Ministerieel besluit met betrekking tot het cliëntoverleg in de integrale jeugdhulp

Datum 24/02/2014

Inhoud

(... - ...)

De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,

Gelet op de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, artikel 11 tot en met 14;

Gelet op het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, artikel 53 tot en met 57;

Gelet op het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, artikel 30;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp, artikel 38;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 februari 2014;

Overwegende het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 betreffende de algemene regels inzake subsidiëring;

Overwegende het decreet van 31 mei 2013 houdende toekenning van bepaalde bevoegdheden aan de provincies in de aangelegenheden, vermeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en overwegende de bestuursakkoorden die ter uitvoering van dat decreet met de provincies zijn gesloten;

Overwegende de Bijzondere Wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, artikel 64 en 65;

Overwegende dat artikel 30 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp de jeugdhulp oplegt om de continuïteit van de jeugdhulpverlening te verbeteren voor minderjarigen, hun ouders en, in voorkomend geval, hun opvoedingsverantwoordelijken; dat artikel 30, tweede lid, vereist dat alle partijen die betrokken zijn bij de jeugdhulpverlening aan een minderjarige, samenwerken door met maximale betrokkenheid van de minderjarige, zijn vertrouwenspersoon, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken en de betrokken personen uit de leefomgeving in overlegmomenten te voorzien tussen de betrokken jeugdhulpaanbieders; dat die overlegmomenten moeten worden voorgezeten door een persoon die onafhankelijk is van de jeugdhulpaanbieders; dat artikel 30, tweede en derde lid, een aantal voorwaarden en kwaliteitseisen vastlegt voor het Cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp;

Overwegende dat artikel 38 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014, betreffende de integrale jeugdhulp bepaalt dat de minister, binnen de beschikbare begrotingskredieten, middelen toekent om cliëntoverleg in te zetten in de integrale jeugdhulp en dat de minister de voorwaarden en de modaliteiten voor de subsidiëring van het cliëntoverleg bepaalt; dat het cliëntoverleg in hetzelfde besluit gedefinieerd wordt,

Besluit :

Artikel 1. (16/01/2015- ...)

...

Artikel 2. (16/01/2015- ...)

...

Artikel 3. (16/01/2015- ...)

...

Artikel 4. (16/01/2015- ...)

...

Artikel 5. (16/01/2015- ...)

...

Artikel 6. (16/01/2015- ...)

...

Artikel 7. (16/01/2015- ...)

...

Artikel 8. (16/01/2015- ...)

...

Artikel 9. (16/01/2015- ...)

...


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 28/03/2024