Ministerieel besluit houdende vaststelling van het kader voor de renovatietoets en de lokale woontoets en van het financiële kader ter uitvoering van [artikel [2.33/2], eerste lid, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021]

Datum 05/09/2017

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK 1 Definitie
  2. HOOFDSTUK 2 Het kader voor de renovatietoets
  3. HOOFDSTUK 3 Het kader voor de lokale woontoets
  4. HOOFDSTUK 4 Het financiële kader
  5. HOOFDSTUK 5 Slotbepalingen

Inhoud

(... - ...)

DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 22, § 2, ingevoegd bij het decreet van 24 maart 2006 en gewijzigd bij de decreten van 27 maart 2009, 9 maart 2012, 31 mei 2013, 19 december 2014 en 14 oktober 2016, artikel 33, § 3, tweede lid, vervangen bij het decreet van 14 oktober 2016;

Gelet op het Procedurebesluit Wonen van 14 juli 2017, artikel 4, eerste lid;

Gelet op het ministerieel besluit van 13 februari 2014 houdende vaststelling van het decretale beleidskader en het financiële kader ter uitvoering van artikel 4, eerste lid, van het Procedurebesluit Wonen van 25 oktober 2013;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 november 2016;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 mei 2017;

Gelet op advies 61.924/1/V van de Raad van State, gegeven op 31 augustus 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Na mededeling aan de Vlaamse Regering,

Besluit :

HOOFDSTUK 1 Definitie (... - ...)

Artikel 1. (23/09/2017- ...)

In dit besluit wordt verstaan onder:
1° scorecard: het rapport, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid;
2° toelichtingsnota: de nota, vermeld in artikel 2, § 2.

HOOFDSTUK 2 Het kader voor de renovatietoets (... - ...)

Artikel 2. (01/01/2023- ...)

§ 1. De initiatiefnemer bezorgt het agentschap Wonen in Vlaanderen conform artikel 4.13, tweede lid, 4°, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021 een rapport over de huidige staat van de gebouwen of woningen die deel uitmaken van het project, hierna scorecard te noemen.

In de scorecard geeft de initiatiefnemer een score van 1 (uitstekende staat) tot en met 6 (onherstelbaar) voor de volgende elementen die betrekking hebben op de staat van de gebouwen of woningen:
1° externe kenmerken;
2° isolatie;
3° interne kenmerken;
4° technische installaties.

Daarna worden de scores, vermeld in het tweede lid, per element vertaald in een score op 100: 6 is 0%, 5 is 20%, 4 is 40%, 3 is 60%, 2 is 80% en 1 is 100%.

Op basis van de scorecard stelt het agentschap Wonen in Vlaanderen voor de gebouwen of woningen een conditiescore vast, rekening houdend met de volgende weging van de verplichte elementen:
1° externe kenmerken: 30%;
2° isolatie: 30%;
3° interne kenmerken: 20%;
4° technische installaties: 20%.

In de scorecard geeft de initiatiefnemer aan of de huidige staat van de gebouwen of woningen wel (score van 0) of niet (score van 1) voldoet aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woningkwaliteitsvereisten, vastgesteld bij of krachtens artikel 3.1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Als een element niet onderzocht kan worden, wordt dat aangegeven als `onbekend'.

Als een gebouw of woning niet voldoet aan een of meer van de veiligheids- en gezondheidsaspecten, vastgesteld bij of krachtens artikel 3.1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, trekt het agentschap Wonen in Vlaanderen punten af van de conditiescore. Per aanwezig veiligheids- of gezondheidsrisico wordt de volgende negatieve score toegekend:
1° stabiliteit: -10%;
2° brandveiligheid: -10%;
3° veiligheid van de installaties: -15%;
4° gevaarlijke stoffen: -5%;
5° valbeveiliging: -5%;
6° binnenklimaat: -5%.

§ 2. De initiatiefnemer bezorgt het agentschap Wonen in Vlaanderen conform artikel 4.13, tweede lid, 5°, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021 een toelichtingsnota waarin hij:
1° de keuze motiveert die hij heeft gemaakt voor de vervangingsbouw of de investeringsverrichting;
2° een inschatting maakt van de planning van de werkzaamheden voor de volgende vijf jaar;
3° in voorkomend geval een beschrijving geeft van de voorgestelde fasering.

Artikel 3. (01/01/2023- ...)

Het agentschap Wonen in Vlaanderen geeft een positief advies als uit de scorecard en de toelichtingsnota blijkt dat de vervangingsbouw of de investeringsverrichting:
1° de woningen op duurzame wijze binnen de respectieve prijsplafonds laten beantwoorden aan de normen en de bouwtechnische en conceptuele richtlijnen, uitgezonderd de richtlijnen waarvoor het agentschap Wonen in Vlaanderen of de kwaliteitskamer een afwijking toestaan;
2° dringend en noodzakelijk zijn om de veiligheids- en gezondheidsaspecten van de bewoners te kunnen garanderen.

Als niet is voldaan aan een of elk van beide voorwaarden, vermeld in het eerste lid, geeft het agentschap Wonen in Vlaanderen een negatief advies.

HOOFDSTUK 3 Het kader voor de lokale woontoets (... - ...)

Artikel 4. (01/01/2023- ...)

Een project dat voorziet in de nieuwbouw van sociale huurwoningen, en een project dat voorziet in de verwerving van een of meer goede woningen, passen in het bindend sociaal objectief van de gemeente als een van de volgende gevallen zich voordoet:
1° het project ligt in een gemeente met een positief saldo op de BSO-planner van het Projectportaal en het project overschrijdt met maximaal tien eenheden de BSO-planner,
2° het project ligt in een gemeente met een positief saldo op de convenant-planner van het Projectportaal en het project overschrijdt met maximaal tien eenheden de convenant-planner.

De BSO-planner, vermeld in het eerste lid, 1°, monitort het gerealiseerde en het geplande sociale huuraanbod in functie van het bindend sociaal objectief, waarbij:
1° voor het gerealiseerde sociale huuraanbod in de gemeente: het aanbod aan sociale huurwoningen volgens de meest recente jaarlijkse meting van het sociale huuraanbod, waarbij:
a) bijkomende sociale huurwoningen van sociale verhuurkantoren sinds de nulmeting pas meetellen als ten minste 90 % van het objectief voor sociale huurwoningen behaald is of behaald zal worden, rekening houdend met het gerealiseerde en geplande sociale huuraanbod;
b) overdrachten waarvan de verkoopovereenkomst wordt gesloten na 31 oktober 2017, van sociale huurwoningen van een gemeente, OCMW, intergemeentelijk samenwerkingsverband, OCMW-vereniging of het Vlaams Woningfonds aan een woonmaatschappij niet meetellen;
2° voor het geplande sociale huuraanbod in de gemeente: het aanbod aan sociale huurwoningen volgens de meest recente Projectenlijst die het agentschap Wonen in Vlaanderen aan de beoordelingscommissie heeft voorgelegd.

De convenant-planner, vermeld in het eerste lid, 2°, monitort het gerealiseerde en het geplande sociale huuraanbod dat verwezenlijkt is met een sociaal woonbeleidsconvenant als vermeld in artikel 5.52, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

De gemeente kan voor een overschrijding met meer dan tien eenheden een gemotiveerd verzoek tot afwijking richten aan de Vlaamse minister bevoegd voor het woonbeleid.

In afwijking van het eerste lid passen de projecten, vermeld in het eerste lid, in het bindend sociaal objectief van de gemeente als ze louter gefinancierd worden op de wijze, vermeld in artikel 4.10, 2°, h), van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021. Dit lid is niet van toepassing op huurwoningen die worden gerealiseerd met een lening vanuit het Vlaams Financieringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant of die volledig of gedeeltelijk gefinancierd wordt met middelen van de VMSW in het kader van haar opdracht, vermeld in artikel 4.15 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

Artikel 5. (01/01/2023- ...)

Een project dat voorziet in de vervangingsbouw van sociale huurwoningen waarbij er sprake is van een toename met meer dan 20% ten opzichte van het huidige aantal sociale huurwoningen op projectniveau, en een project dat een investeringsverrichting omvat waarvoor een vergunning, een melding of een verhuisbeweging is vereist waarbij er sprake is van een toename met meer dan 20% ten opzichte van het huidige aantal sociale huurwoningen op projectniveau, passen binnen het bindend sociaal objectief van de gemeente als een van de gevallen, vermeld in artikel 4, eerste lid, zich voordoet.

De gemeente kan voor een overschrijding met meer dan tien eenheden een gemotiveerd verzoek tot afwijking richten aan de Vlaamse minister bevoegd voor het woonbeleid.

In afwijking van het eerste lid passen de projecten, vermeld in het eerste lid, in het bindend sociaal objectief van de gemeente als ze louter gefinancierd worden op de wijze, vermeld in artikel 4.10, 2°, h), van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021. Dit lid is niet van toepassing op huurwoningen die worden gerealiseerd met een lening vanuit het Vlaams Financieringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant of die volledig of gedeeltelijk gefinancierd wordt met middelen van de VMSW in het kader van haar opdracht, vermeld in artikel 4.15 tweede lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

HOOFDSTUK 4 Het financiële kader (... - ...)

Artikel 6. (01/01/2021- ...)

Bij de opmaak van de meerjarenplanning en de kortetermijnplanning houdt de beoordelingscommissie binnen de perken van de kredieten die daarvoor beschikbaar zijn op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, rekening met:
1° het beleidsmatig investeringsprogramma, vermeld in artikel 2.22 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° artikel 4.13, § 2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
3° de aangegane engagementen en overeenkomsten.

Artikel 7. (01/01/2023- ...)

In dit artikel wordt verstaan onder een verrichting:
1° de nieuwbouw en de verwerving van één of meerdere goede woningen;
2° de investering in de renovatie, de verbetering of de aanpassing van verworven bebouwde onroerende goederen;
3° de vervangingsbouw van verworven bebouwde onroerende goederen.

Bij de beslissing over de opname van een verrichting in de meerjarenplanning en de kortetermijnplanning houdt de beoordelingscommissie, respectievelijk het agentschap Wonen in Vlaanderen achtereenvolgens rekening met:
1° voorrang voor de verrichtingen die deel uitmaken van een CBO-oproep;
2° de chronologische volgorde volgens de datum waarop de verrichting principieel vatbaar is voor opname in de meerjarenplanning, respectievelijk principieel vatbaar is voor opname in de kortetermijnplanning.

Artikel 8. (01/01/2023- ...)

§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder verrichting: de investering in de renovatie, de verbetering of de aanpassing van eigen sociale huurwoningen en vervangingsbouw van eigen sociale huurwoningen.

§ 2. Bij de beslissing over de opname van een verrichting in de meerjarenplanning houdt de beoordelingscommissie rekening met de chronologische volgorde volgens de datum waarop de verrichting principieel vatbaar is voor opname in de meerjarenplanning.

De beoordelingscommissie kan in geval van beperkte budgetten beslissen om voorrang te verlenen aan projecten op basis van de conditiescore die de projecten in het kader van de renovatietoets hebben gekregen of op basis van de veiligheids- en gezondheidsaspecten van de gebouwen of woningen in de projecten.

§ 3. Bij de beslissing over de opname van een verrichting in de kortetermijnplanning houdt de beoordelingscommissie, respectievelijk het agentschap Wonen in Vlaanderen rekening met de chronologische volgorde volgens de datum waarop de verrichting principieel vatbaar is voor opname in de kortetermijnplanning.

De beoordelingscommissie kan in geval van beperkte budgetten beslissen om voorrang te verlenen aan projecten op basis van de conditiescore die de projecten in het kader van de renovatietoets hebben gekregen of op basis van de veiligheids- en gezondheidsaspecten van de gebouwen of woningen in de projecten.

Artikel 9. (01/01/2023- ...)

Bij de beslissing over de opname van een infrastructuurverrichting in de meerjarenplanning en de kortetermijnplanning houdt het agentschap Wonen in Vlaanderen rekening met de chronologische volgorde volgens de datum waarop de verrichting principieel vatbaar is voor opname in de meerjarenplanning, respectievelijk principieel vatbaar is voor opname in de kortetermijnplanning.

HOOFDSTUK 5 Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 10. (01/11/2017- ...)

Het ministerieel besluit van 13 februari 2014 houdende vaststelling van het decretale beleidskader en het financiële kader ter uitvoering van artikel 4, eerste lid, van het Procedurebesluit Wonen van 25 oktober 2013, wordt opgeheven.

Artikel 11. (01/11/2017- ...)

 In afwijking van artikel 4, tweede lid, 2°, wordt het geplande sociaal huuraanbod in de gemeente tot en met 31 december 2017 berekend als het aanbod aan bijkomende sociale huurwoningen in projecten waarvan de bouw- of investeringsverrichting volgens de meest recente beoordelingscommissie is opgenomen in de meerjarenplanning of in de kortetermijnplanning of waarvan voor de bouw- of investeringsverrichting middelen zijn toegewezen op een jaarbudget en de werkzaamheden nog niet zijn voltooid.

Artikel 12. (23/09/2017- ...)

Hoofdstuk 3 en 4 en artikel 10 en 11 treden in werking op 1 november 2017.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 05/05/2024