Besluit van de Vlaamse Regering houdende toekenning van compensatie aan verschillende actoren en aan gemeenten voor milieugerelateerde taken, uitgevoerd door doelgroepwerknemers

Datum 28/03/2014

Versie geldig op 31/12/2023

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK 1 Inleidende bepaling en definities
  2. HOOFDSTUK 2 Compensatieverlening aan actoren en gemeenten voor de uitvoering van een pakket milieu- en natuurtaken
  3. HOOFDSTUK 3 Evaluatiecriteria
  4. HOOFDSTUK 4 Compensatie
  5. HOOFDSTUK 5 Beschikbaarheid en verdeling van het contingent
  6. HOOFDSTUK 6 Aanvraagprocedure
  7. HOOFDSTUK 7 Slotbepalingen

Inhoud

(... - ...)

De Vlaamse Regering,

Gelet op het bosdecreet van 13 juni 1990, artikel 41bis, § 2, ingevoegd bij het decreet van 18 mei 1999 en gewijzigd bij het decreet van 30 april 2004;

Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, artikel 13, § 1, gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2002, en § 2;

Gelet op het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, artikel 15, eerste lid, 2°;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2003 houdende toekenning van een subsidie aan uiteenlopende actoren voor het natuur-, bos- en groenbeheer via groene, duurzame jobs toegankelijk voor doelgroepwerknemers;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 20 december 2013;

Gelet op de adviesvraag die op 20 december 2013 bij de MiNaraad is ingediend, met toepassing van artikel 11.2.1, § 2, 2°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen van het milieubeleid; Overwegende dat geen advies is verstrekt binnen de gestelde termijn;

Gelet op Advies 55.357/1 van de Raad van State, gegeven op 13 maart 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat deze regeling tot doel heeft om in een tegemoetkoming te voorzien voor gebruikers die doelgroepwerknemers inzetten voor milieugerelateerde taken zoals gedefinieerd in dit besluit;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur;

Na beraadslaging,

Besluit:

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepaling en definities (... - ...)

Artikel 1. (01/01/2014- 31/12/2023)

De steun, verleend met toepassing of ter uitvoering van dit besluit, wordt toegekend met inachtneming van de voorwaarden van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.

Artikel 2. (01/01/2014- 31/12/2023)

 In dit besluit wordt verstaan onder:
1° actor: elke grondgebruiker, grondeigenaar, bosgroep, regionaal landschap of wildbeheereenheid, met uitzondering van een gemeente;
2° bosgroep: een erkende bosgroep als vermeld in artikel 41bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990;
3° doelgroepwerknemers: de werknemers, vermeld in:
a) artikel 5 van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen;
b) artikel 79, § 1, van het decreet van 23 december 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006;
c) artikel 2, 3°, van het decreet van 22 december 2006 houdende de lokale diensteneconomie;
4° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud;
5° regionaal landschap: een erkend regionaal landschap als vermeld in artikel 54 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
6° takenpakket: één volledig takenpakket bestaat uit 600 uren, besteed aan één van de taken of een combinatie van taken als vermeld in artikel 3;
7° wildbeheereenheid: een erkende wildbeheereenheid als vermeld in artikel 12 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991.

HOOFDSTUK 2 Compensatieverlening aan actoren en gemeenten voor de uitvoering van een pakket milieu- en natuurtaken (... - ...)

Artikel 3. (01/01/2014- 31/12/2023)

De taken die binnen een takenpakket kunnen worden uitgevoerd zijn:
1° maaibeheer met inbegrip van de afvoer van maaisel en het persen van balen:
a) maaien van bermen, taluds, ruigtes, en hooilanden en -weiden;
b) maaien van wandelpaden, oevers en holle wegen, en vrijstellen van aanplantingen;
c) maaien van rietvelden;
d) selectief maaien van distels;
e) opzetten van hooioppers, ook voor zoogdieren;
f) hoeden van schapen, bijvoorbeeld als schaapsherder;
g) overige werkzaamheden, op voorwaarde dat vooraf de goedkeuring van het Agentschap voor Natuur en Bos wordt gevraagd;
2° heidebeheer:
a) verjongen van de heide;
b) terugdringen van de verbossing;
c) plaggen;
d) overige werkzaamheden, op voorwaarde dat vooraf de goedkeuring van het Agentschap voor Natuur en Bos wordt gevraagd;
3° terreinverbetering:
a) opruimen constructies vreemd aan het gebied;
b) manueel onkruidbeheer;
c) voorbereiden terrein voor aanplant zoals het voorzien van plantgaten;
d) overige werken, op voorwaarde dat vooraf de goedkeuring van het Agentschap voor Natuur en Bos wordt gevraagd;
4° terreininrichting:
a) plaatsen en onderhouden van afsluitingen met het oog op begrazing;
b) plaatsen van paddenschermen;
c) plaatsen van een peilbuizennetwerk;
d) aanleg en onderhoud van wandelpaden;
e) aanleg van infrastructuurelementen zoals slagbomen en zitbanken;
f) aanplanten en aanbrengen van wildbescherming;
g) overige werkzaamheden; op voorwaarde dat vooraf de goedkeuring van het Agentschap voor Natuur en Bos wordt gevraagd;
5° bosbeheer:
a) hakhout- en middelhoutbeheer;
b) kappen van bomen volgens risicofactor;
c) verzagen van kroonhout;
d) opruimen van takhout;
e) uitvoeren van dunningen;
f) aanplanten van bosplantsoen;
g) verzagen van hout in kwetsbare gebieden om dat gebied te vrijwaren van exploitatieschade;
h) overige werkzaamheden, op voorwaarde dat vooraf de goedkeuring van het Agentschap voor Natuur en Bos wordt gevraagd;
6° beheer van kleine landschapselementen, afgekort KLE-beheer:
a) knotten;
b) opsnoeien van bosplantsoen met het oog op het herstel en onderhoud van kleine landschapselementen;
c) inboeten van bosplantsoen, bijvoorbeeld langs wandelpaden;
d) aanplanten van knotwilgen, hagen en houtkanten;
e) manueel ruimen van poelen;
f) overige werkzaamheden, op voorwaarde dat vooraf de goedkeuring van het Agentschap voor Natuur en Bos wordt gevraagd;
7° landschapszorg: onderhoudsbeheer van historische paden, kerkwegels en buurtwegen:
8° overige werkzaamheden:
a) bestrijden uitzaaiingen van exoten;
b) zaadoogst van autochtone boomsoorten;
9° pesticidenvrij beheer van openbaar domein:
a) schoonmaken en schoon houden door te vegen, te borstelen, heet water te gebruiken, te stomen, te branden, te frezen of te bosmaaien. Andere methoden kunnen op voorwaarde dat vooraf de goedkeuring van de Vlaamse Milieumaatschappij wordt gevraagd;
b) beheren van kruidgroei door manueel te wieden, te hakken, te maaien, te bosmaaien of te frezen. Andere methoden kunnen op voorwaarde dat vooraf de goedkeuring van de Vlaamse Milieumaatschappij wordt gevraagd;
10° omvormingsbeheer van openbaar domein om kruidgroei te vermijden door bodembedekkers aan te planten, bestaande verhardingen te versmallen, grasdallen of grindgras aan te leggen, verhardingen aan te passen zodat kruidgroei kan vermeden worden, onkruidwerende folie aan te brengen. Andere methoden kunnen op voorwaarde dat vooraf de goedkeuring van de Vlaamse Milieumaatschappij wordt gevraagd;
11° materialenkringlopen sluiten en zorgen voor openbare reinheid:
a) toezicht op het containerpark;
b) ondersteunen van minder mobiele burgers bij het selectief aanbieden van hun afvalstoffen;
c) toezicht op wijkcompostering;
d) logistieke ondersteuning van de kringloopwerking;
e) ondersteunen van de burgers bij het huis-aan-huis aanbieden van afvalstoffen;
f) manuele veegtaken die ook zichtbaar zijn tijdens de daguren, ledigen van vuilnisbakken en opruimen van openbaar domein.

Artikel 4. (01/01/2014- 31/12/2023)

§ 1. Aan elke actor die ten minste één takenpakket uitvoert of laat uitvoeren, wordt een compensatie toegekend onder de voorwaarden, vermeld in dit besluit, en op voorwaarde dat de werkzaamheden betrekking hebben op de volgende soorten terreinen:
1° erkende natuurreservaten als vermeld in artikel 32 tot en met 36 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
2° natuurgebieden waarvoor de procedure voor erkenning conform artikel 32 tot en met 36 van het voormelde decreet niet is afgerond;
3° bossen waarin werkzaamheden worden uitgevoerd onder coördinatie van een bosgroep;
4° terreinen die toegankelijk zijn voor het publiek.

§ 2. Aan gemeenten die ten minste één takenpakket uitvoeren of laten uitvoeren op het openbaar domein, wordt een compensatie toegekend onder de voorwaarden, vermeld in dit besluit.

§ 3. De actoren kunnen de taken, vermeld in artikel 3, 1° tot en met 8°, uitvoeren of laten uitvoeren.

De gemeenten kunnen de taken, vermeld in artikel 3, 1° tot en met 11°, uitvoeren of laten uitvoeren.

§ 4. De taken, vermeld in artikel 3, worden door doelgroepwerknemers uitgevoerd.

HOOFDSTUK 3 Evaluatiecriteria (... - ...)

Artikel 5. (01/01/2014- 31/12/2023)

De evaluatiecriteria voor de taken, vermeld in artikel 3, 1° tot en met 8°, zijn:
1° de afstemming van de voorgestelde werkzaamheden met de ecologische kwaliteit en/of het natuurstreefbeeld van de percelen in kwestie;
2° voor wat betreft de actoren, de continuïteit van het ecologisch beheer ten opzichte van vroeger gerealiseerde werkzaamheden;
3° de koppeling met of afstemming van de doelstellingen van de werkzaamheden op het gebiedsgericht natuurbeleid en het ruimtelijk beleid, zoals de afstemming met een goedgekeurd beheerplan van een natuurreservaat, een goedgekeurd bosbeheerplan, een natuurinrichtingsproject, een goedgekeurd natuurrichtplan, en de instandhoudingsdoelstellingen van Europees te beschermen habitats en soorten.

Voor de taken, vermeld in artikel 3, 9° en 10°, mogen de werkzaamheden waarvoor een compensatie wordt aangevraagd, niet in strijd zijn met de bepalingen van het decreet van 8 februari 2013 houdende duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest en met de uitvoeringsbesluiten ervan.

Voor de taak, vermeld in artikel 3, 11°, mogen de werkzaamheden waarvoor een compensatie wordt aangevraagd, niet in strijd zijn met de bepalingen van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materialenkringlopen en afvalstoffen en met de uitvoeringsbesluiten ervan.

HOOFDSTUK 4 Compensatie (... - ...)

Artikel 6. (01/01/2014- 31/12/2023)

[nvdr: dit artikel treedt buiten werking op 31 december 2021 wat de gemeenten betreft]

Per takenpakket, goedgekeurd volgens de procedure, vermeld in artikel 8 voor wat de gemeenten betreft en artikel 9 voor wat de actoren betreft, bedraagt de compensatie 5250 euro (vijfduizend tweehonderdvijftig euro). De compensatie omvat alleen de vergoeding voor de taken, vermeld in artikel 3, die werden uitgevoerd door een doelgroepwerknemer.

De minister kan beslissen om vanaf drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit het bedrag van de compensatie, vermeld in het eerste lid, te wijzigen naar aanleiding van een aanpassing aan de gezondheidsindex. Daarbij wordt de volgende formule gebruikt:
(bedrag x nieuw indexcijfer)/indexcijfer van de maand januari 2014

De compensatie, vermeld in het eerste lid, kan niet gecumuleerd worden met andere compensaties van de Vlaamse overheid voor dezelfde taken.

De compensatie, vermeld in het eerste lid, wordt toegekend met behoud van de toepassing van de volgende besluiten:
1° het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning van de natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies;
2° het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende de erkenning en de subsidiëring van bosgroepen en de wijze waarop leden van het Agentschap voor Natuur en Bos kunnen meewerken in erkende bosgroepen;
3° het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 1998 tot vaststelling van de regelen voor de voorlopige en definitieve erkenning van regionale landschappen;
4° het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 1998 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder afzonderlijke jachtterreinen vrijwillig tot grotere beheereenheden kunnen worden samengevoegd en van de criteria waaronder beheereenheden kunnen worden erkend.

HOOFDSTUK 5 Beschikbaarheid en verdeling van het contingent (... - ...)

Artikel 7. (01/01/2022- 31/12/2023)

Het contingent wordt als volgt onder de actoren verdeeld:
1° als door toewijzing van de aanvragen het contingent dat binnen de begrotingskredieten beschikbaar is, zou worden overschreden, wordt de compensatie die conform artikel 9, 3°, kan worden toegekend, voor elke aanvraag pro rata verrekend. De afronding van de compensatie gebeurt per takenpakket of per deel van een takenpakket;
2° met het oog op de toepassing van punt 1°, kennen alle actoren in hun werkplan een prioriteit toe aan de opgenomen taken.

HOOFDSTUK 6 Aanvraagprocedure (... - ...)

Artikel 8. (01/01/2022- ...)

...

Artikel 9. (01/01/2014- 31/12/2023)

De procedure voor de actoren verloopt als volgt:
1° de actor tekent in voor een periode van drie jaar via een toetredingscontract waarvan het model is opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd. De actor tekent in vóór 1 juni van het jaar dat voorafgaat aan die periode van drie jaar. Als het toetredingscontract de geldigheidsduur van dit besluit overschrijdt, dan wordt de periode van drie jaar ingekort tot de resterende looptijd van dit besluit. Samen met het toetredingscontract dient de actor een werkplan in dat de werkzaamheden voor de volgende drie jaar beschrijft. De actor stuurt die documenten met de post, via een aangetekende zending, in twee exemplaren naar het Agentschap voor Natuur en Bos. Daarnaast dient hij op hetzelfde moment de documenten ook digitaal in bij het Agentschap voor Natuur en Bos. De uiterlijke indiendatum is 1 juni van het jaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarop het werkplan slaat. De leidend ambtenaar van het Agentschap voor Natuur en Bos bepaalt de concrete modaliteiten van het werkplan;
2° het Agentschap voor Natuur en Bos verklaart de aanvraag binnen drie weken na ontvangst al dan niet ontvankelijk en brengt de actor daarvan met een brief op de hoogte;
3° het werkplan wordt geëvalueerd conform de bepalingen van artikel 5, eerste lid. Het Agentschap voor Natuur en Bos legt het werkplan, samen met zijn advies en het geraamde compensatiebedrag, voor aan de minister. De minister beslist uiterlijk drie maanden na het indienen van het werkplan over het aantal aangevraagde takenpakketten of het aantal delen daarvan dat wordt goedgekeurd. Het Agentschap voor Natuur en Bos brengt de actor met een brief op de hoogte van die beslissing;
4° na een positieve beslissing van de minister wordt een voorschot van 50 percent van de geraamde compensatie op jaarbasis, jaarlijks uitbetaald op rekening van de actor;
5° de actor rapporteert jaarlijks vóór 1 april van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de takenpakketten werden uitgevoerd, aan het Agentschap voor Natuur en Bos over de uitgevoerde takenpakketten in het voorbije kalenderjaar. In die rapportering, waarvan de leidend ambtenaar van het Agentschap voor Natuur en Bos de verdere concrete rapporteringsmodaliteiten bepaalt, wordt een overzicht gegeven van alle binnen het takenpakket uitgevoerde taken en het daarvoor gepresteerde aantal uren;
6° als de rapportering niet de nodige elementen bevat om een beslissing te nemen, kan het Agentschap voor Natuur en Bos aanvullende informatie opvragen bij de betrokken actor. Het Agentschap voor Natuur en Bos kan steeds een bezoek organiseren op de terreinen waar de werkzaamheden worden of werden uitgevoerd. De actor verleent zijn volle medewerking daaraan;
7° tegen 1 juli van het kalenderjaar waarin de actor rapporteert, beslist de leidend ambtenaar van het Agentschap voor Natuur en Bos over het aantal takenpakketten of het aantal delen daarvan dat voor compensatie in aanmerking komt;
8° het saldo van de resterende compensatie van het voorbije werkjaar, dat maximum 50 percent van de geraamde compensatie op jaarbasis kan bedragen, wordt na een positieve evaluatie uitbetaald op rekening van de actor.

Artikel 10. (01/01/2014- 31/12/2023)

Overeenkomstig artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, is de begunstigde van een subsidie tot onmiddellijke terugbetaling gehouden. De gemeente of de actor moet de verleende compensaties onmiddellijk terugbetalen als:
1° de voorwaarden waaronder de compensaties verleend werden, niet werden nageleefd;
2° de compensaties niet werden aangewend voor de doeleinden waarvoor ze verleend werden;
3° zij het uitoefenen van controles ter plaatse door de betrokken administratie op het aanwenden van de compensaties verhindert.

De gemeente of actor is eveneens gehouden tot onmiddellijke terugbetaling van de verleende compensaties als de betrokken administratie inbreuken vaststelt op de bepalingen van het Besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.

HOOFDSTUK 7 Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 11. (01/01/2014- ...)

 Het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2003 houdende toekenning van een subsidie aan uiteenlopend actoren voor het natuur-, bos- en groenbeheer via groene, duurzame jobs toegankelijk voor doelgroepwerkers, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, 10 juni 2011 en 7 december 2012, wordt opgeheven.

Artikel 12. (01/01/2014- 31/12/2023)

De subsidieaanvragen die in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2003 houdende toekenning van een subsidie aan uiteenlopende actoren voor het natuur-, bos- en groenbeheer via groene, duurzame jobs toegankelijk voor doelgroepwerknemers, voor het werkjaar 2014 ingediend en ontvankelijk verklaard werden, worden conform de bepalingen van het voormelde besluit behandeld.

Tot en met 31 december 2014 kan een werkjaar afwijken van een kalenderjaar.

Artikel 13. (31/12/2019- 31/12/2023)

Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014 en treedt buiten werking op 31 december 2023, met uitzondering van de volgende bepalingen die buiten werking treden op 31 december 2021:
1° artikel 6 wat de gemeenten betreft;
2° artikel 7, eerste lid, en artikel 8.

Artikel 14. (01/01/2014- 31/12/2023)

De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 31/12/2023