Decreet betreffende het onroerend erfgoed (citeeropschrift: "het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013")

Datum 12/07/2013

Versie geldig op 02/04/2026

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen
  2. HOOFDSTUK 2 Definities
  3. HOOFDSTUK 3 Instanties en actoren van het onroerenderfgoedbeleid
    1. Afdeling 1 Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed
    2. Afdeling 2 Erkenning als onroerenderfgoedgemeente
    3. Afdeling 3 Erkenning als intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst
    4. Afdeling 4 Erkenning als onroerenderfgoeddepot
    5. Afdeling 5 Aanduiding als erkende archeoloog
    6. Afdeling 6 Aanduiding als erkende metaaldetectorist
    7. Afdeling 7 Kwaliteitslabel onroerenderfgoedondernemers
  4. HOOFDSTUK 4 Inventarissen
    1. [Afdeling 1 Vaststelling van inventarissen (ing. decr. 10 juni 2022, art. 3, I: 1 januari 2023)]
    2. [Afdeling 2 Procedure voor de vaststelling van een inventaris door de Vlaamse Regering (ing. decr. 10 juni 2022, art. 5, I: 1 januari 2023)]
    3. [Afdeling 3 Procedure voor de vaststelling van een inventaris door een onroerenderfgoedgemeente (ing. decr. 10 juni 2022, art. 11, I: j januari 2023)]
    4. [Afdeling 4 Rechtsgevolgen van de vaststelling van een inventaris (ing. decr. 10 juni 2022, art. 18, I: 1 januari 2023)]
  5. HOOFDSTUK 5 Archeologie
    1. Afdeling 1 Algemene beginselen
      1. Onderafdeling 1 Passiefbehoudsbeginsel
      2. Onderafdeling 2 Metaaldetectie
      3. Onderafdeling 3 Archeologisch onderzoek
      4. Onderafdeling 4 Toevalsvondsten
    2. Afdeling 2 Verplichtingen zakelijkrechthouders en gebruikers van archeologische artefacten en archeologische ensembles
    3. Afdeling 3 Code van goede praktijk
    4. Afdeling 4 Archeologisch onderzoek bij vergunningsplichtige ingrepen in de bodem
      1. Onderafdeling 1 Verplichtingen vergunningsaanvrager
      2. Onderafdeling 2 Verplichting vergunningsverlener
      3. Onderafdeling 3 Verplichtingen aangestelde erkende archeoloog - Archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem
      4. Onderafdeling 4 [Verplichtingen aangestelde erkende archeoloog - Melding archeologienota (verv. Decr. 13 juli 2018, art. 17, I: 1 april 2019)]
      5. Onderafdeling 5 [Verplichtingen aangestelde erkende archeoloog - Aktename archeologienota (verv. Decr. 13 juli 2018, art. 19, I: 1 april 2019)]
      6. Onderafdeling 6 [Verplichtingen aangestelde erkende archeoloog - Uitvoering archeologienota waarvan akte is genomen (verv. Decr. 13 juli 2018, art. 21, I: 1 april 2019)]
      7. Onderafdeling 7 Procedure bij de onmogelijkheid of de onwenselijkheid om voorafgaand aan het aanvragen van de vergunning een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem uit te voeren
      8. Onderafdeling 8 Verplichtingen aangestelde erkende archeoloog - Archeologierapport
      9. Onderafdeling 9 Verplichtingen aangestelde erkende archeoloog - Eindverslag
      10. [Onderafdeling 10 (ing. Decr. 15 juli 2016, art. 24, I: 1 januari 2017)] [Databank van toelatingen en meldingen voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem, archeologienota's en nota's (verv. Decr. 13 juli 2018, art. 32, I: 1 april 2019)]
      11. [Onderafdeling 11 Digitaal platform voor archeologie (ing. Decr. 13 juli 2008, art. 34, I: 1 april 2019)]
    5. Afdeling 5 Archeologisch onderzoek met het oog op wetenschappelijke vraagstellingen
    6. Afdeling 6 Evaluatie
  6. HOOFDSTUK 6 Beschermingen, erfgoedlandschappen en werelderfgoed
    1. Afdeling 1 Beschermingsprocedure
      1. Onderafdeling 1 Voorlopige bescherming
      2. Onderafdeling 2 Definitieve bescherming
    2. Afdeling 2 Wijzigen en opheffen van een besluit tot definitieve bescherming
      1. Onderafdeling 1 Wijziging of opheffing van een besluit tot definitieve bescherming
      2. Onderafdeling 2 Voorlopige wijziging of opheffing van een besluit tot definitieve bescherming
      3. Onderafdeling 3 Definitieve wijziging of opheffing van een besluit tot definitieve bescherming
    3. Afdeling 3 Informatie over beschermde goederen
      1. Onderafdeling 1 Databank van beschermde goederen
      2. Onderafdeling 2 Herkenningsteken
    4. Afdeling 4 Rechtsgevolgen van een bescherming
      1. Onderafdeling 1 Actiefbehoudsbeginsel
      2. Onderafdeling 2 Passiefbehoudsbeginsel
      3. Onderafdeling 3 Handelingen aan of in beschermde goederen
      4. Onderafdeling 4 Informatieplicht met betrekking tot publiciteit
      5. Onderafdeling 5 Informatieplicht onderhandse en authentieke akten
      6. Onderafdeling 6 Onteigening
    5. Afdeling 5 Erfgoedlandschappen
    6. Afdeling 6. Werelderfgoed
  7. HOOFDSTUK 7 Onroerenderfgoedrichtplannen
  8. HOOFDSTUK 8 Beheer van onroerend erfgoed
  9. HOOFDSTUK 9 Prijzen
  10. HOOFDSTUK 10 Financiering onroerenderfgoedzorg
    1. Afdeling 1 Subsidies
    2. Afdeling 2 Premies
    3. Afdeling 3 Archeologie
      1. Onderafdeling 1 Archeologisch vooronderzoek en archeologische opgraving
      2. Onderafdeling 2 Toevalsvondsten
      3. Onderafdeling 3 Archeologisch solidariteitsfonds
    4. [Afdeling 4 Bijkomende voorwaarden voor financiering (ing. Decr. 15 juli 2016, art. 42, I: 1 januari 2017)]
    5. [Afdeling 5 Fiscale stimulansen (ing. Decr. 21 april 2017, art. 2, I: 14 mei 2017)]
  11. HOOFDSTUK 11 Handhaving
    1. Afdeling 1 Algemene bepalingen
    2. Afdeling 2 Misdrijven, inbreuken en normschendingen
      1. Onderafdeling 1 ...
      2. Onderafdeling 2 Misdrijven Onroerend Erfgoed
      3. Onderafdeling 3 Inbreuken Onroerend Erfgoed
      4. Onderafdeling 4 Normschendingen Onroerend Erfgoed
    3. Afdeling 3 ...
      1. Onderafdeling 1 ...
      2. Onderafdeling 2 ...
      3. Onderafdeling 3 ...
      4. Onderafdeling 4 ...
    4. Afdeling 4 ...
    5. Afdeling 5 ...
      1. Onderafdeling 1 ...
      2. Onderafdeling 2 ...
      3. Onderafdeling 3 ...
      4. Onderafdeling 4 ...
    6. Afdeling 6 ...
    7. Afdeling 7 ...
  12. [HOOFDSTUK 11/1. Verwerking van persoonsgegevens (ing. decr. 10 juni 2022, art. 53, I:1 januari 2023)]
  13. HOOFDSTUK 12 Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en inwerkingtredingsbepalingen
    1. Afdeling 1 Wijzigingsbepalingen
      1. Onderafdeling 1 Wijziging van het Bosdecreet van 13 juni 1990
      2. Onderafdeling 2 Wijzigingen van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten
      3. Onderafdeling 3 Wijzigingen van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996
      4. Onderafdeling 4 Wijzigingen van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu
      5. Onderafdeling 5 Wijzigingen van het decreet van 3 februari 1998 houdende vaststelling van het wapen van privépersonen en instellingen
      6. Onderafdeling 6 Wijzigingen van het decreet van 8 december 1998 houdende diverse bepalingen naar aanleiding van de begrotingscontrole 1998
      7. Onderafdeling 7 Wijzigingen aan het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van varend erfgoed
      8. Onderafdeling 8 Wijzigingen aan het decreet van 24 januari 2003 houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang
      9. Onderafdeling 9 Wijzigingen aan het decreet van 10 maart 2006 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed
      10. Onderafdeling 10 Wijzigingen aan het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen
      11. Onderafdeling 11 Wijzigingen aan het decreet van 27 april 2007 houdende vaststelling van het wapen en de vlag van de provincies, gemeenten en districten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie
      12. Onderafdeling 12 Wijzigingen aan het decreet van 29 juni 2007 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2007
      13. Onderafdeling 13 Wijziging van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid
      14. Onderafdeling 14 Wijzigingen aan het decreet van 18 december 2009 houdende bepalingen tot begeleiding van de derde aanpassing van de begroting 2009
      15. Onderafdeling 15 Wijzigingen aan de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
    2. Afdeling 2 Opheffingsbepalingen
    3. Afdeling 3 Overgangsbepalingen
      1. Onderafdeling 1 Lopende beschermingsprocedures
      2. Onderafdeling 2 Oude beschermingsbesluiten
      3. Onderafdeling 3 Premies
      4. Onderafdeling 4 Beheersplannen beschermde landschappen en erfgoedlandschappen
      5. Onderafdeling 5 Vergunningsaanvragen en beroepsprocedures
      6. Onderafdeling 6 Ankerplaatsen en erfgoedlandschappen
      7. Onderafdeling 7 Inspecteurs Onroerend Erfgoed
      8. Onderafdeling 8 Inventaris bouwkundig erfgoed
      9. Onderafdeling 9 Informatieplicht met betrekking tot publiciteit en onderhandse en authentieke akten
      10. Onderafdeling 10 Bestaande reglementaire bepalingen
      11. [Onderafdeling 11 Bekrachtiging van de archeologienota of nota en de melding van het voornemen van een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem (ing. Decr. 13 juli 2018, art. 64, I: 1 april 2019)]
    4. Afdeling 4 Inwerkingtreding

Inhoud

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen (... - ...)

Artikel 1.1. ( 01/01/2015 - ... )

Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.

Artikel 1.2. ( 01/01/2015 - ... )

Dit decreet wordt aangehaald als : het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.

HOOFDSTUK 2 Definities (... - ...)

Artikel 2.1. ( 01/04/2026 - Datum te bepalen door de Vlaamse Regering )

In dit decreet wordt verstaan onder :
1° administratieve overheid : de federale overheidsbedrijven, het Vlaamse Gewest, de openbare instellingen die ervan afhangen, de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke instellingen die belast zijn met taken van openbaar nut en de andere besturen die onderworpen zijn aan het administratief toezicht van het Vlaamse Gewest;
2° agentschap : de entiteit die door de Vlaamse Regering belast is met de beleidsvoorbereiding, de beleidsuitvoering, de beleidsmonitoring en de beleidsevaluatie inzake onroerend erfgoed;
3° ...;
4° archeologie : het bestuderen van overblijfselen en voorwerpen of een ander spoor van menselijk bestaan in het verleden, alsook de bestaansomgeving van de mens, waarvan het behoud en de bestudering bijdragen tot het reconstrueren van de bestaansgeschiedenis van de mensheid en haar relatie tot de natuurlijke omgeving en ten aanzien waarvan opgravingen, ontdekkingen en andere methoden van onderzoek betreffende de mensheid en haar omgeving betekenisvolle bronnen van informatie zijn;
5° archeologisch artefact : een roerend goed dat van algemeen belang is wegens de archeologische erfgoedwaarde;
6° archeologisch ensemble : het geheel van archeologische artefacten en onderzoeksdocumenten afkomstig van een archeologisch onderzoek;
7° archeologisch onderzoek : het gebruik van technieken en methoden waarmee archeologische sites, archeologische zones of delen ervan worden opgespoord en onderzocht met inbegrip van archeologisch vooronderzoek en archeologische opgravingen;
8° archeologisch vooronderzoek : het gebruik van wetenschappelijke methoden en technieken waarmee doelbewust archeologische artefacten en archeologische sites worden opgespoord en gewaardeerd zonder de erfgoedwaarden in situ wezenlijk aan te tasten, te onderscheiden in archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem met mogelijks enig effect op de erfgoedwaarden in situ zoals de aanleg van proefsleuven, proefputten, vlakken of andere intrusieve methoden met grondverzet en archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem zonder aanwending van grondwerkzaamheden of activiteiten die enig effect hebben op de erfgoedwaarden in situ. Voorbeelden van archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem zijn veldprospectie, luchtfotografische prospectie, geofysische prospectie en archivalisch onderzoek;
9° archeologische opgraving : het gebruik van wetenschappelijke methoden en technieken waarmee doelbewust de ondergrondse, aan de oppervlakte of onder water aanwezige archeologische artefacten en archeologische sites worden opgespoord, vrijgelegd en door opgraving worden onderzocht en waarbij de archeologische artefacten en onderzoeksdocumenten archeologische ensembles vormen;
10° archeologische site : een onroerend goed dat ondergronds, aan de oppervlakte of onder water aanwezig is, met inbegrip van de archeologische artefacten die er integrerend deel van uitmaken, van algemeen belang wegens de archeologische erfgoedwaarde;
11° archeologische zone : zone waar op basis van waarnemingen en wetenschappelijke argumenten onderbouwd kan worden dat ze met hoge waarschijnlijkheid archeologische waarde heeft;
12° archeoloog : een natuurlijke persoon of rechtspersoon die archeologisch vooronderzoek of archeologische opgravingen uitvoert;
13° beheer : het geheel van maatregelen, werkzaamheden en handelingen die erop gericht zijn de erfgoedwaarden van een onroerend goed in stand te houden of te herstellen;
14° beschermd cultuurhistorisch landschap : een cultuurhistorisch landschap dat voorlopig of definitief beschermd is overeenkomstig hoofdstuk 6;
15° beschermd goed : een beschermde archeologische site, een beschermd monument, een beschermd cultuurhistorisch landschap of een beschermd stads- of dorpsgezicht;
16° beschermd monument : een monument dat voorlopig of definitief beschermd is overeenkomstig hoofdstuk 6;
17° beschermd stads- of dorpsgezicht : een stads- of dorpsgezicht dat voorlopig of definitief beschermd is overeenkomstig hoofdstuk 6;
18° beschermde archeologische site : een archeologische site die voorlopig of definitief beschermd is overeenkomstig hoofdstuk 6;
19° ...;
20° beveiligde zending : een van de volgende betekeningswijzen :
a) een aangetekende brief;
b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;
c) elke andere door de Vlaamse Regering toegelaten betekeningswijze, waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;
20°/1 bufferzone: de zone, vastgelegd door het werelderfgoedcomité, rond of naast het werelderfgoed;
21° code van goede praktijk : geschreven en publiek toegankelijke regels met betrekking tot de uitvoering van en de rapportering over archeologisch vooronderzoek en archeologische opgravingen en met betrekking tot het gebruik van detectoren en de bij de betrokken beroepscategorieën algemeen aanvaarde regels van goed vakmanschap;
21° /1 cultuurgoederen: roerende goederen die omwille van hun erfgoedwaarde van algemeen belang zijn, waarvan het samen voorkomen met het gebouw een bijzondere waarde heeft en die ofwel ontworpen zijn voor of vervaardigd met het beschermd goed ofwel gerelateerd zijn aan de functie van het beschermd goed en waarvoor historische verbondenheid met het beschermd goed aangetoond kan worden. Voor beschermde onroerende goederen in eigendom van privépersonen of -rechtspersonen moeten de cultuurgoederen opgenomen zijn in een beschermingsbesluit of een goedgekeurd beheersplan, of er moet voorheen voor het beheer ervan een premie verleend zijn, opdat ze als cultuurgoederen beschouwd kunnen worden;
21°/2 cultuurhistorische landschapszorg: het stimuleren van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van cultuurhistorische, fysisch-geografische en esthetische landschapswaarden en van typische landschapskenmerken waaronder kleine landschapselementen;
22° cultuurhistorisch landschap : een begrensde grondoppervlakte met een geringe dichtheid van bebouwing en een onderlinge samenhang waarvan de verschijningsvorm en de samenhang het resultaat zijn van natuurlijke processen en van maatschappelijke ontwikkelingen van algemeen belang wegens de erfgoedwaarde;
22° /1 datum van kennisgeving: tenzij een kennisgeving is gedaan met een beveiligde zending, worden ten aanzien van de geadresseerde de termijnen die beginnen te lopen vanaf een kennisgeving berekend:
a) als de kennisgeving is gedaan met een gewone brief: vanaf de derde werkdag die volgt op de dag waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst;
b) als de kennisgeving is gebeurd per e-mail: vanaf de datum van de verzending, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst;
23° erfgoedelementen : de structurele en visuele componenten die de eigenheid van het onroerend erfgoed bepalen en die de waarden vormen die aan de grondslag liggen van een bescherming;
24° erfgoedkenmerk : typologie, stijl, cultuur, datering, materiaal, biologische soort, thema of ander kenmerk;
25° erfgoedlandschap : een gebied dat wegens de erfgoedwaarde overeenkomstig de geldende regelgeving opgenomen is in een ruimtelijk uitvoeringsplan op basis van een onroerenderfgoedrichtplan of vastgestelde inventaris;
26° erfgoedwaarde : de archeologische, architecturale, artistieke, culturele, esthetische, historische, industrieel-archeologische, technische waarde, ruimtelijk-structurerende, sociale, stedenbouwkundige, volkskundige of wetenschappelijke waarde waaraan onroerende goederen en de cultuurgoederen die er integrerend deel van uitmaken hun huidige of toekomstige maatschappelijke betekenis ontlenen;
27° gebruiker : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die houder is van een zakelijk of persoonlijk recht, met uitsluiting van de eigenaar, blote eigenaar, erfpachthouder, opstalhouder of leasinggever;
27° /1 ...;
28° handelingen : werkzaamheden, wijzigingen of activiteiten met gevolgen voor erfgoedwaarden;
28° /1 ingreep in de bodem: elke wijziging van de eigenschappen van de ondergrond door de verwijdering of toevoeging van materie, de verhoging of verlaging van de grondwatertafel, of het samendrukken van de materialen waaruit de ondergrond bestaat. Voor de berekening van de totale oppervlakte van de ingreep in de bodem wordt rekening gehouden met de oppervlakte van de vergunningsplichtige werken of handelingen zoals opgenomen in de vergunningsaanvraag;
29° inspecteur Onroerend Erfgoed: de personeelsleden, vermeld in artikel 11.1.2;
30° intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst : een intergemeentelijke dienst die ter uitvoering van dit decreet met betrekking tot het onroerend erfgoed beleidsuitvoerende taken opneemt;
31° inventaris : een oplijsting van onroerende goederen en gehelen van onroerende goederen met erfgoedwaarde;
31° /1 ...;
32° kleine landschapselementen : lijn- of puntvormige elementen, met inbegrip van de bijbehorende vegetaties, waarvan het uitzicht, de structuur of de aard al dan niet het resultaat zijn van menselijk handelen en die deel uitmaken van het landschap zoals bermen, bomen, bronnen, dijken, grachten, houtkanten, hagen, holle wegen, hoogstamboomgaarden, perceelsrandbegroeiingen, sloten, struwelen, poelen, veedrinkputten en waterlopen;
33° landschap : een deel van het grondgebied, zoals dat door de menselijke bevolking wordt waargenomen en waarvan het karakter bepaald wordt door natuurlijke of menselijke factoren en de wisselwerking daartussen;
34° landschapsatlas: de inventaris van de landschappelijke gehelen met erfgoedwaarde;
35° ...;
36° lijninfrastructuur en haar aanhorigheden : het geheel van infrastructuur en haar omgeving bedoeld voor verkeer en vervoer van mensen, zaken en goederen en berichten. De lijninfrastructuur omvat autowegen, waterwegen en waterlopen, spoorwegen, luchthavens, havens, pijpleidingen, elektriciteitsleidingen, infrastructuur ten behoeve van telecommunicatie, leidingen voor het vervoer en de verdeling van aardgas, drinkwater en brandstoffen en leidingen voor het verzamelen en vervoeren van afval- en hemelwater. Onder aanhorigheden worden alle uitrusting, voorzieningen en infrastructuur verstaan die nodig of nuttig zijn voor het beheer en de exploitatie van de lijninfrastructuur;
37° metaaldetectorist : een natuurlijke persoon of rechtspersoon die met behulp van een metaaldetector archeologische artefacten of archeologische sites opspoort;
38° monument : een onroerend goed, werk van de mens of van de natuur of van beide samen, met inbegrip van de cultuurgoederen die er integrerend deel van uitmaken, inzonderheid de bijhorende uitrusting en de decoratieve elementen van algemeen belang wegens de erfgoedwaarde(n);
38° /1 monument, bestemd voor een erkende eredienst: de gebouwen vermeld in artikel 4, 81, 117, 153, 189 en 232 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, voor zover ze bestemd zijn voor de eredienst en ook als dusdanig worden gebruikt;
39° onroerend erfgoed : het geheel van archeologische sites, monumenten, cultuurhistorische landschappen en stads- en dorpsgezichten;
40° onroerenderfgoeddepot : een bewaarplaats met een onderzoeksruimte waar in gecontroleerde omstandigheden archeologische ensembles, archeologische artefacten of onderdelen van beschermd erfgoed, afkomstig uit het Vlaamse Gewest, worden bewaard en beheerd;
41° onroerenderfgoedgemeente : een gemeente die ter uitvoering van dit decreet met betrekking tot het onroerend erfgoed beleidsuitvoerende taken opneemt;
42° onroerenderfgoedondernemer : een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een of meer disciplines uitoefent in of diensten levert aan de onroerenderfgoedsector;
43° overgangszone : een begrensde grondoppervlakte die de erfgoedwaarde van een archeologische site, monument, cultuurhistorisch landschap of stads- en dorpsgezicht ondersteunt;
44° SARO : de strategische adviesraad opgericht bij het decreet van 10 maart 2006 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed;
45° stads- of dorpsgezicht : een geheel van een of meer monumenten of onroerende goederen met omgevende bestanddelen zoals beplantingen, omheiningen, waterlopen, bruggen, wegen, straten en pleinen, van algemeen belang wegens de erfgoedwaarde;
46° VCRO : Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
46°/1 werelderfgoed: een onroerend goed dat is ingeschreven op de Lijst van het Werelderfgoed, conform artikel 11 van de overeenkomst inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld, opgemaakt in Parijs op 16 november 1972;
47° zakelijkrechthouder : de eigenaar, blote eigenaar, erfpachthouder, opstalhouder of leasinggever.

HOOFDSTUK 3 Instanties en actoren van het onroerenderfgoedbeleid (... - ...)

Afdeling 1 Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed (... - ...)

Artikel 3.1.1. ( 01/01/2015 - ... )

Er wordt een onafhankelijke Vlaamse adviescommissie voor het onroerend erfgoed opgericht, hierna Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed te noemen.

De Vlaamse Regering kan de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed onderverdelen in afdelingen.

De Vlaamse Regering :
1° bepaalt de samenstelling, de kennis die over de verschillende disciplines aanwezig moet zijn, de organisatie en de werking;
2° benoemt de leden en de plaatsvervangers;
3° stelt de nodige middelen ter beschikking.

De voorzitter, de leden en de plaatsvervangers worden benoemd voor een termijn van vier jaar. Hun mandaat kan twee maal verlengd worden met een nieuwe termijn van vier jaar.

Artikel 3.1.2. ( 01/01/2015 - ... )

Het secretariaat van de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed wordt uitgeoefend door het secretariaat van de SARO. De Vlaamse Regering kan de nadere regels daarvoor bepalen.

Artikel 3.1.3. ( 01/01/2015 - ... )

De Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed stelt haar huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering voor.

Artikel 3.1.4. ( 01/01/2015 - ... )

 De Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed verstrekt adviezen :
1° in de gevallen en rekening houdend met de termijnen, vermeld in dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan;
2° op verzoek van de Vlaamse Regering of haar gemachtigde of de SARO over een aangelegenheid die binnen het toepassingsgebied van dit decreet valt binnen de door de aanvrager vermelde termijn;
3° uit eigen beweging aan de Vlaamse Regering of aan de SARO over een aangelegenheid die binnen het toepassingsgebied van dit decreet valt of over de afstemming van de onroerenderfgoedzorg met andere beleidsvelden.

De Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed bezorgt de adviezen aan de SARO tegelijk aan de Vlaamse Regering.

Afdeling 2 Erkenning als onroerenderfgoedgemeente (... - ...)

Artikel 3.2.1. ( 01/01/2015 - ... )

De Vlaamse Regering kan een gemeente erkennen als onroerenderfgoedgemeente.

De Vlaamse Regering bepaalt :
1° de erkenningsvoorwaarden;
2° de nadere regels voor de erkenning en de duur, de schorsing en de intrekking ervan;
3° de nadere regels voor de toekenning van de bevoegdheden die in het kader van dit decreet aan de onroerenderfgoedgemeente kunnen worden toegekend.

Afdeling 3 Erkenning als intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst (... - ...)

Artikel 3.3.1. ( 01/01/2015 - ... )

De Vlaamse Regering kan een intergemeentelijke dienst opgericht overeenkomstig het decreet van 6 juli 2001 houdende intergemeentelijke samenwerking erkennen als intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst.

De Vlaamse Regering bepaalt :
1° de erkenningsvoorwaarden;
2° de nadere regels voor de erkenning en de duur, de schorsing en de intrekking ervan.

Afdeling 4 Erkenning als onroerenderfgoeddepot (... - ...)

Artikel 3.4.1. ( 01/01/2015 - ... )

De Vlaamse Regering kan een depot erkennen als onroerenderfgoeddepot.

De Vlaamse Regering bepaalt :
1° de erkenningsvoorwaarden;
2° de nadere regels voor de erkenning en de duur, de schorsing en de intrekking ervan.

Artikel 3.4.2. ( 01/01/2015 - ... )

Het depot van het agentschap is van rechtswege erkend als onroerenderfgoeddepot.

Artikel 3.4.3. ( 18/01/2016 - ... )

...

Afdeling 5 Aanduiding als erkende archeoloog (... - ...)

Artikel 3.5.1. ( 01/04/2019 - ... )

De Vlaamse Regering kan een natuurlijke persoon of rechtspersoon aanduiden als erkende archeoloog.

De Vlaamse Regering bepaalt:
1° de erkenningstypes;
2° de erkenningsvoorwaarden;
3° de nadere regels voor de erkenning en de duur, de schorsing en de intrekking ervan en de administratieve beroepsprocedure.

Artikel 3.5.2. ( 01/04/2019 - ... )

Het agentschap is van rechtswege aangeduid als een erkend archeoloog.

De Vlaamse Regering bepaalt het erkenningstype van het agentschap.

Artikel 3.5.3. ( 18/01/2016 - ... )

...

Afdeling 6 Aanduiding als erkende metaaldetectorist (... - ...)

Artikel 3.6.1. ( 01/01/2015 - ... )

De Vlaamse Regering kan een natuurlijke persoon of rechtspersoon aanduiden als erkende metaaldetectorist.

De Vlaamse Regering bepaalt :
1° de erkenningsvoorwaarden;
2° de nadere regels voor de erkenning en de duur, de schorsing en de intrekking ervan en de administratieve beroepsprocedure.

Artikel 3.6.2. ( 01/01/2015 - ... )

 Elke archeoloog die erkend is overeenkomstig artikel 3.5.1 of 3.5.2 is van rechtswege een erkende metaaldetectorist.

Artikel 3.6.3. ( 18/01/2016 - ... )

...

Afdeling 7 Kwaliteitslabel onroerenderfgoedondernemers (... - ...)

Artikel 3.7.1. ( 01/01/2015 - ... )

De Vlaamse Regering kan een kwaliteitslabel toekennen aan onroerenderfgoedondernemers.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels daarvoor.

HOOFDSTUK 4 Inventarissen (... - ...)

[Afdeling 1 Vaststelling van inventarissen (ing. decr. 10 juni 2022, art. 3, I: 1 januari 2023)] (... - ...)

Artikel 4.1.1. ( 01/01/2023 - ... )

De Vlaamse Regering kan de volgende inventarissen geheel of gedeeltelijk vaststellen:
1° de landschapsatlas;
2° de inventaris van archeologische zones;
3° de inventaris van bouwkundig erfgoed;
4° de inventaris van landschappelijk erfgoed.

De Vlaamse Regering kan de inventarissen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, alleen vaststellen als die geen betrekking hebben op het grondgebied van een erkende onroerenderfgoedgemeente.

In afwijking van het eerste lid kan een erkende onroerenderfgoedgemeente voor het eigen grondgebied de inventarissen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, geheel of gedeeltelijk vaststellen en voor handelingen aan bepaalde onroerende goederen die in de voormelde inventarissen opgenomen zijn toelatingsplichten opleggen. De Vlaamse Regering bepaalt een limitatieve lijst van mogelijke toelatingsplichtige handelingen zonder dat deze betrekking mogen hebben op de wijze van landbouwexploitatie en teeltkeuze.

Als de erkenning van de onroerenderfgoedgemeente wordt ingetrokken, vervallen de toelatingsplichten, vermeld in het derde lid, vanaf de dag die volgt op de dag van de bekendmaking van de intrekking van de erkenning van de onroerenderfgoedgemeente in het Belgisch Staatsblad.
 

Artikel 4.1.2. ( 01/01/2015 - ... )

De Vlaamse Regering bepaalt de criteria voor het opnemen en schrappen van een onroerend goed in een in artikel 4.1.1 vermelde inventaris.

[Afdeling 2 Procedure voor de vaststelling van een inventaris door de Vlaamse Regering (ing. decr. 10 juni 2022, art. 5, I: 1 januari 2023)] (... - ...)

Artikel 4.1.3. ( 01/01/2023 - ... )

De Vlaamse Regering onderwerpt de vast te stellen inventaris aan een openbaar onderzoek van zestig dagen. Dat openbaar onderzoek wordt minstens op de volgende wijzen aangekondigd:
1° door een bericht op een duidelijk zichtbare plaats in elke gemeente waar een onroerend goed ligt, dat opgenomen is in de vast te stellen inventaris;
2° door een bericht op de website van elke gemeente waar een onroerend goed ligt, dat opgenomen is in de vast te stellen inventaris;
3° door een bericht in het Belgisch Staatsblad;
4° door een berichtgeving met een breed bereik in het Vlaamse Gewest;
5° door een bericht op de website van het agentschap te publiceren.

De berichten, vermeld in het eerste lid, bevatten minstens al de volgende informatie:
1° het voorwerp van het openbaar onderzoek;
2° de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek;
3° de wijze waarop de inventaris geraadpleegd kan worden;
4° de wijze waarop opmerkingen en bezwaren over feitelijkheden kunnen worden ingediend.

Tijdens het openbaar onderzoek:
1° kan de inventaris, vermeld in het eerste lid, geraadpleegd worden;
2° kunnen opmerkingen en bezwaren over feitelijkheden worden ingediend.

De opmerkingen en bezwaren kunnen uiterlijk de laatste dag van de termijn die is opgenomen in het bericht, ingediend worden.

Er moet geen rekening worden gehouden met opmerkingen en bezwaren die te laat zijn ingediend.

De Vlaamse Regering wint over de inventaris en over de opmerkingen en bezwaren afkomstig van het openbaar onderzoek advies in bij de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed. Dat advies wordt uitgebracht binnen een vervaltermijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed de adviesvraag heeft ontvangen. Als deze termijn wordt overschreden, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. De Vlaams Regering kan de termijn van dertig dagen één keer verlengen met dertig dagen op verzoek van de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed.

De Vlaamse Regering beslist na het advies van de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed over de vaststelling.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels voor de vaststelling van de inventarissen, het openbaar onderzoek en het advies van de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed bepalen.

Artikel 4.1.4. ( 01/01/2023 - ... )

De Vlaamse Regering kan een vastgestelde inventaris wijzigen of er onroerende goederen aan toevoegen of uit verwijderen. Voor de betrokken onroerende goederen wordt een openbaar onderzoek georganiseerd onder de voorwaarden en in de vorm vastgesteld in artikel 4.1.3. Er wordt geen openbaar onderzoek georganiseerd om een onroerend goed te verwijderen dat volledig gesloopt of verdwenen is.

Artikel 4.1.5. ( 01/01/2023 - ... )

De personeelsleden die daarvoor aangewezen zijn door de Vlaamse Regering hebben voor het onderzoek naar de erfgoedelementen en de erfgoedkenmerken toegang tot de onroerende goederen die opgenomen zijn in een vastgestelde inventaris als vermeld in artikel 4.1.1, en tot de onroerende goederen die in aanmerking komen voor opname in een inventaris als vermeld in artikel 4.1.1 met uitzondering van particuliere woningen en bedrijfslokalen.

Artikel 4.1.6. ( 01/01/2023 - ... )

De vastgestelde inventarissen bevatten over elk onroerend goed dat erin opgenomen is minstens de volgende gegevens :
1° een plan waarop het onroerend goed nauwkeurig wordt aangeduid;
2° de benaming van het geïnventariseerde onroerend goed;
3° een beschrijving op basis van de erfgoedkenmerken;
4° in het geval van de inventarissen, vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid, 1°, 3° en 4°, de erfgoedwaarden.

De Vlaamse Regering kan de gegevens die voor elk onroerend goed in een vastgestelde inventaris moeten worden opgenomen nader omschrijven of uitbreiden.

Artikel 4.1.7. ( 01/01/2023 - ... )

Alle onroerende goederen die opgenomen zijn in een vastgestelde inventaris als vermeld in artikel 4.1.1 worden op een publiek te raadplegen GIS-laag ontsloten. De Vlaamse Regering kan de nadere regels daarvoor bepalen.

Het vaststellingsbesluit wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

[Afdeling 3 Procedure voor de vaststelling van een inventaris door een onroerenderfgoedgemeente (ing. decr. 10 juni 2022, art. 11, I: j januari 2023)] (... - ...)

Artikel 4.1.7/1. ( 01/01/2023 - ... )

 De erkende onroerenderfgoedgemeente brengt voorafgaand aan het openbaar onderzoek de zakelijkrechthouders van de onroerende goederen waarvoor toelatingsplichten als vermeld in artikel 4.1.1, derde lid, zijn opgelegd in de vast te stellen inventaris, schriftelijk op de hoogte.

Artikel 4.1.7/2. ( 01/01/2023 - ... )

De erkende onroerenderfgoedgemeente onderwerpt de vast te stellen inventaris aan een openbaar onderzoek van zestig dagen. Dat openbaar onderzoek wordt minstens op de volgende wijzen aangekondigd:
1° door een bericht in de erkende onroerenderfgoedgemeente op een duidelijk zichtbare plaats;
2° door een bericht op de website van de erkende onroerenderfgoedgemeente;
3° door een bericht in het Belgisch Staatsblad;
4° door een berichtgeving met een breed bereik op het grondgebied van de erkende onroerenderfgoedgemeente.

De berichten, vermeld in het eerste lid, bevatten minstens al de volgende informatie:
1° het voorwerp van het openbaar onderzoek;
2° de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek;
3° de wijze waarop de inventaris geraadpleegd kan worden;
4° de wijze waarop opmerkingen en bezwaren kunnen worden ingediend.

Tijdens het openbaar onderzoek:
1° kan de inventaris, vermeld in het eerste lid, geraadpleegd worden;
2° kunnen opmerkingen en bezwaren worden ingediend.

De opmerkingen en bezwaren kunnen uiterlijk de laatste dag van de termijn, die is opgenomen in het bericht, ingediend worden.

Er moet geen rekening worden gehouden met opmerkingen en bezwaren die te laat ingediend werden.

De erkende onroerenderfgoedgemeente wint over de inventaris en de opmerkingen en bezwaren die afkomstig zijn van het openbaar onderzoek advies in bij de gemeentelijke adviesraad voor onroerend erfgoed die is erkend door de gemeenteraad. Dat advies wordt uitgebracht binnen een vervaltermijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de gemeentelijke adviesraad voor onroerend erfgoed de adviesvraag heeft ontvangen. Als deze termijn wordt overschreden, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. De erkende onroerenderfgoedgemeente kan de termijn van dertig dagen één keer verlengen met dertig dagen op verzoek van de voormelde gemeentelijke adviesraad voor onroerend erfgoed.

De erkende onroerenderfgoedgemeente beslist na het advies van de gemeentelijke adviesraad voor onroerend erfgoed over de vaststelling van de inventaris.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor de vaststelling van de inventarissen en het openbaar onderzoek.

Artikel 4.1.7/3. ( 01/01/2023 - ... )

De erkende onroerenderfgoedgemeente kan een vastgestelde inventaris wijzigen of er onroerende goederen aan toevoegen of uit verwijderen. Voor de onroerende goederen in kwestie wordt een openbaar onderzoek georganiseerd onder de voorwaarden en in de vorm, vermeld in artikel 4.1.7/2. Er wordt geen openbaar onderzoek georganiseerd om een onroerend goed te verwijderen dat volledig gesloopt of verdwenen is.

Artikel 4.1.7/4. ( 01/01/2023 - ... )

De personen die daarvoor aangewezen zijn door de erkende onroerenderfgoedgemeente hebben voor het onderzoek naar de erfgoedelementen en de erfgoedkenmerken toegang tot de onroerende goederen die opgenomen zijn in een van de vastgestelde inventarissen, vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid, 3° of 4°, en tot de onroerende goederen die in aanmerking komen voor opname in een inventaris als vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid, 3° of 4°, met uitzondering van particuliere woningen en bedrijfslokalen.

Artikel 4.1.7/5. ( 01/01/2023 - ... )

De vastgestelde inventarissen bevatten over elk onroerend goed dat erin opgenomen is, minstens al de volgende gegevens:
1° een plan waarop het onroerend goed nauwkeurig wordt aangeduid;
2° de benaming van het geïnventariseerde onroerend goed;
3° een beschrijving op basis van de erfgoedkenmerken;
4° de erfgoedwaarden;
5° in voorkomend geval, de handelingen waarvoor een toelatingsplicht geldt als vermeld in artikel 4.1.1, derde lid.

De Vlaamse Regering kan de lijst van gegevens, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven of uitbreiden.

Artikel 4.1.7/6. ( 01/01/2023 - ... )

Alle onroerende goederen die opgenomen zijn in een vastgestelde inventaris als vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid, 3° en 4°, worden op een publiek te raadplegen GIS-laag ontsloten. De Vlaamse Regering kan de nadere regels daarvoor bepalen.

Het vaststellingsbesluit wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

De erkende onroerenderfgoedgemeente brengt de zakelijkrechthouders van de vastgestelde onroerende goederen waarvoor toelatingsplichten als vermeld in artikel 4.1.1, derde lid, gelden schriftelijk op de hoogte. De zakelijkrechthouders brengen in voorkomend geval de gebruikers of nieuwe zakelijkrechthouders in geval van een overdracht van het eigendomsrecht of een ander zakelijk recht onmiddellijk schriftelijk op de hoogte van de vaststelling en van de geldende toelatingsplichten

[Afdeling 4 Rechtsgevolgen van de vaststelling van een inventaris (ing. decr. 10 juni 2022, art. 18, I: 1 januari 2023)] (... - ...)

Artikel 4.1.7/7. ( 01/01/2023 - ... )

De rechtsgevolgen van de vaststelling van een inventaris zijn van toepassing:
1° op de zakelijkrechthouders, vermeld in artikel 4.1.7/6, derde lid, vanaf de kennisgeving van de vaststelling;
2° op iedereen vanaf de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, vermeld in artikel 4.1.7, tweede lid, en artikel 4.1.7/6, tweede lid.

Artikel 4.1.8. ( 01/01/2023 - ... )

De opname op zich van een onroerend goed in een vastgestelde inventaris vormt geen weigeringsgrond voor om het even welke vergunning, machtiging of toelating.

Artikel 4.1.9. ( 01/01/2023 - ... )

Elke administratieve overheid neemt bij een eigen werk of activiteit aan onroerende goederen die opgenomen zijn in vastgestelde inventarissen als vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid, 1°, 3° en 4°, zo veel mogelijk zorg in acht voor de erfgoedwaarden en -kenmerken ervan.

In haar beslissing over een eigen werk of activiteit geeft de administratieve overheid aan welke onroerende goederen die opgenomen zijn in een van de voormelde inventarissen impact ondervinden en, in voorkomend geval met welke maatregelen uitvoering is gegeven aan de zorgplicht, vermeld in het eerste lid.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor die motiveringsplicht en zorgplicht.

Dit artikel doet geen afbreuk aan strengere voorschriften voor beschermde goederen.

Artikel 4.1.10. ( 01/01/2023 - ... )

Als voor de sloop of de kap van een onroerend goed dat opgenomen is in een vastgestelde inventaris als vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid, 3° en 4°, van dit decreet, een omgevingsvergunning, een vergunning, een toelating, een machtiging, een ontheffing of een afwijking overeenkomstig het Bosdecreet van 13 juni 1990 of het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu vereist is, geeft de vergunningverlenende overheid in haar beslissing aan hoe ze rekening heeft gehouden met de impact van de aangevraagde handelingen op de erfgoedwaarden en -kenmerken van de onroerende goederen die in de voormelde inventarissen opgenomen zijn.

Artikel 4.1.10/1. ( 01/01/2023 - ... )

§ 1. Voor handelingen aan een onroerend goed dat is opgenomen in een vastgestelde inventaris als vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid, 3° of 4°, van dit decreet, is een voorafgaande toelating van de erkende onroerenderfgoedgemeente vereist als al de volgende voorwaarden zijn voldaan:
1° de onroerenderfgoedgemeente heeft voor die handelingen een toelatingsplicht als vermeld in artikel 4.1.1, derde lid, opgelegd;
2° voor die handelingen is geen omgevingsvergunning, geen vergunning, geen toelating, geen machtiging, geen ontheffing of geen afwijking vereist overeenkomstig het Bosdecreet van 13 juni 1990 of het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.

De erkende onroerenderfgoedgemeente gaat in voorkomend geval na of de aangevraagde handelingen rekening houden met de erfgoedwaarden en -kenmerken van de onroerende goederen in kwestie.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor het aanvragen en afleveren van de toelating.

Als voor handelingen aan een onroerend goed dat is opgenomen in een vastgestelde inventaris als vermeld artikel 4.1.1, eerste lid, 3° of 4°, van dit decreet ook een toelatings- of meldingsplicht als vermeld in artikel 6.4.4, § 1, geldt omwille van een bescherming als monument, cultuurhistorisch landschap, archeologische site of stads- en dorpsgezicht, gelden voor wat betreft de afbakening van het beschermde goed voor die handelingen alleen de toelatings- of meldingsplichten die voortvloeien uit de bescherming.

§ 2. Als voor handelingen aan een onroerend goed dat is opgenomen in een vastgestelde inventaris als vermeld artikel 4.1.1, eerste lid, 3° of 4°, van dit decreet, waarvoor de onroerenderfgoedgemeente een toelatingsplicht als vermeld in artikel 4.1.1, derde lid, van dit decreet, heeft opgelegd, ook een omgevingsvergunning, een vergunning, een toelating, een machtiging, een ontheffing of een afwijking is vereist overeenkomstig het Bosdecreet van 13 juni 1990 of het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, gaat de vergunningverlenende overheid na of de aangevraagde handelingen rekening houden met de erfgoedwaarden en -kenmerken van het onroerend goed in kwestie.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de betrokkenheid van de erkende onroerenderfgoedgemeente als die niet de vergunningverlenende overheid, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, is.

Artikel 4.1.11. ( 01/01/2019 - ... )

Iedereen die voor eigen rekening of als tussenpersoon een geïnventariseerd goed, overeenkomstig artikel 4.1.1, verkoopt, verhuurt voor meer dan negen jaar, inbrengt in een vennootschap, een erfpacht of een opstalrecht vestigt of overdraagt of op andere wijze de eigendomsoverdracht met een vergeldend karakter van het goed bewerkstelligt, vermeldt in de onderhandse of authentieke akte dat het onroerend goed opgenomen is in een van de vastgestelde inventarissen, vermeld in artikel 4.1.1, en de rechtsgevolgen die aan de opname verbonden zijn door een verwijzing naar hoofdstuk 4 van dit decreet in de akte op te nemen.

Als de instrumenterend ambtenaar een onderhandse akte in een authentieke akte dient op te nemen, waarbij de eerste niet beantwoordt aan de voorschriften van het eerste lid, dan wijst hij de partijen bij de opmaak van de akte op het eerste lid.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels voor de informatieplicht bepalen.

HOOFDSTUK 5 Archeologie (... - ...)

Afdeling 1 Algemene beginselen (... - ...)

Onderafdeling 1 Passiefbehoudsbeginsel (... - ...)

Artikel 5.1.1. ( 01/04/2016 - ... )

Het is verboden archeologische artefacten, archeologische sites en archeologische ensembles te ontsieren, te beschadigen of te vernielen.

Onderafdeling 2 Metaaldetectie (... - ...)

Artikel 5.1.2. ( 01/04/2016 - ... )

Het is verboden zonder erkenning als metaaldetectorist of in afwijking van de code van goede praktijk met metaaldetectoren archeologische artefacten en archeologische sites op te sporen.

Onderafdeling 3 Archeologisch onderzoek (... - ...)

Artikel 5.1.3. ( 01/04/2019 - ... )

Het is verboden zonder toelating van het agentschap of in voorkomend geval van de erkende onroerenderfgoedgemeente een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem, een archeologische opgraving of graafwerken uit te voeren met de bedoeling archeologische sites op te sporen en vrij te leggen of archeologische artefacten uit hun originele context te verwijderen.

Onderafdeling 4 Toevalsvondsten (... - ...)

Artikel 5.1.4. ( 01/01/2017 - ... )

Iedereen die, op een ander moment dan bij het uitvoeren van een archeologisch vooronderzoek, een archeologische opgraving of het gebruik van een metaaldetector, een roerend of onroerend goed vindt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het archeologische erfgoedwaarde heeft, is verplicht daarvan binnen drie dagen aangifte te doen bij het agentschap. De Vlaamse Regering kan de nadere regels daarvoor bepalen.

In voorkomend geval brengt het agentschap de zakelijkrechthouder en de gebruiker van de betrokken percelen, als ze niet de vinder zijn, en de gemeenten waar de vondsten worden gedaan ervan op de hoogte dat er vondsten zijn gedaan die vermoedelijk archeologische erfgoedwaarde hebben en wat de rechtsgevolgen daarvan zijn.

De zakelijkrechthouder, de gebruiker en de vinder moeten tot de tiende dag na de aangifte de gevonden goederen, vermeld in het eerste lid, en hun context:
1° in onveranderde toestand bewaren;
2° tegen beschadiging of vernieling beschermen;
3° toegankelijk maken voor archeologisch onderzoek door het agentschap..

De Vlaamse Regering kan de nadere regels daarvoor bepalen.

In functie van het onderzoek, vermeld in het derde lid, 3°, kan het agentschap de termijn van tien dagen inkorten of verlengen. Het agentschap brengt de zakelijkrechthouder en de gebruiker daarvan per beveiligde zending op de hoogte. Na het verstrijken van de termijn zijn de zakelijkrechthouder, de gebruiker en de vinder niet langer onderworpen aan het passief-behoudsbeginsel voor archeologisch erfgoed voor wat betreft de gemelde vondst.

Afdeling 2 Verplichtingen zakelijkrechthouders en gebruikers van archeologische artefacten en archeologische ensembles (... - ...)

Artikel 5.2.1. ( 01/01/2017 - ... )

De zakelijkrechthouders en de gebruikers van een archeologisch ensemble moeten het :
1° als een geheel bewaren;
2° in goede staat behouden;
3° beschikbaar houden voor wetenschappelijk onderzoek.

In afwijking van het eerste lid, 1°, mogen onderdelen van een archeologisch ensemble gedurende een periode van maximaal vijf jaar uit het archeologisch ensemble worden gelicht voor educatieve, wetenschappelijke of conservatiedoeleinden als daarvoor een schriftelijke overeenkomst is gesloten. De schriftelijke overeenkomst kan meermaals voor een periode van maximaal vijf jaar hernieuwd worden.

De zakelijkrechthouder die het beheer van een archeologisch ensemble toevertrouwt aan een erkend onroerenderfgoeddepot voldoet aan de verplichtingen, vermeld in het eerste lid.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels daarvoor bepalen.

Artikel 5.2.2. ( 01/01/2017 - ... )

De zakelijkrechthouder of de gebruiker van een archeologisch artefact of van een archeologisch ensemble, dat afkomstig is uit het Vlaamse Gewest, meldt binnen dertig dagen elke wijziging van bewaarplaats of zakelijkrechthouder aan het agentschap. De Vlaamse Regering kan daarvoor de nadere regels bepalen.

De zakelijkrechthouder of de gebruiker van een archeologisch artefact of een archeologisch ensemble wordt vrijgesteld van de melding van de wijziging van bewaarplaats, vermeld in het eerste lid, als de wijziging van bewaarplaats maximaal vijf jaar duurt en gebeurt wegens educatieve, wetenschappelijke of conservatiedoeleinden en als daarvoor een schriftelijke overeenkomst wordt gesloten. De schriftelijke overeenkomst kan meermaals voor een periode van maximaal vijf jaar worden hernieuwd. Bij hernieuwing van de overeenkomst is evenmin een melding nodig.

Artikel 5.2.3. ( 01/01/2017 - ... )

De zakelijkrechthouder of de gebruiker van een archeologisch artefact of van een archeologisch ensemble, dat afkomstig is uit het Vlaamse Gewest, meldt minstens dertig dagen voorafgaand aan het buiten het Vlaamse Gewest brengen ervan zijn voornemen daartoe aan het agentschap. De Vlaamse Regering kan daarvoor de nadere regels bepalen.

De zakelijkrechthouder of de gebruiker van een archeologisch artefact of een archeologisch ensemble wordt vrijgesteld van de melding van zijn voornemen om het buiten het Vlaamse Gewest te brengen, vermeld in het eerste lid, als het buiten het Vlaamse Gewest brengen maximaal vijf jaar duurt en gebeurt wegens educatieve, wetenschappelijke of conservatiedoeleinden en als daarvoor een schriftelijke overeenkomst wordt gesloten. De schriftelijke overeenkomst kan meermaals voor een periode van maximaal vijf jaar worden hernieuwd. Bij hernieuwing van de overeenkomst is evenmin een melding nodig.

Afdeling 3 Code van goede praktijk (... - ...)

Artikel 5.3.1. ( 01/01/2016 - ... )

De Vlaamse Regering stelt een code van goede praktijk vast voor de uitvoering van en rapportering over archeologisch vooronderzoek en archeologische opgravingen en voor het gebruik van metaaldetectoren.

Afdeling 4 Archeologisch onderzoek bij vergunningsplichtige ingrepen in de bodem (... - ...)

Onderafdeling 1 Verplichtingen vergunningsaanvrager (... - ...)

Artikel 5.4.1. ( 01/01/2023 - Datum te bepalen door de Vlaamse Regering )

Voorafgaand aan het aanvragen van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen moet een archeologienota zoals vermeld in artikel 5.4.8 en artikel 5.4.12 opgesteld en gemeld worden in volgende situaties:
1° aanvragen met betrekking tot percelen die gelegen zijn in een voorlopig of definitief beschermde archeologische site;
2° aanvragen waarbij de totale oppervlakte van de vergunningsplichtige ingreep in de bodem 100 m² of meer beslaat en de totale oppervlakte van de kadastrale percelen waarop de vergunning betrekking heeft 300 m² of meer bedraagt en waarbij de betrokken percelen geheel of gedeeltelijk gelegen zijn in archeologische zones, opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones;
3° aanvragen waarbij de totale oppervlakte van de vergunningsplichtige ingreep in de bodem 1000 m² of meer beslaat en de totale oppervlakte van de kadastrale percelen waarop de vergunning betrekking heeft 3000 m² of meer bedraagt en waarbij de percelen volledig gelegen zijn buiten archeologische zones, opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones.

Voor de toepassing van dit artikel op terreinen zonder kadastraal nummer geldt de totale oppervlakte van de hele werf van het te vergunnen werk.

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt van die verplichting vrijgesteld:
1° indien de aanvraag volledig betrekking heeft op een gebied waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt of waar onderzoek van het archeologisch erfgoed geen relevante kenniswinst oplevert, zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering;
2° indien de aanvraag betrekking heeft op werkzaamheden aan bestaande lijninfrastructuur en haar aanhorigheden binnen een archeologische zone, opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones, waarbij de oppervlakte van de vergunningsplichtige ingreep in de bodem buiten het gabarit van de bestaande lijninfrastructuur en haar aanhorigheden minder dan 100 m² beslaat;
3° indien de aanvraag betrekking heeft op werkzaamheden aan bestaande lijninfrastructuur en haar aanhorigheden buiten een archeologische zone, opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones en buiten een voorlopig of definitief beschermde archeologische site, waarbij de oppervlakte van de vergunningsplichtige ingreep in de bodem buiten het gabarit van de bestaande lijninfrastructuur en haar aanhorigheden minder dan 1000 m² beslaat, wanneer de lijninfrastructuur waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd meer dan 1000 meter bedraagt;
4° indien de aanvrager een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon is, de totale oppervlakte van de vergunningsplichtige ingreep in de bodem minder dan 5000 m² beslaat, en de betrokken percelen volledig gelegen zijn buiten woongebied of recreatiegebied en buiten archeologische zones opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones en buiten beschermde archeologische sites;
5° indien de handelingen louter betrekking hebben op verbouwingswerken of vernieuwbouw, zonder bijkomende vergunningsplichtige ingreep in de bodem;
6° indien de handelingen louter betrekking hebben op de regularisatie van vergunningsplichtige projecten, overeenkomstig artikel 81 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en alle vergunningsplichtige ingrepen in de bodem al zijn uitgevoerd;
7° indien de stedenbouwkundige aanvraag kadert in verbeterd bodembeheer en uitsluitend betrekking heeft op een reliëfwijziging in agrarisch gebied, niet gelegen in een archeologische zone zoals opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones of een voorlopig of definitief beschermde archeologische site, als gevolg van een afgraving van teelaarde tot 40 cm en de latere toevoeging met dezelfde teelaarde.
8° indien de aanvraag betrekking heeft op werkzaamheden binnen het gabarit van bestaande lijninfrastructuur en haar aanhorigheden;
9° indien de aanvraag geheel betrekking heeft op percelen binnen het grondgebied van een erkende onroerenderfgoedgemeente waarvoor de gemeenteraad in een gemeentelijk reglement een vrijstelling heeft voorzien. De vrijstellingen in het gemeentelijk reglement zijn gebaseerd op onderzoek naar de archeologische situatie in de betrokken gemeente door een erkende archeoloog in dienst van de erkende onroerenderfgoedgemeente.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels voor deze vrijstellingen bepalen.

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen kan een archeologienota waarvan al akte is genomen indienen als de aanvraag betrekking heeft op hetzelfde perceel of dezelfde percelen en als de ingreep in de bodem van de te vergunnen werken overeenkomt met de ingreep in de bodem van de vergunningsplichtige werkzaamheden die in de archeologienota waarvan akte is genomen zijn omschreven. Als er in de archeologienota een archeologische opgraving werd opgelegd, moet deze zijn uitgevoerd en moet daarover een archeologierapport aan het agentschap zijn bezorgd. In het geval dat er gebruik is gemaakt van onderafdeling 7 van deze afdeling, moet de nota waarvan akte is genomen zijn uitgevoerd. Als er in de nota een archeologische opgraving wordt opgelegd, moet daarover een archeologierapport aan het agentschap zijn bezorgd.

In het derde lid wordt verstaan onder gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt of waar onderzoek van archeologisch erfgoed geen relevante kenniswinst oplevert: de gebieden waar op basis van waarnemingen en wetenschappelijke argumenten onderbouwd kan worden dat ze met hoge waarschijnlijkheid geen archeologische waarde hebben, of waar op basis van waarnemingen en wetenschappelijke argumenten onderbouwd kan worden dat verder onderzoek van de aanwezige archeologische site en artefacten geen relevante kenniswinst oplevert.

Artikel 5.4.2. ( 01/01/2023 - ... )

Voorafgaand aan het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden moet een archeologienota als vermeld in artikel 5.4.8 en artikel 5.4.12 opgesteld en gemeld worden in volgende situaties:
1° aanvragen met betrekking tot percelen die gelegen zijn in een voorlopig of definitief beschermde archeologische site;
2° aanvragen waarbij de totale oppervlakte van de kadastrale percelen waarop de vergunning betrekking heeft 300 m² of meer bedraagt en waarbij de betrokken kadastrale percelen geheel of gedeeltelijk gelegen zijn in archeologische zones, opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones;
3° aanvragen waarbij de totale oppervlakte van de kadastrale percelen waarop de vergunning betrekking heeft 3000 m² of meer bedraagt en waarbij de betrokken kadastrale percelen helemaal buiten de archeologische zones, opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones, liggen.

Voor de toepassing van het eerste lid, 2° en 3°, op terreinen zonder kadastraal nummer geldt de totale oppervlakte van de werf van de te vergunnen verkaveling.

Voor de toepassing van het eerste lid, 2° en 3°, dient enkel rekening gehouden te worden met de terreinen waarop werken uitgevoerd worden met het oog op het bouwrijp maken van de verkaveling en met de oppervlakte van de kavels die verkocht en verhuurd zullen worden voor meer dan negen jaar, waarop een recht van erfpacht of opstal gevestigd zal worden of waarvoor een van die overdrachtsvormen aangeboden zal worden, zulks met het oog op woningbouw of de oprichting van constructies.

In de volgende gevallen wordt de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden van de verplichting, vermeld in het eerste lid, vrijgesteld:
1° de aanvraag heeft betrekking op een gebied waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt of waar onderzoek van archeologisch erfgoed geen relevante kenniswinst oplevert, zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering;
2° de aanvraag heeft geheel betrekking op percelen binnen het grondgebied van een erkende onroerenderfgoedgemeente waarvoor de gemeenteraad in een gemeentelijk reglement in een vrijstelling heeft voorzien. De vrijstellingen in het gemeentelijk reglement zijn gebaseerd op onderzoek naar de archeologische situatie in de gemeente in kwestie door een erkende archeoloog in dienst van de erkende onroerenderfgoedgemeente.

Bij de aanvraag voor het bijstellen van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden overeenkomstig artikel 85 en 86 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning moet geen gemelde archeologienota worden toegevoegd, voor zover dit niet gepaard gaat met bijkomende ingrepen in de bodem.

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden kan een archeologienota waarvan al akte is genomen indienen, als de aanvraag betrekking heeft op dezelfde percelen en als de ingreep in de bodem van de te vergunnen werken overeenkomt met de ingreep in de bodem van de werken omschreven in de archeologienota waarvan akte is genomen. Als er in de archeologienota een archeologische opgraving werd opgelegd, moet deze zijn uitgevoerd en moet hierover een archeologierapport aan het agentschap zijn bezorgd. In het geval dat er gebruik is gemaakt van onderafdeling 7 van deze afdeling moet de nota waarvan akte is genomen zijn uitgevoerd. Als er in de nota een archeologische opgraving wordt opgelegd, moet daarover een archeologierapport aan het agentschap zijn bezorgd.

In het vierde lid, 1°, wordt verstaan onder gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt of waar onderzoek van archeologisch erfgoed geen relevante kenniswinst oplevert: de gebieden waar op basis van waarnemingen en wetenschappelijke argumenten onderbouwd kan worden dat ze met hoge waarschijnlijkheid geen archeologische waarde hebben, of waar op basis van waarnemingen en wetenschappelijke argumenten onderbouwd kan worden dat verder onderzoek van de aanwezige archeologische site en artefacten geen relevante kenniswinst oplevert.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels voor deze vrijstellingen bepalen.

Artikel 5.4.3. ( 01/04/2019 - Datum te bepalen door de Vlaamse Regering )

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen met ingreep in de bodem of van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden stelt een erkend archeoloog aan in de gevallen, vermeld in artikel 5.4.1 en 5.4.2 om een archeologienota waarvan akte is genomen te verkrijgen.

De archeologienota waarvan akte is genomen of de gemelde archeologienota wordt toegevoegd bij de aanvraag van omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden.

Als bij de aanvraag een gemelde archeologienota is toegevoegd, bezorgt de aanvrager de archeologienota waarvan akte is genomen aan de vergunningverlenende overheid voor het verstrijken van de vervaltermijnen, vermeld in artikel 32, § 1, § 2 en § 3, artikel 46, § 1, en artikel 66, § 1, § 2, § 2/1 en § 3, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

Onderafdeling 2 Verplichting vergunningsverlener (... - ...)

Artikel 5.4.4. ( 01/04/2019 - Datum te bepalen door de Vlaamse Regering )

De verlener van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden neemt, behoudens in de gevallen omschreven in artikel 5.4.1, derde lid, en artikel 5.4.2, vierde en vijfde lid, het naleven van de  archeologienota waarvan akte is genomen en van dit decreet op als voorwaarde in de vergunning. De werken in de archeologienota waarvan akte is genomen overeenkomstig artikel 5.4.9 en in de nota waarvan akte is genomen overeenkomstig artikel 5.4.17 worden geacht te zijn vergund.

Een afschrift van de stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning of van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden waarin het naleven van de archeologienota waarvan akte is genomen als voorwaarde wordt opgenomen, wordt door de vergunningverlener binnen een ordetermijn van tien dagen en schriftelijk bezorgd aan het agentschap.

De verlener in eerste of laatste administratieve aanleg van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden kan over een vergunningsaanvraag als vermeld in artikel 5.4.1 en 5.4.2 van dit decreet, waarbij een gemelde archeologienota toegevoegd is, alleen maar een beslissing nemen binnen de vervaltermijnen, vermeld in artikel 32, § 1, § 2 en § 3, artikel 46, § 1, en artikel 66, § 1, § 2, § 2/1 en § 3, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, als de aktename van de gemelde archeologienota bezorgd is door de vergunningsaanvrager voorafgaand aan het verlenen van de vergunning.

Onderafdeling 3 Verplichtingen aangestelde erkende archeoloog - Archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem (... - ...)

Artikel 5.4.5. ( 01/04/2019 - ... )

Als het onmogelijk of juridisch, economisch of maatschappelijk onwenselijk is om voorafgaand aan het aanvragen van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem uit te voeren, meldt de erkende archeoloog de resultaten van het archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem bij het agentschap of in voorkomend geval bij de erkende onroerenderfgoedgemeente in de vorm van een archeologienota overeenkomstig onderafdeling 7 en volgt verder de procedure omschreven in die onderafdeling.

Als de archeologienota betrekking heeft op percelen die op het grondgebied van meerdere gemeenten liggen, meldt de erkende archeoloog de archeologienota aan het agentschap.

Artikel 5.4.6. ( 01/01/2023 - ... )

§ 1. De door de initiatiefnemer aangestelde erkende archeoloog vraagt via het digitale platform dat het agentschap daarvoor beschikbaar stelt, aan het agentschap of in voorkomend geval aan de erkende onroerenderfgoedgemeente een toelating om een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem uit te voeren.

Als het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem betrekking heeft op percelen die op het grondgebied van meerdere gemeenten liggen, vraagt de erkende archeoloog een toelating tot het uitvoeren ervan aan het agentschap.

De aanvraag tot toelating bevat minstens de volgende gegevens:
1° de naam en het adres van de initiatiefnemer;
2° het erkenningsnummer van de erkende archeoloog;
3° de woonplaats of maatschappelijke zetel van de erkende archeoloog;
4° de locatie van het archeologisch vooronderzoek met in voorkomend geval de kadastrale gegevens van de betrokken percelen;
5° de aanleiding voor het archeologisch vooronderzoek;
6° de voorgestelde uitvoeringswijze.

De Vlaamse Regering kan de in de aanvraag tot toelating op te nemen gegevens nader omschrijven of uitbreiden.

§ 2. Het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente neemt een beslissing over de aanvraag tot toelating binnen een termijn van vijftien dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de aanvraag is ingediend. Als die termijn wordt overschreden, wordt de toelating geacht goedgekeurd te zijn. Het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente brengt de erkende archeoloog op de hoogte van de beslissing via het daarvoor voorziene digitale platform. De beslissing vermeldt de voorwaarden die van toepassing zijn. De erkende archeoloog brengt de initiatiefnemer schriftelijk op de hoogte van de beslissing.

§ 3. Als het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem weigert of er voorwaarden aan koppelt, kan de initiatiefnemer, de door de initiatiefnemer aangestelde erkende archeoloog of het agentschap een georganiseerd administratief beroep instellen bij de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering kan over het beroepschrift advies inwinnen bij de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels daarvoor.

Artikel 5.4.7. ( 01/04/2019 - ... )

Het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem moet worden uitgevoerd overeenkomstig de voorgestelde uitvoeringswijze in de aanvraag tot toelating, de eventuele voorwaarden van het agentschap of de erkende onroerenderfgoedgemeente en de code van goede praktijk.

Onderafdeling 4 [Verplichtingen aangestelde erkende archeoloog - Melding archeologienota (verv. Decr. 13 juli 2018, art. 17, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 5.4.8. ( 01/04/2019 - ... )

Na het beëindigen van het archeologisch vooronderzoek meldt de door de initiatiefnemer gemachtigde archeoloog een archeologienota aan het agentschap of in voorkomend geval aan de erkende onroerenderfgoedgemeente via het digitale platform dat het agentschap daarvoor beschikbaar stelt. Als de archeologienota betrekking heeft op percelen die op het grondgebied van meerdere gemeenten liggen, meldt de erkende archeoloog de archeologienota aan het agentschap.

Die archeologienota bevat minstens de volgende gegevens:
1° een plan waarop de betrokken percelen, de precieze plaats van het archeologisch vooronderzoek en de geplande werken nauwkeurig worden afgelijnd;
2° de resultaten van het archeologisch vooronderzoek;
3° een gemotiveerd advies over het al dan niet moeten nemen van maatregelen met in voorkomend geval een programma hierover;
4° in voorkomend geval de noodzakelijke competenties die de uitvoerders van de voorgestelde maatregelen moeten bezitten;
5° in voorkomend geval een kostenraming en de geschatte duur van de voorgestelde maatregelen;
6° in voorkomend geval een gemotiveerd voorstel over het bewaren of deponeren van het archeologisch ensemble dat het resultaat is van het archeologisch vooronderzoek en de archeologische opgraving.

De archeologienota kan:
1° voorzien in een fasering van de in voorkomend geval uit te voeren archeologische opgravingen;
2° voorzien dat delen van de kadastrale percelen waar de ingreep in de bodem is gepland van archeologische opgraving worden vrijgesteld.

De Vlaamse Regering kan de in de archeologienota op te nemen gegevens nader omschrijven of uitbreiden.

Onderafdeling 5 [Verplichtingen aangestelde erkende archeoloog - Aktename archeologienota (verv. Decr. 13 juli 2018, art. 19, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 5.4.9. ( 01/01/2023 - ... )

Het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente gaat na of de gemelde archeologienota in overeenstemming is met de code van goede praktijk, vermeld in artikel 5.3.1. In bevestigend geval neemt het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente akte van de melding. Als het voorgestelde programma van maatregelen in de gemelde archeologienota geen adequate omgang met het archeologisch erfgoed garandeert of geen nuttige kenniswinst oplevert, neemt het agentschap of de erkende onroerenderfgoedgemeente geen akte van de melding.

Het agentschap of, in voorkomend geval, de erkende onroerenderfgoedgemeente brengt de erkende archeoloog binnen een termijn van vijftien dagen die ingaat op de dag na de dag waarop de melding is ingediend, op de hoogte van de meldingsakte via het daarvoor voorziene digitale platform. De erkende archeoloog brengt de initiatiefnemer schriftelijk op de hoogte van de meldingsakte. Het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente kan in de meldingsakte voorwaarden opleggen. Als de termijn van vijftien dagen wordt overschreden, wordt het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente geacht akte te hebben genomen van de archeologienota. De Vlaamse Regering kan daarvoor de nadere regels bepalen.

Als het agentschap of de erkende onroerenderfgoedgemeente van de archeologienota akte neemt, er geen akte van neemt of er voorwaarden aan koppelt, kan de initiatiefnemer, de door de initiatiefnemer aangestelde erkende archeoloog of het agentschap een georganiseerd administratief beroep instellen bij de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering kan over het beroepschrift advies inwinnen bij de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels daarvoor.

In voorkomend geval geldt de aktename als toelating voor de in de archeologienota omschreven archeologische opgraving in de mate dat de vergunde werken, vermeld in artikel 5.4.1 en 5.4.2, overeenstemmen met de werken zoals omschreven in de archeologienota waarvan akte is genomen. De Vlaamse Regering kan de nadere regels daarvoor bepalen.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over het verspreiden van de informatie uit de archeologienota waarvan akte is genomen ten aanzien van alle belanghebbenden.

Onderafdeling 6 [Verplichtingen aangestelde erkende archeoloog - Uitvoering archeologienota waarvan akte is genomen (verv. Decr. 13 juli 2018, art. 21, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 5.4.10. ( 01/04/2016 - ... )

 De erkende archeoloog meldt in voorkomend geval de aanvang van de archeologische opgraving aan het agentschap en in voorkomend geval aan de erkende onroerend-erfgoedgemeente. De Vlaamse Regering kan de nadere regels daarvoor bepalen.

Artikel 5.4.11. ( 01/04/2019 - ... )

De archeologische opgraving, die beperkt is tot de zone die daadwerkelijk verstoord wordt door de geplande ingreep in de bodem, moet worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden van de aktename en de code van goede praktijk. Bij verkavelingsdossiers heeft de opgraving in voorkomend geval betrekking op de volledige zone die voor ontwikkeling in aanmerking komt en op het volledige projectgebied.

Onderafdeling 7 Procedure bij de onmogelijkheid of de onwenselijkheid om voorafgaand aan het aanvragen van de vergunning een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem uit te voeren (... - ...)

Artikel 5.4.12. ( 01/04/2019 - ... )

In het geval dat er alleen een archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem plaatsvond omdat een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem onmogelijk of juridisch, economisch of maatschappelijk onwenselijk was voorafgaand aan het aanvragen van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden, meldt de door de initiatiefnemer aangestelde erkende archeoloog een archeologienota aan het agentschap of in voorkomend geval aan de erkende onroerenderfgoedgemeente via het digitale platform dat het agentschap daarvoor beschikbaar stelt. Als de archeologienota betrekking heeft op percelen die op het grondgebied van meerdere gemeenten liggen, meldt de erkende archeoloog de archeologienota bij het agentschap.

Die archeologienota bevat minstens de volgende gegevens:
1° de naam en het adres van de initiatiefnemer;
2° het erkenningsnummer van de erkende archeoloog;
3° de woonplaats of maatschappelijke zetel van de erkende archeoloog;
4° de locatie van het archeologisch vooronderzoek met in voorkomend geval de kadastrale gegevens van de betrokken percelen;
5° de redenen en motivering waarom het vooronderzoek voor het indienen van de vergunning beperkt wordt tot een vooronderzoek zonder ingreep in de bodem;
6° de resultaten van het archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem;
7° een plan waarop de betrokken percelen, de precieze plaats van het archeologisch vooronderzoek en de geplande werken nauwkeuring worden afgelijnd;
8° de voorgestelde uitvoeringswijze van het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem.

De Vlaamse Regering kan de in de archeologienota op te nemen gegevens nader omschrijven of uitbreiden.

Artikel 5.4.13. ( 01/01/2023 - ... )

Het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente gaat na of de gemelde archeologienota in overeenstemming is met de code van goede praktijk, vermeld in artikel 5.3.1. In bevestigend geval neemt het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente akte van de melding. Als het voorgestelde programma van maatregelen in de gemelde archeologienota geen adequate omgang met het archeologisch erfgoed garandeert of geen nuttige kenniswinst oplevert, neemt het agentschap of de erkende onroerenderfgoedgemeente geen akte van de melding.

Het agentschap of, in voorkomend geval, de erkende onroerenderfgoedgemeente brengt de erkende archeoloog binnen een termijn van vijftien dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de melding is ingediend, op de hoogte van de meldingsakte via het daarvoor voorziene digitale platform. De erkende archeoloog brengt de initiatiefnemer schriftelijk op de hoogte van de meldingsakte. Het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente kan in de meldingsakte voorwaarden opleggen. Als de termijn van vijftien dagen wordt overschreden, wordt het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente geacht akte te hebben genomen van de archeologienota. De Vlaamse Regering kan daarvoor de nadere regels bepalen.

Als het agentschap of de erkende onroerenderfgoedgemeente van de archeologienota akte neemt, er geen akte van neemt of er voorwaarden aan koppelt, kan de initiatiefnemer, de door de initiatiefnemer aangestelde erkende archeoloog of het agentschap een georganiseerd administratief beroep instellen bij de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering kan over het beroepschrift advies inwinnen bij de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels daarvoor.

In voorkomend geval geldt de aktename als toelating voor het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem. De Vlaamse Regering kan de nadere regels daarvoor bepalen.

Artikel 5.4.14. ( 01/04/2019 - ... )

De erkende archeoloog aangesteld door de initiatiefnemer, meldt de aanvang van het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem, opgenomen in de archeologienota waarvan akte is genomen, aan het agentschap en in voorkomend geval aan de erkende onroerenderfgoedgemeente. De Vlaamse Regering kan de nadere regels daarvoor bepalen.

Artikel 5.4.15. ( 01/04/2019 - ... )

Het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem moet worden uitgevoerd overeenkomstig de uitvoeringswijze in de archeologienota waarvan akte is genomen, de eventuele voorwaarden van het agentschap of de erkende onroerenderfgoedgemeente in de aktename en de code van goede praktijk.

Artikel 5.4.16. ( 01/04/2019 - ... )

Na het beëindigen van het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem meldt de erkende archeoloog een nota aan het agentschap of in voorkomend geval aan de erkende onroerenderfgoedgemeente. Als de nota betrekking heeft op percelen die op het grondgebied van meerdere gemeenten liggen, meldt de erkende archeoloog de nota aan het agentschap.

Die nota bevat minstens de volgende gegevens:
1° de resultaten van het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem;
2° een gemotiveerd advies over het al dan niet moeten nemen van maatregelen met in voorkomend geval een programma hierover;
3° in voorkomend geval de noodzakelijke competenties die de uitvoerders van de voorgestelde maatregelen moeten bezitten;
4° in voorkomend geval een kostenraming en de geschatte duur van de voorgestelde maatregelen;
5° in voorkomend geval een gemotiveerd voorstel over het bewaren of deponeren van het archeologisch ensemble dat het resultaat is van het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem en de archeologische opgraving.

De nota kan:
1° voorzien in een fasering van de in voorkomend geval uit te voeren archeologische opgravingen;
2° voorzien dat delen van de kadastrale percelen waar de ingreep in de bodem is gepland van archeologische opgraving worden vrijgesteld.

De Vlaamse Regering kan de in de nota op te nemen gegevens nader omschrijven of uitbreiden.

Artikel 5.4.17. ( 01/01/2023 - ... )

Het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente gaat na of de gemelde nota in overeenstemming is met de code van goede praktijk, vermeld in artikel 5.3.1. In bevestigend geval neemt het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente akte van de melding. Als het voorgestelde programma van maatregelen in de gemelde nota geen adequate omgang met het archeologisch erfgoed garandeert of geen nuttige kenniswinst oplevert, neemt het agentschap of de erkende onroerenderfgoedgemeente geen akte van de melding.

Het agentschap of, in voorkomend geval, de erkende onroerenderfgoedgemeente brengt de erkende archeoloog binnen een termijn van vijftien dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de melding is ingediend, op de hoogte van de meldingsakte via het daarvoor voorziene digitale platform. De erkende archeoloog brengt de initiatiefnemer schriftelijk op de hoogte van de meldingsakte. Het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente kan in de meldingsakte voorwaarden opleggen. Als de termijn van vijftien dagen wordt overschreden, wordt het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente geacht akte te hebben genomen van de archeologienota. De Vlaamse Regering kan daarvoor de nadere regels bepalen.

Als het agentschap of de erkende onroerenderfgoedgemeente van de nota akte neemt, er geen akte van neemt of er voorwaarden aan koppelt, kan de initiatiefnemer, de door de initiatiefnemer aangestelde erkende archeoloog of het agentschap een georganiseerd administratief beroep instellen bij de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering kan over het beroepschrift advies inwinnen bij de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels daarvoor.

In voorkomend geval geldt de aktename als toelating voor de in de nota omschreven archeologische opgraving in de mate dat de vergunde werken, vermeld in artikel 5.4.3, overeenstemmen met de werken zoals omschreven in de nota waarvan akte is genomen. De Vlaamse Regering kan de nadere regels daarvoor bepalen.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over het verspreiden van de informatie uit de nota waarvan akte is genomen ten aanzien van alle belanghebbenden.

Artikel 5.4.18. ( 01/04/2016 - ... )

De erkende archeoloog meldt de aanvang van de archeologische opgraving aan het agentschap en in voorkomend geval aan de erkende onroerenderfgoedgemeente. De Vlaamse Regering kan de nadere regels daarvoor bepalen.

Artikel 5.4.19. ( 01/04/2019 - ... )

De archeologische opgraving, beperkt tot de zone die daadwerkelijk verstoord wordt door de geplande ingreep in de bodem, moet worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden van de aktename en de code van goede praktijk.

Bij verkavelingsdossiers heeft de opgraving in voorkomend geval betrekking op de volledige zone die voor ontwikkeling in aanmerking komt en op het volledige projectgebied.

Onderafdeling 8 Verplichtingen aangestelde erkende archeoloog - Archeologierapport (... - ...)

Artikel 5.4.20. ( 01/04/2019 - ... )

De erkende archeoloog bezorgt binnen zestig dagen na het beëindigen van de opgraving een archeologierapport aan het agentschap via het digitale platform dat het agentschap daarvoor beschikbaar stelt. Het agentschap stelt het archeologierapport in voorkomend geval ter beschikking van de erkende onroerenderfgoedgemeente. Dat archeologierapport omvat minstens de volgende gegevens :
1° een beknopte beschrijving van de uitgevoerde werken en de resultaten;
2° een beschrijving van de verdere aanpak;
3° een gemotiveerd voorstel over het bewaren of deponeren van het archeologisch ensemble als dat de voorstellen die erover geformuleerd zijn in de archeologienota, wijzigt of aanvult.

Onderafdeling 9 Verplichtingen aangestelde erkende archeoloog - Eindverslag (... - ...)

Artikel 5.4.21. ( 01/04/2019 - ... )

De erkende archeoloog bezorgt binnen twee jaar na het beëindigen van de archeologische opgraving via het digitale platform dat het agentschap daarvoor beschikbaar stelt, een eindverslag aan het agentschap overeenkomstig de code van goede praktijk, vermeld in artikel 5.3.1.

De erkende archeoloog publiceert het eindverslag. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels daarvoor.

De eindverslagen van de archeologische opgravingen worden digitaal ontsloten. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels daarvoor.

[Onderafdeling 10 (ing. Decr. 15 juli 2016, art. 24, I: 1 januari 2017)] [Databank van toelatingen en meldingen voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem, archeologienota's en nota's (verv. Decr. 13 juli 2018, art. 32, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 5.4.22. ( 01/04/2019 - ... )

Het agentschap stelt een databank van toelatingen en meldingen van vooronderzoek met ingreep in de bodem, archeologienota's en nota's digitaal beschikbaar. Die databank bevat:
1° de aanvragen tot toelating van een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem als vermeld in artikel 5.4.6, § 1, en de beslissing die daarover is genomen in eerste administratieve aanleg, vermeld in artikel 5.4.6, § 2;
2° de archeologienota's, vermeld in artikel 5.4.8, eerste lid, en artikel 5.4.12, eerste lid, en de beslissingen die daarover zijn genomen in eerste administratieve aanleg, vermeld in artikel 5.4.9, eerste lid, en artikel 5.4.13, eerste lid;
3° de nota's, vermeld in artikel 5.4.16, eerste lid, en de beslissingen die daarover zijn genomen in eerste administratieve aanleg, vermeld in artikel 5.4.17, eerste lid;
4° de in beroep genomen beslissingen over de aanvragen tot toelating van archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem, vermeld in artikel 5.4.6, § 3;
5° de in beroep genomen beslissingen over de archeologienota's, vermeld in artikel 5.4.9, derde lid, en artikel 5.4.13, derde lid;
6° de in beroep genomen beslissingen over de nota's, vermeld in artikel 5.4.17, derde lid;
7° de adviezen van de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed over de in beroep genomen beslissingen over de aanvragen tot toelating van archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem, de archeologienota's en de nota's, vermeld in artikel 5.4.6, § 3, artikel 5.4.9, derde lid, artikel 5.4.13, derde lid, en artikel 5.4.17, derde lid.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels over de vorm van de databank en de toegang ertoe bepalen.

[Onderafdeling 11 Digitaal platform voor archeologie (ing. Decr. 13 juli 2008, art. 34, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 5.4.23. ( 01/04/2019 - ... )

Als het digitale platform, vermeld in de artikelen 5.4.6, 5.4.8, 5.4.12, 5.4.20, 5.4.21 en 5.5.4 omwille van technische redenen onbeschikbaar is, kan de erkende archeoloog of het agentschap indienen of verzenden per beveiligde zending.

Afdeling 5 Archeologisch onderzoek met het oog op wetenschappelijke vraagstellingen (... - ...)

Artikel 5.5.1. ( 01/04/2016 - ... )

Erkende archeologen kunnen archeologisch vooronderzoek of archeologische opgravingen uitvoeren met het oog op weloverwogen en gedocumenteerde wetenschappelijke vraagstellingen.

Artikel 5.5.2. ( 01/01/2017 - ... )

De erkende archeoloog sluit met de zakelijkrechthouders van de betrokken onroerende goederen een overeenkomst die de vergoeding voor eventuele schade, de bestemming van het archeologisch ensemble en de verwachte duur van het onderzoek regelt behalve als het onderzoek in het kader van een toevalsvondst gebeurt.

Artikel 5.5.3. ( 01/01/2017 - ... )

§ 1. De erkende archeoloog vraagt aan het agentschap een toelating om een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem of een archeologische opgraving met het oog op wetenschappelijke vraagstellingen uit te voeren.

De aanvraag tot toelating bevat minstens de volgende gegevens :
1° het erkenningsnummer van de erkende archeoloog;
2° de woonplaats of maatschappelijke zetel van de erkende archeoloog;
3° de locatie van het archeologisch vooronderzoek of de archeologische opgraving met in voorkomend geval de kadastrale gegevens van de betrokken percelen;
4° de wetenschappelijke vraagstellingen en het belang van het wetenschappelijk onderzoek;
5° de voorgestelde uitvoeringswijze;
6° de overeenkomst, vermeld in artikel 5.5.2;
7° de motivatie waarom onderzoek primeert op behoud.

De Vlaamse Regering :
1° kan de in de aanvraag op te nemen gegevens nader omschrijven of uitbreiden;
2° bepaalt de nadere regels voor het aanvragen en het afleveren van de toelating.

§ 2. Als het agentschap de toelating voor het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem of voor de archeologische opgraving met het oog op wetenschappelijke vraagstellingen weigert of er voorwaarden aan koppelt, kan de erkende archeoloog een georganiseerd administratief beroep instellen bij de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering kan over het beroepschrift advies inwinnen bij de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels daarvoor.

Artikel 5.5.4. ( 01/04/2019 - ... )

De erkende archeoloog meldt aan het agentschap de aanvang van het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem en de archeologische opgraving met het oog op wetenschappelijke vraagstellingen. De Vlaamse Regering kan daarvoor de nadere regels bepalen.

De erkende archeoloog bezorgt binnen zestig dagen na het beëindigen van het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem of de archeologische opgraving een archeologierapport aan het agentschap via het digitale platform dat het agentschap daarvoor ter beschikking stelt. Dit archeologierapport omvat minstens :
1° een beknopte beschrijving van de uitgevoerde werken en de resultaten;
2° een beschrijving van de verdere aanpak.

De erkende archeoloog bezorgt binnen twee jaar na het beëindigen van het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem of de archeologische opgraving een eindverslag aan het agentschap via het digitale platform dat het agentschap daarvoor ter beschikking stelt overeenkomstig de vastgestelde code van goede praktijk.

De erkende archeoloog publiceert het eindverslag. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels daarvoor.

De eindverslagen van het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem en de archeologische opgravingen met het oog op wetenschappelijke vraagstellingen worden digitaal ontsloten. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels daarvoor.

Afdeling 6 Evaluatie (... - ...)

Artikel 5.6.1. ( 01/01/2017 - ... )

§ 1. De Vlaamse Regering evalueert jaarlijks de effectiviteit van dit hoofdstuk. Het evaluatierapport wordt ter informatie voorgelegd aan het Vlaams Parlement.

In het rapport, vermeld in het eerste lid, komen ten minste een beschrijving en beoordeling van de sterktes en te verbeteren punten, de kansen en de moeilijkheden bij archeologisch onderzoek en de financiering ervan.

§ 2. Het agentschap legt jaarlijks een rapport aan de Vlaamse Regering voor. Voor de opmaak van het rapport kan het agentschap het advies inwinnen van de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed. In dit rapport komen ten minste de volgende elementen aan bod :
1° een overzicht van het aantal vooronderzoeken en opgravingen, alsook de duur ervan;
2° een overzicht van de resultaten van die onderzoeken;
3° een overzicht van de voorgestelde en goedgekeurde maatregelen uit de archeologienota;
4° de financiële implicaties van het archeologisch onderzoek en de werking van het archeologisch solidariteitsfonds.

HOOFDSTUK 6 Beschermingen, erfgoedlandschappen en werelderfgoed (20/07/2024 - ...)

Afdeling 1 Beschermingsprocedure (... - ...)

Onderafdeling 1 Voorlopige bescherming (... - ...)

Artikel 6.1.1. ( 01/01/2015 - ... )

De Vlaamse Regering kan een archeologische site, monument, cultuurhistorisch landschap, stadsgezicht of dorpsgezicht, desgevallend met inbegrip van een overgangszone, beschermen.

Artikel 6.1.1/1. ( 01/01/2015 - ... )

De beschermingsvoorschriften kunnen geen beperkingen opleggen die werken of handelingen absoluut verbieden of onmogelijk maken die overeenstemmen met de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, noch de realisatie van die plannen en hun bestemmingsvoorschriften verhinderen.

Artikel 6.1.2. ( 01/01/2023 - ... )

De door de Vlaamse Regering daartoe aangewezen personeelsleden hebben voor het onderzoek naar de erfgoedwaarden toegang tot de archeologische sites, monumenten, cultuurhistorische landschappen en stads- en dorpsgezichten die in aanmerking komen voor bescherming. Tot particuliere woningen en bedrijfslokalen hebben ze evenwel alleen toegang tussen negen uur en eenentwintig uur en met machtiging van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg of na toestemming van de zakelijkrechthouder en in voorkomend geval de gebruiker.

Artikel 6.1.3. ( 06/09/2018 - ... )

De Vlaamse Regering wint voorafgaand aan de voorlopige bescherming het advies in bij de colleges van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeentebesturen en de departementen of agentschappen van de Vlaamse overheid bevoegd voor omgeving, mobiliteit en openbare werken en landbouw en visserij. Deze adviezen worden uitgebracht binnen een vervaltermijn van dertig dagen, ingaand de dag na deze van de ontvangst van de adviesvraag. Als deze termijn wordt overschreden, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

De Vlaamse Regering wint voorafgaand aan de voorlopige bescherming het advies in bij de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed. Dit advies wordt uitgebracht binnen een vervaltermijn van zestig dagen, ingaand de dag na deze van de ontvangst van de adviesvraag. Als deze termijn wordt overschreden, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

De Vlaamse Regering brengt voorafgaand aan de voorlopige bescherming de zakelijkrechthouders van een monument of een onroerend goed in een archeologische site of stads- of dorpsgezicht op de hoogte. De zakelijkrechthouders kunnen binnen een vervaltermijn van zestig dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving, schriftelijk opmerkingen bezorgen aan het agentschap over de voorlopige bescherming.

Aan de verplichtingen, vermeld in het eerste tot en met het derde lid, kan worden voorbijgegaan in geval van dringende noodzakelijkheid.

Artikel 6.1.4. ( 01/01/2019 - ... )

§ 1. De Vlaamse Regering stelt het besluit tot voorlopige bescherming vast.

§ 2. Het besluit tot voorlopige bescherming bevat minstens de volgende gegevens :
1° in voorkomend geval de kadastrale gegevens van het perceel of de percelen waarop de onroerende goederen zich bevinden;
2° de vermelding of het een bescherming van een archeologische site, monument, cultuurhistorisch landschap of stads- of dorpsgezicht betreft met, in voorkomend geval, een overgangszone;
3° de benaming van het beschermde onroerend goed;
4° een beknopte wetenschappelijke beschrijving;
5° de erfgoedwaarden;
6° de erfgoedelementen en de erfgoedkenmerken;
7° de toekomstige beheersdoelstellingen die de optimale verwezenlijking van de erfgoedwaarden omschrijven die aanleiding gegeven hebben tot de bescherming;
8° de bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud;
9° in voorkomend geval de bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud in de overgangszone.

Bij elk besluit tot voorlopige bescherming worden de volgende bijlagen gevoegd :
1° een plan waarop het beschermde goed en, in voorkomend geval, de overgangszone nauwkeurig worden afgelijnd en waarop de plaats van aanplakking van het bericht over het openbaar onderzoek wordt aangeduid;
2° een fotoregistratie van de fysieke toestand van het beschermde goed;
3° in voorkomend geval een lijst met de cultuurgoederen die integrerend deel uitmaken van het beschermde goed inzonderheid de bijhorende uitrusting en de decoratieve elementen.

De Vlaamse Regering kan de gegevens die in elk besluit tot voorlopige bescherming of in de bijlage moeten worden opgenomen, nader omschrijven of uitbreiden.

Artikel 6.1.5. ( 01/01/2015 - ... )

Het besluit tot voorlopige bescherming wordt na de kennisgeving, vermeld in artikel 6.1.6, bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Artikel 6.1.6. ( 06/09/2018 - ... )

Het besluit tot voorlopige bescherming van een archeologische site, monument of stads- of dorpsgezicht wordt met bijlagen per beveiligde zending aan de zakelij krechthouders ter kennis gebracht.

Het agentschap hoort, op hun verzoek, de zakelijkrechthouders. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend bij het agentschap binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid.

De zakelijkrechthouders die, overeenkomstig het eerste lid, van het besluit tot voorlopige bescherming op de hoogte gebracht zijn:
1° brengen de gebruikers van het onroerend goed per beveiligde zending op de hoogte van het besluit tot voorlopige bescherming binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving. Die verplichting wordt in de beveiligde zending vermeld;
2° brengen de zakelijkrechthouders van de cultuurgoederen per beveiligde zending op de hoogte van het besluit tot voorlopige bescherming binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving. Die verplichting wordt in de beveiligde zending vermeld;
3° brengen het agentschap schriftelijk op de hoogte van de eventuele verkoop, overdracht van het eigendomsrecht of overdracht van een ander zakelijk recht, waarbij de nodige stavingsdocumenten gevoegd zijn, binnen een termijn van tien dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving. Die verplichting wordt in de kennisgeving vermeld. De nieuwe zakelijkrechthouders worden op hun beurt, overeenkomstig het eerste lid, op de hoogte gebracht van het besluit tot voorlopige bescherming.

Artikel 6.1.7. ( 06/09/2018 - ... )

Het besluit tot voorlopige bescherming wordt per beveiligde zending aan de betrokken gemeenten bezorgd voor een openbaar onderzoek van dertig dagen.

De betrokken gemeenten openen het openbaar onderzoek binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de kennisgeving van het besluit tot voorlopige bescherming door :
1° een bericht over het openbaar onderzoek op te hangen op de plaats die aangeduid is op het plan dat als bijlage bij het besluit tot voorlopige bescherming is gevoegd;
2° een bericht te publiceren op de website van de betrokken gemeenten.

De besluiten tot voorlopige bescherming van een cultuurhistorisch landschap worden ook aangekondigd door een bericht in ten minste drie dagbladen die in de betrokken gemeenten worden verspreid.

De gemeenten melden aan het agentschap de datum waarop zij het openbaar onderzoek openen. Het agentschap publiceert een bericht over het openbaar onderzoek op zijn website.

De berichten, vermeld in het tweede en derde lid, vermelden minstens het volgende :
1° het voorwerp van het openbaar onderzoek;
2° de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek;
3° de plaats waar het besluit tot voorlopige bescherming en het beschermingsdossier ter inzage liggen;
4° het adres waarop opmerkingen en bezwaren schriftelijk kunnen worden ter kennis gebracht.

Tijdens het openbaar onderzoek :
1° liggen het besluit tot voorlopige bescherming en het beschermingsdossier ter inzage bij de betrokken gemeenten en het agentschap;
2° kunnen opmerkingen en bezwaren schriftelijk aan de betrokken gemeenten ter kennis worden gebracht;
3° kunnen de betrokken gemeenten een hoorzitting organiseren.

De betrokken gemeenten stellen een proces-verbaal op waarin de opmerkingen, de bezwaren en in voorkomend geval een advies en het verslag van de hoorzitting worden opgenomen en sluiten het openbaar onderzoek af. Binnen een ordetermijn van vijftien dagen die ingaat op de dag na het afsluiten van het openbaar onderzoek bezorgen ze het proces-verbaal schriftelijk aan het agentschap.

Als de gemeente het openbaar onderzoek niet opent binnen de vooropgestelde termijn van dertig dagen, is het aan het agentschap dit openbaar onderzoek op te starten en af te ronden binnen de termijn, vermeld in artikel 6.1.9.

Artikel 6.1.8. ( 06/09/2018 - ... )

De Vlaamse Regering wint over de voorlopige bescherming het advies in bij de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed als er overeenkomstig artikel 6.1.3, vierde lid, omwille van dringende noodzakelijkheid geen voorafgaand advies werd gevraagd. Dit advies wordt uitgebracht binnen een vervaltermijn van zestig dagen, ingaand de dag na deze van de ontvangst van de adviesvraag. Als deze termijn wordt overschreden, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

Artikel 6.1.9. ( 01/01/2023 - ... )

§ 1. Vanaf de dag van de ondertekening van het besluit tot voorlopige bescherming zijn op de onroerende goederen, vermeld in het besluit tot voorlopige bescherming, gedurende een termijn van maximaal 270 dagen de rechtsgevolgen van een bescherming voorlopig van toepassing.

Vanaf de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, vermeld in artikel 6.1.5, zijn op de onroerende goederen, vermeld in het besluit tot voorlopige bescherming van een cultuurhistorisch landschap, gedurende een termijn van maximaal 270 dagen de rechtsgevolgen van een bescherming voorlopig van toepassing.

§ 2. De Vlaamse Regering kan de termijnen, vermeld in paragraaf 1, eerste en tweede lid eenmalig met maximaal negentig dagen verlengen.

Het besluit tot verlenging van de voorlopige bescherming van een archeologische site, monument of stads- of dorpsgezicht wordt aan de zakelijkrechthouders per beveiligde zending ter kennis gebracht overeenkomstig artikel 6.1.6.

Het besluit tot verlenging van de voorlopige bescherming van een cultuurhistorisch landschap wordt bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 6.1.10. ( 01/01/2015 - ... )

De rechtsgevolgen van een besluit tot voorlopige bescherming zijn van toepassing :
1° op de zakelijkrechthouders vanaf de kennisgeving, vermeld in artikel 6.1.6;
2° op de gebruikers en de eigenaars van de cultuurgoederen vanaf de kennisgeving door de zakelijkrechthouders, vermeld in artikel 6.1.6;
3° op iedereen vanaf de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, vermeld in artikel 6.1.5.

Artikel 6.1.11. ( 01/01/2023 - ... )

Het besluit tot voorlopige bescherming vervalt van rechtswege als de Vlaamse Regering binnen de termijnen, vermeld in artikel 6.1.9, geen besluit tot definitieve bescherming genomen heeft. Nadat de termijnen, vermeld in artikel 6.1.9, verstreken zijn, kan de Vlaamse Regering geen definitief besluit tot bescherming meer nemen.

Onderafdeling 2 Definitieve bescherming (... - ...)

Artikel 6.1.12. ( 01/01/2015 - ... )

 De Vlaamse Regering kan over de definitieve bescherming advies inwinnen bij de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed.

Artikel 6.1.13. ( 01/01/2015 - ... )

De Vlaamse Regering stelt het besluit tot definitieve bescherming vast.

Artikel 6.1.14. ( 06/09/2018 - ... )

Het besluit tot definitieve bescherming bevat minstens de volgende gegevens :
1° in voorkomend geval de kadastrale gegevens van het perceel of de percelen waarop de onroerende goederen zich bevinden;
2° de vermelding of het een bescherming van een archeologische site, cultuurhistorisch landschap, monument of stads- of dorpsgezicht betreft met, in voorkomend geval, een overgangszone;
3° de benaming van het beschermde onroerend goed;
4° een beknopte wetenschappelijke beschrijving;
5° de erfgoedwaarden;
6° de erfgoedelementen en de erfgoedkenmerken;
7° de beheersdoelstellingen die de optimale verwezenlijking omschrijven van de waarden die aanleiding gegeven hebben tot de bescherming;
8° bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud;
9° in voorkomend geval bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud in de overgangszone.

Bij elk besluit tot definitieve bescherming worden de volgende bijlagen gevoegd :
1° een plan waarop het onroerend goed en in voorkomend geval de overgangszone nauwkeurig wordt afgelijnd;
2° een fotoregistratie van de fysieke toestand;
3° in voorkomend geval een lijst met de cultuurgoederen die integrerend deel uitmaken van het onroerend goed;
4° een document waarin het agentschap zich uitspreekt over de ingediende bezwaren en opmerkingen en in voorkomend geval over de uitgebrachte adviezen en het verslag van de hoorzitting.

De Vlaamse Regering kan de gegevens die in elk besluit tot definitieve bescherming of in de bijlagen zijn opgenomen, nader omschrijven of uitbreiden.

Artikel 6.1.15. ( 01/01/2015 - ... )

Het besluit tot definitieve bescherming wordt na de kennisgeving, vermeld in artikel 6.1.16, bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Artikel 6.1.16. ( 06/09/2018 - ... )

Het besluit tot definitieve bescherming van een archeologische site, monument of stads- of dorpsgezicht wordt met bijlagen per beveiligde zending aan de zakelijkrechthouders ter kennis gebracht.

De zakelijkrechthouders die, overeenkomstig het eerste lid, van het besluit tot definitieve bescherming op de hoogte gebracht zijn:
1° brengen de gebruikers van het onroerend goed per beveiligde zending op de hoogte van het besluit tot definitieve bescherming binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving. De beveiligde zending vermeldt die verplichting;
2° brengen de zakelijkrechthouders van de cultuurgoederen per beveiligde zending op de hoogte van het besluit tot definitieve bescherming binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving. Die verplichting wordt in de beveiligde zending vermeld;
3° brengen het agentschap schriftelijk op de hoogte van de eventuele verkoop, overdracht van het eigendomsrecht of overdracht van een ander zakelijk recht, waarbij de nodige stavingsdocumenten gevoegd zijn, binnen een termijn van tien dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving. Die verplichting wordt in de kennisgeving vermeld. De nieuwe zakelijkrechthouders worden op hun beurt, overeenkomstig het eerste lid, op de hoogte gebracht van het besluit.

Artikel 6.1.17. ( 01/01/2015 - ... )

Het besluit tot definitieve bescherming wordt per beveiligde zending ter kennis gebracht van de gemeenten op het grondgebied waarvan het beschermde goed ligt.

Artikel 6.1.18. ( 01/01/2015 - ... )

De rechtsgevolgen van een besluit tot definitieve bescherming zijn van toepassing :
1° op de zakelijkrechthouders vanaf de kennisgeving, vermeld in artikel 6.1.16;
2° op de gebruikers en de eigenaars van de cultuurgoederen vanaf de kennisgeving door de zakelij krechthouders, vermeld in artikel 6.1.16;
3° op iedereen vanaf de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, vermeld in artikel 6.1.15.

Afdeling 2 Wijzigen en opheffen van een besluit tot definitieve bescherming (... - ...)

Onderafdeling 1 Wijziging of opheffing van een besluit tot definitieve bescherming (... - ...)

Artikel 6.2.1. ( 06/09/2018 - ... )

De Vlaamse Regering kan een besluit tot definitieve bescherming in de volgende gevallen geheel of gedeeltelijk wijzigen of opheffen :
1° de erfgoedwaarden van het beschermde goed zijn onherstelbaar aangetast of verloren gegaan;
2° een verplaatsing van het beschermde goed is noodzakelijk voor het behoud van de erfgoedwaarden ervan of is vereist omwille van het algemeen belang;
3° de gehele of gedeeltelijke wijziging of opheffing is vereist omwille van het algemeen belang;
4° het goed beheer vereist de toevoeging van gegevens zoals vermeld in artikel 6.1.14, 7° tot en met 9°.
5° de toevoeging als bijlage van een lijst van cultuurgoederen die integrerend deel uitmaken van een beschermd goed als vermeld in artikel 6.1.4, § 2, tweede lid, 3°, of de aanpassing van een lijst van cultuurgoederen is noodzakelijk.

Artikel 6.2.2. ( 01/01/2015 - ... )

De Vlaamse Regering kan in een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan een bescherming geheel of gedeeltelijk wijzigen of opheffen als dit vereist is omwille van het algemeen belang.

Artikel 6.2.3. ( 06/09/2018 - ... )

§ 1. In de gevallen, vermeld in artikel 6.2.1, 1° of 3°, kan een besluit tot definitieve bescherming geheel of gedeeltelijk gewijzigd of opgeheven worden onder de voorwaarden en in de vorm die vastgesteld zijn voor een bescherming in artikel 6.1.2, 6.1.5, 6.1.6, 6.1.7, 6.1.13, 6.1.15, 6.1.16, 6.1.17 en 6.1.18.

§ 2. Een besluit tot definitieve bescherming kan gewijzigd worden omwille van een verplaatsing als vermeld in artikel 6.2.1, 2°, op gezamenlijk verzoek of na akkoord van de betrokken zakelijkrechthouders van de oorspronkelijke locatie en de locatie waarnaar het beschermd goed wordt verplaatst en onder de voorwaarden en in de vorm die vastgesteld zijn voor een bescherming in artikel 6.1.2, 6.1.3, 6.1.5, 6.1.6, 6.1.7, 6.1.9, 6.1.10, 6.1.13, 6.1.15, 6.1.16, 6.1.17 en 6.1.18.

Voorafgaand aan het besluit tot voorlopige wijziging worden volgens artikel 6.1.3 adviezen ingewonnen en worden de zakelijkrechthouders van het beschermd monument of van het onroerend goed dat deel uitmaakt van een beschermde archeologische site of een beschermd stads- of dorpsgezicht en de zakelijkrechthouders van het perceel waar het beschermd goed naar wordt verplaatst op de hoogte gebracht. Aan de verplichtingen, vermeld in artikel 6.1.3, eerste tot en met derde lid, kan niet worden voorbijgegaan volgens artikel 6.1.3, vierde lid.

Het agentschap hoort, in afwijking van artikel 6.1.6, tweede lid, de zakelijkrechthouders op hun verzoek en voorafgaand aan het besluit tot voorlopige wijziging. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend bij het agentschap binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving van het ontwerp van besluit tot voorlopige wijziging, vermeld in artikel 6.1.3, derde lid.

De zakelijkrechthouders brengen de gebruikers van het onroerend goed en de zakelijkrechthouders van de cultuurgoederen per beveiligde zending op de hoogte van het ontwerp van besluit tot voorlopige wijziging binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving van het ontwerp van besluit tot voorlopige wijziging, vermeld in artikel 6.1.3, derde lid.

Voorafgaand aan het besluit tot voorlopige wijziging wordt een openbaar onderzoek georganiseerd onder de voorwaarden en in de vorm, vermeld in artikel 6.1.7. Dat openbaar onderzoek heeft betrekking op de oorspronkelijke locatie en de locatie waarnaar het beschermd goed wordt verplaatst. Als het beschermd goed verplaatst wordt naar een andere gemeente, wordt in beide gemeenten een openbaar onderzoek georganiseerd. De betrokken gemeenten hangen een bericht over het openbaar onderzoek uit op beide plaatsen die aangeduid zijn op het plan dat als bijlage bij het ontwerp van besluit tot voorlopige wijziging is gevoegd en publiceren een bericht op hun website.

In afwijking van artikel 6.1.6 en 6.1.16 worden de zakelijkrechthouders van de oorspronkelijke locatie en de locatie waarnaar het beschermde goed wordt verplaatst, per beveiligde zending op de hoogte gebracht van het besluit tot voorlopige en definitieve wijziging van een besluit tot definitieve bescherming van een archeologische site, een monument of een stads- of dorpsgezicht.

§ 3. In de gevallen, vermeld in artikel 6.2.1, 4° of 5°, kan een besluit tot definitieve bescherming gewijzigd worden als de eigenaar schriftelijk toestemming verleent en als het advies van de Commissie wordt gevraagd. Als de eigenaar geen schriftelijke toestemming verleent, dan gebeurt de wijziging, vermeld in artikel 6.2.1, 4°, onder de voorwaarden en in de vorm die vastgesteld zijn voor de bescherming, vermeld in artikel 6.1.2, 6.1.5, 6.1.6, 6.1.7, 6.1.13, 6.1.15, 6.1.16, 6.1.17 en 6.1.18. Als de eigenaar geen schriftelijke toestemming verleent, dan gebeurt de wijziging in het geval, vermeld in artikel 6.2.1, 5°, onder de voorwaarden en in de vorm vastgesteld voor de bescherming, vermeld in artikel 6.1.2, 6.1.5, 6.1.6, 6.1.13, 6.1.15, 6.1.16, 6.1.17 en 6.1.18.

Onderafdeling 2 Voorlopige wijziging of opheffing van een besluit tot definitieve bescherming (... - ...)

Artikel 6.2.4. ( 06/09/2018 - ... )

De Vlaamse Regering wint over de voorlopige wijziging of opheffing van het besluit tot definitieve bescherming in de gevallen, vermeld onder artikel 6.2.1, 1°, 3°, 4° of 5°, advies in bij de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed. Dit advies wordt uitgebracht binnen een vervaltermijn van dertig dagen, ingaand de dag na deze van de ontvangst van de adviesvraag. Als deze termijn wordt overschreden, wordt het advies geacht gunstig te zijn. De termijn van dertig dagen kan door de Vlaamse Regering eenmalig worden verlengd met dertig dagen op vraag van de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed.

Artikel 6.2.5. ( 06/09/2018 - ... )

De Vlaamse Regering stelt het besluit tot voorlopige wijziging of opheffing vast. Het besluit tot voorlopige wijziging of opheffing bevat minstens de volgende gegevens :
1° het opschrift van het besluit dat gewijzigd of opgeheven wordt;
2° de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit dat gewijzigd of opgeheven wordt;
3° in voorkomend geval de kadastrale gegevens van het perceel of de percelen waarop het beschermde goed zich bevindt;
4° de redenen van wijziging of opheffing;
5° in geval van wijziging een beschrijving van de impact op de erfgoedwaarden, een beschrijving van de impact op de beheersdoelstellingen, een beschrijving van de impact op de bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud en, in voorkomend geval, een beschrijving van de impact op de bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud in de overgangszone;
6° de aanduiding van de te registeren en te documenteren erfgoedwaarden die verloren gaan;
7° in geval van gedeeltelijke of volledige opheffing de eventuele verplichting om het beschermde goed te verplaatsen of om onderdelen met erfgoedwaarde in een erkend onroerenderfgoeddepot te plaatsen;
8° in geval van wijziging vanwege een verplaatsing als vermeld in artikel 6.2.1, 2°, de maatregelen die nodig zijn voor de ontmanteling, de verplaatsing en de heroprichting op een geschikte plaats en de termijnen waarbinnen die maatregelen uitgevoerd moeten zijn.

Bij elk besluit tot voorlopige wijziging of tot gedeeltelijke opheffing worden de volgende bijlagen gevoegd :
1° een plan waarop het beschermde goed en in voorkomend geval de overgangszone na wijziging of gedeeltelijke opheffing nauwkeurig wordt afgelijnd en waarop de plaats van aanplakking van het bericht over het openbaar onderzoek wordt aangeduid; In het geval van een wijziging wegens een verplaatsing als vermeld in artikel 6.2.1, 2°, worden zowel de oorspronkelijke locatie als de locatie waarnaar het beschermd goed wordt verplaatst, nauwkeurig afgelijnd en worden de plaatsen van aanplakking aangeduid;
2° een fotoregistratie van de fysieke toestand van het beschermde goed;
3° in voorkomend geval een lijst met de cultuurgoederen die integrerend deel uitmaken van het beschermde goed.
4° in geval van een wijziging wegens een verplaatsing als vermeld in artikel 6.2.1, 2°, een document waarin het agentschap zich uitspreekt over de ingediende bezwaren en opmerkingen en in voorkomend geval over de uitgebrachte adviezen en het verslag van de hoorzitting.

De Vlaamse Regering kan de gegevens die in elk besluit tot voorlopige wijziging of opheffing of in de bijlagen zijn opgenomen, nader omschrijven of uitbreiden.

Onderafdeling 3 Definitieve wijziging of opheffing van een besluit tot definitieve bescherming (... - ...)

Artikel 6.2.6. ( 06/09/2018 - ... )

Het besluit tot definitieve wijziging of opheffing bevat minstens de volgende gegevens :
1° het opschrift van het besluit dat gewijzigd of opgeheven wordt;
2° de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit dat gewijzigd of opgeheven wordt;
3° in voorkomend geval de kadastrale gegevens van het perceel of de percelen waarop het beschermde goed zich bevindt;
4° de redenen van wijziging of opheffing;
5° in geval van wijziging een beschrijving van de impact op de erfgoedwaarden, een beschrijving van de gevolgen voor de beheersdoelstellingen, een beschrijving van de gevolgen voor de bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud en, in voorkomend geval, de gevolgen voor de bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud in de overgangszone;
6° de aanduiding van de te registeren en te documenteren erfgoedwaarden die verloren gaan;
7° in geval van opheffing de eventuele verplichting om het beschermde goed te verplaatsen of om de onderdelen met erfgoedwaarde in een onroerenderfgoeddepot te plaatsen;
8° ...

Bij elk besluit tot definitieve wijziging of tot gedeeltelijke opheffing worden de volgende bijlagen gevoegd :
1° een plan waarop het beschermde goed en in voorkomend geval de overgangszone na wijziging of gedeeltelijke opheffing nauwkeurig wordt afgelijnd en waarop de plaats van de aanplakking van het bericht over het openbaar onderzoek wordt aangeduid;
2° een fotoregistratie van de fysieke toestand van het beschermde goed;
3° in voorkomend geval een lijst met de cultuurgoederen die integrerend deel uitmaken van het beschermde goed;
4° een document waarin het agentschap zich uitspreekt over de ingediende bezwaren en opmerkingen en in voorkomend geval over de uitgebrachte adviezen en het verslag van de hoorzitting.

De Vlaamse Regering kan de gegevens die in elk besluit tot definitieve wijziging of opheffing of in de bijlagen zijn opgenomen nader omschrijven of uitbreiden.

Artikel 6.2.7. ( 01/01/2023 - ... )

Bij een gehele of gedeeltelijke wijziging of opheffing van een besluit tot definitieve bescherming in de gevallen, vermeld in artikel 6.2.1, 1°, 3°, 4° en 5°, blijven tot de vaststelling van het besluit tot definitieve wijziging of opheffing de rechtsgevolgen van het vorige besluit tot definitieve bescherming van kracht. De rechtsgevolgen van een besluit tot wijziging of opheffing zijn van toepassing :
1° op de zakelijkrechthouders vanaf de kennisgeving, vermeld in artikel 6.1.16;
2° op de gebruikers en de eigenaars van de cultuurgoederen vanaf de kennisgeving door de zakelijkrechthouders, vermeld in artikel 6.1.16;
3° op iedereen vanaf de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, vermeld in artikel 6.1.15.

Het besluit tot voorlopige wijziging of opheffing van een besluit tot definitieve bescherming in de gevallen, vermeld in artikel 6.2.1, 1°, 3°, 4° en 5°, vervalt van rechtswege als de Vlaamse Regering binnen een termijn van 270 dagen, die ingaat op de dag van de ondertekening van het besluit tot voorlopige wijziging of opheffing geen besluit tot definitieve wijziging of opheffing heeft genomen. De Vlaamse Regering kan die termijn eenmalig met maximaal negentig dagen verlengen overeenkomstig artikel 6.1.9, § 2.

In de gevallen, vermeld in artikel 6.2.1, 1°, 3°, 4° en 5°, kan de Vlaamse Regering geen definitief besluit tot wijziging of opheffing meer nemen nadat de termijn, vermeld in het tweede lid, is verstreken.

Artikel 6.2.8. ( 06/09/2018 - ... )

§ 1. Bij een wijziging van een besluit tot definitieve bescherming wegens een verplaatsing als vermeld in artikel 6.2.1, 2°, blijven, met behoud van de toepassing van de rechtsgevolgen, vermeld in artikel 6.1.9, de rechtsgevolgen van het vorige besluit tot definitieve bescherming van kracht tot de definitieve wijziging van het beschermingsbesluit wegens een verplaatsing.

In afwijking van artikel 6.1.9, § 2, kan de Vlaamse Regering de termijn, vermeld in artikel 6.1.9, § 1, eenmalig verlengen met maximaal 270 dagen.

Het verkrijgen van een toelating of vergunning voor de ontmanteling en de verplaatsing van het onroerend goed schorst de termijn, vermeld in artikel 6.1.9 en eventueel verlengd overeenkomstig het tweede lid.

§ 2. Het besluit tot voorlopige wijziging vervalt van rechtswege als:
1° er geen toelating of vergunning voor de ontmanteling, de verplaatsing en de heroprichting van het onroerend goed verleend is binnen de termijn, vermeld in artikel 6.1.9 en eventueel verlengd overeenkomstig paragraaf 1, tweede lid;
2° de verwezenlijking van de toegelaten of vergunde handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de toelating of vergunning.

De termijn van twee jaar, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt geschorst in de gevallen, vermeld in artikel 101 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

Afdeling 3 Informatie over beschermde goederen (... - ...)

Onderafdeling 1 Databank van beschermde goederen (... - ...)

Artikel 6.3.1. ( 01/01/2023 - ... )

Het agentschap stelt een databank van beschermd onroerend erfgoed digitaal beschikbaar. Deze databank bevat de voorlopige en definitieve erkennings-, rangschikkings- en beschermingsbesluiten en de wijzigings- en opheffingsbesluiten genomen bij toepassing van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg en hoofdstuk 6 van dit decreet.

De entiteit belast met de handhaving houdt een databank bij van elk proces-verbaal dat wordt opgemaakt voor inbreuken en misdrijven op dit decreet, het verdere gevolg dat aan die processen-verbaal wordt gegeven en de uitvoering van eventuele herstelmaatregelen. Deze databank en de inhoud ervan worden beschouwd als een bestuursdocument, vermeld in artikel I.4, 3°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018. Onverminderd titel II, hoofdstuk 3, afdeling 4, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 krijgen de personen, vermeld in artikel 6.4.8, eerste lid, op eerste verzoek onmiddellijk toegang tot de benodigde documenten uit deze databank.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor de op te nemen informatie in de databanken, vermeld in het eerste en tweede lid, voor de integratie van beide databanken en voor beveiligingsmaatregelen.

Onderafdeling 2 Herkenningsteken (... - ...)

Artikel 6.3.2. ( 01/01/2015 - ... )

Er kan een herkenningsteken worden aangebracht op beschermde goederen.

De Vlaamse Regering stelt de modellen van het herkenningsteken voor beschermde archeologische sites, beschermde monumenten, beschermde cultuurhistorische landschappen en beschermde stads- en dorpsgezichten vast.

Afdeling 4 Rechtsgevolgen van een bescherming (... - ...)

Onderafdeling 1 Actiefbehoudsbeginsel (... - ...)

Artikel 6.4.1. ( 01/01/2015 - ... )

De zakelijkrechthouders en gebruikers van een beschermd goed behouden het in goede staat door de nodige instandhoudings-, beveiligings-, beheers-, herstellings- en onderhoudswerken.

Artikel 6.4.2. ( 01/01/2015 - ... )

De Vlaamse Regering stelt de algemene voorschriften voor instandhouding en onderhoud vast. Deze zijn slechts van toepassing voor zover zij niet afwijken van de bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud opgenomen in het beschermingsbesluit.

Onderafdeling 2 Passiefbehoudsbeginsel (... - ...)

Artikel 6.4.3. ( 01/01/2015 - ... )

Het is verboden beschermde goederen te ontsieren, te beschadigen, te vernielen of andere handelingen te stellen die de erfgoedwaarde ervan aantasten.

Onderafdeling 3 Handelingen aan of in beschermde goederen (... - ...)

Artikel 6.4.4. ( 01/01/2023 - ... )

§ 1. Handelingen aan of in beschermde goederen die door de Vlaamse Regering opgelijst zijn of die zijn opgenomen in het beschermingsbesluit waarvoor geen omgevingsvergunning of geen vergunning, geen toelating, geen machtiging, geen ontheffing of geen afwijking is vereist overeenkomstig het Bosdecreet van 13 juni 1990 of het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, kunnen niet worden aangevat:
1° zonder toelating van het agentschap of, in voorkomend geval, van de erkende onroerenderfgoedgemeente waar het beschermde goed ligt, tenzij ze zijn vrijgesteld in een beheersplan dat overeenkomstig artikel 8.1.1 van dit decreet is goedgekeurd;
2° in geval van handelingen aan of in beschermde stads- of dorpsgezichten, zonder een voorafgaande melding bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het beschermde goed ligt tenzij zij zijn vrijgesteld in een beheersplan dat overeenkomstig artikel 8.1.1 van dit decreet is goedgekeurd.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor het aanvragen en afleveren van de toelating en melding.

§ 2. Als voor handelingen aan of in beschermde goederen een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden vereist is, wint de vergunningverlenende overheid in eerste aanleg advies in bij het agentschap overeenkomstig de procedurebepalingen van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Dit advies heeft de gevolgen als omschreven in artikel 4.3.3 en 4.3.4 van de VCRO. Het advies toetst de voorliggende handelingen aan het actief- en passiefbehoudsbeginsel alsook aan de bepalingen van het individuele beschermingsbesluit van het betrokken onroerend erfgoed en in voorkomend geval aan de beheersdoelstellingen die zijn opgenomen in het goedgekeurde beheersplan van het onroerend erfgoed in kwestie.

§ 3. Als voor handelingen aan of in beschermde goederen een omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit of voor een wijziging van de vegetatie vereist is, wint de vergunningverlenende overheid in eerste aanleg advies in bij het agentschap overeenkomstig de procedurebepalingen van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

Als voor handelingen aan of in beschermde goederen een vergunning, toelating, machtiging, ontheffing of afwijking overeenkomstig het Bosdecreet van 13 juni 1990 of het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu vereist is, wint de overheid die de vergunning, toelating, machtiging, ontheffing of afwijking verleent in eerste aanleg advies in bij het agentschap overeenkomstig de procedurebepalingen van het Bosdecreet van 13 juni 1990 of het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.

Het advies van het agentschap, vermeld in het eerste en tweede lid, toetst de voorliggende handelingen aan het actief- en passiefbehoudsbeginsel alsook aan de bepalingen van het individuele beschermingsbesluit  en in voorkomend geval aan de beheersdoelstellingen, opgenomen in het goedgekeurde beheersplan van het betrokken onroerend erfgoed.

Het advies van het agentschap, vermeld in het eerste en tweede lid, heeft de volgende rechtsgevolgen :
1° als uit het advies blijkt dat het aangevraagde strijdig is met direct werkende normen binnen het beleidsveld onroerend erfgoed of als dergelijke strijdigheid manifest reeds uit het aanvraagdossier blijkt, wordt de vergunning, toelating, machtiging, ontheffing of afwijking geweigerd of worden in de aan de vergunning, toelating, machtiging, ontheffing of afwijking verbonden voorwaarden waarborgen opgenomen met betrekking tot de naleving van de regelgeving betreffende het onroerend erfgoed. Onder « direct werkende normen » wordt verstaan : supranationale, wetskrachtige, reglementaire of beschikkende bepalingen die op zichzelf volstaan om toepasbaar te zijn, zonder dat verdere reglementering met het oog op precisering of vervollediging noodzakelijk is;
2° als uit het advies blijkt dat het aangevraagde onwenselijk is in het licht van doelstellingen of zorgplichten die gehanteerd worden binnen het beleidsveld onroerend erfgoed kan de vergunning, toelating, machtiging, ontheffing of afwijking worden geweigerd. Onder « doelstellingen of zorgplichten » wordt verstaan : internationaalrechtelijke, Europeesrechtelijke, wetskrachtige, reglementaire of beschikkende bepalingen die de overheid bij de uitvoering of de interpretatie van de regelgeving of het voeren van een beleid verplichten tot de inachtneming van een bepaalde doelstelling of van bepaalde voorzorgen, zonder dat deze op zichzelf beschouwd voldoende juridisch duidelijk zijn om onmiddellijk te kunnen worden uitgevoerd.

§ 4. Weigeringen van toelatingen voor de aanleg van elementen van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid zijn met redenen omkleed op basis van objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige criteria.

Elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid zijn transmissiesystemen, schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen, zoals niet-actieve netwerkelementen, die het mogelijk maken signalen over te brengen en breedbandtoegangsdiensten te leveren met een snelheid van minstens 30 Mbps via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen, zoals satellietnetwerken, vaste en mobiele terrestrische netwerken, elektriciteitsnetten, als die voor de overdracht van signalen worden gebruikt, netwerken voor de transmissie van radio-omroep en televisie, ongeacht de aard van de overgebrachte informatie. Vaste terrestrische netwerken omvatten circuit- en pakketgeschakelde netwerken, met inbegrip van internet.

Artikel 6.4.5. ( 01/06/2024 - ... )

De cultuurgoederen en erfgoedelementen, onroerend door bestemming in een beschermd monument, mogen niet worden verplaatst zonder toelating van het agentschap. De Vlaamse Regering kan de nadere regels daarvoor bepalen.

Voor de goederen, vermeld in het eerste lid, die ook beschermd zijn als topstuk op basis van het decreet van 24 januari 2003 houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang:
1°    is er voor handelingen aan die goederen geen toelating of advies als vermeld in artikel 6.4.4 van dit decreet vereist;
2°    is er een toelating voor het verplaatsen als vermeld in het eerste lid vereist;
3°    kunnen voor handelingen aan die goederen geen premies of subsidies op basis van hoofdstuk 10 van dit decreet worden toegekend en kan geen belasting-vermindering worden verleend als vermeld in artikel 145/36 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

Artikel 6.4.6. ( 23/02/2017 - ... )

Als het agentschap of de erkende onroerenderfgoedgemeente de toelating toekent, weigert of er voorwaarden aan koppelt, kan de aanvrager, het agentschap of iedere belanghebbende een georganiseerd administratief beroep instellen bij de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering kan over het beroepschrift advies inwinnen bij de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed.

Elke instantie die een administratief beroep behandelt over een beslissing tot toekenning of weigering van een omgevingsvergunning; een vergunning, toelating, machtiging, ontheffing of afwijking overeenkomstig het Bosdecreet van 13 juli 1990 of het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, wint advies in bij de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed in zoverre het verzoekschrift middelen opwerpt over het advies van het agentschap, vermeld in artikel 6.4.4, § 2 en § 3, of de behandeling van dat advies door de vergunningverlenende overheid. De Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed bezorgt het advies overeenkomstig de procedurebepalingen van de betreffende decreten aan de Vlaamse Regering of de instantie die het administratief beroep behandelt. Als het uitvoeren van de vergunning ernstige schade kan toebrengen aan een beschermd goed, kan de Vlaamse Regering het advies van de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed bindend verklaren.

Het administratief rechtscollege dat jurisdictionele beroepen behandelt over beslissingen tot toekenning of weigering van een omgevingsvergunning; een vergunning, toelating, machtiging, ontheffing of afwijking overeenkomstig het Bosdecreet van 13 juli 1990 of het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu kan advies inwinnen bij de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed als het verzoekschrift middelen opwerpt over de toekenning of weigering van een toelating van handelingen aan of in beschermde goederen.

De Vlaamse Regering regelt de administratieve beroepsprocedure en adviesprocedure, vermeld in het eerste, tweede en derde lid.

Artikel 6.4.7. ( 06/09/2018 - ... )

De sloop van een beschermd monument is verboden.

De Vlaamse Regering kan een toelating verlenen voor de gedeeltelijke sloop van een beschermd monument en voor de gehele of gedeeltelijke sloop of voor het optrekken, plaatsen of herbouwen van een gebouw of constructie in een beschermd stads- en dorpsgezicht als dat de erfgoedwaarde ervan niet wezenlijk aantast. De toelating vermeldt de voorwaarden waaronder de sloop en het optrekken, plaatsen of herbouwen van het gebouw of de constructie worden toegelaten.

De Vlaamse Regering kan bij een wijziging van het besluit tot definitieve bescherming wegens een verplaatsing als vermeld in artikel 6.2.1, 2°, na de vaststelling van het besluit tot voorlopige wijziging een toelating verlenen voor de gehele sloop van een beschermd goed. De toelating vermeldt de voorwaarden waaronder de ontmanteling, de verplaatsing en de heroprichting worden toegelaten.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels daarvoor bepalen.

Onderafdeling 4 Informatieplicht met betrekking tot publiciteit (... - ...)

Artikel 6.4.8. ( 06/09/2018 - ... )

Iedereen die voor eigen rekening of als tussenpersoon een beschermd goed verkoopt, verhuurt voor meer dan negen jaar, inbrengt in een vennootschap, een erfpacht of een opstalrecht vestigt of overdraagt of op andere wijze de eigendomsoverdracht met een vergeldend karakter van het goed bewerkstelligt, vermeldt in de hieraan verbonden publiciteit dat het onroerend goed beschermd is en de rechtsgevolgen die aan de bescherming verbonden zijn.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels vaststellen voor de vorm en de modaliteiten van de vermeldingen in de publiciteit en voor de vrijstelling van deze bepalingen voor bepaalde vormen van publiciteit.

Onderafdeling 5 Informatieplicht onderhandse en authentieke akten (... - ...)

Artikel 6.4.9. ( 01/01/2023 - ... )

Iedereen die voor eigen rekening of als tussenpersoon een beschermd goed verkoopt, verhuurt voor meer dan negen jaar, inbrengt in een vennootschap, een erfpacht of een opstalrecht vestigt of overdraagt of op andere wijze de eigendomsoverdracht met een vergeldend karakter van het goed bewerkstelligt, vermeldt in de onderhandse of authentieke akte dat het onroerend goed beschermd is en de rechtsgevolgen die aan de bescherming verbonden zijn door een verwijzing naar hoofdstuk 6 van dit decreet en het beschermingsbesluit in de akte op te nemen. 

Als de instrumenterend ambtenaar een onderhandse akte in een authentieke akte dient op te nemen, waarbij de eerste niet beantwoordt aan de voorschriften van het eerste lid, dan wijst hij de partijen bij de opmaak van de akte op het eerste lid.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels voor de informatieplicht bepalen.

Onderafdeling 6 Onteigening (... - ...)

Artikel 6.4.10. ( 01/01/2018 - ... )

De Vlaamse Regering en de gemeente op het grondgebied waarvan het beschermd goed ligt, kunnen om redenen van algemeen nut overgaan tot onteigening van een beschermd goed als dat dreigt te vervallen, te worden beschadigd of te worden vernield.

Een autonoom gemeentebedrijf kan door de gemeenteraad van de gemeente op wiens grondgebied het voorwerp van de onteigening zich bevindt, hiertoe gemachtigd worden.

Afdeling 5 Erfgoedlandschappen (... - ...)

Artikel 6.5.1. ( 01/01/2015 - ... )

Op basis van de onroerenderfgoedrichtplannen, vermeld in artikel 7.1.1, of van een vastgestelde inventaris, vermeld in artikel 4.1.1, kunnen in ruimtelijke uitvoeringsplannen erfgoedlandschappen worden afgebakend.

Artikel 6.5.2. ( 01/01/2015 - ... )

Iedereen die werken en handelingen verricht of daarvoor de opdracht verleent, neemt zo veel mogelijk zorg in acht voor de erfgoedwaarden van een erfgoedlandschap, zoals bepaald in het plan dat van toepassing is.

De Vlaamse Regering kan hierover de nadere regelen bepalen.

Artikel 6.5.3. ( 01/01/2017 - ... )

De administratieve overheid mag geen werkzaamheden en handelingen ondernemen, noch toestemming of een vergunning verlenen voor een activiteit die een erfgoedlandschap geheel of gedeeltelijk kan vernietigen of die een betekenisvolle schade kan veroorzaken aan de erfgoedwaarden ervan.

De administratieve overheid moet in al haar beslissingen over eigen werken, over het verlenen van een opdracht daarvoor of over een eigen plan of verordening die een erfgoedlandschap nadelig kunnen beïnvloeden :
1° voorkomen dat aan erfgoedwaarden ervan, zoals bepaald in de vastgestelde landschapsatlas of in het onroerenderfgoedrichtplan dat van toepassing is, schade wordt veroorzaakt;
2° betekenisvolle schade aan de erfgoedwaarden zo veel mogelijk beperken door schadebeperkende maatregelen te nemen.

De administratieve overheid geeft in al haar beslissingen aan hoe ze rekening heeft gehouden met de verplichtingen van dit artikel.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels daarvoor.

Artikel 6.5.4. ( 01/01/2015 - ... )

Deze afdeling doet geen afbreuk aan strengere voorschriften voor beschermde goederen.

Afdeling 6. Werelderfgoed (20/07/2024 - ...)

Artikel 6.6.1. ( 20/07/2024 - ... )

§1. Bepaalde handelingen aan of in werelderfgoederen of onroerende goederen geheel of gedeeltelijk in de bufferzone ervan waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist, kunnen niet worden aangevat zonder een voorafgaande toelating van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het werelderfgoed of het onroerend goed in de bufferzone ervan ligt tenzij zij zijn vrijgesteld in een beheersplan dat overeenkomstig artikel 8.1.1 is goedgekeurd.

Het college van burgemeester en schepenen gaat in voorkomend geval na of de aangevraagde handelingen rekening houden met de uitzonderlijke universele waarde van het werelderfgoed in kwestie.

De Vlaamse Regering bepaalt de toelatingsplichtige handelingen en de nadere regels voor het aanvragen en afleveren van de toelating.

§2. Als voor de in paragraaf 1 vermelde toelatingsplichtige handelingen aan of in werelderfgoederen of onroerende goederen in de bufferzone ervan ook een omgevingsvergunning, een vergunning, een toelating, een machtiging, een ontheffing of een afwijking is vereist overeenkomstig het Bosdecreet van 13 juni 1990 of het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, gaat de vergunningverlenende overheid na of de aangevraagde handelingen rekening houden met de uitzonderlijke universele waarde van het werelderfgoed in kwestie.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels over de betrokkenheid van de gemeente als die niet de vergunningverlenende overheid, vermeld in het eerste lid, is, bepalen.

§3. Als voor handelingen aan of in werelderfgoederen of onroerende goederen in de bufferzone ervan ook een toelatings- of meldingsplicht als vermeld in artikel 6.4.4, §1, of een adviesplicht als vermeld in artikel 6.4.4, §2 en §3, geldt omwille van een bescherming als monument, cultuurhistorisch landschap, archeologische site of stads- en dorpsgezicht, gelden voor wat betreft de afbakening van het beschermde goed voor die handelingen alleen de toelatings- of meldingsplichten of de adviesplicht die voortvloeien uit de bescherming.

Als voor de in paragraaf 1 vermelde toelatingsplichtige handelingen aan of in werelderfgoederen of onroerende goederen in de bufferzone ervan die niet beschermd zijn, ook een toelatingsplicht als vermeld in artikel 4.1.1, derde lid, geldt omwille van een opname van het goed in een vastgestelde inventaris, gelden voor wat betreft de afbakening van het vastgestelde goed voor die handelingen alleen de toelatingsplichten die voortvloeien uit de vaststelling.

HOOFDSTUK 7 Onroerenderfgoedrichtplannen (... - ...)

Artikel 7.1.1. ( 01/01/2015 - ... )

De Vlaamse Regering kan per thema of gebied een onroerenderfgoedrichtplan opstellen. De Vlaamse Regering kan daarvoor de nadere regels bepalen.

Artikel 7.1.2. ( 01/01/2015 - ... )

Een onroerenderfgoedrichtplan biedt onder andere op basis van de gegevens die opgenomen zijn in een inventaris als vermeld in artikel 4.1.1 vanuit de erfgoedwaarden een visie op de toekomstige ontwikkeling van de betrokken onroerende goederen binnen het thema of gebied, verduidelijkt de aandachtspunten uit het onroerenderfgoedbeleid en formuleert beheers- en ontwikkelingsdoelstellingen.

Artikel 7.1.3. ( 01/01/2015 - ... )

Een onroerenderfgoedrichtplan kan te allen tijde geheel of gedeeltelijk worden herzien. De Vlaamse Regering kan daarvoor de nadere regels bepalen.

Artikel 7.1.4. ( 01/01/2015 - ... )

De onroerenderfgoedrichtplannen zijn de sectorale voorstellen voor inrichtingsplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen.

Artikel 7.1.5. ( 01/01/2015 - ... )

Aan een onroerenderfgoedrichtplan kan een actieprogramma worden gekoppeld. De Vlaamse Regering kan daarvoor de nadere regels bepalen. De Vlaamse Regering verbindt er zich toe een actieprogramma uit te voeren.

Een actieprogramma onroerend erfgoed somt de instrumenten en middelen op die ter beschikking staan van de administratieve overheden en die vanuit onroerenderfgoedoogpunt nuttig of noodzakelijk zijn om de toekomstvisie, aandachtspunten en beheersdoelstellingen uit het onroerenderfgoedrichtplan te verwezenlijken.

HOOFDSTUK 8 Beheer van onroerend erfgoed (... - ...)

Artikel 8.1.1. ( 01/01/2015 - ... )

§ 1. Om de beheersdoelstellingen te verwezenlijken, kan voor onroerend erfgoed en erfgoedlandschappen door de zakelijkrechthouder of de gebruiker een beheersplan worden opgesteld.

De Vlaamse Regering kan onroerende goederen aanwijzen waarvoor de opmaak door de zakelijkrechthouder van een beheersplan verplicht is.

Het agentschap kan een beheersplan goedkeuren.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de opmaak, de goedkeuring, de aanpassing en de uitvoering van beheersplannen.

§ 2. Als het agentschap de goedkeuring van een beheersplan weigert of er voorwaarden aan koppelt, kan de aanvrager ervan een georganiseerd administratief beroep instellen bij de Vlaamse Regering.

De Vlaamse Regering kan over het beroepschrift advies inwinnen bij de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels daarvoor.

Artikel 8.1.2. ( 01/01/2015 - ... )

De opmaak en de uitvoering van een beheersplan voor onroerend erfgoed en erfgoedlandschappen kunnen worden begeleid door een beheerscommissie.

De Vlaamse Regering kan onroerende goederen aanduiden waarvoor de oprichting van een beheerscommissie verplicht is.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de oprichting, de samenstelling en de werking van beheerscommissies.

Artikel 8.1.3. ( 28/10/2017 - ... )

Als voor een onroerend goed naast een beheersplan als vermeld in artikel 8.1.1 ook een natuurbeheerplan in het kader van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu wordt opgemaakt, worden alle beheersdoelstellingen voor dat onroerend goed in één plan geïntegreerd.

De Vlaamse Regering kan daarvoor de nadere regels bepalen en afwijken of in een aanvulling voorzien van wat daarvoor is voorzien in dit decreet, in het Bosdecreet van 13 juni 1990 of in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.

HOOFDSTUK 9 Prijzen (... - ...)

Artikel 9.1.1. ( 01/01/2017 - ... )

De Vlaamse Regering kan prijzen toekennen voor verwezenlijkingen op het gebied van beschermd onroerend erfgoed of erfgoedlandschappen.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels daarvoor.

HOOFDSTUK 10 Financiering onroerenderfgoedzorg (... - ...)

Afdeling 1 Subsidies (... - ...)

Artikel 10.1.1. ( 01/01/2023 - ... )

De Vlaamse Regering kan binnen de perken van de daartoe op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten :
1° samenwerkingsovereenkomsten sluiten met erkende onroerenderfgoedgemeenten, erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten, Regionale Landschappen en erkende onroerenderfgoeddepots en in het kader daarvan subsidies toekennen;
2° beheersovereenkomsten sluiten met de zakelijkrechthouder of de beheerder van een archeologische site, monument, een of meer percelen in een cultuurhistorisch landschap, stads- of dorpsgezicht of erfgoedlandschap en in het kader van de beheersovereenkomst subsidies toekennen;
3° projectsubsidies toekennen.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels daarvoor.

Afdeling 2 Premies (... - ...)

Artikel 10.2.1. ( 20/07/2023 - ... )

De Vlaamse Regering kan binnen de perken van de daartoe op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten :
1° premies toekennen voor werkzaamheden aan of in beschermde goederen en in erfgoedlandschappen;
2° meerjarenpremieovereenkomsten sluiten voor grote en langdurige werken aan of in beschermd onroerend erfgoed en erfgoedlandschappen;
3° ...
4° premies toekennen voor beheer van beschermd onroerend erfgoed en erfgoedlandschappen;
5° premies toekennen voor het beheer van onroerend erfgoed waarvoor een beheersplan is goedgekeurd overeenkomstig artikel 8.1.1;
6° premies toekennen voor maatregelen ten behoeve van de cultuurhistorische landschapszorg, opgenomen in een goedgekeurd actieprogramma onroerend erfgoed;
7° premies toekennen voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem bij vergunningsplichtige ingrepen in de bodem;
8° premies toekennen bij een buitensporige directe kost van de verplicht uit te voeren archeologische opgraving zoals opgenomen in de archeologienota of de nota waarvan akte is genomen;
9° premies toekennen bij een buitensporige directe kost van het verplicht uit te voeren archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels daarvoor.

Artikel 10.2.2. ( 01/01/2019 - ... )

De premies van het Vlaamse Gewest bedragen minstens 40% van de kostprijs van de voor financiële ondersteuning in aanmerking komende beheersmaatregelen, werkzaamheden of diensten aan of in beschermde goederen en erfgoedlandschappen.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels hiervoor en bepaalt de gevallen waarin een verhoogd premiepercentage of een aanvullende premie kan toegekend worden.

Artikel 10.2.3. ( 01/01/2017 - ... )

De premies toegekend in het kader van meerjarenpremieovereenkomsten zoals vermeld in artikel 10.2.1, eerste lid, 2°, worden vastgelegd op jaarbasis.

Afdeling 3 Archeologie (... - ...)

Onderafdeling 1 Archeologisch vooronderzoek en archeologische opgraving (... - ...)

Artikel 10.3.1. ( 23/02/2017 - ... )

Tenzij het anders overeengekomen is, worden de kosten van het archeologisch vooronderzoek en de archeologische opgraving gedragen door de aanvrager van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of het verkavelen van gronden zoals bedoeld in artikel 5.4.1 en 5.4.2.

Onderafdeling 2 Toevalsvondsten (... - ...)

Artikel 10.3.2. ( 01/04/2016 - ... )

De kosten van onderzoek na een toevalsvondst als vermeld in artikel 5.1.4 worden gedragen door het Vlaamse Gewest.

Artikel 10.3.3. ( 01/04/2016 - ... )

De zakelijkrechthouder of de gebruiker van een onroerend goed kunnen een vergoeding vorderen voor schade ten gevolge van de verplichtingen, vermeld in artikel 5.1.4, als de schade voortvloeit uit de verlenging van de termijn van tien dagen en als de totale termijn dertig dagen overschrijdt.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden en de procedure van de schadevergoedingsplicht.

De zakelijkrechthouder en de gebruiker kunnen geen schadevergoeding vorderen als ze de toevalsvondst niet overeenkomstig artikel 5.1.4 hebben gemeld.

Onderafdeling 3 Archeologisch solidariteitsfonds (... - ...)

Artikel 10.3.4. ( 01/01/2015 - ... )

De Vlaamse Regering kan een archeologisch solidariteitsfonds erkennen als het minstens voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° het archeologisch solidariteitsfonds wordt opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;
2° zowel natuurlijke personen als privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen lid worden van het archeologisch solidariteitsfonds;
3° het archeologisch solidariteitsfonds legt zijn leden, op straffe van uitsluiting, de betaling van een bijdrage op waarvan de berekeningswijze overeengekomen wordt tussen het archeologisch solidariteitsfonds en de Vlaamse Regering. De bijdrage is afhankelijk van de mate waarin het lid als initiatiefnemer of als aannemer van diensten of werken voor rekening van derden activiteiten uitvoert die gepaard gaan met bodemingrepen;
4° het archeologisch solidariteitsfonds vergoedt zijn leden of de natuurlijke personen of rechtspersonen waarvoor zijn leden optreden als architect, aannemer van werken of erkende archeoloog, voor een deel van de kosten die gepaard gaan met archeologische opgravingen die worden uitgevoerd in overeenstemming met afdeling 4 van hoofdstuk 5. De voorwaarden hiervan worden opgenomen in een overeenkomst tussen het archeologisch solidariteitsfonds en de Vlaamse Regering.

Artikel 10.3.5. ( 01/01/2015 - ... )

Een erkend archeologisch solidariteitsfonds ontvangt, binnen de beschikbare begrotingskredieten, een toelage van het Vlaamse Gewest die onder andere kan worden aangewend voor de werking van het fonds. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de berekeningswijze van de toelage op basis van een rapporteringsmechanisme, de wijze van toekenning en uitbetaling en controlemaatregelen.

[Afdeling 4 Bijkomende voorwaarden voor financiering (ing. Decr. 15 juli 2016, art. 42, I: 1 januari 2017)] (... - ...)

Artikel 10.4.1. ( 01/01/2023 - ... )

Er worden geen premies, subsidies of toelagen verleend aan ondernemingen die op de indieningsdatum:
1° achterstallige schulden hebben bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
2° in moeilijkheden zijn als vermeld in artikel 2, 18, van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard of artikel 1, 6, van verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard;
3° een procedure op basis van Europees of nationaal recht hebben lopen waarbij toegekende steun wordt teruggevorderd.

De premies, subsidies of toelagen die aan ondernemingen verleend zijn, voldoen aan de voorwaarden van de verordeningen, vermeld in het eerste lid, 2°.

Artikel 10.4.2. ( 01/04/2026 - ... )

...

[Afdeling 5 Fiscale stimulansen (ing. Decr. 21 april 2017, art. 2, I: 14 mei 2017)] (... - ...)

Artikel 10.5.1. ( 01/01/2023 - ... )

Als voor een onroerend goed aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2.8.4.4.1, hetzij § 1, hetzij § 3, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, is voldaan, levert het agentschap een attest af aan de Vlaamse Belastingdienst met afschrift aan de begiftigden, met vermelding dat aan de voormelde voorwaarden is voldaan.

Het attest, vermeld in het eerste lid, kan niet meer worden afgeleverd als het beschermde monument is vervreemd onder de levenden binnen vijf jaar na de datum van de schenkingsakte en voordat aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2.8.4.4.1, hetzij § 1, hetzij § 3, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, is voldaan. 

Artikel 10.5.2. ( 01/01/2023 - ... )

Het verschil tussen het verkooprecht, geheven met toepassing van artikel 2.9.4.2.10, § 1, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, en het verkooprecht, verschuldigd bij gebrek aan toepassing van hetzelfde artikel, wordt geacht als subsidie te zijn verleend.

De subsidie wordt geacht te zijn toegekend onder de voorwaarden, vermeld in artikel 2.9.4.2.10, § 2, van het voormelde decreet.

Op straffe van verval van de subsidie bezorgen de verkrijgers binnen een termijn van 180 dagen, die ingaat op de dag na het verstrijken van de termijn van vijf jaar, vermeld in artikel 2.9.4.2.10, § 2, 1°, van het voormelde decreet, de facturen en andere gegevens aan het agentschap waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2.9.4.2.10, § 2, van het voormelde decreet. Het agentschap stelt daarvoor een modelformulier ter beschikking op zijn website.

Elke vervreemding onder de levenden van het beschermde monument, die plaatsvindt voordat de verkrijgers van de subsidie hebben voldaan aan de voorwaarden, vereist voor het behoud van de subsidie, vermeld in artikel 2.9.4.2.10, § 2, van het voormelde decreet, heeft tot gevolg dat de subsidie wordt teruggevorderd door het agentschap. 

In geval van verval als vermeld in het derde lid of van een vervreemding als vermeld in het vierde lid, zijn de verkrijgers verplicht de verkregen subsidie, verhoogd met de wettelijke interest, terug te betalen. De interest wordt berekend vanaf de datum van het verlijden van de authentieke akte van verkrijging. Als de subsidie is verkregen door verschillende verkrijgers, zijn ze hoofdelijk gehouden tot de terugbetaling.

HOOFDSTUK 11 Handhaving (... - ...)

Afdeling 1 Algemene bepalingen (01/04/2026 - ...)

Artikel 11.1.1. ( 01/04/2026 - ... )

§1. Het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 is, met inbegrip van hoofdstuk 10, afdeling 2, 3, 4, 6, 8, 9, 10, 11 en 12, van toepassing op dit hoofdstuk.

In aanvulling van artikel 71, §2, derde lid, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 is de uitvoering van publieke herstel- en beveiligings-maatregelen vrijgesteld van de vergunningen, toelatingen of machtigingen die zijn ingesteld door dit decreet of de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009.

§2. De uitvoering van handelingen conform de maatregelen die zijn besloten in een herstelschikking, kan nooit leiden tot het verval van het recht om voor de voormelde handelingen een premie aan te vragen volgens de normaal geldende regels.

Artikel 11.1.2. ( 01/04/2026 - ... )

§1. Voor de handhaving van dit decreet beschikken de inspecteurs Onroerend Erfgoed over de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie – hulpofficier van de procureur des Konings, toezichthouder en herstelinstantie als vermeld in het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023. In hun hoedanigheid van toezichthouder beschikken ze over de bevoegdheid, vermeld in artikel 23 van het voormelde decreet.

De Vlaamse Regering of haar gemachtigde wijst de inspecteurs Onroerend Erfgoed aan. 

De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen waaraan de inspecteurs Onroerend Erfgoed moeten voldoen.

Contractuele personeelsleden kunnen alleen inspecteur Onroerend Erfgoed zijn als ze zijn beëdigd. Het personeelslid legt de eed af conform de wettelijke of decretale bepalingen die op hem van toepassing zijn, of, bij ontstentenis daarvan, in handen van zijn lijnmanager of diens gemachtigde conform artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831. 
§2. De burgemeester van een erkende onroerenderfgoedgemeente of zijn plaatsvervanger is een herstelinstantie als vermeld in artikel 2, 15°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023.

§3. De Vlaamse Regering of haar gemachtigde duidt de personeelsleden van de Vlaamse overheid aan die optreden als beboetingsinstantie als vermeld in artikel 2, 3°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023.

Afdeling 2 Misdrijven, inbreuken en normschendingen (01/04/2026 - ...)

Onderafdeling 1 ... (01/04/2026 - ...)

Artikel 11.2.1. ( 01/04/2026 - ... )

...

Onderafdeling 2 Misdrijven Onroerend Erfgoed (... - ...)

Artikel 11.2.2. ( 01/04/2026 - ... )

De volgende handelingen of nalatigheden worden bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 26 euro tot 400.000 euro of met een van die straffen alleen :
1° het slopen van een in de vastgestelde inventaris bouwkundig erfgoed opgenomen onroerend goed zonder over de daartoe vereiste uitvoerbare stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen te beschikken;
2° het niet naleven van de bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud van een voorlopige of definitieve bescherming of het niet naleven van de verplichtingen, vermeld in artikel 6.1.4, § 2, eerste lid, 8° en 9°, artikel 6.1.14, eerste lid, 8° en 9°, artikel 6.2.5, eerste lid, 7° en 8°, en artikel 6.2.6, eerste lid, 7°;
3° het uitvoeren van overeenkomstig artikel 6.4.4, 6.4.5 of 6.4.7 aan een toelating, stedenbouwkundige vergunning, verkavelingsvergunning, milieuvergunning, omgevingsvergunning, machtiging, ontheffing of afwijking onderworpen handeling zonder of in strijd met de toelating, stedenbouwkundige vergunning, verkavelingsvergunning, milieuvergunning, omgevingsvergunning, machtiging, ontheffing of afwijking;
4° het uitvoeren van de handelingen, vermeld in artikel 5.1.3, zonder uitvoerbare toelating of in strijd met de code van goede praktijk, de voorwaarden of maatregelen van de toelating, de bekrachtigde archeologienota, de archeologienota waarvan akte is genomen, de bekrachtigde nota of de nota waarvan akte is genomen;
5° het niet aangeven van een toevalsvondst overeenkomstig de bepalingen van artikel 5.1.4 of het niet naleven van de verplichtingen bepaald in dit artikel;
6° het niet naleven van het actiefbehoudsbeginsel, vermeld in artikel 5.2.1, 6.4.1 en 6.4.2;
7° het niet naleven van het passiefbehoudsbeginsel, vermeld in artikel 5.1.1 en 6.4.3;
8° het in stand houden van schade aan erfgoedwaarden, veroorzaakt door de misdrijven, vermeld in dit lid;
9° handelingen voortzetten in strijd met een niet-vervallen en niet-opgeheven stakingsbevel dat regelmatig is gegeven conform deze titel vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 92 van het decreet van 26 april 2024 tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het Kaderdecreet Vlaam-se Handhaving van 14 juli 2023;
10° het gebruiken van detectoren in strijd met de bepalingen van artikel 5.1.2;
11° het toestaan of aanvaarden door de zakelijkrechthouder dat een van de misdrijven, vermeld in dit lid, wordt gepleegd of in stand gehouden;
12° het niet naleven van de meldingsplicht, vermeld in artikel 6.4.4.

De minimumstraffen zijn een gevangenisstraf van vijftien dagen en een geldboete van 2.000 euro of een van die straffen alleen als een misdrijf als vermeld in het eerste lid wordt begaan binnen een termijn van twee jaar na de uitspraak van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest houdende veroordeling wegens een van de misdrijven, vermeld in het eerste lid.

Artikel 11.2.3. ( 01/04/2026 - ... )

Als de misdrijven, vermeld in artikel 11.2.2, bestuurlijk worden vervolgd, worden ze gesanctioneerd met een alternatieve bestuurlijke geldboete van 6 euro tot 50.000 euro, vermeerderd met de opdeciemen die van toepassing zijn voor de strafrechtelijke geldboeten.

Onderafdeling 3 Inbreuken Onroerend Erfgoed (... - ...)

Artikel 11.2.4. ( 01/04/2026 - ... )

§ 1. De volgende handelingen of nalatigheden worden bestraft met een exclusieve bestuurlijke geldboete van 6 euro tot 10.000 euro :
1° het niet naleven van de informatieplichten, vermeld in artikel 4.1.11, 6.4.8, en 6.4.9 van dit decreet, en de informatieplicht, vermeld in artikel 85, §4, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023, met betrekking tot publieke herstelmaatregelen die conform dit decreet zijn opgelegd;
2° a) het niet melden door de aangestelde archeoloog van een archeologienota, als vermeld in artikel 5.4.8 en 5.4.12;
b) het niet melden van een nota, als vermeld in artikel 5.4.16;
c) het niet melden van de aanvang van een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem, als vermeld in artikel 5.4.14 en 5.5.4, eerste lid;
d) het niet tijdig bezorgen van een archeologierapport, als vermeld in artikel 5.4.20 en 5.5.4, tweede lid;
e) het niet tijdig bezorgen en publiceren van een eindverslag, als vermeld in artikel 5.4.21 en 5.5.4, derde lid;
f) het niet melden van de aanvang van een archeologische opgraving, als vermeld in artikel 5.4.10, 5.4.18 en 5.5.4, eerste lid;;
3° het niet naleven van de plicht tot kennisgeving aan de gebruikers van het onroerend goed en aan de zakelijkrechthouders van de cultuurgoederen, vermeld in artikel 6.1.6, derde lid, 1° en 2°, en artikel 6.1.16, tweede lid, 1° en 2° ;
4° het niet melden van een wijziging van bewaarplaats of zakelijk rechthouder, als vermeld in artikel 5.2.2, en het niet melden van het voornemen, als vermeld in artikel 5.2.3;
5° het uitvoeren van handelingen, die overeenkomstig artikel 4.1.10/1 onderworpen zijn aan een toelating, zonder of in strijd met de toelating.

De exclusieve bestuurlijke geldboete, vermeld in het eerste lid, wordt ver-meerderd met de opdeciemen die van toepassing zijn voor de strafrechtelijke geldboeten.

§ 2. ...

§ 3. ...

Artikel 11.2.5. ( 01/04/2026 - ... )

...

Onderafdeling 4 Normschendingen Onroerend Erfgoed (01/04/2026 - ...)

Artikel 11.2.6. ( 01/04/2026 - ... )

De miskenning van de zorgplicht, vermeld in artikel 6.5.2, is een normschending.

Afdeling 3 ... (01/04/2026 - ...)

Onderafdeling 1 ... (01/04/2026 - ...)

Artikel 11.3.1. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.3.2. ( 01/04/2026 - ... )

...

Onderafdeling 2 ... (01/04/2026 - ...)

Artikel 11.3.3. ( 01/04/2026 - ... )

...

Onderafdeling 3 ... (01/04/2026 - ...)

Artikel 11.3.4. ( 01/04/2026 - ... )

...

Onderafdeling 4 ... (01/04/2026 - ...)

Artikel 11.3.4/1. ( 01/04/2026 - ... )

...

Afdeling 4 ... (01/04/2026 - ...)

Artikel 11.4.1. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.4.2. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.4.3. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.4.4. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.4.5. ( 01/04/2026 - ... )

...

Afdeling 5 ... (01/04/2026 - ...)

Onderafdeling 1 ... (01/04/2026 - ...)

Artikel 11.5.1. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.5.2. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.5.3. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.5.4. ( 01/04/2026 - ... )

...

Onderafdeling 2 ... (01/04/2026 - ...)

Artikel 11.5.5. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.5.6. ( 01/04/2026 - ... )

...

Onderafdeling 3 ... (01/04/2026 - ...)

Artikel 11.5.7. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.5.8. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.5.9. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.5.10. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.5.11. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.5.12. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.5.13. ( 01/04/2026 - ... )

...

Onderafdeling 4 ... (01/04/2026 - ...)

Artikel 11.5.14. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.5.15. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.5.16. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.5.17. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.5.18. ( 01/04/2026 - ... )

...

Afdeling 6 ... (01/04/2026 - ...)

Artikel 11.6.1. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.6.2. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.6.3. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.6.4. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.6.5. ( 01/04/2026 - ... )

...

Afdeling 7 ... (01/04/2026 - ...)

Artikel 11.7.1. ( 01/04/2026 - ... )

...

Artikel 11.7.2. ( 01/04/2026 - ... )

...

[HOOFDSTUK 11/1. Verwerking van persoonsgegevens (ing. decr. 10 juni 2022, art. 53, I:1 januari 2023)] (... - ...)

Artikel 11/1.1.1. ( 01/01/2023 - ... )

In het kader van de doelstellingen en taken die met toepassing van de uitvoeringsbesluiten die krachtens dit decreet worden genomen, zijn toegewezen aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het beleidsveld onroerend erfgoed, aan het agentschap en aan erkende onroerenderfgoedgemeenten, worden persoonsgegevens verwerkt op basis van artikel 6, lid 1, c), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).

Het agentschap en, in voorkomend geval, de onroerenderfgoedgemeenten zijn verwerkingsverantwoordelijken als vermeld in artikel 4, 7), van dezelfde verordening.

De verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit decreet heeft betrekking op de volgende categorieën van personen:
1° de actoren, vermeld in hoofdstuk 3;
2° zakelijkrechthouders van vastgesteld onroerend erfgoed, zoals omschreven in hoofdstuk 4;
3° zakelijkrechthouders en gebruikers van archeologische artefacten en archeologische ensembles, zoals omschreven in hoofdstuk 5;
4° zakelijkrechthouders of hun vertegenwoordigers van beschermd onroerend erfgoed als vermeld in hoofdstuk 6, afdeling 1 tot en met 3;
5° aanvragers van een omgevingsvergunning of toelating voor werken aan beschermd erfgoed, zoals omschreven in hoofdstuk 6, afdeling 4;
6° aanvragers of hun vertegenwoordigers van financiële ondersteuning, zoals omschreven in hoofdstuk 10;
7° zakelijkrechthouders of gebruikers van beschermd onroerend erfgoed, zoals omschreven in hoofdstuk 11.

De volgende categorieën van persoonsgegevens worden in het kader van dit decreet verwerkt:
1° rijksregisternummer, identificatienummer van de sociale zekerheid of andere identificatiegegevens;
2° adresgegevens;
3° contactgegevens;
4° financiële gegevens;
5° gegevens over rechtstoestand;
6° opleidingsgegevens;
7° loon- en tewerkstellingsgegevens;
8° expertisegegevens;
9° uittreksels uit het strafregister als vermeld in artikel 595 van het Wetboek van Strafvordering.

Enkel de personen die de specifieke behoefte hebben door hun functie, rol of verantwoordelijkheid om deze persoonsgegevens te verwerken, hebben hiertoe toegang. De gegevens, vermeld in het vierde lid, kunnen worden verstrekt aan erkende onroerenderfgoedgemeenten voor de taken die gedelegeerd zijn aan erkende onroerenderfgoedgemeenten conform dit decreet. Het agentschap sluit daarvoor met de erkende onroerenderfgoedgemeenten een protocol af als vermeld in artikel 8, § 1, van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer.

Artikel 11/1.1.2. ( 01/01/2023 - ... )

Het agentschap vraagt in eerste instantie de persoonsgegevens en andere gegevens op bij de authentieke gegevensbronnen, vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 houdende de uitvoering van artikel III.66, III.67 en III.68 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.

De uitwisselingen van persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, gebeuren met maximale tussenkomst van de bevoegde dienstenintegratoren, vermeld in artikel 3 van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator.

Artikel 11/1.1.3. ( 01/01/2023 - ... )

De maximale bewaringstermijnen voor persoonsgegevens die op basis van dit decreet worden verwerkt, worden conform artikel 5, lid 1, e), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), vastgelegd in de beheersregels, vermeld in artikel III.81, § 2, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018. Bij het bepalen van deze bewaartermijnen wordt rekening gehouden met de specificiteit van de dossiers.

Artikel 11/1.1.4. ( 01/01/2023 - ... )

De Vlaamse Regering kan de entiteiten waaraan en doeleinden waarvoor de persoonsgegevens mogen worden verstrekt, nader omschrijven.

HOOFDSTUK 12 Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en inwerkingtredingsbepalingen (... - ...)

Afdeling 1 Wijzigingsbepalingen (... - ...)

Onderafdeling 1 Wijziging van het Bosdecreet van 13 juni 1990 (... - ...)

Artikel 12.1.1. ( 01/01/2015 - ... )

Aan artikel 20 van het Bosdecreet van 13 juni 1990, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
« Overeenkomstig artikel 6.4.4, § 3, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed wordt voor het verlenen van een machtiging zoals vermeld in het eerste lid, die betrekking heeft op een handeling aan of in beschermde goederen zoals bedoeld in dat decreet, advies gevraagd aan de entiteit die door de Vlaamse Regering is belast met de beleidsuitvoering inzake onroerend erfgoed. ».

Artikel 12.1.2.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

( Datum te bepalen door de Vlaamse Regering - ... )

Aan artikel 25 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
« Als voor een bosreservaat naast een beheersplan als vermeld in het eerste lid ook een beheersplan in het kader van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet worden opgemaakt, worden alle beheersdoelstellingen voor dat onroerend goed in één beheersplan geïntegreerd. De Vlaamse Regering bepaalt daarvoor de nadere regels. ».

Artikel 12.1.3.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

( Datum te bepalen door de Vlaamse Regering - ... )

Aan artikel 43 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 18 mei 1999 en gewijzigd bij de decreten van 22 april 2005, 30 april 2004 en 7 december 2007, wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt :
« § 7. Als voor een onroerend goed naast een beheersplan als vermeld in paragraaf 1, 2 en 3 ook een beheersplan in het kader van het Onroerenderfgoeddecreet wordt opgemaakt, worden alle beheersdoelstellingen voor dat onroerend goed in één beheersplan geïntegreerd. De Vlaamse Regering bepaalt daarvoor de nadere regels. ».

Artikel 12.1.4. ( 01/01/2015 - ... )

Aan artikel 44, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
« Overeenkomstig artikel 6.4.4, § 3, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed wordt voor het verlenen van een machtiging zoals vermeld in het eerste lid, die betrekking heeft op een handeling aan of in beschermde goederen zoals bedoeld in dat decreet, advies gevraagd aan de entiteit die door de Vlaamse Regering is belast met de beleidsuitvoering inzake onroerend erfgoed. ».

Artikel 12.1.5. ( 01/01/2015 - ... )

In artikel 50 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt :
« Overeenkomstig artikel 6.4.4, § 3, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed wordt voor het verlenen van een machtiging zoals vermeld in het eerste lid, die betrekking heeft op een handeling aan of in beschermde goederen zoals bedoeld in dat decreet, advies gevraagd aan de entiteit die door de Vlaamse Regering is belast met de beleidsuitvoering inzake onroerend erfgoed. ».

Artikel 12.1.6. ( 01/01/2015 - ... )

 In artikel 81 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, wordt tussen het vierde en het vijfde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt :
« Overeenkomstig artikel 6.4.4, § 3, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed wordt voor het verlenen van een machtiging zoals vermeld in het vierde lid, die betrekking heeft op een handeling aan of in beschermde goederen zoals bedoeld in dat decreet, advies gevraagd aan de entiteit die door de Vlaamse Regering is belast met de beleidsuitvoering inzake onroerend erfgoed. ».

Artikel 12.1.7. ( 01/01/2015 - ... )

Aan artikel 97 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt :
« § 3. Overeenkomstig artikel 6.4.4, § 3, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed wordt voor het verlenen van een machtiging zoals vermeld in de paragrafen 1 en 2, die betrekking heeft op een handeling aan of in beschermde goederen zoals bedoeld in dat decreet, advies gevraagd aan de entiteit die door de Vlaamse Regering is belast met de beleidsuitvoering inzake onroerend erfgoed. ».

Onderafdeling 2 Wijzigingen van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten (... - ...)

Artikel 12.1.8. ( 01/01/2015 - ... )

In artikel 4, vijfde lid, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten wordt punt 2° opgeheven.

Artikel 12.1.9. ( 01/01/2015 - ... )

In artikel 11 van hetzelfde decreet wordt punt 4° opgeheven.

Onderafdeling 3 Wijzigingen van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 (... - ...)

Artikel 12.1.10. ( 01/01/2015 - ... )

In artikel 42, § 2, van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, laatst gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011, wordt punt 2° opgeheven.

Artikel 12.1.11. ( 01/01/2015 - ... )

In artikel 71, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede « zoals bedoeld in artikel 11, § 8, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten » vervangen door de woorden « als vermeld in artikel 10.2.1, 1°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 ».

Onderafdeling 4 Wijzigingen van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (... - ...)

Artikel 12.1.12. ( 01/01/2015 - ... )

Aan artikel 25, § 3, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, gewijzigd bij de decreten van 19 juli 2002 en 19 mei 2006, wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
« Overeenkomstig artikel 6.4.4, § 3, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed wordt voor het verlenen van een ontheffing zoals bedoeld in § 3, 2°, van dit artikel, die betrekking heeft op een handeling aan of in beschermde goederen zoals bedoeld in dat decreet, advies gevraagd aan de entiteit die door de Vlaamse Regering is belast met de beleidsuitvoering inzake onroerend erfgoed. ».

Artikel 12.1.13. ( 01/01/2015 - ... )

Aan artikel 34, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 juli 2002 en 19 mei 2006, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
« Als voor een onroerend goed naast een beheersplan als vermeld in het eerste lid ook een beheersplan in het kader van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 wordt opgemaakt, worden alle beheersdoelstellingen in één beheersplan geïntegreerd. De Vlaamse Regering bepaalt daarvoor de nadere regels. ».

Artikel 12.1.14. ( 01/01/2015 - ... )

Aan artikel 35, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 juli 2002 en 19 mei 2006, wordt een zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
« Overeenkomstig artikel 6.4.4, § 3, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed wordt voor het verlenen van een ontheffing zoals vermeld in het vierde en het vijfde lid van paragraaf 2 van dit artikel, die betrekking heeft op een handeling aan of in beschermde goederen zoals bedoeld in dat decreet, advies gevraagd aan de entiteit die door de Vlaamse Regering is belast met de beleidsuitvoering inzake onroerend erfgoed. ».

Artikel 12.1.15. ( 01/01/2015 - ... )

In artikel 49, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 12 december 2008, wordt de zinsnede « het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg » vervangen door de zinsnede « het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 ».

Artikel 12.1.16. ( 01/01/2015 - ... )

In artikel 56 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 juli 2002 en 19 mei 2006, wordt tussen het vijfde en het zesde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt :
« Overeenkomstig artikel 6.4.4, § 3, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed wordt voor het verlenen van een afwijking zoals vermeld in het eerste lid van dit artikel, die betrekking heeft op een handeling aan of in beschermde goederen zoals bedoeld in dat decreet, advies gevraagd aan de entiteit die door de Vlaamse Regering is belast met de beleidsuitvoering inzake onroerend erfgoed. ».

Onderafdeling 5 Wijzigingen van het decreet van 3 februari 1998 houdende vaststelling van het wapen van privépersonen en instellingen (... - ...)

Artikel 12.1.17. ( 01/01/2015 - ... )

In artikel 2 van het decreet van 3 februari 1998 houdende vaststelling van het wapen van privépersonen en instellingen, gewijzigd bij de decreten van 10 maart 2006 en 27 april 2007, wordt punt 5° vervangen door wat volgt :
« 5° de commissie : de Vlaamse Heraldische Raad; ».

Artikel 12.1.18. ( 01/01/2015 - ... )

In hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 10 maart 2006 en 27 april 2007, wordt een hoofdstuk III/l ingevoegd, dat luidt als volgt :
« HOOFDSTUK III/l. - Vlaamse Heraldische Raad ».

Artikel 12.1.19. ( 01/01/2015 - ... )

In hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 10 maart 2006 en 27 april 2007, wordt in hoofdstuk III/l, ingevoegd bij artikel 12.1.18, een artikel 8/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
« Art. 8/1. Er wordt een Vlaamse adviescommissie voor heraldiek opgericht onder de benaming Vlaamse Heraldische Raad. ».

Artikel 12.1.20. ( 01/01/2015 - ... )

In hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 10 maart 2006 en 27 april 2007, wordt in hetzelfde hoofdstuk III/l, een artikel 8/2 ingevoegd, dat luidt als volgt :
« Art. 8/2. De Vlaamse Regering :
1° bepaalt de samenstelling, organisatie en werking van de Vlaamse Heraldische Raad;
2° benoemt de leden en plaatsvervangers van de Vlaamse Heraldische Raad;
3° stelt de nodige middelen ter beschikking van de Vlaamse Heraldische Raad;
4° stelt een huishoudelijk reglement vast na de Vlaamse Heraldische Raad te hebben gehoord. ».

Artikel 12.1.21. ( 01/01/2015 - ... )

In hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 10 maart 2006 en 27 april 2007, wordt in hetzelfde hoofdstuk III/l een artikel 8/3 ingevoegd, dat luidt als volgt :
« Art. 8/3. Het secretariaat van de Vlaamse Heraldische Raad wordt uitgevoerd door het secretariaat van de strategische adviesraad opgericht bij het decreet van 10 maart 2006 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed. De Vlaamse Regering kan daarover nadere regels bepalen. ».

Artikel 12.1.22. ( 01/01/2015 - ... )

In hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 10 maart 2006 en 27 april 2007, wordt in hetzelfde hoofdstuk III/l een artikel 8/4 ingevoegd, dat luidt als volgt :
« Art. 8/4. De Vlaamse Heraldische Raad verstrekt adviezen in de gevallen en rekening houdend met de termijnen, vermeld in dit decreet. ».

Onderafdeling 6 Wijzigingen van het decreet van 8 december 1998 houdende diverse bepalingen naar aanleiding van de begrotingscontrole 1998 (... - ...)

Artikel 12.1.23. ( 01/01/2015 - ... )

 In artikel 1 van het decreet van 8 december 1998 houdende diverse bepalingen naar aanleiding van de begrotingscontrole 1998 wordt de zinsnede « artikel 11, § 8, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten » vervangen door de zinsnede « artikel 10.2.1, 1°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 ».

Onderafdeling 7 Wijzigingen aan het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van varend erfgoed (... - ...)

Artikel 12.1.24. ( 01/01/2015 - ... )

In artikel 2 van het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van varend erfgoed, gewijzigd bij het decreet van 10 maart 2006, wordt punt 5° vervangen door wat volgt :
« 5° de commissie : de Vlaamse Commissie voor Varend Erfgoed. ».

Artikel 12.1.25. ( 01/01/2015 - ... )

Aan hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 10 maart 2006, wordt een hoofdstuk VI toegevoegd, dat luidt als volgt :
« HOOFDSTUK VI. - Vlaamse Commissie voor Varend Erfgoed ».

Artikel 12.1.26. ( 01/01/2015 - ... )

In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 10 maart 2006, wordt in hoofdstuk VI, toegevoegd bij artikel 12.1.25, een artikel 14 toegevoegd, dat luidt als volgt :
« Art. 14. Er wordt een Vlaamse adviescommissie voor het varend erfgoed opgericht onder de benaming Vlaamse Commissie voor Varend Erfgoed. ».

Artikel 12.1.27. ( 01/01/2015 - ... )

 In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 10 maart 2006, wordt aan hetzelfde hoofdstuk VI een artikel 15 toegevoegd, dat luidt als volgt :
« Art. 15. De Vlaamse Regering :
1° bepaalt de samenstelling, organisatie en werking van de Vlaamse Commissie voor Varend Erfgoed;
2° benoemt de leden en plaatsvervangers van de Vlaamse Commissie voor Varend Erfgoed;
3° stelt de nodige middelen ter beschikking van de Vlaamse Commissie voor Varend Erfgoed. ».

Artikel 12.1.28. ( 01/01/2015 - ... )

 In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 10 maart 2006, wordt aan hetzelfde hoofdstuk VI een artikel 16 toegevoegd, dat luidt als volgt :
« Art. 16. Het secretariaat van de Vlaamse Commissie voor Varend Erfgoed wordt uitgevoerd door het secretariaat van de strategische adviesraad opgericht bij het decreet van 10 maart 2006 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed. De Vlaamse Regering kan hierover de nadere regels bepalen. ».

Artikel 12.1.29. ( 01/01/2015 - ... )

In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 10 maart 2006, wordt aan hetzelfde hoofdstuk VI een artikel 17 toegevoegd, dat luidt als volgt :
« Art. 17. De Vlaamse Commissie voor Varend Erfgoed stelt haar huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering. ».

Artikel 12.1.30. ( 01/01/2015 - ... )

In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 10 maart 2006, wordt aan hetzelfde hoofdstuk VI een artikel 18 toegevoegd, dat luidt als volgt :
« Art. 18. De Vlaamse Commissie voor Varend Erfgoed verstrekt adviezen in de gevallen en rekening houdend met de termijnen, vermeld in dit decreet. ».

Onderafdeling 8 Wijzigingen aan het decreet van 24 januari 2003 houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang (... - ...)

Artikel 12.1.31. ( 01/01/2015 - ... )

Artikel 3, § 2, van het decreet van 24 januari 2003 houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang wordt vervangen door wat volgt :
« § 2. Op de roerende goederen die reeds beschermd zijn op grond van Vlaamse regelgeving of regelgeving van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest inzake onroerend erfgoed, en die ook zijn opgenomen in de lijst, zijn artikel 8 tot 10 van dit decreet slechts van toepassing als de Vlaamse Regering dit uitdrukkelijk bepaalt. ».

Onderafdeling 9 Wijzigingen aan het decreet van 10 maart 2006 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed (... - ...)

Artikel 12.1.32. ( 01/01/2015 - ... )

In artikel 6, eerste lid, van het decreet van 10 maart 2006 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed, gewijzigd bij het decreet van 18 november 2011, wordt de zinsnede « de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, vermeld in het decreet van 3 maart 1976 houdende bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, of een van haar afdelingen » vervangen door « de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed ».

Onderafdeling 10 Wijzigingen aan het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen (... - ...)

Artikel 12.1.33. ( 01/01/2015 - ... )

 In artikel 20, § 3, van het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen wordt punt 3° opgeheven.

Onderafdeling 11 Wijzigingen aan het decreet van 27 april 2007 houdende vaststelling van het wapen en de vlag van de provincies, gemeenten en districten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (... - ...)

Artikel 12.1.34. ( 01/01/2015 - ... )

In artikel 3, § 3, eerste lid, van het decreet van 27 april 2007 houdende vaststelling van het wapen en de vlag van de provincies, gemeenten en districten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie worden de woorden « de afdeling Heraldiek van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen » vervangen door de woorden « de Vlaamse Heraldische Raad ».

Onderafdeling 12 Wijzigingen aan het decreet van 29 juni 2007 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2007 (... - ...)

Artikel 12.1.35. ( 01/01/2015 - ... )

In artikel 18 van het decreet van 29 juni 2007 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2007 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt :
« De ontvangsten die voortvloeien uit herstelvorderingen, dwangsommen, administratieve geldboeten, recuperatie van de kosten van een ambtshalve uitvoering en van alle ontvangsten die voortvloeien uit de toepassing van andere handhavingsmaatregelen op grond van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 worden toegewezen aan de DAB Herstelfonds, vermeld in artikel 6.1.56 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009. De ontvangsten van de DAB Herstelfonds kunnen tevens aangewend worden voor het verrichten van uitgaven die betrekking hebben op de handhaving van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. ».

Onderafdeling 13 Wijziging van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid (... - ...)

Artikel 12.1.36. ( 01/01/2015 - ... )

In artikel 3.2.21, tweede lid, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid worden punt 3° en punt 4° opgeheven.

Onderafdeling 14 Wijzigingen aan het decreet van 18 december 2009 houdende bepalingen tot begeleiding van de derde aanpassing van de begroting 2009 (... - ...)

Artikel 12.1.37. ( 01/01/2015 - ... )

 In artikel 34 van het decreet van 18 december 2009 houdende bepalingen tot begeleiding van de derde aanpassing van de begroting 2009 wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt :
« § 1. Vanaf het werkingsjaar 2009 worden de volgende decreten uitgevoerd binnen de perken van de op de begroting goedgekeurde kredieten : 1° het decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaamse integratiebeleid; 2° het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. ».

Onderafdeling 15 Wijzigingen aan de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (... - ...)

Artikel 12.1.38. ( 01/01/2015 - ... )

Aan artikel 2.2.2, § 1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
« Als een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan een overzicht bevat van de geheel of gedeeltelijk gewijzigde of opgeheven erkennings-, rangschikkings- en beschermingsbesluiten genomen bij toepassing van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg en het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 dan worden er in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in voorkomend geval de gegevens vermeld in artikel 6.2.5 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 opgenomen met uitzondering van de aanduiding van de plaats van de aanplakking van het bericht over het openbaar onderzoek op het gegeorefereerd plan. ».

Artikel 12.1.39. ( 01/01/2015 - ... )

Aan artikel 2.2.7, § 2, van dezelfde codex wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
« Als in het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan een erkennings-, rangschikkings- of beschermingsbesluit genomen bij toepassing van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg of het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 geheel of gedeeltelijk wordt gewijzigd of opgeheven, wordt het ontwerp per beveiligde zending aan de natuurlijke personen en rechtspersonen die houder zijn van het recht van eigendom, erfpacht, opstal, leasing of vruchtgebruik van de betrokken beschermde onroerende goederen ter kennis gebracht. Die personen stellen de gebruikers in kennis van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan binnen een termijn van dertig dagen, ingaand de dag na deze van de kennisgeving. Ze stellen de administratie per beveiligde zending in kennis van de eventuele verkoop, overdracht van het eigendomsrecht of overdracht van een ander zakelijk recht, vergezeld van de nodige stavingsdocumenten, binnen een termijn van tien dagen, ingaand de dag na deze van de kennisgeving. Deze verplichting wordt in de beveiligde zending vermeld. De nieuwe eigenaars worden op hun beurt van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in kennis gesteld. ».

Artikel 12.1.40. ( 01/01/2015 - ... )

Aan artikel 2.2.8 van dezelfde codex wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
« Als in het definitief vastgestelde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan een erkennings-, rangschikkings- of beschermingsbesluit genomen bij toepassing van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg of het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 geheel of gedeeltelijk wordt gewijzigd of opgeheven, wordt het ontwerp per beveiligde zending aan eigenaar, blote eigenaar, erfpachthouders, opstalhouder en leasinggever van de betrokken beschermde onroerende goederen ter kennis gebracht. Die personen stellen de gebruikers in kennis van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan binnen een termijn van dertig dagen, ingaand de dag na deze van de kennisgeving. Ze stellen de administratie per beveiligde zending in kennis van de eventuele verkoop, overdracht van het eigendomsrecht of overdracht van een ander zakelijk recht, vergezeld van de nodige stavingsdocumenten, binnen een termijn van tien dagen, ingaand de dag na deze van de kennisgeving. Deze verplichting wordt in de beveiligde zending vermeld. De nieuwe eigenaars worden op hun beurt van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in kennis gesteld. ».

Artikel 12.1.41. ( 01/01/2015 - ... )

In artikel 3.1.2, § 1, van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punten 1°, 4° en 7°, worden opgeheven;
2° er wordt een punt 13° toegevoegd, dat luidt als volgt :
« 13° het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. ».

Artikel 12.1.42. ( 01/01/2015 - ... )

 In artikel 4.7.16, § 1, tweede lid, van dezelfde codex wordt de zinsnede « of in artikel 11, § 4, vierde lid, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- of dorpsgezichten » opgeheven.

Afdeling 2 Opheffingsbepalingen (... - ...)

Artikel 12.2.1. ( 01/01/2015 - ... )

De volgende regelingen worden opgeheven :
1° de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen;
2° het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het laatst gewijzigd bij het decreet van 27 maart 2009;
3° het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 28 februari 2003, 10 maart 2006 en 27 maart 2009;
4° het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 8 december 2000, 21 december 2001, 19 juli 2002, 13 februari 2004, 10 maart 2006, 16 juni 2006 en 27 maart 2009.

Afdeling 3 Overgangsbepalingen (... - ...)

Onderafdeling 1 Lopende beschermingsprocedures (... - ...)

Artikel 12.3.1. ( 01/01/2015 - ... )

De onder het stelsel van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium en het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg begonnen beschermingsprocedures worden voortgezet overeenkomstig voormelde decreten. Als op het moment van de inwerkingtreding van hoofdstuk 3, afdeling 1, van dit decreet het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen nog niet ter kennis werd gebracht, wordt het advies tijdens de voorlopige bescherming aan de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed gevraagd.

Onderafdeling 2 Oude beschermingsbesluiten (... - ...)

Artikel 12.3.2. ( 01/01/2015 - ... )

De besluiten tot bescherming als monument genomen bij toepassing van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen of het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten behouden hun rechtskracht tot zij overeenkomstig dit decreet worden gewijzigd of opgeheven.

Ten aanzien van deze beschermingsbesluiten gelden de algemene voorschriften voor instandhouding en onderhoud vastgesteld overeenkomstig artikel 6.4.2 voor zover zij niet afwijken van de bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud opgenomen in het beschermingsbesluit en de gevolgen die dit decreet verbindt aan een bescherming als monument.

De Vlaamse Regering kan een beschermingsbesluit als vermeld in het eerste lid omzetten in een bescherming als archeologische site, cultuurhistorisch landschap of stads- en dorpsgezicht en er de rechtsgevolgen van een bescherming als archeologische site, cultuurhistorisch landschap of stads- en dorpsgezicht overeenkomstig dit decreet aan koppelen.

Artikel 12.3.3. ( 01/01/2015 - ... )

De omzetting van een besluit tot definitieve bescherming gebeurt onder de voorwaarden en in de vorm vastgesteld voor de bescherming in artikel 6.1.2, 6.1.5, 6.1.6, 6.1.7, 6.1.13, 6.1.15, 6.1.16, 6.1.17 en 6.1.18.

Artikel 12.3.4. ( 01/01/2015 - ... )

De Vlaamse Regering wint voorafgaand aan de voorlopige omzetting advies in bij de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed.

Artikel 12.3.5. ( 01/01/2019 - ... )

Het besluit tot voorlopige omzetting bevat minstens de volgende gegevens :
1° het opschrift van het besluit dat omgezet wordt;
2° de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit dat omgezet wordt;
3° in voorkomend geval de kadastrale gegevens van het perceel of de percelen waarop het beschermde goed zich bevindt;
4° de redenen van omzetting;
5° een beschrijving van de impact op de beheersdoelstellingen, een beschrijving van de impact op de bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud.

Bij elk besluit tot omzetting worden de volgende bijlagen gevoegd :
1° een plan waarop het beschermde goed na omzetting nauwkeurig wordt afgelijnd en waarop de plaats van aanplakking van het bericht over het openbaar onderzoek wordt aangeduid;
2° een fotoregistratie van de fysieke toestand van het beschermde goed;
3° in voorkomend geval een lijst met de cultuurgoederen die integrerend deel uitmaken van het beschermde goed.

De Vlaamse Regering kan de gegevens die in elk besluit tot omzetting zijn opgenomen, nader omschrijven of uitbreiden.

Artikel 12.3.6. ( 01/01/2019 - ... )

Het besluit tot definitieve omzetting bevat minstens de volgende gegevens :
1° het opschrift van het besluit dat omgezet wordt;
2° de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit dat omgezet wordt;
3° in voorkomend geval de kadastrale gegevens van het perceel of de percelen waarop het beschermde goed zich bevindt;
4° de redenen van omzetting;
5° een beschrijving van de impact op de beheersdoelstellingen, een beschrijving van de impact op de bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud.

Bij elk besluit tot definitieve omzetting worden de volgende bijlagen gevoegd :
1° een plan waarop het beschermde goed na omzetting nauwkeurig wordt afgelijnd en waarop de plaats van de aanplakking van het bericht over het openbaar onderzoek wordt aangeduid;
2° een fotoregistratie van de fysieke toestand van het beschermde goed;
3° in voorkomend geval een lijst met de cultuurgoederen die integrerend deel uitmaken van het beschermde goed;
4° een document waaruit de behandeling van de bezwaren blijkt.

De Vlaamse Regering kan de gegevens die in elk besluit tot definitieve omzetting of in de bijlagen zijn opgenomen nader omschrijven of uitbreiden.

Artikel 12.3.7. ( 01/01/2015 - ... )

Tot de vaststelling van het besluit tot definitieve omzetting blijven de rechtsgevolgen van het vorige besluit tot definitieve bescherming van kracht. De rechtsgevolgen van een besluit tot omzetting zijn van toepassing :
1° op de zakelijkrechthouders vanaf de kennisgeving, vermeld in artikel 6.1.16;
2° op de gebruikers en de eigenaars van de cultuurgoederen vanaf de kennisgeving door de zakelij krechthouders, vermeld in artikel 6.1.16;
3° op iedereen vanaf de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, vermeld in artikel 6.1.15.

Artikel 12.3.8. ( 01/01/2015 - ... )

De besluiten tot bescherming als landschap genomen in toepassing van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg behouden hun rechtskracht tot zij overeenkomstig dit decreet worden gewijzigd of opgeheven.

Ten aanzien van deze beschermingsbesluiten gelden de algemene voorschriften voor instandhouding en onderhoud vastgesteld overeenkomstig artikel 6.4.2 voor zover zij niet afwijken van de bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud opgenomen in het beschermingsbesluit en de gevolgen die dit decreet verbindt aan een bescherming als cultuurhistorisch landschap.

De Vlaamse Regering kan een beschermingsbesluit als vermeld in het eerste lid omzetten in een bescherming als archeologische site, monument of stads- en dorpsgezicht en er de rechtsgevolgen van een bescherming als archeologische site, monument of stads- en dorpsgezicht overeenkomstig dit decreet aan koppelen.

De omzetting van een besluit tot definitieve bescherming gebeurt onder de voorwaarden en in de vorm vastgesteld in de artikelen 12.3.3 tot en met 12.3.7.

Artikel 12.3.9. ( 01/01/2015 - ... )

De besluiten tot bescherming als stads- of dorpsgezicht in de zin van artikel 2, 3°, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten voor de wijziging bij het decreet van 22 februari 1995, de besluiten als stads- of dorpsgezicht in de zin van artikel 2, 3°, eerste streepje, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten na de wijziging bij het decreet van 22 februari 1995 behouden hun rechtskracht tot zij overeenkomstig dit decreet worden gewijzigd of opgeheven.

Ten aanzien van deze beschermingsbesluiten gelden de gevolgen die dit decreet verbindt aan een bescherming als stads- en dorpsgezicht.

De Vlaamse Regering kan een beschermingsbesluit als vermeld in het eerste lid omzetten in een bescherming als archeologische site, monument of cultuurhistorisch landschap en er de rechtsgevolgen van een bescherming als archeologische site, monument of cultuurhistorisch landschap overeenkomstig dit decreet aan koppelen.

De omzetting van een besluit tot definitieve bescherming gebeurt onder de voorwaarden en in de vorm vastgesteld in de artikelen 12.3.3 tot en met 12.3.7.

Artikel 12.3.10. ( 01/01/2015 - ... )

De besluiten tot bescherming als stads- of dorpsgezicht in de zin van artikel 2, 3°, tweede streepje, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten behouden hun rechtskracht tot zij overeenkomstig dit decreet worden gewijzigd of opgeheven.

Ten aanzien van deze beschermingsbesluiten gelden de algemene voorschriften voor instandhouding en onderhoud vastgesteld overeenkomstig artikel 6.4.2 voor zover zij niet afwijken van de bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud opgenomen in het beschermingsbesluit en de gevolgen die dit decreet verbindt aan een bescherming als overgangszone bij een monument.

De Vlaamse Regering kan een beschermingsbesluit als vermeld in het eerste lid omzetten in een bescherming als cultuurhistorisch landschap en er de rechtsgevolgen van een bescherming als cultuurhistorisch landschap overeenkomstig dit decreet aan koppelen.

De omzetting van een besluit tot definitieve bescherming gebeurt onder de voorwaarden en in de vorm vastgesteld in de artikelen 12.3.3 tot en met 12.3.7.

Artikel 12.3.11. ( 01/01/2015 - ... )

De besluiten tot bescherming als archeologisch monument of als archeologische zone genomen bij toepassing van het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium behouden hun rechtskracht tot zij overeenkomstig dit decreet worden gewijzigd of opgeheven.

Ten aanzien van deze beschermingsbesluiten gelden de algemene voorschriften voor instandhouding en onderhoud vastgesteld overeenkomstig artikel 6.4.2 voor zover zij niet afwijken van de bijzondere voorschriften voor de instandhouding en het onderhoud opgenomen in het beschermingsbesluit en de gevolgen die dit decreet verbindt aan een bescherming als archeologische site.

De Vlaamse Regering kan een beschermingsbesluit als vermeld in het eerste lid omzetten in een bescherming als monument, cultuurhistorisch landschap of stads- en dorpsgezicht en er de rechtsgevolgen van een bescherming als monument, cultuurhistorisch landschap of stads- en dorpsgezicht overeenkomstig dit decreet aan koppelen.

De omzetting van een besluit tot definitieve bescherming gebeurt onder de voorwaarden en in de vorm vastgesteld in de artikelen 12.3.3 tot en met 12.3.7.

Onderafdeling 3 Premies (... - ...)

Artikel 12.3.12. ( 01/01/2025 - ... )

De aanvragen van een premie overeenkomstig het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg en het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium die bij het agentschap per beveiligde zending ter kennis werden gebracht voor de inwerkingtreding van hoofdstuk 10, afdeling 2, worden afgehandeld overeenkomstig de regels die golden voorafgaand aan die datum met uitzondering van de kwaliteitseisen voor de uitvoering van de beheersmaatregelen, werkzaamheden en diensten. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de kwaliteitseisen.

Voor de berekening van de restauratiepremie op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 houdende vaststelling van het premiestelsel voor restauratiewerkzaamheden aan beschermde monumenten wordt de aanvaarde kostenraming niet vermeerderd met de btw.

Artikel 12.3.12/1. ( 01/01/2015 - ... )

Meerjarige subsidiëringsovereenkomsten als vermeld in artikel 11, § 8, tweede lid, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten en gesloten uiterlijk op 31 december 2014 overeenkomstig afdeling VI/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 houdende vaststelling van het premiestelsel voor restauratiewerkzaamheden aan beschermde monumenten, kunnen in onderlinge overeenstemming gewijzigd worden door middel van addenda en dit overeenkomstig de regels die golden voor de inwerkingtreding van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.

Onderafdeling 4 Beheersplannen beschermde landschappen en erfgoedlandschappen (... - ...)

Artikel 12.3.13. ( 01/01/2015 - ... )

De herwaarderingsplannen goedgekeurd overeenkomstig het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten en de beheersplannen opgemaakt overeenkomstig het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg behouden hun rechtskracht tot zij overeenkomstig dit decreet worden gewijzigd of opgeheven. Ten aanzien van deze beheersplannen gelden alle gevolgen die dit decreet verbindt aan de beheersplannen, vermeld in hoofdstuk 8.

Onderafdeling 5 Vergunningsaanvragen en beroepsprocedures (... - ...)

Artikel 12.3.14. ( 23/02/2017 - ... )

Behoudens andersluidende bepalingen is dit decreet vanaf de datum van inwerkingtreding van toepassing op alle toelatings-, vergunnings- en beroepsprocedures, vermeld in dit decreet, in de stand waarin zij zich bevinden.

Beslissingen van het agentschap tot toekenning of weigering van een machtiging of schriftelijke vergunning voor werken waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen vereist is betreffende beschermde monumenten, constructies binnen beschermde stads- en dorpsgezichten, beschermde landschappen, beschermde archeologische monumenten en beschermde archeologische zones, genomen voor de inwerkingtreding van hoofdstuk 6 van dit decreet, worden bekendgemaakt en kunnen worden uitgevoerd en bestreden overeenkomstig de regels die golden voorafgaand aan die datum.

Als er in de in het tweede lid omschreven gevallen voor beschermde monumenten en constructies binnen beschermde stads- en dorpsgezichten bij het instellen van het georganiseerd administratief beroep bij de Vlaamse Regering overeenkomstig artikel 11, § 4/1, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten nog geen advies van de expertencommissie is verleend en hoofdstuk 3, afdeling 1, is al in werking getreden, wint de Vlaamse Regering het advies in van de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed. Dit advies heeft de gevolgen als omschreven in artikel 11, § 4/1, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten en de bijhorende uitvoeringsbesluiten.

Aanvragen voor de in het tweede lid opgesomde machtigingen en vergunningen die bij het agentschap werden betekend voor de inwerkingtreding van hoofdstuk 6 van dit decreet, maar waarover het agentschap nog niet heeft beslist als het hoofdstuk 6 in werking treedt, worden behandeld overeenkomstig de regels die golden voorafgaand aan die datum. De beslissingen worden bekendgemaakt en kunnen worden uitgevoerd overeenkomstig de regels die golden voorafgaand aan die datum. Die genomen beslissingen kunnen worden bestreden overeenkomstig artikel 6.4.6, eerste lid.

Meldingen van werken betreffende niet als monument beschermde constructies binnen beschermde stads- of dorpsgezichten waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen vereist is, overeenkomstig artikel 11, § 4, derde lid, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, voor de inwerkingtreding van hoofdstuk 6 van dit decreet, worden behandeld overeenkomstig de procedureregels die golden voorafgaand aan die datum. Als het college van burgemeester en schepenen van oordeel is dat er voor de aangemelde werken een machtiging vereist is, gelden de regels overeenkomstig het tweede, derde en vierde lid van dit artikel.

Beslissingen tot toekenning of weigering van een omgevingsvergunning, een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning waarin een machtiging of vergunning geweigerd of verleend wordt voor werken betreffende beschermde monumenten, constructies binnen beschermde stads- en dorpsgezichten, beschermde landschappen en beschermde archeologische monumenten en beschermde archeologische zones, genomen voor de inwerkingtreding van hoofdstuk 6 van dit decreet, worden wat die werken betreft bekendgemaakt en kunnen uitgevoerd en bestreden worden overeenkomstig de regels die golden voorafgaand aan die datum.

Aanvragen voor een omgevingsvergunning, stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning waarin ook moet geoordeeld worden over werken betreffende beschermde monumenten, constructies binnen beschermde stads- en dorpsgezichten, beschermde landschappen, beschermde archeologische monumenten en beschermde archeologische zones en die betekend werden voor de inwerkingtreding van hoofdstuk 6 van dit decreet, maar waarover de vergunningverlenende overheid nog niet heeft beslist bij de inwerkingtreding van hoofdstuk 6 van dit decreet, worden behandeld overeenkomstig de procedureregels die golden voorafgaand aan die datum. De beslissingen worden bekendgemaakt en kunnen worden uitgevoerd overeenkomstig de regels die golden voorafgaand aan die datum. Die genomen beslissingen kunnen worden bestreden overeenkomstig artikel 6.4.6, tweede lid.

Als er voor beschermde monumenten en constructies binnen stads- en dorpsgezichten bij het instellen van het beroep nog geen advies van de expertencommissie is verleend en hoofdstuk 3, afdeling 1, is al in werking getreden, wint de Vlaamse Regering het advies in van de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed. Dit advies heeft de gevolgen als omschreven in artikel 11, § 4/2, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten en de bijhorende uitvoeringsbesluiten.

Beslissingen over schriftelijke vergunningen om archeologische opgravingen, prospecties met ingrepen in de bodem en graafwerken uit te voeren en om detectoren te gebruiken met de bedoeling onroerende archeologische monumenten op te sporen en vrij te leggen en roerende archeologische monumenten te verzamelen of uit hun originele context te verwijderen, genomen overeenkomstig het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium voor de inwerkingtreding van hoofdstuk 5 van dit decreet, worden bekendgemaakt en kunnen worden uitgevoerd en bestreden overeenkomstig de regels die golden voorafgaand aan die datum.

Aanvragen voor schriftelijke vergunningen voor de in het vorige lid omschreven ingrepen die werden betekend voor de inwerkingtreding van hoofdstuk 5 van dit decreet worden behandeld, bekendgemaakt en kunnen worden uitgevoerd en bestreden overeenkomstig de regels die golden voorafgaand aan die datum.

Onderafdeling 6 Ankerplaatsen en erfgoedlandschappen (... - ...)

Artikel 12.3.15. ( 01/01/2017 - ... )

 De ankerplaatsen definitief aangeduid overeenkomstig het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg worden beschouwd als een vaststelling van de landschapsatlas als vermeld in hoofdstuk 4 van dit decreet en als onroerenderfgoedrichtplannen als vermeld in hoofdstuk 7 van dit decreet. Voor die ankerplaatsen geldt de motiverings- en zorgplicht, vermeld in artikel 4.1.9 van dit decreet.

De ankerplaatsen voorlopig aangeduid overeenkomstig het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg kunnen overeenkomstig dat decreet definitief worden aangeduid.

Artikel 12.3.16. ( 01/01/2015 - ... )

De erfgoedlandschappen afgebakend overeenkomstig het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg worden beschouwd als erfgoedlandschap in de zin van dit decreet.

Onderafdeling 7 Inspecteurs Onroerend Erfgoed (... - ...)

Artikel 12.3.17. ( 01/04/2026 - ... )

De personen die vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 90 van het decreet van 26 april 2024 tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 zijn aangesteld als inspecteurs Onroerend Erfgoed, behouden deze hoedanigheid zolang ze voldoen aan de voorwaarden om in die functie te worden aangesteld, en dit voor de lopende duurtijd van hun aanstelling tot aan de opheffing ervan.

De personeelsleden van het agentschap die voor de datum van inwerkingtre-ding van artikel 90 van het decreet van [...] tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023, bevoegd waren voor het geven van raadgevingen, verkrijgen van rechtswege de hoedanigheid van toezichthouder, niet zijnde agent van gerechtelij-ke politie, zolang zij voldoen aan de voorwaarden van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 om in die functie te worden aangesteld en voor de lopende duurtijd van hun aanstelling tot aan de opheffing ervan.

Onderafdeling 8 Inventaris bouwkundig erfgoed (... - ...)

Artikel 12.3.18. ( 01/01/2015 - ... )

De bestaande reglementaire gevolgen van de inventaris bouwkundig erfgoed, vastgesteld door de administrateur-generaal van het agentschap Onroerend Erfgoed op basis van artikel 12/1 van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten blijven van kracht totdat hoofdstuk 4 van dit decreet en dit artikel in werking treden.

De laatste vaststelling van de inventaris bouwkundig erfgoed bij besluit van de administrateur-generaal van het agentschap Onroerend Erfgoed op basis van artikel 12/1 van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten voorafgaand aan de inwerkingtreding van hoofdstuk 4 van dit decreet, geldt als vaststelling overeenkomstig artikel 4.1.1. Artikel 4.1.9 is op deze inventaris enkel van toepassing voor de goederen die aan een openbaar onderzoek overeenkomstig artikel 4.1.3 zijn onderworpen.

Onderafdeling 9 Informatieplicht met betrekking tot publiciteit en onderhandse en authentieke akten (... - ...)

Artikel 12.3.19. ( 01/01/2015 - ... )

Artikel 4.1.11 en 6.4.9 zijn pas van toepassing op de onderhandse en authentieke akten afgesloten na de datum van inwerkingtreding van het decreet.

Onderafdeling 10 Bestaande reglementaire bepalingen (... - ...)

Artikel 12.3.20. ( 01/01/2015 - ... )

De bestaande reglementaire bepalingen die onder het toepassingsgebied van dit decreet vallen en niet zonder voorwerp noch in tegenstrijd zijn met dit decreet, blijven van kracht totdat ze worden gewijzigd, opgeheven of vervangen door besluiten genomen ter uitvoering van dit decreet.

[Onderafdeling 11 Bekrachtiging van de archeologienota of nota en de melding van het voornemen van een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem (ing. Decr. 13 juli 2018, art. 64, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 12.3.21. ( 01/04/2019 - ... )

De bekrachtiging van een archeologienota of een nota overeenkomstig de bepalingen die golden voor de datum van de inwerkingtreding van dit artikel, wordt gelijkgesteld met een aktename van een gemelde archeologienota of nota.

Artikel 12.3.22. ( 01/04/2019 - ... )

De melding van het voornemen om een archeologisch onderzoek met ingreep in de bodem uit te voeren, gemeld overeenkomstig de bepalingen die golden voor de datum van de inwerkingtreding van dit artikel, en waarbij die melding niet werd geweigerd door het agentschap of in voorkomend geval de onroerenderfgoedgemeente, wordt gelijkgesteld met een toelating om een archeologisch vooronderzoek uit te voeren met ingreep in de bodem.

Afdeling 4 Inwerkingtreding (... - ...)

Artikel 12.4.1. ( 01/01/2015 - ... )

Dit decreet treedt in werking op een door de Vlaamse Regering per artikel te bepalen datum.

Artikel 12.4.2. ( 01/01/2015 - ... )

Hoofdstuk 5 en artikel 12.2.1, 3°, treden in werking op de datum bepaald in het besluit houdende de vaststelling van lijst van aangeduide erkende archeologen.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 02/04/2026