Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de bemestingsadvisering voor groenteteelten en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 betreffende nadere regels rond tuinbouw ter uitvoering van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen en van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 2011 betreffende de maatregelen bij een overschrijding van de nitraatresidudrempelwaarde, als vermeld in artikel 14 van het Mestdecreet van 22 december 2006, voor wat betreft de nadere regels rond de stikstofanalyse en het bijbehorende bemestingsadvies

Datum 25/01/2013

Inhoud

(... - ...)

De Vlaamse Regering,

Gelet op het Mestdecreet van 22 december 2006, artikel 8, § 5, eerste lid, 2°, gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2011, artikel 8, § 5, tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2011, artikel 13, § 14 tot en met § 16, ingevoegd bij het decreet van 6 mei 2011, en artikel 14, § 9, derde lid, vervangen bij het decreet van 6 mei 2011;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 betreffende nadere regels rond tuinbouw ter uitvoering van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 2011 betreffende de maatregelen bij een overschrijding van de nitraatresidudrempelwaarde, als vermeld in artikel 14 van het Mestdecreet van 22 december 2006;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 november 2012;

Gelet op advies 52.440/3 van de Raad van State, gegeven op 17 december 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur;

Na beraadslaging,

Besluit :

Artikel 1. (01/01/2013- ...)

In dit besluit wordt verstaan onder verzamelaanvraag : de verzamelaanvraag, vermeld in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 houdende bepalingen tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het mestbeleid en van het landbouwbeleid.

Artikel 2. (01/01/2013- ...)

Voor elk tot zijn bedrijf behorende perceel landbouwgrond, waarop een landbouwer, overeenkomstig de verzamelaanvraag, groenten van groep I, groenten van groep II of groenten van groep III teelt, wordt hij vermoed de afwijking op het bemestingsverbod, vermeld in artikel 13, § 14, eerste lid, van het Mestdecreet van 22 december 2006, of de gelijkstelling, vermeld in artikel 13, § 15, eerste lid, en § 16, eerste lid, van het Mestdecreet van 22 december 2006, aan te vragen. Dat vermoeden wordt weerlegd als tijdens het betreffende productiejaar of tijdens het volgende productiejaar wordt vastgesteld dat de landbouwer de bepalingen van artikel 13, § 14, § 15 of § 16, van het Mestdecreet van 21 december 2006 en van dit besluit niet heeft nageleefd.

Artikel 3. (01/01/2013- ...)

§ 1. De stikstofanalyse met bijbehorend bemestingsadvies, vermeld in artikel 13, § 14, § 15 of § 16, van het Mestdecreet van 22 december 2006, moet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in dit artikel.

§ 2. De staalname waarop de stikstofanalyse uitgevoerd zal worden, wordt uitgevoerd door een erkend laboratorium. Uiterlijk de dertigste kalenderdag na de dag van de staalname meldt het erkende laboratorium de Mestbank, via de door de Mestbank ter beschikking gestelde internetapplicatie, de volgende gegevens :
1° de dag van de staalname;
2° hetzij de X-Y-coördinaten, hetzij het unieke referentienummer uit de verzamelaanvraag van het perceel dat bemonsterd is;
3° of de landbouwer, voorafgaand aan de opmaak van het bemestingsadvies, de informatie, vermeld in paragraaf 4, tweede lid, heeft verleend.

Het laboratorium moet bij de uitvoering van de staalname gebruikmaken van een gps-datalogger als vermeld in artikel 2, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 januari 2011 betreffende de erkenning van laboratoria in het kader van het Mestdecreet.

De staalname of staalnames worden uitgevoerd in het kalenderjaar in kwestie in een voor de teelt in kwestie relevante periode en :
1° op zijn vroegst na de laatste bemesting van de vorige teelt;
2° minstens tijdig genoeg opdat de landbouwer op het moment van de laatste geplande bemesting van de betreffende teelt beschikt over een bemestingsadvies voor deze teelt, dat gebaseerd is op de staalname in kwestie.

Voor de toepassing van de afwijking, vermeld in artikel 13, § 14, van het Mestdecreet van 22 december 2006, volstaat één stikstofanalyse met bijbehorend bemestingsadvies, per perceel en per teelt groente van groep I of groente van groep II, met uitzondering van vroege aardappelen en spruitkool, zoals aangeduid op de verzamelaanvraag.

Als de landbouwer op een perceel waarop hij gebruik wil maken van de afwijking, vermeld in artikel 13, § 14, van het Mestdecreet van 22 december 2006, in een kalenderjaar meerdere teelten groente van groep I of groente van groep II, met uitzondering van vroege aardappelen en spruitkool, teelt, moet in dat kalenderjaar voor elke teelt groente van groep I of groente van groep II, met uitzondering van vroege aardappelen en spruitkool, een aparte stikstofanalyse met bijbehorend bemestingsadvies uitgevoerd worden.

Als een landbouwer op één perceel tegelijk een combinatie van meerdere teelten groenten teelt wordt deze teeltcombinatie voor de toepassing van dit besluit, als één teelt beschouwd en volstaat voor deze teeltcombinatie één stikstofanalyse, op voorwaarde dat op basis van deze ene stikstofanalyse, voor elke teelt van de teeltcombinatie een afzonderlijk bemestingsadvies wordt opgemaakt.

Voor de toepassing van de gelijkstelling, vermeld in artikel 13, § 15 en § 16, van het Mestdecreet van 22 december 2006, voor percelen waarop geen groenten worden geteeld, volstaat één staalname met bijbehorend bemestingsadvies per perceel. De landbouwer moet uiterlijk op het moment van de laatste geplande bemesting van de laatste teelt, beschikken over een bemestingsadvies, dat gebaseerd is op een bemonstering van het perceel in kwestie, uitgevoerd in het betreffende kalenderjaar.

De staalname wordt uitgevoerd tot op een diepte van :
1° 30 cm als het bemestingsadvies betrekking heeft op de teelt van aardbeien, basilicum, bieslook, chrysanten, courgettes, ijsbergsla, kruiden, paksoi, peterselie, radijs, raketsla, sla, snijbloemen, snijplanten, spinazie, veldsla, vroege bladgroenten, vroege uien of winterbloeiende halfheesters;
2° 60 cm als het bemestingsadvies betrekking heeft op een teelt van groenten van groep I, van groep II, of van groep III, die niet vermeld is in punt 1°;
3° 90 cm als het bemestingsadvies betrekking heeft op andere teelten dan de teelten, vermeld in punt 1° of 2°.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, kan de periode waarbinnen de staalname uitgevoerd moet worden, vermeld in het derde lid, het aantal te nemen stikstofanalyses met bijbehorend bemestingsadvies, vermeld in het vierde tot en met zevende lid, en de lijsten, vermeld in het achtste lid, wijzigen.

§ 3. De stikstofanalyse moet aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° de stikstofanalyse is uitgevoerd door een erkend laboratorium;
2° per bodemlaag van 30 cm wordt het gehalte aan nitraatstikstof, uitgedrukt in kg NO3-N/ha, bepaald;
3° in de bovenste bodemlaag van 30 cm wordt het gehalte aan ammoniakale stikstof, uitgedrukt in kg NH4-N/ha, bepaald;
4° op de stikstofanalyse zijn de X-Y-coördinaten vermeld van het perceel dat geanalyseerd is, of wordt er melding gemaakt van het unieke referentienummer van het betreffende perceel, vermeld op de verzamelaanvraag.

§ 4. Het bijbehorende bemestingsadvies is opgemaakt door een erkend laboratorium, een erkend praktijkcentrum of een erkende telersvereniging. Het bemestingsadvies vermeldt minstens het aantal kilogram werkzame stikstof per hectare die de teelt in kwestie vereist.

Voorafgaand aan de opmaak van het bemestingsadvies moet de adviesverlener aan de landbouwer in kwestie informatie vragen over de oogstresten die op het perceel in kwestie achtergebleven zijn, de teelten die dat jaar op het betreffende perceel geteeld zullen worden, de dierlijke mest, kunstmest of andere meststoffen die in de loop van het betreffende kalenderjaar al zijn toegediend en de mestsoort of mestsoorten die de landbouwer plant te gebruiken op het betreffende perceel. Ook moet de adviesverlener alle andere gegevens die vereist zijn om een onderbouwd bemestingsadvies te formuleren, opvragen bij de landbouwer in kwestie.

Bij de opmaak van het bemestingsadvies moeten minstens de volgende elementen in rekening worden gebracht :
1° de nutriëntenbehoefte, uitgedrukt in kg stikstof per hectare;
2° het resultaat van de stikstofanalyse, vermeld in paragraaf 3, uitgedrukt in kg NO3-N/ha en in kg NH4-N/ha;
3° de te verwachten werkzame stikstof, uitgedrukt in kg stikstof per ha, afkomstig uit de mineralisatie van bodemhumus, al achtergelaten oogstresten, en eerder toegediende dierlijke mest of andere meststoffen. De te verwachten stikstof, afkomstig uit mineralisatie, moet berekend worden tot het einde van de periode dat de teelt, waarop het bemestingsadvies betrekking heeft, stikstof zal opnemen;
4° het organische koolstofgehalte van de bodem, bekend tot op een diepte van minimaal 23 cm en maximaal 30 cm, en uitgedrukt in % C. De analyse op basis waarvan het organische koolstofgehalte wordt berekend, mag maximaal drie jaar oud zijn. Als het koolstofgehalte niet bekend is, wordt op de bovenste bodemlaag van minimaal 23 cm of maximaal 30 cm het gehalte aan organische koolstof bepaald en uitgedrukt in % C.

Op basis van al de elementen, vermeld in het derde lid, wordt geadviseerd hoe de bemesting op het betreffende perceel uitgevoerd moet worden, rekening houdend met de mestsoort of mestsoorten die de landbouwer plant te gebruiken op het betreffende perceel. De voor de teelt in kwestie aanbevolen hoeveelheid meststoffen, uitgedrukt in kilogram werkzame stikstof, wordt daarbij vermeld, en het optimale tijdstip van de bemesting wordt aangegeven.

Elk van de elementen, vermeld in het derde lid, uitgedrukt in de overeenkomstige waarden en eenheden, moet vermeld worden op het bemestingsadvies, dat aan de landbouwer wordt bezorgd.

De in het bemestingsadvies geadviseerde bemestingspraktijk moet in overeenstemming zijn met de bepalingen van het Mestdecreet.

§ 5. De landbouwer zorgt ervoor dat de in het bemestingsadvies geadviseerde hoeveelheid meststoffen op het perceel in kwestie niet wordt overschreden.

Om de in het bemestingsadvies geadviseerde hoeveelheid werkzame stikstof om te rekenen naar de totale inhoud aan stikstof, wordt gebruikgemaakt van de omrekeningstabel, vermeld in artikel 3, 69°, van het Mestdecreet van 22 december 2006.

De landbouwer blijft ervoor verantwoordelijk dat op het perceel waarop het bemestingsadvies betrekking heeft, de bepalingen van het Mestdecreet van 22 december 2006 en de uitvoeringsbesluiten ervan worden nageleefd.

Het bemestingsadvies wordt door de landbouwer bijgehouden. Het bemestingsadvies moet op aanvraag aan de Mestbank overgemaakt worden binnen dertig kalenderdagen volgend op de aanvraag.

Artikel 4. (01/01/2013- ...)

In artikel 4, § 4, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 betreffende nadere regels rond tuinbouw ter uitvoering van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het eerste lid wordt punt 2° vervangen door wat volgt :
« 2° de bodemanalyse is minstens uitgevoerd voor stikstof en het bijbehorende bemestingsadvies is minstens uitgedrukt in kg werkzame stikstof; »;

2° in het eerste lid wordt punt 4° vervangen door wat volgt :
« 4° de bepaling van het gehalte aan nitraatstikstof en ammoniakale stikstof gebeurt :
a) wat betreft nitraatstikstof, uitgedrukt in kg NO3-n/ha, per bodemlaag van 30 cm;
b) wat betreft ammoniakale stikstof, uitgedrukt in kg NO4-N/ha, in de bovenste bodemlaag van 30 cm; »;
3° in het eerste lid wordt punt 5° vervangen door wat volgt :

« 5° voor de opmaak van het bemestingsadvies moet :
a) de adviesverlener, voorafgaand aan de opmaak van het bemestingsadvies, aan de landbouwer in kwestie informatie vragen over de oogstresten die op het perceel in kwestie achtergebleven zijn, de teelten die dat jaar op het betreffende perceel geteeld zullen worden, de dierlijke mest, kunstmest of andere meststoffen die in de loop van het betreffende kalenderjaar al zijn toegediend en de mestsoort of mestsoorten die de landbouwer plant te gebruiken op het betreffende perceel. Ook moet de adviesverlener alle andere gegevens die vereist zijn om een onderbouwd bemestingsadvies te formuleren, opvragen bij de landbouwer in kwestie;
b) de nutriëntenbehoefte, uitgedrukt in kg stikstof per hectare in rekening worden gebracht;
c) het resultaat van de stikstofanalyse, vermeld in punt 4°, uitgedrukt in kg NO3-N/ha en in kg NH4-N/ha in rekening worden gebracht;
d) de te verwachten werkzame stikstof, uitgedrukt in kg stikstof per ha, afkomstig uit de mineralisatie van bodemhumus, al achtergelaten oogstresten, en eerder toegediende dierlijke mest of andere meststoffen, in rekening worden gebracht. De te verwachten stikstof, afkomstig uit mineralisatie, moet berekend worden tot het einde van de periode dat de teelt, waarop het bemestingsadvies betrekking heeft, stikstof zal opnemen;
e) het organische koolstofgehalte van de bodem, bekend tot op een diepte van minimaal 23 cm en maximaal 30 cm, en uitgedrukt in % C, in rekening worden gebracht. De analyse op basis waarvan het organische koolstofgehalte wordt berekend, mag maximaal drie jaar oud zijn. Als het koolstofgehalte niet bekend is, wordt op de bovenste bodemlaag van minimaal 23 cm of maximaal 30 cm het gehalte aan organische koolstof bepaald en uitgedrukt in % C; »;

4° het tweede tot en met het vierde lid worden vervangen door wat volgt :
« Uiterlijk de dertigste kalenderdag na de dag van de staalname meldt het erkende laboratorium de Mestbank, via de door de Mestbank ter beschikking gestelde internetapplicatie, de volgende gegevens :
1° de dag van de staalname;
2° hetzij de X-Y-coördinaten, hetzij het unieke referentienummer uit de verzamelaanvraag van het perceel dat bemonsterd is.

Het laboratorium moet bij de uitvoering van de staalname gebruikmaken van een gps-datalogger als vermeld in artikel 2, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 januari 2011 betreffende de erkenning van laboratoria in het kader van het Mestdecreet.

De staalname waarop de bodemanalyse is uitgevoerd, wordt uitgevoerd tot op een diepte van :
1° 30 cm als het bemestingsadvies betrekking heeft op de teelt van aardbeien, basilicum, bieslook, chrysanten, courgettes, ijsbergsla, kruiden, paksoi, peterselie, radijs, raketsla, sla, snijbloemen, snijplanten, spinazie, veldsla, vroege bladgroenten, vroege uien of winterbloeiende halfheesters;
2° 60 cm als het bemestingsadvies betrekking heeft op een teelt van groenten van groep I, van groep II, of van groep III, die niet vermeld is in punt 1°;
3° 90 cm als het bemestingsadvies betrekking heeft op andere teelten dan de teelten, vermeld in punt 1° of 2°. »

Artikel 5. (01/01/2013- ...)

In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 2011 betreffende de maatregelen bij een overschrijding van de nitraatresidudrempelwaarde, als vermeld in artikel 14 van het Mestdecreet van 22 december 2006, worden paragraaf 2 tot en met 5 vervangen door wat volgt :

« § 2. De staalname waarop de stikstofanalyse uitgevoerd zal worden, wordt uitgevoerd door een erkend laboratorium. Uiterlijk de dertigste kalenderdag na de dag van de staalname meldt het erkende laboratorium de Mestbank, via de door de Mestbank ter beschikking gestelde internetapplicatie, de volgende gegevens :
1° de dag van de staalname;
2° hetzij de X-Y-coördinaten, hetzij het unieke referentienummer uit de verzamelaanvraag van het perceel dat bemonsterd is;
3° of de landbouwer, voorafgaand aan de opmaak van het bemestingsadvies, de informatie, vermeld in paragraaf 4, tweede lid, heeft verleend.

Het laboratorium moet bij de uitvoering van de staalname gebruikmaken van een gps-datalogger als vermeld in artikel 2, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 januari 2011 betreffende de erkenning van laboratoria in het kader van het Mestdecreet.

De staalname of staalnames worden uitgevoerd in het kalenderjaar in kwestie in een voor de teelt in kwestie relevante periode en :
1° op zijn vroegst na de laatste bemesting van de vorige teelt;
2° minstens tijdig genoeg opdat de landbouwer op het moment van de laatste geplande bemesting van de betreffende teelt beschikt over een bemestingsadvies voor deze teelt, dat gebaseerd is op de staalname in kwestie.

De staalname wordt uitgevoerd tot op een diepte van :
1° 30 cm als het bemestingsadvies betrekking heeft op de teelt van aardbeien, basilicum, bieslook, chrysanten, courgettes, ijsbergsla, kruiden, paksoi, peterselie, radijs, raketsla, sla, snijbloemen, snijplanten, spinazie, veldsla, vroege bladgroenten, vroege uien of winterbloeiende halfheesters;
2° 60 cm als het bemestingsadvies betrekking heeft op een teelt van groenten van groep I, van groep II, of van groep III, die niet vermeld is in punt 1°;
3° 90 cm als het bemestingsadvies betrekking heeft op andere teelten dan de teelten, vermeld in punt 1° of 2°.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, kan de periode waarbinnen de staalname uitgevoerd moet worden, vermeld in het derde lid, wijzigen.

§ 3. De stikstofanalyse moet aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° de stikstofanalyse is uitgevoerd door een erkend laboratorium;
2° per bodemlaag van 30 cm wordt het gehalte aan nitraatstikstof, uitgedrukt in kg NO3-N/ha, bepaald;
3° in de bovenste bodemlaag van 30 cm wordt het gehalte aan ammoniakale stikstof, uitgedrukt in kg NH4-N/ha, bepaald;
4° op de stikstofanalyse zijn de X-Y-coördinaten vermeld van het perceel dat geanalyseerd is, of wordt er melding gemaakt van het unieke referentienummer van het betreffende perceel, vermeld op de verzamelaanvraag.

§ 4. Het bijbehorende bemestingsadvies is opgemaakt door een erkend laboratorium, een erkend praktijkcentrum of een erkende telersvereniging. Het bemestingsadvies vermeldt minstens het aantal kilogram werkzame stikstof per hectare die de teelt in kwestie vereist.

Voorafgaand aan de opmaak van het bemestingsadvies moet de adviesverlener aan de landbouwer in kwestie informatie vragen over de oogstresten die op het perceel in kwestie achtergebleven zijn, de teelten die dat jaar op het betreffende perceel geteeld zullen worden, de dierlijke mest, kunstmest of andere meststoffen die in de loop van het betreffende kalenderjaar al zijn toegediend en de mestsoort of mestsoorten die de landbouwer plant te gebruiken op het betreffende perceel. Ook moet de adviesverlener alle andere gegevens die vereist zijn om een onderbouwd bemestingsadvies te formuleren, opvragen bij de landbouwer in kwestie.

Bij de opmaak van het bemestingsadvies moeten minstens de volgende elementen in rekening worden gebracht :
1° de nutriëntenbehoefte, uitgedrukt in kg stikstof per hectare;
2° het resultaat van de stikstofanalyse, vermeld in paragraaf 3, uitgedrukt in kg NO3-N/ha en in kg NH4-N/ha;
3° de te verwachten werkzame stikstof, uitgedrukt in kg stikstof per ha, afkomstig uit de mineralisatie van bodemhumus, al achtergelaten oogstresten, en eerder toegediende dierlijke mest of andere meststoffen. De te verwachten stikstof, afkomstig uit mineralisatie, moet berekend worden tot het einde van de periode dat de teelt, waarop het bemestingsadvies betrekking heeft, stikstof zal opnemen;
4° het organische koolstofgehalte van de bodem, bekend tot op een diepte van minimaal 23 cm en maximaal 30 cm, en uitgedrukt in % C. De analyse op basis waarvan het organische koolstofgehalte wordt berekend, mag maximaal drie jaar oud zijn. Als het koolstofgehalte niet bekend is, wordt op de bovenste bodemlaag van minimaal 23 cm of maximaal 30 cm het gehalte aan organische koolstof bepaald en uitgedrukt in % C.

Op basis van al de elementen, vermeld in het derde lid, wordt geadviseerd hoe de bemesting op het betreffende perceel uitgevoerd moet worden, rekening houdend met de mestsoort of mestsoorten die de landbouwer plant te gebruiken op het betreffende perceel. De voor de teelt in kwestie aanbevolen hoeveelheid meststoffen, uitgedrukt in kilogram werkzame stikstof, wordt daarbij vermeld, en het optimale tijdstip van de bemesting wordt aangegeven.

Elk van de elementen, vermeld in het derde lid, uitgedrukt in de overeenkomstige waarden en eenheden, moet vermeld worden op het bemestingsadvies, dat aan de landbouwer wordt bezorgd.

De in het bemestingsadvies geadviseerde bemestingspraktijk moet in overeenstemming zijn met de bepalingen van het Mestdecreet.

§ 5. De landbouwer zorgt ervoor dat de in het bemestingsadvies geadviseerde hoeveelheid meststoffen op het perceel in kwestie niet wordt overschreden.

Om de in het bemestingsadvies geadviseerde hoeveelheid werkzame stikstof om te rekenen naar de totale inhoud aan stikstof, wordt gebruikgemaakt van de omrekeningstabel, vermeld in artikel 3, 69°, van het Mestdecreet van 22 december 2006.

De landbouwer blijft ervoor verantwoordelijk dat op het perceel waarop het bemestingsadvies betrekking heeft, de bepalingen van het Mestdecreet van 22 december 2006 en de uitvoeringsbesluiten ervan worden nageleefd.

Het bemestingsadvies wordt door de landbouwer bijgehouden. Het bemestingsadvies moet op aanvraag aan de Mestbank overgemaakt worden binnen dertig kalenderdagen die volgen op de aanvraag. »

Artikel 6. (01/01/2013- ...)

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 7. (01/01/2013- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 19/04/2024