Ministerieel besluit met betrekking tot de minimale kwaliteitseisen en de vergoeding van de multidisciplinaire teams en met betrekking tot de erkenning van multidisciplinaire teams in de integrale jeugdhulp

Datum 07/10/2015

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK 1 Definities
  2. HOOFDSTUK 2 Minimale kwaliteitseisen met betrekking tot de werking als team
  3. HOOFDSTUK 3 Minimale kwaliteitseisen met betrekking tot de indiening van de aanvraag bij de toegangspoort
  4. HOOFDSTUK 4 Samenwerkingsverbanden
  5. HOOFDSTUK 5 Vergoeding van de multidisciplinaire teams
  6. HOOFDSTUK 6 Erkenningsprocedure voor de multidisciplinaire teams
  7. HOOFDSTUK 7 Toezicht
  8. HOOFDSTUK 8 Slotbepalingen

Inhoud

(... - ...)

De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en de Vlaamse minister van Onderwijs,

Gelet op het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, artikel 22, tweede lid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp, artikel 35;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 juni 2015;

Overwegende dat het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp aan de Vlaamse Regering de bevoegdheid geeft om de voorwaarden en de procedure te bepalen voor de erkenning en de subsidiëring van multidisciplinaire teams; dat hetzelfde decreet de kernopdrachten bepaalt voor de multidisciplinaire teams namelijk de aanlevering van diagnostiek aan de toegangspoort, de aanmelding van minderjarigen bij de toegangspoort en de indiening bij de toegangspoort van een voorstel van indicatiestellingsverslag in termen van typemodules voor de minderjarigen;

Overwegende dat het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp, gewijzigd bij besluit van 6 februari 2015, de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen en voor het gezondheidsbeleid, mandateert om de erkenningsprocedure te bepalen en om bijkomende kwaliteitseisen te bepalen voor de multidisciplinaire teams; dat hetzelfde besluit de minister de bevoegdheid geeft om de hoogte van de vergoedingen voor de multidisciplinaire teams te bepalen en om te bepalen of de voorzieningen, vermeld in artikel 35, paragraaf 1, van hetzelfde besluit, recht hebben op een vergoeding,

Besluiten :
 

HOOFDSTUK 1 Definities (... - ...)

Artikel 1. (16/08/2016- ...)

In dit besluit wordt verstaan onder :
1° adviesrapport : een rapport als vermeld in artikel 9, § 3, 6°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 tot vaststelling van de criteria, voorwaarden en refertebedragen van de tussenkomsten in de individuele materiële bijstand voor de sociale integratie van personen met een handicap;
2° agentschap : het intern verzelfstandigd agentschap Jongerenwelzijn, als vermeld in artikel 59 van het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand;
3° besluit van 21 februari 2014 : het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp;
4° decreet van 12 juli 2013 : het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;
5° inschalingsverslag : een gemotiveerde inschaling van de beperkingen en behoeften op het vlak van algemene en instrumentele assistentie bij de handelingen van het dagelijkse leven als vermeld in artikel 6, tweede lid, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap;
6° samenwerkingsverband : het geformaliseerde samenwerkingsverband, vermeld in artikel 35, § 2, tweede lid, van het besluit van 21 februari 2014;
7° team : het team binnen de voorziening of het samenwerkingsverband dat door de leidend ambtenaar van het agentschap erkend is als multidisciplinair team ter uitvoering van artikel 35, § 2, van het besluit van 21 februari 2014 en dat diagnostiek kan aanbieden aan de toegangspoort in functie van de aanvraag van niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening bij de toegangspoort;
8° voorzieningen : de jeugdhulpaanbieders en andere voorzieningen die jeugdhulpverlening aanbieden.
 

HOOFDSTUK 2 Minimale kwaliteitseisen met betrekking tot de werking als team (... - ...)

Artikel 2. (16/08/2016- ...)

Om erkend te kunnen worden door het agentschap als multidisciplinair team als vermeld in artikel 35, § 2, van het besluit van 21 februari 2014, voldoet het team, met behoud van de voorwaarden voor erkenning, vermeld in het voormelde artikel, aan de volgende kwaliteitseisen met betrekking tot de werking van het team :
1° in elk team :
a) bestaat de staf ten minste uit :
1) een master in de Psychologische, Pedagogische of Orthopedagogische Wetenschappen;
2) een houder van een diploma van Maatschappelijk Assistent uitgereikt door het hoger onderwijs korte type, of een diploma Orthopedagogie of Sociaal Verpleger, uitgereikt door het hoger onderwijs korte type, met professionele ervaring inzake indicatiestelling binnen de jeugdhulp, of een diploma, uitgereikt door het hoger onderwijs van één cyclus, behaald in de richting of afdeling Psychologie, Orthopedagogie, Sociale Wetenschappen, Sociale Re-adaptatiewetenschappen of Gezinswetenschappen met professionele ervaring inzake indicatiestelling binnen de jeugdhulp, of een diploma van het universitair onderwijs van de eerste cyclus of de tweede cyclus, behaald in de richting Orthopedagogie of Pedagogische Wetenschappen, Psychologie, Sociale Wetenschappen, Sociologie, Agogische Wetenschappen, Communicatiewetenschappen of Criminologische Wetenschappen met professionele ervaring inzake indicatiestelling binnen de jeugdhulp.
b) kan beroep gedaan worden op een doctor in de genees-, heel- en verloskunde;
2° de vertegenwoordigers van de disciplines, vermeld in punt 1°, a), 1) en 2), en b), beraadslagen samen over een dossier voor ze het aanvraagdocument indienen bij de toegangspoort en ondertekenen elk het aanvraagdocument dat wordt bijgehouden door het team;
3° het team laat het aanvraagdocument ondertekenen door de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken en houdt het ondertekende aanvraagdocument bij in het dossier;
4° minstens één lid van het team heeft aantoonbare professionele ervaring in de jeugdhulpverlening;
5° het team of minstens één lid van het team neemt deel aan de opleidingen en intervisie waarvoor het door het agentschap wordt uitgenodigd;
6° het team informeert de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken over :
a) hun rechten, vermeld in artikel 46 van het decreet van 12 juli 2013;
b) de mogelijkheid om zich tijdens het proces bij de toegangspoort te laten bijstaan door een vertrouwenspersoon als vermeld in artikel 24 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp;
c) de klachtenprocedure binnen de eigen voorziening en de mogelijkheid om een tweede indicatiestelling te vragen aan de toegangspoort, vermeld in artikel 24 van het decreet van 12 juli 2013;
d) het feit dat het team geen enkele vergoeding of beloning mag vragen of aanvaarden om het aanvraagdocument op te stellen;
7° nadat de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken contact hebben opgenomen met het team voor de aanvraag bij de toegangspoort om niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening, moet minstens één lid van het team of één medewerker van de voorziening of het samenwerkingsverband waartoe het team behoort die personen gezien hebben;
8° het team bejegent de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken op een respectvolle manier door :
a) de eigenheid en de persoonlijke levenssfeer van de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken te respecteren;
b) de persoonsgegevens over de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken alleen door te geven aan derden, die geen deel uitmaken van het agentschap, als de betrokkenen daarmee instemmen;
c) respectvol met elke minderjarige, ouder en opvoedingsverantwoordelijke om te gaan en geen onderscheid te maken op basis van geslacht, ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging, afkomst of geaardheid of de vermogenstoestand van die personen;
d) tijdens het proces van de opmaak van aanvraagdocumenten geen onderscheid tussen minderjarigen, ouders of opvoedingsverantwoordelijken te maken naargelang die al dan niet al een band hebben met de voorziening of het samenwerkingsverband waarvan het team deel uit maakt;
9° het team bewaart de aanvraagdocumenten en de bijlagen die ingediend zijn bij de toegangspoort, alsook alle documenten die als basis hebben gediend voor het opstellen ervan, minimaal tot het ogenblik waarop de betrokkene waar de aanvraag voor werd ingediend de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt en volgens de sectorale regelgeving die van toepassing is op de voorziening waartoe het team behoort;
10° het team verleent de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken op hun verzoek inzage in de documenten, vermeld in punt 11°, en houdt daarbij in voorkomend geval rekening met de wetgeving die daarop van toepassing is;
11° het team heeft een procedure van verwijzing en verwijst de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken op een duidelijke en effectieve wijze door naar een ander geschikt team :
a) als het team van oordeel is dat het geen kwaliteitsvolle dienstverlening kan bieden aan de betrokkenen;
b) als het team tijdens het proces van de opmaak van het aanvraagdocument tot de vaststelling komt dat het geen kwaliteitsvolle dienstverlening kan bieden;
12° het team beschikt over een klachtenprocedure.

In afwijking van de bepaling, vermeld in het eerste lid, punt 1°, moet in het geval een doctor in de genees-, heel- en verloskunde, erkend als specialist in de psychiatrie of de neuropsychiatrie, een erkenning aanvraagt in de vorm van een samenwerkingsverband, enkel worden aangetoond dat er wordt samengewerkt met een persoon met een andere discipline.

De voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 7°, houdt in dat minstens één lid van het team of één medewerker van de voorziening of het samenwerkingsverband waartoe het team behoort de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken ontvangt of een huisbezoek brengt aan die personen. De aanvraag bij de toegangspoort kan niet opgemaakt worden op basis van een uitsluitend telefonische consultatie.

In het eerste lid, punt 8°, b), wordt verstaan onder persoonsgegevens : iedere informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Als identificeerbaar wordt beschouwd een persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificatienummer of van één of meer specifieke elementen die kenmerkend zijn voor zijn fysieke, fysiologische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit.

In geval van een verwijzing als vermeld in het eerste lid, 11°, b) motiveert het team dat tegenover de betrokkenen, alsook tegenover het agentschap als het agentschap daarom vraagt. Het team neemt in dat geval zelf contact op met het andere team, regelt een afspraak voor de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken en bezorgt het andere team de informatie waarover het beschikt, over de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken.
 

HOOFDSTUK 3 Minimale kwaliteitseisen met betrekking tot de indiening van de aanvraag bij de toegangspoort (... - ...)

Artikel 3. (16/08/2016- ...)

Om erkend te kunnen worden door het agentschap als multidisciplinair team, als vermeld in artikel 35, § 2, van het besluit van 21 februari 2014, voldoet het team, met behoud van de voorwaarden, vermeld in het voormelde artikel, aan de volgende kwaliteitseisen met betrekking tot de indiening van de aanvraag om niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening bij de toegangspoort :
1° het team dient de aanvraag in bij de toegangspoort conform artikel 20 van het decreet van 12 juli 2013 en artikel 21 en artikel 23 tot en met 25 van het besluit van 21 februari 2014;
2° als in het indicatiestellingsvoorstel in het aanvraagdocument individuele materiële bijstand wordt gevraagd, voegt het team bij het aanvraagdocument een adviesrapport;
3° als in het indicatiestellingsvoorstel in het aanvraagdocument een persoonlijke- assistentiebudget wordt gevraagd als vermeld in artikel 26, zesde lid, van het besluit van 21 februari 2014, voegt het team bij het aanvraagdocument een inschalingsverslag en maakt het daarbij een advies op over de wenselijkheid en de grootteorde van het persoonlijke-assistentiebudget;
4° het team neemt in het aanvraagdocument een bepaling van de doelgroep op en neemt alleen de gegevens op die nodig zijn voor de motivering van het indicatiestellingsvoorstel;
5° behalve in geval van overmacht dient het team of een medewerker van het team het aanvraagdocument in bij de toegangspoort binnen een termijn van vier maanden vanaf het moment waarop het team de minderjarige, zijn ouders of, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken heeft ontvangen of een huisbezoek heeft gebracht aan de betrokkene in het kader van de aanvraag bij de toegangspoort;
6° het aanvraagdocument vermeldt per diagnose die wordt beschreven, de naam en discipline van de personen die ze gesteld hebben en wanneer de diagnose is gesteld en vermeldt, als in het aanvraagdocument naar resultaten van testmateriaal wordt verwezen, wanneer de afname heeft plaatsgevonden en om welke versie van de test het gaat;
7° er blijkt uit het aanvraagdocument dat het indicatiestellingsvoorstel multidisciplinair tot stand gekomen is;
8° als het team en de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken geen overeenstemming kunnen bereiken over het indicatiestellingsvoorstel, vermeldt het team dat duidelijk en motiveert het dat in het aanvraagdocument, met vermelding van de visie van de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken;
9° er zijn geen tegenstrijdigheden tussen het aanvraagdocument en de bijlagen die bij het aanvraagdocument gevoegd zijn;
10° een aanvraagdocument dat wordt opgemaakt naar aanleiding van een tweede of volgende aanvraag van eenzelfde minderjarige om niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening bij de toegangspoort, bevat een grondige motivering van de nieuwe aanvraag en beschrijft, in voorkomend geval, de wijziging die zich heeft voorgedaan in de situatie van de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken sinds de vorige aanvraag.

Aanvragen tot tenlasteneming van individuele materiële bijstand voor de sociale integratie van personen met een handicap als vermeld in artikel 6, 2°, en artikel 8, 3°, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, worden alleen samen met een aanvraagdocument gericht aan de toegangspoort als de minderjarige niet beschikt over een geldig indicatiestellingsverslag of over een geldige beslissing over de toewijzing van het Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap als vermeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.

Als het team overmacht inroept als vermeld in het eerste lid, 5°, moet de overmacht worden gemotiveerd ten aanzien van het agentschap.
 

Artikel 4. (16/08/2016- ...)

Een team dat behoort tot een voorziening of tot een samenwerkingsverband met minstens één voorziening, die jeugdhulpverlening aanbiedt als vermeld in hoofdstuk 2 van het besluit van 21 februari 2014, dient jaarlijks minimaal 25 aanvraagdocumenten in bij de toegangspoort, die door de toegangspoort als volledig afgewerkt en kwaliteitsvol zijn beoordeeld.
 

HOOFDSTUK 4 Samenwerkingsverbanden (... - ...)

Artikel 5. (16/08/2016- ...)

Om erkend te kunnen worden als multidisciplinair team moet het team dat deel uitmaakt van een samenwerkingsverband bijkomend voldoen aan de volgende kwaliteitseisen :
1° het team maakt slechts deel uit van één samenwerkingsverband en als een voorziening toetreedt tot een samenwerkingsverband, wordt de eerste erkenning als multidisciplinair team, die een voorziening in voorkomend geval had voor de toetreding tot het samenwerkingsverband, opgeschort voor de duur van het samenwerkingsverband;
2° het samenwerkingsverband heeft een uitgeschreven missie, visie en doelstellingen;
3° het samenwerkingsverband maakt met het oog op een kwaliteitsvolle dienstverlening en rekening houdend met de minimale kwaliteitseisen, vermeld in artikel 2 en 3, afspraken over de verwijzing van de minderjarige binnen het samenwerkingsverband, over de samenwerking bij de opmaak van aanvraagdocumenten en over de uitwisseling van aanvraagdocumenten;
4° het samenwerkingsverband organiseert op regelmatige basis mono- en multidisciplinaire intervisie met als doel het samenbrengen van expertise en kennisdeling en afstemming;
5° het samenwerkingsverband wijst een persoon aan die optreedt als aanspreekpunt voor het agentschap;
6° het samenwerkingsverband bezorgt de schriftelijke en door de bevoegde personen ondertekende samenwerkingsovereenkomst aan het agentschap;
7° de samenwerkingsovereenkomst wordt aangegaan voor minimaal twaalf maanden en bevat minimaal de volgende elementen :
a) de namen en de disciplines van de personen die deel uitmaken van het multidisciplinaire team van het samenwerkingsverband;
b) de namen van de voorzieningen die deel uitmaken van het samenwerkingsverband en van de verantwoordelijken van die voorzieningen;
c) de naam en contactgegevens van het aanspreekpunt van het samenwerkingsverband;
d) de wijze waarop het samenwerkingsverband wordt georganiseerd en de instantie die de subsidie vanuit het agentschap voor het team ontvangt;
e) de duur van de samenwerking;
f) de inschatting van het aantal aanvraagdocumenten dat jaarlijks zal worden ingediend door het samenwerkingsverband.

In het eerste lid, 6° en 7°, wordt verstaan onder samenwerkingsovereenkomst :
de samenwerkingsovereenkomst voor het samenwerkingsverband, vermeld in artikel 35, § 2, tweede lid, van het besluit van 21 februari 2014.
 

HOOFDSTUK 5 Vergoeding van de multidisciplinaire teams (... - ...)

Artikel 6. (16/08/2016- ...)

§ 1. Aan de teams die behoren tot een voorziening als vermeld in artikel 35, § 3, eerste lid, 3°, van het besluit van 21 februari 2014, worden de volgende vergoedingen uitbetaald voor de opmaak en aanlevering van aanvraagdocumenten aan de toegangspoort in het kader van de afhandeling van een aanvraag om niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening :
1° 490 euro voor de opmaak van een eerste aanvraagdocument voor de minderjarige met een vraag naar niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening met uitzondering van aanvragen om individuele materiële bijstand, in voorkomend geval met inbegrip van een inschalingsverslag;
2° 300 euro voor de opmaak van een volgend aanvraagdocument voor de minderjarige met een vraag naar niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening met uitzondering van aanvragen om individuele materiële bijstand, in voorkomend geval met inbegrip van een inschalingsverslag;
3° 525 euro voor de opmaak van een eerste aanvraagdocument voor de minderjarige met een vraag naar individuele materiële bijstand met inbegrip van een adviesrapport;
4° 825 euro voor de opmaak van een eerste aanvraagdocument voor de minderjarige met een vraag naar individuele materiële bijstand met inbegrip van een adviesrapport in combinatie met een eerste aanvraag voor de minderjarige voor een andere vorm van niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening.

Voor een volgend aanvraagdocument voor de minderjarige, vermeld in § 1, 2°, ontvangt het team het bedrag vermeld in § 1, 1° als de gevraagde nood aan ondersteuning het gevolg is van een andere handicap dan de handicap waarvoor de minderjarige in het verleden werd aangemeld bij de toegangspoort.

§ 2. Aan de teams die behoren tot een voorziening als vermeld in artikel 35, § 1, 1° en 3°, en § 3, eerste lid, 2°, van het besluit van 21 februari 2014, wordt binnen de jaarlijkse begrotingskredieten een subsidie toegekend, gebaseerd op de door het team aangevraagde en in de planning opgenomen aantal ingeschatte aanvraagdocumenten dat jaarlijks zal worden ingediend bij de toegangspoort, vermenigvuldigd met het bedrag per aanvraagdocument, vermeld in paragraaf 1.

De subsidie, vermeld in het eerste lid, wordt uitbetaald in drie schijven :
1° een eerste schijf van 40% wordt uitbetaald in het eerste kwartaal van het werkingsjaar waarop de enveloppe betrekking heeft;
2° een tweede schijf van 40% wordt uitbetaald na rapportering waaruit blijkt dat de gebudgetteerde aantallen werden behaald in het eerste kwartaal;
3° het saldo van 20 % voor 31 maart van het jaar dat volgt op het werkingsjaar waarop de enveloppe betrekking heeft, na bewijs van effectief geleverde prestaties.

De bedragen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, 2° en 3° zijn gekoppeld aan de spilindex die van toepassing was op 1 januari 2015.

§ 3. De Vlaamse Gemeenschap zal de middelen die niet binnen de termijn of niet correct besteed zijn en de middelen die niet verantwoord kunnen worden, terugvorderen bij de teams.

§ 4. De vergoedingen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, 2° en 3°, en paragraaf 2, worden gedragen door het fonds. Het fonds neemt deze vergoedingen ten laste op voorwaarde dat het aanvraagdocument voldoet aan de kwaliteitseisen, vermeld in artikel 35, § 3, tweede lid, van het besluit van 21 februari 2014, en in artikel 3 van dit besluit en op voorwaarde dat het adviesrapport en het inschalingsverslag als kwaliteitsvol en volledig zijn beoordeeld.

In het eerste lid wordt verstaan onder fonds : het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Fonds Jongerenwelzijn, vermeld in artikel 54 van het decreet van 7 maart 2008 inzake de bijzondere jeugdbijstand.
 

HOOFDSTUK 6 Erkenningsprocedure voor de multidisciplinaire teams (... - ...)

Artikel 7. (16/08/2016- ...)

§ 1. De voorzieningen of de samenwerkingsverbanden, vermeld in artikel 35, § 2, eerste lid, van het besluit van 21 februari 2014, die voor 1 maart 2014 geen erkenning als multidisciplinair team verkregen hebben vanuit het agentschap, richten hun gemotiveerde aanvraag tot erkenning als multidisciplinair team met een aangetekende brief aan het agentschap. Ze voegen daarbij alle bewijsstukken, waarvan de lijst door het agentschap wordt vastgesteld, ter staving van hun aanvraag, in het bijzonder ter staving van het feit dat aan de voorwaarden voor erkenning wordt voldaan. De voorzieningen of samenwerkingsverbanden verstrekken alle extra gegevens waar het agentschap om verzoekt.

Om ontvankelijk te zijn moet de aanvraag minimaal de volgende informatie bevatten :
1° een toelichting over het juridische statuut van de aanvrager;
2° gegevens van de voorziening of instantie waartoe het team behoort, en van de inrichtende macht;
3° een lijst van de namen van de personen die deel zullen uitmaken van het multidisciplinaire team, met vermelding van hun discipline en kwalificaties.

Als de aanvraag tot erkenning van een team niet ontvankelijk is, stuurt de administratie die aanvraag met een aangetekende brief uiterlijk dertig dagen na de ontvangst aan de aanvragende, inrichtende macht terug. In die brief wordt de reden van de niet-ontvankelijkheid vermeld.

§ 2. De erkenning als multidisciplinair team wordt toegekend door de leidend ambtenaar van het agentschap en geldt voor onbepaalde duur.

Bij het verlenen van een erkenning als multidisciplinair team kan het agentschap rekening houden met een evenwichtige geografische spreiding.

De beslissing van de leidend ambtenaar van het agentschap om de erkenning te verlenen wordt binnen een termijn van twee maanden na de ontvangst van de aanvraag aan de inrichtende macht betekend. Die beslissing wordt betekend met een aangetekende brief.

Als de beslissing van de leidend ambtenaar van het agentschap, vermeld in het eerste lid, niet binnen de in het derde lid vermelde termijn aan de inrichtende macht is betekend, wordt ervan uitgegaan dat de erkenning van het team wordt geweigerd.

Elke beslissing tot weigering van erkenning wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de inrichtende macht van de voorziening of van het samenwerkingsverband in kwestie en wordt met redenen omkleed.

§ 3. De inrichtende macht kan tot uiterlijk dertig dagen na de ontvangst van de beslissing van de leidend ambtenaar van het agentschap om de erkenning als multidisciplinair team te weigeren of, na het verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 2, derde lid, een bezwaarschrift indienen. Na die termijn van dertig dagen is het bezwaarschrift niet meer ontvankelijk. De inrichtende macht richt daarvoor een aangetekende brief aan de administratie met vermelding van de motieven waarom ze de weigering ongegrond acht.

Het bezwaarschrift wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-) pleegzorgers.
 

Artikel 8. (16/08/2016- ...)

Multidisciplinaire teams die ter uitvoering van artikel 142, tweede lid, van het besluit van 21 februari 2014, voor 1 maart 2014 een erkenning als MDT hebben verkregen van de leidend ambtenaar van het agentschap worden in uitvoering van dit besluit door de leidend ambtenaar van het agentschap voor onbepaalde duur erkend als multidisciplinair team, tenzij ze zich hier ten aanzien van het agentschap schriftelijk tegen verzetten.

Artikel 9. (16/08/2016- ...)

§ 1. Als een team een of meer van de voorwaarden, vermeld in artikel 35, § 2, eerste lid, van het besluit van 21 februari 2014 of artikel 2 tot en met 5 van dit besluit, niet langer naleeft, kan het agentschap het team met een aangetekende brief ertoe aanmanen om zich binnen een termijn van ten hoogste zes maanden opnieuw aan deze bepalingen te conformeren.

Als het team, ondanks de aanmaning, vermeld in het eerste lid, op het ogenblik van het verstrijken van de termijn van zes maanden de bepalingen, vermeld in het eerste lid, nog altijd niet naleeft, kan het agentschap de erkenning van het team in kwestie schorsen of intrekken, na het team te hebben gehoord.

Elke beslissing tot schorsing of intrekking van de erkenning wordt met redenen omkleed en met een aangetekende brief meegedeeld aan de inrichtende macht van het team in kwestie. Ze gaat in vanaf de eerste werkdag na de betekening.

Een beslissing tot schorsing kan worden uitgesproken voor een termijn van ten hoogste één jaar, en is niet verlengbaar. Aan het team waarvan de erkenning is ingetrokken, kan op zijn vroegste één jaar nadat de erkenning is ingetrokken, een nieuwe erkenning worden verleend.

De bepalingen, vermeld in artikel 7, § 3, van dit besluit, zijn van overeenkomstige toepassing op de schorsing of de intrekking van de erkenning.

§ 2. De erkenning vervalt als niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 35, § 2, eerste lid, 1°, 2°, 3°, van het besluit van 21 februari 2014.

§ 3. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1, eerste lid en tweede lid, kan het agentschap bij vaststelling van de niet-naleving van de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 35, § 2, eerste lid, van het besluit van 21 februari 2014, en de minimale kwaliteitseisen, vermeld in artikel 2 tot en met 5 van dit besluit, met het team in kwestie overleg plegen over de wijze waarop de naleving van de minimale kwaliteitseisen kan worden gerealiseerd.
 

HOOFDSTUK 7 Toezicht (... - ...)

Artikel 10. (16/08/2016- ...)

Zorginspectie houdt ter uitvoering van artikel 78 van het decreet van 12 juli 2013 toezicht op de kwaliteit van de werking van het team en op het voldoen van het team aan de erkenningsvoorwaarden en de kwaliteitseisen als multidisciplinair team, vermeld in artikel 35, § 2, eerste lid, van het besluit van 21 februari 2014, en in artikel 2 tot en met 5 van dit besluit.
 

HOOFDSTUK 8 Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 11. (16/08/2016- ...)

Artikel 35 van het besluit van 21 februari 2014 treedt in werking op 1 januari 2016, met uitzondering van paragraaf 2 die in werking treedt op 1 oktober 2015.
 

Artikel 12. (16/08/2016- ...)

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 13. (16/08/2016- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
 


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 19/04/2024