Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de subsidiëring van de organisatoren kinderopvang en buitenschoolse opvang ter uitvoering van het Vlaams Intersectoraal Akkoord

Datum 17/03/2017

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
  2. HOOFDSTUK 2 Kinderopvang
    1. Afdeling 1 Groepsopvang
    2. Afdeling 2 Gezinsopvang
    3. [Afdeling 3. Subsidie aan sommige organisatoren kinderopvang voor de ondersteuning van de kinderbegeleiders op de werkvloer (ing. BVR 11 maart 2022, art. 2, I: 1 januari 2022)]
  3. HOOFDSTUK 3 Buitenschoolse opvang
    1. Afdeling 1 Organisatoren met een attest van toezicht voor groepsopvang
    2. Afdeling 2 Initiatief voor buitenschoolse opvang
    3. Afdeling 3 Projecten FCUD
    4. Afdeling 4 Buitenschoolse opvang in een afzonderlijke binnenruimte
    5. Afdeling 5 Lokale diensten buitenschoolse opvang
    6. [Afdeling 6. Ex-generatiepact (ing. BVR 6 oktober 2017, art. 14, I: 15 maart 2017)]
    7. [Afdeling 7. Koopkrachtondersteuning voor organisatoren buitenschoolse opvang die een lokaal of openbaar bestuur zijn (ing. BVR 3 juni 2022, art. 3, I: 1 juli 2021)]
  4. [HOOFDSTUK 4 Flexibele opvangpool (verv. BVR 7 februari 2020, art. 36, I: 1 oktober 2019)]
  5. HOOFDSTUK 5 Projecten gesco
  6. HOOFDSTUK 6 [... (opgeh. BVR 6 oktober 2017, art. 15, I: 1 januari 2017)]
  7. HOOFDSTUK 7 Slotbepalingen

Inhoud

(... - ...)

DE VLAAMSE REGERING,

Gelet op het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, artikel 6, artikel 8, § 2 en artikel 12;

Gelet op het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 10, 3° ;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 9 december 2016;

Gelet op advies 60.710/3 van de Raad van State, gegeven op 10 februari 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat er op 6 juni 2005 een Vlaams Intersectoraal Akkoord is gesloten voor de social profit voor de jaren 2006 tot 2010, tussen enerzijds de Vlaamse sociale partners en anderzijds de Vlaamse overheid;

Overwegende dat er op 2 december 2011 een Vlaams Intersectoraal Akkoord is gesloten voor de Social Profit voor de jaren 2011 tot 2015, tussen enerzijds de Vlaamse sociale partners en anderzijds de Vlaamse overheid, en dat dat akkoord de basis vormt voor een recurrent systeem omdat de VIA-middelen die uit het akkoord voortvloeien, recurrent blijven bestaan;

Overwegende dat het akkoord de verbetering van de arbeidsvoorwaarden beoogt, en dat de Vlaamse overheid instaat voor de subsidiëring van de organisaties die de maatregelen, zoals bepaald in de akkoorden, uitvoeren;

Overwegende dat er afgesproken is dat Kind en Gezin de specifieke subsidie uitbetaalt aan de betrokken organisatoren kinderopvang en buitenschoolse opvang, ook al behoort de subsidie niet tot de reguliere subsidie voor kinderopvang of buitenschoolse opvang;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 1. (01/10/2019- ...)

In dit besluit wordt verstaan onder :
1° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, dat is opgericht bij artikel 3 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien Regie;
1°/1 equivalentvolle FCUD-opvangplaats : een plaats gerealiseerd door inzet van FCUD personeel in de buitenschoolse kinderopvang;
2° openbaar bestuur : een organisator met een van de volgende rechtsvormen: een gemeentebestuur, een stadsbestuur, een provinciebestuur, een Europese instelling, een OCMW, een openbare instelling, een autonome vereniging, een openbare universitaire instelling, een gemeentelijke vzw, een vereniging van OCMW's of een vereniging van gemeenten;
3° organisator gezinsopvang : een organisator met een vergunning voor gezinsopvang van baby's en peuters als vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, van het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters en een organisator met een vergunning voor groepsopvang van baby's en peuters als vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters die de subsidie, vermeld in artikel 59, § 1, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, ontvangt;
4° organisator groepsopvang : een organisator met een vergunning voor groepsopvang van baby's en peuters als vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, met uitzondering van een organisator met een vergunning voor groepsopvang van baby's en peuters als vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters die de subsidie, vermeld in artikel 59, § 1, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, ontvangt;
5° subsidie voor buitenschoolse opvang in een afzonderlijke binnenruimte : een subsidie voor buitenschoolse opvang in een afzonderlijke binnenruimte als vermeld in artikel 42 tot en met 48 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;
6° subsidie voor DAC : een subsidie als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 2015 houdende de regeling van de toekenning van subsidies aan de organisatoren van kinderopvang, buitenschoolse opvang en adoptiebemiddeling die personeelsleden te werk stellen in een gewezen DAC-statuut, toegekend aan een organisator van kinderopvang of een organisator van buitenschoolse opvang;
7° subsidie voor een project FCUD : een subsidie voor een project FCUD als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende subsidiëring van projecten vanuit het vroegere Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten en voor personeelsleden met een gewezen gescostatuut;
8° subsidie voor flexibele opvangpool : een subsidie voor flexibele opvangpools als vermeld in artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 houdende de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van gemandateerde voorzieningen, coördinatiepunten en flexibele opvangpools van doelgroepwerknemers, de voorwaarden voor de toestemming en de subsidiëring van lokale diensten buurtgerichte buitenschoolse opvang, en de voorwaarden voor een aanvullende subsidie voor organisatoren met een vergunning groepsopvang en een plussubsidie;
9° subsidie voor initiatief voor buitenschoolse opvang : een subsidie voor initiatief voor buitenschoolse opvang als vermeld in artikel 19 tot en met 31 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;
10° subsidie voor inkomenstarief T2a : een subsidie voor inkomenstarief waarbij een organisator gezinsopvang voor de gesubsidieerde kinderopvangplaatsen een subsidiebedrag ontvangt als vermeld in artikel 17 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, en waarbij een organisator groepsopvang voor de gesubsidieerde kinderopvangplaatsen een subsidiebedrag ontvangt als vermeld in artikel 18 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013;
11° subsidie voor inkomenstarief T2b : een subsidie voor inkomenstarief waarbij een organisator gezinsopvang voor de gesubsidieerde kinderopvangplaatsen een subsidiebedrag ontvangt als vermeld in artikel 58 of 59, § 1, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, en waarbij een organisator groepsopvang voor de gesubsidieerde kinderopvangplaatsen een subsidiebedrag ontvangt als vermeld in artikel 59, § 2, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013;
12° subsidie voor lokale diensten : een subsidie voor lokale diensten buitenschoolse opvang als vermeld in artikel 40 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 houdende de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van gemandateerde voorzieningen, coördinatiepunten en flexibele opvangpools van doelgroepwerknemers, de voorwaarden voor de toestemming en de subsidiëring van lokale diensten buurtgerichte buitenschoolse opvang, en de voorwaarden voor een aanvullende subsidie voor organisatoren met een vergunning groepsopvang en een plussubsidie.

Artikel 2. (01/10/2019- ...)

Een organisator met minstens één werknemer als vermeld in artikel 5, vierde lid, ontvangt een subsidie ter uitvoering van het Vlaams Intersectoraal Akkoord conform de bepalingen van dit besluit.

De subsidies worden toegekend met inachtneming van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.

Artikel 3. (01/10/2019- ...)

De bedragen van de subsidies of de budgetten, vermeld in dit besluit, worden aangepast aan de afgevlakte gezondheidsindex.

Overeenkomstig artikel 89, eerste lid, 28° en 58°, van het decreet van 18 december 2015 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2016 wordt verstaan onder afgevlakte gezondheidsindex: het prijsindexcijfer, vermeld in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen, dat wordt berekend en toegepast conform artikel 2 tot en met 2quater van het voormelde koninklijk besluit.

De toepassing van het eerste lid mag niet leiden tot een nominale vermindering van de subsidies, vermeld in het eerste lid, in de periode van 1 april tot aan de referentiemaand, vermeld in artikel 2, § 4, van het voormelde koninklijk besluit.

Deze aanpassing gebeurt telkens twee maanden nadat de afgevlakte gezondheidsindex een bepaalde drempelwaarde overschrijdt.

De bedragen in dit besluit zijn uitgedrukt tegen 100% en worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 105,10.

Artikel 4. (01/01/2023- ...)

§ 1. De subsidie geldt per kalenderjaar. In afwijking daarvan ontvangt de organisator die stopt, de subsidie alleen voor de periode van 1 januari tot en met de laatste dag vóór zijn stopzetting.

De subsidie wordt berekend op basis van het aantal gesubsidieerde opvangplaatsen op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor de subsidie geldt of op basis van de personen die bij de organisator werken op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor de subsidie geldt. In afwijking daarvan wordt de bijkomende subsidie, vermeld in artikel 14/1, berekend op basis van het aantal vergunde plaatsen op 1 september van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarvoor de subsidie geldt. Bij een stopzetting wordt de voormelde subsidie pro rata toegekend.

§2. De subsidie wordt betaald per kwartaal en bedraagt maximaal 95% van de geraamde subsidie. Het voorschot wordt betaald in de eerste maand van elk kwartaal. Het saldo wordt uiterlijk afgerekend op 30 juni van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar in kwestie.

In afwijking van het eerste lid kan het agentschap in de volgende gevallen beslissen om een specifieke regeling toe te passen voor de uitbetaling van de voorschotten:
1°    bij ernstige problemen bij de organisator;
2°    als er minstens een risico op plotse stopzetting van de specifieke dienstverlening is; 
3°    bij vermoeden van fraude door de organisator.

Artikel 5. (01/01/2023- ...)

Het budget voor de subsidie voor werkdrukvermindering voor de organisatoren, vermeld in artikel 8 en 12, bedraagt in totaal 6.627.091,32 euro. Het budget voor de subsidie voor werkdrukvermindering voor de organisatoren, vermeld in artikel 19, 24, 27, 31, 32/1 en 35, bedraagt in totaal 776.388,18 euro.

Het totaalbedrag, vermeld in het eerste lid, wordt geïndexeerd conform artikel 3. Na de indexering wordt het totaalbedrag verdeeld, rekening houdend met de criteria, vermeld in het derde lid, en het aantal voltijdsequivalenten, vermeld in het vierde lid.

De organisator ontvangt een bedrag per voltijdsequivalent, meer bepaald :
1° een bedrag per voltijdsequivalent van 45 tot en met 49 jaar;
2° twee keer het bedrag, vermeld in punt 1°, per voltijdsequivalent van 50 tot en met 54 jaar;
3° drie keer het bedrag, vermeld in punt 1°, per voltijdsequivalent van 55 jaar of ouder.

De volgende medewerkers worden in acht genomen:
1° voor de organisator kinderopvang : de werknemers, vermeld in artikel 60, eerste lid, 2°, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;
2° voor de organisator buitenschoolse opvang : de werknemers, vermeld in artikel 52, tweede en derde lid, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014.

HOOFDSTUK 2 Kinderopvang (... - ...)

Afdeling 1 Groepsopvang (... - ...)

Artikel 6. (01/10/2019- ...)

Een organisator groepsopvang met basissubsidie die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor managementondersteuning, van 14,94 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats.

Artikel 7. (01/01/2020- ...)

Een organisator groepsopvang met een subsidie voor inkomenstarief T2a die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor de eindejaarspremie. De subsidie bedraagt:
1° 137,83 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats T2a als de gemiddelde leeftijd van de medewerkers, vermeld in artikel 5, vierde lid, twintig jaar is;
2° voor elk jaar boven de gemiddelde leeftijd, vermeld in punt 1°, van twintig jaar tot maximaal een gemiddelde leeftijd van zestig jaar, wordt het bedrag, vermeld in punt 1°, verhoogd met 2,79 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats waarvoor de organisator een subsidie voor inkomenstarief T2a ontvangt.

Artikel 8. (18/04/2019- ...)

Een organisator groepsopvang met een subsidie voor inkomenstarief T2a die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor werkdrukvermindering. De subsidie wordt berekend conform artikel 5.

Artikel 8/1. (01/01/2022- ...)

Een organisator groepsopvang met een subsidie voor inkomenstarief T2a die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor koopkrachtondersteuning. De subsidie bedraagt:
1° 289,85 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats als de gemiddelde leeftijd van de personen, vermeld in artikel 5, vierde lid, twintig jaar is;
2° voor elk jaar boven op de gemiddelde leeftijd, vermeld in punt 1°, van twintig jaar, tot maximaal een gemiddelde leeftijd van zestig jaar wordt het bedrag, vermeld in punt 1°, verhoogd met 4,53 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats waarvoor de organisator een subsidie T2a ontvangt.

Een organisator groepsopvang met een subsidie voor inkomenstarief T2b die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor koopkrachtondersteuning. De subsidie bedraagt:
1° 235,17 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats als de gemiddelde leeftijd van de personen, vermeld in artikel 5, vierde lid, twintig jaar is;
2° voor elk jaar boven op de gemiddelde leeftijd, vermeld in punt 1°, van twintig jaar, tot maximaal een gemiddelde leeftijd van zestig jaar, wordt het bedrag, vermeld in punt 1°, verhoogd met 3,70 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats waarvoor de organisator een subsidie T2b ontvangt.

Artikel 9. (01/10/2019- ...)

Een organisator groepsopvang met een subsidie voor inkomenstarief T2a of T2b die een openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor werkdrukvermindering van 45,78 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats waarvoor de organisator een subsidie voor inkomenstarief T2a of T2b ontvangt.

Artikel 9/1. (01/01/2022- ...)

Een organisator groepsopvang met een basissubsidie voor groepsopvang als vermeld in artikel 12 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, die een openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor koopkrachtondersteuning. De subsidie bedraagt 558,35 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats.

Afdeling 2 Gezinsopvang (... - ...)

Artikel 10. (01/10/2019- ...)

Een organisator gezinsopvang met een subsidie voor inkomenstarief T2a of T2b die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor managementondersteuning van 0,89 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats waarvoor de organisator een subsidie voor inkomenstarief T2a of T2b ontvangt.

Artikel 11. (01/01/2020- ...)

Een organisator gezinsopvang met een subsidie voor inkomenstarief T2a die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor de eindejaarspremie. De subsidie bedraagt:
1° 4,55 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats T2a als de gemiddelde leeftijd van de medewerkers, vermeld in artikel 5, vierde lid, twintig jaar is;
2° voor elk jaar boven de gemiddelde leeftijd, vermeld in punt 1°, van twintig jaar tot maximaal een gemiddelde leeftijd van zestig jaar, wordt het bedrag, vermeld in punt 1°, verhoogd met 0,15 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats waarvoor de organisator een subsidie voor inkomenstarief T2a ontvangt.

Artikel 12. (18/04/2019- ...)

Een organisator gezinsopvang met een subsidie voor inkomenstarief T2a die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor werkdrukvermindering. De subsidie wordt berekend conform artikel 5.

Artikel 12/1. (01/01/2022- ...)

Een organisator gezinsopvang met een subsidie voor inkomenstarief T2a die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor koopkrachtondersteuning. De subsidie bedraagt:
1° 21,41 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats als de gemiddelde leeftijd van de personen, vermeld in artikel 5, vierde lid, twintig jaar is;
2° voor elk jaar boven op de gemiddelde leeftijd, vermeld in punt 1°, van twintig jaar, tot maximaal een gemiddelde leeftijd van zestig jaar, wordt het bedrag, vermeld in punt 1°, verhoogd met 0,24 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats waarvoor de organisator een subsidie T2a ontvangt.

Een organisator gezinsopvang met een subsidie voor inkomenstarief T2b die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor koopkrachtondersteuning. De subsidie bedraagt:
1° 17,06 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats als de gemiddelde leeftijd van de personen, vermeld in artikel 5, vierde lid, twintig jaar is;
2° voor elk jaar boven op de gemiddelde leeftijd, vermeld in punt 1°, van twintig jaar, tot maximaal een gemiddelde leeftijd van zestig jaar wordt het bedrag, vermeld in punt 1°, verhoogd met 0,19 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats waarvoor de organisator een subsidie T2b ontvangt.

Artikel 13. (01/10/2019- ...)

 Een organisator gezinsopvang met een subsidie voor inkomenstarief T2a of T2b die een openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor werkdrukvermindering van 2,22 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats waarvoor de organisator een subsidie voor inkomenstarief T2a of T2b ontvangt.

Artikel 14. (01/10/2019- ...)

Een organisator gezinsopvang met een subsidie voor inkomenstarief T2a of T2b die een openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap Opgroeien regie een subsidie voor de coördinatiefunctie van 8,48 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats waarvoor de organisator een subsidie voor inkomenstarief T2a of T2b ontvangt.

Een organisator gezinsopvang met een subsidie voor inkomenstarief T2a of T2b die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap Opgroeien regie een subsidie voor de coördinatiefunctie van 16,52 euro per gesubsidieerde kinderopvangplaats waarvoor de organisator een subsidie voor inkomenstarief T2a of T2b ontvangt.

[Afdeling 3. Subsidie aan sommige organisatoren kinderopvang voor de ondersteuning van de kinderbegeleiders op de werkvloer (ing. BVR 11 maart 2022, art. 2, I: 1 januari 2022)] (... - ...)

Artikel 14/1. (01/01/2022- ...)

De organisatoren groepsopvang die conform artikel 18 van het subsidiebesluit van 22 november 2013 een subsidie voor inkomenstarief ontvangen voor meer dan achttien plaatsen, ontvangen jaarlijks een bijkomende subsidie van 126,05 euro per vergunde plaats voor de financiële ondersteuning van de doelstellingen, vermeld in artikel 14/2. Van de bijkomende subsidie wordt minstens 90% rechtstreeks ingezet voor de ondersteuning van de kinderbegeleiders op de werkvloer en maximaal 10% voor overheadkosten.

In het eerste lid wordt verstaan onder overheadkosten: het geheel van kosten voor coördinatie, sturing en ondersteuning van de concrete activiteiten.

Artikel 14/2. (20/02/2023- ...)

De organisatoren besteden de bijkomende subsidie, vermeld in artikel 14/1, om de ondersteuners van de kinderbegeleiders op de werkvloer in te zetten.

De ondersteuning op de werkvloer, vermeld in het eerste lid, heeft de volgende doelstellingen:
1° kinderbegeleiders versterken in hun beroepscompetenties, vermeld in het beroepskwalificatieprofiel voor kinderbegeleiders, dat is opgenomen in de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2017 tot erkenning van de beroepskwalificatie van kinderbegeleider baby's en peuters;
2° samen met de kinderbegeleider instaan voor verzorgende en pedagogische taken bij de kinderen, en daarbij de kinderbegeleider ondersteunen op het vlak van:
a) de diverse ontwikkelingsaspecten van kinderen;
b) de aspecten van veiligheid en gezondheid in de opvang van kinderen;
c) de omgang en de communicatie met de gezinnen;
d) het inclusief omgaan met kinderen met specifieke zorgbehoeften en kinderen uit kwetsbare gezinnen;
3° samen met de verantwoordelijke en de kinderbegeleiders de dagelijkse praktijk aftoetsen aan het pedagogisch beleid van de organisator en verbeterpunten planmatig aanpakken, met kennis van de lokale netwerken die gericht zijn op het geïntegreerd beleid voor kinderen, jongeren en gezinnen;
4° in staat zijn om met betrekking tot verontrustende situaties:
a) deze te detecteren;
b) deze te bespreken met de organisator;
c) deze samen met de organisator mee op te volgen in functie van het herstel van de veiligheid;
d) ...;
5° ondersteuning bieden na afloop van een bezoek van Zorginspectie in het kader van een begeleidings- of opvolgingstraject van het agentschap en dit binnen de opdrachten van de ondersteuner als vermeld in deze bepaling.

De ondersteuning van de kinderbegeleiders houdt rekening met het pedagogisch raamwerk dat in september 2014 is ontwikkeld door de vakgroep sociale agogiek van de universiteit Gent en het expertisecentrum ervaringsgericht onderwijs van de Katholieke Universiteit Leuven, in opdracht van het agentschap.

Artikel 14/3. (01/01/2022- ...)

De organisator groepsopvang, vermeld in artikel 14/1, zet minstens 0,2 voltijdsequivalent ondersteuner op de werkvloer in voor de doeleinden, vermeld in artikel 14/2.

Artikel 14/4. (01/01/2022- ...)

De organisator groepsopvang, vermeld in artikel 14/1, kan ervoor kiezen om de middelen voor de ondersteuning op de werkvloer in te zetten via een samenwerkingsverband als vermeld in artikel 14/5. De organisator is verplicht om dat te doen als hij niet kan voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel 14/3.

Bij een samenwerkingsverband als vermeld in het eerste lid, zet de organisator groepsopvang minstens 0,5 voltijdsequivalent ondersteuner op de werkvloer in.

Artikel 14/5. (01/01/2022- ...)

De organisator groepsopvang, vermeld in artikel 14/1 van dit besluit, kan de ondersteuning op de werkvloer organiseren via de volgende samenwerkingsverbanden:
1° een lokaal of regionaal samenwerkingsverband;
2° een samenwerkingsverband met een of meer organisatoren groepsopvang als vermeld in artikel 14/1 van dit besluit;
3° een samenwerkingsverband met een organisatie waartoe de organisator structureel behoort of met een andere organisatie als die beschikt over voldoende competenties op het vlak van ondersteuning van kinderbegeleiders;
4° het ondersteuningsnetwerk kinderopvang, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2018 houdende toekenning van een subsidie aan het ondersteuningsnetwerk kinderopvang;
5° een pool gezinsopvang als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2019 houdende de toekenning van een subsidie aan pools gezinsopvang.

Artikel 14/6. (01/01/2022- ...)

Als de organisator niet zelf de ondersteuningsopdracht, vermeld in artikel 14/2, opneemt, sluit hij een ondersteuningsovereenkomst met de dienstverleners. In die ondersteuningsovereenkomst worden al de volgende elementen vastgelegd:
1° de wijze waarop de ondersteuning in de locatie wordt aangeboden;
2° de concrete afspraken en modaliteiten van de ondersteuning op de werkvloer;
3° de gegevens over de kwalificatie en competenties van de ondersteuner op de werkvloer die voor de organisator is aangesteld;
4° de contactgegevens van de ondersteuner die voor de organisator is aangesteld;
5° de wijze waarop de subsidies, vermeld in artikel 14/1, worden ingezet in het samenwerkingsverband, vermeld in artikel 14/5, en de wijze waarop de vergoeding van de kosten voor de ondersteuning op de werkvloer ten laste worden genomen;
6° de wijze waarop de ondersteuning op de werkvloer wordt geëvalueerd.

In het eerste lid wordt verstaan onder dienstverlener: de vereniging of het samenwerkingsverband, vermeld in artikel 14/5, die de ondersteuning op de werkvloer, vermeld in artikel 14/2, voor de organisator realiseert.

Artikel 14/7. (01/01/2022- ...)

De ondersteuners van de kinderbegeleiders beschikken over:
1° minimaal een kwalificatie van bachelorniveau;
2° competenties of ervaring op pedagogisch vlak inzake kinderopvang van baby's en peuters.

Artikel 14/8. (01/01/2022- ...)

Het agentschap evalueert de inzet van de ondersteuners over de subsidieperiode van de eerste drie jaar.

De organisatoren groepsopvang, vermeld in artikel 14/1, bezorgen op verzoek van het agentschap alle nodige inlichtingen voor de evaluatie, vermeld in het eerste lid.

De organisatoren groepsopvang, vermeld in artikel 14/1, houden uiterlijk op 15 februari van elk jaar dat volgt op de gesubsidieerde periode een functionele en financiële verantwoording ter beschikking van het agentschap, waarbij de inzet van de ontvangen subsidies wordt verantwoord met het oog op de doelstellingen, vermeld in artikel 14/2. Het agentschap kan de minimale inhoud voor de financiële en functionele verantwoording bepalen.

HOOFDSTUK 3 Buitenschoolse opvang (... - ...)

Afdeling 1 Organisatoren met een attest van toezicht voor groepsopvang (... - ...)

Artikel 15. (01/10/2019- ...)

Een organisator met een attest van toezicht voor groepsopvang als vermeld in artikel 3 van het kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor managementondersteuning van 3,58 euro per geattesteerde opvangplaats.

Afdeling 2 Initiatief voor buitenschoolse opvang (... - ...)

Artikel 16. (01/10/2019- ...)

Een organisator met een subsidie voor initiatief voor buitenschoolse opvang die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor managementondersteuning. De subsidie bedraagt :
1° 5,81 euro per equivalentvolle opvangplaats voor de eerste 21 equivalentvolle opvangplaatsen;
2° 3,44 euro per equivalentvolle opvangplaats vanaf de 22ste equivalentvolle opvangplaats;
3° 3,00 euro per equivalentvolle opvangplaats vanaf de 232ste equivalentvolle opvangplaats.

Artikel 17. (01/01/2020- ...)

Een organisator met een subsidie voor initiatief voor buitenschoolse opvang die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor de eindejaarspremie. De subsidie bedraagt :
1° 40,01 euro per equivalentvolle opvangplaats voor de eerste 21 equivalentvolle opvangplaatsen;
2° 23,70 euro per equivalentvolle opvangplaats vanaf de 22ste equivalentvolle opvangplaats;
3° 20,61 euro per equivalentvolle opvangplaats vanaf de 232ste equivalentvolle opvangplaats.

Artikel 18. (01/01/2020- ...)

Een organisator met een subsidie voor initiatief voor buitenschoolse opvang die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap Opgroeien regie een subsidie voor de coördinatiefunctie. De subsidie bedraagt:
1° 64,66 euro per equivalentvolle opvangplaats voor de eerste 21 equivalentvolle opvangplaatsen;
2° 32,33 euro per equivalentvolle opvangplaats vanaf de 22ste equivalentvolle opvangplaats;
3° 21,01 euro per equivalentvolle opvangplaats vanaf de 232ste equivalentvolle opvangplaats.

Artikel 19. (18/04/2019- ...)

Een organisator met een subsidie voor initiatief voor buitenschoolse opvang die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor werkdrukvermindering. De subsidie wordt berekend conform artikel 5.

Artikel 19/1. (01/01/2022- ...)

Een organisator met een subsidie voor initiatief voor buitenschoolse opvang die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor koopkrachtondersteuning. De subsidie bedraagt:
1° 283,07 euro per equivalentvolle opvangplaats voor de eerste 21 equivalentvolle opvangplaatsen;
2° 141,53 euro per equivalentvolle opvangplaats vanaf de 22ste equivalentvolle opvangplaats;
3° 94,36 euro per equivalentvolle opvangplaats vanaf de 23ste equivalentvolle opvangplaats.

De organisatoren, vermeld in het eerste lid, ontvangen een bijkomend bedrag voor koopkrachtondersteuning dat door het agentschap wordt berekend op basis van hun aandeel in de transitiesubsidie erkend. Het voormelde bijkomende bedrag wordt ten vroegste geïndexeerd vanaf 1 januari 2023.

Artikel 20. (01/10/2019- ...)

 Een organisator met een subsidie voor initiatief voor buitenschoolse opvang, die een openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor werkdrukvermindering. De subsidie bedraagt :
1° 14,62 euro per equivalentvolle opvangplaats voor de eerste 21 equivalentvolle opvangplaatsen;
2° 8,65 euro per equivalentvolle opvangplaats vanaf de 22ste equivalentvolle opvangplaats;
3° 7,5 euro per equivalentvolle opvangplaats vanaf de 232ste equivalentvolle opvangplaats.

Artikel 20/1. (01/01/2021- ...)

Een organisator met een subsidie voor initiatief voor buitenschoolse opvang die geen openbaar bestuur is, ontvangt een subsidie voor de lonen van de kinderbegeleiders van het initiatief voor buitenschoolse opvang. De subsidie bedraagt:
1° 175,81 euro per equivalentvolle opvangplaats voor de eerste 21 equivalentvolle opvangplaatsen;
2° 115,38 euro per equivalentvolle opvangplaats vanaf de 22ste equivalentvolle opvangplaats.

Afdeling 3 Projecten FCUD (... - ...)

Artikel 21. (01/10/2019- ...)

Een organisator van buitenschoolse opvang die een subsidie voor een project FCUD krijgt, met uitzondering van de projecten FCUD voor zieke kinderen, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor managementondersteuning. De subsidie bedraagt :
1° 11,91 euro per equivalentvolle FCUD-opvangplaats voor de eerste 21 equivalentvolle opvangplaatsen;
2° 7,45 euro per equivalentvolle FCUD-opvangplaats vanaf de 22ste equivalentvolle opvangplaats;
3° 6,99 euro per equivalentvolle FCUD-opvangplaats vanaf de 232ste equivalentvolle opvangplaats.

Artikel 22. (01/01/2020- ...)

Een organisator van buitenschoolse opvang die een subsidie voor een project FCUD krijgt, met uitzondering van de projecten FCUD voor zieke kinderen, en die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor de eindejaarspremie. De subsidie bedraagt :
1° 146,07 euro per equivalentvolle FCUD-opvangplaats voor de eerste 21 equivalentvolle opvangplaatsen;
2° 91,3 euro per equivalentvolle FCUD-opvangplaats vanaf de 22ste equivalentvolle opvangplaats;
3° 86,08 euro per equivalentvolle FCUD-opvangplaats vanaf de 232ste equivalentvolle opvangplaats.

Artikel 23. (01/10/2019- ...)

Een organisator van buitenschoolse opvang die een openbaar bestuur is, die een subsidie voor een project FCUD krijgt, met uitzondering van de projecten FCUD voor zieke kinderen, ontvangt van het agentschap Opgroeien regie een subsidie voor de coördinatiefunctie. De subsidie bedraagt:
1° 22,13 euro per equivalentvolle opvangplaats voor de eerste 21 equivalentvolle opvangplaatsen;
2° 11,06 euro per equivalentvolle opvangplaats vanaf de 22ste equivalentvolle opvangplaats;
3° 6,83 euro per equivalentvolle opvangplaats vanaf de 232ste equivalentvolle opvangplaats.

Een organisator van buitenschoolse opvang die geen openbaar bestuur is, die een subsidie voor een project FCUD krijgt, met uitzondering van de projecten FCUD voor zieke kinderen, ontvangt van het agentschap Opgroeien regie een subsidie voor de coördinatiefunctie. De subsidie bedraagt:
1° 64,66 euro per equivalentvolle opvangplaats voor de eerste 21 equivalentvolle opvangplaatsen;
2° 32,33 euro per equivalentvolle opvangplaats vanaf de 22ste equivalentvolle opvangplaats;
3° 21,01 euro per equivalentvolle opvangplaats vanaf de 232ste equivalentvolle opvangplaats.

Artikel 24. (18/04/2019- ...)

Een organisator van buitenschoolse opvang die een subsidie voor een project FCUD krijgt, met uitzondering van de projecten FCUD voor zieke kinderen, en die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor werkdrukvermindering. De subsidie wordt berekend conform artikel 5.

Artikel 24/1. (01/01/2020- ...)

Een organisator van buitenschoolse opvang die een subsidie voor een project FCUD voor zieke kinderen krijgt, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap Opgroeien regie een subsidie voor eindejaarspremie. De subsidie bedraagt 1227,02 euro per voltijds equivalent.

Artikel 24/2. (01/01/2021- ...)

Een organisator van buitenschoolse opvang die een subsidie voor een project FCUD krijgt, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap Opgroeien regie een subsidie voor de lonen van de FCUD kinderbegeleiders in die buitenschoolse opvang. De subsidie bedraagt 5.127,83 euro per voltijds equivalent.

Artikel 24/3. (01/05/2021- ...)

Een organisator van buitenschoolse opvang die een subsidie voor een project FCUD krijgt, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor koopkrachtondersteuning van de FCUD-coördinatoren in die buitenschoolse opvang. De subsidie bedraagt 2.160,69 euro per voltijds equivalent.

Afdeling 4 Buitenschoolse opvang in een afzonderlijke binnenruimte (... - ...)

Artikel 25. (01/10/2019- ...)

 Een organisator met een subsidie voor buitenschoolse opvang in een afzonderlijke binnenruimte, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor managementondersteuning van 7,85 euro per gesubsidieerde opvangplaats.

Artikel 26. (01/10/2019- ...)

Een organisator met een subsidie voor buitenschoolse opvang in een afzonderlijke binnenruimte, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor de eindejaarspremie van 70,32 euro per gesubsidieerde opvangplaats.

Artikel 27. (18/04/2019- ...)

Een organisator met een subsidie voor buitenschoolse opvang in een afzonderlijke binnenruimte, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor werkdrukvermindering. De subsidie wordt berekend conform artikel 5.

Artikel 27/1. (01/05/2021- ...)

Een organisator met een subsidie voor buitenschoolse opvang in een afzonderlijke binnenruimte, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor koopkrachtondersteuning van 83,89 euro per gesubsidieerde opvangplaats.

Artikel 28. (01/10/2019- ...)

 Een organisator met een subsidie voor buitenschoolse opvang in een afzonderlijke binnenruimte, die een openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor werkdrukvermindering van 29,00 euro per gesubsidieerde opvangplaats.

Afdeling 5 Lokale diensten buitenschoolse opvang (... - ...)

Artikel 29. (01/10/2019- ...)

Een organisator met een subsidie voor lokale diensten, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor managementondersteuning van 10,60 euro per gesubsidieerde opvangplaats.

Artikel 30. (01/01/2020- ...)

Een organisator met een subsidie voor lokale diensten, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor de eindejaarspremie van 102,60 euro per gesubsidieerde opvangplaats.

Artikel 31. (18/04/2019- ...)

Een organisator met een subsidie voor lokale diensten, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor werkdrukvermindering. De subsidie wordt berekend conform artikel 5.

Artikel 31/1. (01/05/2021- ...)

Een organisator met een subsidie voor lokale diensten, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor koopkrachtondersteuning van 248,19 euro per gesubsidieerde opvangplaats.

Artikel 32. (01/10/2019- ...)

 Een organisator met een subsidie voor lokale diensten, die een openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor werkdrukvermindering van 30,70 euro per gesubsidieerde opvangplaats.

[Afdeling 6. Ex-generatiepact (ing. BVR 6 oktober 2017, art. 14, I: 15 maart 2017)] (... - ...)

Artikel 32/1. (18/04/2019- ...)

Een organisator met een subsidie voor ex-generatiepact, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor werkdrukvermindering. De subsidie wordt berekend conform artikel 5.

In het eerste lid wordt verstaan onder subsidie voor ex-generatiepact: een subsidie voor buitenschoolse opvang als vermeld in artikel 89/1 tot en met 91 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014.

[Afdeling 7. Koopkrachtondersteuning voor organisatoren buitenschoolse opvang die een lokaal of openbaar bestuur zijn (ing. BVR 3 juni 2022, art. 3, I: 1 juli 2021)] (... - ...)

Artikel 32/2. (31/12/2021- ...)

Een organisator met een attest van toezicht voor groepsopvang als vermeld in artikel 3 van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, die een lokaal bestuur is, en die vanaf 1 januari 2022 beschikt over een kwaliteitslabel als vermeld in het besluit van de Vlaamse regering van 16 oktober 2020 tot toekenning van een kwaliteitslabel aan organisatoren van kleuteropvang, ontvangt van het agentschap een subsidie voor koopkrachtondersteuning. De subsidie bedraagt 262,10 euro per geattesteerde opvangplaats.

Artikel 32/3. (31/12/2021- ...)

Een organisator met een subsidie voor initiatief voor buitenschoolse opvang, een organisator met een subsidie voor buitenschoolse opvang in een afzonderlijke binnenruimte en een organisator met een subsidie voor lokale diensten die een openbaar bestuur zijn, ontvangen van het agentschap een subsidie voor koopkrachtondersteuning. De subsidie bedraagt 262,10 euro per erkende opvangplaats.

[HOOFDSTUK 4 Flexibele opvangpool (verv. BVR 7 februari 2020, art. 36, I: 1 oktober 2019)] (... - ...)

Artikel 33. (01/10/2019- ...)

Een organisator met een subsidie voor flexibele opvangpool, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor managementondersteuning van 100,08 euro per voltijdsequivalent doelgroepwerknemer.

Artikel 34. (01/01/2020- ...)

 Een organisator met een subsidie voor flexibele opvangpool, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor de eindejaarspremie van 908,36 euro per voltijdsequivalent doelgroepwerknemer.

Artikel 34/1. (01/05/2021- ...)

Een organisator met een subsidie voor flexibele opvangpool, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor koopkrachtondersteuning van 2 160,69 euro per voltijdsequivalent doelgroepwerknemer.

Artikel 35. (01/10/2019- ...)

 Een organisator met een subsidie voor flexibele opvangpool, die geen openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor werkdrukvermindering. De subsidie wordt berekend conform artikel 5.

Artikel 36. (01/10/2019- ...)

Een organisator met een subsidie voor flexibele opvangpool, die een openbaar bestuur is, ontvangt van het agentschap een subsidie voor werkdrukvermindering van 251,48 euro per voltijdsequivalent doelgroepwerknemer.

HOOFDSTUK 5 Projecten gesco (... - ...)

Artikel 37. (01/01/2021- ...)

Een organisator met een subsidie voor een project gesco ontvangt van het agentschap een subsidie tot uitvoering van het Vlaams Intersectoraal Akkoord. De subsidie bedraagt :
1° voor een organisator die geen openbaar bestuur is, 5.373,28 euro per voltijdsequivalent weerwerkgesco;
2° voor een organisator die een openbaar bestuur is, 1371,93 euro per voltijdsequivalent weerwerkgesco.

In het eerste lid wordt verstaan onder subsidie voor een project gesco: een subsidie voor een project gesco als vermeld in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende subsidiëring van projecten vanuit het vroegere Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten en voor personeelsleden met een gewezen gescostatuut.

HOOFDSTUK 6 [... (opgeh. BVR 6 oktober 2017, art. 15, I: 1 januari 2017)] (... - ...)

Artikel 38. (01/01/2017- ...)

...

Artikel 39. (01/01/2017- ...)

...

Artikel 40. (01/01/2017- ...)

...

HOOFDSTUK 7 Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 41. (01/01/2016- ...)

Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 42. (01/01/2016- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen is belast met de uitvoering van dit besluit.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 26/04/2024