Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de algemene erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden voor de georganiseerde sportsector

Datum 16/09/2016

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
  2. HOOFDSTUK 2. Nadere voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring van sportfederaties
    1. Afdeling 1. Erkenningsvoorwaarden voor de sportfederaties
    2. Afdeling 2. Subsidiëring van de erkende sportfederaties
      1. Onderafdeling 1. Algemene subsidiëringsvoorwaarden
      2. Onderafdeling 2. De nadere voorwaarden voor een algemene werkingssubsidie als vermeld in artikel 9, derde lid, 1°, van het decreet van 10 juni 2016
      3. Onderafdeling 3. Aard en wijze van subsidiëring van [unisportfederaties (verv. BVR 9 september 2022, art. 10, I: 1 november 2022)] - algemene werkingssubsidie
      4. [Onderafdeling 4. Aard en wijze van subsidiëring van multisportfederaties - algemene werkingssubsidie (ing. BVR 9 september 2022, art. 19, I: 1 januari 2025)]
  3. HOOFDSTUK 3. De nadere voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring van een koepelorganisatie
  4. HOOFDSTUK 4. De nadere voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring van organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding
    1. Afdeling 1. Algemene bepaling
    2. Afdeling 2. Erkenningsvoorwaarden voor de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding
    3. Afdeling 3. Subsidiëringsvoorwaarden voor de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding
  5. HOOFDSTUK 5. Bijzondere bepalingen over de rapportering van erkende en gesubsidieerde sportorganisaties
  6. HOOFDSTUK 6. Nadere bepaling betreffende de erkennings- en subsidiëringsprocedure voor de sportorganisaties, vermeld in het decreet van 10 juni 2016
  7. HOOFDSTUK 7. Wijzigingsbepalingen
  8. HOOFDSTUK 8. Slotbepalingen

Inhoud

(01/10/2016- ...)

De Vlaamse Regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;
Gelet op het decreet van 7 mei 2004 betreffende het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid "Sport Vlaanderen", artikel 5, § 1, eerste lid, 1° en § 2, ingevoegd bij het decreet van 4 december 2015;
Gelet op het decreet van 10 juni 2016 houdende de erkenning en subsidiëring van de georganiseerde sportsector, artikel 4, eerste lid, 3°, 10°, 12°, 13°, artikel 5, 9, eerste lid, artikel 11, § 1, eerste lid, 4° en 5°, derde lid en vijfde lid, artikel 16, § 3, vijfde lid, artikel 29, eerste lid, 4°, en 6°, artikel 40, eerste lid, 6°, 8°, 10°, 11°, artikel 44, eerste lid, 4°, artikel 67, tweede lid, artikel 73, eerste lid en tweede lid, artikel 76, 1°, artikel 79, 80, 83 en 86;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2007 houdende de uitvoering van het decreet van 11 mei 2007 houdende het statuut van de sportschutter;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014 houdende uitvoering van het decreet van 20 december 2013 inzake gezond en ethisch sporten;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 4 juli 2016;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 9 juni 2016;
Gelet op de adviezen van de Sectorraad voor Sport van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, gegeven op 8 juli 2016 en op 14 juli 2016;
Gelet op advies 59.861/1/V en 59.860/1/V van de Raad van State, gegeven op 31 augustus 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport;
Na beraadslaging,
Besluit :

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 1. (01/11/2022- ...)

In dit besluit wordt verstaan onder :
1° aangesloten subsidieerbaar lid : een aangesloten lid van de uni- of multisportfederatie, dat een sporttak beoefent als vermeld in de sporttakkenlijst, opgenomen in bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd, en een aangesloten lid van de multisportfederatie, dat een sport beoefent die niet vermeld is op de sporttakkenlijst, maar waarvoor die multisportfederatie wordt gesubsidieerd conform artikel 26 van het decreet van 10 juni 2016;
2° code goed bestuur : de na te streven principes van goed bestuur in de Vlaamse sportfederaties;
3° decreet van 10 juni 2016 : het decreet van 10 juni 2016 houdende de erkenning en subsidiëring van de georganiseerde sportsector;
4° harde indicatoren goed bestuur : de indicatoren voor goed bestuur die samengesteld zijn uit een of meer criteria die binair geëvalueerd worden met het oog op het toekennen van een score, opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd;
5° minister : De Vlaamse minister, bevoegd voor de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven;
6° multisportfederatie: de sportfederatie, als vermeld in artikel 26 van het decreet van 10 juni 2016;
7° multisportjeugdlid: het aangesloten lid van de multisportfederatie dat jonger is dan achttien jaar en deelneemt aan minstens drie verschillende sporttakken of sporten als vermeld in artikel 26, tweede lid, van het decreet van 10 juni 2016, binnen dezelfde sportclub.
 

HOOFDSTUK 2. Nadere voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring van sportfederaties (... - ...)

Afdeling 1. Erkenningsvoorwaarden voor de sportfederaties (... - ...)

Artikel 2. (01/10/2016- ...)

Om in aanmerking te komen voor erkenning, beschikt de sportfederatie over een ledenbestand als vermeld in artikel 4, eerste lid, 3°, van het decreet van 10 juni 2016, dat op elektronische wijze wordt bijgehouden en dat minimaal de gegevens bevat over haar aangesloten sportclubs en over haar leden, vermeld in het model, opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd. Het ledenbestand moet permanent geactualiseerd worden.

Artikel 3. (01/11/2022- ...)

Om in aanmerking te komen voor erkenning, moet de sportfederatie conform artikel 4, eerste lid, 10°, van het decreet van 10 juni 2016 op zelfstandige wijze de financiën beheren en een eigen onafhankelijk beleid voeren op organisatorisch, financieel, communicatief en beleidsmatig vlak, en een eigen onafhankelijk sport- en personeelsbeleid voeren.

De sportfederaties beantwoorden minstens aan de volgende aspecten van zelfstandigheid en onafhankelijkheid als vermeld in het eerste lid, als ze :
1° over een eigen secretariaat beschikken dat duidelijk kan worden onderscheiden van elke andere vereniging. Administratieve samenwerking met derden wordt hierdoor niet uitgesloten;
2° een eigen beleid en activiteitenprogramma bepalen en uitvoeren;
3° over een eigen post- of bankrekening beschikken en zelfstandig sponsorinkomsten of andere inkomsten kunnen innen;
4° een eigen communicatiebeleid voeren;
5° zelfstandig kunnen beslissen over de sportieve reglementen, het sportief programma en het sportief beleid inzake ontwikkelingslijnen;
6° een onafhankelijk beleid voor de aanwerving, de evaluatie en de verloning van haar personeelsleden voeren.

Artikel 4. (01/11/2022- ...)

§ 1. Om in aanmerking te komen voor erkenning, sluit de sportfederatie een verzekering af ter dekking van de risico's lichamelijke ongevallen en burgerlijke aansprakelijkheid als vermeld in artikel 4, eerste lid, 12°, 13° en 13°/1, van het decreet van 10 juni 2016. De verzekering geldt zowel voor het binnenland als voor het buitenland. De verzekering wordt voor de aangesloten leden afgesloten ter dekking van de activiteiten die de sportfederatie en haar sportclubs organiseren. De verzekering wordt voor de anders georganiseerde sporters afgesloten om de activiteiten te dekken die de sportfederatie organiseert in het kader van haar anders georganiseerd sportaanbod. Voor niet-leden wordt de verzekering afgesloten ter dekking van de risico's bij deelname aan sportpromotionele acties die de sportfederatie en haar sportclubs organiseren.

De betreffende sportfederaties kunnen voor hun aangesloten leden die G-sport beoefenen in verschillende erkende Vlaamse sportfederaties, een gemeenschappelijke verzekeringspolis afsluiten tot dekking van de risico's, vermeld in dit artikel.

§ 2. Als de activiteiten door de sportfederatie of door de aangesloten sportclubs georganiseerd worden in het raam van federatie of clubactiviteiten, zijn de volgende activiteiten in de verzekering begrepen : kampioenschappen, competities, vriendschappelijke en andere wedstrijden, toernooien, trainingen, demonstraties, verplaatsingen, reizen inclusief verblijf en andere activiteiten zoals feestmalen, vergaderingen of spelen die voor de aangesloten leden en de niet-leden bij sportpromotionele acties georganiseerd worden. Ook schade ingevolge het gebruik van materiaal of schade die veroorzaakt is door het materiaal, moet worden verzekerd. De waarborg geldt ook voor aangesloten leden die actief meewerken aan de organisatie door de sportfederatie of door de bij haar aangesloten sportclubs van allerlei niet-sportieve activiteiten waarbij het publiek betrokken wordt.

Als de activiteiten door de sportfederatie georganiseerd worden in het raam van federatie activiteiten die voor de anders georganiseerde sporters georganiseerd worden, zijn de volgende activiteiten in de verzekering begrepen: kampioenschappen, competities, vriendschappelijke en andere wedstrijden, toernooien, trainingen, demonstraties, verplaatsingen, reizen inclusief verblijf en andere activiteiten zoals feestmalen, vergaderingen of spelen. Ook schade door het gebruik van materiaal of schade die veroorzaakt is door het materiaal, moet worden verzekerd.

§ 3. Alleen voor aangesloten leden moet het risico lichamelijke ongevallen verzekerd worden voor ongevallen die zich voordoen op de weg van huis naar de activiteiten en terug.

§ 4. De minimale voorwaarden waaraan de verzekeringen voor lichamelijke ongevallen en burgerlijke aansprakelijkheid moeten voldoen, zijn opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.

Artikel 5. (01/11/2022- ...)

Om conform artikel 4, eerste lid, 15°, van het decreet van 10 juni 2016 in aanmerking te komen voor erkenning, voegt de sportfederatie het beleidsplan bij haar erkenningsaanvraag die ze indient bij het agentschap Sport Vlaanderen conform artikel 65 van het decreet van 10 juni 2016, uiterlijk op 10 september van het jaar dat voorafgaat aan de erkenning. Om conform artikel 4, eerste lid, 15°, van het decreet van 10 juni 2016 erkend te blijven, legt de sportfederatie het beleidsplan voor aan het agentschap Sport Vlaanderen conform artikel 65 van het voormelde decreet, uiterlijk op 10 september van het jaar dat voorafgaat aan een nieuwe olympiade.

Als het tussentijds werd bijgestuurd, bezorgt de erkende sportfederatie aan het agentschap Sport Vlaanderen een geactualiseerd beleidsplan overeenkomstig artikel 5 van het decreet van 10 juni 2016.

Artikel 5/1. (01/11/2022- ...)

Om in aanmerking te komen voor erkenning, voert de sportfederatie een integriteitsbeleid uit als vermeld in artikel 4, eerste lid, 17°, van het decreet van 10 juni 2016. In het kader van haar integriteitsbeleid neemt de sportfederatie al de volgende maatregelen:
1°    maatregelen om het kwaliteitsbeleid, preventiebeleid en reactiebeleid op het vlak van de fysieke, psychische en seksuele integriteit van personen te verbeteren;
2°    maatregelen om risico’s op grensoverschrijdend gedrag te verkleinen;
3°    maatregelen om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen en incidenten correct af te handelen.

De sportfederatie neemt daartoe de volgende concrete maatregelen, die ze implementeert en stimuleert in haar werking:

beschikken over een handelingsprotocol zodat een duidelijk stappenplan en procedure beschikbaar zijn bij meldingen, vermoedens of vaststellingen van grensoverschrijdend gedrag;
organiseren van een aanspreekpunt integriteit, door:
a)    een of meer personen of een organisatie aan te stellen als aanspreekpunt en voor de eerste opvang bij meldingen, vermoedens of vaststellingen van grensoverschrijdend gedrag. Het aanspreekpunt integriteit handelt bij meldingen, vermoedens of vaststellingen volgens het handelingsprotocol van de sportfederatie en registreert die meldingen, vermoedens of vaststellingen. De sportfederatie kan het aanspreekpunt integriteit betrekken voor advies en hulp voor de andere aspecten van het integriteitsbeleid;
b)    het aanspreekpunt integriteit te ondersteunen om de functie optimaal uit te voeren. De sportfederatie voorziet in een duidelijk mandaat van het aanspreekpunt integriteit, dat het onafhankelijk handelen van het aanspreekpunt integriteit bevat. Dat mandaat is gevat in een document;
c)    het aanspreekpunt integriteit bij de sporters, sportbegeleiders en andere belanghebbenden op een laagdrempelige manier bekend te maken. Daarbij is het aanspreekpunt integriteit te contacteren via kanalen die los staan van de communicatiekanalen van de sportfederatie;
d)    de werking van het aanspreekpunt integriteit te evalueren;
   een of meer gedragscodes hanteren op het niveau van de sportfederatie, afhankelijk van de context.

De sportfederatie rapporteert in het werkingsverslag, vermeld in artikel 73 van het decreet van 10 juni 2016, over haar integriteitsbeleid, vermeld in het eerste lid.

Afdeling 2. Subsidiëring van de erkende sportfederaties (... - ...)

Onderafdeling 1. Algemene subsidiëringsvoorwaarden (... - ...)

Artikel 6. (01/10/2016- ...)

Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidiëring, biedt de erkende sportfederatie, overeenkomstig artikel 9, eerste lid, van het decreet van 10 juni 2016, een sporttak aan als vermeld in de sporttakkenlijst, die als bijlage 3 bij dit besluit is gevoegd.

Onderafdeling 2. De nadere voorwaarden voor een algemene werkingssubsidie als vermeld in artikel 9, derde lid, 1°, van het decreet van 10 juni 2016 (... - ...)

Artikel 7. (01/11/2022- ...)

Ter uitvoering van artikel 11, § 1, eerste lid, 3°, en vierde lid, van het decreet van 10 juni 2016 komt de sportfederatie, om in aanmerking te komen voor een algemene werkingssubsidie, de volgende verplichtingen na met betrekking tot de regelmaat van de aangeboden sportactiviteiten :
1° ze biedt per werkingsjaar de volgende activiteiten via de sportclubs aan :
a) voor de unisportfederaties van categorie A en B, met uitzondering van het G-sportaanbod, vermeld in punt b) : activiteiten waarbij de aangesloten leden wekelijks gedurende minstens dertig weken of gedurende het volledige officiële sportseizoen de sporttak kunnen beoefenen;
b) voor de unisportfederatie van de categorie G-sport, voor het G-sportaanbod van multisportfederaties en voor het G-sportaanbod van unisportfederaties van categorie A en B : G-sport activiteiten, waarbij de aangesloten leden G-sport tweewekelijks gedurende minstens dertig weken of gedurende het volledige officiële sportseizoen G-sport kunnen beoefenen;
c) voor de multisportfederaties, met uitzondering van het G-sportaanbod, vermeld in punt b) : activiteiten waarbij de aangesloten leden wekelijks gedurende minstens dertig weken of gedurende het volledige officiële sportseizoen een of meer sporttakken of sporten kunnen beoefenen;
2° ze inventariseert het sportaanbod van de sportclubs en bezorgt het aan het agentschap Sport Vlaanderen. Het agentschap Sport Vlaanderen kan de gegevens steekproefsgewijs controleren bij de aangesloten leden en sportclubs.

Artikel 7/1. (01/11/2022- ...)

§ 1. Om in aanmerking te komen voor een algemene werkingssubsidie, voert de sportfederatie een uitgebreid integriteitsbeleid uit als vermeld in artikel 11, § 1, eerste lid, 3° /1, van het decreet van 10 juni 2016. De sportfederatie neemt minstens de volgende maatregelen, die ze implementeert en stimuleert in haar werking:
1° een adviesorgaan voorzien dat het integriteitsbeleid van de sportfederatie evalueert en de sportfederatie erover adviseert;
2° beschikken over een onafhankelijk tuchtrechtelijk systeem, specifiek voor grensoverschrijdend gedrag, door:
    in het tuchtreglement van de sportfederatie een rubriek over grensoverschrijdend gedrag op te nemen;
    te beschikken over een onafhankelijk tuchtrechtelijk orgaan dat beschermend en sanctionerend kan optreden of door te verwijzen naar een onafhankelijk tuchtrechtelijk orgaan dat beschermend en sanctionerend kan optreden;
3° voor haar sportclubs, sporters en andere belanghebbenden:
a)    preventie, vorming en sensibilisering organiseren;
b)    via haar sportclubondersteuning een integriteitsbeleid op clubniveau voeren door in haar sportclubs minstens het werken met laagdrempelige aanspreekpersonen, gedragscodes en een handelingsprotocol te stimuleren.

De sportfederatie rapporteert in het werkingsverslag, vermeld in artikel 73 van het decreet van 10 juni 2016, over haar integriteitsbeleid, vermeld in het eerste lid.

§ 2. ...

Artikel 8. (01/10/2016- ...)

Om in aanmerking te komen voor een algemene werkingssubsidie, beschikt de sportfederatie over een ledenbestand als vermeld in artikel 11, § 1, eerste lid, 4°, van het decreet van 10 juni 2016, dat op elektronische wijze wordt bijgehouden en dat minimaal de gegevens bevat over de aangesloten sportclubs en over haar leden, vermeld in het model, opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd. Het ledenbestand moet permanent geactualiseerd worden.

Artikel 9. (01/11/2022- ...)

§ 1. Om in aanmerking te komen voor een algemene werkingssubsidie, voert de sportfederatie een boekhouding als vermeld in artikel 11, § 1, eerste lid, 5°, van het decreet van 10 juni 2016, rekening houdend met de aard en de omvang van haar werking.

§ 2. Elke boekhouding wordt met een stelsel van algemene en analytische rekeningen gevoerd, met inachtneming van de regels van het dubbelboekhouden.

Als de sportfederatie gesubsidieerd wordt voor een of meer beleidsfocussen, neemt ze de subsidieerbare kosten voor de betreffende projecten binnen de beleidsfocussen op in haar stelsel van algemene rekeningen. De multisportfederatie neemt de subsidieerbare kosten voor de basisopdracht, vermeld in artikel 27, §1, eerste lid, 4°, van het decreet van 10 juni 2016, op in haar stelsel van algemene rekeningen.

Met een stelsel van analytische rekeningen volgt de sportfederatie de uitvoering van haar beleid financieel op en wijst ze de gegenereerde kosten en opbrengsten toe aan het geheel van de basisopdrachten en, in voorkomend geval, aan de projecten binnen de beleidsfocussen waarvoor ze gesubsidieerd wordt.

In afwijking van het derde lid wijst de multisportfederatie voor de basisopdracht, vermeld in artikel 27, §1, eerste lid, 4°, van het decreet van 10 juni 2016, de gegenereerde kosten en opbrengsten toe aan die basisopdracht.

§ 3. Het boekjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december.

§ 4. De boekhoudkundige verantwoordingsstukken worden bewaard op het secretariaat van de sportfederatie, of bij de organisatie die de boekhouding voert voor de sportfederatie en waarvan voorafgaandelijk de identiteit en het adres aan het agentschap Sport Vlaanderen worden meegedeeld. De boekhoudkundige verantwoordingsstukken moeten beschikbaar gehouden worden voor een eventuele controle in aanwezigheid van de persoon die financieel verantwoordelijk is voor de boekhouding van de sportfederatie.

Artikel 10. (01/11/2022- ...)

Ter uitvoering van artikel 11, §1, zevende lid, van het decreet van 10 juni 2016, mag de sportfederatie om te beantwoorden aan de voorwaarde, vermeld in artikel 11, §1, eerste lid, 9°, van het voormelde decreet, één voltijds equivalent in dienst hebben dat niet over de vereiste diploma’s beschikt, maar het sporttechnisch beleid coördineert op voorwaarde dat de sportfederatie over de goedkeuring van het agentschap Sport Vlaanderen beschikt. Daarbij wordt rekening gehouden met kennis en ervaring inzake sportief en sporttechnisch beleid en op managementgerelateerd, organisatorisch en sportclubondersteunend vlak.

Onderafdeling 3. Aard en wijze van subsidiëring van [unisportfederaties (verv. BVR 9 september 2022, art. 10, I: 1 november 2022)] - algemene werkingssubsidie (... - ...)

Artikel 11. (01/11/2022- ...)

Ter uitvoering van artikel 16, § 3, achtste lid, van het decreet van 10 juni 2016 wordt voor de unisportfederaties het aandeel van de drie kwaliteitsprincipes in de subsidie, die toegekend wordt op basis van een korf van kwaliteitsprincipes als vermeld in artikel 16, § 3, eerste lid, van het decreet van 10 juni 2016, als volgt bepaald :
1° voor het kwaliteitsprincipe draagvlak van de sportfederatie : minimaal 35 % van het totale budget voor de subsidie, die toegekend wordt op basis van een korf van kwaliteitsprincipes;
2° voor het kwaliteitsprincipe kwaliteit van het aanbod van de sportfederatie : minimaal 45 % van het totale budget voor de subsidie, die toegekend wordt op basis van een korf van kwaliteitsprincipes;
3° voor het kwaliteitsprincipe goed bestuur van de sportfederatie : maximaal 20 % van het totale budget voor de subsidie, die toegekend wordt op basis van een korf van kwaliteitsprincipes.

Artikel 12. (01/11/2022- ...)

Het aandeel voor het kwaliteitsprincipe draagvlak van de sportfederatie binnen de korf, vermeld in artikel 11, 1°, wordt voor de helft verdeeld op basis van de indicator aantal aangesloten subsidieerbare leden van het werkingsjaar x – 2 van de unisportfederatie en voor de helft op basis van de indicator aantal personeelsleden van het werkingsjaar x – 2 van de unisportfederatie.

Het aandeel voor de indicator aantal aangesloten subsidieerbare leden wordt verdeeld onder de gesubsidieerde unisportfederaties op basis van de verhouding van de derdemachtswortel van het aantal bij de unisportfederatie aangesloten subsidieerbare leden van het werkingsjaar x – 2 tot de som van de derdemachtswortels van het respectievelijke aantal aangesloten subsidieerbare leden van het werkingsjaar x – 2 van elke gesubsidieerde unisportfederatie afzonderlijk.

Het aandeel voor de indicator aantal personeelsleden wordt verdeeld onder de gesubsidieerde unisportfederaties op basis van het relatieve aandeel van de unisportfederatie in het totale aantal personeelsleden van alle gesubsidieerde unisportfederaties van het werkingsjaar x – 2. Het aantal personeelsleden wordt uitgedrukt in voltijdse equivalenten. Naast het de voltijdse equivalenten, vermeld in artikel 11, § 1, eerste lid, 9°, a), van het decreet van 10 juni 2016, betreft het de personeelsleden van de unisportfederatie voor wie de loonkosten niet elders gesubsidieerd worden. Personeelsleden met de functie van occasionele sportlesgever of van sportbeoefenaar komen niet in aanmerking voor de berekening van de indicator aantal personeelsleden. Personeelsleden die gedeeld worden in het kader van rationalisatieprojecten met een andere erkende of gesubsidieerde Vlaamse sportfederatie of met een andere sportorganisatie die door de Vlaamse overheid gesubsidieerd wordt, worden in rekening gebracht bij de sportfederatie waar ze actief zijn en voor het aandeel waarvoor de sportfederatie in kwestie instaat voor de loonkosten.

Artikel 13. (01/11/2022- ...)

§1. Het aandeel voor het kwaliteitsprincipe kwaliteit van het aanbod van de sportfederatie binnen de korf, vermeld in artikel 11, 2°, wordt toegekend op basis van een vast bedrag van 25.000 euro (vijfentwintigduizend euro) per unisportfederatie en op basis van de volgende indicatoren:
1°    het aantal sportgekwalificeerde trainers in het werkingsjaar x - 2 die actief zijn als sporttechnisch begeleider in de sporttak in kwestie of in het domein van brede motorische ontwikkeling in de sportclubs die aangesloten zijn bij de unisportfederatie;
2°    het aantal leden van de unisportfederatie die in het werkingsjaar x - 2 een nieuwe sportkwalificatie verworven hebben door een kaderopleiding binnen de VTS te volgen of een opleiding die daarmee gelijkgesteld is via inschaling door de VTS. De nieuwe sportkwalificatie is verworven in een sporttak die de unisportfederatie via haar sportclubs in het werkingsjaar x - 2 aangeboden heeft of in het domein van brede motorische ontwikkeling die de unisportfederatie via haar sportclubs in het werkingsjaar x - 2 aangeboden heeft.

Het aandeel voor het kwaliteitsprincipe kwaliteit van het aanbod van de sportfederatie binnen de korf, vermeld in artikel 11, 2°, wordt als volgt verdeeld: in eerste instantie wordt aan elke unisportfederatie het vaste bedrag van 25.000 euro (vijfentwintigduizend euro) toegekend, vermeld in het eerste lid. Het restbedrag wordt voor 90% verdeeld op basis van de indicator, vermeld in het eerste lid, 1°, en voor 10% op basis van de indicator, vermeld in het eerste lid, 2°.

Binnen de perken van de begroting wordt het vaste bedrag, vermeld in het eerste lid, jaarlijks aangepast aan de evolutie van de afgevlakte gezondheidsindex conform artikel 3 van het decreet van 10 juni 2016.

§2. Om het aantal sportgekwalificeerde trainers, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, te berekenen, wordt aan het kwalificatieniveau van de betrokken personen een wegingsfactor gekoppeld. De minister bepaalt de wegingsfactor die gekoppeld is aan een bepaald kwalificatieniveau. Die wegingsfactor wordt toegekend aan sportkwalificaties die verworven zijn binnen de VTS of binnen opleidingen die daarmee gelijkgesteld zijn door de VTS, of aan het diploma bachelor Lichamelijke Opvoeding of master in de Sport- en de Bewegingswetenschappen of master in de Lichamelijke Opvoeding.

Om het aantal leden die in het werkingsjaar x - 2 een nieuwe sportkwalificatie verworven hebben, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, te berekenen, wordt aan het kwalificatieniveau van de betrokken personen een wegingsfactor gekoppeld. De minister bepaalt de wegingsfactor die gekoppeld is aan een bepaald kwalificatieniveau. Die wegingsfactor wordt toegekend aan sportkwalificaties die verworven zijn binnen de VTS of sportkwalificaties die daarmee gelijkgesteld zijn via inschaling door de VTS.

De minister bepaalt de wegingsfactoren, vermeld in het eerste en het tweede lid,  na advies van de stuurgroep van de Vlaamse Trainersschool, vermeld in artikel 9 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid “Sport Vlaanderen”.

Om de wegingsfactor per kwalificatieniveau, vermeld in het eerste en het tweede lid, te bepalen worden de volgende beginselen toegepast: 
1°    de wegingsfactor is afhankelijk van het type opleiding, het niveau van de opleiding, de duurtijd van de opleiding en de competenties die bijkomend verworven zijn door het volgen van de opleiding. De basisopleiding tot initiator, en zijn equivalent op het vlak van niveau of opleidingsduur, krijgt een wegingsfactor van 1 toegekend; 
2°    participatiegerichte opleidingen en prestatiegerichte opleidingen worden evenwaardig gewogen; 
3°    een wegingsfactor kan beperkt in de tijd worden toegepast voor opleidingen die een laagdrempelige opstap naar een opleiding met volwaardige kwalificatie als doelstelling hebben.    

Om de wegingsfactor per kwalificatieniveau, vermeld in het eerste lid, te bepalen gelden bijkomend de volgende beginselen:
1°    het diploma bachelor Lichamelijke Opvoeding en master in de Sport- en de Bewegingswetenschappen of masters in de Lichamelijke Opvoeding krijgen een wegingsfactor toegekend van minstens 1;
2°     bachelors Lichamelijke Opvoeding en masters in de Sport- en de Bewegingswetenschappen of master in de Lichamelijke Opvoeding die bijkomend een sportkwalificatie verworven hebben door het volgen van een opleiding binnen de VTS of een opleiding die daarmee gelijkgesteld is via inschaling door de VTS, krijgen een hogere wegingsfactor toegekend dan deze vermeld in punt 1°. 

§3. Het aandeel voor de indicator, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, wordt verdeeld onder de gesubsidieerde unisportfederaties op basis van het aantal sportgekwalificeerde clubtrainers, vermenigvuldigd met een wegingsfactor afhankelijk van hun sportkwalificatie, vermeld in paragraaf 2, eerste lid.

Aan elke unisportfederatie wordt voor de indicator, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, een vast bedrag van 150 euro toegekend per eenheid van gewogen sportgekwalificeerde clubtrainer, tot de verhouding van twintig eenheden van gewogen sportgekwalificeerde clubtrainers per duizend aangesloten subsidieerbare leden binnen de unisportfederatie bereikt is. Met het resterende budget wordt voor het aantal eenheden van gewogen sportgekwalificeerde clubtrainers boven de verhouding van twintig eenheden van gewogen sportgekwalificeerde clubtrainers per duizend aangesloten subsidieerbare leden aanvullend een variabel bedrag per eenheid van gewogen sportgekwalificeerde clubtrainer toegekend, tot het plafond van tachtig eenheden van gewogen sportgekwalificeerde clubtrainers per duizend aangesloten subsidieerbare leden bereikt is. Het variabele bedrag per eenheid kan nooit meer bedragen dan het vaste bedrag per eenheid. De subsidie op basis van het variabele bedrag kan per unisportfederatie nooit meer dan 150.000 euro (honderdvijftigduizend euro) bedragen.

Binnen de perken van de begroting worden de bedragen, vermeld in het tweede lid, jaarlijks aangepast aan de evolutie van de afgevlakte gezondheidsindex conform artikel 3 van het decreet van 10 juni 2016.

§4. Het aandeel voor de indicator, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, wordt verdeeld onder de gesubsidieerde unisportfederaties op basis van het aantal leden die in het werkingsjaar x - 2 een nieuwe sportkwalificatie verworven hebben door een kaderopleiding binnen de VTS te volgen of een opleiding die daarmee gelijkgesteld is via inschaling door de VTS, vermenigvuldigd met een wegingsfactor afhankelijk van hun verworven sportkwalificatie, vermeld in paragraaf 2, tweede lid.

Aan elke unisportfederatie wordt voor de indicator, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, een vast bedrag van 325 euro toegekend per eenheid van de gewogen leden, tot de verhouding van één gewogen lid per duizend aangesloten subsidieerbare leden binnen de unisportfederatie bereikt is. Met het resterende budget wordt voor het aantal eenheden van dergelijke gewogen leden boven de verhouding van één gewogen lid per duizend aangesloten subsidieerbare leden aanvullend een variabel bedrag per eenheid van een dergelijk gewogen lid toegekend. Het variabele bedrag per eenheid kan nooit meer bedragen dan het vaste bedrag per eenheid. De subsidie op basis van het variabele bedrag kan per unisportfederatie nooit meer dan 15.000 euro (vijftienduizend euro) bedragen.

Binnen de perken van de begroting worden de bedragen, vermeld in het tweede lid, jaarlijks aangepast aan de evolutie van de afgevlakte gezondheidsindex conform artikel 3 van het decreet van 10 juni 2016.

Artikel 14. (01/11/2022- ...)

Het aandeel voor het kwaliteitsprincipe goed bestuur van de sportfederatie binnen de korf, vermeld in artikel 11, 3°, wordt verdeeld op basis van de harde indicatoren goed bestuur.

Artikel 15. (01/11/2022- ...)

De indicatoren op basis waarvan het beschikbare budget voor het kwaliteitsprincipe goed bestuur van de unisportfederatie wordt toegekend, passen in de volgende drie dimensies van goed bestuur :
1° transparantie;
2° democratie;
3° interne verantwoording en controle.

In het eerste lid, 1°, wordt verstaan onder de dimensie transparantie : de mate van openheid in het overbrengen van informatie. Een transparante werking biedt externe actoren de mogelijkheid om toezicht te houden op de interne werking van de organisatie.

In het eerste lid, 2°, wordt verstaan onder de dimensie democratie : de interne regels en normen die inherent zijn aan democratische grondbeginselen. Democratie houdt in dat diegenen die het voorwerp van beleid vormen, in die beleidsprocessen participeren. Deze dimensie omvat ook het opnemen van sociale verantwoordelijkheid ten opzichte van interne en externe belanghebbenden.

In het eerste lid, 3°, wordt verstaan onder de dimensie interne verantwoording en controle : het voorkomen van machtsconcentratie en het waarborgen dat een besluitvorming robuust is en vrij van ongewenste beïnvloeding. Daarnaast zorgen interne verantwoording en controle ervoor dat geen enkele bestuurder en geen enkel departement de absolute controle heeft over beslissingen en dat er duidelijk toegewezen bevoegdheden zijn.

Artikel 16. (01/11/2022- ...)

§ 1. Het budget voor de harde indicatoren goed bestuur wordt in eerste instantie verdeeld onder de gesubsidieerde unisportfederaties op basis van de verhouding van de derdemachtswortel van het aantal bij de unisportfederatie aangesloten subsidieerbare leden van het werkingsjaar x – 2 tot de som van de derdemachtswortels van het respectievelijke aantal aangesloten subsidieerbare leden van elke gesubsidieerde unisportfederatie afzonderlijk. Het op die wijze berekende basisbedrag per unisportfederatie wordt dan naar rato van de door de unisportfederatie in kwestie behaalde score op de harde indicatoren goed bestuur uitgekeerd als subsidie.

Voor de berekening van de score op de harde indicatoren goed bestuur heeft elke indicator dezelfde waarde en zijn eventuele deelindicatoren van een bepaalde indicator gelijkwaardig.

§ 2. De resterende middelen van het budget voor de harde indicatoren goed bestuur worden vervolgens opnieuw verdeeld over alle gesubsidieerde unisportfederaties op basis van de methodiek, vermeld in paragraaf 1.

Artikel 17. (01/11/2022- ...)

...

Artikel 18. (01/11/2022- ...)

Het agentschap Sport Vlaanderen voert jaarlijks een controle uit om de score op de harde indicatoren goed bestuur, vermeld in artikel 16, §1, eerste lid, te bepalen. De unisportfederatie houdt de informatie van de harde indicatoren ter beschikking met het oog op de controle door Sport Vlaanderen.

[Onderafdeling 4. Aard en wijze van subsidiëring van multisportfederaties - algemene werkingssubsidie (ing. BVR 9 september 2022, art. 19, I: 1 januari 2025)] (... - ...)

Artikel 18/1.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2025- ...)

Ter uitvoering van artikel 16, §3, achtste lid, van het decreet van 10 juni 2016 wordt voor de multisportfederaties het aandeel van de vier kwaliteitsprincipes in de subsidie, die toegekend wordt op basis van een korf van kwaliteitsprincipes als vermeld in artikel 16, §3, eerste lid, van het voormelde decreet, als volgt bepaald:

voor het kwaliteitsprincipe draagvlak van de sportfederatie: maximaal 30% van het totale budget voor de subsidie, die toegekend wordt op basis van een korf van kwaliteitsprincipes;
voor het kwaliteitsprincipe kwaliteit van het aanbod van de sportfederatie: minimaal 25% van het totale budget voor de subsidie, die toegekend wordt op basis van een korf van kwaliteitsprincipes;
voor het kwaliteitsprincipe goed bestuur van de sportfederatie: maximaal 10% van het totale budget voor de subsidie, die toegekend wordt op basis van een korf van kwaliteitsprincipes;
voor het kwaliteitsprincipe kwaliteit van het aanbod voor de anders georganiseerde sporters, de ongebonden sporters of de niet-sporters: minimaal 35% van het totale budget voor de subsidie, die toegekend wordt op basis van een korf van kwaliteitsprincipes.

Artikel 18/2.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2025- ...)

Het aandeel voor het kwaliteitsprincipe draagvlak van de sportfederatie binnen de korf, vermeld in artikel 18/1, 1°, wordt voor de helft verdeeld op basis van de indicator aantal aangesloten subsidieerbare leden van het werkingsjaar x - 2 van de multisportfederatie en voor de helft op basis van de indicator aantal personeelsleden van het werkingsjaar x - 2 van de multisportfederatie.

Het aandeel voor de indicator aantal aangesloten subsidieerbare leden wordt verdeeld onder de gesubsidieerde multisportfederaties op basis van de verhouding van de derdemachtswortel van het gewogen aantal bij de multisportfederatie aangesloten subsidieerbare leden van het werkingsjaar x - 2 tot de som van de derdemachtswortels van het respectievelijke gewogen aantal aangesloten subsidieerbare leden van het werkingsjaar x - 2 van elke gesubsidieerde multisportfederatie afzonderlijk.

Om het gewogen aantal subsidieerbare leden, vermeld in het tweede lid, te berekenen, worden de volgende wegingsfactoren toegepast:

subsidieerbare leden van de multisportfederatie

wegingsfactor

die een sporttak beoefenen die wordt aangeboden door een unisportfederatie

1,0

die een sporttak beoefenen die niet wordt aangeboden door een unisportfederatie

1,5

die een sport beoefenen, vermeld in artikel 26, tweede lid, van het decreet van 10 juni 2016

1,5

multisportjeugdleden

2


Het aandeel voor de indicator aantal personeelsleden wordt verdeeld onder de gesubsidieerde multisportfederaties op basis van het relatieve aandeel van de multisportfederatie in het totale aantal personeelsleden van alle gesubsidieerde multisportfederaties van het werkingsjaar x - 2. Het aantal personeelsleden wordt uitgedrukt in voltijdse equivalenten. Naast de voltijdse equivalenten, vermeld in artikel 11, §1, eerste lid, 9°, b), van het decreet van 10 juni 2016, betreft het de personeelsleden van de multisportfederatie voor wie de loonkosten niet elders gesubsidieerd worden. Personeelsleden met de functie van occasionele sportlesgever of van sportbeoefenaar komen niet in aanmerking voor de berekening van de indicator aantal personeelsleden. Personeelsleden die gedeeld worden in het kader van rationalisatieprojecten met een andere erkende of gesubsidieerde Vlaamse sportfederatie of met een andere sportorganisatie die door de Vlaamse overheid gesubsidieerd wordt, worden in rekening gebracht bij de sportfederatie waar ze actief zijn en voor het aandeel waarvoor de sportfederatie in kwestie instaat voor de loonkosten.

Artikel 18/3.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2025- ...)

§1. Het aandeel voor het kwaliteitsprincipe kwaliteit van het aanbod van de sportfederatie binnen de korf, vermeld in artikel 18/1, 2°, wordt toegekend op basis van de volgende indicatoren:
1°    het aantal sportgekwalificeerde trainers in het werkingsjaar x - 2 die actief zijn als sporttechnisch begeleider in de sporttak of sport in kwestie of in het domein van brede motorische ontwikkeling in de sportclubs die aangesloten zijn bij de multisportfederatie;
2°    het aantal leden van de multisportfederatie die in het werkingsjaar x - 2 een nieuwe sportkwalificatie verworven hebben door een kaderopleiding binnen de VTS te volgen of een opleiding die daarmee gelijkgesteld is via inschaling door de VTS. De nieuwe sportkwalificatie is verworven in een sporttak of sport die de multisportfederatie via haar sportclubs in het werkingsjaar x - 2 aangeboden heeft of in het domein van brede motorische ontwikkeling die de multisportfederatie via haar sportclubs in het werkingsjaar x - 2 aangeboden heeft.

Het aandeel voor het kwaliteitsprincipe kwaliteit van het aanbod van de sportfederatie binnen de korf, vermeld in artikel 18/1, 2°, wordt voor 80% verdeeld op basis van de indicator, vermeld in het eerste lid, 1°, en voor 20% op basis van de indicator, vermeld in het eerste lid, 2°.

§2. Om het aantal sportgekwalificeerde trainers, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, te berekenen, wordt aan het kwalificatieniveau van de betrokken personen een wegingsfactor gekoppeld. De minister bepaalt de wegingsfactor die gekoppeld is aan een bepaald kwalificatieniveau. Die wegingsfactor wordt toegekend aan sportkwalificaties die verworven zijn binnen de VTS of binnen opleidingen die daarmee gelijkgesteld zijn door de VTS, of aan het diploma bachelor Lichamelijke Opvoeding of master in de Sport- en de Bewegingswetenschappen of master in de Lichamelijke Opvoeding.

Om het aantal leden die in het werkingsjaar x - 2 een nieuwe sportkwalificatie verworven hebben, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, te berekenen, wordt aan het kwalificatieniveau van de betrokken personen een wegingsfactor gekoppeld. De minister bepaalt de wegingsfactor die gekoppeld is aan een bepaald kwalificatieniveau. Die wegingsfactor wordt toegekend aan sportkwalificaties die verworven zijn binnen de VTS of sportkwalificaties die daarmee gelijkgesteld zijn via inschaling door de VTS.

De minister bepaalt de wegingsfactoren, vermeld in het eerste en het tweede lid,  na advies van de stuurgroep van de Vlaamse Trainersschool, vermeld in artikel 9 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid “Sport Vlaanderen”.

Om de wegingsfactor per kwalificatieniveau, vermeld in het eerste en het tweede lid, te bepalen worden de volgende beginselen toegepast: 
1°    de wegingsfactor is afhankelijk van het type opleiding, het niveau van de opleiding, de duurtijd van de opleiding en de competenties die bijkomend verworven zijn door het volgen van de opleiding. De basisopleiding tot initiator, en zijn equivalent op het vlak van niveau of opleidingsduur, krijgt een wegingsfactor van 1 toegekend; 
2°    participatiegerichte opleidingen en prestatiegerichte opleidingen worden evenwaardig gewogen; 
3°    een wegingsfactor kan beperkt in de tijd worden toegepast voor opleidingen die een laagdrempelige opstap naar een opleiding met volwaardige kwalificatie als doelstelling hebben.    

Om de wegingsfactor per kwalificatieniveau, vermeld in het eerste lid, te bepalen gelden bijkomend de volgende beginselen:
1°    het diploma bachelor Lichamelijke Opvoeding en master in de Sport- en de Bewegingswetenschappen of master in de Lichamelijke Opvoeding krijgen een wegingsfactor toegekend van minstens 1;
2°     bachelors Lichamelijke Opvoeding en masters in de Sport- en de Bewegingswetenschappen of masters in de Lichamelijke Opvoeding die bijkomend een sportkwalificatie verworven hebben door het volgen van een opleiding binnen de VTS of een opleiding die daarmee gelijkgesteld is via inschaling door de VTS, krijgen een hogere wegingsfactor toegekend dan deze vermeld in punt 1°. 

§3. Het aandeel voor de indicator, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, wordt verdeeld onder de gesubsidieerde multisportfederaties op basis van het aantal sportgekwalificeerde clubtrainers, vermenigvuldigd met een wegingsfactor afhankelijk van hun sportkwalificatie, vermeld in paragraaf 2, eerste lid.

Aan elke multisportfederatie wordt voor de indicator, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, een vast bedrag van 150 euro toegekend per eenheid van gewogen sportgekwalificeerde clubtrainer, tot de verhouding van twintig eenheden van gewogen sportgekwalificeerde clubtrainers per duizend aangesloten subsidieerbare leden binnen de multisportfederatie bereikt is. Met het resterende budget wordt voor het aantal eenheden van gewogen sportgekwalificeerde clubtrainers boven de verhouding van twintig eenheden van gewogen sportgekwalificeerde clubtrainers per duizend aangesloten subsidieerbare leden aanvullend een variabel bedrag per eenheid van gewogen sportgekwalificeerde clubtrainer toegekend, tot het plafond van tachtig eenheden van gewogen sportgekwalificeerde clubtrainers per duizend aangesloten subsidieerbare leden bereikt is. Het variabele bedrag per eenheid kan nooit meer bedragen dan het vaste bedrag per eenheid. De subsidie op basis van het variabele bedrag kan per multisportfederatie nooit meer dan 150.000 euro (honderdvijftigduizend euro) bedragen.

Binnen de perken van de begroting worden de bedragen, vermeld in het tweede lid, jaarlijks aangepast aan de evolutie van de afgevlakte gezondheidsindex conform artikel 3 van het decreet van 10 juni 2016.

§4. Het aandeel voor de indicator, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, wordt verdeeld onder de gesubsidieerde multisportfederaties op basis van het aantal leden die in het werkingsjaar x - 2 een nieuwe sportkwalificatie verworven hebben door een kaderopleiding binnen de VTS te volgen of een opleiding die daarmee gelijkgesteld is via inschaling door de VTS, vermenigvuldigd met een wegingsfactor afhankelijk van hun verworven sportkwalificatie, vermeld in paragraaf 2, tweede lid.

Aan elke multisportfederatie wordt voor de indicator, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, een vast bedrag van 325 euro toegekend per eenheid van de gewogen leden, tot de verhouding van één gewogen lid per duizend aangesloten subsidieerbare leden binnen de multisportfederatie bereikt is. Met het resterende budget wordt voor het aantal eenheden van dergelijke gewogen leden boven de verhouding van één gewogen lid per duizend aangesloten subsidieerbare leden aanvullend een variabel bedrag per eenheid van een dergelijk gewogen lid toegekend. Het variabele bedrag per eenheid kan nooit meer bedragen dan het vaste bedrag per eenheid. De subsidie op basis van het variabele bedrag kan per multisportfederatie nooit meer dan 15.000 euro (vijftienduizend euro) bedragen.

Binnen de perken van de begroting worden de bedragen, vermeld in het tweede lid, jaarlijks aangepast aan de evolutie van de afgevlakte gezondheidsindex conform artikel 3 van het decreet van 10 juni 2016.

Artikel 18/4.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2025- ...)

Het aandeel voor het kwaliteitsprincipe goed bestuur van de sportfederatie binnen de korf, vermeld in artikel 18/1, 3°, wordt verdeeld op basis van de harde indicatoren goed bestuur.

Artikel 18/5.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2025- ...)

De indicatoren op basis waarvan het beschikbare budget voor het kwaliteitsprincipe goed bestuur van de multisportfederatie wordt toegekend, passen in de volgende drie dimensies van goed bestuur:
1°    transparantie;
2°    democratie;
3°    interne verantwoording en controle.

In het eerste lid, 1°, wordt verstaan onder de dimensie transparantie: de mate van openheid in het overbrengen van informatie. Een transparante werking biedt externe actoren de mogelijkheid om toezicht te houden op de interne werking van de organisatie.

In het eerste lid, 2°, wordt verstaan onder de dimensie democratie: de interne regels en normen die inherent zijn aan democratische grondbeginselen. Democratie houdt in dat diegenen die het voorwerp van beleid vormen, in die beleidsprocessen participeren. Deze dimensie omvat ook het opnemen van sociale verantwoordelijkheid ten opzichte van interne en externe belanghebbenden.

In het eerste lid, 3°, wordt verstaan onder de dimensie interne verantwoording en controle: het voorkomen van machtsconcentratie en het waarborgen dat een besluitvorming robuust is en vrij van ongewenste beïnvloeding. Daarnaast zorgen interne verantwoording en controle ervoor dat geen enkele bestuurder en geen enkel departement de absolute controle heeft over beslissingen en dat er duidelijk toegewezen bevoegdheden zijn.

Artikel 18/6.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2025- ...)

§1. Het budget voor de harde indicatoren goed bestuur wordt in eerste instantie verdeeld onder de gesubsidieerde multisportfederaties op basis van de verhouding van de derdemachtswortel van het aantal bij de multisportfederatie aangesloten subsidieerbare leden van het werkingsjaar x - 2 tot de som van de derdemachtswortels van het respectievelijke aantal aangesloten subsidieerbare leden van elke gesubsidieerde multisportfederatie afzonderlijk. Het op die wijze berekende basisbedrag per multisportfederatie wordt dan naar rato van de door de multisportfederatie in kwestie behaalde score op de harde indicatoren goed bestuur uitgekeerd als subsidie.

Voor de berekening van de score op de harde indicatoren goed bestuur heeft elke indicator dezelfde waarde en zijn eventuele deelindicatoren van een bepaalde indicator gelijkwaardig.

§2. De resterende middelen van het budget voor de harde indicatoren goed bestuur worden vervolgens opnieuw verdeeld over alle gesubsidieerde multisportfederaties op basis van de methodiek, vermeld in paragraaf 1.

Artikel 18/7.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2025- ...)

Het agentschap Sport Vlaanderen voert jaarlijks een controle uit om de score op de harde indicatoren goed bestuur, vermeld in artikel 18/6, §1, eerste lid, te bepalen. De multisportfederatie houdt de informatie van de harde indicatoren ter beschikking met het oog op de controle door Sport Vlaanderen.

Artikel 18/8.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2025- ...)

Er wordt rekening gehouden met de score op de beoordelingscriteria, vermeld in het tweede lid, en het financieel behoeftenplan om het bedrag te bepalen dat aan elke multisportfederatie wordt toegekend binnen het kwaliteitsprincipe kwaliteit van het aanbod voor de anders georganiseerde sporters, de ongebonden sporters of de niet-sporters, vermeld in artikel 18/1, 4°.

Conform het eerste lid wordt rekening gehouden met de volgende beoordelingscriteria:
1°    de beoogde kwalitatieve en kwantitatieve impact die gelinkt is aan de basisopdracht, vermeld in artikel 27, §1, eerste lid, 4°, van het decreet van 10 juni 2016;
2°    de mate waarin het plan van aanpak en de gekozen methodiek garanties bieden op de effectieve realisatie van de vooropgestelde impact;
3°    de mate waarin er nood is aan subsidies om het aanbod voor de anders georganiseerde sporters, de ongebonden sporters of de niet-sporters te realiseren;
4°    de kwaliteit van de begeleiding voor de anders georganiseerde sporters, de ongebonden sporters of de niet-sporters;
5°    de laagdrempeligheid van het aanbod voor de anders georganiseerde sporters, de ongebonden sporters of de niet-sporters;
6°    de mate waarin het aanbod voor de anders georganiseerde sporters, de ongebonden sporters of de niet-sporters complementair is aan of in samenwerking gebeurt met bestaande initiatieven;
7°    de mate waarin het aanbod voor de anders georganiseerde sporters, de ongebonden sporters of de niet-sporters leidt tot duurzame sportbeoefening;
8°    de mate waarin het aanbod voor de anders georganiseerde sporters, de ongebonden sporters of de niet-sporters aansluit bij de algemene visie van de multisportfederatie.

Aan elk beoordelingscriterium, vermeld in het tweede lid, wordt evenveel gewicht toegekend.

Het agentschap Sport Vlaanderen beoordeelt het kwaliteitsprincipe kwaliteit van het aanbod voor de anders georganiseerde sporters, de ongebonden sporters of de niet-sporters inhoudelijk aan de hand van de beoordelingscriteria, vermeld in het tweede lid. Uit het beleidsplan van de multisportfederatie blijkt in welke mate ze invulling geeft aan de beoordelingscriteria, vermeld in het tweede lid. 

Het agentschap Sport Vlaanderen beoordeelt de administratieve, financiële en inhoudelijke aspecten en brengt daarover advies uit aan de minister conform artikel 70, §1, van het decreet van 10 juni 2016. Het advies omvat ook een advies over het maximale subsidiebedrag. Het maximale subsidiebedrag kan principieel voor twee werkingsjaren bepaald worden, onder voorbehoud van een positieve jaarlijkse evaluatie. Het agentschap Sport Vlaanderen laat zich bij de inhoudelijke beoordeling bijstaan door experten.

HOOFDSTUK 3. De nadere voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring van een koepelorganisatie (... - ...)

Artikel 19. (01/10/2016- ...)

In dit hoofdstuk worden in de artikelen waarnaar verwezen wordt, de woorden sportfederaties of sportfederatie gelezen als koepelorganisatie.

Artikel 20. (01/11/2022- ...)

Artikel 3, tweede lid, 1°, 2°, 3°, 4° en 6°, is van toepassing op een koepelorganisatie.

Artikel 21. (01/11/2022- ...)

Artikel 9, § 2, eerste lid, § 3 en § 4 zijn van toepassing op een koepelorganisatie.

Met het oog op de controle van de aanwending van de algemene werkingssubsidie, vermeld in artikel 33 van het decreet van 10 juni 2016, wijst de koepelorganisatie minstens voor het geheel van haar opdrachten, vermeld in artikel 31 van het voormelde decreet, de kosten en opbrengsten toe via een of meer analytische rekeningen.

HOOFDSTUK 4. De nadere voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring van organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding (... - ...)

Afdeling 1. Algemene bepaling (... - ...)

Artikel 22. (01/10/2016- ...)

In dit hoofdstuk worden in de artikelen waarnaar verwezen wordt, de woorden sportfederaties of sportfederatie gelezen als organisaties of organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding.

Afdeling 2. Erkenningsvoorwaarden voor de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding (... - ...)

Artikel 23. (01/10/2016- ...)

Om in aanmerking te komen voor erkenning, moet een organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding over een ledenbestand beschikken als vermeld in artikel 40, eerste lid, 6°, van het decreet van 10 juni 2016 dat op elektronische wijze wordt bijgehouden en dat minimaal de gegevens bevat over haar verenigingen en hun clubs en over haar leden, vermeld in het model, opgenomen in bijlage 6, die bij dit besluit is gevoegd. Het ledenbestand moet permanent geactualiseerd worden.

Artikel 24. (01/11/2022- ...)

Artikel 3, tweede lid, 1°, 2°, 3°, 4° en 6°, is van toepassing op een organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding.

Artikel 25. (01/11/2022- ...)

Als een erkende sportfederatie deel uitmaakt van een organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding, kunnen de sportfederatie en de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding een gezamenlijke polis afsluiten voor :
1° de verzekering van de leden van de erkende sportfederatie en van de occasionele sportieve vrijetijdsbeoefenaars die de organisatie vertegenwoordigt;
2° de verzekering van de niet-leden en de sportieve vrijetijdsbeoefenaars die deelnemen aan sportpromotionele acties.
3° de verzekering van de anders georganiseerde sporters en de occasionele sportieve vrijetijdsbeoefenaars die deelnemen aan sportieve vrijetijdsbestedingsactiviteiten die geen sportpromotionele acties zijn.

Om in aanmerking te komen voor erkenning, sluit de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding een verzekering af ter dekking van de risico's lichamelijke ongevallen en burgerlijke aansprakelijkheid als vermeld in artikel 40, eerste lid, 10° en 11°, van het decreet van 10 juni 2016. De verzekering geldt zowel voor het binnenland als voor het buitenland. De verzekering wordt voor de sportieve vrijetijdsbeoefenaars die de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding vertegenwoordigt, afgesloten om de activiteiten te dekken die de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding en haar verenigingen organiseren. Voor occasionele sportieve vrijetijdsbeoefenaars wordt de verzekering afgesloten om de risico’s te dekken bij deelname aan sportpromotionele acties die de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding en haar verenigingen organiseren en bij deelname aan andere sportieve vrijetijdsbestedingsactiviteiten die de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding organiseert.

Als de activiteiten door de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding of door de aangesloten verenigingen georganiseerd worden, zijn de volgende activiteiten in de verzekering begrepen: kampioenschappen, competities, vriendschappelijke en andere wedstrijden, toernooien, trainingen, demonstraties, verplaatsingen, reizen inclusief verblijf en andere activiteiten zoals feestmalen, vergaderingen of spelen die georganiseerd worden voor de sportieve vrijetijdsbeoefenaars die de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding vertegenwoordigt en voor de occasionele sportieve vrijetijdsbeoefenaars bij sportpromotionele acties. Ook schade door het gebruik van materiaal of schade die veroorzaakt is door het materiaal, moet worden verzekerd. De waarborg geldt ook voor sportieve vrijetijdsbeoefenaars die de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding vertegenwoordigt, die actief meewerken aan de organisatie van allerlei niet-sportieve activiteiten waarbij het publiek betrokken wordt, die georganiseerd worden door de organisatie of door de verenigingen die bij haar zijn aangesloten.

Als de activiteiten door de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding georganiseerd worden voor de occasionele sportieve vrijetijdsbeoefenaars die deelnemen aan sportieve vrijetijdsbestedingsactiviteiten die geen sportpromotionele acties zijn, zijn de volgende activiteiten in de verzekering begrepen: kampioenschappen, competities, vriendschappelijke en andere wedstrijden, toernooien, trainingen, demonstraties, verplaatsingen, reizen inclusief verblijf en andere activiteiten zoals feestmalen, vergaderingen of spelen Ook schade door het gebruik van materiaal of schade die veroorzaakt is door het materiaal, moet worden verzekerd.

Alleen voor de sportieve vrijetijdsbeoefenaars die de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding vertegenwoordigt, moet het risico lichamelijke ongevallen verzekerd worden voor ongevallen die zich voordoen op de weg van huis naar de activiteiten en terug.

De minimale voorwaarden waaraan de verzekeringen voor lichamelijke ongevallen en burgerlijke aansprakelijkheid moeten voldoen, zijn opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.

Artikel 25/1. (01/11/2022- ...)

Artikel 5/1 is van toepassing op een organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding.

Afdeling 3. Subsidiëringsvoorwaarden voor de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding (... - ...)

Artikel 26. (01/10/2016- ...)

Om in aanmerking te komen voor subsidiëring, moet een organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding over een ledenbestand beschikken als vermeld in artikel 44, eerste lid, 4°, van het decreet van 10 juni 2016, dat op elektronische wijze wordt bijgehouden en dat minimaal de gegevens bevat over haar aangesloten verenigingen en haar clubs en over de aangesloten sportieve vrijetijdsbeoefenaars, vermeld in het model, opgenomen in bijlage 6, die bij dit besluit is gevoegd. Het ledenbestand moet permanent geactualiseerd worden.

HOOFDSTUK 5. Bijzondere bepalingen over de rapportering van erkende en gesubsidieerde sportorganisaties (... - ...)

Artikel 27. (01/10/2016- ...)

Het financiële verslag en het werkingsverslag van de erkende, respectievelijk gesubsidieerde sportorganisatie worden conform artikel 67 en 73 van het decreet van 10 juni 2016 op digitale wijze bezorgd aan het agentschap Sport Vlaanderen.

Artikel 28. (01/11/2022- ...)

Het financiële verslag, vermeld in artikel 73 van het decreet van 10 juni 2016, van de gesubsidieerde sportorganisatie bestaat uit de volgende onderdelen :
1° de jaarrekening : balans, sociale balans, resultatenrekening en toelichting;
2° het ondertekende verslag van de algemene vergadering waarin de voormelde jaarrekening is goedgekeurd;
3° de algemene saldibalans;
4° de analytische saldibalans met vermelding van alle debet- en creditsaldi van alle rekeningen;
5° het analytische grootboek, met vermelding van alle gebruikte rekeningen.

HOOFDSTUK 6. Nadere bepaling betreffende de erkennings- en subsidiëringsprocedure voor de sportorganisaties, vermeld in het decreet van 10 juni 2016 (... - ...)

Artikel 29. (01/11/2022- ...)

Conform artikel 22 van het bijzonder decreet van 7 juli 2006 over de Vlaamse instellingen, wordt de beslissingsbevoegdheid van de Vlaamse Regering zoals vermeld in artikel 21, derde lid, artikel 66, § 2 en § 3, artikel 68, § 3, § 4 en § 5, artikel 70, § 2 en § 3, artikel 71, derde lid en artikel 72, derde lid, van het decreet van 10 juni 2016, gedelegeerd aan de minister, en wordt het advies van het agentschap Sport Vlaanderen, vermeld in artikel 66, § 1 en § 3, artikel 68, § 2, artikel 70, § 1 en § 3, artikel 71, tweede lid, en artikel 72, tweede lid, van het decreet van 10 juni 2016, en het advies van de sectorraad voor Sport van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, vermeld in artikel 21, derde lid, van het voormelde decreet, gegeven aan de minister.

HOOFDSTUK 7. Wijzigingsbepalingen (... - ...)

Artikel 30. (01/10/2016- ...)

In artikel 1, 3°, a), van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2007 houdende de uitvoering van het decreet van 11 mei 2007 houdende het statuut van de sportschutter wordt de zinsnede " voor de Vlaamse sportfederaties of de organisaties die erkend zijn op basis van het decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding" vervangen door de zinsnede "voor de sportfederaties of de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding die gesubsidieerd zijn met toepassing van het decreet van 10 juni 2016 houdende de erkenning en subsidiëring van de georganiseerde sportsector".

Artikel 31. (01/10/2016- ...)

In artikel 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014 houdende uitvoering van het decreet van 20 december 2013 inzake gezond en ethisch sporten wordt de zinsnede "als Vlaamse sportfederatie met toepassing van het decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding" vervangen door de zinsnede "als sportfederatie met toepassing van het decreet van 10 juni 2016 houdende de erkenning en subsidiëring van de georganiseerde sportsector".

HOOFDSTUK 8. Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 32. (01/10/2016- ...)

Het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding wordt opgeheven.

Artikel 33. (01/10/2016- ...)

Voor de subsidiëring voor het werkingsjaar 2016 en voor de controle van de erkenningen op basis van het decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding, en voor de verificatie en afrekening van de subsidies voor het werkingsjaar 2016 blijft het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing tot en met 30 juni 2017.

Artikel 34. (01/10/2016- ...)

Ter uitvoering van artikel 83 van het decreet van 10 juni 2016 worden voor de sportorganisaties die in aanmerking willen komen voor erkenning vanaf 1 januari 2017 of voor subsidiëring voor het werkingsjaar 2017, de volgende afwijkende termijnen toegepast :
1° in afwijking van artikel 65, eerste lid, en artikel 69, eerste lid, van het decreet van 10 juni 2016 wordt de aanvraag tot erkenning en de aanvraag tot subsidiëring voor het jaar 2017 uiterlijk op 31 oktober 2016 ingediend;
2° in afwijking van artikel 65, derde lid, en artikel 69, derde lid, van het decreet van 10 juni 2016 brengt het agentschap Sport Vlaanderen de sportorganisaties die een onontvankelijke aanvraag hebben ingediend, vóór 25 november 2016 op de hoogte;
3° in afwijking van artikel 66, § 1, en artikel 70, § 1, van het decreet van 10 juni 2016 brengt het agentschap Sport Vlaanderen vóór 15 januari 2017 advies uit over de sportorganisaties die erkend, respectievelijk gesubsidieerd kunnen worden;
4° in afwijking van artikel 66, § 2, en artikel 70, § 2, van het decreet van 10 juni 2016 wordt vóór 31 januari 2017 de beslissing meegedeeld om de sportorganisatie al dan niet te erkennen, respectievelijk te subsidiëren.

De afwijkende termijnen, vermeld in het eerste lid voor wat de subsidiëringsprocedure betreft, zijn niet van toepassing op de subsidiëring voor de uitvoering van de beleidsfocus topsport voor het werkingsjaar 2017.

Artikel 35. (01/10/2016- ...)

Artikel 65 tot en met 68 van het decreet van 10 juni 2016 treden in werking op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit.
Behoudens voor de subsidiëring voor de uitvoering van de beleidsfocus topsport, treden artikel 69 tot en met 74 van het decreet van 10 juni 2016 in werking op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 36. (01/10/2016- ...)

Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2016.

Artikel 37. (01/10/2016- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage 1 (01/10/2016- ...)

http://www.ejustice.just.fgov.be/mopdf/2016/12/05_2.pdf#page=12

BIJLAGE 2. (01/11/2022- ...)

Minimale voorwaarden waaraan de verzekeringen inzake lichamelijke ongevallen en burgerlijke aansprakelijkheid moeten voldoen, vermeld in artikel 4, §4 en in artikel 25, zesde lid

Deel I. Verzekering lichamelijke ongevallen

Artikel 1. De verzekering lichamelijke ongevallen bevat de volgende minimale waarborgen: 

1° een kapitaal van 8500 euro (achtduizend vijfhonderd euro) bij overlijden, uiterlijk tot drie jaar na het ongeval, van aangesloten leden, niet-leden bij sportpromotionele acties of van anders georganiseerde sporters die deelnemen aan het anders georganiseerde sportaanbod van de sportfederatie, die op de datum van het ongeval de volle leeftijd van vijf jaar hebben bereikt of ouder zijn;
2° een kapitaal van 35.000 euro (vijfendertigduizend euro) bij een blijvende arbeidsongeschiktheid van 100 percent, uiterlijk tot twee jaar na het ongeval, uitkeerbaar in verhouding tot de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid krachtens de officiële Belgische Schaal ter bepaling van de graad van invaliditeit volgens het Regentsbesluit van 12 februari 1946. Alle aangesloten leden, niet-leden bij sportpromotionele acties en anders georganiseerde sporters die deelnemen aan het anders georganiseerde sportaanbod van de sportfederatie, moeten de vermelde waarborg kunnen genieten tot de leeftijd van vijfenzeventig jaar op de datum van het ongeval;
3° een dagvergoeding van 30 euro (dertig euro) gedurende twee jaar tijdelijke arbeidsongeschiktheid als wordt aangetoond dat er enerzijds een verlies van beroepsinkomsten bestaat en dat er anderzijds geen enkel recht op vergoedingen krachtens de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering is. Er wordt geen dagvergoeding uitbetaald aan aangesloten leden, niet-leden bij sportpromotionele acties of aan anders georganiseerde sporters die deelnemen aan het anders georganiseerde sportaanbod van de sportfederatie als ze die ouder zijn dan vijfenzeventig jaar;
4° de terugbetaling van alle prestaties voor medische verstrekkingen die door het RIZIV erkend zijn ten bedrage van het verschil tussen 100 percent van het RIZIV-tarief en het tarief voor de tegemoetkoming van het ziekenfonds gedurende een periode van twee jaar. Per ongeval mag in een vrijstelling tot ten hoogste 30 euro (dertig euro) worden voorzien. Onder medische verstrekkingen wordt onder andere verstaan: elke vorm van verzorging, zowel preventief als curatief, die voor het behoud of voor het herstel van de gezondheid nodig is, zoals geneeskundige hulp van geneesheren, chirurgen en apothekers, bloedtransfusies, radiografie, kinesitherapie, prothese, fysiotherapie, farmaceutische verstrekkingen, ziekenhuisverpleging, revalidatie en herscholing. Er hoeft geen uitkering betaald te worden voor brillen en contactlenzen. Tandprothesekosten moeten vergoed worden tot 150 euro (honderdvijftig euro) per tand met een maximum van 600 euro (zeshonderd euro) per slachtoffer en per ongeval;
5° de vervoerskosten van het slachtoffer, die op dezelfde wijze vergoed worden als bepaald in de arbeidsongevallenwet;
6° de werkelijk gemaakte begrafeniskosten met een maximum van 8500 euro (achtduizend vijfhonderd euro) bij overlijden, uiterlijk tot twee jaar na het ongeval, voor kinderen die de volle leeftijd van vijf jaar niet hebben bereikt op de datum van het ongeval.

Art. 2. Voor de aangesloten leden, de niet-leden bij sportpromotionele acties en voor de anders georganiseerde sporters voor hun deelname aan het anders georganiseerde sportaanbod van de sportfederatie zijn de vergoedingen ingevolge elk lichamelijk ongeval begrepen in de verzekerde waarborgen, vermeld in artikel 4. Onder lichamelijk ongeval moet worden verstaan: een plotselinge gebeurtenis die een lichamelijk letsel veroorzaakt of het overlijden tot gevolg heeft en waarvan de oorzaak of een van de oorzaken vreemd is aan het organisme van het slachtoffer. De dekking wordt verleend in de meest ruime zin van het woord. De volgende aandoeningen mogen door de verzekering niet uitgesloten worden en ze worden gelijkgesteld met ongevallen: ziekten, besmettingen en infecties die rechtstreeks het gevolg zijn van een ongeval, bevriezing, zonnesteek, verdrinking, hydrocutie, vergiftiging, toevallige of misdadige verstikking, lichamelijke letsels, opgelopen bij wettige zelfverdediging of ten gevolge van het redden van in gevaar verkerende personen, dieren of goederen, letsels die voortspruiten uit aanslagen op of aanrandingen van een verzekerde, tetanus of miltvuur, beten van dieren of steken van insecten en de gevolgen daarvan, de gevolgen van een lichamelijke inspanning als ze zich onmiddellijk en plotseling manifesteren, inzonderheid hernia’s en liesbreuken, gedeeltelijke of volledige spierscheuringen, verrekkingen, peesscheuringen, verstuikingen en ontwrichtingen, lichamelijke letsels die het gevolg zijn van een uiting die eigen is aan een ziekelijke toestand van het slachtoffer, waarbij de pathologische gevolgen die voortspruiten uit de ziekelijke toestand, niet verzekerd zijn.

Art. 3. De personen die recht hebben op uitkeringen krachtens de wettelijke arbeidsongevallenverzekering, kunnen geen aanspraak maken op de vergoedingen waarin wordt voorzien door de verzekering lichamelijke ongevallen.


Deel II. Verzekering burgerlijke aansprakelijkheid

Art. 4. De verzekering dekt de burgerlijke aansprakelijkheid die volgens de ter zake geldende Belgische of buitenlandse wetgevingen of reglementeringen van toepassing is:
1° ingevolge aan een derde toegebrachte lichamelijke schade voor een bedrag van ten minste 2.500.000 euro (twee miljoen vijfhonderdduizend euro) per slachtoffer en tot 5.000.000 euro (vijf miljoen euro) per schadegeval, zonder vrijstelling;
2° ingevolge aan een derde toegebrachte stoffelijke schade voor een bedrag van ten minste 620.000 euro (zeshonderdtwintigduizend euro) per schadegeval, zonder vrijstelling.

Art. 5. De verzekering burgerlijke aansprakelijkheid moet iedere sportbeoefenaar dekken voor eventuele schade die aan derden, met uitsluiting van de sportfederatie en de aangesloten sportclubs, veroorzaakt wordt en waarin zijn aansprakelijkheid bewezen is. Met uitzondering van de stoffelijke schade worden sportbeoefenaars tegenover elkaar als derden beschouwd.

De verzekeraar mag van de vergoeding die hij aan het slachtoffer op grond van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid moet betalen, het bedrag aftrekken dat hij al heeft uitbetaald aan het slachtoffer uit hoofde van de verzekering lichamelijke ongevallen.

Bij een gewaarborgd ongeval kan de verzekeraar tegenover derden in de rechten treden van het slachtoffer.

Deel III. Verzekering lichamelijke ongevallen en burgerlijke aansprakelijkheid van de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding

Art. 6. De artikelen 1 tot en 5 zijn van toepassing op de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding. In die bepalingen wordt het woord leden gelezen als sportieve vrijetijdsbeoefenaars die de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbeoefening vertegenwoordigt. De woorden niet-leden en anders georganiseerde sporters die deelnemen aan het anders georganiseerde sportaanbod worden gelezen als occasionele sportieve vrijetijdsbeoefenaars als vermeld in artikel 40, 11°, van het decreet van 10 juni 2016. Het woord sportfederatie wordt gelezen als organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding en het woord sportclubs als aangesloten verenigingen en haar clubs.
 

Bijlage 3 (01/11/2022- ...)

Sporttakkenlijst

1° aikido
2° atletiek
3° badminton
4° baseball – softball
5° basketbal
6° boksen: Engels boksen 
7° boogschieten
7°/1 cricket
8° dansen
9° duiken
10° fitness
11° gewichtheffen – powerliften
12° golf
13° gymnastiek
14° handbal
15° hockey
16° ijshockey
17° ijsschaatsen
18° ju-jitsu
19° judo
20° ...
21° kano – kajak
22° karate (non-contact)
23° ...
24° klimmen
25° korfbal
26° krachtbal
27° motorsport
27° /1 muaythai - kickboksen

28° oriëntatielopen
29° paardensport
30° parachutisme
31° reddend zwemmen
32° roeien
33° skatesport
34° rugby
35° schermen
36° schietsport: de volgende disciplines met uitzondering van alle disciplines waarbij op menselijke silhouetten of op personen wordt geschoten, en schietdisciplines van traditioneel Vlaamse oorsprong
  a) olympische disciplines;

  b) disciplines precisieschieten van geweer, pistool, revolver, kleischieten en historische wapens
37° skiën – snowboarden
38° ...
39° squash
40° taekwondo 
41° tafeltennis
42° tennis
43° triatlon - duatlon
44° voetbal
45° volleybal
46° wandelen
47° waterskiën
48° wielrennen
49° worstelen
50° wushu
51° zeilen – surfen
52° zwemmen
53° G-sport : boccia, torbal, goalbal en de sporttakken, vermeld in punt 1° tot en met 52°

Bijlage 4 (01/11/2022- ...)











Bijlage 5 (01/11/2022- ...)

...

Bijlage 6 (01/10/2016- ...)

http://www.ejustice.just.fgov.be/mopdf/2016/12/05_2.pdf#page=50


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 23/04/2024