Ministerieel besluit betreffende de regels voor de erkenning en de subsidiëring van expertisecentra kraamzorg

Datum 15/01/2016

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK 1. Definities
  2. HOOFDSTUK 2. Erkenning
    1. Afdeling 1. Doelgroep
    2. Afdeling 2. Werking
    3. Afdeling 3. Kwaliteit
    4. Afdeling 4. Werkingsgebied
    5. Afdeling 5. Rapportage
  3. HOOFDSTUK 3. Subsidiëring
  4. HOOFDSTUK 4. Procedures
    1. Afdeling 1. Erkenningsaanvraag
    2. Afdeling 2. Subsidieaanvraag
  5. HOOFDSTUK 5. Slotbepalingen

Inhoud

(... - ...)

De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
Gelet op het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning, artikel 8;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 maart 2014 tot uitvoering van het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning, artikel 27, 38, 39, 50, 61, 81 en 90;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 4 december 2015,
Gelet op de adviesaanvraag binnen 30 dagen, die op 16 december 2015 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973,
Besluit :

HOOFDSTUK 1. Definities (... - ...)

Artikel 1. (01/01/2016- ...)

In dit besluit wordt verstaan onder:
1° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, opgericht bij het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin;
2° besluit van 28 maart 2014: het besluit van de Vlaamse Regering van 28 maart 2014 tot uitvoering van het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning;
3° expertisecentrum kraamzorg: een organisator die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3 tot en met 12, van dit besluit en die erkend wordt voor de uitvoering van een laagdrempelig, mobiel aanbod preventieve gezinsondersteuning voor aanstaande gezinnen en gezinnen met kinderen als vermeld in artikel 46 van het besluit van 28 maart 2014;
4° organisator: een natuurlijke persoon, een feitelijke vereniging of een rechtspersoon, al dan niet in de vorm van een samenwerkingsverband;
5° pre- en perinatale periode: periode vanaf conceptie tot zes weken na de geboorte van het kind.

HOOFDSTUK 2. Erkenning (... - ...)

Afdeling 1. Doelgroep (... - ...)

Artikel 2. (01/01/2016- ...)

Een expertisecentrum kraamzorg richt zich prioritair tot aanstaande gezinnen en gezinnen met kinderen in de pre- en perinatale periode.

Afdeling 2. Werking (... - ...)

Artikel 3. (01/01/2016- ...)

Een expertisecentrum kraamzorg voert minstens de opdrachten, vermeld in artikel 46, tweede lid, 1°, b), en 2°, a), tot en met c), van het besluit van 28 maart 2014, uit en streeft daarbij minstens de doelstellingen na, vermeld in artikel 47, 1°, 2° en 4°, van het voormelde besluit.

Artikel 4. (01/01/2016- ...)

De opdrachten, vermeld in artikel 46, tweede lid, 1°, b), van het besluit van 28 maart 2014, worden minstens via de volgende activiteiten uitgevoerd:
1° aanbieden van informatie over gezondheid, welzijn en voeding in de pre- en perinatale periode;
2° aanbieden van informatie over en toeleiden naar beschikbare ondersteuningsbronnen in de pre- en perinatale periode.

Artikel 5. (01/01/2016- ...)

De opdrachten, vermeld in artikel 46, tweede lid, 2°, a) tot en met c), van het besluit van 28 maart 2014, worden minstens via de volgende activiteiten uitgevoerd:
1° het stimuleren of faciliteren van afstemming en samenwerking tussen de verschillende actoren die zowel vanuit gezondheid als vanuit welzijn betrokken zijn bij de pre- en perinatale periode, in relatie tot de Huizen van het Kind;
2° het uitwisselen van expertise met actoren van de Huizen van het Kind in het realiseren van hun doelstellingen binnen de pre- en perinatale periode via onder meer:
a) het aanbieden van informatie over gezondheid, welzijn en voeding in de pre- en perinatale periode aan de Huizen van het Kind;
b) het opleiden, vormen en bevorderen van deskundigheid van de actoren die zowel vanuit gezondheid als vanuit welzijn betrokken zijn bij de pre- en perinatale periode.

Artikel 6. (01/01/2016- ...)

Het expertisecentrum kraamzorg maakt zijn aanbod bekend bij alle Huizen van het Kind waarmee het een werkingsgebied deelt.


De activiteiten, vermeld in artikel 5, kunnen vanuit een overkoepelend niveau gerealiseerd worden.

Afdeling 3. Kwaliteit (... - ...)

Artikel 7. (01/01/2016- ...)

Het expertisecentrum kraamzorg werkt volgens het principe van progressief universalisme.

Artikel 8. (01/01/2016- ...)

Het expertisecentrum kraamzorg geeft bij de uitvoering van de activiteiten, vermeld in artikel 4 en 5, expliciete aandacht aan het bereiken van maatschappelijk kwetsbare gezinnen.

Artikel 9. (01/01/2016- ...)

Het expertisecentrum kraamzorg ondersteunt de certificering tot borstvoedingsvriendelijke organisatie in de Maatschappelijke Gezondheidszorg volgens The Unicef UK Baby Friendly Initiative. Developing a Breastfeeding Strategy. 2009.


De expertisecentra kraamzorg kunnen onderling afspraken maken over het rekruteren, informeren, begeleiden, coördineren en (her)certificeren van kandidaat-organisaties.

Artikel 10. (01/01/2016- ...)

Het expertisecentrum kraamzorg heeft bij de uitvoering van de activiteiten, vermeld in artikel 4, 1°, en artikel 5, 2°, aandacht voor een zo groot mogelijke wetenschappelijke onderbouwing.

Afdeling 4. Werkingsgebied (... - ...)

Artikel 11. (01/01/2016- ...)

Het werkingsgebied van de expertisecentra kraamzorg valt samen met de provincie. Het expertisecentrum kraamzorg in Brussel heeft het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest als werkingsgebied.

Afdeling 5. Rapportage (... - ...)

Artikel 12. (01/01/2016- ...)

De jaarlijkse rapportage, vermeld in artikel 39 van het besluit van 28 maart 2014, heeft minstens betrekking op de soort, de frequentie en de spreiding van elke activiteit.

HOOFDSTUK 3. Subsidiëring (... - ...)

Artikel 13. (01/01/2022- ...)

Om het subsidiebedrag, vermeld in artikel 61 van het besluit van 28 maart 2014, voor elk erkend en gesubsidieerd expertisecentrum kraamzorg vast te stellen, wordt een vast bedrag vermeerderd met een variabel bedrag.

Het vaste bedrag, vermeld in het eerste lid, bedraagt voor een expertisecentrum kraamzorg 47.084,98 euro (zevenenveertigduizend vierentachtig euro achtennegentig cent).

Om het variabele bedrag, vermeld in het eerste lid, te berekenen, geldt een basisbedrag dat bestaat uit het aantal minderjarigen in het werkingsgebied, vermenigvuldigd met 0,52 euro (tweeënvijftig cent). Het basisbedrag wordt vermeerderd met het bedrag dat verkregen wordt door de samengestelde indicator te vermenigvuldigen met 20% van het basisbedrag en met een bedrag dat rekening houdt met de evolutie van de geldelijke anciënniteit, vermeld in artikel 61, § 1/1, eerste lid, 3°, van het besluit van 28 maart 2014.

Het maximale subsidiebedrag dat aan een expertisecentrum kraamzorg kan worden toegekend, rekening houdend met de beschikbare begrotingskredieten, bedraagt 89.933,06 euro (negentachtigduizend negenhonderddrieëndertig euro zes cent).

De subsidie, vermeld in dit artikel, is gekoppeld aan de spilindex die van toepassing is op 1 januari 2021. De bedragen worden geïndexeerd conform de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. De aanpassing wordt telkens gedaan vanaf de tweede maand die volgt op de maand waarin een spilindex wordt bereikt of erop wordt teruggebracht.

HOOFDSTUK 4. Procedures (... - ...)

Afdeling 1. Erkenningsaanvraag (... - ...)

Artikel 14. (01/01/2016- ...)

De erkenningsaanvraag bevat minimaal de volgende gegevens:
1° de identificatie- en contactgegevens van de organisator. Als de organisator een feitelijke vereniging is, worden de identificatie- en contactgegevens vermeld van elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die deel uitmaakt van de feitelijke vereniging;
2° de identificatie- en contactgegevens van de contactpersoon die de organisator heeft aangesteld;
3° een beschrijving van de wijze waarop voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 26, 3°, en 4°, a), en b), van het besluit van 28 maart 2014;
4° een beschrijving van de wijze waarop voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3 tot en met 11 van dit besluit.

Het agentschap stelt voor de erkenningsaanvraag, vermeld in het eerste lid, een sjabloon ter beschikking.

Afdeling 2. Subsidieaanvraag (... - ...)

Artikel 15. (01/01/2016- ...)

De subsidieaanvraag bevat minimaal de volgende gegevens:
1° de identificatie- en contactgegevens van de organisator. Als de organisator een feitelijke vereniging is, worden de identificatie- en contactgegevens vermeld van elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die deel uitmaakt van de feitelijke vereniging;
2° de identificatie- en contactgegevens van de contactpersoon die de organisator heeft aangesteld;
3° als de organisator een feitelijke vereniging is, de identificatie- en contactgegevens van de vertegenwoordiger die zal optreden als ontvanger van de subsidie;
4° een begroting.


Het agentschap stelt voor de subsidieaanvraag, vermeld in het eerste lid, een sjabloon ter beschikking.

HOOFDSTUK 5. Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 16. (01/01/2016- ...)

Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2016.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 25/04/2024