(... - ...)
DE VLAAMSE REGERING,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;
Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 4.4.1, § 2, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002 en vervangen bij het decreet van 1 juli 2016;
Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel 2.2.4, § 4, en artikel 2.2.7, § 2, eerste lid, 4°, vervangen bij het decreet van 1 juli 2016, en vijfde lid, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2016, artikel 2.2.9, eerste lid, en artikel 2.2.10, § 2, tweede lid, vervangen bij het decreet van 1 juli 2016, artikel 2.2.12, § 2, eerste lid, 4°, en vijfde lid, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2016, artikel 2.2.14, eerste lid, vervangen bij het decreet van 1 juli 2016, artikel 2.2.15, § 2, tweede lid, artikel 2.2.18, § 2, eerste lid, 4°, en vijfde lid, artikel 2.2.20, eerste lid, en artikel 2.2.21, § 2, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2016, en artikel 66, gewijzigd bij het decreet van 1 juli 2016;
Gelet op het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, artikel 7, § 2, artikel 8, § 3, tweede lid, artikel 10, derde lid, gewijzigd bij het decreet van 1 juli 2016, artikel 14, gewijzigd bij het decreet van 1 juli 2016, artikel 15, § 1, gewijzigd bij het decreet van 1 juli 2016, artikel 15/1, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2016, artikel 17, § 1, tweede lid, artikel 18, § 3, gewijzigd bij het decreet van 1 juli 2016, artikel 24, § 1, vijfde lid, en artikel 27, § 1, tweede lid en § 2, tweede lid;
Gelet op het decreet van 1 juli 2016 tot wijziging van de regelgeving voor ruimtelijke uitvoeringsplannen teneinde de planmilieueffectrapportage en andere effectbeoordelingen in het planningsproces voor ruimtelijke uitvoeringsplannen te integreren door wijziging van diverse decreten, artikel 66;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 26 januari 2007 houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten;
Gelet op het akkoord van de Inspectie van Financiën, gegeven op 21 oktober 2016;
Gelet op advies 60.703/1 van de Raad van State van State, gegeven op 19 januari 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1. (01/05/2017- ...)
In dit besluit wordt verstaan onder:
1° betrokken gemeente: de gemeente waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk valt in de geografische reikwijdte van het voorgenomen ruimtelijk uitvoeringsplan of in de geografische reikwijdte van de mogelijk te verwachten effecten op mens en milieu van het voorgenomen ruimtelijk uitvoeringsplan, zoals opgenomen in de startnota, het voorontwerp of ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan en, in voorkomend geval, in de ontwerpen van effectbeoordelingsrapporten.
2° bevoegde overheid: de Vlaamse Regering voor de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, de deputatie voor de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, het college van burgemeester en schepenen voor de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen;
3° digitaal platform: een platform voor de elektronische uitwisseling en terbeschikkingstelling van alle documenten en adviezen in het kader van de opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan;
4° raadpleging over de startnota: de raadpleging van de bevolking, vermeld in artikel 2.2.7, § 2, derde lid, artikel 2.2.12, § 2, derde lid, en artikel 2.2.18, § 2, derde lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
Artikel 2. (01/05/2017- ...)
De bevoegde overheid stelt de volgende documenten ter beschikking op haar website:
1° de startnota;
2° de procesnota en, in voorkomend geval, de aanpassingen;
3° het verslag van het participatiemoment;
4° de scopingnota en, in voorkomend geval, de aanpassingen;
5° het ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan en, in voorkomend geval, het ontwerp van de effectbeoordelingsrapporten.
Artikel 3. (01/05/2017- ...)
De Vlaamse overheid stelt een digitaal platform ter beschikking voor:
1° de elektronische uitwisseling van de documenten, vermeld in artikel 2;
2° het automatisch genereren van adviesvragen met toepassing van artikel 7.
Artikel 4. (01/05/2017- ...)
§ 1. De bevoegde overheid laadt de startnota en de procesnota, inclusief de geografische afbakening van het voorgenomen ruimtelijk uitvoeringsplan, op in het digitale platform uiterlijk de dag voor het begin van de raadpleging over de startnota.
In voorkomend geval wordt een aangevulde procesnota opgeladen in het digitale platform.
§ 2. De bevoegde overheid laadt het verslag van de participatievergadering op in het digitale platform voor de scopingnota wordt opgeladen.
§ 3. De bevoegde overheid laadt de scopingnota op in het digitale platform, alsook, in voorkomend geval, een aangepaste versie van de scopingnota.
§ 4. De bevoegde overheid laadt het voorontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan en, in voorkomend geval, de ontwerpen van planmilieueffectrapport, ruimtelijk veiligheidsrapport en andere verplicht voorgeschreven of gemaakte effectbeoordelingsrapporten, alsook de instrumenten, vermeld in artikel 2.2.5, § 1, eerste lid, 14°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, op in het digitale platform uiterlijk op de dag van de adviesvraag, vermeld in artikel 2.2.9, eerste lid, artikel 2.2.14, eerste lid, en artikel 2.2.20, eerste lid, van de voormelde codex.
§ 5. De bevoegde overheid laadt het ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan en, in voorkomend geval, het ontwerp van de effectbeoordelingsrapporten, alsook de instrumenten, vermeld in artikel 2.2.5, § 1, eerste lid, 14°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, op in het digitale platform uiterlijk op de dag voor de start van het openbaar onderzoek.
§ 6. De bevoegde overheid laadt het ruimtelijk uitvoeringsplan en, in voorkomend geval, het planmilieueffectrapport, het ruimtelijk veiligheidsrapport en andere verplicht voorgeschreven of gemaakte effectbeoordelingsrapporten, alsook de instrumenten, vermeld in artikel 2.2.5, § 1, eerste lid, 14°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, op in het digitale platform na de definitieve vaststelling en voor het ruimtelijk uitvoeringsplan van kracht wordt.
Artikel 5. (01/05/2017- ...)
De startnota en de procesnota worden gedurende de raadpleging over de startnota minstens op de volgende plaatsen ter beschikking gesteld:
1° bij de bevoegde overheid en op haar website;
2° bij de betrokken gemeenten.
De bevolking van de betrokken gemeenten wordt voor het begin van de raadpleging over de startnota geïnformeerd over de terbeschikkingstelling van de startnota door een aankondiging op de volgende wijze:
1° voor een gewestelijke startnota door:
a) aanplakking in elke betrokken gemeente;
b) een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie dagbladen die in het Vlaamse Gewest worden verspreid;
c) een bericht op de website van het departement;
2° voor een provinciale startnota door:
a) aanplakking in elke betrokken gemeente;
b) een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie dagbladen die in de provincie worden verspreid;
c) een bericht op de website van de bevoegde provincie;
3° voor een gemeentelijke startnota door:
a) aanplakking in elke betrokken gemeente;
b) een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie dagbladen die in de gemeente worden verspreid of in het gemeentelijke infoblad dat verspreid wordt in de betrokken gemeente;
c) een bericht op de website van de bevoegde gemeente.
De aankondiging, vermeld in het tweede lid, vermeldt:
1° de bevoegde overheid, alsook waar de raadpleging over gaat;
2° de betrokken gemeenten;
3° de plaats waar de startnota en de procesnota geraadpleegd kunnen worden;
4° de begin- en einddatum van de raadpleging over de startnota;
5° de plaats, de datum en het uur waarop het participatiemoment zal plaatsvinden;
6° de wijze waarop en het adres waar de bevolking haar reacties kenbaar kan maken en de vermelding dat reacties ook kunnen worden afgegeven tegen ontvangstbewijs op het gemeentehuis van de betrokken gemeenten.
Artikel 6. (01/05/2017- ...)
Het ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan en, in voorkomend geval, het ontwerp van de effectbeoordelingsrapporten worden gedurende het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 2.2.10, § 2, artikel 2.2.15, § 2, en artikel 2.2.21, § 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, op de volgende plaatsen ter beschikking gesteld:
1° bij de bevoegde overheid en op haar website;
2° bij de betrokken gemeenten.
Het openbaar onderzoek over het ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan en, in voorkomend geval, het ontwerp van de effectbeoordelingsrapporten en de instrumenten, vermeld in artikel 2.2.5, § 1, eerste lid, 14°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wordt, naast de aankondigingen, voorgeschreven in artikel 2.2.10, § 2, artikel 2.2.15, § 2, en artikel 2.2.21, § 2 van de voormelde codex, uiterlijk de dag voorafgaand aan het openbaar onderzoek aangekondigd op de volgende wijzen:
1° voor een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan door:
a) aanplakking in elke betrokken gemeente;
b) een bericht in ten minste drie dagbladen die in het Vlaamse Gewest worden verspreid;
c) een bericht dat drie keer door de openbare radio wordt uitgezonden;
d) een bericht op de website van het departement;
2° voor een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan door:
a) aanplakking in elke betrokken gemeente;
b) een bericht in ten minste drie dagbladen die in de provincie worden verspreid;
c) een bericht op de website van de bevoegde provincie;
3° voor een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan door:
a) aanplakking in elke betrokken gemeente;
b) een bericht in ten minste drie dagbladen die in de gemeente worden verspreid of in het gemeentelijk infoblad dat verspreid wordt in de betrokken gemeente;
c) een bericht op de website van de bevoegde gemeente.
De aankondiging, vermeld in het tweede lid, vermeldt:
1° de betrokken gemeenten;
2° de plaats waar het ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan en, in voorkomend geval, het ontwerp van de effectbeoordelingsrapporten en de instrumenten, vermeld in artikel 2.2.5, § 1, eerste lid, 14°, van de voormelde codex, geraadpleegd kunnen worden;
3° de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek;
4° de wijze waarop en het adres waar de bevolking haar reacties kenbaar kan maken en de vermelding dat reacties ook kunnen worden afgegeven tegen ontvangstbewijs op het gemeentehuis van de betrokken gemeenten.
Artikel 7. (20/09/2024- ...)
De instanties waaraan de bevoegde overheid conform artikel 2.2.7, § 2, eerste lid, 4°, artikel 2.2.12, § 2, eerste lid, 4°, artikel 2.2.18, § 2, eerste lid, 4°, artikel 2.2.9, eerste lid, artikel 2.2.14, eerste lid, en artikel 2.2.20, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening advies vraagt over de startnota respectievelijk over het voorontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan en, in voorkomend geval, over de ontwerpen van planmilieueffectrapport, ruimtelijk veiligheidsrapport en andere verplicht voorgeschreven of gemaakte effectbeoordelingsrapporten, worden aangewezen in de bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd.
De bevoegde overheid kan naast de instanties, vermeld in het eerste lid, op elk moment andere instanties raadplegen waarvan ze het advies nuttig acht.
Door de documenten, vermeld in artikel 4, §1, eerste lid, §4 en §5, van dit besluit, op te laden en daarbij de instanties aan te wijzen die om advies worden gevraagd verstuurt het digitale platform automatisch een adviesvraag naar de instanties overeenkomstig artikel 2.2.7, § 2, artikel 2.2.12, § 2, artikel 2.2.18, § 2, artikel 2.2.9, eerste lid, artikel 2.2.14, eerste lid, artikel 2.2.20, eerste lid, artikel 2.2.10, §4, artikel 2.2.15, §4 en 2.2.21, §4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
De bevraagde instanties laden hun advies op in het digitale platform.
In afwijking van het derde en vierde lid, kan de communicatie tussen de bevoegde overheid en andere landen, andere gewesten of de federale overheid, gebeuren via het digitale platform, schriftelijk of digitaal.
Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"
Artikel 7/1. (20/09/2024- ...)
De bevoegde overheid laadt het provinciaal of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan samen met het besluit van de provincieraad of gemeenteraad en het volledige advies van de bevoegde commissie voor ruimtelijke ordening, op in het digitale platform onmiddellijk na de definitieve vaststelling.
Door de documenten, vermeld in het eerste lid, op te laden verstuurt het digitale platform automatisch een bericht naar het departement en, in voorkomend geval naar de deputatie conform artikel 2.2.16, §1 en §4, tweede lid, artikel 2.2.22 en 2.2.23, §3, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Dit bericht geldt als beveiligde zending als vermeld in artikel 2.2.16, §1 en §4, tweede lid, artikel 2.2.22 en 2.2.23, §3, tweede lid, van de voormelde codex.
De Vlaamse Regering en de deputatie laden het schorsings- of vernietigingsbesluit, vermeld in artikel 2.2.16, §2, en artikel 2.2.23, §1, van de voormelde codex, op in het digitale platform. Door dit document op te laden verstuurt het digitale platform automatisch een bericht naar de bevoegde overheid. Dit bericht geldt als beveiligde zending als vermeld in artikel 2.2.16, §2, en artikel 2.2.23, §1, van de voormelde codex.
Artikel 8. (01/05/2017- ...)
In artikel 2, § 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 januari 2007 houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1° wordt de zinsnede "artikel 3, § 1," vervangen door de zinsnede "artikel 2, § 1";
2° er worden een punt 3° en een punt 4° toegevoegd, die luiden als volgt:
"3° consultatiezone: een door de administratie bepaalde afstand rond de terreingrens van een Seveso-inrichting, afhankelijk van de risico's die uitgaan van de Seveso-inrichting en de kans op domino-effecten vanuit de omgeving op de Seveso-inrichting;
4° RVR-toets: een door de administratie ontwikkelde internettoepassing waarmee een initiatiefnemer bepaalt of een ruimtelijk uitvoeringsplan al dan niet aan de administratie voorgelegd moet worden met het oog op het nemen van de beslissing over de noodzaak om een ruimtelijk veiligheidsrapport op te maken. Deze internettoepassing maakt deel uit van het digitale platform zoals vermeld in artikel 1, 3° van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 betreffende het geïntegreerde planningsproces voor ruimtelijke uitvoeringsplannen, planmilieueffectrapportage, ruimtelijke veiligheidsrapportage en andere effectbeoordelingen".
Artikel 9. (01/05/2017- ...)
In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt:
" § 1. De criteria in de RVR-toets op basis waarvan een ruimtelijk uitvoeringsplan al dan niet aan de administratie voorgelegd moet worden, zijn opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.
De criteria op basis waarvan de administratie beslist of de opmaak van een ruimtelijk veiligheidsrapport al dan niet is vereist, worden vastgesteld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.";
2° er wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, die luidt als volgt:
" § 1/1. De initiatiefnemer onderwerpt het ruimtelijk uitvoeringsplan aan de RVR-toets. Indien uit de RVR-toets blijkt dat het ruimtelijk uitvoeringsplan niet aan de administratie voorgelegd moet worden, wordt die automatisch gegenereerde beslissing bij het ruimtelijk uitvoeringsplan gevoegd. In het andere geval wordt het ruimtelijk uitvoeringsplan via de RVR-toets aan de administratie voorgelegd.".
Artikel 10. (01/05/2017- ...)
De bijlage bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
Artikel 11. (01/05/2017- ...)
Aan hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2013, wordt een bijlage toegevoegd, die als bijlage 3 bij dit besluit is gevoegd.
Artikel 12. (01/05/2017- ...)
In artikel 2, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten worden het tweede en het derde lid opgeheven.
Artikel 13. (01/05/2017- ...)
In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan punt 3° wordt de zinsnede ", geïntegreerd in de geactualiseerde alternatievenonderzoeksnota" toegevoegd;
2° punt 6°, 7° en 8° worden vervangen door wat volgt:
"6° de vaststelling van het ontwerp van voorkeursbesluit conform artikel 14 van het voormelde decreet;
7° een openbaar onderzoek over het ontwerp van voorkeursbesluit en het ontwerp van MER conform artikel 15 van het voormelde decreet en hoofdstuk 3, afdeling 3, van dit besluit;
8° een beslissing van de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, over de goedkeuring of afkeuring van het MER conform artikel 15/1 van het voormelde decreet en artikel 36 van dit besluit;".
Artikel 14. (01/05/2017- ...)
Aan artikel 4, 2°, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede ", geïntegreerd in de geactualiseerde projectonderzoeksnota" toegevoegd.
Artikel 15. (01/05/2017- ...)
In artikel 24 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1° wordt tussen de zinsnede "artikel 15," en de zinsnede "eerste lid," de zinsnede " § 1," ingevoegd;
2° in punt 2° wordt tussen de zinsnede "artikel 15," en de zinsnede "derde lid," de zinsnede " § 1," ingevoegd.
Artikel 16. (01/05/2017- ...)
Aan artikel 35, § 1, van hetzelfde besluit wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, integreert zijn beslissing, vermeld in het eerste lid, in de geactualiseerde alternatievenonderzoeksnota. De geactualiseerde alternatievenonderzoeksnota is samen met de procesnota de leidraad voor het verdere verloop van het geïntegreerde planningsproces dat leidt tot de opmaak van het voorontwerp van voorkeursbesluit.".
Artikel 17. (01/05/2017- ...)
In artikel 36, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de zinsnede "artikel 12" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 15/1";
2° de volgende zin wordt toegevoegd:
"De dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, houdt bij zijn beslissing rekening met de uitgebrachte adviezen, de opmerkingen van het publiek en met het resultaat van de grensoverschrijdende raadpleging.".
Artikel 18. (01/05/2017- ...)
Aan artikel 37, § 1, van hetzelfde besluit wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, integreert zijn beslissing, vermeld in het eerste lid, in de geactualiseerde projectonderzoeksnota. De geactualiseerde projectonderzoeksnota is samen met de procesnota de leidraad voor het verdere verloop van het geïntegreerde planningsproces dat leidt tot de opmaak van het voorontwerp van projectbesluit.".
Artikel 19. (01/05/2017- ...)
Aan artikel 38, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de volgende zin toegevoegd:
"De dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage, houdt bij zijn beslissing rekening met de uitgebrachte adviezen, met de opmerkingen van het publiek en met het resultaat van de grensoverschrijdende raadpleging.".
Artikel 20. (01/05/2017- ...)
In artikel 42, 44 en 45, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "uiterlijk veertien dagen" geschrapt.
Artikel 21. (01/05/2017- ...)
In artikel 43 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de inleidende zin worden de woorden "uiterlijk veertien dagen" geschrapt;
2° in punt 1° wordt tussen de zinsnede "artikel 15," en de zinsnede "eerste lid," de zinsnede " § 1," ingevoegd;
3° in punt 2° wordt tussen de zinsnede "artikel 15," en de zinsnede "derde lid," de zinsnede " § 1," ingevoegd.
Artikel 22. (01/05/2017- ...)
In artikel 47, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "uiterlijk tien dagen" geschrapt.
Artikel 23. (01/05/2017- ...)
In artikel 48 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid opgeheven.
Artikel 24. (01/05/2017- ...)
Het gebruik van het digitale platform voor overeenkomstig artikel 4 en artikel 7, derde en vierde lid, van dit besluit is verplicht vanaf 1 juni 2018. Tot deze datum kan deze communicatie overeenkomstig artikel 7, eerste tot en met vierde lid, van dit besluit eveneens uitgevoerd worden per beveiligde zending.
Artikel 25. (01/05/2017- ...)
§ 1 Tenzij de bevoegde overheid beslist de procedure opnieuw te starten met een startnota, volgen ruimtelijke uitvoeringsplannen de bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid zoals van kracht tot en met 30 april 2017, als cumulatief:
1° uiterlijk op 30 april 2017 één van deze gevallen van toepassing is:
a) het verzoek tot raadpleging is bezorgd aan de adviesinstanties, conform artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma's;
b) de kennisgeving in het kader van de plan-milieueffectrapportage is volledig verklaard, conform artikel 4.2.8, § 2, van het voormelde decreet van 5 april 1995;
2° uiterlijk op 31 december 2018 een plenaire vergadering, overeenkomstig de bepalingen van de voormelde codex, zoals deze van toepassing was op 30 april 2017, wordt gehouden.
Artikel 26. (01/05/2017- ...)
De volgende regelgevende teksten treden in werking op 1 mei 2017:
1° het decreet van 1 juli 2016 tot wijziging van de regelgeving voor ruimtelijke uitvoeringsplannen teneinde de planmilieueffectrapportage en andere effectbeoordelingen in het planningsproces voor ruimtelijke uitvoeringsplannen te integreren door wijziging van diverse decreten;
2° dit besluit.
Artikel 27. (01/05/2017- ...)
De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE 1 (20/09/2024- ...)
De bevoegde overheid vraagt conform artikel 2.2.7, § 2, eerste lid, 4°, artikel 2.2.12, § 2, eerste lid, 4°, artikel 2.2.18, § 2, eerste lid, 4°, artikel 2.2.9, eerste lid, artikel 2.2.14, eerste lid, en artikel 2.2.20, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening advies over de startnota, respectievelijk over het voorontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan en, in voorkomend geval, over het ontwerp van de effectbeoordelingsrapporten aan:
1.1. de bevoegde commissie voor ruimtelijke ordening;
1.2. het Departement Omgeving;
1.3. het Agentschap Onroerend Erfgoed als:
1° de gronden of de constructies die erop staan, die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen:
a) geheel of gedeeltelijk zijn beschermd als monument;
b) geheel of gedeeltelijk beschermd zijn als cultuurhistorisch landschap, dorps- of stadsgezicht;
c) geheel of gedeeltelijk deel uitmaken van een in het voorontwerp afgebakend erfgoedlandschap, van een al eerder afgebakend erfgoedlandschap of geheel of gedeeltelijk opgenomen zijn in de vastgestelde landschapsatlas;
d) geheel of gedeeltelijk beschermd zijn als archeologische site;
e) volgens de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen geheel of gedeeltelijk bestemd zijn als woongebied met cultuurhistorische waarde of gemengd open ruimtegebied met cultuurhistorische waarde;
2° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, een bestemming woongebied of gemengd open ruimtegebied met cultuurhistorische waarde krijgen in afwijking van de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen;
3° het voorgenomen uitvoeringsplan aanzienlijke effecten zou kunnen hebben op het landschap, de stoffelijke goederen of het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed;
1.4. het Agentschap Landbouw en Zeevisserij als:
1° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, volgens de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen geheel of gedeeltelijk bestemd zijn als agrarisch gebied of als een daarmee vergelijkbaar gebied;
2° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, de bestemming agrarisch gebied of een daarmee vergelijkbare bestemming verkrijgen in afwijking van de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen;
3° het voorgenomen uitvoeringsplan aanzienlijke effecten zou kunnen hebben op landbouw of visserij;
1.5. de Vlaamse Landmaatschappij als:
1° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, geheel of gedeeltelijk binnen een voorgenomen of al uitgevoerd landinrichtingsproject, natuurinrichtingsproject of ruilverkavelingsproject liggen;
2° het voorgenomen uitvoeringsplan aanzienlijke effecten zou kunnen hebben op een uitgevoerd landinrichtingsproject, natuurinrichtingsproject of een ruilverkavelingsproject;
1.6. het Agentschap voor Natuur en Bos als:
1° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen:
a) geheel of gedeeltelijk in een ruimtelijk kwetsbaar gebied liggen als vermeld in artikel 1.1.2, 10°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
b) geheel of gedeeltelijk in een speciale beschermingszone liggen die definitief is vastgesteld als vermeld in artikel 36bis, § 6, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
c) geheel of gedeeltelijk in een waterrijk gebied liggen dat is aangewezen krachtens de overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn, in het bijzonder als woongebied voor watervogels, opgemaakt in Ramsar op 2 februari 1971;
d) geheel of gedeeltelijk in een bos liggen als vermeld in artikel 3 van het Bosdecreet van 13 juni 1990;
e) geheel of gedeeltelijk op een terrein liggen waarvoor een verkenningsnota of een natuurbeheerplan type twee, type drie of type vier is goedgekeurd conform artikel 16octies van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
f) geheel of gedeeltelijk op een terrein liggen waarvoor een beheerplan is vastgesteld conform artikel 107 van het decreet van 9 mei 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos, tot aan de definitieve beslissing, vermeld in artikel 107, vijfde lid, van het voormelde decreet;
g) geheel of gedeeltelijk in zones liggen die zijn aangeduid voor de realisatie van instandhoudingsdoelstellingen en instandhoudingsmaatregelen buiten de speciale beschermingszones als vermeld in artikel 50ter, § 3, tweede lid, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
h) geheel of gedeeltelijk onderdelen vormen van leefgebied van een Europees te beschermen soort zoals opgenomen in een soortenbeschermingsprogramma dat is vastgesteld conform artikel 27 van het Soortenbesluit van 15 mei 2009;
i) een bestemming krijgen als ruimtelijk kwetsbaar gebied als vermeld in artikel 1.1.2, 10°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, in afwijking van de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen;
j) geheel of gedeeltelijk in zones liggen die zijn aangeduid als historisch permanente graslanden (HPG) in de landbouwstreek de Polders conform het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015;
2° voor het voorgenomen uitvoeringsplan een passende beoordeling vereist is;
3° het voorgenomen uitvoeringsplan aanzienlijke effecten zou kunnen hebben op de fauna of de flora of de biodiversiteit;
1.7. het Agentschap Innoveren en Ondernemen als de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen:
1° volgens de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen geheel of gedeeltelijk bestemd zijn als industriegebied, bedrijventerrein of een daarmee vergelijkbaar gebied;
2° volgens de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen geheel of gedeeltelijk specifiek bestemd zijn voor de vestiging van kleinhandelsbedrijven of voorzien in een handelsgeheel;
3° de bestemming industriegebied, bedrijventerrein, of daarmee vergelijkbaar gebied verkrijgen, of geheel of gedeeltelijk specifiek bestemd zijn voor de vestiging van kleinhandelsbedrijven of voorzien in een handelsgeheel, in afwijking van de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen;
1.8. het Agentschap Wonen in Vlaanderen als:
1° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, volgens de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen geheel of gedeeltelijk zijn bestemd als woonuitbreidingsgebied, woonreservegebied, of een daarmee vergelijkbaar gebied;
2° de gronden die binnen de begrenzing van het uitvoeringsplan liggen, de bestemming woongebied of een daarmee vergelijkbaar gebied krijgen in afwijking van de bestaande plannen van aanleg of de uitvoeringsplannen voor zover de bestemmingswijziging betrekking heeft op een oppervlakte van ten minste één hectare;
1.9. De Scheepvaart, Waterwegen en Zeekanaal, het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust of het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, telkens binnen hun werkgebied, als:
1° er bevaarbare waterlopen of waterwegen liggen binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan of binnen een afstand van 50 m van de begrenzing van het uitvoeringsplan;
2° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, in overstromingsgebieden liggen die met de waterlopen of waterwegen verbonden zijn en die op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen aangegeven zijn;
3° de gronden binnen het voorgenomen uitvoeringsplan een deel van het strand of de duinen en beschermde duingebieden en voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden die noodzakelijk zijn voor de kustverdediging, omvat of eraan grenst;
4° Gebieden gelegen zeewaarts van de veiligheidslijn of een landwaartse zone palend aan deze veiligheidslijn. Deze veiligheidslijn en landwaartse zone worden als volgt gedefinieerd:
- Voor bebouwde gebieden langs de kustlijn: De veiligheidslijn is de meest zeewaartse grens van de bewoning; de landwaartse zone heeft een breedte van 25m ten opzichte van deze veiligheidslijn.
- Voor onbebouwde duingebieden langs de kustlijn: De veiligheidslijn is de hoogtelijn van de 7,00m TAW aan de landzijde van de duin; de landwaartse zone heeft een breedte van 25m ten opzichte van deze veiligheidslijn. Deze zone wordt steeds begrensd door de noordelijke grens van de gewestweg N34.
- Voor de havens van Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge en Zeebrugge: De veiligheidslijn is de kruinlijn van de kaaimuur of glooiing die de afbakening vormt van het getijdengebied, uitgebreid met het Visserij- en Vuurtorendok te Oostende; de landwaartse zone heeft een breedte van 50m ten opzichte van deze veiligheidslijn.
5° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, geheel of gedeeltelijk afstromen naar een bevaarbare waterloop, naar een waterweg of naar het strand en en beschermde duingebieden en voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden, of als ze geheel of gedeeltelijk binnen een zone liggen waarvoor de Vlaamse Waterweg nv, het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust of het Departement Mobiliteit en Openbare Werken als adviesinstantie is aangewezen op de advieskaart watertoets in bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018;
6° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, geheel of gedeeltelijk waterwegen omvatten of reservatie- of erfdienstbaarheidsgebieden die aan die infrastructuur verbonden zijn;
7° het voorgenomen uitvoeringsplan betrekking heeft op de realisatie of wijziging van een jachthaven;
1.10. de Vlaamse Milieumaatschappij als:
1° er onbevaarbare waterlopen van eerste categorie liggen binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan;
2° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, geheel of gedeeltelijk in overstromingsgebieden liggen die met die waterlopen verbonden zijn en die op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen aangegeven zijn;
3° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, in waterwingebieden en beschermingszones type I, II en III liggen die afgebakend zijn conform het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende nadere regelen voor de afbakening van waterwingebieden en de beschermingszones en het voorgenomen uitvoeringsplan in de bijkomende afbakening van industriegebied, een bedrijventerrein of een daarmee vergelijkbaar gebied voorziet;
4° er oppervlaktewater voor oppervlaktewaterwinning, bestemd voor drinkwaterproductie, is binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan en het voorgenomen uitvoeringsplan in de bijkomende afbakening van industriegebied, een bedrijventerrein of een daarmee vergelijkbaar gebied voorziet;
5° het voorgenomen uitvoeringsplan betrekking heeft op nieuwe infrastructuren die gevolgen hebben op de behandeling, de collectering en de zuivering van afvalwater, waaronder de afbakening van 5 hectare harde bestemmingszones buiten de goedgekeurde zoneringsplannen;
6° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, geheel of gedeeltelijk afstromen naar een onbevaarbare waterloop van eerste categorie en geheel of gedeeltelijk binnen een zone liggen waarvoor de Vlaamse Milieumaatschappij als adviesinstantie is aangewezen op de advieskaart watertoets in bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018;
7° het voorgenomen uitvoeringsplan voorziet in de afbakening van ontginningszones;
8° de gronden die binnen het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, zich bevinden in een zone waar een overschrijding van (90% van) de luchtkwaliteitsdoelstellingen voor fijnstof of NO2 plaatsvindt;
9° de gronden die binnen het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, zich bevinden in een industriële hotspot;
1.11. de bevoegde provinciale administratie als:
1° er onbevaarbare waterlopen van tweede categorie liggen binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan;
2° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, in overstromingsgebieden liggen die met die waterlopen verbonden zijn en die op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen aangegeven zijn;
3° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, geheel of gedeeltelijk afstromen naar een onbevaarbare waterloop van tweede categorie en geheel of gedeeltelijk binnen een zone liggen waarvoor de provincie als adviesinstantie is aangewezen op de advieskaart watertoets in bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018;
1.12. de bevoegde exploitant van de grondwaterwinning, vermeld in artikel 5 van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer, als de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, geheel of gedeeltelijk liggen in een afgebakende beschermingszone type I en II als vermeld in het artikel 20 van het besluit van de Vlaamse regering van 27 maart 1985 houdende nadere regelen voor de afbakening van waterwingebieden en de beschermingszones;
1.13. het polderbestuur of het bestuur van de watering, als de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, geheel of gedeeltelijk in het werkingsgebied van het polderbestuur of het bestuur van de watering liggen en als:
1° er onbevaarbare waterlopen van tweede of derde categorie binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen;
2° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, geheel of gedeeltelijk in overstromingsgebieden liggen die met die waterlopen, vermeld in punt 1° verbonden zijn en die op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen aangegeven zijn;
3° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, geheel of gedeeltelijk afstromen naar een onbevaarbare waterloop van tweede of derde categorie en geheel of gedeeltelijk binnen een zone liggen waarvoor het polderbestuur of het bestuur van de watering als adviesinstantie is aangewezen op de advieskaart watertoets in bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018;
1.14. het Agentschap Wegen en Verkeer als:
1° de gronden die binnen de begrenzing van of onmiddellijk grenzend aan het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, volgens de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen geheel of gedeeltelijk zijn bestemd als bestaande of aan te leggen gewestweg of als reservatie- of erfdienstbaarheidsgebied verbonden aan die infrastructuur;
2° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen plan liggen of palen aan een bestaande gewestweg;
3° het voorgenomen uitvoeringsplan aanzienlijke effecten zou kunnen hebben op de mobiliteit op een gewestweg of op een reservatie- of erfdienstbaarheidsgebied verbonden aan die infrastructuur;
1.15. de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen en Infrabel als:
1° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen:
a) volgens de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen geheel of gedeeltelijk bestemd zijn als bestaande of aan te leggen spoorweglijn of als gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen of reservatie- of erfdienstbaarheidsgebied dat aan die infrastructuur verbonden is;
b) de bestemming spoorweglijn of gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen of reservatie- of erfdienstbaarheidsgebied dat aan die infrastructuur verbonden is, verkrijgen, in afwijking van de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen;
2° het voorgenomen uitvoeringsplan aanzienlijke effecten zou kunnen hebben op een spoorweg of een stationsgebouw;
1.16. De Lijn als:
1° het voorgenomen uitvoeringsplan betrekking heeft op:
a) een gebied waarin zich minstens 250 bestaande of geplande woongelegenheden bevinden;
b) een gebied waarin zich minstens 250 bestaande of geplande arbeidsplaatsen bevinden;
c) de geografische afbakening van een grootstedelijk gebied, een stedelijk gebied, een randstedelijk gebied, een kleinstedelijk gebied of een buitengebied als vermeld in het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg;
d) een aanpassing van het openbaar vervoersnetwerk van De Lijn;
2° het voorgenomen uitvoeringsplan aanzienlijke effecten zou kunnen hebben op mobiliteit;
1.17. het Bestuur van de Luchtvaart van het federaal Ministerie van Verkeer en Infrastructuur als het voorgenomen uitvoeringsplan betrekking heeft op de nationale luchthaven of een betekenisvolle invloed kan hebben op de afwikkeling van het vliegverkeer;
1.18. het Departement Mobiliteit en Openbare Werken als het voorgenomen uitvoeringsplan:
1° betrekking heeft op een regionale luchthaven of een betekenisvolle invloed kan hebben op de afwikkeling van het vliegverkeer;
2° de realisatie of een relevante wijziging van verkeersinfrastructuren omvat;
3° het bouwen van ten minste 250 woongelegenheden realiseert;
4° het bouwen van gebouwen of gebouwencomplexen realiseert voor handel, horeca, kantoorfuncties en diensten met een totale bruto vloeroppervlakte na de werkzaamheden van ten minste 7 500 m², of het uitbreiden van dergelijke gebouwen of gebouwencomplexen, als de totale bruto vloeroppervlakte door die uitbreiding de drempel van 7500 m2 of een veelvoud ervan overschrijdt;
5° het bouwen van gebouwen of gebouwencomplexen realiseert voor de vestiging van industrie, K.M.O. en ambacht met een totale bruto vloeroppervlakte na de werkzaamheden van ten minste 15 000 m², of het uitbreiden van dergelijke gebouwen of gebouwencomplexen, als de totale bruto vloeroppervlakte door die uitbreiding de drempel van 15 000 m2 of een veelvoud ervan overschrijdt;
6° de realisatie van of wijzigingen aan mobiliteitsnetwerken veroorzaakt;
7° andere activiteiten inhoudt met een verkeer genererende werking van pieken van 1000 of meer personenauto-equivalenten per tijdsblok van twee uur kan veroorzaken;
8° aanzienlijke effecten zou kunnen hebben op de mobiliteit;
1.19. Sport Vlaanderen als de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan:
1° volgens de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen geheel of gedeeltelijk bestemd zijn als recreatiegebied, gebied voor verblijfsrecreatie of daarmee vergelijkbaar gebied;
2° de bestemming recreatiegebied, gebied voor verblijfsrecreatie of daarmee vergelijkbaar gebied verkrijgen, in afwijking van de bestaande plannen van aanleg of de uitvoeringsplannen;
3° het voorgenomen uitvoeringsplan betrekking heeft op de realisatie of wijziging van sport- of recreatieve infrastructuur in andere bestemmingen dan recreatiegebied;
1.20. Toerisme Vlaanderen als de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan:
1° volgens de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen geheel of gedeeltelijk bestemd zijn als recreatiegebied, gebied voor verblijfsrecreatie of daarmee vergelijkbaar gebied;
2° de bestemming recreatiegebied, gebied voor verblijfsrecreatie of daarmee vergelijkbaar gebied verkrijgen, in afwijking van de bestaande plannen van aanleg of de uitvoeringsplannen;
1.21. het agentschap Zorg en Gezondheid als het voorgenomen uitvoeringsplan:
1° de realisatie van een industriegebied, een bedrijventerrein of een daarmee vergelijkbaar gebied omvat en aanzienlijke effecten zou kunnen hebben op de gezondheid van de mens;
2° de realisatie of wijziging van verkeersinfrastructuren of hoogspanningsleidingen omvat en aanzienlijke effecten zou kunnen hebben op de gezondheid van de mens;
3° aanzienlijke effecten zou kunnen hebben op de gezondheid van de mens;
1.22. de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij OVAM als:
1° de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, geheel of gedeeltelijk bestemd zijn als ontginningsgebied of een daarmee vergelijkbaar gebied;
2° op de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, bedrijven of activiteiten gevestigd zijn of waren die onderworpen zijn aan de milieuvergunningsplicht klasse I én waarvoor de OVAM adviesbevoegdheid heeft, in het bijzonder stortplaatsen;
3° op de gronden die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen, een gebiedsgerichte aanpak binnen de nieuwe concepten van circulaire economie onderzocht wordt;
4° gronden die geheel of ten dele opgenomen zijn in een brownfieldconvenant of een aanvraag voor een brownfieldconvenant;
5° gronden waarop volgens het Grondeninformatieregister van de OVAM een van de volgende bodemonderzoeken werden uitgevoerd:
a) een oriënterend bodemonderzoek met als conclusie dat verdere maatregelen voor de behandeling van de bodemverontreiniging noodzakelijk zijn;
b) een beschrijvend bodemonderzoek;
1.23. het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap;
1.24. het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media als de voorziene bestemmingen van de gronden binnen het voorgenomen uitvoeringsplan invloed kunnen hebben op bestaande of geplande jeugdverblijfplaatsen;
1.25. het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle als de gronden, die binnen de begrenzing van het voorgenomen uitvoeringsplan liggen:
1° volgens de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen de bestemming hebben voor een nucleaire centrale of aanhorigheden;
2° de bestemming voor een nucleaire centrale of aanhorigheden krijgen in afwijking van de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen.
De advieskaart watertoets is de advieskaart die is opgenomen in bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstanties en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018.
BIJLAGE 2 (01/05/2017- ...)
Bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 januari 2007 houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage
Bijlage 1. - De criteria, opgenomen in de RVR-toets
1.Ligt het plangebied binnen de consultatiezone van een Seveso-inrichting?
O ja. Het ruimtelijk uitvoeringsplan moet voorgelegd worden aan de administratie.
O nee. Ga naar vraag 2.
2. Is er binnen het plangebied bedrijvigheid aanwezig of gepland als vermeld in artikel 2.2.3, § 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009?
O Ja, er is bedrijvigheid aanwezig of gepland. Ga naar vraag 3.
O Nee, er is geen bedrijvigheid aanwezig of gepland. De RVR-toets genereert een beslissing. Het ruimtelijk uitvoeringsplan hoeft niet voorgelegd te worden aan de administratie.
O Ik weet het niet. Het ruimtelijk uitvoeringsplan moet voorgelegd worden aan de administratie.
3. Voorziet het RUP alleen in de bestendiging van bestaande bedrijvigheid of ook in de mogelijkheid tot nieuwe bedrijvigheid?
O Het plan omvat alleen bestendiging van bestaande bedrijvigheid. De RVR-toets genereert een beslissing. Het ruimtelijk uitvoeringsplan hoeft niet voorgelegd te worden aan de administratie.
O Het plan omvat ook nieuwe bedrijvigheid. Ga naar vraag 4.
O Ik weet het niet. Het ruimtelijk uitvoeringsplan moet voorgelegd worden aan de administratie.
4. Kunnen er zich Seveso-inrichtingen in het plangebied vestigen?
O Ja, Seveso-inrichtingen zijn mogelijk in het plangebied. Het ruimtelijk uitvoeringsplan moet voorgelegd worden aan de administratie.
O Nee, gezien het type bedrijvigheid kan verwacht worden dat er geen Seveso-inrichtingen gevestigd zullen worden in het plangebied. De RVR-toets genereert een beslissing. Het ruimtelijk uitvoeringsplan hoeft niet voorgelegd te worden aan de administratie.
O Nee, want er geldt een expliciet verbod voor de oprichting van Seveso-inrichtingen, dat is opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. De RVR-toets genereert een beslissing. Het ruimtelijk uitvoeringsplan hoeft niet voorgelegd te worden aan de administratie.
O Ik weet het niet. Het ruimtelijk uitvoeringsplan moet voorgelegd worden aan de administratie.
BIJLAGE 3 (01/05/2017- ...)
http://www.ejustice.just.fgov.be/mopdf/2017/03/28_1.pdf#page=49
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 05/12/2024