren voor de periode 2018-2020;
3° het zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord van 30 maart 2021 voor de social-/non-profitsectoren voor de periode 2021-2025.
Bij de pro-rataverdeling van de beschikbare middelen over de CKG's houdt het agentschap rekening met al de volgende parameters:
1° het aandeel van de typemodules die het CKG aanbiedt;
2° de verhouding van de subsidie-enveloppes van de CKG's;
3° het aantal voltijdsequivalenten per CKG.
Artikel 55. (01/01/2013- 31/12/2023)
Aan elk CKG worden, bovenop de subsidie-enveloppe, subsidies toegekend om aan de minderjarigen die minimaal één maand residentieel in het CKG verblijven, zakgeld te betalen. De bedragen van het zakgeld worden, naargelang de leeftijd van de minderjarigen als volgt vastgesteld : Bij wijziging van leeftijdsgroep gaat het hoger tarief in vanaf de maand die volgt op de verjaardag. Het zakgeld wordt op het einde van de maand van het verblijf uitbetaald en wordt door de voorziening gestaafd aan de hand van een ontvangstbewijs dat door de minderjarigen wordt gedateerd en ondertekend.
1° voor minderjarigen van 6 tot 8 jaar : 5,62 euro per maand;
2° voor minderjarigen van 8 tot 12 jaar : 11,19 euro per maand;
3° voor minderjarigen van 12 tot 14 jaar : 22,39 euro per maand.
Artikel 56. (01/01/2013- 31/12/2023)
Alle subsidies die worden toegekend door of krachtens dit besluit, alsook de waarde van de typemodules voor de minimale inzetbare hoeveelheid, waarvan sprake in artikel 13, tweede lid, van dit besluit worden jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van december van het voorgaande jaar dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen. De bedragen zijn vastgesteld op basis van de gezondheidsindex van augustus 2011 met basisjaar 2004, namelijk 116,49, met uitzondering van de bedragen uit artikel 80, waarvoor geldt :
1° De bedragen uit artikel 80, lid 1, 1° zijn vastgesteld op basis van de gezondheidsindex van december 2003 met basisjaar 2004, namelijk 98,73;
2° De bedragen uit artikel 80, lid 1, 2° en 3° zijn vastgesteld op basis van de gezondheidsindex van december 2011 met basisjaar 2004, namelijk 117,52.
Artikel 57. (18/04/2019- 31/12/2023)
Per kwartaal en uiterlijk op het einde van de eerste maand van het kwartaal in kwestie keert het agentschap aan elk CKG een voorschot uit. Het bedrag van dat voorschot wordt berekend op een vierde van 90 % van de jaarlijkse subsidie-enveloppe. Het saldo wordt uitbetaald bij aanvang van het tweede semester van het volgende jaar. Het agentschap stelt het bedrag van het saldo vast, rekening houdend met de bepalingen van artikel 74.
Artikel 58. (01/01/2013- 31/12/2023)
Een CKG kan voor de opvang en begeleiding een ouderbijdrage vragen. De Minister bepaalt voor welke typemodules een ouderbijdrage gevraagd kan worden en op welke wijze deze berekend wordt en houdt daarbij minstens rekening met de financiële draagkracht van het betrokken gezin. Aanvullend kan ook rekening worden gehouden met de kosten per typemodule voor het CKG
Artikel 59. (01/01/2013- 31/12/2023)
De voorzieningen die ter uitvoering van dit besluit een erkenning hebben verkregen, kunnen een subsidie krijgen voor het aanbieden van modules die vallen binnen de typemodules van het Ministerieel besluit betreffende het aanbod, beschreven in typemodules, van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning als :
1° die subsidie past binnen de perken van de begrotingskredieten;
2° het aanbod past in de programmatie.
Artikel 60. (18/04/2019- 31/12/2023)
§ 1.Het agentschap neemt, op basis van de programmatie, de beslissing om bijkomende typemodules in een welbepaalde regio te subsidiëren. Het agentschap maakt de beslissing daarover schriftelijk bekend aan alle erkende CKG's en aan alle aanbieders van een soortgelijk inhoudelijk aanbod binnen die regio. § 2. De geïnteresseerde CKG's kunnen zich daarna binnen een door het agentschap bepaalde termijn kandidaat stellen. De aanvraag moet met een aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstmelding bezorgd worden aan het agentschap. Ze vermeldt op straffe van niet-ontvankelijkheid minstens de volgende gegevens volgens de sjabloon die het agentschap opstelt :
1° de identiteit van de aanvragers;
2° de typemodules die worden aangevraagd en in voorkomend geval de vestigingsplaats of het werkingsgebied;
3° een voldoende gedetailleerde tekening van de lokalen, met minimaal de afmeting, bestemming, indeling en oppervlakte van de verschillende ruimtes bij het aanbieden van ambulante of residentiële opvang;
4° de datum van de aanvraag;
5° de handtekening van de aanvrager;
6° de motivering van de aanvraag op basis van inhoudelijke criteria;
7° de staving van de aanvraag, waaruit blijkt dat aan de subsidievoorwaarden van dit besluit is voldaan.
Artikel 61. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het agentschap onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvraag. Binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag brengt het agentschap de aanvrager met een aangetekende brief ervan op de hoogte of zijn aanvraag al dan niet ontvankelijk is.
Artikel 62. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het agentschap kan aanvullende informatie vragen bij de aanvrager van een ontvankelijke aanvraag. Tijdens die periode wordt de beslissingstermijn geschorst. Het CKG bezorgt de gevraagde informatie aan het agentschap binnen vijftien kalenderdagen, zo niet neemt het agentschap een beslissing zonder aanvullende informatie.
Artikel 63. (18/04/2019- 31/12/2023)
§ 1. Het agentschap neemt over alle ontvankelijke aanvragen een gemotiveerd voornemen tot het toekennen van de subsidies of een gemotiveerd voornemen tot het niet toekennen van de subsidies binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de aanvragen. De postdatum geldt daarbij als bewijs. § 2. Als verschillende CKG's een ontvankelijke aanvraag indienen, wordt op basis van de volgende criteria beslist aan wie het voornemen tot toekenning van de subsidie wordt toegewezen : Als alle aanvragen voldoen aan punt 1° tot en met 3°, wordt de beslissing genomen op basis van artikel 60, 6°.
1° de aangevraagde modules passen binnen de programmatie;
2° het CKG is erkend of voldoet aan de voorwaarden om erkend te worden;
3° er zijn geen tegenindicaties in het dossier van het CKG.
Artikel 64. (18/04/2019- 31/12/2023)
Het agentschap brengt de aanvragers met een aangetekende brief van de voorgenomen beslissing op de hoogte. Die kennisgeving vermeldt :
1° de identiteit en contactgegevens van de aanvrager;
2° de voorgenomen beslissing;
3° de motivering van de voorgenomen beslissing;
4° de beroepsprocedure.
Artikel 65. (01/01/2013- 31/12/2023)
Als er geen beroepschrift wordt ingediend binnen de termijn vermeld in artikel 49, krijgt de voorgenomen beslissing van rechtswege een definitief karakter na het aflopen van deze termijn.
Artikel 66. (01/01/2013- 31/12/2023)
Het CKG moet voldoen aan de voorwaarden van deze afdeling om de toegekende subsidie te behouden.
Artikel 67. (01/01/2013- 31/12/2023)
Het CKG voert een financieel beleid zodat de beschikbare middelen ingezet worden, zowel voor een continue en doeltreffende hulp- en dienstverlening, als voor een doelmatige inzet van medewerkers, infrastructuur, uitrusting en goederen.
Artikel 68. (01/01/2013- 31/12/2023)
Een CKG ontvangt jaarlijks een subsidie-enveloppe, als het voldoet aan de bepalingen in dit hoofdstuk. Het CKG moet die enveloppe besteden aan modules binnen de typemodules in het Ministerieel besluit betreffende het aanbod, beschreven in typemodules, van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning. De totale waarde van die modules moet minstens gelijk zijn aan het bedrag van de enveloppe waarover het CKG beschikt min het bedrag, zoals vermeld in het Ministerieel besluit betreffende het aanbod, beschreven in typemodules, van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning, dat dient om de kosten die verbonden zijn aan de overkoepelende werking te dekken.
Artikel 69. (01/01/2013- 31/12/2023)
De uitbetaling van het voorschot, zoals vermeld in artikel 57, is afhankelijk van het jaarlijks kiezen van voldoende aanbod. Als een CKG ertoe aangemaand wordt om de tekorten weg te werken, zoals is vastgesteld in artikel 25, kan de uitbetaling van de subsidie geheel of gedeeltelijk opgeschort worden.
Artikel 70. (18/04/2019- 31/12/2023)
Ieder gesubsidieerd CKG bezorgt jaarlijks voor 1 juli een activiteitenverslag aan het agentschap. Dit verslag wordt opgesteld volgens de richtlijnen van het agentschap. Het bevat onder meer de volledige jaarrekening van het organiserend bestuur van het voorgaande boekjaar met een uitgesplitste resultatenrekening waarbij de kosten en de opbrengsten die werden gerealiseerd door het CKG, apart zichtbaar zijn.
Artikel 71. (01/01/2013- 31/12/2023)
Het organiserend bestuur van het CKG houdt een boekhouding bij volgens de toepasselijke regelgeving.
Artikel 72. (18/04/2019- 31/12/2023)
Wanneer de kosten die een CKG realiseert in een boekjaar, lager liggen dan de subsidies van het agentschap - waarop het CKG voor dat boekjaar recht heeft- en de effectief ontvangen ouderbijdragen, dan wordt met dat overschot een afzonderlijke reserve Kind en Gezin in de boekhouding aangelegd. Met de afzonderlijke reserve Kind en Gezin mogen enkel tekorten van volgende boekjaren aangezuiverd worden, die gevormd zijn doordat de kosten voor de CKG-werking hoger liggen dan de opbrengsten. Wanneer de reserve Kind en Gezin, opgebouwd sedert de datum waarop dit besluit in voege treedt, de jaarsubsidie van het CKG overschrijdt, dan wordt het bedrag in meer aan het agentschap teruggestort. Als het CKG zijn erkenning verliest, wordt de reserve Kind en Gezin die op die manier werd opgebouwd en die na aftrek van ontslagpremies en kosten overblijven, integraal teruggestort.
Artikel 73. (01/01/2013- 31/12/2023)
Het is het CKG niet toegestaan te beleggen in effecten, fondsen of andere waardepapieren zonder kapitaalgarantie
Artikel 74. (01/01/2013- 31/12/2023)
Ten minste 70 % van de enveloppe moet besteed worden aan personeelskosten. Onder personeelskosten worden verstaan :
1° brutosalaris met inbegrip van wettelijk verplichte werkgeversbijdragen;
2° vakantiegeld;
3° eindejaarspremie;
4° woon- en werkverkeer;
5° eventueel de volgende extralegale voordelen, als ze opgenomen zijn in de loonfiche : maaltijdcheques, bedrijfswagen, groeps- en hospitalisatieverzekering, gsm, laptop, internet;
6° opleidingen voor zover het gaat om opleidingen die rechtstreeks verband houden met de werking van het CKG
7° andere kosten zoals arbeidsongevallenverzekering, bedrijfsgeneeskundige dienst.
Artikel 75. (18/04/2019- 31/12/2023)
§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, kan het agentschap bij de uitbetaling van het saldo, vermeld in artikel 57, een deel van de subsidies van het voorbije jaar terugvorderen als : § 2. In het geval van § 1, 1° en 2° bestaat de terugvordering uit een percentage op de totale subsidie-enveloppe. Dat percentage bedraagt maximaal het percentage dat de te weinig uitgevoerde of deels uitgevoerde modules in de enveloppe vertegenwoordigt. De terugvordering gebeurt enkel voor zover het CKG de tekorten niet heeft opgevangen door in andere modules meer dan de minimale inzetbare hoeveelheid of het percentage van de gemiddelde bezetting en de gemiddelde aanwezigheid te behalen.
1° een CKG twee opeenvolgende jaren of in een periode van vijf jaar minimum twee jaar minder dan het percentage van de gemiddelde bezetting en de gemiddelde aanwezigheid, vermeld in het Ministerieel besluit betreffende het aanbod, beschreven in typemodules, van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning, behaalt bij modules van residentiële en/of ambulante opvang;
2° een CKG twee opeenvolgende jaren of in een periode van vijf jaar minimum twee jaar minder dan de minimale inzetbare hoeveelheid van de mobiele modules of ambulante begeleidingen behaalt;
Artikel 76. (01/01/2013- 31/12/2023)
Zorginspectie houdt toezicht op de besteding van de subsidies die aan het organiserend bestuur van een CKG zijn toegekend. Daartoe hebben de personeelsleden van Zorginspectie toegang tot de boekhouding en tot alle relevante documenten van het gesubsidieerde CKG.
Artikel 77. (01/01/2013- 31/12/2023)
Alle bewijsstukken, waaronder die welke de uitgaven staven waarvoor subsidies worden verleend, moeten minstens tien jaar ter plaatse worden bewaard.
Artikel 78. (01/01/2013- 31/12/2023)
Het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 betreffende de erkenning en subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 28 februari 2003, 26 maart 2004, 28 mei 2004, 28 april 2006, 8 september 2006, 30 maart 2007, 19 juli 2007 en 17 december 2010, wordt opgeheven.
Artikel 79. (18/04/2019- 31/12/2023)
§ 1. De organiserende besturen van de CKG's die bij de inwerkingtreding van dit besluit al erkend zijn, krijgen een voorlopige erkenning. De voorlopige erkenning wordt omgezet in een definitieve erkenning zodra ze aan de voorwaarden van dit besluit en van het Ministerieel besluit betreffende het aanbod, beschreven in typemodules, van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning voldoen. De CKG's krijgen daarvoor maximaal drie jaar de tijd. § 2. Tijdens de overgangsperiode en voor zover er nog geen programmatie werd uitgewerkt, zijn wijzigingen in de residentiële capaciteit, waardoor deze daalt beneden de werkelijk aangeboden capaciteit bij inwerkingtreding van het besluit, mogelijk voor zover dit werd afgestemd met de regionale noden en behoeften. Het agentschap neemt hierover een beslissing na afstemming met het agentschap Jongerenwelzijn.
Artikel 80. (01/01/2013- 31/12/2023)
De organiserende besturen van de CKG's die bij de inwerkingtreding van dit besluit al erkend zijn, behouden hun huidige subsidie-enveloppe, die is samengesteld uit :
1° het totale subsidiebedrag waarop een organiserend bestuur van een CKG recht heeft op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 betreffende de erkenning en subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
2° de facultatieve subsidies die een CKG in 2012 heeft ontvangen op basis van :
a) het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2012 tot toekenning van een facultatieve subsidie aan het project Ambulante pedagogische begeleiding en training voor ouders samen met hun kinderen (Tuimel) van de vzw Het Open Poortje;
b) het besluit van de administrateur-generaal van 21 maart 2012 houdende de toekenning van een facultatieve subsidie aan het project Mobiele intensieve gezinsbegeleiding voor baby's en hun gezin (Amber) van CKG De Schommel.
3° de facultatieve subsidie die een team in 2012 heeft ontvangen op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2012 tot toekenning van een facultatieve subsidie met het oog op de realisatie van het project STOP 4-7.
Artikel 81. (01/01/2013- 31/12/2023)
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2013.
Artikel 82. (01/01/2013- 31/12/2023)
De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE (23/08/2019- 31/12/2023)
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 06/12/2023