(... - ...)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmede geladen tuigen; Gelet op de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 21 juni 1985 en 28 juli 1987 en op artikel 3 zoals gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999; Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1993 betreffende het opleidingsgetuigschrift voor bestuurders van transporteenheden die gevaarlijke, andere dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren; Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 juni 2002; Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 11 juli 2002; Gelet op het besluit van de Ministerraad van 12 juli 2002 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand; Gelet op het advies van de Raad van State nr. 34960/4, gegeven op 20 maart 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen bij de wet van 4 augustus 1996; Op de voordracht van Onze Minister belast met Mobiliteit en Vervoer en van Onze Minister van Economie, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. (01/02/2014- ...)
[Dit besluit zet gedeeltelijk de Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg om in Belgisch recht, gewijzigd bij Richtlijn 2010/61/EU van de Commissie van 2 september 2010 (verv. KB 10 december 2012, art. 1, I: 1 januari 2013)][en Richtlijn 2012/45/EU van de Commissie van 3 december 2012 (verv. KB 21 december 2013, art. 2, I: 1 februari 2014)].
Artikel 2. (29/02/2024- ...)
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° « ADR » : het [... (opgeh. BVR 19 januari 2024, art. 1)] Verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en zijn bijlagen, ondertekend te Genève op 30 september 1957 en goedgekeurd bij de wet van 10 augustus 1960 [, zoals gewijzigd (ing. KB 21 december 2013, art. 3, I: 1 februari 2014)];
2° « klassen » : de klassen van gevaarlijke goederen opgesomd in paragraaf 2.1.1.1 van bijlage A bij het ADR;
3° « gevaarlijke goederen » : de goederen die als gevaarlijke goederen gedefinieerd worden in afdeling 1.2.1 van bijlage A bij het ADR, met uitzondering van die welke behoren tot de klasse 7;
4° « MEGC, tank, vaste tank, afneembare tank, mobiele tank, tankcontainer, transporteenheid, batterijvoertuig » : de MEGC, tank, vaste tank, afneembare tank, mobiele tank, tankcontainer, transporteenheid, batterijvoertuig gedefinieerd in afdeling 1.2.1 van bijlage A bij het ADR;
[5° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer;
6° Departement: het departement, vermeld in artikel 28, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
7° gemachtigde: het hoofd van het Departement (verv. BVR 4 december 2015, art. 18, I: 23 januari 2016)];
[8° "UN-nummer" : het uit vier cijfers bestaande identificatienummer van de gevaarlijke goederen overeenkomstig de "Model Regulations", opgenomen als bijlage bij de "Recommendations on the Transport of Dangerous Goods", gepubliceerd door de Verenigde Naties, in zijn meest recente uitgave (verv. KB 21 december 2013, art. 3, I: 1 februari 2014)];
[9° onderwijsinstellingen: de instellingen die onderwijs verstrekken en die georganiseerd, gesubsidieerd of erkend zijn conform de toepasselijke wetgeving en geldende kwaliteitsnormen van de Vlaamse Gemeenschap;
10° examencentrum: een instelling als vermeld in artikel 16 (ing. BVR 19 januari 2024, art. 1)].
Artikel 3. (29/02/2024- ...)
[§1. Bestuurders van voertuigen die gevaarlijke goederen over de weg vervoeren die geen bestuurders zijn als vermeld in paragraaf 2 en 3, zijn houder van een opleidingsgetuigschrift van categorie I als vermeld in artikel 4, tweede lid, van dit besluit, behalve als een vrijstelling als vermeld in afdeling 1.1.3 of hoofdstuk 3.4 of 3.5 van bijlage A bij het ADR van toepassing is.
§2. De volgende bestuurders zijn houder van een opleidingsgetuigschrift van categorie II als vermeld in artikel 4, derde lid, van dit besluit, behalve als een vrijstelling als vermeld in afdeling 1.1.3 van bijlage A bij het ADR van toepassing is:
1° de bestuurders van transporteenheden die gevaarlijke goederen over de weg vervoeren in vaste of afneembare tanks met een capaciteit van meer dan 1000 liter;
2° de bestuurders van transporteenheden die gevaarlijke goederen over de weg vervoeren in batterijvoertuigen met een totale capaciteit van meer dan 1000 liter;
3° de bestuurders van transporteenheden die gevaarlijke goederen over de weg vervoeren in tankcontainers, mobiele tanks of MEGC's met een individuele capaciteit van meer dan 3000 liter.
§3. De bestuurders van transporteenheden die gevaarlijke goederen van klasse 1 over de weg vervoeren, zijn houder van een opleidingsgetuigschrift van categorie III als vermeld in artikel 4, vierde lid, van dit besluit, behalve als een vrijstelling als vermeld in afdeling 1.1.3 of hoofdstuk 3.4 of 3.5 van bijlage A bij het ADR van toepassing is.
§4. In afwijking van paragraaf 1 en 2 zijn de bestuurders, vermeld in paragraaf 1 en 2, die alleen vervoer van gevaarlijke goederen van de UN-nummers 1202, 1203, 1223, 3256 en/of 3082 verrichten, houder van een opleidingsgetuigschrift van categorie IV als vermeld in artikel 4, vijfde lid van dit besluit. Voor de voormelde categorie van opleidingsgetuigschrift is het toepassingsgebied voor de UN-nummers 3256 en 3082 beperkt tot zware en residuele stookolie (verv. BVR 19 januari 2024, art. 2)].
Artikel 4. (29/02/2024- ...)
De opleidingsgetuigschriften worden opgesteld conform het model [die de gemachtigde vastlegt (verv. BVR 19 januari 2024, art. 3)] en hebben een geldigheid van vijf jaar. Een opleidingsgetuigschrift van categorie I is geldig voor de klassen 2, 3, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2, 6.1, 6.2, 8 en 9 anders dan in tanks. Een opleidingsgetuigschrift van categorie II is geldig voor de klassen 2, 3, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2, 6.1, 6.2, 8 en 9 in tanks. Een opleidingsgetuigschrift van categorie III is geldig voor de klasse 1.
[Een opleidingsgetuigschrift van categorie IV is geldig voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de UN-nummers 1202, 1203, 1223, 3256 en/of 3082 in tanks en anders dan in tanks. Voor deze categorie van opleidingsgetuigschrift is het toepassingsgebied voor de UN-nummers 3256 en 3082 beperkt tot zware en residuele stookolie (verv. KB 21 december 2013, art. 5, I: 1 februari 2014)].
Eenzelfde opleidingsgetuigschrift kan verschillende categorieën combineren.
Elk opleidingsgetuigschrift afgeleverd door de bevoegde overheid van een Verdragspartij van het ADR of door een door die overheid erkende instelling, [conform de subsectie 8.2.2.8 (verv. KB 10 december 2012, art. 3, I: 1 januari 2013)] van bijlage B bij het ADR, wordt tijdens zijn gehele geldigheidsduur aanvaard.
Artikel 5. (01/01/2004- ...)
Om het opleidingsgetuigschrift te behalen, moet de kandidaat een initiële opleiding krijgen en slagen voor het overeenstemmend examen. De voornaamste doelstellingen van de opleiding zijn de aandacht van de bestuurders te vestigen op de risico's verbonden aan het vervoer van gevaarlijke stoffen en hun de nodige grondbeginselen bij te brengen om de kansen op een incident te minimaliseren en om - indien zich toch een incident mocht voordoen - hen toe te laten de voor zichzelf, voor de bevolking en voor het milieu vereiste veiligheidsmaatregelen te nemen en de gevolgen van het incident te beperken. De individuele praktische oefeningen moeten ingepast worden in de theoretische opleiding en tenminste eerste hulp, brandbestrijding en de bij een incident of ongeval te nemen maatregelen omvatten.
Artikel 6. (23/01/2016- ...)
§ 1. Voor het behalen van een opleidingsgetuigschrift van categorie I bestaat de in artikel 5 beoogde initiële opleiding uit een basiscursus, die de in bijlage II aangegeven stof omvat. § 2. Voor het behalen van een opleidings-getuigschrift van categorie II bestaat de in artikel 5 beoogde initiële opleiding uit : § 3. Voor het behalen van een opleidings-getuigschrift van categorie III bestaat de in artikel 5 beoogde initiële opleiding uit : [§ 4. Voor het behalen van een opleidingsgetuigschrift van categorie IV bestaat de in artikel 5 beoogde initiële opleiding uit een specialisatiecursus die de in bijlage V aangegeven stof omvat.
- de in § 1 beoogde basiscursus, en
- de specialisatiecursus voor tankvervoer die de in bijlage III aangegeven stof omvat.
- de in § 1 beoogde basiscursus, en
- de specialisatiecursus die de in bijlage IV aangegeven stof omvat.
De minimale duur van het theoretisch gedeelte van deze specialisatiecursus is 16 leseenheden. De leseenheden duren 45 minuten en elke cursusdag mag niet meer dan acht leseenheden omvatten (verv. KB 29 juni 2003, art. 4, I: 1 november 2007)].
[§ 5 (verv. KB 3 augustus 2007, art. 4, I: 1 november 2007)]. De [minister of zijn (verv. BVR 4 december 2015, art. 19, I: 23 januari 2016)] gemachtigde bepaalt de nadere regelen met betrekking tot de praktische organisatie van de opleiding per omzendbrief.
Artikel 7. (29/02/2024- ...)
Op initiatief van de in artikel 15 bedoelde examencommissie wordt voor elke in artikel 6 beoogde cursus een leerboek opgesteld en door haar goedgekeurd. Het wordt gebruikt door de in artikel 8 bedoelde instellingen, die een exemplaar ter beschikking stellen aan elke kandidaat die bij hen de desbetreffende cursus volgt. De cursussen kunnen gegeven worden met behulp van elke andere didactische methode, de informatie- en communicatietechnologie inbegrepen.
[De personeelsleden die aangewezen zijn door de minister of zijn gemachtigde en die belast zijn met de inspectie en de controle, vermeld in artikel 23, kunnen de opleidingen, vermeld in artikel 5 en 22, bijwonen en hebben het recht om er controle uit te oefenen op de ingezette middelen en het goede verloop van die opleidingen (ing. BVR 19 januari 2024, art. 4)].
Artikel 8. (29/02/2024- ...)
De [minister(verv. BVR 4 december 2015, art. 20, I: 23 januari 2016)] erkent de instellingen die de in artikel 6 gedefinieerde basiscursus en/of één [of meerdere specialisatiecursussen (verv. KB 3 augustus 2007, art. 5, I: 1 november 2007)][en/of de in artikel 22 gedefinieerde bijscholingsopleidingen (ing. KB 21 december 2013, art. 6, I: 1 februari 2014)] verstrekken en schorst of trekt in voorkomend geval de erkenning weer in.
De [minister(verv. BVR 4 december 2015, art. 20, I: 23 januari 2016)] maakt de erkenning, de schorsing en het intrekken ervan bekend in het Belgisch Staatsblad.
[De vergoeding voor de [behandeling van een aanvraag tot erkenning (verv. BVR 19 januari 2024, art. 5)] van een instelling die het onderricht verstrekt wordt vastgesteld op 1.000 euro. Dit bedrag wordt betaald bij de aanvraag tot erkenning.
[... (opgeh. BVR 19 januari 2024, art. 5 )].
Bij wijziging aan de gegevens van de erkenning is een vergoeding van 125 euro verschuldigd, te betalen binnen de 30 dagen.
De vergoedingen worden geïnd door de administratie van de [minister (verv. BVR 4 december 2015, art. 20, I: 23 januari 2016)].
Ten laatste op 31 maart van elk jaar, worden de bedragen van deze vergoedingen aangepast aan de evolutie van de consumptieprijsindex volgens volgende formule : het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag, vermenigvuldigd met de index van de maand januari en gedeeld door de index van de startmaand. De index van de startmaand is de index van de maand volgend op de inwerkingtreding van het koninklijk besluit dat deze basisvergoedingen heeft vastgelegd. Het bedrag wordt naar boven, op de hele euro, afgerond.
Het bedrag van de vergoedingen wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Deze worden van kracht de eerste dag van de maand die volgt op hun publicatie in het Belgisch Staatsblad (ing. KB 10 december 2012, art. 4, I: 1 januari 2013)].
Artikel 9. (29/02/2024- ...)
[Alleen instellingen die over een erkenning beschikken, geven de opleiding, vermeld in artikel 5 en 22.
De minister kan een instelling erkennen om de opleiding, vermeld in artikel 5 en 22, te geven, als aan al de volgende voorwaarden voldaan is:
1° de instelling heeft:
a) gepaste terreinen;
b) lokalen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in bijlage VI;
c) de ADR-uitrusting die aanwezig dient te zijn in elke transporteenheid;
2° vanaf 1 januari 2027 beschikt de instelling, met uitzondering van de onderwijsinstellingen, over een Q*for-, ISO- of CEDEO-certificaat, een EFQM-erkenning, of een ander certificaat of erkenning. De minister of zijn gemachtigde bepaalt welke specifieke certificaten of erkenningen aanvaard worden (verv. BVR 19 januari 2024, art. 6)].
Artikel 9bis. (29/02/2024- ...)
[Een erkende instelling voldoet aan al de volgende vereisten:
1° de instelling heeft:
a) gepaste terreinen;
b) lokalen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in bijlage VI;
c) de ADR-uitrusting die aanwezig dient te zijn in elke transporteenheid;
2° uiterlijk op 1 januari 2027 beschikt de instelling, met uitzondering van de onderwijsinstellingen, over een Q*for-, ISO- of CEDEO-certificaat, een EFQM-erkenning, of een ander certificaat of erkenning. De minister of zijn gemachtigde bepaalt welke specifieke certificaten of erkenningen aanvaard worden;
3° de erkende instelling stelt jaarlijks een activiteitenverslag op dat uiterlijk tegen 31 maart van het daaropvolgende jaar aan het Departement wordt bezorgd. De minister of zijn gemachtigde bepaalt de onderwerpen die in het voormelde activiteitenverslag worden opgenomen;
4° de cursus waarvoor de erkenning wordt gevraagd, wordt op het grondgebied van het Vlaamse Gewest verstrekt;
5° elke aangeboden cursus wordt ten minste in de Nederlandse taal verstrekt;
6° per cyclus worden er niet meer dan dertig kandidaten aanvaard;
7° ten minste twee weken vóór de opleiding wordt gegeven, brengt de instelling de gemachtigde op de hoogte van de datum, de plaats en de identiteit en contactgegevens van de lesgever. Elke wijziging aan de verstrekte gegevens wordt onmiddellijk doorgegeven;
8° de instructies die de minister of zijn gemachtigde uitvaardigt over de praktische organisatie van de cursus worden nageleefd;
9° de nodige technische en organisatorische maatregelen voor de bescherming van persoonsgegevens worden genomen;
10° de personeelsleden die aangewezen zijn door de minister of zijn gemachtigde en die belast zijn met de inspectie en de controle, vermeld in artikel 23, worden met het oog op die controle toegelaten tot de lokalen of terreinen waar de opleiding verstrekt wordt;
11° op eenvoudig verzoek worden bewijsstukken voor de vereisten, vermeld in punt 1° tot en met 12°, bezorgd aan de gemachtigde (ing. BVR 19 januari 2024, art. 7)].
Artikel 10. (29/02/2024- ...)
[§ 1. De aanvraag tot erkenning van instellingen die de cursussen verstrekken, wordt ingediend (verv. BVR 4 december 2015, art. 21, I: 23 januari 2016)][bij het Departement conform de modaliteiten die de minister bepaalt (verv. BVR 19 januari 2024, art. 8)]. § 2. Deze aanvraag dient de volgende gegevens te bevatten :
1° de benaming, het statuut en het adres van de instelling;
2° een lijst van de cursussen waarvoor de erkenning wordt aangevraagd en een gedetailleerd leerplan dat de onderwezen onderwerpen preciseert en het tijdschema en de geplande lesmethodes aangeeft;
3° de lijst van de personen die de voornoemde cursussen zullen geven, met opgaaf, voor elk van hen, van de volgende gegevens :
- naam, voornamen, volledig adres en nummer van de identiteitskaart of van het paspoort;
- de kwalificaties van de lesgevers en de domeinen waarin ze werkzaam zijn;
- [... (opgeh. KB 21 december 2013, art. 7, I: 1 februari 2014)];
4° [... (opgeh. BVR 19 januari 2024, art. 8)];
5° een beschrijving van de infrastructuur en van het lesmateriaal dat ter beschikking staat, met opgave van het adres van de lokalen, de ligging van de gronden, alsook de aard en de hoeveelheid van het gebruikte lesmateriaal;
6° [... (opgeh. BVR 19 januari 2024, art. 8)];
[7° het bewijs van betaling van de vergoeding zoals bepaald in artikel 8 (verv. KB 10 december 2012, art. 6, I: 1 januari 2013)];
[8° de maatregelen die de instelling al heeft genomen op het moment van de aanvraag en nog zal nemen om uiterlijk op 1 januari 2027 over een Q*for-, een ISO-, een CEDEO-certificaat, een EFQM-erkenning, of een ander certificaat of erkenning. De minister of zijn gemachtigde bepaalt welke specifieke certificaten of erkenningen aanvaard worden (ing. BVR 19 januari 2024, art. 8)].
[§ 2bis. Indien aan alle voorwaarden van dit besluit voldaan is, wordt de erkenning aan de aanvrager verstuurd binnen de 3 maanden volgend op de indiening van de volledige aanvraag, zoals bepaald in § 2 (ing. KB 10 december 2012, art. 6, I: 1 januari 2013)].
§ 3. De instelling brengt de in § 1 bedoelde gemachtigde onmiddellijk op de hoogte van elke wijziging van de in § 2 omschreven gegevens.
Artikel 11. (29/02/2024- ...)
[§ 1. De erkenning van de instelling die :
- [ofwel niet meer voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 9bis (verv. BVR 19 januari 2024, art. 9)],
- ofwel de verplichtingen van het huidige besluit of van de ministeriële besluiten genomen volgens het huidige besluit of van de haar verstrekte instructies niet correct naleeft,
kan ingetrokken worden of voor een termijn van minstens twee maanden en hoogstens zes maanden geschorst worden.
Gedurende de schorsingsperiode mag geen enkele opleiding beginnen (verv. KB 10 december 2012, art. 7, I: 1 januari 2013)].
§ 2. [De minister brengt de instelling, met een aangetekende brief, op de hoogte van zijn intentie van schorsing van de erkenning voor de duur die hij vermeldt (verv. BVR 4 december 2015, art. 22, I: 4 december 2015)].
[Binnen de 30 dagen laat de instelling per aangetekend schrijven de eventuele motieven weten volgens dewelke zij van mening is dat de erkenning niet moet geschorst worden of vraagt zij om gehoord te worden door de (verv. KB 10 december 2012, art. 7, I: 1 januari 2013)][minister (verv. BVR 4 december 2015, art. 22, I: 4 december 2015)]. [De termijn van 30 dagen wordt conform artikel 53bis van het gerechtelijk wetboek berekend.
Bij het ontbreken van deze kennisgeving door de instelling, wordt de schorsing van haar erkenning bevolen en gaat deze van rechtswege in bij het verstrijken van de voornoemde termijn (verv. KB 10 december 2012, art. 7, I: 1 januari 2013)].
[Binnen dertig dagen die volgen op de ontvangst van de argumenten van rechtvaardiging of het horen van de instelling, maakt de minister, met een aangetekende brief, zijn akkoord met de rechtvaardiging van de instelling kenbaar of bevestigt hij de schorsingsmaatregel. Het ontbreken van een kennisgeving binnen de voormelde termijn houdt een aanvaarding van de verweerargumenten van de instelling in (verv. BVR 4 december 2015, art. 22, I: 4 december 2015)].
[§ 3. Indien er ondanks een voorafgaande schorsing wordt vastgesteld dat de in de eerste paragraaf genoemde voorwaarden nog altijd niet nageleefd worden, kan de erkenning van de instelling ambtshalve ingetrokken worden. De verantwoordelijke van de instelling krijgt voorafgaandelijk de mogelijkheid om gehoord te worden. De intrekking wordt per aangetekend schrijven aan de instelling betekend.
§ 4. De (verv. KB 10 december 2012, art. 7, I: 1 januari 2013)][minister (verv. BVR 4 december 2015, art. 22, I: 4 december 2015)][ kan de erkenning in geval van hoogdringendheid onmiddellijk intrekken, voor dezelfde redenen als bedoeld in paragraaf 1, indien zij deze hoogdringendheid motiveert en voorafgaandelijk de verantwoordelijke van de instelling de mogelijkheid krijgt om gehoord te worden.
De intrekking wordt per aangetekend schrijven aan de instelling kenbaar gemaakt of via een gerechtsdeurwaarder betekend (verv. KB 10 december 2012, art. 7, I: 1 januari 2013)].
Artikel 12. (23/01/2016- ...)
De instellingen bedoeld in artikel 8, houden een jaarregister waarin per volgnummer worden vermeld : de identiteit van de ingeschreven kandidaten, de inschrijvingsdatum, de datum van de gegeven lessen met vermelding, zonder enig wit vlak of leemte, van de aanwezigheid of afwezigheid van de kandidaten. Een kolom moet worden bestemd voor eventuele opmerkingen.
Deze gegevens kunnen ook opgeslagen worden op dragers voor geïnformatiseerde dataverwerking.
Deze gegevens worden gedurende ten minste zes jaar bewaard.
[Het register wordt ter beschikking gesteld van de (ing. KB 10 december 2012, art. 8, I: 1 januari 2013)][minister (verv. BVR 4 december 2015, art. 23, I: 4 december 2015)][, die deze op eerste aanvraag kan inkijken op het adres vermeld in de aanvraag voor erkenning (ing. KB 10 december 2012, art. 8, I: 1 januari 2013)].
Artikel 13. (29/02/2024- ...)
§1. De personen die het praktisch onderricht verstrekken betreffende de eerste hulp en de maatregelen die moeten getroffen worden bij incident of ongeval, moeten aan volgende voorwaarden voldoen : [§2. De personen die de opleidingen, vermeld in artikel 6 of 22, geven, zijn titularis van een geldig opleidingsgetuigschrift als vermeld in artikel 4, dat minstens het toepassingsgebied afdekt waarin opleiding wordt verstrekt, en ze zijn didactisch en pedagogisch onderlegd.
1° volle 21 jaar oud zijn;
2° van goed gedrag en zeden zijn.
§3. Naast het voldoen van de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2, zijn de personen die het praktisch onderricht, vermeld in punt o) van bijlage II en in punt l van bijlage V, verstrekken, in het bezit van een geldig Europees brevet van eerste hulp, goedgekeurd in 1993 door de maatschappijen van het Rode Kruis van de landen van de Europese Unie, of van een ander diploma dat ten minste gelijkwaardig is.
De minister bepaalt welke diploma's gelijkwaardig zijn als vermeld in het eerste lid (verv. BVR 19 januari 2024, art. 10)].
[§4. De personen die titularis zijn van een geldig scholingscertificaat als vermeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 5 juli 2006 betreffende de aanwijzing en de beroepsbekwaamheid van veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren, dat minstens het toepassingsgebied afdekt waarin opleiding wordt verstrekt en waarin ze didactisch en pedagogisch onderlegd zijn, kunnen ook theoretisch onderricht geven (ing. BVR 19 januari 2024, art. 1)].
Artikel 14. (01/11/2007- ...)
Op het examen moet de kandidaat aantonen de kennis, het inzicht en de vaardigheden te bezitten die nodig zijn om het beroep van bestuurder van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren te kunnen uitoefenen, [zoals aangeleerd in de initiële opleiding (verv. KB 3 augustus 2007, art. 8, I: 1 november 2007)]. Het in artikel 5 beoogd examen gaat over dezelfde leerstof als de overeenstemmende initiële opleiding en bestaat uit één of meerdere testen. Iedere test stemt overeen met een van de in artikel 6 voorgeschreven cursussen. Om te slagen voor het examen moet de kandidaat ten minste 50 % van de punten behalen voor iedere test.
Artikel 15. (23/01/2016- ...)
§ 1. Een examencommissie voor klasse 1 en een examencommissie voor de andere klassen worden aangesteld. [§ 2. De examencommissies bestaan uit:
1° een voorzitter, aangewezen door de minister;
2° een ondervoorzitter, aangewezen door het hoofd van het Departement;
3° twee personeelsleden van het Departement, aangewezen door het hoofd van het Departement;
4° een secretaris, aangewezen door het hoofd van het Departement.
Er is een onverenigbaarheid tussen het lidmaatschap van die examencommissie en een bestuursfunctie in de instellingen, vermeld in artikel 16.
De examencommissies beraadslagen op geldige wijze als ten minste de helft van de leden aanwezig is.
De vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter of bij zijn afwezigheid door de ondervoorzitter.
De beslissingen van de examencommissies worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de vergadering beslissend (verv. BVR 4 december 2015, art. 25, I: 23 januari 2016)].
§ 3. De examencommissie voor klasse 1 houdt zich bezig met de testen die betrekking hebben op de in artikel 6, § 3, beoogde specialisatiecursus. De examencommissie voor de andere klassen houdt zich bezig met de testen die betrekking hebben op de in artikel 6, § 2, beoogde basiscursus en op [de in artikel 6, § 2 en § 4, beoogde specialisatiecursussen (verv. KB 3 augustus 2007, art. 10, I: 1 november 2007)].
§ 4. De examencommissies stellen de vragen op voor de testen.
Ze stellen de procedures en regels vast met betrekking tot :
- de examenzittingen;
- de inschrijving van de kandidaten voor de testen;
- de keuze van de vragen en de verbetering van de antwoorden;
- het mededelen van de resultaten van de testen.
Ze duiden de verbeteraars aan.
Artikel 16. (29/02/2024- ...)
[§ 1. De (ing. KB 10 december 2012, art. 10, I: 1 januari 2013)][minister (verv. BVR 4 december 2015, art. 24, I: 4 december 2015)][ mag instellingen erkennen om de examencommissie bij te staan voor de materiële organisatie van de testen en de verdeling van de opleidingsgetuigschriften. De (ing. KB 10 december 2012, art. 10, I: 1 januari 2013)][minister (verv. BVR 4 december 2015, art. 24, I: 4 december 2015)][ of deze instellingen hebben de toelating om bij de kandidaten over te gaan tot de inning van :
- de inschrijvingskosten voor de testen. De inschrijvingskosten dekken de kosten van de organisatie en van de verbetering;
- de kosten verbonden aan de vervaardiging van de opleidingsgetuigschriften door de (ing. KB 10 december 2012, art. 10, I: 1 januari 2013)][minister (verv. BVR 4 december 2015, art. 24, I: 4 december 2015)].
[Indien geen instelling erkend wordt om de examencommissie bij te staan bij de materiële organisatie van de testen, int de examencommissie zelf de kosten bedoeld in het eerste lid.
De inschrijving voor de testen is slechts ontvankelijk als de inschrijvingskosten, zoals bedoeld in bovenstaand lid, betaald zijn. Deze zijn slechts terugbetaalbaar in geval van overmacht. [... (opgeh. BVR 19 januari 2024, art. 11)].
[... (opgeh. BVR 19 januari 2024, art. 11)].
De (ing. KB 10 december 2012, art. 10, I: 1 januari 2013)][minister (verv. BVR 4 december 2015, art. 24, I: 4 december 2015)][ maakt de erkenning en het intrekken ervan bekend in het Belgisch Staatsblad (ing. KB 10 december 2012, art. 10, I: 1 januari 2013)].
§ 2. De [minister (verv. BVR 4 december 2015, art. 24, I: 4 december 2015)] of de examencommissie bepaalt de overige nadere regelen met betrekking tot de examens.
Artikel 17. (29/02/2024- ...)
[§1. Een instelling komt in aanmerking om te worden erkend als examencentrum als ze voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° ze oefent geen opleidingsactiviteit uit als vermeld in artikel 5 en 21;
2° ze beantwoordt aan het lastenboek waarin de rechten en de plichten van het examencentrum zijn opgenomen, zoals vastgesteld door de bevoegde examencommissie;
3° ze heeft ten minste drie jaar ervaring in het organiseren van examens in het algemeen;
4° ze beschikt over een gepaste infrastructuur, waaronder lokalen en ICT-infrastructuur, die nodig is om de theoretische examens, vermeld in dit hoofdstuk, af te nemen;
5° ze beschikt vanaf de datum van erkenning over een ISO 9000-certificaat, of ze kan aantonen dat ze over een gelijkwaardig kwaliteitsmanagementsysteem beschikt.
§2. Een erkend examencentrum komt al de volgende verplichtingen na:
1° op elk moment voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1;
2° deelnemen aan de vergaderingen die de minister of zijn gemachtigde organiseert. De voormelde deelname kan gebeuren door de aanwezigheid van een afgevaardigde van de groepering waarbij de examencentra zijn aangesloten;
3° de instructies die de minister of zijn gemachtigde uitvaardigt voor de correcte uitvoering en interpretaties van de regelgeving worden nageleefd;
4° aan de minister of zijn gemachtigde alle informatie bezorgen over de uitoefening van zijn opdracht als daarnaar gevraagd wordt.
§3. De personeelsleden die aangesteld worden door de minister of zijn gemachtigde en die belast zijn met de inspectie en de controle, vermeld in artikel 23, kunnen de examens bijwonen en zijn gemachtigd om controle uit te voeren op de gebruikte middelen en op het goede verloop van de examens.
Op eenvoudige vraag van de personen of organismen, vermeld in het eerste lid, deelt het examencentrum de plaats, de datum en het uur van de geplande examens mee aan die personen of organismen (verv. BVR 19 januari 2024, art. 12)].
Artikel 18. (29/02/2024- ...)
§1. De erkenning van het examencentrum dat :
- ofwel niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden van artikel 17,
- ofwel de verplichtingen van onderhavig besluit of van de ministeriele besluiten genomen krachtens dit besluit of van de haar door de examencommissie verstrekte instructies niet correct naleeft,
wordt ambtshalve ingetrokken nadat de verantwoordelijke van het centrum de mogelijkheid werd geboden om zich te verantwoorden.
[§2. De minister brengt het examencentrum, met een aangetekende brief, op de hoogte van zijn intentie tot intrekking van de erkenning.
Binnen dertig dagen laat het examencentrum met een aangetekende brief aan de minister de eventuele redenen weten waarom het van mening is dat de erkenning niet moet ingetrokken worden of vraagt het om gehoord te worden door de minister. De voormelde termijn van dertig dagen wordt berekend conform artikel 53bis van het Gerechtelijk Wetboek.
Als het examencentrum geen repliek indient conform het tweede lid, neemt de minister, de dag nadat de termijn, vermeld in het tweede lid, is verstreken, een beslissing tot intrekking van de erkenning.
Binnen dertig dagen nadat de minister de repliek, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen of binnen dertig dagen nadat de minister het examencentrum heeft gehoord, bezorgt de minister zijn beslissing om de rechtvaardiging van de instelling te aanvaarden of de intrekking te bevestigen, met een aangetekende brief aan het examencentrum. Het ontbreken van een kennisgeving binnen de voormelde termijn houdt een aanvaarding van de verweerargumenten van het examencentrum in (ing. BVR 19 januari 2024, art. 13)].
Artikel 19. (23/01/2016- ...)
[§ 1. De opleidingsgetuigschriften worden afgegeven door de in artikel 15 beoogde examencommissie bevoegd voor de andere klassen dan klasse 1.
§ 2. De in artikel 6, § 3, gedefinieerde opleidingsgetuigschriften van categorie III vormen een uitbreiding van geldigheid van de opleidingsgetuigschriften van categorie I gedefinieerd in artikel 6, § 1, en worden door de in de eerste paragraaf bedoelde examencommissie afgegeven op basis van een beslissing van de examencommissie bevoegd voor klasse 1(verv. KB 21 december 2013, art. 9, I: 1 februari 2014)].
[§ 3. De minister of de examencommissie, bevoegd voor de andere klassen dan klasse 1, bepaalt de overige nadere modaliteiten met betrekking tot de afgifte van de opleidingsgetuigschriften (verv. BVR 4 december 2015, art. 27, I: 23 januari 2016)].
Artikel 20. (01/02/2014- ...)
§ 1. Als het opleidingsgetuigschrift is verloren gegaan, gestolen, beschadigd, onleesbaar geworden of vernield, kan een duplicaat aangevraagd worden bij de [examencommissie voor de andere klassen dan klasse 1 (verv. KB 21 december 2013, art. 10, I: 1 februari 2014)]. § 2. Om een duplicaat te verkrijgen : § 3. Het opleidingsgetuigschrift dat vervangen werd door een duplicaat verliest zijn geldigheid. Indien de houder, nadat hem een duplicaat is afgegeven, opnieuw in het bezit komt van het gestolen of verloren opleidingsgetuigschrift, dient hij dit onmiddellijk terug te bezorgen aan de overheid die het heeft afgegeven. § 4. [... (verv. KB 21 december 2013, art. 10, I: 1 februari 2014)].
- doet de houder bij de dichtstbijgelegen politiedienst aangifte van het verlies, van de diefstal of van de vernietiging van zijn getuigschrift en hij voegt bij zijn aanvraag het attest van die aangifte;
- dient het te vervangen getuigschrift bij de aanvraag om een duplicaat gevoegd te worden als dit wordt aangevraagd om een andere reden dan diefstal, verlies of vernietiging.
Artikel 21. (29/02/2024- ...)
De geldigheid van het opleidingsgetuigschrift wordt telkenmale met vijf jaar verlengd indien de houder in de loop van het jaar dat aan de vervaldag van het getuigschrift voorafgaat een bijscholingsopleiding heeft gevolgd en geslaagd is in de bijhorende controletest. Enkel de categorieën waarvoor het getuigschrift geldig is komen hiervoor in aanmerking. De nieuwe geldigheidsperiode vangt aan vanaf de vervaldatum van het getuigschrift.
[In afwijking van het eerste lid kan een bestuurder de bijscholingscursus en de controletest vervangen door de initiële opleiding en het overeenstemmende examen (ing. BVR 19 januari 2024, art. 14)].
[Indien de houder echter voor de twaalf maanden die aan de vervaldag van zijn getuigschrift voorafgaan een bijscholingsopleiding heeft gevolgd en geslaagd is in de bijhorende controletest, vangt de nieuwe geldigheidsperiode aan op de dag waarop de houder is geslaagd in de controletest (ing. KB 21 december 2013, art. 11, I: 1 februari 2014)].
Artikel 22. (01/01/2004- ...)
De bijscholingsopleiding heeft tot doel de basisopleiding op te frissen en de kennis van de bestuurders up-to-date te brengen. Ze heeft onder meer betrekking op de nieuwigheden : De voorschriften die van toepassing zijn op de initiële opleiding zijn bij analogie van toepassing op de bijscholingsopl eiding; de voorschriften die van toepassing zijn op het examen zijn bij analogie van toepassing op de controletest.
- op technisch gebied,
- op juridisch gebied, en
- op het gebied van de te vervoeren stoffen.
Artikel 23. (29/02/2024- ...)
[De door de minister of door zijn gemachtigde aangewezen personeelsleden zijn belast met het toezicht op de naleving van dit besluit, van de ministeriële besluiten, genomen krachtens dit besluit, en van de onderrichtingen van de minister of zijn gemachtigde.
De personeelsleden die krachtens of door dit artikel gemachtigd zijn, zijn ook belast met:
- 1° het toezicht op de naleving en het vaststellen van de overtredingen van de voorwaarden die door minister zijn vastgesteld voor de erkenning van de instellingen, vermeld in [artikel 9 (verv. BVR 19 januari 2024, art. 15)];
- 2° het vaststellen of de voorwaarden voor de schorsing of de intrekking van de erkenning vervuld zijn (verv. BVR 4 december 2015, art. 28, I: 23 januari 2016)]
Artikel 24. (01/01/2004- ...)
§ 1. De overtredingen van de besluiten vermeld in artikel 23, eerste lid, worden gestraft met de straffen gesteld in artikel 2, § 1, van de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg. § 2. De overtredingen van de besluiten vermeld in artikel 23, tweede lid, worden gestraft met de straffen gesteld in de artikelen 5 tot 9 van de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor deflagratie vatbare stoffen en mengsels en daarmede geladen tuigen.
Artikel 25. (29/02/2024- ...)
[... (opgeh. BVR 19 januari 2024, art. 16)]
Artikel 26. (01/01/2004- ...)
Het koninklijk besluit van 26 maart 1993, betreffende het opleidingsgetuigschrift voor bestuurders van transporteenheden die gevaarlijke, andere dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren, wordt opgeheven.
Artikel 27. (01/01/2004- ...)
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004 met uitzondering van artikelen 15 tot en met 18 die in werking treden op de dag van bekendmaking van dit besluit.
Artikel 28. (01/01/2013- ...)
[De minister bevoegd voor economie, en de minister bevoegd voor Vervoer te Land zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit (verv. KB 10 december 2012, art. 11, I: 1 januari 2013)].
BIJLAGE I (29/02/2024- ...)
[... (opgeh. BVR 19 januari 2024, art. 17)]
BIJLAGE II (01/01/2004- ...)
De basiscursus van de initiële opleiding dient ten minste de volgende onderwerpen te behandelen : De punten f) , h) en j) worden beperkt tot hetgeen geldt voor de in artikel 3, § 3, van dit besluit beoogde transporten.
a) algemene voorschriften die op het vervoer van gevaarlijke goederen van toepassing zijn;
b) belangrijkste gevaarstypes;
c) informatie over de bescherming van het milieu door het toezicht op het vervoer van afvalstoffen;
d) gepaste preventie- en veiligheidsmaatregelen voor de verschillende gevaarstypes;
e) gedrag na een ongeval (eerste-hulpverlening, verkeersveiligheid, basiskennis betreffende het gebruik van de beschermingsuitrusting, enz.);
f) etikettering en gevaarssignalisatie;
g) wat een bestuurder moet doen en niet mag doen bij het vervoer van gevaarlijke goederen;
h) functie en werking van de technische uitrusting van de voertuigen;
i) samenladingsverboden in éénzelfde voertuig of in éénzelfde laadkist;
j) te nemen voorzorgen tijdens het laden en het lossen van de gevaarlijke goederen;
k) algemene informatie betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid;
l) informatie over multimodaal vervoer;
m) de manipulatie en de stouwing van colli;
n) een individuele praktische oefening inzake brandbestrijding;
o) een individuele praktische oefening inzake eerste hulp;
p) individuele praktische oefeningen die ten minste de bij een incident of ongeval te nemen maatregelen omvatten.
BIJLAGE III (01/01/2004- ...)
De specialisatiecursus van de initiële opleiding voor het verkrijgen van het opleidingsgetuigschrift van categorie II dient tenminste de volgende onderwerpen te behandelen, specifiek toegespitst op de in artikel 3, § 1, van dit besluit beoogde transporten :
a) rijgedrag van de voertuigen, inclusief de bewegingen van de lading;
b) specifieke voorschriften met betrekking tot de voertuigen;
c) algemene theoretische kennis van de verschillende laad- en losinrichtingen van de voertuigen;
d) bijkomende specifieke bepalingen betreffende het gebruik van deze voertuigen (keuringsdocumenten, kenmerken, signalisatie en etikettering, enz.).
BIJLAGE IV (01/01/2014- ...)
Bijlage IV
De specialisatiecursus van de initiële opleiding voor het verkrijgen van het opleidingsgetuigschrift van categorie III dient tenminste de volgende onderwerpen te behandelen, specifiek toegespitst op in de artikel 3, § 2, van dit besluit beoogde transporten :
a) gevaren eigen aan de ontplofbare en pyrotechnische stoffen en voorwerpen;
b) de onderverdelingen binnen de klasse 1;
c) specifieke voorschriften betreffende het laden, lossen en vervoer van goederen van klasse 1;
d) specifieke voorschriften betreffende de voertuigen EXII en EXIII voor het vervoer van goederen van klasse 1;
e) de nationale reglementeringen die betrekking hebben op het vervoer van goederen van klasse 1.
BIJLAGE V (01/11/2007- ...)
[BIJLAGE V
De specialisatiecursus van de initiële opleiding voor het verkrijgen van het opleidingsgetuigschrift van categorie IV dient ten minste de volgende onderwerpen te behandelen, beperkt tot hetgeen geldt voor de in artikel 3, § 4 van dit besluit beoogde transporten :
a) algemene voorschriften die op het vervoer van gevaarlijke goederen van toepassing zijn;
b) gevaren verbonden aan vloeibare brandstoffen;
c) gepaste preventie- en veiligheidsmaatregelen voor de gevaren verbonden aan vloeibare brandstoffen;
d) gedrag na een ongeval (eerste-hulpverlening, verkeersveiligheid, basiskennis betreffende het gebruik van de beschermingsuitrusting, enz.);
e) etikettering en gevaarssignalisatie;
f) wat een bestuurder moet doen en niet mag doen bij het vervoer van vloeibare brandstoffen;
g) functie en werking van de technische uitrusting van de voertuigen;
h) te nemen voorzorgen tijdens het laden en het lossen;
i) algemene informatie betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid;
j) de manipulatie en de stouwing van colli;
k) een individuele praktische oefening inzake brandbestrijding;
l) een individuele praktische oefening inzake eerste hulp;
m) individuele praktische oefeningen die ten minste de bij een incident of ongeval te nemen maatregelen omvatten;
n) rijgedrag van de tankvoertuigen, inclusief de bewegingen van de lading;
o) specifieke voorschriften met betrekking tot de tankvoertuigen;
p) algemene theoretische kennis van de verschillende laad- en losinrichtingen van de tankvoertuigen;
q) bijkomende specifieke bepalingen betreffende het gebruik van de tankvoertuigen (keuringsdocumenten, kenmerken, signalisatie en etikettering, enz.) (ing. KB 3 augustus 2007, art. 13, I: 1 november 2007)].
BIJLAGE VI (29/02/2024- ...)
[Bijlage VI. Voorwaarden waaraan de lokalen van de opleidingscentra moeten voldoen
De opleidingscentra moeten beschikken over al de volgende lokalen:
1° een lokaal voor de administratie en voor het onthaal van de kandidaten;
2° een leslokaal voor de theoretische lessen;
3° sanitaire voorzieningen.
Het leslokaal moet beantwoorden aan al de volgende vereisten:
1° voorzien zijn van tafels en stoelen voor minstens 10 personen;
2° beschikken over didactisch materiaal (verv. BVR 19 januari 2024, art. 18)];
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 11/11/2024