Datum staatsblad | 15/02/2018 |
Pagina staatsblad | 11050 |
Datum inwerkingtreding | 01/01/2019 |
Commentaar | * De Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent stelde prejudiciële vragen over de artikelen 286 en 288 van dit decreet. Die zaken dragen de rolnummers 7860, 7861, 7862, 7863 en 7864 en zijn nog hangende. |
Type | Datum | Opschrift | Datum BS | Pagina BS |
---|---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 18/05/2018 | Decreet houdende wijziging van artikel 41 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat de verfijning van de belastingbevoegdheid van de gemeenteraad betreft | 11/06/2018 | 48450 |
Gewijzigd bij | 25/05/2018 | Decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, van de decreten van 4 mei 2018 over het samenvoegen van welbepaalde gemeenten, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 en van het Provinciedecreet van 9 december 2005 | 15/06/2018 | 49634 |
Gewijzigd bij | 08/06/2018 | Decreet houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) | 26/06/2018 | 51728 |
Gewijzigd bij | 07/12/2018 | Decreet Bestuursdecreet | 19/12/2018 | 100723 |
Gewijzigd bij | 21/12/2018 | Decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 31/12/2018 | 106725 |
Gewijzigd bij | 03/05/2019 | Decreet houdende de gemeentewegen | 12/08/2019 | 77449 |
Gewijzigd bij | 19/07/2019 | Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van artikel 190 van het decreet van 8 juni 2018 houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) | 02/09/2019 | 83715 |
Gewijzigd bij | 17/07/2020 | Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse decreten en besluiten van de Vlaamse Regering naar aanleiding van de codificatie van de decreten betreffende het Vlaamse woonbeleid | 17/11/2020 | 81193 |
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 04/08/2021 | 77778 |
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot aanpassing van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat de delegatie van de bevoegdheid voor het ondertekenen van authentieke akten over onroerende verrichtingen betreft | 11/08/2021 | 83243 |
Gewijzigd bij | 25/02/2022 | Decreet tot wijziging van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens, het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het decreet van 3 mei 2019 houdende de havenkapiteinsdienst | 05/05/2022 | 40919 |
Gewijzigd bij | 18/11/2022 | Decreet tot wijziging van het Provinciedecreet van 9 december 2005, het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het Bestuursdecreet van 7 december 2018, wat betreft klokkenluiders | 01/12/2022 | 88843 |
Gewijzigd bij | 03/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat betreft de oprichting van een deontologische commissie bij de gemeenteraad en de districtsraad | 20/02/2023 | 24132 |
Gewijzigd bij | 03/02/2023 | Decreet over regiovorming en tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur (citeeropschrift: "het Regiodecreet van 3 februari 2023"). | 09/03/2023 | 29537 |
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 29/03/2023 | 34739 |
Gewijzigd bij | 05/05/2023 | Decreet over de kwaliteit van zorg in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin | 30/05/2023 | 50857 |
Gewijzigd bij | 16/06/2023 | Decreet tot wijziging van het Provinciedecreet van 9 december 2005 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat betreft de beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid | 10/07/2023 | 59531 |
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 05/12/2023 | 113544 |
Gewijzigd bij | 09/02/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, het decreet van 12 juli 2013 houdende toekenning van subsidies voor gebouwen van de eredienst, gebouwen voor de openbare uitoefening van de niet-confessionele morele dienstverlening en crematoria en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 05/03/2024 | 30257 |
Gewijzigd bij | 03/05/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005, de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en het koninklijk besluit van 31 mei 1977 tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat | 03/06/2024 | 69833 |
Gewijzigd bij | 06/12/2024 | Decreet tot wijziging van artikel 6 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat betreft een verbeterende akte als gevolg van een arrest dat de verkiezingsuitslag wijzigt | 12/12/2024 | 133084 |
Zie ook | 30/03/2018 | Besluit van de Vlaamse Regering over de beleids- en beheerscyclus van de lokale [en de provinciale] besturen | 22/05/2018 | 42015 |
Zie ook | 20/04/2018 | Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de bekendmaking en raadpleegbaarheid van besluiten en stukken van het lokaal bestuur, betreffende de wijze waarop de reglementen en verordeningen van het lokaal bestuur worden bijgehouden in het register en betreffende de raadpleegbaarheid van de besluiten van de politiezones en hulpverleningszones | 11/05/2018 | 39410 |
Zie ook | 06/07/2018 | Besluit van de Vlaamse Regering houdende het statuut van de lokale mandataris | 19/09/2018 | 72603 |
Zie ook | 20/07/2018 | Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de tuchtprocedure voor het statutaire personeel van het lokaal bestuur en tot vaststelling van de werking, de samenstelling en de vergoeding van de leden van de Beroepscommissie voor Tuchtzaken | 14/09/2018 | 70963 |
Zie ook | 20/07/2018 | Omzendbrief KB/ABB 2018/2 Omzendbrief betreffende de budgetten en de éénjarige meerjarenplannen 2019 | 18/09/2018 | 72493 |
Zie ook | 30/11/2018 | Besluit van de Vlaamse Regering houdende het gebruik van open standaarden door de lokale besturen en tot nadere regeling van de databank van de lokale mandatarissen en van de databank van de leidend ambtenaren | 16/01/2019 | 3473 |
Zie ook | 14/12/2018 | Omzendbrief KB/ABB 2018 /4 betreffende het bestuurlijk toezicht en de bekendmakingsplicht in het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het Provinciedecreet van 9 december 2005 | 24/01/2019 | 8474 |
Zie ook | 21/12/2018 | Decreet houdende de gevolgen van een vrijwillige samenvoeging van gemeenten op het vlak van sectorregelgeving inzake omgeving | 31/12/2018 | 106730 |
Zie ook | 18/09/2020 | Omzendbrief KBBJ/ABB 2020/3. - Omzendbrief over de aanpassing van de meerjarenplannen 2020-2025 van de lokale en provinciale besturen volgens de beleids- en beheerscyclus | 16/11/2020 | 81100 |
Zie ook | 03/02/2023 | Decreet over regiovorming en tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur (citeeropschrift: "het Regiodecreet van 3 februari 2023"). | 09/03/2023 | 29537 |
Zie ook | 24/03/2023 | Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de wijze van communicatie ter uitvoering van artikel 7, §4, van het Regiodecreet van 3 februari 2023, wat betreft de afwijkingsaanvraag van de principes rond regiovorming en van diverse bepalingen van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 04/09/2023 | 71774 |
Zie ook | 21/06/2024 | Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de modellen van akte van voordracht en akte van opvolging in het kader van de installatie en samenstelling van de lokale bestuursorganen | 24/07/2024 | 88141 |
Wijzigt | 08/07/1976 | Wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn | 05/08/1976 | 9876 |
Wijzigt | 24/06/1988 | Gecoördineerde Wet Nieuwe Gemeentewet | 03/09/1988 | 12482 |
Wijzigt | 06/07/2001 | Decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking | 31/10/2001 | 37836 |
Wijzigt | 07/05/2004 | Decreet betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten | 06/09/2004 | 65171 |
Wijzigt | 15/07/2005 | Decreet Gemeentedecreet | 31/08/2005 | 38153 |
Wijzigt | 09/12/2005 | Decreet Provinciedecreet | 29/12/2005 | 56891 |
Wijzigt | 19/12/2008 | Decreet betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn | 24/12/2008 | 67932 |
Wijzigt | 08/07/2011 | Decreet houdende de organisatie van de lokale en provinciale verkiezingen en houdende wijziging van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, het Provinciedecreet van 9 december 2005 en het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn [citeeropschrift: "het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011"] | 25/08/2011 | 54542 |
Wijzigt | 07/06/2013 | Decreet betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid | 26/07/2013 | 47310 |
Heft op | 06/07/2001 | Decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking | 31/10/2001 | 37836 |
Heft op | 15/07/2005 | Decreet Gemeentedecreet | 31/08/2005 | 38153 |
Heft op | 19/12/2008 | Decreet betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn | 24/12/2008 | 67932 |
Heft op | 24/06/2016 | Decreet houdende de regels voor de vrijwillige samenvoeging van gemeenten en tot wijziging van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds, van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, van het Provinciedecreet van 9 december 2005 en van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 [citeeropschrift: "het decreet Vrijwillige Samenvoeging van Gemeenten van 24 juni 2016"] | 19/08/2016 | 52554 |
Artikel 1. ( 25/02/2018 - ... )
Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.
Artikel 2. ( 25/02/2018 - ... )
§ 1. De gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn beogen om op het lokale niveau duurzaam bij te dragen aan het welzijn van de burgers en verzekeren een burgernabije, democratische, transparante en doelmatige uitoefening van hun bevoegdheden.
Ze betrekken de inwoners zo veel mogelijk bij het beleid en zorgen voor openheid van bestuur.
§ 2. De gemeenten zijn overeenkomstig artikel 41 van de Grondwet bevoegd voor de aangelegenheden van gemeentelijk belang. Voor de verwezenlijking daarvan kunnen ze alle initiatieven nemen. Ze beogen om bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling van het gemeentelijk gebied.
Overeenkomstig artikel 6, § 1, VIII, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en artikel 46 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en met toepassing van het subsidiariteitsbeginsel, oefenen de gemeenten ook de bevoegdheden uit die hen door of krachtens de wet of het decreet zijn toevertrouwd.
Alleen als dat bij decreet uitdrukkelijk is bepaald, kunnen de provincies de medewerking van de gemeenten regelen.
§ 3. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn oefenen de opdrachten, vermeld in artikel 1 en 57 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, uit, alsook de andere aangelegenheden die hen door of krachtens een wet of een decreet worden opgelegd.
Artikel 3. ( 25/02/2018 - ... )
Dit decreet is van toepassing op alle gemeenten van het Vlaamse Gewest en op alle openbare centra voor maatschappelijk welzijn in de gemeenten van het Nederlandse taalgebied onder voorbehoud van artikel 5, § 1, II, 2°, en artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 1°, eerste streepje, en 4°, eerste lid, a), en artikel 7, § 1, eerste en derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Artikel 4. ( 01/12/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 26. |
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 2. |
Inhoud
§ 1. De gemeenteraad vertegenwoordigt de hele bevolking van de gemeente. De gemeenteraad bestaat, met inbegrip van de burgemeester en de schepenen, uit:
1° 7 leden in de gemeenten met minder dan 1000 inwoners;
2° 9 leden in de gemeenten met 1000 tot en met 1999 inwoners;
3° 11 leden in de gemeenten met 2000 tot en met 2999 inwoners;
4° 13 leden in de gemeenten met 3000 tot en met 3999 inwoners;
5° 15 leden in de gemeenten met 4000 tot en met 4999 inwoners;
6° 17 leden in de gemeenten met 5000 tot en met 6999 inwoners;
7° 19 leden in de gemeenten met 7000 tot en met 8999 inwoners;
8° 21 leden in de gemeenten met 9000 tot en met 11.999 inwoners;
9° 23 leden in de gemeenten met 12.000 tot en met 14.999 inwoners;
10° 25 leden in de gemeenten met 15.000 tot en met 19.999 inwoners;
11° 27 leden in de gemeenten met 20.000 tot en met 24.999 inwoners;
12° 29 leden in de gemeenten met 25.000 tot en met 29.999 inwoners;
13° 31 leden in de gemeenten met 30.000 tot en met 34.999 inwoners;
14° 33 leden in de gemeenten met 35.000 tot en met 39.999 inwoners;
15° 35 leden in de gemeenten met 40.000 tot en met 49.999 inwoners;
16° 37 leden in de gemeenten met 50.000 tot en met 59.999 inwoners;
17° 39 leden in de gemeenten met 60.000 tot en met 69.999 inwoners;
18° 41 leden in de gemeenten met 70.000 tot en met 79.999 inwoners;
19° 43 leden in de gemeenten met 80.000 tot en met 89.999 inwoners;
20° 45 leden in de gemeenten met 90.000 tot en met 99.999 inwoners;
21° 47 leden in de gemeenten met 100.000 tot en met 149.999 inwoners;
22° 49 leden in de gemeenten met 150.000 tot en met 199.999 inwoners;
23° 51 leden in de gemeenten met 200.000 tot en met 249.999 inwoners;
24° 53 leden in de gemeenten met 250.000 tot en met 299.999 inwoners;
25° 55 leden in de gemeenten met 300.000 of meer inwoners.
§ 2. De schepenen en de burgemeester zijn gemeenteraadsleden behalve als ze niet als gemeenteraadslid zijn verkozen als vermeld in de gevallen, vermeld in artikel 42, § 4, en artikel 68, § 2.
§ 3. Uiterlijk op 1 juni van het jaar waarin de gemeenteraadsverkiezingen zullen plaatsvinden, stelt de Vlaamse Regering een lijst op van het aantal te verkiezen gemeenteraadsleden per gemeente op basis van de bevolkingsaantallen van de gemeenten. Het inwonertal dat in aanmerking wordt genomen, is het aantal personen dat ingeschreven is in het rijksregister van de natuurlijke personen en dat op 1 januari van het jaar van de gemeenteraadsverkiezingen zijn hoofdverblijfplaats in de desbetreffende gemeente had. Ingeval een gemeente een principiële beslissing tot samenvoeging aan de Vlaamse Regering heeft kenbaar gemaakt, vermeldt de Vlaamse Regering desgevallend in de lijst van het aantal te verkiezen gemeenteraadsleden ook het aantal te verkiezen gemeenteraadsleden van de nieuwe gemeente, op basis van de som van de bevolkingsaantallen van de samen te voegen gemeenten. Vanaf de inwerkingtreding van het samenvoegingsdecreet wordt in deze lijst het aantal te verkiezen gemeenteraadsleden, vermeld voor de samengevoegde gemeenten, opgeheven en is enkel het aantal te verkiezen gemeenteraadsleden van de nieuwe gemeente geldig.
Het bevolkingsaantal op 1 januari van het jaar waarin de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, wordt, met behoud van de toepassing van het eerste lid, vanaf 1 december na de bekendmaking ervan, in aanmerking genomen als bevolkingscijfer in dit decreet.
Artikel 5. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 27. |
Inhoud
§ 1. De gemeenteraad wordt om de zes jaar volledig vernieuwd.
De leden van de gemeenteraad worden rechtstreeks verkozen door de gemeenteraadskiezers.
De leden van de gemeenteraad zijn herverkiesbaar.
§ 2. Na een volledige vernieuwing van de gemeenteraad blijven de uittredende gemeenteraadsleden in functie tot de geloofsbrieven van de nieuw verkozen gemeenteraadsleden onderzocht zijn en tot de meerderheid van de gemeenteraadsleden geïnstalleerd is.
§ 3. De verkozenen voor de gemeenteraad krijgen na de gemeenteraadsverkiezingen in afnemende volgorde van lijstgrootte het exclusieve initiatiefrecht om een meerderheidscoalitie te vormen. Het initiatiefrecht komt eerst toe aan de verkozene met de meeste naamstemmen van de grootste lijst en gaat vervolgens over naar de verkozenen met de meeste naamstemmen van de tweede grootste lijst en zo verder, in afnemende volgorde van lijstgrootte. Als een lijst in twee fracties is opgesplitst, komt het initiatiefrecht toe aan de verkozene voor de gemeenteraad die het hoogste aantal naamstemmen heeft en die tot de fractie met de meeste zetels in de gemeenteraad behoort. Als twee fracties even groot zijn en tot dezelfde lijst behoren, komt het initiatiefrecht toe aan de verkozene voor de gemeenteraad die het hoogste aantal naamstemmen behaald heeft. Het initiatiefrecht wordt telkens toegekend voor een periode van veertien dagen. De eerste periode van veertien dagen vangt aan de dag na de dagtekening van het proces-verbaal van de gemeenteraadsverkiezingen. De verkozene voor de gemeenteraad die het initiatiefrecht heeft, kan op elk moment daarvan afzien door een verklaring van afstand in te dienen bij de algemeen directeur.
De procedure van het initiatiefrecht neemt definitief een einde op een van de volgende momenten:
1° als elke houder van het initiatiefrecht dit recht heeft uitgeput;
2° als een gezamenlijke akte van voordracht is ingediend door de verkozene voor de gemeenteraad die op dat moment het initiatiefrecht heeft;
3° uiterlijk op de derde dag voor de installatievergadering van de gemeenteraad.
Het initiatiefrecht gaat in de volgende gevallen over naar de verkozene voor de gemeenteraad met het hoogste aantal naamstemmen van de volgende lijst in afnemende volgorde van lijstgrootte:
1° als binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, geen gezamenlijke akte van voordracht is ingediend door de verkozene voor de gemeenteraad die op dat moment het initiatiefrecht heeft;
2° als een verklaring van afstand is ingediend.
De algemeen directeur maakt de volgende elementen, nadat ze zich voordoen, onmiddellijk bekend op de webtoepassing van de gemeente waarna het initiatiefrecht eindigt of overgaat:
1° de indiening van een gezamenlijke akte van voordracht door de verkozene voor de gemeenteraad die op dat moment het initiatiefrecht heeft;
2° het ontbreken van een gezamenlijke akte van voordracht op de derde dag voor de installatievergadering;
3° de uitputting van het initiatiefrecht door alle houders van het initiatiefrecht;
4° de indiening van een verklaring van afstand;
5° het ontbreken van een gezamenlijke akte van voordracht, ingediend door de verkozene voor de gemeenteraad die op dat moment het initiatiefrecht heeft, na de periode van veertien dagen.
Artikel 6. ( 01/12/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 28. |
Gewijzigd bij | 06/12/2024 | Decreet tot wijziging van artikel 6 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat betreft een verbeterende akte als gevolg van een arrest dat de verkiezingsuitslag wijzigt | 2. |
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 89. |
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 3. |
Inhoud
§ 1. Als er geen bezwaar is ingediend tegen de verkiezing, worden de verkozen gemeenteraadsleden door de uittredende voorzitter van de gemeenteraad ten minste acht dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad op de hoogte gebracht van de datum, het uur en de plaats van de installatievergadering. De installatievergadering van de gemeenteraad vindt plaats op een van de eerste vijf werkdagen van december. Bij ontstentenis van oproeping door de uittredende voorzitter van de gemeenteraad vindt de installatievergadering van rechtswege plaats op de vijfde werkdag van december in het gemeentehuis om 20 uur. De algemeen directeur brengt bij ontstentenis van oproeping door de uittredende voorzitter van de gemeenteraad voor de goede orde de nieuw verkozen gemeenteraadsleden daarvan op de hoogte.
In het eerste lid wordt verstaan onder werkdag: elke dag van de week, behalve zaterdag, zondag en wettelijke en decretale feestdagen.
Als er een bezwaar is ingediend tegen de verkiezing en als die vervolgens toch geldig is verklaard, vindt de installatievergadering plaats binnen vijftien dagen na de dag waarop de uitslag van de verkiezing definitief is met toepassing van artikel 25 van het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges, maar op zijn vroegst op een van de eerste vijf werkdagen van december. De verkozen gemeenteraadsleden worden door de uittredende voorzitter van de gemeenteraad ten minste acht dagen voor de installatievergadering op de hoogte gebracht van de datum, het uur en de plaats van de vergadering.
Als er een bezwaar is ingediend tegen de verkiezing en als die verkiezing vervolgens ongeldig is verklaard en er een nieuwe verkiezing moet worden gehouden, vindt de installatievergadering plaats binnen vijftien dagen na de dag waarop de uitslag van de nieuwe verkiezing definitief is met toepassing van artikel 203, derde lid, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 of met toepassing van artikel 25 van het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolle- ges. De verkozen gemeenteraadsleden worden door de uittredende voorzitter van de gemeenteraad ten minste acht dagen voor de installatievergadering op de hoogte gebracht van de datum, het uur en de plaats van de vergadering.
Als de nieuw verkozen raadsleden niet zijn bijeengeroepen overeenkomstig het derde en het vierde lid, worden ze volgens hun rangorde bijeengeroepen door een uittredend lid van het college van burgemeester en schepenen.
Als de gemeenteraad ten gevolge van een wijziging van de zetelverdeling niet van rechtswege geïnstalleerd kan worden overeenkomstig het eerste lid, worden de nieuw verkozen raadsleden bijeengeroepen overeenkomstig het derde en het vierde lid nadat de zetelverdeling definitief is.
§1/1. Tot uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering kan er een verbeterende akte van voordracht of opvolging worden ingediend als door een uitspraak van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of de Raad van State de verkiezingsuitslag definitief is gewijzigd. In dat geval is de sanctie, vermeld in artikel 7, §2, niet van toepassing.
Onder een wijziging van de verkiezingsuitslag door een uitspraak van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of de Raad van State vallen volgende situaties:
1° een wijziging in de zetelverdeling tussen de lijsten;
2° een wijziging in de rangorde van de gekozen raadsleden of de opvolgers.
Als de verbeterende akte van voordracht of opvolging ontvankelijk is, is de eerdere akte van voordracht of opvolging voor hetzelfde mandaat zonder voorwerp.
§ 2. De uittredende voorzitter van de gemeenteraad zit de installatievergadering voor. Hij blijft voorzitter van de gemeenteraad tot een nieuwe voorzitter verkozen is. Als de uittredende voorzitter van de gemeenteraad de installatievergadering niet kan voorzitten, wordt ze voorgezeten door een uittredend lid van het college van burgemeester en schepenen in volgorde van hun rang.
§ 3. De gemeenteraad onderzoekt de geloofsbrieven van de verkozen gemeenteraadsleden. De verkozen gemeenteraadsleden van wie de geloofsbrieven zijn goedgekeurd, leggen, voor ze hun mandaat aanvaarden, in openbare vergadering de volgende eed af in handen van de voorzitter van de installatievergadering: "Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.".
De voorzitter van de installatievergadering legt, als die herkozen is als gemeenteraadslid, de eed af in handen van het oudste gemeenteraadslid, of, als de voorzitter van de installatievergadering zelf het oudste raadslid is, in handen van het op een na oudste gemeenteraadslid.
Een raadslid dat zich in een situatie van verhindering bevindt als vermeld in artikel 12, 5°, kan worden verkozen als schepen of voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst of aangeduid worden als aangewezen-burgemeester. In voorkomend geval en in afwijking van artikel 12, 5°, kan dat raadslid vervolgens de eed afleggen van het betreffende mandaat.
§ 4. De verkozen gemeenteraadsleden die aanwezig zijn op de installatievergadering en die de eed niet afleggen, worden geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat.
§ 5. De verkozen gemeenteraadsleden die niet aanwezig zijn op de installatievergadering en die, nadat ze daarvoor uitdrukkelijk zijn opgeroepen, zonder geldige reden afwezig zijn op de eerste daaropvolgende vergadering, worden geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat.
§ 6. Als de voorzitter van de gemeenteraad, degene die de voorzitter vervangt of degene die de eed afneemt van de voorzitter, nalaat de eed af te nemen van de verkozen gemeenteraadsleden op de installatievergadering of, bij vervanging van een lid, na de installatievergadering uiterlijk op de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad, wordt de eed afgenomen door een lid van het college van burgemeester en schepenen volgens hun rangorde. Als de voorzitter van de gemeenteraad, degene die de voorzitter vervangt of degene die de eed afneemt van de voorzitter, nalaat de eed af te nemen, noteert de algemeen directeur de vervanging van de voorzitter in de notulen van de vergadering.
§ 7. De rangorde van de gemeenteraadsleden wordt tijdens de installatievergadering van de nieuwe gemeenteraad onmiddellijk na de eedaflegging van de gemeenteraadsleden vastgesteld. Het gemeenteraadslid met de hoogste anciënniteit neemt de hoogste rang in. Bij gelijke anciënniteit neemt het gemeenteraadslid dat bij de laatste volledige vernieuwing van de gemeenteraad het hoogste aantal naamstemmen heeft behaald, de hoogste rang in. Bij een gelijk aantal naamstemmen neemt het gemeenteraadslid van wie de lijst bij de laatste volledige vernieuwing van de gemeenteraad de meeste stemmen heeft behaald de hoogste rang in. De opvolgers die na de installatievergadering als gemeenteraadslid worden geïnstalleerd, nemen in volgorde van hun eedaflegging een rang in.
Artikel 7. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 90. |
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 29. |
Inhoud
§1. Op de installatievergadering verkiest de gemeenteraad op basis van een akte van voordracht van kandidaat-voorzitter die voldoet aan al de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in het tweede lid, een voorzitter onder de gemeenteraadsleden van Belgische nationaliteit. De Vlaamse Regering stelt het model van de akte van voordracht van kandidaat-voorzitter vast en de wijze waarop dat model ter beschikking wordt gesteld. De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop de akte van voordracht van kandidaat-voorzitter wordt ingediend bij de algemeen directeur.
Een ontvankelijke akte van voordracht van kandidaat-voorzitter voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze draagt een gemeenteraadslid voor dat de Belgische nationaliteit heeft; 2° ze is gedaan op de modelakte die de Vlaamse Regering krachtens het eerste lid vaststelt en die op de dag van de verkiezingen door een door de Vlaamse Regering aan te wijzen entiteit van de Vlaamse overheid met de datumstempel van die dag ter beschikking is gesteld;
3° ze is ondertekend door meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen deelnamen;
4° ze is ondertekend door de meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat zijn verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-voorzitter voorkomt maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen;
5° ze is uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad aan de algemeen directeur bezorgd.
De akte van voordracht kan ook de einddatum van het mandaat van de kandidaat-voorzitter vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van een of meer personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de voorzitter bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Als het mandaat eindigt voor de einddatum, vermeld in de akte van voordracht, of als de persoon die in de akte van voordracht is aangewezen als de opvolger van de voorzitter, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen of als er geen opvolger is vermeld, wordt tot vervanging overgegaan conform paragraaf 5. Als de voordracht geen einddatum vermeldt, wordt, in voorkomend geval, de vermelding van een of meer opvolgers als onbestaande beschouwd.
§2. Niemand kan meer dan één akte van voordracht, gedaan op het model, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, ondertekenen.
Alle handtekeningen die in strijd met het verbod, vermeld in het eerste lid, zijn geplaatst, zijn ongeldig. Deze handtekeningen worden niet in aanmerking genomen om de vereisten, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 3° en 4°, te bereiken.
Een verkozene die het verbod, vermeld in het eerste lid, overtreedt, kan voor de duur van de zittingsperiode van de gemeenteraad niet worden benoemd of verkozen als burgemeester, schepen, voorzitter van de gemeenteraad, voorzitter van een gemeenteraadscommissie, voorzitter of lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst, noch een dergelijk mandaat waarnemen. Een verkozene die het verbod, vermeld in het eerste lid, overtreedt, kan de gemeente ook niet vertegenwoordigen of kan namens de gemeente geen mandaat bekleden of waarnemen in gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen. Een verkozene die het verbod, vermeld in het eerste lid, overtreedt, kan evenmin het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vertegenwoordigen of namens het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een mandaat bekleden of waarnemen in een vereniging of vennootschap als vermeld in deel 3, titel 4, of in andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen. Als de betrokkene al een dergelijk mandaat bekleedt of waarneemt, vervalt dat van rechtswege
§3. Nadat de gemeenteraadsleden de eed hebben afgelegd, bezorgt de algemeen directeur de akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter aan de voorzitter van de installatievergadering.
De voorzitter van de installatievergadering gaat na of de akte van voordracht ontvankelijk is overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1 en 2. Alleen de handtekeningen van de gemeenteraadsleden die de eed hebben afgelegd, worden daarvoor in aanmerking genomen, met inbegrip van de handtekeningen van de opvolgers die de akte van voordracht hebben ondertekend en die nadien als gemeenteraadslid de eed hebben afgelegd. In voorkomend geval wordt de voorgedragen kandidaat-voorzitter verkozen verklaard.
§4. Als er geen ontvankelijke akte van voordracht van kandidaat-voorzitter aan de voorzitter van de installatievergadering wordt bezorgd, verkiest de gemeenteraad binnen veertien dagen een voorzitter onder de gemeenteraadsleden van Belgische nationaliteit.
De gemeenteraadsleden kunnen voor de verkiezing van een voorzitter, vermeld in het eerste lid, een akte van voordracht die voldoet aan al de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in het derde lid, bezorgen aan de algemeen directeur. De Vlaamse Regering stelt het model van de akte van voordracht van kandidaat-voorzitter vast en de wijze waarop dat model ter beschikking wordt gesteld. De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop de akte van voordracht van kandidaat-voorzitter wordt ingediend bij de algemeen directeur.
Een ontvankelijke akte van voordracht van kandidaat-voorzitter voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze draagt een gemeenteraadslid voor dat de Belgische nationaliteit heeft;
2° ze is gedaan op de modelakte die de Vlaamse Regering krachtens het
tweede lid vaststelt en die op de dag van de verkiezingen door een door de Vlaamse Regering aan te wijzen entiteit van de Vlaamse overheid met de datumstempel van die dag ter beschikking is gesteld;
3° ze is ondertekend door de meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat zijn verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-voorzitter voorkomt maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen;
4° ze is uiterlijk drie dagen voor de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad na de installatievergadering aan de algemeen directeur bezorgd.
De akte van voordracht kan ook de einddatum van het mandaat van de kandidaat-voorzitter vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van een of meer personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de voorzitter bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Als het mandaat van de voorzitter eindigt voor de einddatum, vermeld in de akte van voordracht, of als de persoon die in de akte van voordracht is aangewezen als opvolger van de voorzitter, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, of als er geen opvolger is vermeld, wordt tot vervanging overgegaan conform paragraaf 5. Als de voordracht geen einddatum vermeldt, wordt, in voorkomend geval, de vermelding van een of meer opvolgers als onbestaand beschouwd.
Niemand kan meer dan één akte van voordracht, gedaan op de modelakte, vermeld in het derde lid, 2°, ondertekenen.
Alle handtekeningen die in strijd met het verbod, vermeld in het vijfde lid, zijn geplaatst, zijn ongeldig. Deze handtekeningen worden niet in aanmerking genomen om de vereisten, vermeld in het derde lid, 3°, te bereiken. Overtredingen van het voormelde verbod worden bestraft conform paragraaf 2, derde lid.
De voorzitter van de vergadering gaat na of de akte van voordracht van kandidaat-voorzitter ontvankelijk is conform het derde tot en met het zesde lid.
De verkiezing, vermeld in het eerste lid, vindt plaats bij geheime stemming.
De kandidaat die de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot voorzitter van de gemeenteraad. Als geen enkele kandidaat de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald en als verschillende kandidaten zijn voorgedragen voor het vacante mandaat, vindt een tweede stemronde plaats, waarin wordt gestemd op de twee kandidaten die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben behaald. Bij staking van stemmen in de eerste stemronde komt de kandidaat die bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald, in aanmerking voor de tweede stemronde. De kandidaat die in de tweede stemronde de meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot voorzitter. Bij staking van stemmen in de tweede stemronde is de kandidaat die bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald, verkozen tot voorzitter. Als de naamstemmen bepalend zijn en de kandidaten een gelijk aantal naamstemmen hebben behaald, is de voorgedragen kandidaat verkozen van wie de lijst bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste stemmen heeft behaald.
§5. In al de volgende gevallen wordt een nieuwe voorzitter verkozen op de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad, overeenkomstig paragraaf 1 tot en met 4, met dien verstande dat "de installatievergadering" wordt gelezen als "de eerstvolgende vergadering, vermeld in paragraaf 5", "de installatievergadering van de gemeenteraad" wordt gelezen als "de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad, vermeld in paragraaf 5", “drie dagen”, vermeld in paragraaf 1, wordt gelezen als “acht dagen”,"verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen deelnamen" wordt gelezen als "gemeenteraadsleden", "verkozene die" wordt gelezen als "gemeenteraadslid dat" en "Nadat de gemeenteraadsleden de eed hebben afgelegd" wordt gelezen als "Na opening van de vergadering":
1° als de voorzitter het mandaat niet aanvaardt;
2° als de voorzitter van zijn mandaat van gemeenteraadslid vervallen wordt verklaard;
3° als de voorzitter als verhinderd wordt beschouwd, als hij afgezet of geschorst is, of als hij ontslag genomen heeft of overleden is.
Tot aan de nieuwe verkiezing wordt het voorzitterschap waargenomen overeenkomstig het derde lid.
Als de voorzitter om een andere reden dan de redenen, vermeld in het eerste lid, tijdelijk afwezig is, of als hij bij een welbepaalde aangelegenheid betrokken partij is als vermeld in artikel 27, wordt hij met behoud van de toepassing van de nationaliteitsvereiste, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, als volgt vervangen:
1° als de voorzitter zijn bevoegdheid schriftelijk heeft opgedragen aan een gemeenteraadslid, neemt dat gemeenteraadslid het voorzitterschap waar;
2° als de voorzitter zijn bevoegdheid niet heeft opgedragen aan een gemeenteraadslid overeenkomstig punt 1°, neemt het gemeenteraadslid met de hoogste rang het voorzitterschap waar. Als dat raadslid de voorzitter niet kan vervangen, wordt het voorzitterschap waargenomen door een ander gemeenteraadslid in volgorde van rang.
De voorzitter die als verhinderd wordt beschouwd, die geschorst is of tijdelijk afwezig is, wordt vervangen zolang hij verhinderd, geschorst of tijdelijk afwezig is. De gemeenteraad neemt akte van de verhindering of schorsing, en van de beëindiging van de periode van verhindering of schorsing. Als het niet gaat om een door het decreet opgelegde verhindering, richt de voorzitter zijn verzoek tot vervanging wegens verhindering aan de gemeenteraad.
§ 6. De verhindering, het ontslag, het verval en de afstand van het mandaat van voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn houden van rechtswege de verhindering, het ontslag, het verval en de afstand van het mandaat van voorzitter van de gemeenteraad in.
Artikel 7/1. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Ingevoegd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 4. |
Inhoud
§1. De gemeenteraad kan een constructieve motie van wantrouwen aannemen tegen de voorzitter van de gemeenteraad.
§2. De constructieve motie van wantrouwen voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze is ondertekend door de meerderheid van de raadsleden;
2° ze is ondertekend door ten minste twee derde van de raadsleden van elke fractie die de motie ondersteunt. Als een fractie slechts uit twee verkozenen bestaat, volstaat de handtekening van een van hen;
3° ze draagt voor de voorzitter van de gemeenteraad een kandidaat-opvolger voor;
4° er is een ontvankelijke akte van voordracht bijgevoegd als vermeld in artikel 7, §1 en §2. Als een lijst in twee fracties is opgesplitst, wordt, in afwijking van artikel 7, de akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter ondertekend door de meerderheid van de gemeenteraadsleden die deel uitmaken van de fractie van de kandidaat-voorzitter. Als de fractie van de kandidaat-voorzitter slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen;
5° ze is uiterlijk acht dagen voor de gemeenteraadszitting aan de algemeen directeur bezorgd.
Tot de eerstvolgende vernieuwing van de gemeenteraad wordt een fractie geacht hetzelfde aantal leden te behouden, zoals vastgelegd op de installatievergadering, voor wat betreft het gewicht van de fracties voor de berekening van de meerderheidsvereisten, vermeld in het eerste lid. Het aantal zetels per fractie kan enkel wijzigen ten gevolge van een opvolging tussen twee fracties die een gezamenlijke lijst vormden.
De constructieve motie van wantrouwen kan niet bij spoedeisendheid in bespreking worden gebracht als vermeld in artikel 23.
De constructieve motie van wantrouwen kan niet worden ingediend op de volgende momenten:
1° in de periode van één jaar na de installatie van de gemeenteraad;
2° in de periode van twaalf maanden voor de dag van de verkiezingen voor de volledige vernieuwing van de gemeenteraden;
3° als er tegen de voorzitter een constructieve motie van wantrouwen is aangenomen, voor een termijn van één jaar vervallen is.
De algemeen directeur bezorgt de constructieve motie van wantrouwen met de bijgevoegde akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter aan de voorzitter van de gemeenteraad. De voorzitter van de gemeenteraad agendeert de akte op de eerstvolgende vergadering.
§3. De gemeenteraad beoordeelt op de eerstvolgende vergadering na het indienen van de motie van wantrouwen bij stemming of de motie voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2. Als de gemeenteraad vaststelt dat niet aan de voorwaarden is voldaan, verklaart hij de motie zonder voorwerp. Als de motie ontvankelijk is verklaard, stemt de gemeenteraad over de aanname van de motie van wantrouwen.
§4. Als de gemeenteraad de constructieve motie van wantrouwen aanneemt, is de voorzitter ontslagen. De voorgedragen kandidaat-voorzitter wordt verkozen verklaard.
Artikel 8. ( 01/01/2019 - ... )
Een verkozen gemeenteraadslid dat voor zijn installatie afstand wil doen van zijn mandaat, brengt de voorzitter van de gemeenteraad daarvan schriftelijk op de hoogte. De afstand wordt definitief zodra de gemeenteraad daarvan heeft kennisgenomen.
Artikel 9. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. Het gemeenteraadslid dat tijdens zijn mandaat niet meer voldoet aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden, wordt door de gemeenteraad, nadat het raadslid is gehoord, vervallen verklaard tenzij het gemeenteraadslid onmiddellijk ontslag neemt overeenkomstig artikel 13.
De voorzitter van de gemeenteraad brengt de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, alsook de betrokkene onmiddellijk op de hoogte van feiten die het verval van mandaat met zich kunnen meebrengen. Als de gemeenteraad niet optreedt binnen twee maanden nadat hij kennis heeft van de feiten die verval met zich kunnen meebrengen, treedt de Raad voor Verkiezingsbetwistingen in zijn plaats op, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een gemeenteraadslid of van het Openbaar Ministerie. De gemeenteraad wordt geacht kennis te hebben van de feiten die verval met zich kunnen meebrengen, hetzij vanaf de ontvangst van een bezwaar van een ander gemeenteraadslid of van het Openbaar Ministerie, hetzij vanaf de verzending van de kennisgeving door de voorzitter van de gemeenteraad aan de Raad voor Verkiezingsbetwistingen.
§ 2. De vervallenverklaring heeft pas gevolg vanaf de kennisgeving aan het gemeenteraadslid van de uitspraak van het verval door de gemeenteraad of de Raad voor Verkiezingsbetwistingen. De vervallenverklaring tast de geldigheid van de eerdere beslissingen van de gemeenteraad niet aan.
§ 3. Als de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, na de vervallenverklaring zijn mandaat blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro.
Artikel 10. ( 01/12/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 30. |
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 91. |
Inhoud
De volgende personen kunnen geen deel uitmaken van een gemeenteraad:
1° de provinciegouverneurs, de vicegouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de hoge ambtenaar die de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aanwijst overeenkomstig artikel 48, derde lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse Instellingen en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de provinciegriffiers, de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen als de gemeente in kwestie deel uitmaakt van hun ambtsgebied;
2° de magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de griffiers bij de hoven en de rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk Hof;
3° de leden van het operationeel, administratief of logistiek kader van de politiezone waar de gemeente toe behoort;
4° de personeelsleden van de gemeente in kwestie of van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat die gemeente bedient of van de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen van de gemeente;
5° de leden van een districtsraad;
6° de personen die in een lokale decentrale overheid van een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, voorzitter van de gemeenteraad, schepen of burgemeester;
7° de bloedverwanten tot en met de tweede graad, de aanverwanten in de eerste graad of de echtgenoten in de gemeenteraad van dezelfde gemeente;
8° de directeur van een woonmaatschappij tot wiens werkgebied de gemeente behoort;
9° de leidend ambtenaar van een intergemeentelijk samenwerkingsverband waaraan de gemeente deelneemt.
Als bloed- of aanverwanten in een graad als vermeld in het eerste lid, 7°, of twee echtgenoten worden verkozen bij dezelfde verkiezing, wordt de voorkeur bepaald door de grootte van de quotiënten op grond waarvan de zetels die kandidaten hebben verkregen aan hun lijst zijn toegekend.
Als twee bloed- of aanverwanten in een verboden graad of twee echtgenoten worden verkozen, de ene tot raadslid, de andere tot opvolger, geldt het verbod om zitting te nemen alleen voor de opvolger, tenzij de plaats waarvoor hij in aanmerking komt, is opengevallen voor de verkiezing van zijn bloed- of aanverwant of echtgenoot. Tussen opvolgers die voor opengevallen plaatsen in aanmerking komen, wordt de voorrang allereerst bepaald volgens de tijdsorde van de vacatures.
Voor de toepassing van dit artikel worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld.
Aanverwantschap die later tot stand komt tussen raadsleden, brengt geen verval van hun mandaat mee. Dat geldt niet bij een huwelijk tussen raadsleden en als er een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek, is afgelegd.
De onverenigbaarheid wordt geacht op te houden door het overlijden van de persoon door wie ze tot stand is gekomen, door echtscheiding of door de beëindiging van het wettelijk samenlevingscontract.
Overeenkomstig artikel 71 en 72 van de Nieuwe Gemeentewet is het eerste lid, 1° en 2°, ook van toepassing op de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België verblijven voor de uitoefening in een andere lidstaat van de Europese Unie van ambten die gelijkwaardig zijn aan de ambten, vermeld in deze bepalingen.
Artikel 11. ( 01/01/2019 - ... )
Het verkozen gemeenteraadslid dat zich op het ogenblik van zijn installatie als gemeenteraadslid in een situatie bevindt die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de gemeenteraad, kan de eed niet afleggen en wordt bijgevolg geacht afstand te doen van het mandaat dat aan hem toegekend is.
Een gemeenteraadslid dat tijdens zijn mandaat in een met zijn mandaat onverenigbare situatie terechtkomt en dat binnen vijftien dagen na het tot hem gerichte verzoek van de voorzitter van de gemeenteraad geen einde maakt aan die situatie, wordt door de gemeenteraad vervallen verklaard van zijn mandaat, overeenkomstig artikel 9, § 1, tweede lid, § 2 en § 3, nadat het betrokken gemeenteraadslid is gehoord.
Als de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, na de vervallenverklaring zijn mandaat blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro.
Artikel 12. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeenteraad neemt akte van de verhindering van de volgende personen:
1° het gemeenteraadslid dat om medische redenen, om studieredenen of wegens verblijf in het buitenland gedurende een minimale termijn van twaalf weken niet aanwezig kan zijn op de vergaderingen van de gemeenteraad en vervangen wil worden. Hij richt daarvoor een schriftelijk verzoek aan de voorzitter van de gemeenteraad. Bij het verzoek tot vervanging voor verhindering wegens medische redenen wordt een geneeskundig getuigschrift van maximaal vijftien dagen oud gevoegd, dat tevens de minimale termijn van afwezigheid om medische redenen aangeeft. Als het gemeenteraadslid dat om medische redenen afwezig blijft, niet in staat is om dat verzoek tot de voorzitter te richten, wordt hij van rechtswege als verhinderd beschouwd vanaf de derde opeenvolgende vergadering waarop hij afwezig is en zolang hij afwezig blijft. Bij het verzoek tot vervanging voor verhindering om studieredenen of verblijf in het buitenland wordt een attest van de onderwijsinstelling of opdrachtgever gevoegd;
2° het gemeenteraadslid dat ouderschapsverlof wil nemen voor de geboorte of adoptie van een kind. Dat gemeenteraadslid wordt op zijn schriftelijke verzoek, gericht aan de voorzitter van de gemeenteraad, vervangen, op zijn vroegst vanaf de zesde week voor de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie, tot het einde van de negende week na de adoptie of geboorte. Op schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de negende week verlengd met een duur die gelijk is aan de termijn waarin het raadslid zijn mandaat heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die aan de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaat. Bij de geboorte of de adoptie van een meerling kan het verlof verlengd worden met een periode van maximaal twee weken op verzoek van het gemeenteraadslid;
3° het gemeenteraadslid dat door palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad of van een zwaar ziek gezinslid gedurende minimaal twaalf weken niet aanwezig kan zijn op de vergaderingen van de gemeenteraad en vervangen wil worden. Hij richt daarvoor aan de voorzitter van de gemeenteraad een schriftelijk verzoek, waarbij een verklaring op erewoord gevoegd is waarin het raadslid zich bereid verklaart om bijstand of verzorging te verlenen. De naam van de patiënt hoeft niet te worden vermeld;
4° het gemeenteraadslid dat lid is van de Europese Commissie als het gemeenteraadslid daar schriftelijk om verzoekt. In voorkomend geval geldt de verhindering zolang het gemeenteraadslid het mandaat als lid van de Europese Commissie uitoefent;
5° het gemeenteraadslid dat geschorst is op grond van artikel 199 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011.
Artikel 13. ( 01/01/2019 - ... )
Het gemeenteraadslid dat ontslag wil nemen, deelt dat schriftelijk mee aan de voorzitter van de gemeenteraad. Het ontslag is definitief zodra de voorzitter van de gemeenteraad de kennisgeving ontvangt.
Als het gemeenteraadslid zelf voorzitter van de gemeenteraad is, deelt hij zijn ontslag schriftelijk mee aan de persoon die hem vervangt met toepassing van artikel 7, § 5, tweede lid. Het ontslag is definitief zodra zijn vervanger de kennisgeving ontvangt.
Het lid van de gemeenteraad blijft zijn mandaat uitoefenen tot zijn opvolger is geïnstalleerd, behalve als het ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid.
Artikel 14. ( 01/01/2019 - ... )
Het gemeenteraadslid dat afstand doet van zijn mandaat, dat van zijn mandaat vervallen wordt verklaard, dat als verhinderd wordt beschouwd, dat ontslag genomen heeft, of dat overleden is, wordt vervangen door zijn opvolger, die wordt aangewezen overeenkomstig artikel 169 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011.
De geloofsbrieven worden onderzocht overeenkomstig artikel 6, § 3. De vervanger legt de eed af in openbare vergadering in de handen van de voorzitter van de gemeenteraad.
Het gemeenteraadslid dat als verhinderd wordt beschouwd, wordt vervangen zolang de toestand van verhindering duurt. De gemeenteraad neemt akte van de beëindiging van de periode van verhindering.
Artikel 15. ( 01/01/2019 - ... )
De verhindering, het ontslag, het verval en de afstand van het mandaat van lid van de raad voor maatschappelijk welzijn houden van rechtswege de verhindering, het ontslag, het verval en de afstand van het mandaat van gemeenteraadslid in.
Artikel 16. ( 13/06/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 03/05/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005, de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en het koninklijk besluit van 31 mei 1977 tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat | 2. |
Inhoud
Het gemeenteraadslid dat wegens een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dat mandaat laten bijstaan door een vertrouwenspersoon, gekozen uit personen die de volle leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en die legaal binnen de Europese Unie verblijven, op voorwaarde dat hij zich niet bevindt in een situatie als vermeld in artikel 10, met uitzondering van het verbod in verband met bloed- en aanverwantschap, vermeld in punt 7° van dat artikel, ten aanzien van het lid met een handicap, en een situatie als vermeld in artikel 12.
De Vlaamse Regering bepaalt de criteria tot vaststelling van de hoedanigheid van een gemeenteraadslid met een handicap als vermeld in het eerste lid.
Bij het verlenen van de bijstand krijgt de vertrouwenspersoon dezelfde middelen ter beschikking en heeft hij dezelfde verplichtingen als het gemeenteraadslid, maar hij is niet gehouden tot de eedaflegging. Hij heeft ook recht op presentiegeld onder dezelfde voorwaarden als het gemeenteraadslid.
Artikel 17. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 5. |
Inhoud
§ 1. De gemeenteraadsleden ontvangen een presentiegeld ten laste van de gemeente voor hun aanwezigheid op de vergaderingen van de gemeenteraad. De Vlaamse Regering stelt een lijst op van vergaderingen die voortvloeien uit de mandaatverplichtingen van de gemeenteraadsleden waarvoor de gemeenteraad bij reglement kan bepalen dat presentiegeld wordt verleend.
De som van de vergoedingen, wedden en presentiegelden, die de gemeenteraadsleden ontvangen voor hun mandaat als raadslid en de som van de vergoedingen, wedden en presentiegelden die ze ontvangen als bezoldiging voor activiteiten die ze naast hun mandaat uitgeoefend hebben, is gelijk aan of lager dan anderhalve keer het bedrag van de vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement. Voor de berekening van dat bedrag komen de vergoedingen, wedden en presentiegelden die de gemeenteraadsleden ontvangen in aanmerking als ze voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard.
Als het plafond, vermeld in het tweede lid, wordt overschreden, wordt de som van de vergoedingen, wedden of presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard als vermeld in het tweede lid verminderd tot het passende bedrag.
De vergoedingen, wedden en presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard zijn die, vermeld in artikel 154, § 1, derde lid.
§ 2. De gemeenteraad bepaalt het bedrag van de presentiegelden binnen de grenzen die vastgelegd zijn door de Vlaamse Regering. Daarbij kan rekening gehouden worden met het inwonersaantal van de gemeente.
De gemeente vermindert de presentiegelden van het gemeenteraadslid dat andere wettelijke of reglementaire bezoldigingen, pensioenen, vergoedingen of toelagen ontvangt, of de gemeente vult die vergoeding aan, met een bedrag ter compensatie van het inkomensverlies dat de betrokkene lijdt, op voorwaarde dat de mandataris daar zelf om verzoekt. De algemeen directeur stelt vast of aan de voormelde voorwaarden is voldaan.
De som van de presentiegelden, aangevuld met het bedrag ter compensatie van het inkomensverlies, kan nooit hoger zijn dan de wedde van een schepen van een gemeente met 50.000 inwoners.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de grenzen waarbinnen de gemeenteraad kan bepalen welke specifieke kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat van gemeenteraadslid, voorzitter van de gemeenteraad en fractie- of commissievoorzitter, kunnen worden terugbetaald.
§ 4. De gemeenteraad kan de eretitels toekennen aan de gemeenteraadsleden onder de voorwaarden die hij bepaalt.
§ 5. De gemeente sluit een verzekering af om de burgerlijke aansprakelijkheid, met inbegrip van de rechtsbijstand, te dekken die bij de normale uitoefening van hun mandaat persoonlijk ten laste komt van de gemeenteraadsleden.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van het eerste lid.
De gemeente sluit naast de verzekering, vermeld in het eerste lid, de volgende verzekeringen af:
1° een verzekering om de bestuurdersaansprakelijkheid te dekken die persoonlijk ten laste komt van gemeenteraadsleden bij de normale uitoefening van hun mandaat, als ze de gemeente vertegenwoordigen als lid van de raad van bestuur of als dagelijks bestuurder in een rechtspersoon indien die rechtspersoon geen bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten voor de vertegenwoordigende mandataris;
2° een verzekering voor ongevallen die de gemeenteraadsleden overkomen in het kader van de normale uitoefening van hun mandaat.
§ 6. Behalve in geval van herhaling is de gemeente burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe een gemeenteraadslid wordt veroordeeld wegens een misdrijf, begaan bij de normale uitoefening van zijn ambt, met uitzondering van een persoonlijke inbreuk op de verkeersreglementering.
De regresvordering van de gemeente ten aanzien van de veroordeelde gemeenteraadsleden is beperkt tot de gevallen van bedrog, zware schuld of lichte schuld die bij hen gewoonlijk voorkomen.
Artikel 18. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeenteraad vergadert zo dikwijls als de zaken die tot zijn bevoegdheid behoren het vereisen en ten minste tienmaal per jaar.
Artikel 19. ( 01/01/2019 - ... )
De voorzitter van de gemeenteraad beslist tot bijeenroeping van de gemeenteraad en stelt de agenda van de vergadering op. De agenda bevat in ieder geval de punten die door het college van burgemeester en schepenen aan de voorzitter worden meegedeeld.
De voorzitter is verplicht de gemeenteraad bijeen te roepen op verzoek van een derde van de zittinghebbende leden of van het college van burgemeester en schepenen.
De voorzitter is ook verplicht de gemeenteraad bijeen te roepen op verzoek van een vijfde van de zittinghebbende leden als zes weken na de datum van de vorige gemeenteraad de gemeenteraadsleden nog niet bijeengeroepen zijn. De periode van zes weken wordt geschorst van 11 juli tot en met 15 augustus.
Bij een verplichte bijeenroeping als vermeld in het tweede en het derde lid roept de voorzitter de gemeenteraad bijeen op de aangewezen dag en het aangewezen uur en met de voorgestelde agenda. Daarvoor bezorgen de gemeenteraadsleden en het college van burgemeester en schepenen voor elk punt op de agenda hun voorstel van beslissing met een toelichting aan de algemeen directeur, die de voorstellen bezorgt aan de voorzitter van de gemeenteraad.
Artikel 20. ( 14/08/2021 - ... )
Document relaties
Type | Datum | Opschrift |
---|---|---|
Zie ook | 10/09/2021 | over de voorwaarden voor digitaal of hybride vergaderen voor de organen van de lokale besturen |
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 31. |
Inhoud
Behalve in spoedeisende gevallen wordt de oproeping ten minste acht dagen voor de dag van de vergadering aan het raadslid bezorgd.
De oproeping vermeldt in elk geval de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergadering en bevat een toegelicht voorstel van beslissing. De agendapunten moeten voldoende duidelijk omschreven zijn. Voor elk agendapunt wordt het dossier dat erop betrekking heeft, ter beschikking van de raadsleden gesteld vanaf de verzending van de agenda. Als een raadslid daarom verzoekt, wordt een dossier elektronisch ter beschikking gesteld.
Het huishoudelijk reglement bepaalt de wijze waarop de oproeping van de raadsleden wordt verzonden en de wijze waarop het dossier dat op de agenda betrekking heeft, ter beschikking wordt gesteld. Het huishoudelijk reglement kan ook de gezamenlijke oproeping van de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn regelen. De vergadering van de gemeenteraad vindt plaats in het gemeentehuis of op de fysieke plaats door de gemeenteraad bepaald. Het huishoudelijk reglement bepaalt of de gemeenteraad of de gemeenteraadscommissies, vermeld in artikel 37, digitaal of hybride kunnen vergaderen en de wijze waarop. De gemeenteraad kan enkel digitaal vergaderen onder de uitzonderlijke omstandigheden, vermeld in het huishoudelijk reglement. De gemeenteraad kan enkel hybride vergaderen onder de uitzonderlijke omstandigheden, vermeld in het huishoudelijk reglement. De Vlaamse Regering kan de minimale voorwaarden voor digitale en hybride vergaderingen bepalen.
De algemeen directeur of de door hem aangewezen personeelsleden verstrekken aan de raadsleden die erom verzoeken, technische inlichtingen over stukken die in het dossier voorkomen. Het huishoudelijk reglement bepaalt de wijze waarop die inlichtingen worden verstrekt.
Artikel 21. ( 01/01/2019 - ... )
Gemeenteraadsleden kunnen uiterlijk vijf dagen vóór de vergadering punten aan de agenda toevoegen. De gemeenteraadsleden bezorgen daarvoor hun toegelicht voorstel van beslissing aan de algemeen directeur, die de voorstellen bezorgt aan de voorzitter van de gemeenteraad.
Een lid van het college van burgemeester en schepenen kan niet gebruikmaken van de mogelijkheid, vermeld in het eerste lid.
De algemeen directeur deelt de aanvullende agendapunten zoals vastgesteld door de voorzitter van de gemeenteraad onmiddellijk mee aan de gemeenteraadsleden, samen met de bijbehorende toegelichte voorstellen.
Artikel 22. ( 01/01/2019 - ... )
Behalve in spoedeisende gevallen worden de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergaderingen van de gemeenteraad uiterlijk acht dagen voor de vergadering openbaar gemaakt, zodat het publiek ervan kan kennisnemen op elk moment. Het huishoudelijk reglement bepaalt de nadere regels voor de plaats en de wijze van openbaarmaking.
Als agendapunten aan de agenda worden toegevoegd overeenkomstig artikel 21, wordt de aangepaste agenda uiterlijk 24 uur nadat hij is vastgesteld, openbaar gemaakt overeenkomstig het eerste lid. In spoedeisende gevallen wordt de agenda uiterlijk 24 uur nadat hij is vastgesteld, en uiterlijk vóór de aanvang van de vergadering openbaar gemaakt overeenkomstig het eerste lid.
Artikel 23. ( 01/01/2019 - ... )
Een punt dat niet op de agenda voorkomt, mag niet in bespreking worden gebracht, behalve in spoedeisende gevallen.
Tot spoedbehandeling kan alleen worden besloten door ten minste twee derde van de aanwezige leden. De namen van die leden en de motivering van de spoedeisendheid worden in de notulen vermeld.
Artikel 24. ( 01/01/2019 - ... )
De voorzitter zit de vergaderingen van de gemeenteraad voor, en opent en sluit de vergaderingen.
Artikel 25. ( 14/08/2021 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 32. |
Inhoud
De voorzitter is belast met de handhaving van de orde in de vergadering. Hij kan, na een voorafgaande waarschuwing, elke toehoorder die openlijk tekens van goedkeuring of van afkeuring geeft of die op enigerlei wijze wanorde veroorzaakt, uit de vergadering laten verwijderen.
De voorzitter kan bovendien een proces-verbaal opmaken tegen die persoon en dat proces-verbaal bezorgen aan het openbaar ministerie met het oog op de eventuele vervolging van de betrokkene.
Artikel 26. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeenteraad kan alleen beraadslagen of beslissen als de meerderheid van de zittinghebbende gemeenteraadsleden aanwezig is.
In afwijking van het eerste lid, kan de gemeenteraad, als hij eenmaal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden aanwezig is, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen of beslissen over de onderwerpen die voor de tweede keer op de agenda voorkomen.
In de oproeping, vermeld in het tweede lid, wordt vermeld dat het om een tweede oproeping gaat en worden de bepalingen van dit artikel overgenomen.
Artikel 27. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. Het is voor een gemeenteraadslid verboden deel te nemen aan de bespreking en de stemming over:
1° aangelegenheden waarin hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger, of waarbij de echtgenoot, of bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Dat verbod strekt niet verder dan de bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, ontslagen, afzettingen en schorsingen. Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld;
2° de vaststelling of goedkeuring van het meerjarenplan, het budget en de jaarrekening van een instantie waaraan hij rekenschap verschuldigd is of van een instantie tot het uitvoerend orgaan waarvan hij behoort.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gemeenteraadslid dat zich in de omstandigheden, vermeld in het eerste lid, bevindt louter op grond van het feit dat hij als vertegenwoordiger van de gemeente is aangewezen in andere rechtspersonen.
§ 2. Het is voor een gemeenteraadslid verboden:
1° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen betaling te werken in geschillen ten behoeve van de gemeente. Dat verbod geldt ook voor de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het gemeenteraadslid werken;
2° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris ten behoeve van de tegenpartij van de gemeente of ten behoeve van een personeelslid van de gemeente te werken bij geschillen die betrekking hebben op beslissingen over de tewerkstelling binnen de gemeente. Dat verbod geldt ook voor de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het gemeenteraadslid werken;
3° rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst te sluiten, behalve in geval van een schenking aan de gemeente of een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap, of deel te nemen aan een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van de gemeente of een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap, behalve als het gemeenteraadslid een beroep doet op een dienstverlening van de gemeente of van een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat;
4° op te treden als afgevaardigde of deskundige van een vakorganisatie in het bijzonder onderhandelingscomité of het hoog overlegcomité van de gemeente.
§ 3. Dit artikel is van toepassing op de vertrouwenspersoon, vermeld in artikel 16 en 155.
§ 4. Als een gemeenteraadslid zich in de situatie, vermeld in paragraaf 1, bevindt, moet dat punt op de vergadering behandeld worden, en kan de vergadering niet gesloten worden voor het punt in kwestie is behandeld of voor beslist is om het punt uit te stellen.
Artikel 28. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De vergaderingen van de gemeenteraad zijn openbaar, behalve als:
1° het om aangelegenheden gaat die de persoonlijke levenssfeer raken. Zodra een dergelijk punt aan de orde is, beveelt de voorzitter de behandeling in besloten vergadering;
2° de gemeenteraad met twee derde van de aanwezige leden en op gemotiveerde wijze beslist tot behandeling in besloten vergadering, in het belang van de openbare orde of op grond van ernstige bezwaren tegen de openbaarheid.
De vergaderingen over de beleidsrapporten, vermeld in artikel 249, zijn in elk geval openbaar.
§ 2. De besloten vergadering kan alleen plaatsvinden na de openbare vergadering, uitgezonderd in tuchtzaken. Als tijdens de openbare vergadering blijkt dat de behandeling van een punt in besloten vergadering moet worden voortgezet, kan de openbare vergadering, alleen met dat doel, worden onderbroken. Als tijdens de besloten vergadering blijkt dat de behandeling van een punt in openbare vergadering moet worden behandeld, wordt dat punt opgenomen op de agenda van de eerstvolgende gemeenteraad. In geval van dringende noodzakelijkheid van het punt of in geval van de eedaflegging van een personeelslid kan de besloten vergadering, alleen met dat doel, worden onderbroken.
Artikel 29. ( 01/01/2019 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 08/06/2018 | Decreet houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) | 50. |
Inhoud
§ 1. De gemeenteraadsleden hebben het recht van inzage in alle dossiers, stukken en akten, ongeacht de drager, die het bestuur van de gemeente betreffen. De gemeenteraadsleden kunnen een afschrift verkrijgen van die dossiers, stukken en akten. De vergoeding die eventueel wordt gevraagd voor het afschrift, mag in geen geval meer bedragen dan de kostprijs, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 12, lid 5, en artikel 15, lid 3, van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
De briefwisseling gericht aan de voorzitter van de gemeenteraad en die bestemd is voor de gemeenteraad, wordt meegedeeld aan de gemeenteraadsleden.
§ 2. De gemeenteraadsleden mogen alle instellingen en diensten bezoeken die de gemeente opricht en beheert.
§ 3. De gemeenteraad bepaalt bij huishoudelijk reglement de voorwaarden voor het inzagerecht en het recht van afschrift, en de voorwaarden voor het bezoekrecht aan de instellingen en diensten die de gemeente opricht en beheert.
§ 4. De gemeenteraadsleden, alsook alle andere personen die krachtens de wet of het decreet de besloten vergaderingen van de gemeenteraad bijwonen, zijn tot geheimhouding verplicht.
Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging van de gemeenteraadsleden, alsook van alle andere personen als vermeld in het eerste lid wegens schending van het beroepsgeheim, overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
§ 5. Het inzagerecht en het bezoekrecht van de gemeenteraadsleden, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3, geldt ook voor de autonome gemeentebedrijven van de gemeente.
Artikel 30. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Vervangen bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 33. |
Commentaar
In een gemeente waar voor 13 oktober 2024 een collectieve motie wordt ingediend, treedt deze versie in werking op de dag van de indiening van de motie.Inhoud
De schepen die buiten de gemeenteraad is benoemd, is aanwezig op de vergaderingen van de gemeenteraad en beschikt in de gemeenteraad alleen over een raadgevende stem.
Artikel 31. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeenteraadsleden hebben het recht aan de burgemeester en aan het college van burgemeester en schepenen mondelinge en schriftelijke vragen te stellen.
Voor het stellen van een vraag als vermeld in het eerste lid, is geen toegelicht voorstel van beslissing vereist.
Artikel 32. ( 01/01/2019 - ... )
De notulen en het zittingsverslag van de vergadering van de gemeenteraad worden onder de verantwoordelijkheid van de algemeen directeur opgesteld overeenkomstig artikel 277 en 278.
Behalve in spoedeisende gevallen worden de notulen en het zittingsverslag van de vorige vergadering ten minste acht dagen voor de dag van de vergadering ter beschikking gesteld van de gemeenteraadsleden. Het huishoudelijk reglement bepaalt de wijze waarop de notulen en het zittingsverslag ter beschikking worden gesteld. Als een gemeenteraadslid daarom verzoekt, worden de notulen en het zittingsverslag elektronisch ter beschikking gesteld.
Elk gemeenteraadslid heeft het recht tijdens de vergadering opmerkingen te maken over de redactie van de notulen en het zittingsverslag van de vorige vergadering. Als die opmerkingen door de gemeenteraad worden aangenomen, worden de notulen en het zittingsverslag in die zin aangepast.
Als er geen opmerkingen worden gemaakt over de notulen en het zittingsverslag van de vorige vergadering worden de notulen en het zittingsverslag als goedgekeurd beschouwd en worden ze ondertekend door de voorzitter van de gemeenteraad en de algemeen directeur. Als de gemeenteraad bij spoedeisendheid is samengeroepen, kan de gemeenteraad beslissen om opmerkingen toe te laten op de eerstvolgende vergadering.
Telkens als de gemeenteraad het wenselijk acht, worden de notulen staande de vergadering opgemaakt en door de meerderheid van de gemeenteraadsleden en de algemeen directeur ondertekend.
Artikel 33. ( 01/01/2019 - ... )
De besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen.
In het eerste lid wordt verstaan onder volstrekte meerderheid van stemmen: meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen, onthoudingen niet meegerekend.
Bij staking van stemmen is het voorstel verworpen.
Artikel 34. ( 01/01/2019 - ... )
De stemmingen in de gemeenteraad zijn niet geheim.
In afwijking van het eerste lid wordt over de volgende aangelegenheden geheim gestemd:
1° de vervallenverklaring van het mandaat van gemeenteraadslid en van schepen;
2° de aanwijzing van de leden van de gemeentelijke bestuursorganen en van de vertegenwoordigers van de gemeente in overlegorganen en in de organen van andere rechtspersonen en feitelijke verenigingen;
3° de beëindiging van een mandaat als vermeld in punt 2° ;
4° individuele personeelszaken.
Onder voorbehoud van het tweede lid stemmen de leden van de gemeenteraad mondeling. Het huishoudelijk reglement kan een regeling invoeren die gelijkwaardig is aan een mondelinge stemming. Ongeacht de bepalingen van het huishoudelijk reglement wordt er mondeling gestemd telkens als een derde van de aanwezige leden daarom verzoekt.
De voorzitter stemt als laatste, behalve bij geheime stemming.
Artikel 35. ( 01/01/2019 - ... )
Voor elke benoeming in ambten, elke contractuele aanstelling, elke verkiezing en elke voordracht van kandidaten wordt een afzonderlijke stemming gehouden.
Als bij de benoeming, de contractuele aanstelling, de verkiezing of de voordracht van kandidaten de vereiste meerderheid niet wordt verkregen bij de eerste stemming, wordt opnieuw gestemd over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald.
Als bij de eerste stemming sommige kandidaten een gelijk aantal stemmen behaald hebben, wordt de jongste kandidaat tot de herstemming toegelaten.
Bij staking van stemmen heeft de jongste kandidaat de voorkeur.
Artikel 36. ( 13/09/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 34. |
Gewijzigd bij | 03/05/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005, de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en het koninklijk besluit van 31 mei 1977 tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat | 3. |
Inhoud
§ 1. Een of meer gemeenteraadsleden die op dezelfde lijst verkozen zijn, vormen een fractie.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 kunnen de kandidaat-gemeenteraadsleden die op dezelfde lijst zijn verkozen twee fracties vormen, mits aan de bepalingen van artikel 71, vijfde lid, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 is voldaan.
De vermelding inzake fractievorming op de voordrachtsakte, vermeld in artikel 71, vijfde lid, van het voormelde decreet, en de door de kandidaat- gemeenteraadsleden gemaakte keuze zijn niet herroepbaar.
§ 3. ...
§ 4. ...
§ 5. Het huishoudelijk reglement legt de nadere regels vast voor de samenstelling en de werking van de fracties, alsook, binnen de grenzen die de Vlaamse Regering bepaalt, voor de financiering ervan.
Artikel 37. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 6. |
Inhoud
§ 1. De gemeenteraad kan commissies oprichten die zijn samengesteld uit gemeenteraadsleden. De commissies hebben als taak de besprekingen in de gemeenteraadszittingen voor te bereiden, advies te verlenen en voorstellen te formuleren over de wijze waarop vorm wordt gegeven aan de inspraak van de bevolking telkens als dat voor de beleidsvoering wenselijk wordt geacht. De commissies kunnen altijd deskundigen en belanghebbenden horen.
§ 2. Artikel 28 en 34 zijn van overeenkomstige toepassing op de vergaderingen en de stemmingen in de commissies.
§ 3. De mandaten in iedere commissie worden evenredig verdeeld over de fracties waaruit de gemeenteraad is samengesteld. De gemeenteraad bepaalt per gemeenteraadscommissie het aantal leden, alsook de wijze waarop de evenredigheid wordt berekend. Die berekeningswijze geldt voor alle commissies die de gemeenteraad opricht. De evenredigheid vereist in ieder geval dat de som van het aantal mandaten dat toekomt aan de fracties waarvan leden deel uitmaken van het college van burgemeester en schepenen, altijd hoger is dan de som van het aantal mandaten dat toekomt aan de andere fracties. Elke fractie wijst de mandaten toe, die haar overeenkomstig de voormelde berekeningswijze toekomen, met een voordracht, gericht aan de voorzitter van de gemeenteraad. Als de voorzitter van de gemeenteraad voordrachten ontvangt voor meer kandidaten dan er mandaten te begeven zijn voor een fractie, worden de mandaten toegewezen in de volgorde waarin de kandidaten vermeld staan op de akte van voordracht.
Tot de eerstvolgende volledige vernieuwing van de gemeenteraad wordt een fractie geacht hetzelfde aantal leden in de commissies te behouden. Als een lid uitdrukkelijk aan de gemeenteraad heeft meegedeeld dat het niet meer wil behoren tot zijn fractie, vermeld in artikel 36, kan dat lid niet meer zetelen, noch als lid van deze fractie, noch als lid van een andere fractie. Niettemin behouden die fracties het oorspronkelijke aantal leden in de commissie.
In afwijking van het tweede lid worden de commissies opnieuw samengesteld na de aanname van een collectieve of een individuele constructieve motie van wantrouwen als door de aanname van de collectieve of een individuele constructieve motie van wantrouwen het aantal mandaten dat toekomt aan de fracties waarvan leden deel uitmaken van het college van burgemeester en schepenen niet hoger is dan de som van het aantal mandaten dat toekomt aan de andere fracties.
Om ontvankelijk te zijn moet de akte van voordracht voor elk van de kandidaat-commissieleden ten minste ondertekend zijn door een meerderheid van de leden van de fractie waarvan het kandidaat-commissielid deel uitmaakt. Als de fractie van het kandidaat-commissielid maar uit twee verkozenen bestaat, volstaat de handtekening van een van hen.
Niemand kan meer dan één akte ondertekenen per beschikbaar mandaat voor de fractie.
Als ten gevolge van de toepassing van de evenredige vertegenwoordiging, vermeld in het eerste lid, een fractie niet vertegenwoordigd is in een commissie, kan de fractie een raadslid aanwijzen dat als lid met raadgevende stem in de commissie zetelt.
§ 4. De burgemeester of schepenen kunnen geen voorzitter zijn van een gemeenteraadscommissie.
§ 5. Het huishoudelijk reglement bepaalt de nadere regels voor de samenstelling en de werkwijze van de commissie, alsook voor de toekenning van presentiegelden, met dien verstande dat de leden met raadgevende stem, vermeld in paragraaf 3, vierde lid, hetzelfde presentiegeld krijgen als de andere leden.
Als een lid met raadgevende stem lid is van verschillende commissies, kan het bedrag van de toegekende presentiegelden jaarlijks nooit hoger zijn dan het hoogste presentiegeld dat jaarlijks theoretisch toegekend kan worden aan een vast lid. Voor de berekening van dat maximumbedrag wordt rekening gehouden met het aantal commissievergaderingen die voor een vast lid recht geven op presentiegeld.
Artikel 38. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 35. |
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 7. |
Inhoud
De gemeenteraad stelt bij de aanvang van de zittingsperiode een huishoudelijk reglement vast waarin aanvullende maatregelen worden opgenomen voor de werking van de raad en waarin minstens bepalingen worden opgenomen over:
1° de vergaderingen waarvoor presentiegeld wordt verleend, het bedrag van het presentiegeld en de nadere regels voor de eventuele terugbetaling van specifieke kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat van gemeenteraadslid of lid van het college van burgemeester en schepenen;
2° de wijze van verzending van de oproeping en de terbeschikkingstelling van het dossier aan de gemeenteraadsleden, alsook de wijze waarop de algemeen directeur of de door hem aangewezen personeelsleden, aan de raadsleden die erom verzoeken, technische inlichtingen verstrekken over die stukken;
3° de wijze waarop de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergaderingen van de gemeenteraad openbaar worden gemaakt;
4° de voorwaarden voor het inzagerecht en het recht van afschrift voor gemeenteraadsleden en de voorwaarden voor het bezoekrecht aan de instellingen en diensten die de gemeente opricht en beheert;
5° de voorwaarden waaronder de gemeenteraadsleden hun recht uitoefenen om aan de burgemeester en aan het college van burgemeester en schepenen mondelinge en schriftelijke vragen te stellen;
6° de wijze van notulering en de wijze waarop de notulen en het zittingsverslag van de vorige vergadering ter beschikking worden gesteld van de gemeenteraadsleden;
7° de nadere regels voor de samenstelling en de werking van de commissies en de fracties;
8° de wijze waarop en de persoon door wie de stukken van de gemeente, vermeld in artikel 279, worden ondertekend;
9° ...
10° de wijze van het ter kennis brengen van de beslissingen, vermeld in artikel 50, vijfde lid;
11° de keuze om digitaal of hybride te vergaderen en de wijze waarop;
12° de uitzonderlijke omstandigheden waaronder de gemeenteraad digitaal kan vergaderen, als het huishoudelijk reglement de mogelijkheid van digitaal vergaderen opneemt;
13° de uitzonderlijke omstandigheden waaronder de gemeenteraad hybride kan vergaderen, als het huishoudelijk reglement de mogelijkheid van hybride vergaderen opneemt.
De gemeenteraad kan het huishoudelijk reglement op elk moment wijzigen.
Artikel 39. ( 02/03/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 03/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat betreft de oprichting van een deontologische commissie bij de gemeenteraad en de districtsraad | 2. |
Inhoud
De gemeenteraad neemt een deontologische code aan en richt een deontologische commissie op. De deontologische code regelt ook de samenstelling, werking en bevoegdheid van de deontologische commissie. De deontologische commissie bestaat minstens uit één vertegenwoordiger per fractie in de gemeenteraad.
Artikel 40. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 8. |
Inhoud
§ 1. Onder voorbehoud van andere wettelijke of decretale bepalingen, beschikt de gemeenteraad over de volheid van bevoegdheid ten aanzien van de aangelegenheden, vermeld in artikel 2, §1 en §2.
§ 2. De gemeenteraad bepaalt het beleid van de gemeente en kan daarvoor algemene regels vaststellen.
§ 3. De gemeenteraad stelt de gemeentelijke reglementen vast. Met behoud van de toepassing van de federale wetgeving in verband met de bevoegdheid van de gemeenteraad om politieverordeningen vast te stellen, kunnen de reglementen onder meer betrekking hebben op het gemeentelijk beleid, de gemeentelijke belastingen en retributies, en op het inwendige bestuur van de gemeente.
Een afschrift van elk reglement waarin een strafbepaling of een administratieve sanctie wordt opgenomen, wordt dadelijk verzonden aan de griffie van de rechtbank van eerste aanleg en aan die van de politierechtbank.
Artikel 41. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 18/05/2018 | Decreet houdende wijziging van artikel 41 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat de verfijning van de belastingbevoegdheid van de gemeenteraad betreft | 2. |
Gewijzigd bij | 18/05/2018 | Decreet houdende wijziging van artikel 41 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat de verfijning van de belastingbevoegdheid van de gemeenteraad betreft | 3. |
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 9. |
Inhoud
Behalve bij de uitdrukkelijke toewijzing van een bevoegdheid als vermeld in artikel 2, § 2, tweede lid, aan de gemeenteraad kan de gemeenteraad bij reglement bepaalde bevoegdheden toevertrouwen aan het college van burgemeester en schepenen.
De volgende bevoegdheden kunnen niet aan het college van burgemeester en schepenen worden toevertrouwd:
1° de aan de gemeenteraad toegewezen bevoegdheden, vermeld in afdeling 1 en 2 van dit hoofdstuk;
2° het vaststellen van andere gemeentelijke reglementen dan die over personeelsaangelegenheden, en het bepalen van straffen en administratieve sancties bij de overtreding van die reglementen;
3° het vaststellen van de beleidsrapporten van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, vermeld in artikel 249;
4° het oprichten van en het toetreden tot rechtspersonen en het beslissen tot oprichting van, deelname aan of vertegenwoordiging in agentschappen, instellingen, verenigingen en ondernemingen;
5° het goedkeuren van beheersovereenkomsten en samenwerkingsovereenkomsten als vermeld in artikel 196, 234 en 247;
6° het aanstellen en ontslaan van de algemeen directeur, de adjunct-algemeen directeur, de financieel directeur en de ombudsman, alsook de sanctie- en tuchtbevoegdheid ten aanzien van die personeelsleden;
7° het goedkeuren van het algemene kader van het organisatiebeheersingssysteem, vermeld in artikel 219;
8° het vaststellen van wat onder het begrip `dagelijks bestuur' moet worden verstaan;
9° beslissingen die een wet, een decreet of een uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk aan de gemeenteraad voorbehoudt;
10° het vaststellen van de plaatsingsprocedure en het vaststellen van de voorwaarden van overheidsopdrachten, tenzij:
a) de opdracht past binnen het begrip `dagelijks bestuur', vermeld in punt 8°, waarvoor het college van burgemeester en schepenen bevoegd is;
b) de raad de plaatsingsprocedure en het vaststellen van de voorwaarden voor die overheidsopdracht nominatief aan het college van burgemeester en schepenen heeft toevertrouwd;
11° de daden van beschikking over onroerende goederen, behalve die, vermeld in artikel 56, § 3, 8°, b);
12° het definitief aanvaarden van schenkingen en het aanvaarden van legaten;
13° het inrichten van adviesraden en overlegstructuren;
14° het vaststellen van de gemeentebelastingen en het vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de voorwaarden ervan, inclusief verminderingen en vrijstellingen;
15° het vaststellen van een systeem van klachtenbehandeling;
16° het nemen van beslissingen als vermeld in artikel 297 en 298;
17° het aangaan van andere dadingen dan dadingen met personeelsleden naar aanleiding van een beëindiging van het dienstverband, die de gevolgen van de beëindiging van het dienstverband als voorwerp hebben;
18° de bevoegdheden van de gemeenteraad, vermeld in artikel 263, 265, 266, 267, 269 en 304, § 6;
19° het vaststellen van de wijze van het ter kennis brengen van de beslissingen, vermeld in artikel 50;
20° het aanstellen en ontslaan van de leden van de raad van bestuur van een autonoom gemeentebedrijf, de beslissing tot ontbinding en vereffening van een autonoom gemeentebedrijf, en het aanstellen van de gemeentelijke vertegenwoordigers in de algemene vergadering van een extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm;
21° het goedkeuren van het meerjarenplan en de aanpassingen ervan van een autonoom gemeentebedrijf;
22° de aan de gemeenteraad toegewezen bevoegdheden, vermeld in deel 3, titel 3;
23° het vaststellen van subsidiereglementen en het toekennen van nominatieve subsidies;
24° de bevoegdheden van de gemeenteraad, vermeld in artikel 46.
In het geval, vermeld in het tweede lid, 14°, kan de bevoegdheid tot het bepalen van elke vorm van differentiëring van de tarieven van de gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing worden uitgeoefend mits de volgende voorwaarden worden nageleefd:
1° een voorstel van gemeenteraadsbesluit dat een differentiëring van tarieven vaststelt voor de gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing moet voorafgaandelijk aan de Vlaamse Regering en de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie, vermeld in het decreet van 13 december 2013 houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit, worden voorgelegd;
2° het dossier dat aan de Vlaamse Regering wordt bezorgd, bevat ten minste een grondige motiveringsnota over de noodzaak van de differentiëring;
3° de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie levert een advies af over de technische uitvoerbaarheid van de beoogde gemeentelijke differentiëring;
4° het advies, vermeld in punt 3°, wordt gevoegd bij het voorstel van gemeenteraadsbeslissing dat aan de gemeenteraad in kwestie wordt voorgelegd.
De Vlaamse Regering regelt de uitvoeringsmodaliteiten van deze verplichte voorafgaandelijke overlegprocedure.
In het geval, vermeld in het tweede lid, 23°, bepalen de subsidiereglementen en de beslissingen tot toekenning van nominatieve subsidies steeds als een van de subsidievoorwaarden dat de gesubsidieerde zich engageert om het belang van het gebruik van het Nederlands te erkennen bij het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten.
Artikel 42. ( 13/06/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 10. |
Gewijzigd bij | 03/05/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005, de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en het koninklijk besluit van 31 mei 1977 tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat | 4. |
Inhoud
§ 1. Het college van burgemeester en schepenen bestaat uit de burgemeester en uit ten hoogste:
1° 2 schepenen in de gemeenten met minder dan 4999 inwoners;
2° 3 schepenen in de gemeenten met 5000 tot en met 9999 inwoners;
3° 4 schepenen in de gemeenten met 10.000 tot en met 19.999 inwoners;
4° 5 schepenen in de gemeenten met 20.000 tot en met 29.999 inwoners;
5° 6 schepenen in de gemeenten met 30.000 tot en met 49.999 inwoners;
6° 7 schepenen in de gemeenten met 50.000 tot en met 99.999 inwoners;
7° 8 schepenen in de gemeenten met 100.000 tot en met 199.999 inwoners;
8° 9 schepenen in de gemeenten met 200.000 of meer inwoners.
Het college van burgemeester en schepenen bevat naast de burgemeester minstens twee schepenen.
Als na de verkiezing van de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst blijkt dat hij nog geen lid was van het college van burgemeester en schepenen, wordt hij van rechtswege vanaf zijn eedaflegging, vermeld in artikel 90, § 4, als schepen toegevoegd aan het college van burgemeester en schepenen.
§ 2. Op basis van de bevolkingsaantallen van de gemeenten, vermeld in artikel 4, § 3, stelt de Vlaamse Regering een lijst op van het maximale aantal per gemeente te verkiezen schepenen overeenkomstig paragraaf 1, eerste lid, en van het maximale aantal te verkiezen schepenen van de nieuwe gemeente in toepassing van artikel 355, alsook van het aantal per gemeente te verkiezen schepenen in de gemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en in de gemeente Voeren overeenkomstig artikel 16 van de Nieuwe Gemeentewet.
§ 3. Het college van burgemeester en schepenen bestaat uit personen van verschillend geslacht.
Als het college van burgemeester en schepenen na de eedaflegging van de burgemeester niet rechtsgeldig blijkt te zijn samengesteld overeenkomstig het eerste lid, wordt de laatste overeenkomstig artikel 43 of 49, § 1, verkozen schepen in rang, van rechtswege vervangen door het gemeenteraadslid van het andere geslacht dat op dezelfde lijst met de meeste naamstemmen verkozen is. Als verschillende raadsleden van het andere geslacht een gelijk aantal naamstemmen hebben behaald, krijgt het raadslid dat de hoogste plaats op de lijst bekleedt, voorrang onder die raadsleden. Als er geen verkozen gemeenteraadsleden van het andere geslacht op die lijst voorkomen, wordt de schepen van rechtswege vervangen door de eerste opvolger van het andere geslacht op die lijst.
In afwijking van het tweede lid wordt, als het college van burgemeester en schepenen na de eedaflegging van de burgemeester niet rechtsgeldig blijkt te zijn samengesteld overeenkomstig het eerste lid, en als de overeenkomstig artikel 43 of 49, § 1, laatst verkozen schepen in rang, bij de verkiezing van de gemeenteraadsleden verkozen is op een lijst die maar één kandidaat bevat, de voorlaatste schepen in rang vervangen overeenkomstig het tweede lid. Als ook de voorlaatste schepen in rang verkozen werd op een lijst die maar een kandidaat bevat, wordt de derde laatste schepen in rang of, in voorkomend geval, de eerstvolgende laatste schepen in rang, vervangen overeenkomstig dezelfde bepalingen.
§ 4. De schepen die overeenkomstig paragraaf 3 buiten de gemeenteraad is benoemd en de schepen, vermeld in paragraaf 1, derde lid, zijn in alle gevallen stemgerechtigd in het college van burgemeester en schepenen.
§ 5. Iedereen die het mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van de raad uitoefent of waarneemt, moet beschikken over de kennis van de bestuurstaal die vereist is voor de uitoefening van het mandaat.
Door hun verkiezing of benoeming bestaat het vermoeden dat de mandatarissen, vermeld in het eerste lid, de vereiste taalkennis bezitten. Dat vermoeden kan worden weerlegd op verzoek van een gemeenteraadslid op basis van ernstige aanwijzingen, een bekentenis van de mandataris of de wijze waarop de betrokkene het mandaat uitoefent.
Het verzoek, vermeld in het tweede lid, wordt ingediend bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen. Als dat rechtscollege beslist dat het vermoeden van taalkennis is weerlegd, is de verkiezing of de benoeming vernietigd vanaf de dag van de kennisgeving van de beslissing van het rechtscollege, met behoud van de mogelijkheid van beroep bij de Raad van State, vermeld in artikel 147. Dat beroep schort de uitspraak van het rechtscollege niet op. Tot de algehele vernieuwing van de raad kan de betrokkene niet opnieuw benoemd of verkozen worden tot burgemeester, schepen of voorzitter van de raad, noch een dergelijk mandaat waarnemen.
De miskenning van de bepalingen van dit artikel door degene van wie het vermoeden van taalkennis is weerlegd, is een grove nalatigheid als vermeld in artikel 156.
Artikel 43. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 11. |
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 36. |
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 92. |
Inhoud
§1. Behalve de schepenen die benoemd zijn conform artikel 42, §1, derde lid, en §3, tweede en derde lid, verkiest de gemeenteraad de schepenen onder de gemeenteraadsleden op basis van een gezamenlijke akte van voordracht van de kandidaat-schepenen die voldoet aan al de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in het tweede lid. De Vlaamse Regering stelt het model van de gezamenlijke akte van voordracht van de kandidaat-schepenen vast en de wijze waarop dat model ter beschikking wordt gesteld. De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop de gezamenlijke akte van voordracht van de kandidaat-schepenen wordt ingediend bij de algemeen directeur.
Een ontvankelijke gezamenlijke akte van voordracht van de kandi- daatschepenen voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze is gedaan op de modelakte die de Vlaamse Regering krachtens het eerste lid vaststelt en die op de dag van de verkiezingen door een door de Vlaamse Regering aan te wijzen entiteit van de Vlaamse overheid met de datumstempel van die dag ter beschikking is gesteld;
2° ze is ondertekend door meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen deelnamen;
3° ze is ondertekend door de meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaten zijn verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-schepen voorkomt maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen;
4° ze is uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad aan de algemeen directeur bezorgd.
De gezamenlijke akte van voordracht kan ook de einddatum van het mandaat van een kandidaat-schepen vermelden. In dat geval kan op de gezamenlijke akte van voordracht de naam vermeld worden van een of meer personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de schepen bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de gezamenlijke akte van voordracht als opvolger is vermeld. Als het mandaat eindigt voor de einddatum, vermeld in de gezamenlijke akte van voordracht, of als de persoon die in de gezamenlijke akte van voordracht is vermeld als de persoon die de schepen zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen of als er geen opvolger is vermeld, wordt tot vervanging overgegaan conform artikel 49. Als de voordracht geen einddatum vermeldt, wordt, in voorkomend geval, de vermelding van een of meer opvolgers als onbestaande beschouwd.
De gezamenlijke akte van voordracht van de kandidaat-schepenen wordt ondertekend met naleving van het initiatiefrecht, vermeld in artikel 5, §3. De overtreding van het voormelde gebod wordt bestraft conform artikel 7, §2.
Niemand kan meer dan één gezamenlijke akte van voordracht ondertekenen. De overtreding van het voormelde verbod wordt bestraft conform artikel 7, §2.
De algemeen directeur bezorgt een afschrift van de gezamenlijke akte van voordracht aan de burgemeester.
§2. Nadat de gemeenteraadsleden de eed hebben afgelegd, bezorgt de algemeen directeur de gezamenlijke akte van voordracht van de kandidaat-schepenen aan de voorzitter van de gemeenteraad.
De voorzitter van de gemeenteraad gaat na of de gezamenlijke akte van voordracht ontvankelijk is overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1. Alleen de handtekeningen van de gemeenteraadsleden die de eed hebben afgelegd, worden daarvoor in aanmerking genomen, met inbegrip van de handtekeningen van de opvolgers die de akte van voordracht hebben ondertekend en die nadien als gemeenteraadslid de eed hebben afgelegd. Als de voordracht ontvankelijk is, worden de voorgedragen kandidaat-schepenen verkozen verklaard en is het aantal schepenen vastgelegd tot de eerstvolgende volledige vernieuwing van de gemeenteraad.
§3. Als er geen ontvankelijke gezamenlijke akte van voordracht van kandidaat-schepenen aan de voorzitter van de installatievergadering wordt bezorgd, beslist de gemeenteraad op de installatievergadering over het aantal te verkiezen schepenen en wordt binnen veertien dagen overgegaan tot afzonderlijke verkiezing van de schepenen onder de gemeenteraadsleden. De gemeenteraadsleden kunnen voor de voormelde verkiezing kandidaat-schepenen voordragen via een individuele akte van voordracht die voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in het tweede lid. De Vlaamse Regering stelt het model van de individuele akte van voordracht vast en de wijze waarop dat model ter beschikking wordt gesteld. De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop de individuele akte van voordracht wordt ingediend bij de algemeen directeur.
Een ontvankelijke individuele akte van voordracht voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze is gedaan op de modelakte die de Vlaamse Regering krachtens het eerste lid vaststelt en die op de dag van de verkiezingen door een door de Vlaamse Regering aan te wijzen entiteit van de Vlaamse overheid met de datumstempel van die dag ter beschikking is gesteld;
2° ze is ondertekend door de meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat zijn verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-schepen voorkomt maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen;
3° ze is uiterlijk drie dagen voor de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad na de installatievergadering aan de algemeen directeur bezorgd.
De individuele akte van voordracht kan ook de einddatum van het mandaat van de kandidaat-schepen vermelden. In dat geval kan op de individuele akte van voordracht de naam vermeld worden van een of meer personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de schepen bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de individuele akte van voordracht als opvolger is vermeld. Als het mandaat eindigt voor de einddatum, vermeld in de individuele akte van voordracht, of als de persoon die in de individuele akte van voordracht is vermeld als de persoon die de schepen zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen of als er geen opvolger is vermeld, wordt tot vervanging overgegaan conform artikel 49. Als de voordracht geen einddatum vermeldt, wordt, in voorkomend geval, de vermelding van een of meer opvolgers als onbestaand beschouwd.
Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 kan elk gemeenteraadslid maar één akte van voordracht ondertekenen per schepenmandaat. Overtreding van het voormelde verbod wordt bestraft conform artikel 7, §2. Als de schriftelijk voorgedragen kandidaten niet volstaan om het college volledig samen te stellen, kunnen onder de gemeenteraadsleden kandidaten mondeling op de zitting worden voorgedragen. Voor een kandidaat die op de zitting wordt voorgedragen, blijkt tijdens de zitting en vóór de stemming dat een meerderheid van de gemeenteraadsleden die op dezelfde lijst zijn verkozen als de voorgedragen kandidaat, de voordracht van die kandidaat steunt. Als de voormelde steun niet wordt aangetoond, wordt de voordracht van deze kandidaat niet in aanmerking genomen.
De voorzitter van de vergadering gaat na of de individuele akte van voordracht of, in voorkomend geval, de kandidaat die met toepassing van het vierde lid mondeling wordt voorgedragen, aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden voldoet.
De verkiezing vindt plaats bij geheime stemming door evenveel afzonderlijke stemmingen als er schepenen te kiezen zijn.
De kandidaat die de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot schepen. Als geen enkele kandidaat de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald en als verschillende kandidaten zijn voorgedragen voor het vacante schepenmandaat, vindt een tweede stemronde plaats. In de voormelde tweede stemronde wordt gestemd op de twee kandidaten die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben behaald. Bij staking van stemmen in de eerste stemronde komt de kandidaat die bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald, in aanmerking voor de tweede stemronde. De kandidaat die in de tweede stem- ronde de meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot schepen. Bij staking van stemmen in de tweede stemronde is de kandidaat die bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald, verkozen tot schepen.
Als de naamstemmen bepalend zijn en de kandidaten een gelijk aantal naamstemmen hebben behaald, is de voorgedragen kandidaat van de lijst die bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste stemmen heeft behaald, verkozen.
§4. De rang van de schepenen wordt bepaald door de rangorde op de gezamenlijke akte van voordracht. In geval van afzonderlijke verkiezing van de schepenen wordt de rang van de schepenen bepaald door de volgorde van de stemmingen. De schepenen die op grond van paragraaf 1, derde lid, paragraaf 3, derde lid, of op grond van artikel 42, § 3, tweede en derde lid, een schepen opvolgen, nemen de rang in de volgorde van hun verkiezing of benoeming in. De gemeenteraad kan in elk geval de rangorde van de schepenen wijzigen. De schepen, vermeld in artikel 42, § 1, derde lid, is altijd de laatste schepen in rang, tenzij de gemeenteraad de rangorde van die schepen wijzigt. De burgemeester wordt geacht een hogere rang in te nemen dan de schepenen.
Artikel 44. ( 01/12/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 12. |
Commentaar
In een gemeente waar voor 13 oktober 2024 maar ten vroegste op de tiende dag na de bekendmaking van het decreet van 17 februari 2023 in het Belgisch Staatsblad een collectieve constructieve motie wordt ingediend, treedt deze versie in werking op de dag van de indiening van de motie.Inhoud
Voor ze hun mandaat aanvaarden, leggen de schepenen in openbare vergadering van de gemeenteraad de volgende eed af in handen van de voorzitter van de gemeenteraad: "Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.". Als de voorzitter van de gemeenteraad zelf verkozen is als schepen, legt hij de eed als schepen af in handen van het oudste gemeenteraadslid.
De schepen die de eed na twee achtereenvolgende uitnodigingen niet aflegt, wordt geacht zijn schepenmandaat niet te aanvaarden.
Artikel 45. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 93. |
Inhoud
De schepenen worden, behalve in de gevallen, vermeld in artikel 43, §1, derde lid, en §3, derde lid, artikel 46, 48 en 49, verkozen voor een periode van zes jaar. De uittredende schepenen blijven na een volledige vernieuwing van de gemeenteraad in functie tot het nieuwe college van burgemeester en schepenen geïnstalleerd is.
Artikel 9, 10 en 11, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van het college van burgemeester en schepenen, met uitzondering van artikel 10, tweede en derde lid.
Artikel 46. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Vervangen bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 37. |
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 13. |
Inhoud
§ 1. De gemeenteraad kan een collectieve constructieve motie van wantrouwen aannemen tegen alle leden van het college van burgemeester en schepenen, met uitzondering van de schepen, vermeld in artikel 42, § 1, derde lid.
De gemeenteraad kan een individuele constructieve motie van wantrouwen aannemen tegen een of meer schepenen, met uitzondering van de schepen, vermeld in artikel 42, § 1, derde lid.
§ 2. De constructieve motie van wantrouwen voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze is ondertekend door de meerderheid van de raadsleden;
2° ze is ondertekend door ten minste twee derde van de raadsleden van elke fractie die de motie ondersteunt. Als een fractie slechts uit twee verkozenen bestaat, volstaat de handtekening van één van hen;
3° in geval van een individuele motie, is ze ondertekend door twee derde van de raadsleden van de fractie waartoe de schepen tegen wie de individuele motie gericht is, behoort;
4° ze vermeldt tegen welke leden van het college van burgemeester en schepenen ze gericht is;
5° ze draagt voor elk van de schepenen een kandidaat-opvolger voor. Zetelende leden kunnen opnieuw voorgedragen worden;
6° in geval van een individuele motie gericht tegen een of meer schepenen, zijn er een of meer ontvankelijke akten van voordracht bijgevoegd als vermeld in artikel 49. In geval van een collectieve motie is er een gezamenlijke akte van voordracht bijgevoegd als vermeld in artikel 43. Als een lijst in twee fracties is opgesplitst, wordt, in afwijking van artikel 43 of 49, de akte van voordracht van de kandidaat-schepen ondertekend door de meerderheid van de gemeenteraadsleden die deel uitmaken van de fractie van de kandidaat- schepen. Als de fractie van de kandidaat-schepen slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen;
7° ze is uiterlijk acht dagen voor de gemeenteraadszitting aan de algemeen directeur bezorgd.
Tot de eerstvolgende vernieuwing van de gemeenteraad wordt een fractie geacht hetzelfde aantal leden te behouden, zoals vastgelegd op de installatievergadering, voor wat betreft het gewicht van de fracties voor de berekening van de meerderheidsvereisten, vermeld in het eerste lid. Het aantal zetels per fractie kan enkel wijzigen ten gevolge van een opvolging tussen twee fracties die een gezamenlijke lijst vormden.
De constructieve motie van wantrouwen kan niet bij spoedeisendheid in bespreking worden gebracht als vermeld in artikel 23.
De constructieve motie van wantrouwen kan niet worden ingediend op de volgende momenten:
1° in de periode van één jaar na de installatie van de gemeenteraad;
2° in de periode van twaalf maanden voor de dag van de verkiezingen voor de volledige vernieuwing van de gemeenteraden;
3° als een collectieve constructieve motie van wantrouwen door de gemeenteraad is aangenomen, voor een termijn van één jaar vervallen is.
De algemeen directeur bezorgt de constructieve motie van wantrouwen met bijgevoegde akte of akten van voordracht aan de voorzitter van de gemeenteraad.
§ 3. Voor er kan worden gestemd, onderzoekt de voorzitter van de gemeenteraad of de constructieve motie van wantrouwen voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1 en 2. Als hij vaststelt dat niet aan alle voorwaarden is voldaan, verklaart hij de motie zonder voorwerp.
§ 4. Als de gemeenteraad de motie van wantrouwen aanneemt, wordt het lid of worden de leden tegen wie de motie gericht is, ontslagen onder voorbehoud van de toepassing van paragraaf 6. De voorgedragen kandidaat-schepen, in voorkomend geval de voorgedragen kandidaat-schepenen worden verkozen verklaard. Vanaf de aanname van de collectieve motie draagt het raadslid, waarvan sprake in artikel 58, § 1 of § 2, de titel van `aangewezen-burgemeester' en oefent alle functies uit die aan de burgemeester worden toevertrouwd. Voor hij zijn mandaat aanvaardt, legt de aangewezen-burgemeester de eed af, vermeld in artikel 58, § 1, derde lid.
De Vlaamse Regering benoemt de burgemeester overeenkomstig de procedure, vermeld in artikel 58.
§ 5. Indien een collectieve motie wordt aangenomen, worden de ingediende collectieve motie en de beslissing van de gemeenteraad hierover ter kennis gebracht aan de Vlaamse Regering en aan de provinciegouverneur.
§ 6. Een motie tegen een lid van het college van burgemeester en schepenen dat als lid van het vast bureau verkozen is tot voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, heeft alleen gevolgen als tegelijk een constructieve motie van wantrouwen als vermeld in artikel 104, ingediend is en aangenomen wordt.
Artikel 47. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 14. |
Inhoud
De gemeenteraad neemt akte van de verhindering van de volgende personen:
1° de schepen die lid is van de federale of Vlaamse Regering of van de Europese Commissie;
2° de schepen die lid is van de deputatie van de provincieraad of van het college, vermeld in artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen;
3° de schepen die het mandaat uitoefent van federaal, Vlaams of Europees parlementslid, als de schepen daar schriftelijk om verzoekt. In voorkomend geval geldt de verhindering zolang de schepen het mandaat van federaal, Vlaams of Europees parlementslid uitoefent;
4° de schepen die om medische redenen, om studieredenen of wegens verblijf in het buitenland vervangen wil worden gedurende een minimale termijn van twaalf weken. Hij richt daarvoor een schriftelijk verzoek aan de voorzitter van de gemeenteraad. Bij het verzoek wordt een geneeskundig getuigschrift van maximaal vijftien dagen oud gevoegd, dat ook de minimale termijn van afwezigheid om medische redenen aangeeft. Als de schepen die om medische redenen afwezig blijft, niet in staat is om dat verzoek tot de voorzitter te richten, wordt hij van rechtswege als verhinderd beschouwd vanaf de derde opeenvolgende vergadering waarop hij afwezig is en zolang hij afwezig blijft. Bij het verzoek tot vervanging van verhindering om studieredenen of verblijf in het buitenland wordt een attest van de onderwijsinstelling of opdrachtgever gevoegd;
5° de schepen die ouderschapsverlof wil nemen voor de geboorte of adoptie van een kind. Die schepen wordt op zijn schriftelijke verzoek, gericht aan de voorzitter van de gemeenteraad, vervangen, op zijn vroegst vanaf de zesde week voor de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie tot het einde van de negende week na de adoptie of geboorte. Op schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de negende week verlengd met een duur die gelijk is aan de termijn waarin de schepen zijn mandaat heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die aan de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaat. Bij de geboorte of de adoptie van een meerling kan op verzoek van de schepen het verlof verlengd worden met een periode van maximaal twee weken;
6° de schepen die tot nieuwe burgemeester wordt benoemd in geval van verhindering of schorsing van de burgemeester als vermeld in artikel 62 van dit decreet;
7° de schepen die wegens palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad of van een zwaar ziek gezinslid vervangen wil worden gedurende minimaal twaalf weken. Hij stuurt een schriftelijk verzoek aan de voorzitter van de gemeenteraad, waarbij een verklaring op erewoord gevoegd is waarin de schepen zich bereid verklaart om bijstand of verzorging te verlenen. De naam van de patiënt hoeft niet te worden vermeld.
8° de schepen die als gemeenteraadslid geschorst is op grond van artikel 199 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011;
9° de schepen die het mandaat uitoefent van voorzitter van een federaal, Vlaams of Europees parlement als de schepen daar schriftelijk om verzoekt. In voorkomend geval geldt de verhindering zolang de schepen dat mandaat als voorzitter uitoefent.
Artikel 48. ( 01/01/2019 - ... )
De schepen die ontslag wil nemen, deelt dat schriftelijk mee aan de voorzitter van de gemeenteraad. Het ontslag is definitief zodra de voorzitter van de gemeenteraad de kennisgeving ontvangt.
De schepen blijft zijn mandaat uitoefenen tot zijn opvolger is geïnstalleerd, behalve als het ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid, of tot de gemeenteraad, met toepassing van artikel 49, § 1, eerste lid, heeft beslist om het opengevallen schepenmandaat niet in te vullen.
Artikel 49. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 15. |
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 94. |
Inhoud
§1. In al de volgende gevallen kan de gemeenteraad met behoud van de toepassing van artikel 42, §3, eerste lid, beslissen om een opengevallen schepenmandaat niet in te vullen:
1° een schepen aanvaardt zijn schepenmandaat niet;
2° een schepen wordt van zijn mandaat vervallen verklaard;
3° een schepen wordt als verhinderd beschouwd;
4° een schepen wordt afgezet of is geschorst;
5° een schepen heeft ontslag genomen of is overleden.
De mogelijkheid, vermeld in het eerste lid, bestaat niet als er in de akte van voordracht een opvolger is vermeld conform artikel 43 en de opvolger geïnstalleerd wordt.
Als de gemeenteraad beslist om het mandaat niet in te vullen, kan het mandaat voor de rest van de zittingsperiode niet meer ingevuld worden. Als de gemeenteraad het mandaat wenst in te vullen, wordt tot een nieuwe verkiezing van een schepen overgegaan binnen twee maanden nadat het schepenmandaat is opengevallen. De schepen wordt verkozen op basis van een akte van voordracht van de kandidaat-schepen die voldoet aan al de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in het vierde lid. De Vlaamse Regering stelt het model van de akte van voordracht van de kandidaat-schepen vast en de wijze waarop dat model ter beschikking wordt gesteld. De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop de akte van voordracht van de kandidaat-schepen wordt ingediend bij de algemeen directeur.
Een ontvankelijke akte van voordracht van de kandidaat-schepen voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze is gedaan op de modelakte die de Vlaamse Regering krachtens het derde lid vaststelt en die op de dag van de verkiezingen door een door de Vlaamse Regering aan te wijzen entiteit van de Vlaamse overheid met de datumstempel van die dag ter beschikking is gesteld;
2° ze is ondertekend door meer dan de helft van de gemeenteraadsleden;
3° ze is ondertekend door de meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat zijn verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-schepen voorkomt maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen;
4° ze is uiterlijk acht dagen voor de vergadering van de gemeenteraad waarop de vervanging geagendeerd is, aan de algemeen directeur bezorgd.
De akte van voordracht kan ook de einddatum van het mandaat van de kandidaat-schepen vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam van een of meer personen vermeld worden die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de schepen bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Als het mandaat eindigt voor de einddatum, vermeld in de akte van voordracht, of als de persoon die in de akte van voordracht is vermeld als de persoon die de schepen zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen of als er geen opvolger is vermeld, wordt tot vervanging overgegaan conform dit artikel. Als de voordracht geen einddatum vermeldt, wordt, in voorkomend geval, de vermelding van een of meer opvolgers als onbestaand beschouwd.
Met behoud van de toepassing van artikel 43 kan elk gemeenteraadslid maar één akte van voordracht ondertekenen per schepenmandaat. Overtreding van het voormelde verbod wordt bestraft conform artikel 7, §2.
De voorzitter van de gemeenteraad gaat op de vergadering van de gemeenteraad waarop de akte van voordracht van de kandidaat-schepen geagendeerd is, na of de akte van voordracht ontvankelijk is. In voorkomend geval wordt de voorgedragen kandidaat-schepen verkozen verklaard.
Als binnen twee maanden na het openvallen van een schepenmandaat en voor de bezorging van de akte van voordracht, die is genomen met toepassing van het eerste tot en met het vierde lid, een bijkomend schepenmandaat openvalt, waarvan de gemeenteraad het mandaat ook wenst in te vullen, kan voor de vervanging van al die mandaten overgegaan worden tot een verkiezing conform artikel 43, §1 en §2, met dien verstande dat “drie dagen” wordt gelezen als “acht dagen”. De oorspronkelijke termijn van twee maanden voor het mandaat dat het eerst opengevallen is, blijft in dat geval van toepassing. Als evenwel toepassing wordt gemaakt van de mogelijkheid, vermeld in het eerste lid, blijft voor het tweede opengevallen mandaat de termijn, vermeld in het derde lid, van toepassing.
In de gevallen, vermeld in het eerste en het achtste lid, kan in afwijking van artikel 43, §4, op de akte van voordracht van de kandidaat-schepen worden bepaald dat een of meer nieuw verkozen schepenen de rang innemen van degenen die ze vervangen.
Als twee maanden na het openvallen van het schepenmandaat nog geen nieuwe schepen is benoemd conform het eerste en het achtste lid, kan de schepen op de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad verkozen worden conform artikel 43, §3.
Tot aan de nieuwe verkiezing kan het mandaat worden waargenomen conform paragraaf 2.
§ 2. Als de schepen om een andere reden dan de redenen, vermeld in paragraaf 1, afwezig is, kan hij worden vervangen door het op dezelfde lijst verkozen gemeenteraadslid met de hoogste rang. Als er geen gemeenteraadslid is dat op dezelfde lijst verkozen is, kan de schepen vervangen worden door het gemeenteraadslid van een andere lijst met de hoogste rang. Als dat raadslid de schepen niet kan vervangen, kan het schepenmandaat waargenomen worden door een van de andere gemeenteraadsleden in volgorde van hun rang.
Het gemeenteraadslid dat overeenkomstig het eerste lid de schepen vervangt, vervangt die schepen van rechtswege ook in zijn mandaat van lid van het vast bureau.
§ 3. De verhindering, het ontslag, het verval van mandaat, de afstand van mandaat, de afzetting en de schorsing als lid van het vast bureau houden van rechtswege de verhindering, het ontslag, het verval van mandaat, de afstand van mandaat, de afzetting en de schorsing van de schepen in.
§ 4. De schepen die als verhinderd wordt beschouwd, die geschorst is of tijdelijk afwezig is, wordt vervangen zolang hij verhinderd, geschorst of tijdelijk afwezig is. De gemeenteraad neemt akte van de verhindering of schorsing, en van de beëindiging van de periode van de verhindering of schorsing.
Artikel 50. ( 01/01/2019 - ... )
Het college van burgemeester en schepenen vergadert zo dikwijls als de zaken die tot zijn bevoegdheid behoren, het vereisen. De burgemeester kan in spoedeisende gevallen buitengewone vergaderingen bijeenroepen, op de dag en het uur die hij bepaalt.
Het college van burgemeester en schepenen kan alleen beraadslagen of beslissen als de meerderheid van de leden aanwezig is.
Artikel 27 en 29 zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van het college van burgemeester en schepenen.
Overeenkomstig artikel 104 van de Nieuwe Gemeentewet zijn de vergaderingen van het college van burgemeester en schepenen niet openbaar.
Overeenkomstig artikel 104 van de Nieuwe Gemeentewet worden alleen de beslissingen opgenomen in de notulen en in het register van de beraadslagingen, en kunnen alleen die beslissingen rechtsgevolgen hebben. De notulen worden goedgekeurd op de eerstvolgende gewone vergadering van het college van burgemeester en schepenen. De notulen worden uiterlijk op dezelfde dag als de vergadering van het college van burgemeester en schepenen die volgt op de vergadering van het college van burgemeester en schepenen waarop de notulen zijn goedgekeurd verstuurd naar of ter beschikking gesteld van de gemeenteraadsleden op de wijze die bepaald is in het huishoudelijk reglement. Als een gemeenteraadslid daarom verzoekt, worden de notulen elektronisch verstuurd of ter beschikking gesteld.
Artikel 51. ( 01/01/2019 - ... )
De burgemeester zit het college van burgemeester en schepenen voor, en opent en sluit de vergaderingen.
Artikel 52. ( 01/01/2019 - ... )
Het college van burgemeester en schepenen beslist collegiaal.
Artikel 53. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen.
In het eerste lid wordt verstaan onder volstrekte meerderheid van de stemmen: meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen, onthoudingen niet meegerekend.
§ 2. Bij staking van stemmen verdaagt het college van burgemeester en schepenen de zaak tot een volgende vergadering. Als de meerderheid van het college van burgemeester en schepenen de zaak vóór de behandeling ervan echter spoedeisend heeft verklaard, is de stem van de voorzitter van het college van burgemeester en schepenen beslissend. Hetzelfde geldt als er op twee achtereenvolgende vergaderingen over dezelfde zaak een staking van stemmen is.
In afwijking van het eerste lid is het voorstel, in geval van staking van stemmen, verworpen, als het college van burgemeester en schepenen optreedt als tuchtoverheid als vermeld in artikel 201, eerste lid.
§ 3. Artikel 34 en 35 zijn van overeenkomstige toepassing op de stemmingen in het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 54. ( 14/08/2021 - ... )
Document relaties
Type | Datum | Opschrift |
---|---|---|
Zie ook | 10/09/2021 | over de voorwaarden voor digitaal of hybride vergaderen voor de organen van de lokale besturen |
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 38. |
Inhoud
Het college van burgemeester en schepenen neemt bij de aanvang van de zittingsperiode een huishoudelijk reglement aan waarin het nadere regels vaststelt over zijn werking.
Het huishoudelijk reglement regelt minstens of het college van burgemeester en schepenen digitaal of hybride kan vergaderen en de wijze waarop. De Vlaamse Regering kan de minimale voorwaarden voor digitale en hybride vergaderingen bepalen.
Artikel 55. ( 01/01/2019 - ... )
Het college van burgemeester en schepenen heeft dezelfde deontologische code als die welke is aangenomen voor de gemeenteraad met toepassing van artikel 39. Het college van burgemeester en schepenen kan echter zelf een deontologische code aannemen die minstens de deontologische code zoals aangenomen door de gemeenteraad omvat.
Artikel 56. ( 01/09/2019 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 03/05/2019 | Decreet houdende de gemeentewegen | 81. |
Inhoud
§ 1. Het college van burgemeester en schepenen bereidt de beraadslagingen en de besluiten van de gemeenteraad voor.
Het college van burgemeester en schepenen voert de besluiten van de gemeenteraad uit.
§ 2. Het college oefent de bevoegdheden uit die eraan zijn toevertrouwd overeenkomstig artikel 41, eerste lid, van dit decreet, of overeenkomstig andere wettelijke en decretale bepalingen.
§ 3. Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor:
1° de daden van beheer over de gemeentelijke inrichtingen en eigendommen, in voorkomend geval binnen de door de gemeenteraad vastgestelde algemene regels;
2° het aanstellen en het ontslaan van het personeel, alsook de sanctie- en tuchtbevoegdheid ten aanzien van het personeel, met behoud van de toepassing van de bevoegdheid van de gemeenteraad, vermeld in artikel 41, tweede lid, 6°, van dit decreet en de gevallen waarin die bevoegdheid door of krachtens de wet of het decreet aan de gemeenteraad is opgedragen;
3° het financiële beheer, met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de gemeenteraad;
4° het voeren van de plaatsingsprocedure, de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten;
5° de vaststelling van de plaatsingsprocedure en de voorwaarden van overheidsopdrachten als het gaat om een opdracht die past binnen het begrip `dagelijks bestuur', vermeld in artikel 41, tweede lid, 8° ;
6° de vaststelling van de plaatsingsprocedure en de voorwaarden van overheidsopdrachten voor de opdrachten waarvoor de gemeenteraad dat nominatief aan het college van burgemeester en schepenen heeft toevertrouwd;
7° de beslissingen die een wet, een decreet of een uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk aan het college van burgemeester en schepenen voorbehoudt;
8° de daden van beschikking:
a) over roerende goederen, met uitzondering van het aangaan van de dadingen;
b) over verhuring, concessie, pacht, jacht- en visrechten van meer dan negen jaar, behalve het vaststellen van de contractvoorwaarden waarvoor de gemeenteraad bevoegd blijft;
9° het vertegenwoordigen van de gemeente in gerechtelijke en buitengerechtelijke gevallen en beslissingen over het in rechte optreden namens de gemeente, behalve in geval van toepassing van artikel 297, § 1, tweede lid;
10° de burgerlijke stand en de politie over de vertoningen overeenkomstig artikel 125, 126, 127, 130 en 132 van de Nieuwe Gemeentewet;
11° het opleggen van administratieve sancties overeenkomstig artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet;
12° de afpaling van de gemeentewegen, met inachtneming van de rooilijnplannen en eventuele andere plannen als die bestaan, volgens de bepalingen van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen;;
13° het afsluiten van een afsprakennota als vermeld in artikel 171, § 2.
§ 4. Als de gemeenteraad geen delegatie gegeven heeft voor de vaststelling van de plaatsingsprocedure en de voorwaarden van overheidsopdrachten, met toepassing van artikel 41, § 1, kan het college van burgemeester en schepenen in gevallen van dwingende en onvoorziene omstandigheden op eigen initiatief die bevoegdheden uitoefenen.
§ 5. Het college van burgemeester en schepenen is verantwoordelijk voor de zorg voor het gemeentearchief waaronder de titels.
§ 6. Het college van burgemeester en schepenen houdt een volledig en geactualiseerd overzicht bij van:
1° alle extern verzelfstandigde agentschappen van de gemeente, hun statuten en de overeenkomsten die ze hebben gesloten met de gemeente;
2° alle verenigingen, stichtingen en vennootschappen waarin de gemeente deelneemt;
3° alle intergemeentelijke samenwerkingsverbanden waarvan de gemeente deel uitmaakt, hun statuten en de overeenkomsten die ze hebben gesloten met de gemeente.
Minstens eenmaal per jaar wordt de gemeenteraad op de hoogte gebracht van het geactualiseerde overzicht met een toelichting van alle wijzigingen die zich sinds de vorige toelichting hebben voorgedaan.
§ 7. Dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de burgemeester, vermeld in hoofdstuk 3, afdeling 2.
Artikel 57. ( 01/01/2019 - ... )
Met behoud van de toepassing van deel 2, titel 3, en behalve in geval van uitdrukkelijke toewijzing van een bevoegdheid als vermeld in artikel 2, § 2, tweede lid, aan het college van burgemeester en schepenen, kan het college van burgemeester en schepenen bij reglement de uitoefening van bepaalde bevoegdheden aan de algemeen directeur toevertrouwen.
De bevoegdheden van het college van burgemeester en schepenen, vermeld in artikel 56, § 1, eerste lid, en § 4, en de op basis van artikel 56, § 2, gedelegeerde bevoegdheden van de gemeenteraad voor het vaststellen van de rechtspositieregeling, het vaststellen van wat onder het begrip `dagelijks personeelsbeheer' moet worden verstaan, het aangaan van dadingen met personeelsleden naar aanleiding van een beëindiging van het dienstverband, die de gevolgen van de beëindiging van het dienstverband als voorwerp hebben, en de bevoegdheden, vermeld in artikel 56, § 3, 7°, 8°, b), 9°, 10°, 11° en 13°, kunnen evenwel niet aan de algemeen directeur worden toevertrouwd. Hetzelfde geldt voor de bevoegdheden van het college van burgemeester en schepenen in het kader van het financiële beheer, vermeld in artikel 258, 267, 269, 271 en 272, § 2.
De algemeen directeur oefent de bevoegdheden die hem met toepassing van het eerste lid zijn toevertrouwd persoonlijk uit. Met uitzondering van de bevoegdheid tot het vaststellen van het organogram en de bevoegdheid tot het aanstellen van een waarnemend algemeen directeur bij toepassing van artikel 166, vierde lid, kan de algemeen directeur die bevoegdheden toevertrouwen aan andere personeelsleden van de gemeente.
Artikel 58. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Vervangen bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 39. |
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 95. |
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 16. |
Gewijzigd bij | 03/05/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005, de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en het koninklijk besluit van 31 mei 1977 tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat | 5. |
Commentaar
In een gemeente waar voor 13 oktober 2024 maar ten vroegste op de tiende dag na de bekendmaking van het decreet van 17 februari 2023 in het Belgisch Staatsblad een collectieve constructieve motie wordt ingediend, treedt deze versie in werking op de dag van de indiening van de motie.Inhoud
§ 1. Met behoud van de toepassing van de nationaliteitsvereiste, vermeld in artikel 13 van de Nieuwe Gemeentewet, wordt de verkozene voor de gemeenteraad die het hoogste aantal naamstemmen heeft en die tot de coalitiefractie met de meeste zetels in de gemeenteraad behoort, door de Vlaamse Regering benoemd tot burgemeester. Als verschillende coalitiefracties het hoogste aantal zetels hebben, wordt de verkozene voor de gemeenteraad die het hoogste aantal naamstemmen heeft en die tot de coalitiefractie behoort waarvan de lijst het hoogste stemcijfer heeft behaald, door de Vlaamse Regering benoemd tot burgemeester. Als de verkozenen van de coalitiefracties met het hoogste aantal zetels verkozen zijn op dezelfde lijst conform artikel 36, § 2, van dit decreet, en als die lijst het hoogste stemcijfer heeft behaald, wordt de verkozene voor de gemeenteraad van die lijst met het hoogste aantal naamstemmen door de Vlaamse Regering benoemd tot burgemeester. Als twee verkozenen van de grootste coalitiefractie een gelijk hoogste aantal naamstemmen hebben behaald, is de kandidaat die het hoogst gerangschikt stond op de lijst, de aangewezen burgemeester. Tot de eerstvolgende vernieuwing van de gemeenteraad wordt een fractie geacht hetzelfde aantal leden te behouden voor wat betreft het gewicht van de fracties en de daaruit volgende benoeming van de burgemeester.
In het geval van verkiezing zonder stemming, is de hoogst gerangschikte kandidaat op de lijst met het hoogste aantal zetels de aangewezen burgemeester.
Vanaf de installatie van de schepenen is het raadslid waarvan sprake in het eerste lid, aangewezen-burgemeester, draagt het de titel van `aangewezen-burgemeester' en oefent het alle functies uit die aan de burgemeester worden toever- trouwd. De aangewezen-burgemeester wordt niet als schepen vervangen, indien hij als schepen werd verkozen.
Voor hij zijn mandaat aanvaardt, legt de aangewezen-burgemeester de volgende eed af in handen van de voorzitter van de gemeenteraad: "Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.". Als de aangewezenburgemeester zelf de voorzitter van de gemeenteraad is, legt hij de eed af in handen van het oudste gemeenteraadslid. De aangewezen-burgemeester die de eed weigert of die, nadat hij daarvoor uitdrukkelijk is opgeroepen, zonder geldige reden afwezig is op de eerste daaropvolgende vergadering, wordt geacht zowel het ambt van aangewezen-burgemeester als het burgemeestersmandaat niet te aanvaarden. De Raad voor Verkiezingsbetwistingen doet uitspraak over de geschillen die daarover rijzen.
De Vlaamse Regering neemt een beslissing over de al dan niet benoeming tot burgemeester nadat de aangewezen-burgemeester de eed heeft afgelegd en zij daarvan in kennis is gesteld door de gemeenteraad. In geval van benoeming tot burgemeester, kan hij als schepen worden vervangen conform artikel 49, § 1.
Voor hij zijn mandaat aanvaardt, legt de benoemde burgemeester de volgende eed af in handen van de provinciegouverneur: “Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.” De benoemde burgemeester die de eed na twee oproepingen niet heeft afgelegd, wordt geacht het burgemeestersmandaat niet te aanvaarden. De Raad voor Verkiezingsbetwistingen doet uitspraak over de geschillen die daarover rijzen.
In geval van een algehele vernieuwing van de gemeenteraad vindt de eedaflegging plaats tijdens de installatievergadering van de gemeenteraad of tijdens een van de daaropvolgende vergaderingen van de gemeenteraad.
In geval van weigering van eedaflegging van de aangewezen-burgemeester of van de burgemeester of van weigering tot benoeming in afwijking van het eerste lid wordt de procedure, vermeld in het derde tot en met het vijfde lid, hernomen met toepassing van de regeling, vermeld in paragraaf 2.
De beslissing van de Vlaamse Regering tot niet-benoeming van de burgemeester en de weigering tot eedaflegging als aangewezen-burgemeester of als burgemeester heeft tot gevolg dat betrokkene tijdens dezelfde bestuursperiode niet meer kan worden benoemd als burgemeester.
§ 2. Als het raadslid, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, het mandaat van aangewezen-burgemeester of het burgemeestersmandaat niet aanvaardt, als hij definitief ophoudt dat mandaat uit te oefenen, of in het geval dat de Vlaamse Regering beslist de benoeming tot burgemeester te weigeren, wordt het raadslid dat, na dat raadslid, binnen dezelfde fractie de meeste naamstemmen heeft behaald, aangewezen-burgemeester en door de Vlaamse Regering benoemd tot burgemeester. Als alle verkozenen van de grootste coalitiefractie ervan afzien het mandaat van aangewezen-burgemeester of het mandaat van burgemeester op te nemen, wordt de verkozene die behoort tot de op een na grootste coalitiefractie en die de meeste naamstemmen behaald heeft, aangewezen-burgemeester en door de Vlaamse Regering benoemd tot burgemeester.
De regeling, vermeld in het eerste lid, wordt op een analoge manier toegepast op de verkozenen van de andere coalitiefracties in afnemende volgorde van grootte.
§3. In afwijking van paragraaf 2 en artikel 59 kan de Vlaamse Regering een burgemeester benoemen voor minder dan zes jaar in geval van een ontvankelijke akte van opvolging die voldoet aan al de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in het tweede lid. De Vlaamse Regering stelt het model van de akte van opvolging vast en de wijze waarop dat model ter beschikking wordt gesteld. De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop de akte van opvolging wordt ingediend bij de algemeen directeur.
Een ontvankelijke akte van opvolging voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze draagt een gemeenteraadslid voor dat de Belgische nationaliteit heeft;
2° ze is gedaan op de modelakte die de Vlaamse Regering krachtens het eerste lid vaststelt en die op de dag van de verkiezingen door een door de Vlaamse Regering aan te wijzen entiteit van de Vlaamse overheid met de datumstempel van die dag ter beschikking is gesteld;
3° ze vermeldt de einddatum van het mandaat van burgemeester. De opvolging kan op zijn vroegst in werking treden op 1 oktober van het vierde jaar van de bestuursperiode;
4° ze vermeldt de naam van de persoon die de burgemeester opvolgt. De voormelde persoon behoort tot dezelfde fractie als de burgemeester die wordt opgevolgd;
5° ze is ondertekend door meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen deelnamen;
6° ze is ondertekend door de meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat-opvolger zijn verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-opvolger voorkomt maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen;
7° ze is uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad aan de algemeen directeur bezorgd.
Bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van de burgemeester, vermeld in de akte van opvolging, is de burgemeester van rechtswege ontslagnemend.
Als het mandaat van burgemeester eindigt voor 1 oktober van het vierde jaar van de bestuursperiode, wordt de akte van opvolging zonder voorwerp en wordt tot vervanging overgegaan conform paragraaf 2.
Als het mandaat van burgemeester vervroegd eindigt op of na 1 oktober van het vierde jaar van de bestuursperiode, neemt het raadslid, vermeld in de opvolgakte, het mandaat vervroegd op.
Als de persoon die in de akte van opvolging is vermeld, geen gemeenteraadslid meer is, wordt de akte van opvolging zonder voorwerp.
Een nieuwe akte van opvolging kan alleen worden ingediend in de volgende gevallen:
1° de akte van opvolging is onontvankelijk;
2° het mandaat van de burgemeester eindigt voor 1 oktober van het vierde jaar van de bestuursperiode en er wordt tot vervanging overgegaan conform paragraaf 2;
3° voor de einddatum van het mandaat van de burgemeester is de persoon die in de akte van opvolging is vermeld, geen gemeenteraadslid meer.
Het tweede lid, met uitzondering van punt 7°, is van toepassing op de nieuwe akte van opvolging, vermeld in het zevende lid. De voormelde nieuwe akte van opvolging wordt uiterlijk acht dagen voor de vergadering van de gemeenteraad aan de algemeen directeur bezorgd.
Als bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van burgemeester, vermeld in de akte van opvolging, de persoon die in de akte van opvolging is vermeld, het mandaat niet opneemt of als na de opvolging het mandaat van burgemeester vroegtijdig eindigt, wordt de burgemeester vervangen op basis van een akte van voordracht die voldoet aan al de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in het tiende lid. De Vlaamse Regering stelt het model van de voormelde akte van voordracht vast en de wijze waarop dat model ter beschikking wordt gesteld. De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop de voormelde akte van voordracht wordt ingediend bij de algemeen directeur.
Een akte van voordracht als vermeld in het negende lid, is ontvankelijk als ze voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze draagt een gemeenteraadslid voor dat de Belgische nationaliteit heeft;
2° ze is gedaan op de modelakte die de Vlaamse Regering krachtens het negende lid vaststelt en die op de dag van de verkiezingen door een door de Vlaamse Regering aan te wijzen entiteit van de Vlaamse overheid met de datumstempel van die dag ter beschikking is gesteld;
3° ze vermeldt de naam van de kandidaat-burgemeester. De kandidaat-burgemeester behoort tot dezelfde fractie als de burgemeester die wordt vervangen;
4° ze is ondertekend door meer dan de helft van de gemeenteraadsleden;
5° ze is ondertekend door de meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat-opvolger zijn verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-opvolger voorkomt maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen;
6° ze is uiterlijk acht dagen voor de vergadering van de gemeenteraad waarop de vervanging van de burgemeester is geagendeerd, aan de algemeen directeur bezorgd.
Niemand kan meer dan één akte van opvolging of één akte van voordracht ondertekenen. Overtreding van het voormelde verbod wordt bestraft conform artikel 7, §2.
De algemeen directeur bezorgt een afschrift van de akte van opvolging of de akte van voordracht aan de burgemeester.
Nadat de gemeenteraadsleden de eed hebben afgelegd, bezorgt de algemeen directeur in voorkomend geval de akte van opvolging aan de voorzitter van de gemeenteraad. In voorkomend geval bezorgt de algemeen directeur de akte van voordracht, vermeld in het negende lid, aan de voorzitter van de gemeenteraad.
De voorzitter van de gemeenteraad gaat na of de akte van opvolging of de akte van voordracht voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden. Alleen de handtekeningen van de gemeenteraadsleden die de eed hebben afgelegd, worden daarvoor in aanmerking genomen, met inbegrip van de opvolgers die de akte van opvolging hebben ondertekend en die nadien als gemeenteraadslid de eed hebben afgelegd. Als de akte van opvolging of de akte van voordracht, vermeld in het eerste en het negende lid, ontvankelijk is, bezorgt de voorzitter de akte aan de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering beslist of de opvolger of kandidaat-burgemeester al dan niet benoemd wordt.
Artikel 59. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 40. |
Commentaar
In een gemeente waar voor 13 oktober 2024 een collectieve motie wordt ingediend, treedt deze versie in werking op de dag van de indiening van de motie.Inhoud
De burgemeester wordt, behalve in de gevallen, vermeld in artikel 46, 58, § 3, artikel 61, 62 en 354/1, benoemd voor een periode van zes jaar.
Na de gemeenteraadsverkiezingen blijft de aftredende burgemeester in functie tot de nieuwe burgemeester is geïnstalleerd.
Artikel 60. ( 01/01/2019 - ... )
Artikel 47, met uitzondering van punt 6°, is van overeenkomstige toepassing op de burgemeester.
Artikel 61. ( 01/01/2019 - ... )
De burgemeester die ontslag wil nemen, deelt dat schriftelijk mee aan de Vlaamse Regering. De aanvraag van het ontslag is definitief na de kennisname van dat ontslag door de Vlaamse Regering. De burgemeester blijft zijn mandaat uitoefenen tot hij als burgemeester vervangen is, behalve als het ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid.
Artikel 62. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 41. |
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 41. |
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 17. |
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 96. |
Commentaar
In een gemeente waar voor 13 oktober 2024 een collectieve motie wordt ingediend, treedt deze versie in werking op de dag van de indiening van de motie.Inhoud
In de volgende gevallen wordt een nieuwe burgemeester aangeduid overeenkomstig artikel 58:
1° als de kandidaat-burgemeester het burgemeestersmandaat niet aanvaardt;
2° als de burgemeester:
a) van zijn mandaat vervallen wordt verklaard;
b) als verhinderd wordt beschouwd;
c) afgezet of geschorst wordt;
d) ontslag genomen heeft of overleden is;
e) het voorwerp uitmaakt van een constructieve motie van wantrouwen die de gemeenteraad heeft aangenomen conform artikel 46, en hij als gevolg daarvan ontslagen wordt.
In de gevallen waarin de burgemeester van zijn mandaat vervallen wordt verklaard, als verhinderd wordt beschouwd, afgezet of geschorst wordt, ontslagen is als gevolg van een onverenigbaarheid of overleden is, wordt tot aan de eedaflegging van de aangewezen-burgemeester tijdens de gemeenteraad het burgemeesterschap waargenomen overeenkomstig het derde en vierde lid.
Met behoud van de toepassing van de nationaliteitsvereiste, vermeld in artikel 14 van de Nieuwe Gemeentewet, wordt de burgemeester die om andere redenen dan de redenen, vermeld in het tweede lid, tijdelijk afwezig is, vervangen door een van de schepenen in volgorde van hun rang, tenzij de burgemeester zijn bevoegdheid aan een andere schepen heeft opgedragen.
De beslissing van de Vlaamse Regering tot niet-benoeming van de burgemeester heeft tot gevolg dat betrokkene tijdens dezelfde bestuursperiode het ambt van burgemeester niet kan waarnemen. Hij kan daartoe noch door de gemeenteraad, noch door de burgemeester worden aangewezen.
De burgemeester die als verhinderd wordt beschouwd, die geschorst is of tijdelijk afwezig is, wordt vervangen zolang hij verhinderd, geschorst of tijdelijk afwezig is. De gemeenteraad neemt akte van de verhindering of schorsing, en van de beëindiging van de periode van verhindering of schorsing.
De verhindering, het ontslag, het verval van mandaat, de afstand van mandaat, de afzetting en de schorsing als voorzitter van het vast bureau houdt van rechtswege de verhindering, het ontslag, het verval van mandaat, de afstand van mandaat, de afzetting en de schorsing in als burgemeester.
De schepen die overeenkomstig het derde en vierde lid het burgemeestersambt waarneemt, neemt van rechtswege ook het mandaat waar van voorzitter van het vast bureau.
Artikel 63. ( 01/01/2019 - ... )
Naast zijn bevoegdheden voor de uitvoering van de politiewetten, politiedecreten, politieverordeningen, politiereglementen en politiebesluiten, voor de bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente en voor dringende politieverordeningen is de burgemeester bevoegd voor de uitvoering van de wetten, de decreten en de uitvoeringsbesluiten van de federale overheid, het gewest of de gemeenschap tenzij die bevoegdheid uitdrukkelijk aan een ander orgaan van de gemeente is opgedragen.
De burgemeester informeert de gemeenteraad over de wijze waarop hij die bevoegdheid uitoefent als die daarom verzoekt.
Artikel 64. ( 01/01/2019 - ... )
Overeenkomstig artikel 134bis van de Nieuwe Gemeentewet kan de burgemeester vanaf de aanmaning van de eigenaar elk gebouw, dat sedert meer dan zes maanden verlaten is, opeisen om het ter beschikking te stellen van dakloze personen. Het opeisingsrecht kan alleen uitgeoefend worden binnen zes maanden vanaf de dag waarop de burgemeester de eigenaar op de hoogte heeft gebracht en op voorwaarde dat de eigenaar een billijke vergoeding krijgt.
Artikel 65. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. Als de voorwaarden van de uitbating van de instelling of van de vergunning niet worden nageleefd en nadat aan de overtreder de mogelijkheid is geboden zijn verweermiddelen naar voren te brengen, kan de burgemeester maatregelen nemen als vermeld in artikel 134ter van de Nieuwe Gemeentewet, als verdere vertraging een ernstig nadeel zou kunnen berokkenen. De burgemeester kan in dit geval echter geen maatregelen nemen als de bevoegdheid om in geval van hoogdringendheid een voorlopige sluiting van een instelling of de tijdelijke schorsing van een vergunning uit te spreken door een bijzondere regelgeving is toevertrouwd aan een andere overheid.
§ 2. De maatregelen, vermeld in paragraaf 1, vervallen dadelijk als ze door het college van burgemeester en schepenen in de eerstvolgende vergadering niet worden bekrachtigd.
Zowel de sluiting als de schorsing kunnen een termijn van drie maanden niet overschrijden. Bij het verstrijken van de termijn wordt de beslissing van de burgemeester van rechtswege opgeheven.
Artikel 66. ( 01/01/2019 - ... )
Overeenkomstig artikel 134quater van de Nieuwe Gemeentewet kan de burgemeester beslissen een voor het publiek toegankelijke inrichting te sluiten voor de duur die hij bepaalt, als de openbare orde in de buurt ervan wordt verstoord naar aanleiding van gedragingen in die inrichting.
Die maatregelen zullen onmiddellijk ophouden uitwerking te hebben als ze niet tijdens de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en schepenen worden bevestigd.
De sluiting mag een termijn van drie maanden niet overschrijden. De beslissing van de burgemeester wordt van rechtswege opgeheven bij het verstrijken van die termijn.
Artikel 67. ( 01/01/2019 - ... )
Op verzoek van de burgemeester roept de voorzitter van de gemeenteraad de gemeenteraad bijeen overeenkomstig artikel 20, met de door de burgemeester voorgestelde agenda, als de door de burgemeester voorgestelde agenda uitsluitend betrekking heeft op de bevoegdheden van de burgemeester.
Artikel 68. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 42. |
Commentaar
In een gemeente waar voor 13 oktober 2024 een collectieve motie wordt ingediend, treedt deze versie in werking op de dag van de indiening van de motie.Inhoud
§ 1. Behalve in geval van toepassing van paragraaf 2, tweede lid, bestaat de raad voor maatschappelijk welzijn uit dezelfde leden als de gemeenteraad.
Door het onderzoek van de geloofsbrieven en de erop volgende eedaflegging van de gemeenteraadsleden, vermeld in artikel 6, § 3, en artikel 14, worden de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn van rechtswege als geïnstalleerd beschouwd.
De rang die de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn innemen is dezelfde als de rang die ze als gemeenteraadslid innemen overeenkomstig artikel 6, § 7.
§ 2. De raad voor maatschappelijk welzijn bestaat uit personen van verschillend geslacht.
Als de raad voor maatschappelijk welzijn niet rechtsgeldig blijkt te zijn samengesteld overeenkomstig het eerste lid, wordt het laatste gemeenteraadslid in rang van rechtswege vervangen in de raad voor maatschappelijk welzijn door de eerste opvolger van het andere geslacht op dezelfde lijst als die waarop hij als gemeenteraadslid is verkozen. Als op die lijst geen opvolger van het andere geslacht is verkozen, wordt hij van rechtswege vervangen door de eerste opvolger van het andere geslacht die is verkozen op de lijst met het hoogste stemcijfer.
§ 3. De raad voor maatschappelijk welzijn onderzoekt de geloofsbrieven van het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, aangewezen overeenkomstig paragraaf 2, tweede lid. Dit raadslid legt, voor hij zijn mandaat aanvaardt, in openbare vergadering de volgende eed af in handen van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn : "Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.". Het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, aangeduid overeenkomstig paragraaf 2, tweede lid, dat de eed na twee achtereenvolgende uitnodigingen niet aflegt, wordt geacht zijn mandaat van lid van de raad voor maatschappelijk welzijn niet te aanvaarden.
§ 4....
Artikel 69. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 18. |
Inhoud
De voorzitter van de gemeenteraad is van rechtswege de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn.
Het verval van het mandaat van raadslid, de verhindering, de afstand van mandaat, de afzetting, de schorsing en het ontslag uit het mandaat als voorzitter van de gemeenteraad houden van rechtswege het verval van het mandaat van raadslid, de verhindering, de afstand van mandaat, de afzetting, de schorsing en het ontslag uit het mandaat van voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in.
Artikel 70. ( 01/01/2019 - ... )
De verhindering, het ontslag en het verval van het mandaat van gemeenteraadslid houden van rechtswege de verhindering, het ontslag en het verval van het mandaat van lid van de raad voor maatschappelijk welzijn in.
Artikel 71. ( 01/01/2019 - ... )
Artikel 5, § 1, eerste en derde lid, en § 2, artikel 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, eerste en derde lid, en artikel 16 zijn van overeenkomstige toepassing op de raad voor maatschappelijk welzijn en zijn leden.
Artikel 72. ( 01/01/2019 - ... )
In afwijking van artikel 71 wordt het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn aangewezen overeenkomstig artikel 68, § 2, tweede lid, dat afstand doet van zijn mandaat, dat van zijn mandaat vervallen wordt verklaard, dat als verhinderd wordt beschouwd, dat ontslag genomen heeft of dat overleden is, als volgt opgevolgd:
1° als de raad zonder de vervanging al rechtsgeldig is samengesteld overeenkomstig artikel 68, § 2, eerste lid, wordt het lid vervangen door het gemeenteraadslid dat overeenkomstig artikel 68, § 2, tweede lid, vervangen is;
2° als de raad zonder de vervanging niet rechtsgeldig is samengesteld overeenkomstig artikel 68, § 2, eerste lid, wordt het lid vervangen door de eerstvolgende opvolger van hetzelfde geslacht op dezelfde lijst als die waarop hij als gemeenteraadslid is verkozen.
Artikel 73. ( 01/01/2019 - ... )
De leden van de raad voor maatschappelijk welzijn ontvangen ten laste van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn alleen presentiegeld voor hun aanwezigheid op de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn als die vergadering niet aansluit op de vergadering van de gemeenteraad. De Vlaamse Regering stelt een lijst op van vergaderingen die voortvloeien uit de mandaatsverplichtingen van de leden voor wie de raad voor maatschappelijk welzijn bij reglement kan bepalen dat presentiegeld wordt verleend.
In afwijking van het eerste lid ontvangen de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn die geen lid van de gemeenteraad zijn, presentiegeld voor hun aanwezigheid op de vergaderingen van de raad voor maatschappelijk welzijn.
Artikel 17, § 1, tweede tot en met vierde lid, en § 2 tot en met § 6, zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn.
Artikel 74. ( 01/01/2019 - ... )
Document relaties
Type | Datum | Opschrift |
---|---|---|
Zie ook | 10/09/2021 | over de voorwaarden voor digitaal of hybride vergaderen voor de organen van de lokale besturen |
Inhoud
Artikel 18 tot en met 39, met uitzondering van artikel 29, § 1 en § 5, artikel 36, 37 en 38, eerste lid, 7°, zijn van toepassing op de raad voor maatschappelijk welzijn, met dien verstande dat in die bepalingen de volgende woorden worden gelezen als volgt:
1° "de gemeente" als "het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn";
2° "gemeenteraad" als "raad voor maatschappelijk welzijn";
3° "gemeenteraadslid" als "lid van de raad voor maatschappelijk welzijn";
4° "gemeenteraadsleden" als "leden van de raad voor maatschappelijk welzijn";
5° "college van burgemeester en schepenen" als "vast bureau";
6° "burgemeester" als "voorzitter van het vast bureau";
7° "schepen" als "lid van het vast bureau";
8° "gemeentelijke bestuursorganen" als "bestuursorganen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn";
9° "een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap" als "de verenigingen of vennootschappen, vermeld in deel 3, titel 4";
10° "artikel 16" als "artikel 71 juncto artikel 16";
11° "artikel 50, vijfde lid" als "artikel 83, vijfde lid".
Artikel 75. ( 01/01/2019 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 08/06/2018 | Decreet houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) | 51. |
Inhoud
De leden van de raad voor maatschappelijk welzijn hebben het recht van inzage in dossiers, stukken en akten, ongeacht de drager die het bestuur van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn betreffen. De leden van de raad voor maatschappelijk welzijn kunnen, behalve voor de dossiers die betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer van cliënten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of hun onderhoudsplichtigen, een afschrift verkrijgen van die dossiers, stukken en akten. De vergoeding die eventueel wordt gevraagd voor het afschrift, mag in geen geval meer bedragen dan de kostprijs, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 12, lid 5, en 15, lid 3, van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
Artikel 76. ( 01/01/2019 - ... )
Met behoud van de toepassing van artikel 74 juncto artikel 38 worden in het huishoudelijk reglement van de raad voor maatschappelijk welzijn bepalingen opgenomen over de aangelegenheden, vermeld in deel 3, titel 4.
Artikel 77. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 19. |
Inhoud
De raad voor maatschappelijk welzijn beschikt over de volheid van bevoegdheid voor de aangelegenheden die aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn door of krachtens de wet of het decreet zijn toevertrouwd.
De raad voor maatschappelijk welzijn bepaalt het beleid van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en kan daarvoor algemene regels vaststellen.
De raad voor maatschappelijk welzijn stelt de reglementen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vast. Die kunnen betrekking hebben op het beleid, de retributies en het inwendige bestuur van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Artikel 78. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 43. |
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 20. |
Inhoud
De raad voor maatschappelijk welzijn kan bij reglement zijn bevoegdheden overdragen aan het vast bureau.
De volgende bevoegdheden kunnen niet aan het vast bureau worden toevertrouwd:
1° de bevoegdheden die aan de raad voor maatschappelijk welzijn zijn toegewezen, vermeld in afdeling 1 en 2 van dit hoofdstuk, en de bevoegdheid tot overdracht, vermeld in het eerste lid;
2° de beslissingen die een wet, een decreet of een uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk aan de raad voor maatschappelijk welzijn voorbehoudt;
3° het vaststellen van andere reglementen dan die over personeelsaangelegenheden;
4° het vaststellen van de beleidsrapporten van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, vermeld in artikel 249;
5° het oprichten van en het toetreden tot rechtspersonen, of het aanwijzen van leden van de rechtspersonen, vermeld in deel 3, titel 4, en de besluiten om deel te nemen in een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm;
6° het goedkeuren van beheersovereenkomsten en samenwerkingsovereenkomsten als vermeld in artikel 196;
7° het aanstellen en ontslaan van de ombudsman, alsook de sanctie- en tuchtbevoegdheid ten aanzien van dat personeelslid;
8° het goedkeuren van het algemene kader van het organisatiebeheersingssysteem, vermeld in artikel 219;
9° het vaststellen van wat onder het begrip `dagelijks bestuur' moet worden verstaan;
10° het vaststellen van de plaatsingsprocedure en het vaststellen van de voorwaarden van overheidsopdrachten, tenzij:
a) de opdracht past binnen het begrip `dagelijks bestuur', vermeld in punt 9°, waarvoor het vast bureau bevoegd is;
b) de raad de plaatsingsprocedure en het vaststellen van de voorwaarden voor die overheidsopdracht nominatief aan het vast bureau heeft toevertrouwd;
11° de daden van beschikking over onroerende goederen, behalve die vermeld in artikel 84, § 3, 8°, b);
12° het definitief aanvaarden van schenkingen en het aanvaarden van legaten;
13° het vaststellen van een systeem van klachtenbehandeling;
14° de beslissingen als vermeld in artikel 297 en 298;
15° het aangaan van andere dadingen dan dadingen met personeelsleden naar aanleiding van een beëindiging van het dienstverband, die de gevolgen van de beëindiging van het dienstverband als voorwerp hebben;
16° de bevoegdheden van de raad voor maatschappelijk welzijn, vermeld in artikel 263 en artikel 273 juncto artikel 265, 266, 267 en 269;
17° het vaststellen van subsidiereglementen en het toekennen van nominatieve subsidies;
17°/1 het vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de voorwaarden ervan, inclusief verminderingen en vrijstellingen;
18° de bevoegdheid van de raad voor maatschappelijk welzijn, vermeld in artikel 104.
Artikel 79. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 44. |
Inhoud
Met behoud van de toepassing van artikel 27bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn is de burgemeester van rechtswege de voorzitter van het vast bureau en zijn de schepenen van rechtswege de leden van het vast bureau.
De eedaflegging, vermeld in artikel 59, tweede lid, en artikel 44, geldt ook als de eedaflegging als voorzitter en als lid van het vast bureau.
De rang die de schepenen innemen overeenkomstig artikel 43, § 4, is van rechtswege de rang die ze innemen als lid van het vast bureau, waarbij de voorzitter van het vast bureau wordt geacht een hogere rang in te nemen dan een lid van het vast bureau.
Artikel 80. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 21. |
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 45. |
Commentaar
In een gemeente waar voor 13 oktober 2024 een collectieve motie wordt ingediend, treedt deze versie in werking op de dag van de indiening van de motie.Inhoud
Artikel 59 en 60 zijn van toepassing op de voorzitter van het vast bureau met dien verstande dat "burgemeester" wordt gelezen als "voorzitter van het vast bureau".
Artikel 45, 47 en 48, eerste lid, zijn van toepassing op de leden van het vast bureau, met dien verstande dat "schepen" wordt gelezen als "lid van het vast bureau", "schepenen" wordt gelezen als "leden van het vast bureau", "gemeenteraad" wordt gelezen als "raad voor maatschappelijk welzijn", "college van burgemeester en schepenen" wordt gelezen als "voorzitter en leden van het vast bureau" en "voorzitter van de gemeenteraad" wordt gelezen als "voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn".
Artikel 48, tweede lid, is van toepassing op de leden van het vast bureau, met dien verstande dat “schepen” wordt gelezen als “lid van het vast bureau”.
Artikel 81. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Vervangen bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 22. |
Inhoud
De verhindering, het ontslag, het verval van mandaat, de afstand van mandaat, de afzetting en de schorsing als burgemeester houden ook de verhindering, het ontslag, het verval van mandaat, de afstand van mandaat, de afzetting en de schorsing als voorzitter van het vast bureau in.
De verhindering, het ontslag, het verval van mandaat, de afstand van mandaat, de afzetting en de schorsing als schepen houden ook de verhindering, het ontslag, het verval van mandaat, de afstand van mandaat, de afzetting en de schorsing als lid van het vast bureau in.
Artikel 82. ( 01/01/2019 - ... )
De voorzitter van het vast bureau die ontslag wil nemen, deelt dat schriftelijk mee aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. Hij deelt dan tegelijkertijd zijn ontslag als burgemeester mee aan de Vlaamse Regering, met toepassing van artikel 61.
De voorzitter van het vast bureau blijft zijn mandaat uitoefenen tot een nieuwe burgemeester is benoemd, behalve als het ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid.
Artikel 83. ( 01/01/2019 - ... )
Document relaties
Type | Datum | Opschrift |
---|---|---|
Zie ook | 10/09/2021 | over de voorwaarden voor digitaal of hybride vergaderen voor de organen van de lokale besturen |
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 21/12/2018 | Decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 2. |
Inhoud
Artikel 50 tot en met 55, met uitzondering van artikel 50, derde, vierde en vijfde lid, zijn van toepassing op het vast bureau met dien verstande dat "het college van burgemeester en schepenen" wordt gelezen als "het vast bureau", "de burgemeester" wordt gelezen als "de voorzitter van het vast bureau", "de gemeenteraad" wordt gelezen als "de raad voor maatschappelijk welzijn" en "gemeenteraadslid" wordt gelezen als "lid van de raad voor maatschappelijk welzijn".
Artikel 27 en 29, § 2, § 3 en § 4, zijn van toepassing op de leden van het vast bureau, met dien verstande dat:
1° in artikel 27 "gemeenteraadslid" wordt gelezen als "lid van het vast bureau", "de gemeente" wordt gelezen als "het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn" en "een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap" wordt gelezen als "de verenigingen of vennootschappen, vermeld in deel 3, titel 4,";
2° in artikel 29, § 2, "gemeenteraadsleden" wordt gelezen als "leden van het vast bureau" en "de gemeente" wordt gelezen als "het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn";
3° in artikel 29, § 3, "gemeenteraad" wordt gelezen als "raad voor maatschappelijk welzijn" en "de gemeente" wordt gelezen als "het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn";
4° in artikel 29, § 4, "gemeenteraadsleden" wordt gelezen als "leden van het vast bureau" en "de gemeenteraad" wordt gelezen als "het vast bureau".
Artikel 75 is van overeenkomstige toepassing op de leden van het vast bureau.
De vergaderingen van het vast bureau zijn niet openbaar.
Alleen de beslissingen worden opgenomen in de notulen en in het register van de beraadslagingen, en alleen die beslissingen kunnen rechtsgevolgen hebben. De notulen worden goedgekeurd op de eerstvolgende gewone vergadering van het vast bureau. De notulen worden uiterlijk op dezelfde dag als de vergadering van het vast bureau die volgt op de vergadering van het vast bureau waarop de notulen zijn goedgekeurd, verstuurd naar of ter beschikking gesteld van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn op de wijze die bepaald is in het huishoudelijk reglement. Als een lid van de raad voor maatschappelijk welzijn daarom verzoekt, worden de notulen elektronisch verstuurd of ter beschikking gesteld.
Artikel 84. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. Het vast bureau bereidt de beraadslagingen en de besluiten van de raad voor maatschappelijk welzijn voor.
Het vast bureau voert de besluiten van de raad voor maatschappelijk welzijn uit.
§ 2. Het vast bureau oefent de bevoegdheden uit die eraan zijn toevertrouwd overeenkomstig artikel 78 van dit decreet, of overeenkomstig andere wettelijke en decretale bepalingen.
§ 3. Het vast bureau is bevoegd voor:
1° de daden van beheer over de inrichtingen en eigendommen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, in voorkomend geval binnen de door de raad voor maatschappelijk welzijn vastgestelde algemene regels;
2° het aanstellen en het ontslaan van het personeel, alsook de sanctie- en tuchtbevoegdheid ten aanzien van het personeel, onder voorbehoud van de bevoegdheid van de raad voor maatschappelijk welzijn, vermeld in artikel 78, tweede lid, 7°, en de gevallen waarin die bevoegdheid door of krachtens de wet of het decreet aan de raad voor maatschappelijk welzijn is opgedragen;
3° het financiële beheer, onder voorbehoud van de bevoegdheden van de raad voor maatschappelijk welzijn;
4° het voeren van de plaatsingsprocedure, de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten;
5° de vaststelling van de plaatsingsprocedure en de voorwaarden van overheidsopdrachten als het gaat om een opdracht die past binnen het begrip `dagelijks bestuur', vermeld in artikel 78, tweede lid, 9° ;
6° de vaststelling van de plaatsingsprocedure en de voorwaarden van overheidsopdrachten voor de opdrachten waarvoor de raad voor maatschappelijk welzijn dat nominatief aan het vast bureau heeft toevertrouwd;
7° de beslissingen die een wet, een decreet of een uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk aan het vast bureau voorbehoudt;
8° de daden van beschikking:
a) over roerende goederen, met uitzondering van het aangaan van de dadingen;
b) over verhuring, concessie, pacht, jacht- en visrechten van meer dan negen jaar, behalve het vaststellen van de contractvoorwaarden waarvoor de raad voor maatschappelijk welzijn bevoegd blijft;
9° het vertegenwoordigen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in gerechtelijke en buitengerechtelijke gevallen en de beslissingen over het in rechte optreden namens het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, onder voorbehoud van artikel 297, § 2;
10° het afsluiten van een afsprakennota als vermeld in artikel 171, § 2.
§ 4. Als de raad voor maatschappelijk welzijn geen delegatie gegeven heeft voor de vaststelling van de plaatsingsprocedure en de voorwaarden van overheidsopdrachten, met toepassing van artikel 78, eerste lid, kan het vast bureau in gevallen van dwingende en onvoorziene omstandigheden op eigen initiatief die bevoegdheden uitoefenen.
§ 5. Het vast bureau is verantwoordelijk voor de zorg voor de archiefdocumenten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, waaronder de titels.
§ 6. Het vast bureau houdt een volledig en geactualiseerd overzicht bij van alle verenigingen, stichtingen en vennootschappen waarin het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn deelneemt.
Minstens eenmaal per jaar wordt de raad voor maatschappelijk welzijn op de hoogte gebracht van het geactualiseerde overzicht met een toelichting van alle wijzigingen die zich sinds de vorige toelichting hebben voorgedaan.
Artikel 85. ( 01/01/2019 - ... )
Met behoud van de toepassing van deel 3, titel 4, en behalve bij uitdrukkelijke toewijzing van een bevoegdheid krachtens de wet of het decreet aan het vast bureau, kan het vast bureau bij reglement de uitoefening van bepaalde bevoegdheden toevertrouwen aan de algemeen directeur.
De bevoegdheden van het vast bureau, vermeld in artikel 84, § 4, en in artikel 84, § 1, eerste lid, en de met toepassing van artikel 84, § 2, gedelegeerde bevoegdheden van de raad voor maatschappelijk welzijn voor het vaststellen van de rechtspositieregeling, het vaststellen van wat onder het begrip `dagelijks personeelsbeheer' moet worden verstaan, het aangaan van dadingen met personeelsleden naar aanleiding van een beëindiging van het dienstverband, die de gevolgen van de beëindiging van het dienstverband als voorwerp hebben, en de bevoegdheden, vermeld in artikel 84, § 3, 7°, 8°, b), en 10°, kunnen evenwel niet aan de algemeen directeur worden toevertrouwd. Hetzelfde geldt voor de bevoegdheden van het vast bureau in het kader van het financiële beheer, vermeld in artikel 258 en artikel 273 juncto artikel 267, 269 en 272.
De algemeen directeur oefent de bevoegdheden die hem met toepassing van het eerste lid zijn toevertrouwd, persoonlijk uit. Met uitzondering van de bevoegdheid tot het vaststellen van het organogram en de bevoegdheid tot het aanstellen van een waarnemend algemeen directeur bij toepassing van artikel 166, vierde lid, kan de algemeen directeur die bevoegdheden toevertrouwen aan andere personeelsleden van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Artikel 86. ( 01/01/2019 - ... )
Met uitzondering van de bevoegdheden die de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn door of krachtens dit decreet krijgt, worden de bevoegdheden van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn die hij door of krachtens een andere wet of een ander decreet krijgt, geacht te zijn toegewezen aan de voorzitter van het vast bureau.
Artikel 87. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. Het bijzonder comité voor de sociale dienst bestaat, de voorzitter niet inbegrepen, uit:
1° zes leden voor een raad voor maatschappelijk welzijn met 23 leden of minder;
2° acht leden voor een raad voor maatschappelijk welzijn met 25 tot en met 47 leden;
3° tien leden voor een raad voor maatschappelijk welzijn met 49 tot en met 51 leden;
4° twaalf leden voor een raad voor maatschappelijk welzijn met 53 leden of meer.
De voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst moeten voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 58 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011.
Op basis van de bevolkingsaantallen van de gemeenten, vermeld in artikel 4, § 3, stelt de Vlaamse Regering een lijst op van het aantal leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst, vermeld in het eerste lid, dat per gemeente verkozen moet worden, alsook van het aantal te verkiezen leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst van de nieuwe gemeente, vermeld in artikel 343, 2°.
§ 2. Artikel 42, § 5, is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst.
Artikel 88. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 23. |
Inhoud
De voorgedragen kandidaat-voorzitter, kandidaat-leden en hun opvolgers worden opgeroepen voor de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad, overeenkomstig artikel 6, § 1.
Artikel 89. ( 01/01/2019 - ... )
Het bijzonder comité voor de sociale dienst heeft de mogelijkheid om in zijn midden subcomités op te richten. In voorkomend geval wordt, met behoud van de toepassing van artikel 111, de samenstelling van de subcomités bepaald in het huishoudelijk reglement.
Artikel 90. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 46. |
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 97. |
Inhoud
§1. Op de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad verkiest de raad voor maatschappelijk welzijn, hetzij onder de voorzitter of de leden van het vast bureau, hetzij onder de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn, een voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst. De voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst wordt verkozen op basis van een akte van voordracht die voldoet aan al de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in het tweede lid. De Vlaamse Regering stelt het model van de akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst vast en de wijze waarop dat model ter beschikking wordt gesteld. De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop de akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst wordt ingediend bij de algemeen directeur.
Een ontvankelijke akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze is gedaan op de modelakte die de Vlaamse Regering krachtens het eerste lid vaststelt en die op de dag van de verkiezingen door een door de Vlaamse Regering aan te wijzen entiteit van de Vlaamse overheid met de datumstempel van die dag ter beschikking is gesteld;
2° ze is ondertekend door meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen deelnamen;
3° ze is ondertekend door de meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat zijn verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-voorzitter voorkomt maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen;
4° ze is uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad aan de algemeen directeur bezorgd.
Niemand kan meer dan één akte van voordracht ondertekenen. Overtreding van het voormelde verbod wordt bestraft conform artikel 7, §2.
De akte van voordracht kan ook de einddatum van het mandaat van de kandidaat-voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam van een of meer personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat, vermeld worden. In voorkomend geval is de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Als het mandaat eindigt voor de einddatum, vermeld in de akte van voordracht, of als de persoon die in de akte van voordracht is aangewezen als de persoon die de voorzitter zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de voordracht geen einddatum vermeldt, wordt, in voorkomend geval, de vermelding van een of meer opvolgers als onbestaand beschouwd.
Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, of als er geen opvolger is vermeld, wordt tot vervanging overgegaan conform artikel 106.
§2. De algemeen directeur bezorgt de akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst aan de voorzitter van de installatievergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn.
De voorzitter van de installatievergadering gaat na of de akte van voordracht ontvankelijk is overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1. Alleen de handtekeningen van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn worden daarbij in aanmerking genomen, met inbegrip van de handtekeningen van de opvolgers die de akte van voordracht hebben ondertekend en die lid zijn van de raad voor maatschappelijk welzijn. In voorkomend geval wordt de voorgedragen kandidaat-voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst verkozen verklaard.
§3. Als er geen ontvankelijke akte van voordracht van kandidaat-voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst aan de voorzitter van de installatievergadering wordt bezorgd, gaat de raad voor maatschappelijk welzijn binnen veertien dagen over tot de verkiezing van een voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst op basis van een akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst die voldoet aan al de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in het tweede lid. De Vlaamse Regering stelt het model van de akte van voor- dracht van de kandidaat-voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst vast en de wijze waarop dat model ter beschikking wordt gesteld. De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop de akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst wordt ingediend bij de algemeen directeur.
Een ontvankelijke akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze is gedaan op de modelakte die de Vlaamse Regering krachtens het eerste lid vaststelt en die op de dag van de verkiezingen door een door de Vlaamse Regering aan te wijzen entiteit van de Vlaamse overheid met de datumstempel van die dag ter beschikking is gesteld;
2° ze is ondertekend door de meerderheid van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat zijn verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-schepen voor- komt maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen;
3° ze is uiterlijk drie dagen voor de eerstvolgende vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn na de installatievergadering aan de algemeen directeur bezorgd.
Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 kan elk lid van de raad voor maatschappelijk welzijn maar één akte van voordracht ondertekenen. Overtreding van het voormelde verbod wordt bestraft conform artikel 7, §2.
De akte van voordracht kan ook de einddatum van het mandaat van de kandidaat-voorzitter vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van een of meer personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de voorzitter bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld.
Als het mandaat eindigt voor de einddatum, vermeld in de akte van voordracht, of als de persoon die in de akte van voordracht is vermeld als de persoon die de voorzitter zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, of als er geen opvolger is vermeld, wordt tot vervanging overgegaan conform artikel 106. Als de voordracht geen einddatum vermeldt, wordt, in voorkomend geval, de vermelding van een of meer opvolgers als onbestaand beschouwd.
De voorzitter van de vergadering gaat na of de akte van voordracht aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden voldoet.
De verkiezing vindt plaats bij geheime stemming.
De kandidaat die de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst. Als geen enkele kandidaat de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald en als verschillende kandidaten zijn voorgedragen voor het vacante mandaat, vindt een tweede stemronde plaats, waarin wordt gestemd op de twee kandidaten die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben behaald. Bij staking van stemmen in de eerste stemronde komt de kandidaat die bij de verkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald, in aanmerking voor de tweede stemronde. De kandidaat die in de tweede stemronde de meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot voorzitter. Bij staking van stemmen in de tweede stemronde is de kandidaat die bij de verkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald, verkozen tot voorzit- ter. Als de naamstemmen bepalend zijn en de kandidaten een gelijk aantal naamstemmen hebben behaald, is de voorgedragen kandidaat van wie de lijst bij de verkiezingen de meeste stemmen heeft behaald, verkozen.
§4. Als de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst bij zijn verkiezing geen voorzitter of lid van het vast bureau is, legt hij, voor hij zijn mandaat aanvaardt, de eed af in handen van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn: "Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.". Die eedaflegging geldt ook als eedaflegging voor zijn mandaat als schepen als vermeld in artikel 42, § 1, derde lid. Als de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst de eed na twee achtereenvolgende uitnodigingen niet aflegt, wordt hij geacht zijn mandaat als voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst niet te aanvaarden. Als de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn de eed niet kan afnemen of nalaat de eed af te nemen, wordt de eed afgenomen door zijn vervanger.
Artikel 91. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 47. |
Inhoud
§ 1. Het aantal leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst dat wordt toegewezen aan de verschillende lijsten die aan de lokale verkiezingen hebben deelgenomen, wordt bepaald naar verhouding van het aantal zetels waarover elke lijst binnen de raad voor maatschappelijk welzijn beschikt. De verkozenen van de lijsten kunnen verklaren dat zij zich met elkaar wensen te verbinden. De verklaring van lijstenverbinding wordt aan de algemeen directeur bezorgd binnen twee werkdagen voor de uiterste dag van het indienen van de akten van voordracht. Om ontvankelijk te zijn moet die verklaring ondertekend zijn door minstens een meerderheid van de verkozenen van iedere lijst die zich wenst te verbinden.
§ 2. De zetels worden verdeeld door het aantal zetels van het bijzonder comité voor de sociale dienst te delen door het aantal leden van de raad voor maatschappelijk welzijn, vermenigvuldigd met het aantal zetels waarover elke lijst of groep van lijsten binnen de raad beschikt. Het aantal eenheden van het resultaat van die bewerking geeft het aantal rechtstreeks verworven zetels aan.
De niet-rechtstreeks verworven zetels worden toegewezen in afnemende volgorde van de breuk als resultaat van de bewerking, vermeld in het eerste lid. Bij gelijkheid van die breuk van twee of meer lijsten of groepen van lijsten, wordt de zetel toegewezen aan de lijst of groep van lijsten met het hoogste stemcijfer, bepaald overeenkomstig artikel 165 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011.
Uiterlijk de dag na de uiterste datum om een verklaring van lijstenverbinding in te dienen gaat de algemeen directeur na hoeveel zetels in het bijzonder comité voor de sociale dienst aan de verschillende lijsten of groepen van lijsten toekomen, met toepassing van het eerste en tweede lid. Hij maakt op dezelfde dag die zetelverdeling bekend op de webtoepassing van de gemeente.
Artikel 92. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Vervangen bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 98. |
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 48. |
Inhoud
De leden en kandidaat-opvolgers van het bijzonder comité voor de sociale dienst worden schriftelijk voorgedragen door de verkozenen voor de gemeenteraad op basis van akten van voordracht die voldoen aan al de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in het tweede lid. De Vlaamse Regering stelt het model van de akte van voordracht van leden en kandidaat-opvolgers van het bijzonder comité voor de sociale dienst vast en de wijze waarop dat model ter beschikking wordt gesteld. De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop de akte van voordracht van leden en kandidaat-opvolgers van het bijzonder comité voor de sociale dienst wordt ingediend bij de algemeen directeur.
Een ontvankelijke akte van voordracht van leden en kandidaat-opvolgers van het bijzonder comité voor de sociale dienst voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze is gedaan op de modelakte die de Vlaamse Regering krachtens het eerste lid vaststelt en die op de dag van de verkiezingen door een door de Vlaamse Regering aan te wijzen entiteit van de Vlaamse overheid met de datumstempel
van die dag ter beschikking is gesteld;
2° ze vermeldt de voornaam of voornamen, de achternaam, de geboortedatum, het beroep, het rijksregisternummer en de hoofdverblijfplaats van de kandidaat-leden;
3° ze is ondertekend door de meerderheid van de verkozenen van dezelfde lijst of groep van lijsten die aan de lokale verkiezingen hebben deelgenomen, of, als de voorgedragen kandidaat deelgenomen heeft aan de lokale verkiezingen, door de meerderheid van de verkozenen van dezelfde lijst of groep van lijsten die aan de lokale verkiezingen hebben deelgenomen. Het aantal handtekeningen wordt berekend na de schrapping van de ongeldige handtekeningen, vermeld in het zevende lid. Als een lijst of groep van lijsten maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen;
4° ze vermeldt kandidaat-leden van verschillend geslacht, tenzij het gaat om een lijst of groep van lijsten waaraan maar één zetel in het bijzonder comité voor de sociale dienst is toegewezen;
5° ze vermeldt niet meer kandidaat-leden dan het aantal dat aan de lijst of groep van lijsten is toegewezen conform artikel 91, of dan het aantal vacante mandaten met toepassing van artikel 95;
6° ze is uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad aan de algemeen directeur bezorgd.
Als een lijst of groep van lijsten die maar twee verkozenen telt, twee akten van voordracht indient terwijl er maar één kandidaat-lid aan de lijst of de groep van lijsten is toegewezen, zijn beide akten onontvankelijk.
De akte van voordracht kan de voornaam of voornamen, de achternaam, de geboortedatum, het beroep, het rijksregisternummer en de hoofdverblijfplaats van een of meer opvolgers van een kandidaat-lid vermelden. Dezelfde persoon kan opvolger zijn van twee of meer kandidaat-leden die op dezelfde akte van voordracht zijn voorgedragen. Dezelfde persoon kan ook kandidaat-lid en kandidaat-opvolger zijn.
De akte van voordracht vermeldt in voorkomend geval voor elk kandidaat-lid de kandidaat-opvolgers in de volgorde waarin die zijn voorbestemd om het lid te vervangen.
De akte van voordracht kan ook de einddatum van het mandaat van een kandidaat-lid of van een kandidaat-opvolger vermelden. De opvolger voldoet ook aan de voorwaarden voor de ondertekening, vermeld in het tweede lid. In voorkomend geval is het lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Als het mandaat eindigt voor de einddatum, vermeld in de akte van voordracht, neemt de opvolger vervroegd het mandaat op. Als de voordracht geen einddatum vermeldt, wordt, in voorkomend geval, de vermelding van een of meer opvolgers als onbestaand beschouwd.
Niemand kan meer dan één akte van voordracht ondertekenen. Overtreding van het voormelde verbod wordt bestraft conform artikel 7, §2.
De algemeen directeur bezorgt een afschrift van de akten van voordracht aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn.
De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn gaat na of de akten van voordracht voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het zesde lid.
Artikel 93. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 49. |
Inhoud
De verkiezing van de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst vindt plaats in openbare zitting, tijdens de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad.
De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn gaat na of de voordrachtsakten ontvankelijk zijn overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in artikel 92, tweede tot en met zesde lid. In voorkomend geval worden de voorgedragen kandidaat-leden en hun opvolgers verkozen verklaard.
Als tijdens de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad, geen voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst is verkozen, functioneert de uittredende voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst als voorzitter tot de raad voor maatschappelijk welzijn een nieuwe voorzitter heeft verkozen overeenkomstig artikel 90, § 3.
De kandidaten die als opvolgers van een verkozen lid werden voorgedragen, zijn, met behoud van de toepassing van artikel 94, de opvolgers van het voormelde lid.
Voor de mandaten die nog niet zijn vervuld, is de procedure, vermeld in artikel 95, vierde lid, in de volgende gevallen van toepassing:
1° een lijst of groep van lijsten heeft geen ontvankelijke voordrachtsakte ingediend voor de zetels die conform artikel 91 aan de lijst of groep van lijsten zijn toegewezen;
2° een lijst of groep van lijsten heeft een ontvankelijke akte ingediend waarop minder kandidaat-leden staan dan het aantal dat aan de lijst of groep van lijsten is toegewezen conform artikel 91;
3° het bijzonder comité voor de sociale dienst is binnen zestig dagen na de dag van de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, vermeld in het eerste lid, nog niet volledig samengesteld, behalve als artikel 95 van toepassing is..
Artikel 94. ( 01/01/2019 - ... )
Het bijzonder comité voor de sociale dienst bestaat uit personen van verschillend geslacht.
Als het bijzonder comité voor de sociale dienst niet rechtsgeldig blijkt te zijn samengesteld overeenkomstig het eerste lid, wordt de oudste kandidaat vervangen door de eerstvolgende opvolger van het andere geslacht die in de voordrachtsakte is vermeld.
Als voor die kandidaat geen opvolger van het andere geslacht is voorgedragen, wordt een nieuwe kandidaat van het andere geslacht voorgedragen met toepassing van artikel 95.
Artikel 95. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 24. |
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 50. |
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 99. |
Inhoud
Als een lid, voordat zijn mandaat verstreken is, ophoudt deel uit te maken van het bijzonder comité voor de sociale dienst of verhinderd is en als hij, met behoud van de toepassing van artikel 94, geen opvolger of opvolgers meer heeft, kunnen de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn van de lijst of groep van lijsten die het betreffende lid heeft voorgedragen, samen een kandidaat-lid en een of meer kandidaat-opvolgers voordragen.
Artikel 92, tweede tot en met zevende lid, is van toepassing op die voordrachtsakte, met dien verstande dat "verkozenen" wordt gelezen als "leden van de raad voor maatschappelijk welzijn" en “drie dagen voor de installatievergadering” wordt gelezen als “acht dagen voor de vergadering vermeld in artikel 95, derde lid”.
Die voordrachtsakte wordt uiterlijk acht dagen vóór de zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn waarop de geloofsbrieven van het nieuwe lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst en de opvolger of opvolgers zullen worden onderzocht, aan de algemeen directeur bezorgd, die een afschrift van de akte aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn bezorgt. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn gaat na of de voordrachtsakte ontvankelijk is overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in artikel 92, tweede tot en met zevende lid. In voorkomend geval wordt de kandidaat verkozen verklaard en worden de kandidaat-opvolgers aangesteld in de volgorde van hun voordracht. Een opvolger die op grond van zijn geslacht het lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst dat ontslag genomen heeft, niet kon opvolgen, wordt geacht opvolger te zijn van het nieuw verkozen lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst en neemt een rang in vóór de opvolgers, vermeld op de voordrachtsakte.
Als een lijst of groep van lijsten geen ontvankelijke voordrachtsakte heeft ingediend voor de zetels die conform artikel 91 aan de lijst of groep van lijsten zijn toegewezen, kan die lijst een nieuwe akte van voordracht voor een kandidaat-lid of kandidaat-leden indienen, conform het eerste tot en met derde lid, voor de mandaten die nog niet zijn vervuld.
Als de vervanging, vermeld in het eerste lid, niet kan doorgaan of niet plaatsvindt binnen zestig dagen, gebeurt, met behoud van de toepassing van artikel 94, eerste lid, de vervanging bij een geheime stemming in een stemronde waarbij elk lid van de raad voor maatschappelijk welzijn over een stem beschikt en waarbij de kandidaat die de meeste stemmen behaalt, als verkozen wordt verklaard. Elke lijst of groep van lijsten kan daarvoor een akte van voordracht indienen conform artikel 92, tweede tot en met zevende lid, met dien verstande dat “drie dagen voor de installatievergadering” wordt gelezen als “acht dagen voor de vergadering als vermeld in artikel 95, vijfde lid” . Bij staking van stemmen is de jongste kandidaat verkozen.
Artikel 96. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De verkozen leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst van wie de geloofsbrieven door de raad voor maatschappelijk welzijn zijn goedgekeurd, leggen, voor ze hun mandaat aanvaarden, de volgende eed af in handen van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn: "Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.".
In geval van algehele vernieuwing van het bijzonder comité voor de sociale dienst vindt de eedaflegging plaats tijdens de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad. Die eedaflegging vindt plaats in openbare vergadering.
Elke andere eedaflegging gebeurt alleen ten overstaan van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn en in aanwezigheid van de algemeen directeur. Daarvan wordt een proces-verbaal opgemaakt dat ondertekend wordt door de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn en door de algemeen directeur en dat aan de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst wordt bezorgd.
Als de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn de eed niet afneemt van de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst op de vergadering, vermeld in het tweede lid, of, bij vervanging van een lid, na de installatievergadering uiterlijk vóór de eerstvolgende vergadering van het bijzonder comité voor de sociale dienst, wordt de eed afgenomen door diegene die de voorzitter vervangt overeenkomstig artikel 7, § 5, tweede lid. In voorkomend geval noteert de algemeen directeur de vervanging van de voorzitter in de notulen van de vergadering, en wordt het proces-verbaal ondertekend door degene die de eed heeft afgenomen.
§ 2. De verkozen leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst die aanwezig zijn op de vergadering, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, en die de eed niet afleggen, worden geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat.
§ 3. De verkozen leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst die niet aanwezig zijn op de vergadering, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, en die, nadat ze daarvoor uitdrukkelijk zijn opgeroepen, zonder geldige reden afwezig zijn op de eerste daaropvolgende vergadering, worden geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat.
§ 4. Een verkozen lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst dat zich zonder geldige reden niet aanmeldt bij de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn voor de eedaflegging, vermeld in paragraaf 1, derde lid, na daarvoor te zijn uitgenodigd, wordt geacht afstand te hebben gedaan van zijn mandaat.
Artikel 97 ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst wordt, behalve in geval van vervallenverklaring, ontslag, overlijden, of als de akte van voordracht een einddatum vermeldt, verkozen voor een periode van zes jaar.
Na een volledige vernieuwing van de raad voor maatschappelijk welzijn blijft de uittredende voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst in functie tot de nieuwe voorzitter geïnstalleerd is.
§ 2. De leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst worden, behalve in geval van vervallenverklaring, ontslag of overlijden of als de akte van voordracht een einddatum vermeldt, verkozen voor een periode van zes jaar.
De uittredende leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst blijven na een volledige vernieuwing van de raad voor maatschappelijk welzijn in functie tot de installatie van de meerderheid van de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst heeft plaatsgevonden.
Artikel 98. ( 01/01/2019 - ... )
Een verkozen lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst dat voor zijn installatie afstand wil doen van zijn mandaat, brengt de voorzitter of de uittredende voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn daarvan schriftelijk op de hoogte. De afstand wordt definitief zodra de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn daarvan heeft kennisgenomen.
Artikel 99. ( 01/01/2019 - ... )
Artikel 9 is van toepassing op de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst, tenzij het lid van het bijzonder comité onmiddellijk ontslag neemt met toepassing van artikel 103.
Artikel 100. ( 01/12/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 21/12/2018 | Decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 3. |
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 51. |
Inhoud
Artikel 10, met uitzondering van het eerste lid, 5°, is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst, met dien verstande dat het onderwijzend personeel van de gemeente, die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend, wel lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst kan zijn.
De voorzitter of een lid van het vast bureau kan slechts deel uitmaken van het bijzonder comité voor de sociale dienst, als die met toepassing van artikel 90 verkozen is als voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst of als die met toepassing van artikel 106 de verkozen voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst vervangt.
Artikel 101. ( 01/01/2019 - ... )
Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing op de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst.
Artikel 102. ( 01/01/2019 - ... )
Artikel 12, met uitzondering van punt 5°, is van overeenkomstige toepassing op het bijzonder comité voor de sociale dienst.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid, neemt het bijzonder comité voor de sociale dienst akte van de verhindering van de volgende personen:
1° het lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst, met uitzondering van de voorzitter, dat met toepassing van artikel 62, eerste lid, tot burgemeester wordt benoemd ter vervanging van een verhinderde of geschorste burgemeester of met toepassing van artikel 49, § 1, tot schepen wordt verkozen ter vervanging van een verhinderde of geschorste schepen;
2° de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst die zich bevindt in een van de gevallen van verhindering, vermeld in artikel 47, 1° tot en met 3°.
Artikel 103. ( 01/01/2019 - ... )
Het lid of de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst dat ontslag wil nemen, deelt dat schriftelijk mee aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. Het ontslag is definitief zodra de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn de kennisgeving ontvangt. Het lid of de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst blijft zijn mandaat uitoefenen tot zijn opvolger is geïnstalleerd, behalve als het ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid.
Artikel 104. ( 14/08/2021 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Vervangen bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 52. |
Inhoud
§ 1. De raad voor maatschappelijk welzijn kan een constructieve motie van wantrouwen aannemen tegen de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst.
§ 2. De constructieve motie van wantrouwen voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze is ondertekend door de meerderheid van de raadsleden;
2° ze is ondertekend door ten minste twee derde van de raadsleden van elk van de fracties waartoe de raadsleden in de gemeenteraad behoren die de motie ondersteunen. Als een fractie maar uit twee verkozenen bestaat, volstaat de handtekening van een van hen;
3° ze is ondertekend door twee derde van de raadsleden van de fractie waartoe de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst in de gemeenteraad behoort;
4° ze draagt een kandidaat-opvolger voor;
5° er is een ontvankelijke akte van voordracht bijgevoegd als vermeld in artikel 90. Als een lijst in twee fracties is opgesplitst, wordt, in afwijking van artikel 90, de akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter ondertekend door de meerderheid van de raadsleden die deel uitmaken van de fractie van de kandidaat-voorzitter. Als de fractie van de kandidaat-voorzitter maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen;
6° ze is uiterlijk acht dagen voor de zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn aan de algemeen directeur bezorgd.
De voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 3°, is niet van toepassing in geval de gemeenteraad een collectieve motie heeft aangenomen.
De constructieve motie van wantrouwen kan niet bij spoedeisendheid in bespreking worden gebracht als vermeld in artikel 74 samen gelezen met artikel 23.
De constructieve motie van wantrouwen kan niet worden ingediend op de volgende momenten:
1° in de periode van één jaar na de installatie van het bijzonder comité voor de sociale dienst;
2° in de periode van twaalf maanden voor de dag van de verkiezingen voor de volledige vernieuwing van de gemeenteraden.
De algemeen directeur bezorgt de constructieve motie van wantrouwen met de bijgevoegde akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn.
§ 3. Voor er kan worden gestemd, onderzoekt de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of de constructieve motie van wantrouwen voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2. Als hij vaststelt dat niet aan alle voorwaarden is voldaan, verklaart hij de motie zonder voorwerp.
§ 4. Als de raad voor maatschappelijk welzijn de constructieve motie van wantrouwen aanneemt, is de voorzitter ontslagen. De voorgedragen kandidaat-voorzitter wordt verkozen verklaard.
Artikel 105. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. Het lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst dat afstand doet van zijn mandaat, van zijn mandaat vervallen wordt verklaard, als verhinderd wordt beschouwd, ontslag heeft genomen of overleden is, wordt vervangen door zijn opvolger.
Als het lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst geen opvolger meer heeft, wordt overgegaan tot de verkiezing van een nieuw lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst overeenkomstig artikel 95.
Tot aan de nieuwe verkiezing wordt het mandaat waargenomen overeenkomstig paragraaf 2.
§ 2. De raad voor maatschappelijk welzijn kan in zijn huishoudelijk reglement bepalen dat plaatsvervangers worden aangewezen die de effectieve leden van het bijzonder comité mogen vervangen, als die verhinderd zijn. De plaatsvervangers moeten leden van de raad voor maatschappelijk welzijn zijn en worden aangewezen door de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn die de voordracht van het effectieve lid van het comité ondertekend hebben.
§ 3. Het lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst dat als verhinderd wordt beschouwd, wordt vervangen zolang de toestand van verhindering duurt. Het bijzonder comité voor de sociale dienst neemt akte van de beëindiging van de periode van verhindering.
Artikel 106. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 21/12/2018 | Decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 4. |
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 25. |
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 100. |
Inhoud
§ 1. Als de voorzitter het mandaat niet aanvaardt, als zijn mandaat vervallen wordt verklaard, als hij als verhinderd wordt beschouwd, afgezet of geschorst wordt, overleden is of ontslag genomen heeft, wordt op de eerstvolgende vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn een nieuwe voorzitter verkozen, overeenkomstig artikel 90, met dien verstande dat "de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad" wordt gelezen als "de eerstvolgende vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn", “drie dagen” vermeld in paragraaf 1 wordt gelezen als “acht dagen”, "verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen deelnamen" wordt gelezen als "raadsleden van de raad voor maatschappelijk welzijn", "personen" wordt gelezen als "raadsleden van de raad voor maatschappelijk welzijn". Tot aan de nieuwe verkiezing wordt het voorzitterschap, behalve in geval van ontslag dat niet het gevolg is van een onverenigbaarheid, waargenomen overeenkomstig het tweede lid.
Als de voorzitter om een andere reden dan de redenen, vermeld in het eerste lid, tijdelijk afwezig is of als hij bij een welbepaalde aangelegenheid betrokken partij is als vermeld in artikel 27, wijst hij de voorzitter of een lid van het vast bureau aan als zijn vervanger. Als hij geen vervanger heeft aangewezen of als de vervanger zelf tijdelijk afwezig is, dan wordt hij vervangen door de voorzitter of het lid van het vast bureau met de hoogste rang. Als de voorzitter of dat lid van het vast bureau de voorzitter niet kan vervangen, wordt het voorzitterschap waargenomen door een ander lid van het vast bureau, in volgorde van rang.
De voorzitter die als verhinderd wordt beschouwd, die geschorst is of tijdelijk afwezig is, wordt vervangen zolang hij verhinderd, geschorst of tijdelijk afwezig is. De raad voor maatschappelijk welzijn neemt akte van de verhindering of schorsing en van de beëindiging van de periode van de verhindering of schorsing.
§ 2. De vervallenverklaring, de verhindering, de afzetting of de schorsing van of de niet-aanvaarding of het ontslag door de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, die overeenkomstig artikel 42, § 1, derde lid, van rechtswege is toegevoegd aan het college van burgemeester en schepenen, houden van rechtswege de vervallenverklaring, de verhindering, de afzetting, de schorsing, de niet-aanvaarding of het ontslag in voor zijn mandaat als schepen als vermeld in artikel 42, § 1, derde lid.
Artikel 107. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst ontvangen ten laste van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn presentiegeld voor hun aanwezigheid op vergaderingen van het bijzonder comité voor de sociale dienst. De Vlaamse Regering stelt een lijst op van vergaderingen die voortvloeien uit de mandaatsverplichtingen van de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst waarvoor de raad voor maatschappelijk welzijn bij reglement kan bepalen dat presentiegeld wordt verleend.
§ 2. De raad voor maatschappelijk welzijn bepaalt het bedrag van het presentiegeld. Het presentiegeld bedraagt voor het bijwonen van de vergaderingen van het bijzonder comité voor de sociale dienst maximaal evenveel als het presentiegeld van de gemeenteraadsleden van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend, voor hun aanwezigheid op de gemeenteraad. Als de raad voor maatschappelijk welzijn geen beslissing over het presentiegeld genomen heeft, bedraagt het presentiegeld evenveel als het presentiegeld van de gemeenteraadsleden van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend, voor hun aanwezigheid op de gemeenteraad.
De raad voor maatschappelijk welzijn vermindert het presentiegeld van het lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst dat andere wettelijke of reglementaire bezoldigingen, pensioenen, vergoedingen of toelagen ontvangt, of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vult die vergoeding aan, met een bedrag ter compensatie van het inkomensverlies dat de betrokkene lijdt, op voorwaarde dat het lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst daar zelf om verzoekt. De algemeen directeur stelt vast of aan de vereiste voorwaarden is voldaan.
De som van de presentiegelden, aangevuld met het bedrag ter compensatie van het inkomensverlies, kan nooit hoger zijn dan de wedde van een schepen van een gemeente met 50.000 inwoners.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de grenzen waarbinnen de raad voor maatschappelijk welzijn kan bepalen welke specifieke kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat kunnen worden terugbetaald.
§ 4. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn sluit een verzekering af om de burgerlijke aansprakelijkheid, met inbegrip van de rechtsbijstand, te dekken die persoonlijk ten laste komt van de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst bij de normale uitoefening van hun mandaat.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van deze paragraaf.
Naast de verzekering, vermeld in het eerste lid, sluit het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ook een verzekering af voor ongevallen die de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst overkomen in het kader van de normale uitoefening van hun mandaat.
§ 5. Behalve in geval van herhaling is het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe een lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst wordt veroordeeld wegens een misdrijf, begaan bij de normale uitoefening van zijn mandaat, met uitzondering van een persoonlijke inbreuk op de verkeersreglementering.
De regresvordering van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ten aanzien van de veroordeelde leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst is beperkt tot de gevallen van bedrog, zware schuld of lichte schuld die bij hen gewoonlijk voorkomen.
Artikel 108. ( 01/01/2019 - ... )
Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing op de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst.
Artikel 109. ( 01/01/2019 - ... )
De voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst roept de vergaderingen bijeen van het bijzonder comité voor de sociale dienst. Hij stelt de agenda vast van de vergaderingen en verricht het voorafgaande onderzoek van de zaken die worden voorgelegd.
Artikel 110. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 21/12/2018 | Decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 5. |
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 53. |
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 26. |
Inhoud
Het bijzonder comité voor de sociale dienst vergadert regelmatig, op de dagen en uren die het bepaalt, en zo dikwijls als de behandeling van de zaken het vereist. De voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst kan in spoedeisende gevallen buitengewone vergaderingen bijeenroepen, op de dag en het uur die hij bepaalt.
Artikel 20, 21, 23, 24, 26, 27, 29, 32, 33, 34, eerste lid, en artikel 75, met uitzondering van artikel 21, tweede lid, artikel 29, § 1, § 2 en § 5, en de bepalingen in artikel 32 over het zittingsverslag, zijn van toepassing op de vergaderingen van het bijzonder comité voor de sociale dienst met dien verstande dat de volgende woorden worden gelezen als volgt:
1° "het raadslid" als "het lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst";
2° "de raadsleden" als "de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst";
3° "de voorzitter van de gemeenteraad" als "de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst";
4° "de gemeenteraad" als "het bijzonder comité voor de sociale dienst";
5° "de gemeente" als "het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn";
6° "een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap" als "de verenigingen of vennootschappen, vermeld in deel 3, titel 4";
7° "artikel 16 en 155" als "artikel 108";
8° "de gemeenteraadscommissies, vermeld in artikel 37" als "de subcomités, vermeld in artikel 89".
9° “acht dagen” als vermeld in artikel 32, tweede lid, als “drie dagen”.
Het bijzonder comité voor de sociale dienst kan in afwijking van artikel 20 in een huishoudelijk reglement bepalen dat de agenda van het bijzonder comité voor de sociale dienst pas vijf dagen voor de vergadering moet worden bezorgd. In dat geval bepaalt het bijzonder comité voor de sociale dienst in zijn huishoudelijk reglement binnen welke termijn de agendapunten, vermeld in artikel 21, kunnen worden toegevoegd. Het bijzonder comité voor de sociale dienst stelt de notulen van de vorige vergadering ter beschikking van zijn leden. De notulen die betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer van cliënten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of hun onderhoudsplichtigen, worden alleen ter beschikking gesteld van de leden volgens de regels, vastgesteld overeenkomstig artikel 20, derde lid.
De vergaderingen van het bijzonder comité voor de sociale dienst zijn niet openbaar.
De beslissingen van het bijzonder comité voor de sociale dienst worden opgenomen in de notulen en alleen die beslissingen kunnen rechtsgevolgen hebben. De notulen worden goedgekeurd op de eerstvolgende gewone vergadering van het bijzonder comité voor de sociale dienst. De notulen worden uiterlijk op dezelfde dag als de vergadering van het bijzonder comité voor de sociale dienst die volgt op de vergadering van het bijzonder comité voor de sociale dienst waarop de notulen zijn goedgekeurd, verstuurd naar of ter beschikking gesteld van de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst door de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst op de wijze, vermeld in het huishoudelijk reglement.
Artikel 111. ( 14/08/2021 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 54. |
Inhoud
Bij de aanvang van de zittingsperiode neemt het bijzonder comité voor de sociale dienst een huishoudelijk reglement aan waarin, in voorkomend geval, nadere regels over de werking van het bijzonder comité voor de sociale dienst zijn bepaald, en waarin minstens bepalingen worden opgenomen over:
1° de wijze van notulering en de wijze waarop de notulen van de vorige vergadering ter beschikking worden gesteld van de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst;
2° de wijze van verzending van de oproeping en het ter beschikking stellen van het dossier aan de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst, alsook de wijze waarop de algemeen directeur of de door hem aangewezen personeelsleden aan de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst die erom verzoeken, technische inlichtingen verschaffen over die stukken;
3° de wijze waarop het bijzonder comité voor de sociale dienst stemt;
4° de wijze van het ter kennis brengen van de beslissingen van het bijzonder comité voor de sociale dienst;
5° de perken waarbinnen de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst zijn bevoegdheden als vermeld in artikel 114, kan uitoefenen;
6° de keuze om digitaal of hybride te vergaderen en de wijze waarop;
7° de uitzonderlijke omstandigheden waaronder het bijzonder comité voor de sociale dienst digitaal kan vergaderen, als het huishoudelijk reglement de mogelijkheid van digitaal vergaderen opneemt;
8° de uitzonderlijke omstandigheden waaronder het bijzonder comité voor de sociale dienst hybride kan vergaderen, als het huishoudelijk reglement de mogelijkheid van hybride vergaderen opneemt.
Het bijzonder comité voor de sociale dienst kan het huishoudelijk reglement op elk moment wijzigen.
Artikel 112. ( 01/01/2019 - ... )
Het bijzonder comité voor de sociale dienst heeft dezelfde deontologische code als die welke is aangenomen voor de raad voor maatschappelijk welzijn.
Het bijzonder comité voor de sociale dienst kan echter zelf een deontologische code aannemen die minstens de deontologische code, zoals aangenomen door de raad voor maatschappelijk welzijn, omvat.
Artikel 113. ( 01/01/2019 - ... )
Het bijzonder comité voor de sociale dienst is bevoegd voor:
1° de beslissingen over de toekenning, terugvordering, herziening en schorsing van individuele steun op het vlak van de maatschappelijke dienstverlening en de maatschappelijke integratie;
2° de bekrachtiging van de beslissingen van de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, vermeld in artikel 114.
Het bijzonder comité voor de sociale dienst kan in zijn huishoudelijk reglement bepalen dat het beslissingsbevoegdheid als vermeld in het eerste lid toevertrouwt aan een of meerdere subcomités. In voorkomend geval is de voorzitter van een subcomité een lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst dat ook lid is van de raad voor maatschappelijk welzijn.
Het bijzonder comité voor de sociale dienst kan op eigen initiatief of op verzoek een niet-bindend advies geven aan het college, het vast bureau, de gemeenteraad en de OCMW-raad over het gemeente- of OCMW-beleid.
Artikel 114. ( 01/01/2019 - ... )
De voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst kan in dringende gevallen en binnen de perken bepaald door het huishoudelijk reglement van het bijzonder comité voor de sociale dienst, zelf tot dringende hulpverlening beslissen, op voorwaarde dat hij zijn beslissing op de eerstvolgende vergadering ter bekrachtiging aan het bijzonder comité voor de sociale dienst voorlegt.
Als een dakloze persoon een beroep doet op de maatschappelijke dienstverlening van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente waar hij zich bevindt, moet de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst hem de vereiste dringende hulpverlening toekennen, binnen de grenzen, vastgesteld door het huishoudelijk reglement van het bijzonder comité voor de sociale dienst. Hij legt zijn beslissing op de eerstvolgende vergadering ter bekrachtiging voor aan het bijzonder comité voor de sociale dienst.
Artikel 115. ( 01/01/2019 - ... )
In gemeenten met meer dan 100.000 inwoners kunnen, op initiatief van de gemeenteraad, binnengemeentelijke territoriale organen worden opgericht, districten genoemd.
Het besluit van de gemeenteraad tot oprichting van districten wordt gepubliceerd met toepassing van artikel 286, § 1, 11°.
Artikel 116. ( 01/01/2019 - ... )
Elk districtsbestuur omvat een districtsraad, een voorzitter van de districtsraad, een districtscollege en een voorzitter van het districtscollege, de districtsburgemeester genoemd.
Artikel 117. ( 01/01/2019 - ... )
De leden van de districtsraden worden voor zes jaar gekozen door de vergadering van de gemeenteraadskiezers die in de bevolkingsregisters van de gemeente zijn ingeschreven als wonend in de gebiedsomschrijving in kwestie.
Artikel 118. ( 13/06/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 03/05/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005, de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en het koninklijk besluit van 31 mei 1977 tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat | 6. |
Inhoud
Het aantal leden dat voor de districtsraden verkozen moet worden, wordt bepaald op twee derde van het aantal leden, vermeld in artikel 4, § 1, toegepast op de overeenkomstige gebiedsomschrijvingen. Het resultaat van die deling wordt afgerond naar het hoger oneven getal.
Artikel 4, § 3, is van toepassing op de districtsraad met dien verstande dat "gemeente" wordt gelezen als "district", "gemeenteraadsleden" wordt gelezen als "districtsraadsleden" en "gemeenteraadsverkiezingen" wordt gelezen als "districtsraadsverkiezingen". Als een gemeente de beslissing tot oprichting van een nieuw district bekendgemaakt heeft, vermeldt de Vlaamse Regering, in voorkomend geval in de lijst van het aantal te verkiezen districtsraadsleden, het aantal te verkiezen districtsraadsleden van het nieuwe district op basis van het aantal personen die ingeschreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen en die op 1 januari van het jaar van de districtsraadsverkiezingen hun hoofdverblijfplaats in de gebiedsomschrijving en binnen de grenzen van het nieuwe district hebben.
Artikel 119. ( 01/12/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 55. |
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 101. |
Inhoud
Artikel 5, 6, 8 tot en met 14, artikel 16 en 17, met uitzondering van artikel 6, § 3, tweede lid, artikel 10, eerste lid, 4°, wat betreft de personeelsleden van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en de personeelsleden van de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen, en artikel 10, eerste lid, 5°, 8° en 9°, zijn van toepassing op de districtsraden en hun leden, met dien verstande dat "de gemeenteraad" wordt gelezen als "de districtsraad", "de gemeenteraadskiezer" wordt gelezen als "de districtsraadskiezer", "het college van burgemeester en schepenen" wordt gelezen als "het districtscollege", "de voorzitter van de gemeenteraad" wordt gelezen als "de voorzitter van de districtsraad", "het gemeenteraadslid" wordt gelezen als "het districtsraadslid", "het gemeentehuis" wordt gelezen als "het districtshuis" en "de algemeen directeur" wordt gelezen als "de districtssecretaris".
Met behoud van de toepassing van het eerste lid vindt de installatievergadering van de districtsraad plaats op dezelfde dag als de installatievergadering van de gemeenteraad of uiterlijk 30 dagen na de installatie van de gemeenteraad.
De voorzitter van de installatievergadering legt, als hij herkozen is als districtsraadslid, de eed af in handen van het oudste districtsraadslid.
Er bestaat een onverenigbaarheid tussen het mandaat van gemeenteraadslid en lid van de districtsraad.
Artikel 119/1. ( 01/12/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Ingevoegd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 102. |
Inhoud
In afwijking van artikel 119, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6, §1, gelden de volgende bepalingen bij de oprichting van een nieuw district, vermeld in artikel 115:
1° als er geen bezwaar is ingediend tegen de verkiezing, worden de verkozen districtsraadsleden door de voorzitter van de gemeenteraad ten minste acht dagen voor de installatievergadering van de districtsraad op de hoogte gebracht van de datum, het uur en de plaats van de installatievergadering. Bij ontstentenis van oproeping door de voorzitter van de gemeenteraad, vindt de installatievergadering van rechtswege plaats dertig dagen na de installatie van de gemeenteraad, in het gemeentehuis om 20 uur. De algemeen directeur brengt bij ontstentenis van oproeping door de voorzitter van de gemeenteraad voor de goede orde de nieuw verkozen districtsraadsleden daarvan op de hoogte;
2° als er bezwaar is ingediend tegen de verkiezing en als die vervolgens toch geldig is verklaard, roept de voorzitter van de gemeenteraad de nieuw verkozen raadsleden samen op de installatievergadering binnen vijftien dagen na de dag waarop de uitslag van de verkiezing definitief is, maar op zijn vroegst na de installatievergadering van de gemeenteraad;
3° als er bezwaar is ingediend tegen de verkiezing en als die verkiezing vervolgens ongeldig is verklaard en er een nieuwe verkiezing moet worden gehouden, roept de voorzitter van de gemeenteraad de verkozen raadsleden samen op de installatievergadering binnen vijftien dagen na de dag waarop de uitslag van de nieuwe verkiezing definitief is.
In afwijking van artikel 119, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6, §2, zit bij de oprichting van een nieuw district, vermeld in artikel 115, de voorzitter van de gemeenteraad de installatievergadering voor. Hij blijft voorzitter van de districtsraad tot er een nieuwe voorzitter verkozen is. Als de voorzitter van de gemeenteraad de installatievergadering niet kan voorzitten, zit een lid van het college van burgemeester en schepenen in afnemende volgorde van rang ze voor.
In afwijking van artikel 119, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8, brengt een verkozen districtsraadslid dat voor zijn installatie afstand wil doen van zijn mandaat, de voorzitter van de gemeenteraad daarvan schriftelijk op de hoogte. De voormelde afstand wordt definitief zodra de districtsraad daarvan heeft kennisgenomen.
Artikel 120. ( 01/12/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 103. |
Inhoud
Artikel 7 en 7/1 zijn van toepassing op de verkiezing van de voorzitter van de districtsraad, met dien verstande dat "de gemeenteraad" wordt gelezen als "de districtsraad", "het gemeenteraadslid" wordt gelezen als "het districtsraadslid", "de voorzitter van de gemeenteraad" wordt gelezen als "de voorzitter van de districtsraad", "gemeenteraadscommissie" wordt gelezen als "districtsraadscommissie", "schepen" wordt gelezen als "districtsschepen", "burgemeester" wordt gelezen als "districtsburgemeester" ““, gemeenteraadszitting” wordt gelezen als “zitting van de districtsraad”, en "de algemeen directeur" wordt gelezen als "de districtssecretaris".
Met behoud van de toepassing van het eerste lid wordt bij de oprichting van een nieuw district, vermeld in artikel 115, de akte van voordracht voor de verkiezing van een voorzitter van de districtsraad bezorgd aan de algemeen directeur van de gemeente.
Artikel 121. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. Uiterlijk op 1 juni van het jaar waarin de districtsraadsverkiezingen plaatsvinden, bepaalt de gemeenteraad per district, dat door hem is opgericht, het maximale aantal districtsschepenen voor de volgende bestuursperiode op basis van de bevolkingsaantallen van het district. Het inwoneraantal dat in aanmerking wordt genomen, is het aantal personen dat ingeschreven is in het rijksregister van de natuurlijke personen die op 1 januari van het jaar van de districtsraadsverkiezingen hun hoofdverblijfplaats in het desbetreffende district hadden. Bij gebrek aan beslissing van de gemeenteraad, is het maximale aantal districtsschepenen identiek aan het maximale aantal districtsschepenen van de vorige bestuursperiode.
Het districtscollege moet, met inbegrip van de districtsburgemeester, minstens twee leden bevatten.
§ 2. Artikel 42, § 3 tot en met § 5, is van toepassing op de districtsschepenen, met dien verstande dat "gemeente" wordt gelezen als "district", "gemeenteraad" wordt gelezen als "districtsraad", "gemeenteraadslid" wordt gelezen als "districtsraadslid", "college van burgemeester en schepen" wordt gelezen als "districtscollege", "schepen" wordt gelezen als "districtsschepen" en "burgemeester" wordt gelezen als "districtsburgemeester".
Artikel 122. ( 01/12/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 104. |
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 27. |
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 56. |
Commentaar
In een district waar voor 13 oktober 2024 maar ten vroegste op de tiende dag na de bekendmaking van het decreet van 17 december 2023 in het Belgisch Staatsblad een collectieve constructieve motie wordt ingediend, treedt deze versie in werking op de dag van de indiening van de motie.Inhoud
Artikel 43 en 44 zijn van toepassing op de verkiezing van de districtsschepenen, met dien verstande dat "gemeenteraad" wordt gelezen als "districtsraad", "gemeenteraadslid" wordt gelezen als "districtsraadslid", "voorzitter van de gemeenteraad" wordt gelezen als "voorzitter van de districtsraad", "burgemeester" wordt gelezen als "districtsburgemeester", "schepen" wordt gelezen als "districtsschepen", "algemeen directeur" wordt gelezen als "districtssecretaris".
Met behoud van de toepassing van het eerste lid wordt bij de oprichting van een nieuw district, vermeld in artikel 115, de akte van voordracht voor de verkiezing van de districtsschepenen bezorgd aan de algemeen directeur van de gemeente. De algemeen directeur bezorgt een afschrift van de akte van voordracht voor de verkiezing van de districtsschepenen aan de burgemeester.
Artikel 45, 47, 48, 49, § § 1, 2 en 4, en artikel 148 tot en met 156 en 160 zijn, als ze de burgemeester en de schepenen betreffen, ook van toepassing op de districtsburgemeester en op de districtsschepenen, met dien verstande dat "gemeente" wordt gelezen als "district", "gemeenteraad" wordt gelezen als "districtsraad", "voorzitter van de gemeenteraad" wordt gelezen als "voorzitter van de districtsraad", "gemeenteraadslid" wordt geleden als "districtsraadslid", "schepen" wordt gelezen als "districtsschepen", "college van burgemeester en schepenen" wordt gelezen als "districtscollege", "burgemeester" wordt gelezen als "districtsburgemeester" en "de algemeen directeur" wordt gelezen als "de districtssecretaris", met dien verstande dat artikel 10, eerste lid, 4°, wat betreft de personeelsleden van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en de personeelsleden van de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen, 5°, 8° en 9°, niet van toepassing is op de districtsburgemeester en de districtsschepenen, en met dien verstande dat de wedde van de districtsschepenen wordt bepaald door de Vlaamse Regering, die daarbij rekening kan houden met de omvang van de bevoegdheden die aan de districten toegewezen worden, alsook met het inwonersaantal van het district, en dat de districtsraad de eretitel van de districtsburgemeester kan toekennen onder voorwaarden die hij bepaalt.
Artikel 157 tot en met 159 zijn, als ze de burgemeester en de schepenen betreffen, ook van toepassing op de districtsburgemeester en op de districtsschepenen, met dien verstande dat "schepen" wordt gelezen als "districtsschepen" en "burgemeester" wordt gelezen als "districtsburgemeester".
Artikel 123. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Vervangen bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 57. |
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 28. |
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 105. |
Commentaar
In een district waar voor 13 oktober 2024 een collectieve motie wordt ingediend, treedt deze versie in werking op de dag van de indiening van de motie.Inhoud
§1. Met behoud van de toepassing van de nationaliteitsvereiste, vermeld in artikel 14 juncto artikel 332 van de Nieuwe Gemeentewet, wordt de verkozene voor de districtsraad die het hoogste aantal naamstemmen heeft en die tot de coalitiefractie met de meeste zetels in de districtsraad behoort, districtsburgemeester. Als verschillende coalitiefracties het hoogste aantal zetels hebben, wordt de verkozene voor de districtsraad die het hoogste aantal naamstemmen heeft en die tot de coalitiefractie behoort waarvan de lijst het hoogste stemcijfer heeft behaald, districtsburgemeester. Als de verkozenen van de coalitiefracties met het hoogste aantal zetels verkozen zijn op dezelfde lijst en als die lijst het hoogste stemcijfer heeft behaald, wordt de verkozene voor de districtsraad van die lijst met het hoogste aantal naamstemmen districtsburgemeester. Als twee verkozenen van de grootste coalitiefractie een gelijk hoogste aantal naamstemmen hebben behaald, is de kandidaat die het hoogst gerangschikt stond op de lijst, de districtsburgemeester. Tot de eerstvolgende vernieuwing van de districtsraad wordt een fractie geacht hetzelfde aantal leden te behouden voor wat betreft het gewicht van de fracties en de daaruit volgende aanduiding van de districtsburgemeester.
Vanaf de installatie van de districtsschepenen is het raadslid waarvan sprake in het eerste lid, districtsburgemeester.
Voor hij zijn mandaat aanvaardt, legt de districtsburgemeester de volgende eed af in handen van de voorzitter van de districtsraad: "Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.". Als de districtsburgemeester zelf de voorzitter van de districtsraad is, legt hij de eed af in handen van het oudste districtsraadslid. De districtsburgemeester die de eed weigert of die, nadat hij daarvoor uitdrukkelijk is opgeroepen, zonder geldige reden afwezig is op de eerste daaropvolgende vergadering, wordt geacht het districtsburgemeestersmandaat niet te aanvaarden. De Raad voor Verkiezingsbetwistingen doet uitspraak over de geschillen die daarover rijzen.
In geval van een algehele vernieuwing van de districtsraad vindt de eedaflegging plaats tijdens de installatievergadering van de districtsraad of tijdens een van de daaropvolgende vergaderingen van de districtsraad.
§2. Als het raadslid, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, het mandaat van districtsburgemeester niet aanvaardt of definitief ophoudt dat mandaat uit te oefenen, dan wordt, met herneming van de procedure in paragraaf 1, het raadslid dat, na dat raadslid, binnen dezelfde fractie de meeste naamstemmen heeft behaald, districtsburgemeester. Als alle verkozenen van de grootste coalitiefractie ervan afzien het mandaat van districtsburgemeester op te nemen, dan wordt de verkozene die behoort tot de op een na grootste coalitiefractie en die de meeste naamstemmen behaald heeft, districtsburgemeester.
De regeling, vermeld in het eerste lid, wordt op een analoge manier toegepast op de verkozenen van de andere coalitiefracties in afnemende volgorde van grootte.
§3. In afwijking van paragraaf 2 kan een akte van opvolging van districtsburgemeester die voldoet aan al de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in het tweede lid, worden ingediend. De Vlaamse Regering stelt het model van de akte van opvolging van districtsburgemeester vast en de wijze waarop dat model ter beschikking wordt gesteld. De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop de akte van opvolging van districtsburgemeester wordt ingediend bij de districtssecretaris.
Een ontvankelijke akte van opvolging van districtsburgemeester voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze draagt een districtsraadslid voor dat de Belgische nationaliteit heeft;
2° ze is gedaan op de modelakte die de Vlaamse Regering krachtens het eerste lid vaststelt en die op de dag van de verkiezingen door een door de Vlaamse Regering aan te wijzen entiteit van de Vlaamse overheid met de datumstempel van die dag ter beschikking is gesteld;
3° ze vermeldt de einddatum van het mandaat van districtsburgemeester. De opvolging kan op zijn vroegst in werking treden op 1 oktober van het vierde jaar van de bestuursperiode;
4° ze vermeldt de naam van de persoon die de districtsburgemeester opvolgt. De voormelde persoon behoort tot dezelfde fractie als de districtsburgemeester die wordt opgevolgd;
5° ze is ondertekend door meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen deelnamen;
6° ze is ondertekend door de meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat-opvolger zijn verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-opvolger voorkomt maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen;
7° ze is uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering van de districtsraad aan de districtssecretaris bezorgd.
De akte van opvolging vermeldt de einddatum van het mandaat van de districtsburgemeester en de naam van de persoon die de districtsburgemeester opvolgt. Bij het bereiken van de voormelde einddatum is de districtsburgemeester van rechtswege ontslagnemend.
Als het mandaat van districtsburgemeester eindigt voor 1 oktober van het vierde jaar van de bestuursperiode, is de akte van opvolging zonder voorwerp en wordt tot vervanging overgegaan conform paragraaf 2.
Als het mandaat van districtsburgemeester vervroegd eindigt op of na 1 oktober van het vierde jaar van de bestuursperiode, neemt het raadslid, vermeld in de akte van opvolging, het mandaat vervroegd op.
Als de persoon die in de akte van opvolging is vermeld geen districtsraadslid meer is, wordt de akte van opvolging zonder voorwerp.
Een nieuwe akte van opvolging kan alleen ingediend worden in de volgende gevallen:
1° de akte van opvolging is onontvankelijk;
2° het mandaat van de districtsburgemeester eindigt voor 1 oktober van het vierde jaar van de bestuursperiode en er wordt tot vervanging overgegaan conform paragraaf 2;
3° voor de einddatum van het mandaat van de districtsburgemeester is de persoon die in de akte van opvolging is vermeld, geen districtsraadslid meer.
Het tweede lid, met uitzondering van punt 7°, is van toepassing op de nieuwe akte van opvolging, vermeld in het zevende lid. De voormelde nieuwe akte van opvolging wordt uiterlijk acht dagen voor de vergadering van de districtsraad aan de districtssecretaris bezorgd.
Als bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van districtsburgemeester, vermeld in de akte van opvolging, de persoon die in de akte van opvolging is vermeld, het mandaat niet opneemt of als na de opvolging het mandaat van districtsburgemeester vroegtijdig eindigt, wordt de districtsburgemeester vervangen op basis van een akte van voordracht die voldoet aan al de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in het tiende lid. De Vlaamse Regering stelt het model van de akte van voordracht van kandidaat-districtsburgemeester vast en de wijze waarop die ter beschikking wordt gesteld. De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop de akte van voordracht van kandidaat-districtsburgemeester wordt ingediend bij de districtssecretaris.
Een ontvankelijke akte van voordracht van kandidaat-districtsburgemeester voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze draagt een districtsraadslid voor dat de Belgische nationaliteit heeft;
2° ze is gedaan op de modelakte die de Vlaamse Regering krachtens het negende lid vaststelt en die op de dag van de verkiezingen door een door de Vlaamse Regering aan te wijzen entiteit van de Vlaamse overheid met de datumstempel van die dag ter beschikking is gesteld;
3° ze vermeldt de naam van de kandidaat-districtsburgemeester. De kandidaat-districtsburgemeester behoort tot dezelfde fractie als de districtsburgemeester die wordt vervangen;
4° ze is ondertekend door meer dan de helft van de districtsraadsleden;
5° ze is ondertekend door de meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat-opvolger zijn verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-opvolger voorkomt maar twee verkozenen telt, vol- staat de handtekening van een van hen;
6° ze is uiterlijk acht dagen voor de vergadering van de districtsraad waarop de vervanging van de burgemeester is geagendeerd, aan de districtssecretaris bezorgd.
Niemand kan meer dan één akte van opvolging of een akte van voordracht ondertekenen. Overtreding van het voormelde verbod wordt bestraft overeenkomstig artikel 7, §2.
De districtssecretaris bezorgt een afschrift van de akte van opvolging of de akte van voordracht aan de districtsburgemeester.
Nadat de districtsraadsleden de eed hebben afgelegd, bezorgt de districtssecretaris in voorkomend geval de akte van opvolging aan de voorzitter van de districtsraad. In voorkomend geval bezorgt de districtssecretaris de akte van voordracht aan de voorzitter van de districtsraad.
De voorzitter van de districtsraad gaat na of de akte van opvolging of de akte van voordracht voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden. Alleen de handtekeningen van de districtsraadsleden die de eed hebben afgelegd, worden daarbij in aanmerking genomen, met inbegrip van de opvolgers die de akte van opvolging hebben ondertekend en die nadien als districtsraadslid de eed hebben afgelegd.
In geval van de oprichting van een nieuw district, vermeld in artikel 115, wordt de akte van opvolging bezorgd aan de algemeen directeur van de gemeente. De algemeen directeur bezorgt een afschrift van de akte van opvolging aan de burgemeester. Nadat de districtsraadsleden de eed hebben afgelegd, bezorgt de algemeen directeur de akte van opvolging aan de voorzitter van de districtsraad
Artikel 124. ( 13/10/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Vervangen bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 58. |
Commentaar
In een district waar voor 13 oktober 2024 een collectieve motie wordt ingediend, treedt deze versie in werking op de dag van de indiening van de motie.Inhoud
Als de districtsburgemeester het mandaat niet aanvaardt, als verhinderd wordt beschouwd, afgezet of geschorst wordt, overleden is of ontslag genomen heeft, wordt een nieuwe districtsburgemeester aangeduid overeenkomstig artikel 123, § 2.
In de gevallen dat de districtsburgemeester van zijn mandaat vervallen wordt verklaard, als verhinderd wordt beschouwd, afgezet of geschorst wordt, ontslagen is als gevolg van een onverenigbaarheid of overleden is, wordt tot aan de eedaflegging van een nieuwe districtsburgemeester, het districtsburgemeesterschap waargenomen overeenkomstig het derde en vierde lid.
Met behoud van de toepassing van de nationaliteitsvereiste, vermeld in artikel 14 juncto artikel 332 van de Nieuwe Gemeentewet, wordt de districtsburgemeester, die om een andere reden dan de redenen in het eerste lid, tijdelijk afwezig is, vervangen door een districtsschepen in volgorde van hun rang, tenzij de districtsburgemeester zijn bevoegdheid aan een andere districtsschepen heeft opgedragen.
De districtsburgemeester die als verhinderd wordt beschouwd, die geschorst is of tijdelijk afwezig is, wordt vervangen zolang hij verhinderd, geschorst of tijdelijk afwezig is. De districtsraad neemt akte van de verhindering of schorsing, en van de beëindiging van de periode van verhindering of schorsing.
Artikel 124/1. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Ingevoegd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 59. |
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 29. |
Inhoud
§ 1. De districtsraad kan een collectieve constructieve motie van wantrouwen aannemen tegen alle leden van het districtscollege.
De districtsraad kan een individuele constructieve motie van wantrouwen aannemen tegen een of meer districtsschepenen.
§ 2. De constructieve motie van wantrouwen voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° ze is ondertekend door de meerderheid van de districtsraadsleden;
2° ze is ondertekend door ten minste twee derde van de districtsraadsleden van elke fractie die de motie ondersteunt. Als een fractie slechts uit twee verkozenen bestaat, volstaat de handtekening van een van hen;
3° in geval van een individuele motie, is ze ondertekend door twee derde van de districtsraadsleden van de fractie waartoe de districtsschepen tegen wie de individuele motie gericht is, behoort;
4° ze vermeldt tegen welke leden van het districtscollege ze gericht is;
5° ze draagt voor elk van de districtsschepenen tegen wie ze is gericht, een kandidaat-opvolger voor. Zetelende leden kunnen opnieuw voorgedragen worden;
6° in geval van een individuele motie gericht tegen een of meer districtsschepenen, zijn er, met toepassing van in artikel 49 juncto artikel 122, een of meer ontvankelijke akten van voordracht bijgevoegd. In geval van een collectieve motie is er, met toepassing van artikel 43 juncto artikel 122, een gezamenlijke akte van voordracht bijgevoegd. Als een lijst in twee fracties is opgesplitst, wordt, in afwijking van artikel 43 juncto artikel 122 of artikel 49 juncto artikel 122, de akte van voordracht van de kandidaat-districtsschepen ondertekend door de meerderheid van de districtsraadsleden die deel uitmaken van de fractie van de kandidaat-districtsschepen. Als de fractie van de kandidaat- districtsschepen slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van één van hen;
7° ze is uiterlijk acht dagen voor de districtsraadszitting aan de districtssecretaris bezorgd.
De constructieve motie van wantrouwen kan niet bij spoedeisendheid in bespreking worden gebracht als vermeld in artikel 23 juncto artikel 126.
De constructieve motie van wantrouwen kan niet worden ingediend op de volgende momenten:
1° in de periode van één jaar na de installatie van de districtsraad;
2° in de periode van twaalf maanden voor de dag van de verkiezingen voor de volledige vernieuwing van de districtsraden;
3° als een collectieve constructieve motie van wantrouwen door de districtsraad is aangenomen, voor een termijn van één jaar vervallen is.
De districtssecretaris bezorgt de constructieve motie van wantrouwen met bijgevoegde akte of akten van voordracht aan de voorzitter van de districtsraad.
§ 3. Voor er kan worden gestemd, onderzoekt de voorzitter van de districtsraad of de constructieve motie van wantrouwen voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1 en 2. Als hij vaststelt dat niet aan alle voorwaarden is voldaan, verklaart hij de motie zonder voorwerp.
§ 4. Als de districtsraad de motie van wantrouwen aanneemt, wordt het lid of worden de leden tegen wie de motie gericht is, ontslagen. De voorgedragen kandidaat-districtsschepen, in voorkomend geval de voorgedragen kandidaat- districtsschepenen worden verkozen verklaard. Vanaf de aanname van de collectieve motie is het raadslid, waarvan sprake in artikel 123, § 1 of § 2, districtsburgemeester. Voor hij zijn mandaat aanvaardt, legt de districtsburgemeester de eed af, vermeld in artikel 123, § 1, derde lid.
§ 5. Indien een collectieve motie wordt aangenomen, wordt de ingediende collectieve motie en de beslissing van de districtsraad hierover ter kennis gebracht aan de gemeenteraad.
Artikel 125. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. Er is in elk districtsbestuur een districtssecretaris.
§ 2. De districtssecretaris wordt door de gemeenteraad aangewezen na advies van het districtscollege.
§ 3. De bepalingen van artikel 163 tot en met 170, artikel 171, § 1, eerste lid, en § 3, en artikel 172 tot en met 174 zijn van toepassing op de districtssecretaris, met dien verstande dat:
1° in die bepalingen "de gemeente" wordt gelezen als "het district" en "de burgemeester" als "de districtsburgemeester";
2° in de die bepalingen "de gemeenteraad" wordt gelezen als "de districtsraad" en "het college van burgemeester en schepenen" als "het districtscollege", behalve in artikel 166, 167 en 168;
3° de door de gemeente goedgekeurde rechtspositieregeling ook van toepassing is op de districtssecretaris;
4° de gemeentelijke organen bevoegd blijven voor tuchtaangelegenheden opgelegd aan de districtssecretaris, waarbij voorafgaand advies aan het districtscollege moet worden gevraagd;
5° de algemeen directeur aan het hoofd blijft staan van het gemeentepersoneel, vermeld in artikel 140, en bevoegd is voor het dagelijkse personeelsbeheer.
§ 4. De districtssecretaris staat in voor de algemene leiding van de diensten van het district. Hij kan de uitoefening van het hem toevertrouwde dagelijkse personeelsbeheer toevertrouwen aan andere personeelsleden en hij rapporteert aan het districtscollege.
§ 5. De districtssecretaris staat bij de werking van de diensten van het district in voor de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van het beleid. De districtssecretaris gedraagt zich naar de onderrichtingen die hem worden gegeven door de districtsraad, het districtscollege en de voorzitter van de districtsraad en de districtsburgemeester, al naargelang van hun respectieve bevoegdheden.
De districtssecretaris bereidt de zaken voor die aan de districtsraad, aan het districtscollege, aan de voorzitter van de districtsraad en aan de districtsburgemeester worden voorgelegd.
§ 6. De districtssecretaris woont de vergaderingen bij van de districtsraad en het districtscollege.
De districtssecretaris adviseert de districtsraad en het districtscollege op beleidsmatig, bestuurskundig en juridisch vlak. Hij herinnert in voorkomend geval aan de geldende rechtsregels, vermeldt de feitelijke gegevens waarvan hij kennis heeft en zorgt ervoor dat de vermeldingen die de regelgeving voorschrijft, in de besluiten worden opgenomen.
Artikel 27, § 1, is van overeenkomstige toepassing op de districtssecretaris.
Artikel 126. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 30. |
Inhoud
Artikel 18 tot en met 38 zijn van toepassing op de districtsraden, met uitzondering van artikel 29, § 5, en artikel 34, tweede lid, 4°, met dien verstande dat in die bepalingen "de gemeente" wordt gelezen als "district", "gemeenteraadsleden" wordt gelezen als "de leden van de districtsraad", "de kandidaat-gemeenteraadsleden” wordt gelezen als “de kandidaat-leden van de districtsraad”, "de gemeenteraad" wordt gelezen als "de districtsraad", "de voorzitter van de gemeenteraad" wordt gelezen als "de voorzitter van de districtsraad", "het college van burgemeester en schepenen" wordt gelezen als "het districtscollege", "de burgemeester" wordt gelezen als "de districtsburgemeester", "gemeenteraadscommissie" wordt gelezen als "districtsraadscommissie", "de algemeen directeur" wordt gelezen als "de districtssecretaris", "de voorzitter van het gemeentelijk hoofdbureau" wordt gelezen als "de voorzitter van het stadsdistrictshoofdbureau" en met dien verstande dat artikel 30 alleen van toepassing is op de districtsschepen die buiten de districtsraad is benoemd en artikel 35 alleen van toepassing is op de verkiezing en de voordracht van kandidaten.
De verbodsbepalingen, vermeld in artikel 27, § 2, en de rechten van de leden van de districtsraden, vermeld in artikel 29, betreffen alleen het bestuur en de instellingen van het district.
Artikel 127. ( 02/03/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Vervangen bij | 03/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat betreft de oprichting van een deontologische commissie bij de gemeenteraad en de districtsraad | 3. |
Inhoud
De leden van de districtsraad hanteren de deontologische code van de gemeenteraad, vermeld in artikel 39, en vallen onder de bevoegdheid van de deontologische commissie van de gemeenteraad. De leden van de districtsraad worden door de districtssecretaris van die deontologische code en de wijzigingen erin binnen een maand na de aanneming ervan op de hoogte gebracht.
Artikel 128. ( 01/01/2019 - ... )
Aan de gemeenteraadsleden of aan het personeelslid dat daarvoor de opdracht heeft gekregen, hetzij van de provinciegouverneur of van de deputatie van de provincieraad, hetzij van de burgemeester of van het college van burgemeester en schepenen, mag niet worden geweigerd ter plaatse inzage te nemen van de besluiten van de districtsraad.
Artikel 129. ( 01/01/2019 - ... )
Document relaties
Type | Datum | Opschrift |
---|---|---|
Zie ook | 10/09/2021 | over de voorwaarden voor digitaal of hybride vergaderen voor de organen van de lokale besturen |
Inhoud
Artikel 50 tot en met 54 zijn van toepassing op de vergaderingen, beraadslagingen en besluiten van het districtscollege, met uitzondering van artikel 53, § 2, tweede lid, en § 3, met dien verstande dat de districtsburgemeester optreedt in de plaats van de burgemeester en dat "het college van burgemeester en schepenen" wordt gelezen als "het districtscollege".
De verbodsbepalingen, vermeld in artikel 27, § 2, waarnaar wordt verwezen in artikel 50, betreffen alleen het bestuur en de instellingen van het district.
Artikel 130. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 31. |
Inhoud
De stemmingen in het districtscollege zijn niet geheim en gebeuren mondeling. Het huishoudelijk reglement kan een regeling invoeren die gelijkwaardig is aan een mondelinge stemming. De mechanisch uitgebrachte naamstemming en de stemming bij zitten en opstaan of bij handopsteking worden als gelijkaardig aan een mondeling stemming beschouwd. De districtsburgemeester stemt als laatste.
In afwijking van het eerste lid wordt geheim gestemd over het voorafgaande advies van het districtscollege, vermeld in artikel 125, §3, 4°.
Artikel 131. ( 01/01/2019 - ... )
De districtsschepenen hanteren de deontologische code van het college van burgemeester en schepenen, vermeld in artikel 55. De leden worden door de districtssecretaris van die deontologische code en de wijzigingen erin binnen een maand na de aanneming ervan op de hoogte gebracht.
Artikel 132. ( 01/01/2019 - ... )
Artikel 276 tot en met 290 zijn van toepassing op de akten, reglementen en verordeningen van het district, met uitzondering van de bepalingen die betrekking hebben op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, het bijzonder comité voor de sociale dienst, de autonome gemeentebedrijven, de extern verzelfstandigde agentschappen en de rechtspositieregeling van het personeel en met dien verstande dat "gemeente" wordt gelezen als "district", "het gemeentehuis" wordt gelezen als "het districtshuis", "de gemeenteraad" wordt gelezen als "de districtsraad", "de voorzitter van de gemeenteraad" wordt gelezen als "de voorzitter van de districtsraad", "het college van burgemeester en schepenen" wordt gelezen als "het districtscollege", "de schepen" wordt gelezen als "districtsschepen", "de burgemeester" wordt gelezen als "de districtsburgemeester" en "de algemeen directeur" wordt gelezen als "de districtssecretaris".
Artikel 133. ( 01/01/2019 - ... )
De handelingen en de beslissingen van de districtsraad, van het districtscollege, van de voorzitter van de districtsraad en van de districtsburgemeester mogen niet in strijd zijn met de besluiten van de gemeenteraad of het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 134. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeenteraad kan de volgende bevoegdheden overdragen aan de districtsraden:
1° bevoegdheden van gemeentelijk belang waarover de gemeenteraad beschikt en die hij nader bepaalt;
2° bevoegdheden die door andere overheden aan de gemeenteraad zijn opgedragen, als de regel die die bevoegdheid aan de gemeenteraad toewees, de gemeenteraad daartoe machtigt;
3° de uitvoering van een bepaalde regel die een hogere overheid heeft opgedragen aan de gemeenteraad, als de regel die die opdracht aan de gemeenteraad toewees, de gemeenteraad daartoe machtigt.
Het college van burgemeester en schepenen kan de volgende bevoegdheden overdragen aan de districtscolleges:
1° bevoegdheden van gemeentelijk belang waarover het college van burgemeester en schepenen beschikt en die het nader bepaalt;
2° bevoegdheden die aan het college van burgemeester en schepenen door andere overheden zijn opgedragen, als de regel die die bevoegdheid aan het college toewees, het college daartoe machtigt;
3° de uitvoering van een bepaalde regel die een andere overheid of de gemeenteraad heeft opgedragen aan het college van burgemeester en schepenen, als de regel die die opdracht aan het college toewees, het college daartoe machtigt.
De burgemeester kan de volgende bevoegdheden overdragen aan de districtsburgemeester:
1° bevoegdheden van gemeentelijk belang waarover de burgemeester beschikt en die hij nader bepaalt;
2° bevoegdheden die door andere overheden aan de burgemeester zijn opgedragen, als de regel die die bevoegdheid aan de burgemeester toewees, hem daartoe machtigt;
3° de uitvoering van een bepaalde regel die een andere overheid, de gemeenteraad of het college van burgemeester en schepenen heeft opgedragen aan de burgemeester, als de regel die die opdracht aan de burgemeester toewees, hem daartoe machtigt.
Bevoegdheden betreffende de tuchtregeling, de beleidsrapporten van de gemeente en de gemeentebelastingen kunnen niet worden overgedragen.
In afwijking van het derde lid kunnen de bevoegdheden van de burgemeester voor de politieaangelegenheden niet overgedragen worden aan de districtsburgemeester.
Bij de toewijzing van de bevoegdheden worden alle districten op een gelijke wijze behandeld. De gemeentelijke overheden zorgen ervoor dat het personeel en de financiële middelen die aan de districten op grond van artikel 140 en 141 ter beschikking gesteld worden, in overeenstemming zijn met de bevoegdheden die aan de districten toevertrouwd worden.
Artikel 135. ( 01/01/2019 - ... )
Artikel 119 van de Nieuwe Gemeentewet is van toepassing op de districtsraden, met dien verstande dat reglementen en verordeningen ook niet strijdig mogen zijn met de besluiten van het college van burgemeester en schepenen en de gemeenteraad. Om van toepassing te kunnen zijn, moeten de politieverordeningen eerst goedgekeurd worden door de gemeenteraad.
Artikel 136. ( 01/01/2019 - ... )
Als naar het oordeel van de gemeenteraad een gemeentelijk belang in het district voorzieningen vordert waarvoor de districtsraad met toepassing van artikel 134 bevoegd is, verleent die medewerking aan de uitvoering daarvan zoals door de gemeenteraad in zijn desbetreffende besluit is bepaald.
De districtsraad neemt daartoe alle uitvoeringsbesluiten en is gehouden tot de medewerking, vermeld in het eerste lid, onmiddellijk nadat het besluit van de gemeenteraad hem is meegedeeld.
Als de districtsraad zijn medewerking weigert, start een overlegprocedure volgens een reglement dat door de gemeenteraad wordt opgesteld. Als die overlegprocedure niet eindigt in een consensus, kunnen burgemeester en schepenen voorzien in de uitvoering van het besluit van de gemeenteraad door de kredieten te gebruiken die daartoe op het meerjarenplan van het district zijn ingeschreven. Dat gebeurt pas nadat de districtsraad zijn weigering aan het gemeentebestuur kenbaar heeft gemaakt. Het besluit daarvoor wordt genomen in de eerste vergadering van de districtsraad die volgt op de mededeling van het besluit van de gemeenteraad. Het niet-verlenen van een antwoord door de districtsraad in de eerste vergadering die volgt op de mededeling van het besluit van de gemeenteraad wordt beschouwd als een weigering.
Bij hoogdringendheid die uitdrukkelijk gemotiveerd wordt, of in geval van dwingende en onvoorziene omstandigheden kan de gemeenteraad, in afwijking van het eerste tot en met het derde lid, het college van burgemeester en schepenen opdragen de nodige voorzieningen uit te voeren, ook al behoren die tot de bevoegdheid van een districtsraad.
Artikel 137. ( 01/01/2019 - ... )
Document relaties
Type | Datum | Opschrift |
---|---|---|
Zie ook | 18/05/2018 | betreffende de organisatie van een gemeentelijke volksraadpleging en een volksraadpleging in het district, en betreffende de samenstelling en de werking van de Vlaamse Adviescommissie voor Volksraadplegingen |
Inhoud
Artikel 304, § 1, eerste lid, en § 3, en artikel 305 tot en met 325 zijn van toepassing op de districtsraden als het gaat over aangelegenheden van gemeentelijk belang die tot hun bevoegdheid behoren, met dien verstande dat -"gemeente" wordt gelezen als "district", "gemeentebestuur" wordt gelezen als "districts-bestuur", "gemeenteraad" wordt gelezen als "districtsraad", "gemeenteraadskiezer" wordt gelezen als "districtsraadskiezer", "college van burgemeester en schepenen" wordt gelezen als "districtscollege" en "de gemeentelijke volksraadpleging" wordt -gelezen als "de volksraadpleging in het district".
Het huishoudelijk reglement van de districtsraad bepaalt de wijze waarop concreet vorm gegeven wordt aan de inspraak, vermeld in artikel 304, § 1 en § 3, voor het district en zijn organen.
Artikel 138. ( 01/01/2019 - ... )
Naast de beslissingsbevoegdheden waarover de districtsraad beschikt op grond van dit decreet, heeft de districtsraad een algemene adviesbevoegdheid voor alle aangelegenheden die betrekking hebben op het district. De districtsraad kan bij reglement die algemene adviesbevoegdheid of delen ervan overdragen aan het districtscollege.
Artikel 139. ( 01/09/2019 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 03/05/2019 | Decreet houdende de gemeentewegen | 82. |
Inhoud
Het districtscollege is belast met:
1° het beheer van de inrichtingen die aan het district zijn toevertrouwd;
2° de leiding van de werken van het district.
Het college van burgemeester en schepenen kan de districtscolleges belasten met:
1° het beheer van gemeentelijke inrichtingen in het district;
2° de afpaling van de rooilijnen;
3° het beheer van eigendommen van de gemeente in het district;
4° het doen onderhouden van gemeentewegen en waterlopen.
Artikel 125 en 126 van de Nieuwe Gemeentewet zijn van toepassing op het districtscollege, met dien verstande dat de districtsburgemeester optreedt in de plaats van de burgemeester, en met dien verstande dat "het college van burgemeester en schepenen" wordt gelezen als "het districtscollege" en dat "schepen" wordt gelezen als "districtsschepen".
Artikel 140. ( 01/01/2019 - ... )
Elke districtsraad doet een voorstel voor het vaststellen van de personeelsbehoefte van de districten. Uitsluitend het gemeentebestuur kan beslissen over het uiteindelijke aantal gemeentepersoneelsleden die aan de districten worden toegewezen.
Nadat de gemeenteraad de personeelsbehoefte goedgekeurd heeft, wordt het personeel toegewezen aan de districten door het college van burgemeester en schepenen.
De personeelsleden, vermeld in het eerste en het tweede lid, die werken in de districtsbesturen, blijven deel uitmaken van het gemeentelijke personeelsbestand. Ze hebben het recht om binnen de gestelde voorwaarden mee te dingen naar andere ambten. Het districtscollege oefent het toezicht uit op het personeel dat toegewezen is aan het district.
De gemeentelijke organen blijven bevoegd voor tuchtaangelegenheden. Het tuchtdossier bevat, behalve als het over de districtssecretaris zelf gaat, een advies van de districtssecretaris. Het advies wordt gegeven uiterlijk vijftien dagen na het verzoek daarom door de algemeen directeur. Als het advies niet of niet tijdig wordt gegeven, kan de tuchtprocedure voortgezet worden zonder het advies.
Artikel 141. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 32. |
Inhoud
De gemeenteraad bepaalt de criteria op grond waarvan jaarlijks een algemene dotatie of specifieke dotaties uit de het meerjarenplan of de aanpassing ervan worden verstrekt aan de districten.
Artikel 142. ( 01/01/2019 - ... )
De districtsraden brengen altijd vooraf advies uit over de manier waarop de financiering van de districten moet verlopen.
Artikel 143. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 33. |
Inhoud
De bepalingen van titel 4 zijn van toepassing op de districten, met uitzondering van artikel 249, §3 en §4, artikel 256, artikel 264, tweede lid, en artikel 274, en met dien verstande dat de volgende woorden worden gelezen als volgt:
1° "de gemeente" als "het district";
2° "de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn" als "het district";
3° "elke gemeente en elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn" als "alle districten";
4° "de gemeenteraad", "de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn" en "de gemeenteraad of de raad voor maatschappelijk welzijn" als "districtsraad";
5° "raadsleden" als "leden van de districtsraad";
6° "het college van burgemeester en schepenen" als "het districtscollege".
7° “gemeenteraadsverkiezingen” als “districtsraadsverkiezingen”.
In afwijking van het eerste lid is artikel 254 niet van toepassing gedurende de eerste bestuursperiode van een nieuw opgericht district. Voor het einde van het eerste kwartaal van de eerste bestuursperiode wordt een eenjarig meerjarenplan vastgesteld voor het eerste jaar van die bestuursperiode. Voor het einde van het jaar dat volgt op de districtsraadsverkiezingen wordt een meerjarenplan vastgesteld dat start in het tweede jaar dat volgt op de districtsraadsverkiezingen en afloopt op het einde van het jaar na het jaar van de daaropvolgende districtsraadsverkiezingen. Elk van die meerjarenplannen bestaat uit een strategische nota, een financiële nota en een toelichting die conform artikel 255 zijn opgemaakt.
De ramingen voor de exploitatie, de investeringen en de financiering in het eerste jaar van de financiële nota van het meerjarenplan omvatten ook de kredieten voor dat boekjaar.
De districtsraad stemt telkens over het geheel van het beleidsrapport. In afwijking daarvan kan elk raadslid de afzonderlijke stemming eisen over een of meer onderdelen die hij aanwijst. In dat geval mag de districtsraad pas over het geheel van het beleidsrapport stemmen na de afzonderlijke stemming. Als die afzonderlijke stemming tot gevolg heeft dat het ontwerp van beleidsrapport moet worden gewijzigd, wordt de stemming over het geheel verdaagd tot een volgende vergadering van de raad.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden voor de toepassing van de bepalingen van het eerste tot en met het derde lid op de districten.
Artikel 144. ( 01/01/2019 - ... )
De districtsburgemeesters kunnen door het college van burgemeester en schepenen voor overleg worden samengeroepen telkens als de toestand dat vereist. Een dergelijk overleg is in elk geval jaarlijks verplicht voor de opmaak van het meerjarenplan en de aanpassingen ervan, alsook voor de vaststelling van de personeelsbehoeften van de districtsraden, vermeld in artikel 140. De voorzitters vormen samen de conferentie van de districtsburgemeesters voor dat overleg.
Artikel 145. ( 01/01/2019 - ... )
De districtsraad heeft het recht om, op voorwaarde dat hij het door de gemeenteraad aangenomen huishoudelijk reglement naleeft, punten toe te voegen aan de agenda van de gemeenteraad, als die betrekking hebben op zaken van gemeentelijk belang die tot zijn bevoegdheid behoren.
Artikel 146. ( 01/01/2019 - ... )
Artikel 326 tot en met 335 zijn van toepassing op de besluiten van de districtsbesturen, met dien verstande dat "gemeente" wordt gelezen als "district", "gemeenteraad" wordt gelezen als "districtsraad" en "gemeenteoverheid" wordt gelezen als "districtsoverheid". De districtsoverheid bestaat daarbij uit de districtsraad, het districtscollege, de voorzitter van de districtsraad en de districts-burgemeester.
Artikel 147. ( 01/01/2019 - ... )
Met behoud van de toepassing van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 en het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges doet de Raad voor Verkiezingsbetwistingen uitspraak over:
1° geschillen die rijzen over de afstand, het verval, het ontslag of de verhindering van het mandaat van gemeenteraadslid, lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, voorzitter van de gemeenteraad, voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, schepen, lid van het vast bureau, lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst of voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, lid van de districtsraad, districtsschepen, voorzitter van de districtsraad of districtsburgemeester;
2° geschillen die rijzen over de goedkeuring van de geloofsbrieven, de eedaflegging, de kennis van de bestuurstaal, vermeld in artikel 42, § 5, de verkiezing, benoeming, vervanging en opvolging van de voorzitter van de gemeenteraad, de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, de schepen, het lid van het vast bureau, het lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst of de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, de districtsschepen, de voorzitter van de districtsraad of de districtsburgemeester;
3° geschillen die rijzen over de voorwaarden waaraan een vertrouwenspersoon als vermeld in artikel 16, 71, 108, 119 en 155, moet voldoen, alsook of het gemeenteraadslid, het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn of het lid van de districtsraad voldoet aan de voorwaarden om een beroep te kunnen doen op een vertrouwenspersoon, als vermeld in artikel 16, 71, 108, 119 en 155.
Tegen de uitspraken van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, is binnen een termijn van acht dagen na de kennisgeving een beroep mogelijk bij de Raad van State. Dat beroep is niet schorsend. De hoofdgriffier van de Raad van State deelt het beroep binnen acht dagen na de ontvangst ervan mee aan de betrokkene en aan de gemeente in kwestie. De Raad van State doet uitspraak binnen zestig dagen. Het arrest van de Raad van State wordt door de zorg van de hoofdgriffier onmiddellijk ter kennis gebracht van de betrokkene, de provinciegouverneur en de gemeente.
Artikel 148. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 34. |
Inhoud
De Vlaamse Regering kan de eretitels van de burgemeester toekennen onder de voorwaarden die ze bepaalt.
De gemeenteraad kan de eretitels van de schepenen toekennen onder de voorwaarden die hij bepaalt.
De raad voor maatschappelijk welzijn kan de eretitels van de voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst toekennen, onder de voorwaarden die hij bepaalt.
De Vlaamse Regering bepaalt de ambtskledij en de onderscheidingstekens van de burgemeester en de schepenen.
Artikel 149. ( 01/01/2019 - ... )
De burgemeester en de schepenen, uitgezonderd de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst die met toepassing van artikel 42, § 1, derde lid, schepen is, krijgen ten laste van de gemeente een wedde, een vakantiegeld, een eindejaarspremie en een uittredingsvergoeding. De voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, vermeld in artikel 42, § 1, derde lid, krijgt ten laste van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een wedde, een vakantiegeld, een eindejaarspremie en een uittredingsvergoeding.
De wedde, het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de uittredingsvergoeding van de burgemeester en van de schepenen omvatten de vergoeding voor hun opdracht als voorzitter of als lid van het vast bureau en, in voorkomend geval, als voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst. De wedde, het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de uittredingsvergoeding van de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, vermeld in artikel 42, § 1, derde lid, omvatten de vergoeding voor zijn opdracht als schepen.
De Vlaamse Regering stelt het bedrag, de wijze van betaling en de toekenningsvoorwaarden van de wedde, het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de uittredingsvergoeding, vermeld in het eerste en het tweede lid, vast, rekening houdend met het inwonersaantal van de gemeente. De wedde van de burgemeester wordt uitgedrukt als een percentage van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement, met uitsluiting van de forfaitaire onkostenvergoeding, de eindejaarspremie en het vakantiegeld. De wedde van de schepenen en de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, vermeld in artikel 42, § 1, derde lid, wordt vastgesteld op basis van de wedde van de burgemeester.
De uittredingsvergoeding wordt toegekend binnen de volgende grenzen:
1° een maand uittredingsvergoeding per gepresteerd jaar, met een maximum van twaalf maanden;
2° de vergoeding wordt niet uitgekeerd aan een lid van de deputatie, een provinciegouverneur, een ambassadeur, een lid van het parlement, een lid van een gemeenschaps- of gewestregering, een minister of een staatssecretaris, een lid van het Grondwettelijk Hof en evenmin aan uittredende mandatarissen die een bezoldigd ambt hebben aanvaard in een internationale of parastatale instelling;
3° de uittredingsvergoeding vervalt als de betrokkene een beroepsinkomen verwerft. De betrokkene kan vragen om het verschil bij te passen als dat inkomen lager is dan de uittredingsvergoeding.
Artikel 150. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 35. |
Inhoud
§ 1. In een gemeente met minder dan 50.000 inwoners vult de gemeente de wedde van de burgemeester, van de schepen die of het gemeenteraadslid dat de burgemeester vervangt, van een schepen die of van een gemeenteraadslid dat een schepen vervangt, die wettelijke of reglementaire bezoldigingen, pensioenen, vergoedingen of toelagen krijgen, aan met een bedrag ter compensatie van het inkomensverlies dat de betrokkene lijdt, op voorwaarde dat de mandataris daar zelf om verzoekt en het geen onderwerping aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders of aan de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden betreft. De algemeen directeur stelt vast of aan de voorwaarden is voldaan. Die wedde, aangevuld met het bedrag ter compensatie van het inkomensverlies, kan nooit hoger zijn dan de wedde van, naargelang het geval, de burgemeester of een schepen van een gemeente met 50.000 inwoners.
Als een gemeente met minder dan 50.000 inwoners bediend wordt, vult het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, op dezelfde wijze als bepaald voor een schepen, de wedde van de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, vermeld in artikel 42, § 1, derde lid, die wettelijke of reglementaire bezoldigingen, pensioenen of vergoedingen of toelagen krijgt, aan met een bedrag ter compensatie van het inkomensverlies dat de betrokkene lijdt op voorwaarde dat de mandataris daar zelf om verzoekt en het geen onderwerping aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders of aan de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden betreft. De algemeen directeur stelt vast of aan de voorwaarden is voldaan. Die wedde, aangevuld met het bedrag ter compensatie van het inkomensverlies, kan nooit hoger zijn dan de wedde van een schepen van een gemeente met 50.000 inwoners.
§ 2. Als ten gevolge van de toekenning van de bezoldiging, vermeld in artikel 149, andere wettelijke of reglementaire bezoldigingen, vergoedingen of toelagen verminderd worden of vervallen, vermindert de gemeente, op voorwaarde dat de burgemeester of de betrokken schepen daar zelf om verzoekt, die bezoldiging overeenkomstig dat verzoek. De algemeen directeur stelt vast of aan de voormelde voorwaarden is voldaan. Hetzelfde geldt voor de schepen die of het raadslid dat de burgemeester vervangt, of voor het raadslid dat een schepen vervangt.
Als ten gevolge van de toekenning van de bezoldiging, vermeld in artikel 149, andere wettelijke of reglementaire bezoldigingen, vergoedingen of toelagen verminderd worden of vervallen, vermindert het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, op voorwaarde dat de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, vermeld in artikel 42, §1, derde lid, daar zelf om verzoekt, die bezoldiging overeenkomstig dat verzoek. De algemeen directeur stelt vast of aan de voormelde voorwaarden is voldaan. Hetzelfde geldt voor het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn dat de voorzitter vervangt.
Artikel 151. ( 01/12/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 106. |
Inhoud
In geval van verhindering of schorsing als vermeld in artikel 47, 60, 80, 122, derde lid, of artikel 156, wordt de wedde die verbonden is aan het mandaat toegekend aan degene die de verhinderde of geschorste mandataris vervangt. De verhinderde of geschorste mandataris ontvangt geen wedde voor de periode van de verhindering of schorsing.
Als een schepen of een gemeenteraadslid de burgemeester vervangt gedurende minstens dertig opeenvolgende dagen of als een gemeenteraadslid een schepen vervangt gedurende minstens dertig opeenvolgende dagen, wordt aan hem, met behoud van de toepassing van het eerste lid, een wedde uitbetaald. Als een schepen of een gemeenteraadslid een burgemeesterswedde ontvangt, vervalt die van de burgemeester. Als een gemeenteraadslid een schepenwedde ontvangt, vervalt die van de schepen.
Als een lid van de raad voor maatschappelijk welzijn de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, vermeld in artikel 42, § 1, derde lid, vervangt gedurende minstens dertig opeenvolgende dagen, wordt hem een wedde uitbetaald. Als het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn een wedde ontvangt, vervalt die van de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, vermeld in artikel 42, § 1, derde lid.
Artikel 152. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeenteraad bepaalt welke specifieke kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat van burgemeester en schepen, kunnen worden terugbetaald.
De raad voor maatschappelijk welzijn bepaalt welke specifieke kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat van de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, vermeld in artikel 42, § 1, derde lid, kunnen worden terugbetaald.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de terugbetalingen, vermeld in het eerste en het tweede lid.
Artikel 153. ( 14/08/2021 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 60. |
Inhoud
De burgemeester en de schepenen mogen, naast de vergoedingen, vermeld in artikel 149, 150, 151, 152 en 154, geen aanvullende vergoedingen, wedden en presentiegelden krijgen ten laste van de gemeente, de extern verzelfstandigde agentschappen van de gemeente en hun filialen, en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient, om welke reden of onder welke benaming ook.
De voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, vermeld in artikel 42, § 1, derde lid, mag, buiten de vergoedingen, vermeld in artikel 149, 150, 151, 152 en 154, geen aanvullende vergoedingen, wedden en presentiegelden krijgen ten laste van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, en de gemeente die het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bedient, de extern verzelfstandigde agentschappen van de gemeente en hun filialen, om welke reden of onder welke benaming ook.
In afwijking van het eerste en het tweede lid, worden de persoonlijke bijdragen voor de sociale zekerheid en de pensioenen van de mandatarissen, vermeld in artikel 37quater van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, gecompenseerd door de gemeente of het openbaar centrum waar zij hun mandaat bekleden. De Vlaamse Regering bepaalt de grenzen en nadere voorwaarden voor de toepassing van dit lid.
Artikel 154. ( 01/01/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/07/2020 | Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse decreten en besluiten van de Vlaamse Regering naar aanleiding van de codificatie van de decreten betreffende het Vlaamse woonbeleid | 56. |
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 61. |
Gewijzigd bij | 27/10/2023 | Decreet tot wijziging van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 107. |
Inhoud
§ 1. De som van de wedde van de burgemeester, de schepen of de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, vermeld in artikel 42, § 1, derde lid, en de som van de vergoedingen, wedden en presentiegelden, die de burgemeester, de schepen of de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, vermeld in artikel 42, § 1, derde lid, ontvangen als bezoldiging voor activiteiten die ze naast hun mandaat uitgeoefend hebben, is gelijk aan of lager dan anderhalve keer het bedrag van de vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement. Voor de berekening van dat bedrag komen de vergoedingen, wedden en presentiegelden die de burgemeester, de schepen of de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, vermeld in artikel 42, § 1, derde lid, ontvangen in aanmerking als ze voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard.
Als het plafond, vermeld in het eerste lid, wordt overschreden, wordt de som van de vergoedingen, wedden of presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard als vermeld in het eerste lid, verminderd tot het passende bedrag.
In deze paragraaf wordt verstaan onder vergoedingen, wedden en presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard, de vergoedingen, wedden en -presentiegelden die voortvloeien uit een mandaat, functie of ambt als:
1° lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams Parlement of het Europees Parlement;
2° lid van een provincieraad of als lid van een bestuursorgaan van een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap of een filiaal ervan;
3° mandataris van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, als lid van een bestuursorgaan van een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap of een filiaal ervan;
4° lid van een bestuursorgaan van een intergemeentelijk samenwerkingsverband als vermeld in deel 3, titel 3, of van een vereniging of vennootschap voor maatschappelijk welzijn als vermeld in deel 3, titel 4, van dit decreet;
5° lid van een bestuursorgaan van een woonmaatschappij als vermeld in de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
6° lid van een bestuursorgaan van een rechtspersoon als vermeld in artikel 386 van dit decreet;
7° lid van een bestuursorgaan van een rechtspersoon als vermeld in artikel 188 van het Provinciedecreet van 9 december 2005;
8° lid van een bestuursorgaan of adviesorgaan van een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon waarin een dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging rechtstreeks of onrechtstreeks deelneemt, overeenkomstig artikel 472, eerste lid, van dit decreet;
9° lid van een bestuursorgaan of adviesorgaan van een bedrijf voor productie, vervoer en distributie van energie, waarin de gemeente rechtstreeks of onrechtstreeks participeert overeenkomstig artikel 180 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen.
§ 2. Artikel 149 tot en met 154 van dit decreet doen geen afbreuk aan artikel 19, § 4, van de Nieuwe Gemeentewet.
Artikel 155. ( 13/06/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 03/05/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005, de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en het koninklijk besluit van 31 mei 1977 tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat | 2. |
Inhoud
De burgemeester, de schepen, de voorzitter van het vast bureau, het lid van het vast bureau en de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, die wegens een handicap niet zelfstandig hun mandaat kunnen vervullen, kunnen zich voor de uitoefening van dat mandaat laten bijstaan door een vertrouwenspersoon, gekozen uit personen die de volle leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en die legaal binnen de Europese Unie verblijven, op voorwaarde dat hij zich niet bevindt in een van de volgende gevallen:
1° een situatie als vermeld in artikel 45, tweede lid, en artikel 80 of 101, meer bepaald wat betreft de verwijzing naar artikel 10, met uitzondering van het verbod in verband met bloed- en aanverwantschap;
2° een situatie als vermeld in artikel 47, 60, 80 of 103.
De Vlaamse Regering bepaalt de criteria voor de vaststelling van de handicap, vermeld in het eerste lid.
Bij het verlenen van de bijstand krijgt de vertrouwenspersoon dezelfde middelen ter beschikking en heeft hij dezelfde verplichtingen als een raadslid. Hij moet de eed echter niet afleggen. Hij heeft voor elke vergadering ook recht op presentiegeld onder dezelfde voorwaarden als een raadslid.
Artikel 156. ( 01/01/2019 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 25/05/2018 | Decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, van de decreten van 4 mei 2018 over het samenvoegen van welbepaalde gemeenten, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 en van het Provinciedecreet van 9 december 2005 | 2. |
Inhoud
Met behoud van de toepassing van artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en artikel 22 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn kan de Vlaamse Regering de burgemeester, de schepen, de voorzitter van de gemeenteraad, de voorzitter van het vast bureau, het lid van het vast bureau of de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst schorsen of afzetten wegens kennelijk wangedrag of grove nalatigheid. De betrokken persoon wordt vooraf gehoord.
De Vlaamse Regering bepaalt hiervoor de nadere procedureregels.
De afgezette burgemeester, schepen,voorzitter van de gemeenteraad, voorzitter van het vast bureau, lid van het vast bureau of voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst kan pas na verloop van twee jaar opnieuw worden aangesteld in een functie van burgemeester, schepen, voorzitter van de gemeenteraad, voorzitter van het vast bureau, lid van het vast bureau of voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst.
Artikel 157. ( 01/01/2019 - ... )
Naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid is de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de schade die de burgemeester, de schepen, de voorzitter van het vast bureau, het lid van het vast bureau of de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst aan derden berokkent bij de normale uitoefening van zijn mandaat. Als de burgemeester, de schepen, de voorzitter van het vast bureau, het lid van het vast bureau of de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, bij de normale uitoefening van zijn mandaat schade berokkent aan de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of aan derden, is hij alleen aansprakelijk voor zijn bedrog en zijn zware schuld. Voor lichte schuld is hij alleen aansprakelijk als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.
De burgemeester, de schepen, respectievelijk de voorzitter van het vast bureau, het lid van het vast bureau of de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst tegen wie een vordering tot schadevergoeding is ingesteld voor de burgerlijke rechter of de strafrechter naar aanleiding van schade die hij bij de normale uitoefening van zijn mandaat aan derden heeft berokkend, brengt, naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid, de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, de gemeente of respectievelijk het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn daarvan op de hoogte. Hij kan naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in het geding betrekken. De Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kunnen vrijwillig tussenkomen.
De rechtspersonen, vermeld in dit artikel, kunnen beslissen dat de schade maar gedeeltelijk vergoed hoeft te worden.
Artikel 158. ( 01/01/2019 - ... )
Behalve in geval van herhaling is, naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid, de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe de burgemeester, de schepen, de voorzitter van het vast bureau, het lid van het vast bureau of de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst wordt veroordeeld wegens een misdrijf dat hij begaan heeft bij de normale uitoefening van zijn mandaat, met uitzondering van een persoonlijke inbreuk op de verkeersreglementering.
De regresvordering van de rechtspersonen, vermeld in het eerste lid, ten aanzien van de burgemeester, de schepen, de voorzitter van het vast bureau, het lid van het vast bureau of de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst is beperkt tot de gevallen van bedrog, zware schuld of lichte schuld als die bij hen gewoonlijk voorkomen.
De rechtspersonen, vermeld in dit artikel, kunnen beslissen dat de geldboete maar gedeeltelijk vergoed hoeft te worden.
Artikel 159. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 36. |
Inhoud
De gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn sluit een verzekering af om de burgerlijke aansprakelijkheid, met inbegrip van de rechtsbijstand, te dekken die persoonlijk ten laste komt van de burgemeester, de schepen, de voorzitter van het vast bureau, het lid van het vast bureau of de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, bij de normale uitoefening van hun mandaat.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van het eerste lid.
De gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn sluit naast de verzekering, vermeld in het eerste lid, de volgende verzekeringen af:
1° een verzekering om de bestuurdersaansprakelijkheid te dekken die persoonlijk ten laste komt van de burgemeester, de schepen, de voorzitter van het vast bureau of het lid van het vast bureau, bij de normale uitoefening van hun mandaat, als ze de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vertegenwoordigen als lid van de raad van bestuur of als dagelijks bestuurder in een rechtspersoon indien die rechtspersoon geen bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten voor de vertegenwoordigende mandataris;
2° een verzekering voor ongevallen van de burgemeester, de schepen, de voorzitter van het vast bureau, het lid van het vast bureau of de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst die zich voordoen bij de normale uitoefening van hun mandaat.
Artikel 160. ( 13/06/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Vervangen bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 37. |
Gewijzigd bij | 03/05/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005, de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en het koninklijk besluit van 31 mei 1977 tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat | 7. |
Inhoud
In dit artikel wordt verstaan onder algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG.
Een door de Vlaamse Regering aan te wijzen entiteit van de Vlaamse overheid houdt een databank bij met gegevens over de mandatarissen van het lokaal bestuur. De aldus aangewezen entiteit is met betrekking tot die gegevens verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.
De verwerking, vermeld in het tweede lid, heeft als doel de transparantie en de toegankelijkheid voor het publiek met betrekking tot de besturen en organisaties waarin de mandatarissen actief zijn, te bevorderen en de democratische controle te faciliteren.
De verwerking, vermeld in het tweede lid, is gebaseerd op artikel 6, eerste lid,
c) en e), van de algemene verordening gegevensbescherming. Voor zover er gegevens worden verwerkt in verband met politieke opvattingen, is die verwerking toegelaten op grond van artikel 9, tweede lid, e) en g), van de voormelde verordening.
De databank, vermeld in het tweede lid, bevat de volgende gegevens van de mandatarissen: de voornaam, de achternaam, het rijksregisternummer, het geslacht, de geboortedatum, de naam van de lijst waarop ze als raadslid zijn verkozen, de naam van de fractie waartoe ze behoren of, in voorkomend geval, de melding dat ze als onafhankelijke zetelen, alsook, in voorkomend geval, de bevoegdheden die ze toegewezen krijgen, en de begin- en einddatum van hun mandaat. Die gegevens worden ter beschikking gesteld door het lokaal bestuur waarbij de mandataris actief is. De databank houdt het historische overzicht van die gegevens bij.
De gegevens van de mandatarissen, vermeld in het vijfde lid, worden met uitzondering van het rijksregisternummer, het geslacht en de geboortedatum publiek toegankelijk gemaakt door de entiteit die door de Vlaamse Regering overeenkomstig het tweede lid is aangewezen.
De gegevens, vermeld in het vijfde lid, kunnen worden meegedeeld aan de instanties, vermeld in artikel I.3, 1° tot en met 9°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, voor zover die mededeling past in het kader van een wettelijk vastgelegde plicht of opdracht van algemeen belang van de ontvangende instantie en de mededeling noodzakelijk is om die wettelijk vastgelegde plicht of opdracht te vervullen. Als de mededeling aan die voorwaarden voldoet, wordt het doeleinde van een mededeling als verenigbaar beschouwd met het doeleinde van de oorspronkelijke verwerking, vermeld in het derde lid.
De ontvangende instantie, vermeld in het zevende lid, is met betrekking tot latere verwerkingen van de gegevens, vermeld in het vijfde lid, de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.
De gegevens, vermeld in het vijfde lid, worden bewaard overeenkomstig de regeling die geldt met toepassing van artikel III.87 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.
De Vlaamse Regering regelt de nadere uitvoering van dit artikel.
Artikel 161. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn stellen het gezamenlijk organogram van de diensten van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vast.
Het organogram geeft de organisatiestructuur van de diensten van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn weer, duidt de gezagsverhoudingen en de functies aan waaraan het lidmaatschap van het managementteam is verbonden.
Artikel 162. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. Er zijn in elke gemeente een algemeen directeur en een financieel directeur die zowel van de gemeente als van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient, ten dienste staan.
In gemeenten met meer dan 60.000 inwoners kan een adjunct-algemeen-directeur worden aangesteld.
§ 2. De ambten, vermeld in paragraaf 1, worden uitgeoefend door personeelsleden van de gemeente.
Artikel 163. ( 13/06/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 03/05/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005, de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en het koninklijk besluit van 31 mei 1977 tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat | 8. |
Inhoud
Na hun aanstelling leggen de algemeen directeur, de adjunct-algemeendirecteur en de financieel directeur tijdens een openbare vergadering van de gemeenteraad de volgende eed af in handen van de voorzitter: "Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt trouw na te komen.".
Een personeelslid als vermeld in het eerste lid, dat zonder wettige reden de eed niet aflegt nadat het met een aangetekende brief, met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs, of via een elektronische melding van gegevens die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 1.5 van het Burgerlijk Wetboek, en die een bewijs oplevert van die melding, van het tijdstip waarop ze is verricht en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens, uitgenodigd is om de eed af te leggen, wordt geacht zijn aanstelling niet te aanvaarden. Die eedaflegging weigeren staat gelijk aan afstand doen van de aanstelling. Van de eedaflegging of de weigering ervan wordt een proces-verbaal opgemaakt.
Artikel 164. ( 01/01/2019 - ... )
Het ambt van algemeen directeur, adjunct-algemeendirecteur en financieel directeur is onverenigbaar met andere ambten binnen dezelfde gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient.
Het ambt van algemeen directeur, adjunct-algemeendirecteur en financieel directeur is onverenigbaar met de hoedanigheid van personeelslid, belast met het bestuurlijk toezicht of met audittaken bij de gemeente en bij het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient.
Artikel 165. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Opgeheven bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 38. |
Inhoud
...
Artikel 166. ( 01/01/2019 - ... )
Met behoud van de toepassing van artikel 175 regelt de gemeenteraad de vervanging van de algemeen directeur en de financieel directeur bij hun afwezigheid of verhindering.
Er wordt in elk geval in een waarneming van het ambt van algemeen directeur of financieel directeur voorzien als de afwezigheid of verhindering van de algemeen directeur of financieel directeur langer dan honderdtwintig dagen duurt of als het ambt vacant werd verklaard.
De waarnemend algemeen directeur en de waarnemend financieel directeur oefenen alle bevoegdheden uit die aan het ambt verbonden zijn.
De gemeenteraad kan de aanstelling van een waarnemend algemeen directeur of financieel directeur toevertrouwen aan het college van burgemeester en schepenen en aan de functiehouder van het ambt.
Artikel 167. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeenteraad stelt de algemeen directeur en de financieel directeur aan binnen zes maanden nadat het ambt vacant is geworden. Die termijn kan eenmaal worden verlengd met maximaal zes maanden, als de wervings- of bevorderingsprocedure is opgestart of als die procedure geen geslaagde kandidaat heeft opgeleverd.
Artikel 168. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeenteraad kan op zijn vroegst zes maanden voor de beëindiging van het ambt van de uittredende algemeen directeur een nieuwe algemeen directeur aanstellen.
De nieuwe algemeen directeur staat de uittredende algemeen directeur bij in de vervulling van zijn taken en de uitoefening van zijn bevoegdheden. Bij de beëindiging van het ambt van de uittredende algemeen directeur neemt de nieuwe algemeen directeur het ambt van algemeen directeur op.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de financieel directeur.
Artikel 169. ( 01/01/2019 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 21/12/2018 | Decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 6. |
Inhoud
Artikel 27, § 2, is van overeenkomstige toepassing op de algemeen directeur, de adjunct-algemeendirecteur en de financieel directeur, zowel wat de gemeente als wat het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn betreft.
De algemeen directeur en, in voorkomend geval, de adjunct-algemeendirecteur kunnen geen vakbondsafgevaardigde zijn in de lokale besturen van de gemeente waar ze zijn tewerkgesteld.
Artikel 170. ( 01/01/2019 - ... )
De algemeen directeur staat in voor de algemene leiding van de diensten van de gemeente en van de diensten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Hij staat aan het hoofd van het personeel van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en hij is bevoegd voor het dagelijkse personeelsbeheer. De algemeen directeur kan de uitoefening van het dagelijkse personeelsbeheer toevertrouwen aan andere personeelsleden.
De algemeen directeur rapporteert aan het college van burgemeester en schepenen, aan het vast bureau en aan het bijzonder comité voor de sociale dienst.
Artikel 171. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De algemeen directeur staat in voor de werking van de diensten van de gemeente en van de diensten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bij de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van het beleid. De algemeen directeur gedraagt zich naar de onderrichtingen die hem worden gegeven door de gemeenteraad, de voorzitter van de gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen, de burgemeester, de raad voor maatschappelijk welzijn, de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau, de voorzitter van het vast bureau, het bijzonder comité voor de sociale dienst en de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, al naargelang van hun respectieve bevoegdheden, tenzij het anders bepaald is in de afsprakennota, vermeld in paragraaf 2.
De algemeen directeur staat in voor het organisatiebeheersingssysteem, overeenkomstig artikel 217 tot en met 220.
§ 2. Ten minste na iedere volledige vernieuwing van de gemeenteraad sluit de algemeen directeur mede namens het managementteam een afsprakennota met het college van burgemeester en schepenen, met de burgemeester, met het vast bureau, met de voorzitter van het vast bureau, met het bijzonder comité voor de sociale dienst en met de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst over de wijze waarop de algemeen directeur en de overige leden van het managementteam met het college van burgemeester en schepenen, de burgemeester, het vast bureau, de voorzitter van het vast bureau, het bijzonder comité voor de sociale dienst en de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst samenwerken om de beleidsdoelstellingen te realiseren, en over de omgangsvormen tussen bestuur en administratie.
In de afsprakennota wordt bepaald op welke wijze de algemeen directeur de bevoegdheden uitoefent die aan hem zijn gedelegeerd door het college van burgemeester en schepenen overeenkomstig artikel 57 en door het vast bureau overeen-komstig artikel 85.
§ 3. De algemeen directeur bereidt de zaken voor die aan de gemeenteraad, aan de raad voor maatschappelijk welzijn, aan de raadscommissies, aan het college van burgemeester en schepenen, aan de burgemeester, aan het vast bureau, aan de voorzitter van het vast bureau, aan het bijzonder comité voor de sociale dienst en aan de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst worden voorgelegd.
§ 4. De algemeen directeur zorgt in overleg met het managementteam voor de opmaak van:
1° het voorontwerp van het organogram;
2° het voorontwerp van de rechtspositieregeling van het personeel;
3° het voorontwerp van de beleidsrapporten en de opvolgingsrapportering;
4° de inventaris.
Artikel 172. ( 01/01/2019 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 21/12/2018 | Decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 7. |
Inhoud
De algemeen directeur woont de vergaderingen bij van de gemeenteraad, van de raad voor maatschappelijk welzijn, van het college van burgemeester en schepenen, van het vast bureau, van het bijzonder comité voor de sociale dienst. Hij kan de vergaderingen van de raadscommissies bijwonen.
De algemeen directeur adviseert de gemeenteraad, de voorzitter van de gemeenteraad, de raad voor maatschappelijk welzijn, de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, het college van burgemeester en schepenen, de burgemeester, het vast bureau, de voorzitter van het vast bureau en het bijzonder comité voor de sociale dienst op beleidsmatig, bestuurskundig en juridisch vlak. Hij herinnert in voorkomend geval aan de geldende rechtsregels, vermeldt de feitelijke gegevens waarvan hij kennis heeft en zorgt ervoor dat de vermeldingen die de regelgeving voorschrijft in de beslissingen worden opgenomen.
Artikel 27, § 1, is van overeenkomstige toepassing op de algemeen directeur, zowel wat de gemeente als wat het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn betreft.
Artikel 173. ( 01/01/2019 - ... )
De algemeen directeur organiseert de behandeling van de briefwisseling. Met behoud van de toepassing van artikel 56, § 5, en 84, § 5, organiseert hij het beheer van het archief waaronder de titels.
Artikel 174. ( 01/01/2019 - ... )
De algemeen directeur oefent de bevoegdheden uit die overeenkomstig artikel 57 en 85 of overeenkomstig andere wettelijke of decretale bepalingen aan de algemeen directeur, de gemeentesecretaris of de secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zijn toevertrouwd.
Artikel 175. ( 01/01/2019 - ... )
De adjunct-algemeendirecteur staat de algemeen directeur bij in de vervulling van zijn ambt, overeenkomstig het organisatiebeheersingssysteem, vermeld in artikel 217 tot en met 220. Hij vervangt de algemeen directeur als hij afwezig of verhinderd is. De gemeenteraad regelt die vervanging.
Artikel 176. ( 01/01/2019 - ... )
De financieel directeur staat onder de functionele leiding van de algemeen directeur in voor:
1° het opstellen, in overleg met het managementteam, van het voorontwerp van de beleidsrapporten en de opvolgingsrapportering;
2° het voeren en het afsluiten van de boekhouding;
3° het verzorgen van financiële analyse en financiële beleidsadvisering;
4° het thesauriebeheer, met behoud van de toepassing van de bepalingen daarover in het organisatiebeheersingssysteem.
De financieel directeur rapporteert aan de algemeen directeur over de taken, vermeld in het eerste lid.
Artikel 177. ( 13/06/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 39. |
Gewijzigd bij | 03/05/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005, de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en het koninklijk besluit van 31 mei 1977 tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat | 8. |
Inhoud
De financieel directeur staat in volle onafhankelijkheid in voor:
1° de voorafgaande krediet- en wetmatigheidscontrole van de beslissingen van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn met budgettaire en financiële impact, overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in artikel 266 en 267;
2° het debiteurenbeheer, in het bijzonder de invordering van de fiscale en niet-fiscale ontvangsten en het verlenen van kwijting. Dat debiteurenbeheer kan plaatsvinden rekening houdend met onder meer de doelstelling van bestrijding en voorkoming van armoede en overeenkomstig het lokaal beleid.
De financieel directeur kan een dwangbevel uitvaardigen, geviseerd en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen of door het vast bureau, om onbetwiste en opeisbare niet-fiscale schuldvorderingen in te vorderen. Dat dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot. Dat exploot stuit de verjaring.
Een dwangbevel als vermeld in het tweede lid kan door het college van burgemeester en schepenen of door het vast bureau alleen worden geviseerd en uitvoerbaar verklaard worden als de schuld opeisbaar, vaststaand en zeker is. De schuldenaar moet bovendien vooraf aangemaand zijn met een aangetekende brief, met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs, of via een elektronische melding van gegevens die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 1.5 van het Burgerlijk Wetboek, en die een bewijs oplevert van deze melding, van het tijdstip waarop ze is verricht en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens. De gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kunnen administratieve kosten aanrekenen voor die aangetekende brief. Die kosten zijn ten laste van de schuldenaar en kunnen ook ingevorderd worden via het dwangbevel.
Schulden van een publieke rechtspersoon kunnen nooit via een dwangbevel als vermeld in het tweede lid worden ingevorderd.
Er kan verzet worden aangetekend tegen een gerechtsdeurwaardersexploot als vermeld in het tweede lid binnen een maand na de betekening ervan bij verzoekschrift of door een dagvaarding ten gronde.
De financieel directeur rapporteert in volle onafhankelijkheid over de volgende aangelegenheden aan de gemeenteraad, aan de raad voor maatschappelijk welzijn, aan het college van burgemeester en schepenen, en aan het vast bureau:
1° de vervulling van de opdrachten, vermeld in dit artikel;
2° de thesaurietoestand, de liquiditeitsprognose, de beheerscontrole en de evolutie van de budgetten;
3° de financiële risico's.
De financieel directeur stelt tegelijkertijd een afschrift van de rapportering, vermeld in het zesde lid, aan de algemeen directeur ter beschikking.
Artikel 178. ( 01/01/2019 - ... )
De financieel directeur oefent de taken uit die door of krachtens de wet of het decreet aan de financieel directeur, de gemeenteontvanger, de financieel beheerder of de ontvanger van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zijn toevertrouwd.
Artikel 179. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient, hebben een gemeenschappelijk managementteam.
Met behoud van de toepassing van het derde lid, bestaat het managementteam uit de algemeen directeur, de adjunct-algemeendirecteur, de financieel directeur en alle andere leden die geen mandataris zijn en waarvan de deelname aan het managementteam nuttig wordt geacht voor het functioneren van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
De burgemeester, of de door hem aangewezen schepen, maakt met raad-gevende stem deel uit van het managementteam.
Artikel 180. ( 01/01/2019 - ... )
Het managementteam vergadert geregeld onder het voorzitterschap van de algemeen directeur, overeenkomstig het organisatiebeheersingssysteem, vermeld in artikel 217 tot en met 220.
Artikel 181. ( 01/01/2019 - ... )
Het managementteam ondersteunt de coördinatie van de diensten van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bij de beleidsvoorbereiding, de beleidsuitvoering en de beleidsevaluatie. Het managementteam bewaakt de eenheid in de werking, de kwaliteit van de organisatie en de werking van de diensten van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, alsook de interne communicatie, overeenkomstig het organisatiebeheersingssysteem, vermeld in artikel 217 tot en met 220.
Artikel 182. ( 01/01/2019 - ... )
Dit hoofdstuk is van toepassing op de leden van het personeel met behoud van de toepassing van de bijzondere regelingen, vermeld in hoofdstuk 1, 2 en 3 van deze titel, of van bijzondere regelingen die door of krachtens andere wettelijke of decretale bepalingen zijn vastgesteld.
Voor het personeel dat ingezet wordt in de gemeentelijke onderwijsinstellingen of centra voor leerlingenbegeleiding, en dat geheel of gedeeltelijk buiten het toepassingsgebied valt, vermeld in artikel 4, § 1, a), van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, bepaalt de gemeenteraad de eventuele afwijkingen van de rechtspositieregeling, vermeld in artikel 186, § 1, van dit decreet, rekening houdend met hun opdracht in de onderwijsinstellingen of centra voor leerlingenbegeleiding. Die afwijkingen moeten in overeenstemming zijn met de decreten en besluiten betreffende het onderwijs.
Artikel 183. ( 13/06/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 40. |
Gewijzigd bij | 03/05/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005, de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en het koninklijk besluit van 31 mei 1977 tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat | 8. |
Inhoud
§ 1. Er is in elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ten minste een maatschappelijk werker die personeelslid is van dat openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Voor een maatschappelijk werker van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zijn ambt opneemt, legt hij de volgende eed af in handen van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn: "Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt trouw na te komen.".
Een personeelslid als vermeld in het tweede lid, dat zonder wettige reden de eed niet aflegt nadat het met een aangetekende brief, met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs, of via een elektronische melding van gegevens die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 1.5 van het Burgerlijk Wetboek, en die een bewijs oplevert van die melding, van het tijdstip waarop ze is verricht en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens, uitgenodigd is om de eed af te leggen, wordt geacht zijn aanstelling niet te aanvaarden. Die eedaflegging weigeren staat gelijk aan afstand doen van de aanstelling. Van de eedaflegging of de weigering ervan wordt een proces-verbaal opgemaakt.
§ 2. Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen, vermeld in artikel 1 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en in artikel 2 van dit decreet, en ter uitvoering van de taken die aan hem opgedragen zijn door de algemeen directeur namens de raad voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau of het bijzonder comité voor de sociale dienst of zijn subcomités, of namens de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst voor het verlenen van dringende steun, heeft de maatschappelijk werker van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn als opdracht de personen en gezinnen te helpen bij het opheffen of verbeteren van de noodsituaties waarin zij zich bevinden. Daarvoor verricht hij, onder meer, de onderzoeken ter voorbereiding van de te nemen beslissingen, verstrekt hij documentatie en raadgevingen en verzekert hij de maatschappelijke begeleiding van de betrokkenen.
§ 3. De verantwoordelijke van de sociale dienst licht de raad voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau of de algemeen directeur in over de algemene behoeften die hij bij de vervulling van zijn taak vaststelt en stelt maatregelen voor om daaraan tegemoet te komen. De verantwoordelijke van de sociale dienst neemt deel aan de vergaderingen van het bijzonder comité voor de sociale dienst. Hij kan bovendien uitgenodigd worden om deel te nemen aan de besprekingen van de raad voor maatschappelijk welzijn of van het vast bureau telkens als de problemen behandeld worden die de sociale dienst aanbelangen.
§ 4. Als de maatschappelijk werker van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn die met het dossier belast is, er wegens bijzondere en uitzonderlijke redenen van vertrouwelijke aard om heeft verzocht, neemt het bijzonder comité voor de sociale dienst pas een beslissing over een individueel geval van dienstverlening nadat het de betrokken maatschappelijk werker van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn gehoord heeft.
Artikel 184. ( 01/01/2019 - ... )
Document relaties
Type | Datum | Opschrift |
---|---|---|
Zie ook | 20/01/2023 | tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de rechtspositieregeling van het personeel van lokale en provinciale besturen |
Inhoud
§ 1. Het personeel kan in statutair of in contractueel dienstverband worden aangesteld.
§ 2. In geval van een ramp kan worden afgeweken van de vastgestelde aanwervingsvoorwaarden en selectieprocedure, als dat noodzakelijk is om dringende en onvoorziene taken te vervullen.
§ 3. Binnen de grenzen die de Vlaamse Regering bepaalt, kan de gemeente personeel in contractueel verband in dienst nemen om te voorzien in de personeelsbehoeften van het kabinet van de burgemeester of de schepenen, of van de fracties in de gemeenteraad. Die personeelsleden worden, naar gelang van het geval, kabinets- of fractiepersoneel genoemd.
De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast voor de aanwerving of terbeschikkingstelling van het kabinets- en fractiepersoneel.
Artikel 185. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 41. |
Inhoud
§ 1. Als dat nader bepaald is in de rechtspositieregeling van het personeel, kunnen personeelsleden in statutair dienstverband ter beschikking gesteld worden aan:
1° een extern verzelfstandigd agentschap als vermeld in artikel 225 van dit decreet;
2° een vereniging of een vennootschap als vermeld in artikel 475, 496, 501, 508 en 513 van dit decreet;
3° een samenwerkingsverband als vermeld in deel 3, titel 3, van dit decreet;
4° een vereniging als vermeld in artikel 386 van dit decreet;
5° een andere overheid dan die vermeld in punt 1° tot en met punt 4° ;
6° een vereniging zonder winstoogmerk als vermeld in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, waarin de gemeente al dan niet deelneemt en waarvan de activiteit verband houdt met een gemeentelijk belang.
7° de woonmaatschappij, vermeld in boek 4, deel 1, titel 3, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
De terbeschikkingstelling is tijdelijk en wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en de rechtspersoon waaraan het personeel ter beschikking wordt gesteld.
§ 2. De aanstellende overheid beslist, in overeenstemming met de rechtspositieregeling, over de individuele terbeschikkingstelling van het personeelslid, vermeld in paragraaf 1, en sluit een overeenkomst van terbeschikkingstelling.
Artikel 185/1. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Ingevoegd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 42. |
Inhoud
§1. Met behoud van andersluidende wettelijke of decretale bepalingen en met uitzondering van de personeelsleden, vermeld in artikel 162, §1, en 183, §1, kunnen een gemeente, het autonoom gemeentebedrijf van die gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient, een publiekrechtelijke vereniging van dat openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en een intergemeentelijk samenwerkingsverband waarin een van de
voormelde besturen deelneemt, aan elkaar personeel overdragen onder de volgende voorwaarden:
1° de overdracht van personeel is nader bepaald in de rechtspositieregeling van het personeel dat wordt overgedragen;
2° bij de overdracht is de voor het personeelslid geldende rechtspositieregeling nageleefd;
3° het bevoegde orgaan van het bestuur waarnaar het personeelslid overgedragen wordt, keurt de overdracht goed;
4° de personeelsleden behouden na de overdracht de aard van het dienstverband, hun graad, hun anciënniteit, hun prestatieregeling, hun salarisschaal en hun rechten en verplichtingen zoals vastgesteld in hun arbeidscontract of bestaande arbeidsbetrekking;
5° de overdracht kan geen reden voor ontslag zijn;
6° de personeelsleden behouden voor minstens een jaar hun rechtspositieregeling.
De Vlaamse Regering kan verdere minimale waarborgen vaststellen.
§2. Met behoud van andersluidende wettelijke of decretale bepalingen en met uitzondering van de personeelsleden, vermeld in artikel 162, §1, en 183, §1, kunnen de overheden, vermeld in paragraaf 1, contractueel personeel overdragen aan een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm, een ziekenhuisvereniging, een vereniging of vennootschap voor sociale dienstverlening, een woonzorgvereniging of woonzorgvennootschap of aan een woonmaatschappij als vermeld in boek 4, deel 1, titel 3, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, onder de volgende voorwaarden:
1° de overdragende overheid is een deelgenoot van de overnemende rechtspersoon, met uitzondering van de woonmaatschappij, waarvan de overdragende overheid geen aandeelhouder hoeft te zijn;
2° de overdracht van personeel is nader bepaald in de rechtspositieregeling van het personeel dat wordt overgedragen;
3° bij de overdracht is de voor het personeelslid geldende rechtspositieregeling nageleefd;
4° het bevoegde orgaan van de rechtspersoon waarnaar het personeelslid overgedragen wordt, keurt de overdracht goed;
5° de personeelsleden behouden na de overdracht de aard van het dienstverband, hun graad, hun anciënniteit, hun prestatieregeling, hun salarisschaal en hun rechten en verplichtingen zoals vastgesteld in hun arbeidscontract of bestaande arbeidsbetrekking;
6° de overdracht kan geen reden voor ontslag zijn;
7° de personeelsleden behouden voor minstens een jaar hun rechtspositieregeling.
De Vlaamse Regering kan verdere minimale waarborgen vaststellen.
Artikel 186. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De gemeenteraad stelt de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel vast.
De rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel is van rechtswege van toepassing op het personeelslid van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient en dat een betrekking bekleedt die ook bestaat bij de gemeente.
§ 2. De raad voor maatschappelijk welzijn stelt de rechtspositieregeling vast voor:
1° het specifiek personeel, waaronder wordt verstaan het personeel dat een betrekking bekleedt die niet bestaat in de gemeente die het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bedient;
2° de maatschappelijk werker, vermeld in artikel 183, § 1;
3° het voltallige personeel van de verzorgende, verplegende en dienstverlenende instellingen en diensten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, waarvan de werking gebaseerd is op federale of gewestelijke financiering met bijbehorende werkings- en erkenningsregels en voor het voltallige personeel van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat ingezet wordt voor activiteiten die hoofdzakelijk verricht worden in mededinging met andere marktdeelnemers.
§ 3. De raad voor maatschappelijk welzijn stelt de rechtspositieregeling voor het personeel, vermeld in paragraaf 2, 1° en 2°, vast door overname van de overeenkomstige bepalingen uit de rechtspositieregeling van het personeel van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend en rekening houdend met de door de Vlaamse Regering vastgestelde minimale voorwaarden, vermeld in artikel 195.
§ 4. Voor het personeel, vermeld in paragraaf 2, 3°, kan de raad voor maatschappelijk welzijn op gemotiveerde wijze afwijken van de rechtspositieregelingen vermeld in paragraaf 1 en 3. De mogelijkheid tot gemotiveerde afwijking geldt niet voor de bezoldiging van de personeelsleden en de salarisschalen die van toepassing zijn, rekening houdend met onder meer de gestelde bekwaamheidsvereisten en functievereisten.
De eventuele afwijkingen mogen bovendien niet strijdig zijn met de door de Vlaamse Regering vastgestelde minimale voorwaarden, vermeld in artikel 195.
§ 5. De raad voor maatschappelijk welzijn bepaalt volgens welke regels de beoefenaars van de geneeskunde toegelaten worden tot de uitoefening van hun beroep in de instellingen en diensten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Als die beoefenaars van de geneeskunde niet aangesteld noch bezoldigd worden als personeelslid, worden hun betrekkingen geregeld op basis van een schriftelijke overeenkomst.
Artikel 187. ( 01/01/2019 - ... )
Met behoud van de toepassing van artikel 163 en 183, § 1, leggen de personeelsleden van de gemeente en de personeelsleden van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de volgende eed af in handen van respectievelijk de burgemeester en de voorzitter van het vast bureau: "Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt trouw na te komen.". Die eedaflegging weigeren staat gelijk met de aanstelling verzaken. Van de eedaflegging of de weigering ervan wordt een proces-verbaal opgemaakt.
De burgemeester en de voorzitter van het vast bureau kunnen hun bevoegdheid om de eed, vermeld in het eerste lid, af te nemen toevertrouwen aan respectievelijk een lid van het college van burgemeester en schepenen en een lid van het vast bureau, of aan de algemeen directeur.
Bij eventuele delegatie van die bevoegdheid aan de algemeen directeur kan die laatste de bevoegdheid verder delegeren aan een van de leden van het managementteam, vermeld in artikel 179, tweede lid.
Artikel 188. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De personeelsleden oefenen hun ambt op een loyale en correcte wijze uit.
De personeelsleden zetten zich op een actieve en constructieve wijze in voor de realisatie van de opdracht en de doelstellingen van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, overeenkomstig het organisatiebeheersingssysteem, vermeld in artikel 217 tot en met 220.
§ 2. De personeelsleden respecteren de persoonlijke waardigheid van iedereen.
Artikel 189. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De personeelsleden hebben spreekrecht tegenover derden over de feiten waarvan ze door hun ambt kennis hebben.
Met behoud van de toepassing van de regelgeving inzake openbaarheid van bestuur is het voor hen verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op:
1° de veiligheid van het land;
2° de bescherming van de openbare orde;
3° de financiële belangen van de overheid;
4° het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten;
5° het medisch geheim;
6° het vertrouwelijke karakter van commerciële, intellectuele en industriële gegevens;
7° het vertrouwelijke karakter van de beraadslagingen.
Het is voor hen verboden feiten bekend te maken als de bekendmaking ervan een inbreuk vormt op de rechten en de vrijheden van de burger, in het bijzonder op het privéleven, tenzij de betrokkene toestemming heeft verleend om de gegevens die op hem betrekking hebben, openbaar te maken.
Deze paragraaf geldt ook voor personeelsleden die hun ambt hebben beëindigd.
§ 2. De personeelsleden die bij de uitoefening van hun ambt nalatigheden, misbruiken of misdrijven vaststellen, brengen een hiërarchische meerdere daarvan onmiddellijk op de hoogte.
Artikel 190. ( 01/01/2019 - ... )
De personeelsleden behandelen de gebruikers van hun dienst welwillend en zonder enige discriminatie.
De personeelsleden mogen, zelfs buiten hun ambt, noch rechtstreeks noch via een tussenpersoon, giften, beloningen of enig ander voordeel dat verband houdt met het ambt, vragen, eisen of aannemen.
Artikel 191. ( 14/08/2021 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 62. |
Inhoud
§ 1. De hoedanigheid van personeelslid is onverenigbaar met elke activiteit die het personeelslid zelf of via een tussenpersoon verricht en waardoor:
1° de ambtsplichten niet kunnen worden vervuld;
2° de waardigheid van het ambt in het gedrang komt;
3° de eigen onafhankelijkheid wordt aangetast;
4° een belangenconflict ontstaat.
De personeelsleden mogen geen vergoedingen, wedden, toelagen, presentiegelden of andere tegenprestaties ontvangen van de rechtspersonen waarin zij de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vertegenwoordigen.
§ 2. De hoedanigheid van personeelslid, met inbegrip van de personen, vermeld in het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, die ingevolge een beslissing van een van de organen van de gemeente of van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn hun werkzaamheden uitoefenen in een van de instellingen van de gemeente of van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn is onverenigbaar met het mandaat van voorzitter van de gemeenteraad, voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, burgemeester of schepen, voorzitter van het vast bureau in de gemeente waar de instelling gevestigd is.
§ 3. Artikel 27, § 1 en § 2, met uitzondering van punt 4°, en artikel 29, § 4, zijn ook van toepassing op de personeelsleden van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met dien verstande dat in de voormelde bepalingen de volgende woorden worden gelezen als volgt:
1° "de gemeente" als "de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn";
2° "gemeenteraadslid" als "personeelslid van de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn";
3° "gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap" als "gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap of de verenigingen of de vennootschappen, vermeld in deel 3, titel 4".
Artikel 192. ( 01/01/2019 - ... )
De personeelsleden hebben recht op informatie en vorming zowel over de aspecten die nuttig zijn voor de uitoefening van hun functie als om te kunnen voldoen aan de bevorderingsvereisten.
De personeelsleden houden zich op de hoogte van de ontwikkelingen en de nieuwe inzichten in de materies waarmee ze beroepshalve belast zijn.
De vorming is een plicht als ze noodzakelijk blijkt voor een betere uitoefening van de functie of voor het beter functioneren van een dienst, of als ze een onderdeel uitmaakt van een herstructurering of reorganisatie van een afdeling, of van een implementatie van nieuwe werkmethodes en infrastructuur.
Artikel 193. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn stellen een gezamenlijke deontologische code vast voor het personeel. Die concretiseert de bepalingen van deze afdeling en kan bijkomende deontologische rechten en verplichtingen opnemen, overeenkomstig het organisatiebeheersingssysteem, vermeld in artikel 217 tot en met 220.
Artikel 194. ( 01/01/2019 - ... )
De personeelsleden hebben recht op opvolging en feedback, al dan niet door middel van een evaluatie, over hun wijze van functioneren. De personeelsleden worden opgevolgd en, in voorkomend geval, geëvalueerd op ambtelijk niveau.
Als de ombudsman wordt geëvalueerd, gebeurt dat door een bijzondere commissie, die is samengesteld overeenkomstig artikel 37, § 3. Die commissie wordt voorgezeten door de voorzitter van de gemeenteraad en, in voorkomend geval, door de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. Bij staking van stemmen wordt het betrokken personeelslid geacht te voldoen.
De algemeen directeur, de adjunct-algemeendirecteur en de financieel directeur worden in voorkomend geval geëvalueerd door een evaluatiecomité, dat bestaat uit het college van burgemeester en schepenen en de voorzitter van de gemeenteraad. Die evaluatie vindt plaats op basis van een voorbereidend rapport, opgesteld door externe deskundigen in het personeelsbeleid. Het voorbereidend rapport wordt minstens opgemaakt op basis van een evaluatiegesprek tussen de externe deskundigen en de functiehouder en op basis van een onderzoek over de wijze van functioneren van de functiehouder, waarbij de burgemeester, de voorzitter van het vast bureau, de leden van het managementteam en de voorzitter van de gemeente-raad betrokken worden. Het evaluatiecomité bepaalt of het evaluatie-resultaat gunstig of ongunstig is. Bij staking van stemmen is het evaluatieresultaat gunstig.
Het ontslag wegens beroepsongeschiktheid ingevolge het ontoereikend functioneren van het personeelslid, is niet mogelijk zonder voorafgaande evaluatie.
Artikel 194/1. ( 01/10/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Ingevoegd bij | 16/06/2023 | Decreet tot wijziging van het Provinciedecreet van 9 december 2005 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat betreft de beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid | 8. |
Inhoud
Met behoud van de toepassing van artikel 194, vierde lid, van dit decreet zijn voor de beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid artikel 15 en titel I, hoofdstuk IV, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, met uitzondering van artikel 33, 37, §1, vijfde lid, §2 tot en met §4, artikel 37/3, 37/5, 37/7, 37/11, 38 en 39bis, van overeenkomstige toepassing.
De beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid mag niet kennelijk onredelijk zijn. De beëindiging is gebaseerd op redenen die verband houden met het gedrag of de geschiktheid van het personeelslid of berusten op noodwendigheden voor de werking van het bestuur. Het mag geen beëindiging zijn waartoe nooit beslist zou zijn door een normaal en redelijk handelend lokaal bestuur.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de beëindiging van het statutaire dienstverband.
Artikel 194/2. ( 01/10/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Ingevoegd bij | 16/06/2023 | Decreet tot wijziging van het Provinciedecreet van 9 december 2005 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat betreft de beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid | 9. |
Inhoud
De rechtbanken, vermeld in artikel 578 en 607 van het Gerechtelijk Wetboek van 10 oktober 1967, zijn bevoegd voor geschillen over de beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid, vermeld in artikel 194/1 van dit decreet.
Artikel 195. ( 01/01/2019 - ... )
Document relaties
Type | Datum | Opschrift |
---|---|---|
Zie ook | 12/03/2021 | houdende maatregelen ten gevolge van de pandemie veroorzaakt door COVID-19 en tot wijziging van de minimale voorwaarden voor de rechtspositieregeling van het personeel van de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de provincies |
Zie ook | 08/07/2022 | over een nieuwe functieclassificatie bij lokale besturen en over aangepaste salarisschalen ter uitvoering van het Zesde Vlaams Intersectoraal akkoord van 30 maart 2021 voor de social/non-profitsectoren |
Zie ook | 20/01/2023 | tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de rechtspositieregeling van het personeel van lokale en provinciale besturen |
Inhoud
De Vlaamse Regering stelt minimale voorwaarden vast voor minstens de volgende aspecten van de rechtspositieregeling van het personeel:
1° de bezoldigingsregeling en de salarisschalen;
2° de toekenning van toelagen en vergoedingen;
3° de dienstbeëindiging, het verlies van de hoedanigheid van statutair personeelslid en de definitieve ambtsneerlegging;
4° de verloven en de afwezigheden.
Gemeenten met een inwoneraantal dat gelijk is aan of hoger is dan 200.000, kunnen, op basis van schaalgrootte, gemotiveerd afwijken van de minimale voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° en 4°, met uitzondering van de ondergrenzen die de Vlaamse Regering daarin vaststelt.
De Vlaamse Regering neemt de nodige maatregelen voor de externe mobiliteit van het personeel.
Artikel 196. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kunnen met een of meer overheden een samenwerkingsovereenkomst sluiten voor de gezamenlijke werving en selectie van hun personeel en, in voorkomend geval, om gemeenschappelijke wervingsreserves aan te leggen.
§ 2. Tussen de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient kunnen beheersovereenkomsten worden gesloten over het gemeenschappelijk gebruik van elkaars diensten.
In de beheersovereenkomst kan worden opgenomen dat de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn voor bepaalde functies een beroep kunnen doen op elkaars personeelsleden. Tegelijk kan worden bepaald dat de bevoegde organen hun beslissings- en ondertekeningsbevoegdheid kunnen toevertrouwen aan de personeelsleden van het andere bestuur binnen de grenzen vastgesteld in dit decreet.
Artikel 197. ( 01/01/2019 - ... )
Met uitzondering van de personeelsleden, vermeld in artikel 162, § 1, kan de gemeenteraad personeel overdragen aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient, op voorwaarde dat de geldende rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel nageleefd wordt en na goedkeuring van de raad voor maatschappelijk welzijn. De Vlaamse Regering kan daarvoor de minimale voorwaarden vaststellen.
Met uitzondering van de personeelsleden, vermeld in artikel 183, § 1, kan de raad voor maatschappelijk welzijn personeel overdragen aan de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend, op voorwaarde dat de geldende rechtspositieregeling van het personeel nageleefd wordt, en na goedkeuring van de gemeenteraad van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend. De Vlaamse Regering kan daarvoor de minimale voorwaarden vaststellen.
Artikel 198. ( 01/01/2019 - ... )
Deze afdeling is niet van toepassing op de leden van het personeel in contractueel dienstverband van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Artikel 199. ( 01/01/2019 - ... )
Elke handeling of gedraging die een tekortkoming aan de beroepsplichten uitmaakt of die de waardigheid van het ambt in het gedrang brengt, alsook een overtreding van de rechtspositieregeling, is een tuchtvergrijp en kan aanleiding geven tot een tuchtstraf.
Artikel 200. ( 01/10/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/06/2023 | Decreet tot wijziging van het Provinciedecreet van 9 december 2005 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat betreft de beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid | 10. |
Inhoud
§ 1. De volgende tuchtstraffen kunnen worden opgelegd:
1° blaam;
2° inhouding van salaris;
3° schorsing met inhouding van salaris;
4° ...;
5° ...
§ 2. De gemeenteraad kan de voorwaarden en de grenzen vaststellen van de tuchtstraffen, vermeld in paragraaf 1. De inhouding van salaris en de schorsing met inhouding van salaris mogen respectievelijk een termijn van zes maanden en een jaar niet overschrijden.
Elke tuchtstraf die een inhouding van salaris inhoudt, mag niet hoger zijn dan de begrenzing, vermeld in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers.
§ 3. De tuchtstraffen, de voorwaarden en de grenzen die de gemeenteraad in voorkomend geval vaststelt, zijn van rechtswege van toepassing op de personeelsleden van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient.
§ 4. Elke tuchtstraf wordt in het persoonlijk dossier van de personeelsleden doorgehaald na verloop van een termijn van één jaar voor de blaam, drie jaar voor de inhouding van salaris en vier jaar voor de schorsing met inhouding van salaris. Die termijnen lopen vanaf de datum waarop de tuchtstraf werd uitgesproken door de tuchtoverheid of, indien beroep werd aangetekend overeenkomstig artikel 214, vanaf de datum van de uitspraak van de Beroepscommissie voor Tuchtzaken. De doorhaling heeft enkel uitwerking voor de toekomst. De gemeenteraad kan kortere doorhalingstermijnen vaststellen.
Artikel 201. ( 01/01/2019 - ... )
De overheid die op het ogenblik van de vaststelling van de feiten bevoegd is voor het aanstellen en ontslaan van het personeelslid, treedt op als tuchtoverheid.
In afwijking van artikel 57, derde lid, en artikel 85, kan de algemeen directeur de hem toevertrouwde bevoegdheid als vermeld in artikel 56, § 3, 2°, en artikel 84, § 3, 2°, slechts delegeren aan personeelsleden met minstens dezelfde of een gelijkwaardige graad als het personeelslid dat de tuchtprocedure ondergaat.
De gemeenteraad en, in voorkomend geval, de raad voor maatschappelijk welzijn kan onder zijn leden een tuchtcommissie oprichten, die de tuchtbevoegdheid van respectievelijk de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn uitoefent.
Het huishoudelijk reglement bepaalt de nadere regels over het voorzitterschap, de notulering en de werkwijze van de commissie.
Artikel 202. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 43. |
Inhoud
§ 1. De tuchtoverheid start het tuchtonderzoek op en stelt een tuchtonderzoeker aan.
Als tuchtonderzoeker kan worden aangesteld elk personeelslid dat werkzaam is in een openbare dienst met een graad die minstens gelijkwaardig is aan de graad van het tuchtrechtelijk vervolgd personeelslid.
§ 2. Als het tuchtonderzoek is afgerond, stelt de tuchtonderzoeker het tuchtverslag op dat minstens de ten laste gelegde feiten bevat.
De tuchtoverheid stelt het tuchtdossier samen. Het tuchtdossier bevat alle stukken die betrekking hebben op de ten laste gelegde feiten.
Artikel 203. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 44. |
Inhoud
De betrokkene mag zich op elk moment tijdens de procedure voor de tuchtoverheid laten bijstaan en vertegenwoordigen door een juridisch raadgever van zijn keuze.
De tuchtoverheid mag zich eveneens laten bijstaan door een juridisch raadgever, behalve bij de beraadslaging en de stemming.
Artikel 204. ( 01/01/2019 - ... )
Een tuchtstraf kan pas worden opgelegd nadat het personeelslid en, in voorkomend geval, zijn raadsman de gelegenheid hebben gekregen om door de tuchtoverheid te worden gehoord in de verdediging met betrekking tot alle feiten die het personeelslid ten laste worden gelegd.
Artikel 205. ( 13/06/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 03/05/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005, de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en het koninklijk besluit van 31 mei 1977 tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat | 8. |
Inhoud
De betrokkene wordt van de beslissing van de tuchtoverheid op de hoogte gebracht met een aangetekende brief, met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs, of via een elektronische melding van gegevens die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 1.5 van het Burgerlijk Wetboek, en die een bewijs oplevert van die melding, van het tijdstip waarop ze is verricht en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens.
In de kennisgeving van de beslissing wordt melding gemaakt van de beroepsmogelijkheid, vermeld in onderafdeling 8, van de termijn waarbinnen en van de wijze waarop het beroep kan worden aangetekend.
Artikel 206. ( 01/01/2019 - ... )
De Vlaamse Regering stelt de minimale voorwaarden vast voor de termijnen en de nadere procedureregels voor de tuchtprocedure.
Artikel 207. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De tuchtoverheid kan geen tuchtrechtelijke vervolging meer instellen na verloop van een termijn van zes maanden na de vaststelling of de kennisname door de tuchtoverheid van de feiten.
De tuchtrechtelijke vervolging wordt geacht te zijn ingesteld zodra de tuchtoverheid beslist om een tuchtonderzoek op te starten als vermeld in artikel 202.
§ 2. Als in verband met dezelfde feiten een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek is ingesteld, wordt de termijn, vermeld in paragraaf 1, gestuit tot op de dag dat de tuchtoverheid ervan op de hoogte wordt gebracht dat de strafvordering beëindigd werd doordat, ingeval van een opsporingsonderzoek de zaak geseponeerd werd of er een correctioneel vonnis of arrest werd geveld, dat in kracht van gewijsde is gegaan, en ingeval van een gerechtelijk onderzoek de zaak beslecht werd met een beschikking tot buitenvervolgingstelling, die kracht van gewijsde heeft, of met een correctioneel vonnis of arrest, dat in kracht van gewijsde is gegaan.
Als de strafvordering op gang werd gebracht door een rechtstreekse dagvaarding dan geldt de stuiting, vermeld in het eerste lid, vanaf de datum van de dagvaarding tot op de dag dat de tuchtoverheid ervan op de hoogte wordt gebracht dat de strafvordering beëindigd werd met een correctioneel vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan.
§ 3. Het opsporingsonderzoek, het gerechtelijk onderzoek of de strafvervolging doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de tuchtoverheid om een tuchtstraf uit te spreken. Als een opgelegde tuchtstraf onverenigbaar blijkt te zijn met een latere in kracht van gewijsde getreden strafrechtelijke uitspraak, kan het betrokken personeelslid binnen zestig dagen na de kennisneming ervan bij de tuchtoverheid een verzoek tot intrekking van de opgelegde tuchtsanctie instellen.
§ 4. Als de tuchtstraf wordt vernietigd, kan de tuchtoverheid vanaf de datum van de kennisgeving van de vernietiging, de tuchtrechtelijke vervolging hernemen gedurende het gedeelte van de termijn, vermeld in paragraaf 1, dat is overgebleven bij het instellen van de vervolging en minstens gedurende een termijn van drie maanden.
Als de tuchtstraf wordt ingetrokken, kan de tuchtoverheid vanaf de datum van de intrekking de tuchtrechtelijke vervolging hernemen gedurende het gedeelte van de termijn, vermeld in paragraaf 1, dat is overgebleven bij het instellen van de vervolging.
Artikel 208. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 45. |
Inhoud
§ 1. Als tegen een personeelslid een tuchtprocedure, een opsporingsonderzoek of een strafvervolging loopt en zijn aanwezigheid onverenigbaar is met het belang van de dienst, kan de tuchtoverheid het personeelslid bij wijze van ordemaatregel preventief schorsen, al dan niet met inhouding van salaris. Het personeelslid wordt vooraf gehoord.
§ 2. In hoogdringende gevallen kan de algemeen directeur bij wijze van ordemaatregel het personeelslid onmiddellijk preventief schorsen zonder inhouding van salaris.
Als tegen de algemeen directeur, de adjunct-algemeendirecteur, de financieel directeur of de ombudsman een tuchtprocedure, een opsporingsonderzoek of een strafvervolging loopt en zijn aanwezigheid onverenigbaar is met het belang van de dienst, kan de voorzitter van de gemeenteraad of, in voorkomend geval, de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, in hoogdringende gevallen bij wijze van ordemaatregel het personeelslid onmiddellijk preventief schorsen zonder inhouding van salaris.
§ 3. De preventieve schorsing, vermeld in paragraaf 2, wordt binnen veertien dagen nadat de beslissing genomen is, bevestigd door de tuchtoverheid, met behoud van de mogelijkheid om vanaf dan, volgens de regels, vermeld in paragraaf 1, de preventieve schorsing gepaard te laten gaan met een inhouding van salaris.
De preventief geschorste personeelsleden, vermeld in paragraaf 2, worden voorafgaand aan de bevestiging, vermeld in het eerste lid, gehoord door de tuchtoverheid.
Als binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, de tuchtoverheid de preventieve schorsing niet heeft bevestigd, vervallen de gevolgen van de preventieve schorsing.
Artikel 209. ( 13/06/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 03/05/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005, de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en het koninklijk besluit van 31 mei 1977 tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat | 8. |
Inhoud
§ 1. De preventieve schorsing wordt uitgesproken voor een termijn van maximaal zes maanden.
De tuchtoverheid kan beslissen tot een inhouding van salaris, op voorwaarde dat het personeelslid daarover vooraf wordt gehoord.
De inhouding van salaris mag niet hoger zijn dan de begrenzing, vermeld in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers.
§ 2. Als er een opsporingsonderzoek of een strafvervolging loopt, kan de tuchtoverheid de termijn, vermeld in paragraaf 1, verlengen voor perioden van maximaal zes maanden zolang het opsporingsonderzoek of de strafvervolging loopt, op voorwaarde dat het personeelslid daarover wordt gehoord.
Als binnen de termijnen, vermeld in het eerste lid, geen tuchtstraf wordt opgelegd, vervallen de gevolgen van de preventieve schorsing.
§ 3. De betrokkene wordt van de preventieve schorsing op de hoogte gebracht met een aangetekende brief, met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs, of via een elektronische melding van gegevens die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 1.5 van het Burgerlijk Wetboek, en die een bewijs oplevert van die melding, van het tijdstip waarop ze is verricht, en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens.
Artikel 210. ( 01/10/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/06/2023 | Decreet tot wijziging van het Provinciedecreet van 9 december 2005 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat betreft de beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid | 11. |
Inhoud
Als de tuchtoverheid, in aansluiting op een preventieve schorsing met inhouding van salaris, geen tuchtstraf oplegt of een tuchtstraf zonder inhouding van salaris oplegt, wordt de preventieve schorsing ingetrokken en betaalt de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn het ingehouden salaris uit.
Als de tuchtoverheid, in aansluiting op een preventieve schorsing met inhouding van salaris, een tuchtstraf met inhouding van salaris oplegt, heeft de tuchtstraf uitwerking met ingang van de dag waarop de preventieve schorsing is ingegaan. In dat geval wordt het bedrag van het salaris dat ingehouden is tijdens de schorsing in mindering gebracht op het bedrag van het salarisverlies dat verbonden is aan de tuchtstraf. Als het bedrag van het ingehouden salaris groter is dan het bedrag van het salarisverlies dat verbonden is aan de tuchtstraf, betaalt de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn het verschil uit.
Artikel 211. ( 01/01/2019 - ... )
De Vlaamse Regering stelt de minimale voorwaarden vast voor de termijnen en de nadere procedureregels voor de preventieve schorsing.
Artikel 212. ( 01/01/2019 - ... )
De Vlaamse Regering richt een commissie voor tuchtsancties van de lokale besturen op, hierna de Beroepscommissie voor Tuchtzaken genoemd.
Artikel 213. ( 01/01/2019 - ... )
De Beroepscommissie voor Tuchtzaken is een bestuurlijk orgaan. De Vlaamse Regering regelt de samenstelling, de werking en de vergoeding van de leden ervan, alsook de nadere procedureregels voor de beroepsprocedure.
Artikel 214. ( 01/01/2019 - ... )
Binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissing over het opleggen van een tuchtstraf of een preventieve schorsing kan het personeelslid tegen die beslissing beroep aantekenen bij de Beroepscommissie voor Tuchtzaken.
Het beroep, vermeld in het eerste lid, schorst de uitvoering van de beslissing van de tuchtoverheid niet.
Artikel 215. ( 01/01/2019 - ... )
De Beroepscommissie voor Tuchtzaken mag pas uitspraak doen nadat het personeelslid, de tuchtoverheid en hun respectieve raadslieden de gelegenheid hebben gekregen om te worden gehoord. Die hoorzittingen zijn niet openbaar, tenzij het betrokken personeelslid er zelf om verzoekt.
Artikel 216. ( 01/01/2019 - ... )
Binnen zestig dagen na de dag van de ontvangst van het tuchtdossier spreekt de Beroepscommissie voor Tuchtzaken zich uit over het beroep. De Beroepscommissie voor Tuchtzaken deelt de datum waarop ze het tuchtdossier heeft ontvangen, mee aan de tuchtoverheid en de indiener van het beroep.
De Beroepscommissie voor Tuchtzaken kan de oorspronkelijke termijn van zestig dagen eenmaal verlengen met een termijn van zestig dagen. Ze brengt, voor het verstrijken van de termijn van zestig dagen, de tuchtoverheid en het personeelslid op de hoogte van de verlengde termijn.
Met behoud van de toepassing van de termijn, vermeld in het eerste en tweede lid, kan de Beroepscommissie voor Tuchtzaken de tuchtoverheid de mogelijkheid geven om binnen een bepaalde termijn een onwettigheid in de bestreden beslissing te herstellen. In voorkomend geval deelt de Beroepscommissie voor Tuchtzaken de partijen mee op welke wijze het beroep verder wordt behandeld na kennisname van de beslissing van de tuchtoverheid tot herstel van de onwettigheid en uiterlijk na het verstrijken van die termijn om de onwettigheid te herstellen.
Als de Beroepscommissie voor Tuchtzaken het beroep gegrond verklaart, vernietigt ze de bestreden beslissing.
Artikel 217. ( 01/01/2019 - ... )
Organisatiebeheersing is het geheel van maatregelen en procedures die ontworpen zijn om een redelijke zekerheid te verschaffen dat men:
1° de vastgelegde doelstellingen bereikt en de risico's om deze te bereiken kent en beheerst;
2° wetgeving en procedures naleeft;
3° over betrouwbare financiële en beheersrapportering beschikt;
4° op een effectieve en efficiënte wijze werkt en de beschikbare middelen economisch inzet;
5° de activa beschermt en fraude voorkomt.
Artikel 218. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 46. |
Inhoud
Het organisatiebeheersingssysteem bepaalt op welke wijze de organisatiebeheersing van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt georganiseerd, met inbegrip van de te nemen controlemaatregelen, procedures en de aanwijzing van de personeelsleden en organen die ervoor verantwoordelijk zijn, en de rapporteringsverplichtingen van de personeelsleden die bij het organisatiebeheersingssysteem betrokken zijn.
Het organisatiebeheersingssysteem beantwoordt minstens aan het principe van functiescheiding waar mogelijk en is verenigbaar met de continuïteit van de werking van de diensten.
Artikel 219. ( 01/01/2019 - ... )
Het organisatiebeheersingssysteem wordt vastgesteld door de algemeen directeur, na overleg met het managementteam. Het algemene kader van het organisatiebeheersingssysteem en de elementen daarin die raken aan de rol en de bevoegdheden van de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn zijn onderworpen aan de goedkeuring van de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn.
De algemeen directeur rapporteert jaarlijks aan het college van burgemeester en schepenen, de gemeenteraad, de raad voor maatschappelijk welzijn en het vast bureau over de organisatiebeheersing. Die rapportering gebeurt jaarlijks uiterlijk voor 30 juni van het daaropvolgende jaar.
Artikel 220. ( 01/01/2019 - ... )
Met behoud van de toepassing van artikel 57, 85 en 196 kan de algemeen directeur, binnen de grenzen van het organisatiebeheersingssysteem, zijn bevoegdheden toevertrouwen aan andere personeelsleden van de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. Ook de financieel directeur kan zijn bevoegdheden toevertrouwen aan andere personeelsleden van de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. In beide gevallen gebeurt dat schriftelijk en met een ondubbelzinnige omschrijving van de toegekende bevoegdheden en de daaraan verbonden opdrachten, middelen en rapporteringsverplichtingen.
De toepassing van het eerste lid ontslaat de algemeen directeur of de financieel directeur nooit van zijn verantwoordelijkheid.
Artikel 221. ( 01/01/2019 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 07/12/2018 | Decreet Bestuursdecreet | IV.266. |
Inhoud
In elke gemeente en in elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt periodiek een audit uitgevoerd door Audit Vlaanderen, vermeld in artikel III.115 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.
Audit Vlaanderen bezorgt de verslagen van de audits aan de voorzitter van de gemeenteraad of de raad voor maatschappelijk welzijn, die ze bezorgt aan de leden van de gemeenteraad of de raad voor maatschappelijk welzijn.
Artikel 222. ( 01/01/2019 - ... )
Audit Vlaanderen evalueert de organisatiebeheersing, gaat na of ze adequaat is en formuleert aanbevelingen tot verbetering daarvan. Audit Vlaanderen kan daarvoor organisatie- en procesaudits uitvoeren en is gemachtigd alle bedrijfsprocessen en activiteiten te onderzoeken.
Audit Vlaanderen is ook bevoegd voor het uitvoeren van forensische audits.
Artikel 223. ( 11/12/2022 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 08/06/2018 | Decreet houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) | 52. |
Gewijzigd bij | 19/07/2019 | Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van artikel 190 van het decreet van 8 juni 2018 houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) | 34. |
Gewijzigd bij | 18/11/2022 | Decreet tot wijziging van het Provinciedecreet van 9 december 2005, het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het Bestuursdecreet van 7 december 2018, wat betreft klokkenluiders | 10. |
Inhoud
Om zijn bevoegdheid te kunnen uitoefenen, heeft Audit Vlaanderen toegang tot alle informatie en documenten, ongeacht de drager ervan, en tot alle gebouwen, ruimtes en installaties waar taken worden uitgevoerd van de besturen. Audit Vlaanderen kan aan ieder personeelslid de inlichtingen vragen die het voor de uitvoering van zijn opdrachten nodig acht. Ieder personeelslid is ertoe gehouden zo snel mogelijk en zonder voorafgaande machtiging op een volledige wijze te antwoorden en alle relevante informatie en documenten te verstrekken.
Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kan Audit Vlaanderen beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het derde tot en met elfde lid.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het tweede lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van Audit Vlaanderen, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.
De persoonsgegevens, vermeld in het tweede lid, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het tweede lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het vierde lid, rechtvaardigt.
Als de betrokkene in het geval, vermeld in het tweede lid, tijdens de periode, vermeld in het derde lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het tweede lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van Audit Vlaanderen zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het negende lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie.
Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.
Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het tweede lid, bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.
Artikel 224. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn kunnen een interne audit organiseren. In afwijking van artikel 170 kunnen ze er daarbij voor kiezen om de personeelsleden die belast zijn met de interne audit niet onder de algemene leiding van de algemeen directeur te plaatsen. In dat geval is artikel 194, tweede lid, en 208, § 2, tweede lid, van toepassing op die personeelsleden, met dien verstande dat "de ombudsman" wordt gelezen als "het personeelslid belast met de interne audit".
Artikel 225. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen zijn diensten met een eigen rechtspersoonlijkheid die door de gemeente worden opgericht of waarin de gemeente deelneemt en die belast zijn met welbepaalde beleidsuitvoerende taken van gemeentelijk belang. Vanuit hun taak voor de beleidsuitvoering kunnen de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen ook betrokken worden bij de beleidsvoorbereiding. De Vlaamse Regering kan de taken van gemeentelijk belang nader bepalen waarvoor gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen kunnen worden opgericht of waarin ze kunnen deelnemen.
Met behoud van de toepassing van andere wettelijke en decretale bepalingen mogen de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen hun taken van gemeentelijk belang noch geheel, noch gedeeltelijk overdragen aan andere rechtspersonen.
§ 2. Het is de gemeenten verboden om, rechtstreeks of onrechtstreeks, rechtspersonen die belast zijn met welbepaalde taken van gemeentelijk belang op te richten, erin deel te nemen of zich erin te laten vertegenwoordigen of om aan die rechtspersonen personeel, financiële middelen, infrastructuur of andere activa ter beschikking te stellen, tenzij die rechtspersonen voldoen aan de voorschriften van deze titel of er voor de oprichting, deelname of vertegenwoordiging een andere decretale of wettelijke rechtsgrond bestaat.
§ 3. Voor de toepassing van paragraaf 2, wordt vermoed dat een rechtspersoon door een gemeente met welbepaalde taken van gemeentelijk belang is belast als hij aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
1° een of meer van zijn organen bestaan voor meer dan de helft uit gemeenteraadsleden of leden van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente in kwestie of de leden van de organen worden voor meer dan de helft aangewezen of voorgedragen door die personen;
2° de gemeente of haar vertegenwoordigers beschikken over de meerderheid van de stemrechten in een of meer van zijn organen;
3° zijn financiële middelen worden voor meer dan de helft door de gemeente gefinancierd.
Artikel 226. ( 15/05/2022 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 25/02/2022 | Decreet tot wijziging van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens, het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het decreet van 3 mei 2019 houdende de havenkapiteinsdienst | 30. |
Inhoud
Onder voorbehoud van de toepassing van andere wettelijke of decretale bepalingen, bestaan er twee vormen van gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen:
1° het autonoom gemeentebedrijf;
2° het gemeentelijke extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm;
3° ....
Artikel 227. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 47. |
Inhoud
De beslissing tot oprichting van of deelname in een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap kan niet worden genomen in de loop van een periode van twaalf maanden voor de datum van de volledige vernieuwing van de gemeenteraden.
Het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap sluit een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering af.
Elk gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap legt in de loop van het eerste jaar na de volledige vernieuwing van de gemeenteraden een evaluatieverslag voor aan de gemeenteraad over de uitvoering van de beheers- of samenwerkingsovereenkomst sinds de inwerkingtreding ervan. Dat verslag omvat ook een evaluatie van de verzelfstandiging, waarover de gemeenteraad zich binnen drie maanden uitspreekt.
De gemeenteraad of een gemeenteraadscommissie waakt over de afstemming van het beleid van de verzelfstandigde agentschappen van de gemeente op het gemeentelijk beleid.
Artikel 228. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen zijn onderworpen aan de verplichtingen in het kader van de formele motivering en openbaarheid van bestuur die gelden voor de gemeente.
Artikel 229. ( 01/01/2019 - ... )
De volgende personen kunnen niet worden voorgedragen of aangewezen als vertegenwoordiger of bestuurder in een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap :
1° de provinciegouverneurs, de gouverneur en de vicegouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de provinciegriffiers, de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen als het gemeentelijke extern verzelfstandigd agentschap gevestigd is in hun ambtsgebied;
2° de magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de griffiers bij de hoven en de rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk Hof;
3° de leden van het operationeel, administratief of logistiek kader van de politiezone waar de gemeente toe behoort die het gemeentelijke extern verzelfstandigd agentschap heeft opgericht of die erin deelneemt;
4° de personen die op commerciële wijze of met een winstoogmerk activiteiten uitoefenen in dezelfde beleidsdomeinen als het agentschap en waarin het agentschap niet deelneemt, alsook de werknemers en de leden van een bestuurs- of controleorgaan van die personen;
5° de personen die in een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een functie uitoefenen, gelijkwaardig aan een ambt of een functie als vermeld in dit artikel, en de personen die in een lokale basisoverheid van een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, schepen of burgemeester.
Artikel 230. ( 01/01/2019 - ... )
Bij gemeenteraadsbesluit kan de gemeente aan haar gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen middelen, infrastructuur of personeel overdragen.
Artikel 231. ( 01/01/2019 - ... )
Een autonoom gemeentebedrijf wordt opgericht bij gemeenteraadsbeslissing op grond van een door het college van burgemeester en schepenen opgemaakt verslag. In dat verslag worden de voor- en de nadelen van externe verzelfstandiging tegen elkaar afgewogen en wordt aangetoond dat beheer binnen de rechtspersoonlijkheid van de gemeente niet dezelfde voordelen kan bieden. Die oprichtingsbeslissing stelt de statuten van het autonoom gemeentebedrijf vast. Het autonoom gemeentebedrijf verkrijgt rechtspersoonlijkheid op de datum van die oprichtingsbeslissing.
De oprichtingsbeslissing en de statuten worden samen met het verslag, vermeld in het eerste lid, gepubliceerd via een webtoepassing van de gemeente.
Het autonoom gemeentebedrijf bezorgt onmiddellijk na elke vergadering een lijst met de besluiten van zijn raad van bestuur, met een beknopte omschrijving van de daarin geregelde aangelegenheden, aan de gemeente, zodat ze kunnen worden bekendgemaakt op een webtoepassing van de gemeente, overeenkomstig artikel 285, § 1. Het autonoom gemeentebedrijf bezorgt ook onmiddellijk na de behandeling ervan door de raad van bestuur zijn beleidsrapporten aan de gemeente, zodat ze kunnen worden bekendgemaakt op een webtoepassing van de gemeente, overeenkomstig artikel 286, § 1.
Artikel 232. ( 01/01/2019 - ... )
De statuten vermelden ten minste:
1° de naam en eventueel de afkorting;
2° het maatschappelijke doel, inzonderheid een omschrijving van de beleidsuitvoerende taken van gemeentelijk belang waarmee het autonoom gemeentebedrijf belast is;
3° de maatschappelijke zetel, gevestigd in de oprichtende gemeente;
4° de samenstelling, de vergaderwijze, de werkingsvoorwaarden en de bevoegdheden van de organen;
5° de wijze van ontbinding en vereffening van het autonoom gemeentebedrijf.
Artikel 233. ( 01/01/2019 - ... )
De wijzigingen in de statuten worden aangebracht bij beslissing van de gemeenteraad, op voorstel of na advies van de raad van bestuur van het autonoom gemeentebedrijf in kwestie.
De statutenwijzigingen worden op dezelfde wijze als de oprichtingsbeslissing en de statuten bekendgemaakt. Een volledig gecoördineerde tekst van de statuten wordt gepubliceerd via een webtoepassing van de gemeente.
Artikel 234. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. Tussen de gemeente en het autonoom gemeentebedrijf wordt na onderhandeling een beheersovereenkomst gesloten. Bij het onderhandelen over de beheersovereenkomst wordt de gemeente vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen en het autonoom gemeentebedrijf door de raad van bestuur.
De gemeente en het autonome gemeentebedrijf nemen de nodige initiatieven, minstens via een webtoepassing van de gemeente, voor de openbaarheid van de beheersovereenkomst, inclusief alle wijzigingen ervan.
§ 2. Zolang het autonoom gemeentebedrijf geen eigen regels heeft vastgesteld voor het aangaan van verbintenissen, de kredietbewaking, de wetmatigheidscontrole of de ondertekening van de girale betalingsorders, zijn artikel 266, 267, 269 en 272, § 1, tweede en derde lid, van toepassing op het autonoom gemeentebedrijf. In dat geval zijn bovendien artikel 265, 268 en 272, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, van toepassing op het autonoom gemeentebedrijf, met dien verstande dat de volgende woorden worden gelezen als volgt:
1° "de gemeente" als "het autonoom gemeentebedrijf";
2° "de gemeenteraad" als "de raad van bestuur";
3° "de algemeen directeur" als "de gedelegeerd bestuurder" of, als het autonoom gemeentebedrijf geen gedelegeerd bestuurder heeft, als "de voorzitter van de raad van bestuur";
4° "het college van burgemeester en schepenen" als "de raad van bestuur".
§ 3. Onder voorbehoud van de mogelijkheid tot verlenging, wijziging, schorsing en ontbinding van de beheersovereenkomst, wordt die gesloten voor een periode die eindigt uiterlijk zes maanden na de volledige vernieuwing van de gemeenteraad.
De beheersovereenkomst en de uitvoering ervan worden jaarlijks geëvalueerd door de gemeenteraad.
Als bij het verstrijken van de beheersovereenkomst geen nieuwe beheersovereenkomst in werking is getreden, wordt de bestaande overeenkomst van rechtswege verlengd.
Als geen nieuwe beheersovereenkomst in werking is getreden binnen een jaar na de verlenging, vermeld in het derde lid, of als een beheersovereenkomst is ontbonden of geschorst, kan de gemeenteraad na overleg met het autonoom gemeentebedrijf voorlopige regels vaststellen voor de aangelegenheden, vermeld in de beheersovereenkomst. Die voorlopige regels zullen als beheersovereenkomst gelden tot op het ogenblik dat een nieuwe beheersovereenkomst in werking treedt.
Artikel 235. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 48. |
Inhoud
§ 1. Het autonoom gemeentebedrijf beschikt over een raad van bestuur.
De raad van bestuur is bevoegd voor alles wat niet uitdrukkelijk bij decreet, in de statuten of in de beheersovereenkomst aan de gemeenteraad is voorbehouden.
De raad van bestuur vertegenwoordigt het autonoom gemeentebedrijf in rechte als eiser of als verweerder.
De raad van bestuur is binnen de grenzen, vastgesteld in de statuten, bevoegd voor alle personeelsaangelegenheden.
§ 2. Het aantal leden van de raad van bestuur bedraagt ten hoogste de helft van het aantal gemeenteraadsleden, maar met een absoluut maximum van twaalf. Ten hoogste twee derde van de leden van de raad van bestuur is van hetzelfde geslacht.
De leden van de raad van bestuur worden benoemd door de gemeenteraad.
Elke fractie kan minstens een lid van de raad van bestuur voordragen. Dat voordrachtrecht waarborgt elke fractie een vertegenwoordiging in de raad van bestuur. Als de gewaarborgde vertegenwoordiging evenwel afbreuk zou doen aan de mogelijkheid voor de fracties die vertegenwoordigd zijn in het college van burgemeester en schepenen om minstens de helft van de leden van de raad van bestuur voor te dragen, wordt er gewerkt met gewogen stemrecht binnen de groep van bestuurders die de fracties voorgedragen hebben.
Het mandaat van lid van de raad van bestuur is hernieuwbaar. De gemeenteraad kan de leden van de raad van bestuur op elk moment ontslaan. Na de volledige vernieuwing van de gemeenteraad wordt tot volledige vernieuwing van de raad van bestuur overgegaan. In dat geval blijven de leden van de raad van bestuur in functie tot de nieuwe gemeenteraad hen vervangt.
De raad van bestuur kiest uit zijn leden een voorzitter die deel uitmaakt van het college van burgemeester en schepenen van de oprichtende gemeente.
§ 3. De gemeenteraad kan er ook voor kiezen alle leden van de gemeenteraad te benoemen als lid van de raad van bestuur. In dat geval is paragraaf 2, eerste lid, niet van toepassing en mogen er geen presentiegelden worden toegekend voor de vergaderingen van de raad van bestuur.
§ 4. De bestuurders zijn niet persoonlijk gebonden door de verbintenissen van het autonoom gemeentebedrijf.
De bestuurders zijn aansprakelijk zonder hoofdelijkheid voor de tekortkomingen bij de normale uitoefening van hun bestuur. Bij overtredingen waaraan ze geen deel hebben gehad, worden de bestuurders van de aansprakelijkheid ontheven als hen geen schuld treft en als ze de overtredingen hebben aangeklaagd bij de gemeenteraad binnen een maand nadat ze er kennis van hebben gekregen.
§ 5. Een bestuurder mag niet:
1° aanwezig zijn bij de bespreking en de stemming over aangelegenheden waarin hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger, of waarbij de echtgenoot, of bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Dat verbod strekt niet verder dan de bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, ontslagen, afzettingen en schorsingen. Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek, hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld;
2° rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst sluiten, behalve in geval van een schenking aan het autonoom gemeentebedrijf of de gemeente, of deelnemen in een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van het autonoom gemeentebedrijf of de gemeente, behalve in de gevallen waarbij de bestuurder een beroep doet op een door het autonoom gemeentebedrijf of de gemeente aangeboden dienstverlening en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat;
3° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen betaling werken in geschillen ten behoeve van het autonoom gemeentebedrijf. Dat verbod geldt ook voor de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met de bestuurder werken;
4° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris werkzaam zijn in geschillen ten behoeve van de tegenpartij van het autonoom gemeentebedrijf of ten behoeve van een personeelslid van het autonoom gemeentebedrijf in het kader van beslissingen over de tewerkstelling binnen het autonoom gemeentebedrijf. Dat verbod geldt ook voor de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met de bestuurder werken.
Artikel 236. ( 01/01/2019 - ... )
De statuten kunnen de raad van bestuur toelaten om volgende bevoegdheden toe te vertrouwen aan een directiecomité of een gedelegeerd bestuurder, al dan niet met de mogelijkheid om die toevertrouwde bevoegdheid verder toe te vertrouwen aan personeelsleden van het autonoom gemeentebedrijf:
1° het dagelijks personeelsbeheer, de bevoegdheid voor het aanstellen en het ontslaan van het personeel, alsook de sanctie- en tuchtbevoegdheid ten aanzien van het personeel;
2° het dagelijkse bestuur;
3° de vertegenwoordiging met betrekking tot dat bestuur;
4° de voorbereiding en uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur.
De raad van bestuur benoemt de leden van het directiecomité of de gedelegeerd bestuurder.
Artikel 237. ( 01/01/2019 - ... )
De vergaderingen van de raad van bestuur en het directiecomité zijn niet openbaar. Een lijst met besluiten van de raad van bestuur wordt via een webtoepassing van de gemeente gepubliceerd overeenkomstig artikel 286. Die webtoepassing vermeldt ook de wijze waarop het publiek inzage kan krijgen in de notulen van de raad van bestuur en van het directiecomité en in de beslissingen van de gedelegeerd bestuurder.
Artikel 238. ( 01/01/2019 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 25/05/2018 | Decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, van de decreten van 4 mei 2018 over het samenvoegen van welbepaalde gemeenten, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 en van het Provinciedecreet van 9 december 2005 | 3. |
Inhoud
Er zijn geen andere bestuursorganen met beslissingsbevoegdheid dan de bestuursorganen, vermeld in de voorgaande artikelen.
De gemeenteraad bepaalt het bedrag van het presentiegeld en de andere vergoedingen die in het kader van de bestuurlijke werking van het autonoom gemeentebedrijf worden toegekend, binnen de limieten en overeenkomstig de toekenningsvoorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering.
Artikel 239. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 49. |
Inhoud
Het personeel van het autonoom gemeentebedrijf kan in statutair of contractueel verband worden aangesteld.
De overeenstemmende rechtspositieregeling en deontologische code van het gemeentepersoneel zijn van toepassing op het personeel van het autonoom gemeentebedrijf. Het autonoom gemeentebedrijf stelt de afwijkingen van die rechtspositieregeling vast, als het specifieke karakter van het autonoom gemeentebedrijf dat verantwoordt. Het gemeentebedrijf bepaalt de rechtspositieregeling van de betrekkingen die niet bestaan binnen de gemeente.
Behalve in geval van gemotiveerde afwijking kan geen enkel personeelslid van het autonoom gemeentebedrijf een jaarsalaris worden toegekend dat gelijk is aan of hoger is dan het jaarsalaris van de algemeen directeur van de overeenkomstige gemeente.
Artikel 185/1 is van toepassing bij de overdracht van personeel.
Artikel 240. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. Het autonoom gemeentebedrijf kan leningen aangaan en giften of toelagen ontvangen binnen de grenzen, vastgesteld in de statuten en de beheersovereenkomst.
§ 2. Het autonoom gemeentebedrijf kan gemachtigd worden om in eigen naam en voor eigen rekening over te gaan tot onteigeningen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van zijn doelstellingen.
§ 3. Het autonoom gemeentebedrijf beslist vrij, binnen de grenzen van zijn doel, over de verwerving, de aanwending en de vervreemding van zijn goederen, over de vestiging of opheffing van zakelijke rechten op die goederen, alsook over de uitvoering van dergelijke beslissingen en over de financiering ervan.
§ 4. Het autonoom gemeentebedrijf stelt de tarieven en de tariefstructuren voor de prestaties die het levert, vast binnen de grenzen van de grondregels voor de tarifering, bepaald in de beheersovereenkomst. De maximumtarieven of de formules voor de berekening ervan die niet in de beheersovereenkomst zijn geregeld, worden ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeenteraad.
§ 5. Het autonoom gemeentebedrijf kan andere rechtspersonen oprichten, erin deelnemen of zich erin laten vertegenwoordigen, als dat past in zijn opdrachten. De oprichting, deelname of vertegenwoordiging mag geen speculatieve oogmerken nastreven en gebeurt in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel, de regelgeving over de mededinging en de staatssteun en de voorwaarden, vermeld in de beheersovereenkomst. De beslissing tot oprichting, deelname of vertegenwoordiging toont aan dat aan de voormelde voorwaarden is voldaan.
De deelname is onderworpen aan de voorwaarde dat aan het autonoom gemeentebedrijf minstens een mandaat van bestuurder wordt toegekend.
Artikel 241. ( 14/08/2021 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 63. |
Inhoud
Artikel 221 tot en met 223 en de bepalingen van titel 4 zijn van toepassing op de autonome gemeentebedrijven, met uitzondering van artikel 249, § 3 en § 4, artikel 256, artikel 260, derde lid, artikel 262, § 1, tweede lid, artikel 264, tweede lid, en hoofdstuk 3 en 4, en met dien verstande dat de volgende woorden worden gelezen als volgt:
1° "de gemeente" als "het autonoom gemeentebedrijf";
2° "de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn" als "het autonoom gemeentebedrijf";
3° "elke gemeente en elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn" als "elk autonoom gemeentebedrijf";
4° "in elke gemeente en in elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn" als "in elk autonoom gemeentebedrijf";
5° "de gemeenteraad" , "de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn" en "de gemeenteraad of de raad voor maatschappelijk welzijn" als "de raad van bestuur";
6° "raadsleden" als "leden van de raad van bestuur";
7° "het college van burgemeester en schepenen" als "de raad van bestuur".
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden voor de toepassing van de bepalingen van het eerste lid op de autonome gemeentebedrijven.
Artikel 242. ( 14/08/2021 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 64. |
Inhoud
De boekhouding wordt gevoerd onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van de raad van bestuur.
De raad van bestuur stelt het meerjarenplan en de aanpassingen ervan vast en legt ze ter goedkeuring voor aan de gemeenteraad.
De raad van bestuur stemt telkens over het hele meerjarenplan en de aanpassingen ervan.
In afwijking van het derde lid kan elk lid van de raad van bestuur de afzonderlijke stemming eisen over een of meer onderdelen die hij aanwijst. In dat geval mag de raad van bestuur pas over het hele meerjarenplan en de aanpassingen ervan stemmen na de afzonderlijke stemming. Als die afzonderlijke stemming tot gevolg heeft dat het ontwerp van het meerjarenplan of de aanpassing ervan moet worden gewijzigd, wordt de stemming over het hele meerjarenplan verdaagd tot een volgende vergadering van de raad van bestuur.
De ramingen voor de exploitatie, de investeringen en de financiering in het eerste jaar van de financiële nota van het meerjarenplan omvatten ook de kredieten voor dat boekjaar.
Artikel 243. ( 14/08/2021 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 65. |
Inhoud
§ 1. De raad van bestuur spreekt zich uit over de vaststelling van de jaarrekening voor 30 juni van het boekjaar dat volgt op het boekjaar waarop de rekening betrekking heeft.
De raad van bestuur stemt telkens over de hele jaarrekening.
In afwijking van het tweede lid kan elk lid van de raad van bestuur de afzonderlijke stemming eisen over een of meer onderdelen die hij aanwijst. In dat geval mag de raad van bestuur pas over de hele jaarrekening stemmen na de afzonderlijke stemming. Als die afzonderlijke stemming tot gevolg heeft dat de jaarrekening moet worden gewijzigd, wordt de stemming over de hele jaarrekening verdaagd tot een volgende vergadering van de raad van bestuur.
§ 2. De gemeenteraad brengt advies uit bij de jaarrekening van het autonoom gemeentebedrijf, tenzij de gemeenteraad ervoor gekozen heeft om alle leden van de gemeenteraad te benoemen als lid van de raad van bestuur.
Als de gemeenteraad geen advies heeft verstuurd aan de toezichthoudende overheid binnen een termijn van vijftig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de jaarrekening door het gemeentebestuur, wordt de gemeenteraad geacht een gunstig advies te hebben uitgebracht.
§ 3. Als de toezichthoudende overheid geen besluit heeft verzonden over de goedkeuring van de jaarrekening binnen een termijn van honderdvijftig dagen, wordt ze geacht de jaarrekening goed te keuren. Die termijn gaat in op de dag nadat de gemeente de toezichthoudende overheid op de hoogte gebracht heeft van de bekendmaking van de jaarrekening van het autonoom gemeentebedrijf, met toepassing van artikel 286, § 1, en het autonoom gemeentebedrijf de digitale rapportering erover aan de Vlaamse Regering heeft bezorgd.
Artikel 244. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De gemeenteraad kan altijd beslissen om tot ontbinding en vereffening van een autonoom gemeentebedrijf over te gaan.
In de beslissing tot ontbinding wijst de gemeenteraad de vereffenaars aan. Alle andere organen vervallen op het ogenblik van de ontbinding.
§ 2. Het personeel in statutair dienstverband van het ontbonden autonoom gemeentebedrijf wordt overgenomen door de gemeente.
De gemeente waarborgt de rechten die het autonoom gemeentebedrijf op het ogenblik van ontbinding voor het overgenomen personeel had vastgesteld.
§ 3. De rechten en verplichtingen van het ontbonden autonoom gemeentebedrijf worden overgenomen door de gemeente.
§ 4. In afwijking van paragraaf 2 en 3 kan de gemeenteraad in het ontbindings-besluit de personeelsleden in statutair dienstverband, die daarmee moeten instemmen, en de rechten en verplichtingen aanwijzen die overgenomen worden door de overnemer of de overnemers van de activiteiten van het gemeentebedrijf.
Artikel 245. ( 14/08/2021 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 66. |
Inhoud
§ 1. De gemeente is gemachtigd om onder de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, een vennootschap, een vereniging of een stichting als vermeld in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen op te richten en te belasten met welbepaalde beleidsuitvoerende taken van gemeentelijk belang. Vanuit hun taak voor de beleidsuitvoering kunnen de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen in privaatrechtelijke vorm ook betrokken worden bij de beleidsvoorbereiding.
De gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen, vermeld in het eerste lid, worden opgericht in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel, de regelgeving over de mededinging en de staatssteun.
Naast de gemeente mogen in de oprichting van die gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting andere personen deelnemen, met uitzondering van andere gemeenten, gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen van andere gemeenten, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, provincies, provinciale extern verzelfstandigde agentschappen, de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest.
De gemeente is gemachtigd om onder dezelfde voorwaarden deel te nemen in een vennootschap of in een vereniging als vermeld in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
De openbare centra voor maatschappelijk welzijn mogen deelnemen in een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend. Ze hoeven in dat geval niet te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in deel 3, titel 4.
§ 2. De gemeenteraad beslist over de oprichting of de deelname, vermeld in paragraaf 1, op grond van een door het college van burgemeester en schepenen opgemaakt verslag. In dat verslag worden de voor- en de nadelen van externe verzelfstandiging in de gekozen vorm afgewogen en wordt aangetoond dat het beheer binnen de rechtspersoonlijkheid van de gemeente of in de vorm van een autonoom gemeentebedrijf niet de vereiste voordelen kan bieden.
§ 3. De beslissing tot oprichting of deelname en de statuten van de gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting worden samen met het verslag, vermeld in paragraaf 2, gepubliceerd op een webtoepassing van de gemeente.
Artikel 246. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. Ongeacht de grootte van de eventuele inbreng van de verschillende partijen, beschikt de gemeente altijd over een meerderheid van de stemmen in de algemene vergadering van de gemeentelijke vennootschap of vereniging en draagt de gemeente altijd een meerderheid voor van de leden van de raad van bestuur van de gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting. Die voordracht waarborgt elke fractie een vertegenwoordiging.
Ten hoogste twee derde van de door de gemeente voorgedragen leden van de raad van bestuur is van hetzelfde geslacht.
§ 2. De vertegenwoordigers van de gemeente in de algemene vergadering van de gemeentelijke vennootschap en vereniging worden door de gemeenteraad uit zijn leden gekozen.
De vertegenwoordigers van de gemeente in de algemene vergadering handelen overeenkomstig de instructies van de gemeenteraad.
§ 3. De gemeenteraad en de vertegenwoordigers van de gemeente in de algemene vergadering kunnen op elk moment beslissen om de aanwijzingen en de voordrachten te herroepen. De statuten van de gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting bepalen dat de betrokken vertegenwoordigers door die herroeping van rechtswege ontslagnemend zijn. Ze worden vervangen.
Alle aanwijzingen en voordrachten worden herroepen door de volledige vernieuwing van de gemeenteraad. De vertegenwoordigers blijven in functie totdat hun vervangers zijn aangewezen of benoemd.
§ 4. Als de gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting belast is met de verwezenlijking van welbepaalde beleidsuitvoerende taken van gemeentelijk belang die uitsluitend bevoegdheden van het district betreffen, kan de gemeenteraad bij de samenstelling van de organen rekening houden met de samenstelling van de districtsraad. In dat geval draagt de gemeenteraad, op advies van de districtsraad, districtsraadsleden voor als leden van de raad van bestuur waarbij de voordracht elke politieke fractie in de districtsraad een vertegenwoordiging garandeert, en wijst de gemeenteraad districtsraadsleden aan als vertegenwoordigers in de algemene vergadering.
De leden van de raad van bestuur die de gemeenteraad voordraagt, zijn van een verschillend geslacht.
De vertegenwoordigers in de algemene vergadering handelen overeenkomstig de instructies van de districtsraad.
Artikel 247. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 50. |
Inhoud
Tussen de gemeente en de gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting wordt een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor de uitvoering van de toevertrouwde taken van gemeentelijk belang. De samenwerkingsovereenkomst regelt de volgende aangelegenheden:
1° in voorkomend geval de aanwending van de aan het agentschap ter beschikking gestelde of overgedragen personeelsleden, middelen en infrastructuur;
2° binnen de perken en overeenkomstig de toekenningsvoorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, het presentiegeld en de andere vergoedingen die in het kader van de bestuurlijke werking van het agentschap worden toegekend;
3° de wijze waarop de gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting zal voorzien in een systeem van organisatiebeheersing;
4° de toekenning aan een of meer commissarissen van de controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening van de gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting. Die commissarissen zijn erkende bedrijfsrevisoren.
Behalve in geval van gemotiveerde afwijking kan aan geen enkel personeelslid van een gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting als vermeld in dit hoofdstuk, een jaarsalaris worden toegekend dat gelijk is aan of hoger is dan het jaarsalaris van de algemeen directeur van de overeenkomstige gemeente.
Artikel 185/1, §2, is van toepassing bij de overdracht van contractueel personeel.
Artikel 248. ( 15/05/2022 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Opgeheven bij | 25/02/2022 | Decreet tot wijziging van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens, het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het decreet van 3 mei 2019 houdende de havenkapiteinsdienst | 31. |
Inhoud
...
Artikel 249. ( 01/01/2020 - ... )
§ 1. De beleidsrapporten van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zijn het meerjarenplan, de aanpassingen van het meer-jarenplan en de jaarrekening.
De beleidsrapporten van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vormen een geïntegreerd geheel.
§ 2. Elk ontwerp van beleidsrapport wordt op zijn minst veertien dagen voor de vergadering waarop het wordt besproken aan ieder lid van de gemeenteraad of de raad voor maatschappelijk welzijn bezorgd.
Vanaf het ogenblik dat het ontwerp van het beleidsrapport bezorgd is aan de raadsleden, wordt aan hen ook de bijbehorende documentatie ter beschikking gesteld.
§ 3. De gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn stemmen over hun deel van elk beleidsrapport. Nadat de raden zo het beleidsrapport elk voor hun deel hebben vastgesteld, keurt de gemeenteraad het deel van het beleidsrapport zoals vastgesteld door de raad voor maatschappelijk welzijn goed. Door die goedkeuring wordt het beleidsrapport in zijn geheel geacht definitief vastgesteld te zijn.
De gemeenteraad kan het deel van het beleidsrapport zoals vastgesteld door de raad voor maatschappelijk welzijn niet goedkeuren als dat de financiële belangen van de gemeente bedreigt. In dat geval vervalt de eventuele vaststelling van het deel van het beleidsrapport zoals vastgesteld door de gemeenteraad.
§ 4. Elke raad stemt telkens over het geheel van zijn deel van het beleidsrapport. In afwijking daarvan kan elk raadslid de afzonderlijke stemming eisen over een of meer onderdelen die hij aanwijst. In dat geval mag de betrokken raad pas over het geheel van zijn deel van het beleidsrapport stemmen na de afzonderlijke stemming. Als deze afzonderlijke stemming tot gevolg heeft dat het ontwerp van beleidsrapport moet worden gewijzigd, wordt de stemming over het geheel verdaagd tot een volgende vergadering van de raad. Als de andere raad voordien zijn deel van het beleidsrapport al had vastgesteld, vervalt die vaststelling en stelt die raad het gewijzigde ontwerp van beleidsrapport vast op een volgende vergadering.
Artikel 250. ( 01/01/2019 - ... )
Onmiddellijk na de definitieve vaststelling van een beleidsrapport bezorgt de gemeente de gegevens over het vastgestelde beleidsrapport in digitale vorm aan de Vlaamse Regering.
Het vastgestelde beleidsrapport is pas uitvoerbaar als de digitale rapportering erover aan de Vlaamse Regering is bezorgd.
Als er nog geen jaarrekening is vastgesteld op 30 juni van het jaar dat volgt op het boekjaar in kwestie bezorgt de gemeente de gegevens over het ontwerp van jaarrekening in digitale vorm aan de Vlaamse Regering.
Artikel 251. ( 01/01/2020 - ... )
In de beleidsrapporten wordt een onderscheid gemaakt tussen de exploitatie, de investeringen en de financiering.
Artikel 252. ( 01/01/2019 - ... )
Het boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.
Artikel 253. ( 01/01/2020 - ... )
Elke gemeente en elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn voeren een algemene en een budgettaire boekhouding, aangepast aan de aard en de omvang van hun activiteiten.
Artikel 254. ( 01/01/2020 - ... )
Voor het einde van het jaar dat volgt op de gemeenteraadsverkiezingen wordt een meerjarenplan vastgesteld. Dat meerjarenplan bestaat uit een strategische nota, een financiële nota en een toelichting.
Het meerjarenplan start in het tweede jaar dat volgt op de gemeenteraadsverkiezingen en loopt af op het einde van het jaar na de daaropvolgende gemeenteraadsverkiezingen.
Artikel 255. ( 01/01/2020 - ... )
In de strategische nota van het meerjarenplan worden de beleidsdoelstellingen en de beleidsopties voor het extern en intern te voeren beleid geïntegreerd weergegeven.
In de financiële nota van het meerjarenplan wordt de financiële vertaling van de beleidsopties van de strategische nota weergegeven en wordt verduidelijkt hoe het financiële evenwicht wordt gehandhaafd.
De toelichting van het meerjarenplan bevat alle informatie over de verrichtingen in het ontwerp van meerjarenplan die relevant is voor de raadsleden om met kennis van zaken een beslissing te kunnen nemen.
Artikel 256. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 51. |
Inhoud
De ramingen voor de exploitatie, de investeringen en de financiering in het eerste jaar van de financiële nota van het meerjarenplan omvatten ook de kredieten voor de gemeente en de kredieten voor het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn voor dat boekjaar. Een krediet is het bedrag voor ontvangsten en uitgaven binnen één boekjaar, dat toegekend is in de financiële nota van het meerjarenplan of de aanpassing ervan.
Artikel 257. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 52 |
Inhoud
§ 1. Minstens een keer per jaar wordt het meerjarenplan aangepast, waarbij in elk geval de kredieten voor het volgende boekjaar worden vastgesteld. Als dat nodig is, kunnen daarbij ook de kredieten voor het lopende boekjaar worden aangepast. Daarnaast kan het meerjarenplan, als dat nodig is, ook worden aangepast om alleen de kredieten voor het lopende boekjaar aan te passen of vast te stellen.
Als voor 1 januari van het jaar dat volgt op de gemeenteraadsverkiezingen de kredieten voor dat boekjaar nog niet werden vastgesteld, worden, in afwijking van het eerste lid, op die datum de kredieten voor dat boekjaar automatisch vastgesteld op basis van de ramingen voor dat boekjaar in de financiële nota van het meerjarenplan.
Bij elke aanpassing van het meerjarenplan wordt het resultaat van de intussen vastgestelde jaarrekeningen verwerkt.
De periode van het meerjarenplan blijft altijd de periode, vermeld in artikel 254, tweede lid, maar de financiële nota beschrijft altijd de financiële consequenties voor ten minste drie toekomstige boekjaren.
§ 2. Een aanpassing van het meerjarenplan omvat minstens een aangepaste financiële nota, een toelichting en de eventuele wijzigingen van de strategische nota.
Artikel 258. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 53. |
Inhoud
Het college van burgemeester en schepenen bepaalt, voor 1 maart van het lopende boekjaar, welk gedeelte van de kredieten voor de gemeente voor investeringen, op te nemen leningen en leasings en toegestane leningen en betalingsuitstel, die voor het vorige boekjaar opgenomen waren in het meerjarenplan maar nog niet zijn aangewend, overgedragen worden naar het lopende boekjaar. Het vast bureau doet hetzelfde voor het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
De gemeente bezorgt de gegevens over de stand van het meerjarenplan na de overdrachten, vermeld in het eerste lid, onmiddellijk in digitale vorm aan de Vlaamse Regering.
Artikel 259. ( 01/01/2019 - ... )
Met behoud van de bevoegdheid van de toezichthoudende overheid tot vernietiging wegens schending van het recht of strijdigheid met het algemeen belang, met toepassing van artikel 330 tot en met 334, vernietigt de toezichthoudende overheid het meerjarenplan of de aanpassing ervan in de volgende gevallen:
1° aan de raadsleden is in het beleidsrapport niet alle noodzakelijke informatie ter beschikking gesteld om met kennis van zaken een beslissing te kunnen nemen, onder meer over de financiële risico's;
2° er wordt niet afdoende of alleen op basis van fictieve gegevens aangetoond dat het financiële evenwicht gevrijwaard blijft in de boekjaren waarop het meerjarenplan betrekking heeft;
3° het meerjarenplan dat aan de raadsleden is bezorgd, stemt niet overeen met de digitale rapportering die daarover aan de Vlaamse Regering is bezorgd met toepassing van artikel 250;
4° verwachte ontvangsten of uitgaven zijn ten onrechte, of ten onrechte niet, opgenomen in het meerjarenplan.
In afwijking van artikel 332 beschikt de toezichthoudende overheid over vijftig dagen om het meerjarenplan of de aanpassing ervan te vernietigen en om de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn daarvan op de hoogte te brengen. Die termijn gaat in op de dag nadat de gemeente zowel de toezichthoudende overheid op de hoogte heeft gebracht van de bekendmaking van het beleidsrapport, met toepassing van artikel 286, § 1, 3°, als de digitale rapportering erover aan de Vlaamse Regering heeft bezorgd met toepassing van artikel 250.
Artikel 260. ( 01/01/2019 - ... )
Nadat de rekeningen van de boekhouding, vermeld in artikel 253, in overeenstemming zijn gebracht met de gegevens van de inventaris van al de bezittingen, rechten, vorderingen, schulden en verplichtingen, van welke aard ook, van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, worden ze samengevat opgenomen in het ontwerp van de jaarrekening.
De jaarrekening bestaat uit een beleidsevaluatie, een financiële nota en een toelichting.
De jaarrekening wordt vastgesteld voor 30 juni van het boekjaar dat volgt op het boekjaar waarop de rekening betrekking heeft.
Artikel 261. ( 01/01/2021 - ... )
De beleidsevaluatie van de jaarrekening geeft het beleid weer dat de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn gedurende het boekjaar hebben gevoerd en evalueert de beleidsdoelstellingen en de mate waarin ze zijn bereikt.
De financiële nota van de jaarrekening geeft de financiële gevolgen van het gevoerde beleid weer.
De toelichting van de jaarrekening bevat alle informatie over de verrichtingen in het ontwerp van jaarrekening die relevant is voor de raadsleden om met kennis van zaken een beslissing te kunnen nemen. Ze bevat minstens informatie over de schulden en de financiële risico's.
Artikel 262. ( 13/06/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 03/05/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005, de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en het koninklijk besluit van 31 mei 1977 tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat | 8. |
Inhoud
§ 1. De toezichthoudende overheid keurt de jaarrekening goed op voorwaarde dat:
1° aan de raadsleden in het beleidsrapport alle noodzakelijke informatie ter beschikking is gesteld om met kennis van zaken een beslissing te nemen;
2° de jaarrekening juist en volledig is en een waar en getrouw beeld geeft van de financiële toestand van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
3° het beleidsrapport dat aan de raadsleden is bezorgd overeenstemt met de digitale rapportering die daarover aan de Vlaamse Regering is bezorgd met toepassing van artikel 250;
4° de algemene en de budgettaire boekhouding op elkaar aansluiten.
Als de toezichthoudende overheid geen besluit heeft verzonden naar de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn binnen een termijn van honderdvijftig dagen wordt ze geacht de jaarrekening goed te keuren. Die termijn gaat in op de dag nadat de gemeente zowel de toezichthoudende overheid op de hoogte heeft gebracht van de bekendmaking van de jaarrekening, met toepassing van artikel 286, § 1, 3°, als de digitale rapportering erover aan de Vlaamse Regering heeft bezorgd met toepassing van artikel 250.
§ 2. De toezichthoudende overheid kan bij de goedkeuring bepaalde verrichtingen als onregelmatig bestempelen en beslist dan over de aansprakelijkheid van de actoren die betrokken zijn bij die verrichtingen. Ze brengt de betrokkenen onmiddellijk op de hoogte van haar beslissing met een aangetekende brief of een andere melding die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 1.5 van het Burgerlijk Wetboek, en die een bewijs oplevert van die melding, van het tijdstip waarop ze is verricht en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens. In voorkomend geval wordt daarbij een verzoek gevoegd om het vastgestelde bedrag aan de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn te betalen. Een afschrift van de beslissing van de toezichthoudende overheid wordt bezorgd aan de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, al naargelang het geval.
Artikel 263. ( 01/01/2020 - ... )
De gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn bepalen wanneer hen een opvolgingsrapportering, met een stand van zaken van de uitvoering van het meerjarenplan, wordt voorgelegd.
Er wordt minstens voor het einde van het derde kwartaal een opvolgingsrapportering over het eerste semester van het boekjaar voorgelegd.
Artikel 264. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeente rapporteert aan de Vlaamse Regering over de verrichte transacties van elk kwartaal voor het einde van de maand die volgt op het kwartaal.
De rapportering, vermeld in het eerste lid, omvat zowel de transacties van de gemeente als die van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Artikel 265. ( 01/01/2019 - ... )
Een verbintenis mag alleen worden aangegaan als de financiële gevolgen ervan tijdens de periode van het meerjarenplan passen binnen de ramingen van het meerjarenplan en als de financiële gevolgen voor het lopende boekjaar passen binnen de limitatieve kredieten voor dat boekjaar in het meerjarenplan.
Als de gemeente nog niet over uitvoerbare kredieten beschikt voor het lopende boekjaar, is het aangaan of het wijzigen van verbintenissen onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring door de gemeenteraad. De gemeente kan dan alleen verbintenissen aangaan of wijzigen die behoren tot de exploitatie en die verband houden met de courante werking en de bestaande dienstverlening.
Iedereen die in strijd met het tweede lid verbintenissen heeft aangegaan, is daarvoor persoonlijk verantwoordelijk, behalve in de gevallen die door of krachtens dit decreet worden bepaald en met behoud van de eventuele medeverantwoordelijkheid van andere organen of personeelsleden.
Artikel 266. ( 01/01/2019 - ... )
Document relaties
Type | Datum | Opschrift |
---|---|---|
Zie ook | 30/03/2018 | over de beleids- en beheerscyclus van de lokale [en de provinciale] besturen |
Inhoud
De voorgenomen financiële verbintenissen die resulteren in een uitgaande nettokasstroom zijn onderworpen aan een voorafgaand visum, voordat enige verbintenis kan worden aangegaan.
De financieel directeur onderzoekt de wettigheid en regelmatigheid van die voorgenomen verbintenissen in het kader van zijn opdracht vermeld in artikel 177, eerste lid, 1°. Hij verleent zijn visum, als uit dat onderzoek de wettigheid en regelmatigheid van de voorgenomen verbintenis blijkt. Hij kan voorwaarden koppelen aan zijn visum. Als de financieel directeur weigert zijn visum te verlenen, of als hij er voorwaarden aan koppelt, motiveert hij dat.
De gemeenteraad bepaalt, na advies van de financieel directeur, de nadere voorwaarden waaronder de financieel directeur de controle, vermeld in het tweede lid, uitoefent. De gemeenteraad kan binnen de perken die vastgelegd zijn door de Vlaamse Regering, en na advies van de financieel directeur, bepaalde categorieën van verrichtingen uitsluiten van de visumverplichting.
Het organisatiebeheersingssysteem bepaalt de voorwaarden die gelden om advies te kunnen vragen aan de financieel directeur over de wettigheid en regelmatigheid van verrichtingen die van de visumverplichting zijn uitgesloten.
Artikel 267. ( 01/01/2019 - ... )
Als de financieel directeur weigert om een visum te verlenen aan een voorgenomen verbintenis, kan het college van burgemeester en schepenen op eigen verantwoordelijkheid viseren. In dat geval brengt het college van burgemeester en schepenen de gemotiveerde beslissing van de financieel directeur, samen met zijn eigen beslissing, ter kennis van de gemeenteraad.
De verbintenis kan pas worden aangegaan nadat de gemeenteraad heeft kunnen kennisnemen van die beslissing van het college van burgemeester en schepenen.
In afwijking van het eerste lid kan de gemeenteraad in de situatie, vermeld in artikel 265, tweede lid, viseren als de financieel directeur weigert om een visum te verlenen aan een voorgenomen verbintenis.
Artikel 268. ( 01/01/2019 - ... )
Met het behoud van de toepassing van artikel 265, eerste en tweede lid, kan de gemeente geen verbintenissen uitvoeren zonder dat er kredieten voor beschikbaar zijn.
Totdat de gemeente over uitvoerbare kredieten beschikt, kan ze alleen uitgaven doen overeenkomstig verbintenissen die zijn aangegaan voor het begin van het boekjaar en overeenkomstig nieuwe verbintenissen die behoren tot de exploitatie en die verband houden met de courante werking en de bestaande dienstverlening.
Artikel 269. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 54. |
Inhoud
De gemeenteraad kan zonder de nodige kredieten over de uitgaven beslissen die door dwingende en onvoorziene omstandigheden vereist zijn, op voorwaarde dat hij daarvoor een met redenen omkleed besluit neemt.
In dezelfde omstandigheden en als het geringste uitstel onbetwistbare schade zou veroorzaken, kan het college van burgemeester en schepenen op eigen verantwoordelijkheid over de uitgaven beslissen. Het college van burgemeester en schepenen brengt de gemeenteraad daarvan onmiddellijk op de hoogte.
In de gevallen, vermeld in het eerste en het tweede lid, worden de financiële gevolgen opgenomen in de eerstvolgende aanpassing van het meerjarenplan.
Artikel 270. ( 01/01/2019 - ... )
Als verschillende gemeenten betrokken zijn bij een uitgave die door of krachtens wettelijke of decretale bepalingen aan de gemeente is opgelegd, dragen ze allemaal daarin bij naar evenredigheid van het belang dat ze erbij kunnen hebben. In geval van weigering of van onenigheid over de verhouding van dat belang en van de te dragen lasten, beslist de toezichthoudende overheid over het aandeel van elke gemeente.
Artikel 271. ( 01/01/2019 - ... )
Als het college van burgemeester en schepenen, overeenkomstig artikel 304, § 6, het beheer van een bepaald budget voor de realisatie van een bepaalde actie of een bepaald project heeft toevertrouwd aan een wijkcomité of een burgerinitiatief, staat een personeelslid van de gemeente in voor de praktische uitvoering van dit beheer.
Artikel 272. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 55. |
Inhoud
§ 1. Alle girale betalingen worden ondertekend door de algemeen directeur en de financieel directeur. Met zijn handtekening bevestigt de algemeen directeur dat de uitgave wettig en regelmatig is.
Als het organisatiebeheersingssysteem daarvoor een regeling bevat, kunnen provisies ter beschikking gesteld worden van personeelsleden voor het betalen van geringe exploitatie-uitgaven die voor de goede werking van de dienst onmiddellijk moeten worden gedaan. Het eerste lid is niet van toepassing op de betalingen vanuit die provisies.
Betalingen in verband met het thesauriebeheer verricht de financieel directeur autonoom. Daaronder vallen ook de betalingen tussen de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient, maar niet de betalingen naar de provisies, vermeld in het tweede lid.
§ 2. Als de algemeen directeur of een personeelslid dat hij met betalingsverrichtingen belast heeft, weigert een betalingsopdracht aan een financiële instelling te ondertekenen, kan het college van burgemeester en schepenen op eigen verantwoordelijkheid bevelen de betaling uit te voeren. Een dergelijk bevel kan niet worden geweigerd.
In het geval, vermeld in het eerste lid, brengt het college van burgemeester en schepenen de gemeenteraad op de hoogte van dat betalingsbevel.
De betaling, vermeld in het eerste lid, kan pas worden uitgevoerd nadat de gemeenteraad heeft kunnen kennisnemen van de beslissing van het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 273. ( 01/01/2019 - ... )
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met uitzondering van artikel 271 en met dien verstande dat de hiernavolgende woorden worden gelezen als volgt:
1° "gemeente" als "openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn";
2° "gemeenteraad" als "raad voor maatschappelijk welzijn";
3° "college van burgemeester en schepenen" als "vast bureau".
Artikel 274. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeente zorgt er voor dat het openbare centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient steeds zijn financiële verplichtingen kan nakomen.
Artikel 275. ( 01/01/2019 - ... )
Document relaties
Type | Datum | Opschrift |
---|---|---|
Zie ook | 30/03/2018 | over de beleids- en beheerscyclus van de lokale [en de provinciale] besturen |
Inhoud
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorschriften voor de uitvoering van deze titel en de bijbehorende documenten, met inbegrip van de te hanteren modellen, de rekeningenstelsels en de inhoud en wijze van de digitale rapporteringen.
De Vlaamse Regering bepaalt welke kredieten limitatief zijn.
De Vlaamse Regering bepaalt de minimale vereisten waaraan de informaticasystemen moeten voldoen die door de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn worden gehanteerd bij de uitvoering van de bepalingen van deze titel.
Artikel 276. ( 01/01/2019 - ... )
Akten en documenten van de gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, het autonoom gemeentebedrijf en het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm mogen op elke informatiedrager geplaatst worden, als de gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, het autonoom gemeentebedrijf of het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm een duurzame bewaring en toegankelijkheid garandeert.
Voor de toepassing van dit decreet kan aan de vereiste van een handtekening voldaan worden door een elektronische procedure die de authenticiteit en de integriteit van de gegevens waarborgt. De Vlaamse Regering kan die elektronische procedure nader bepalen.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de wijze waarop gegevens, akten en documenten van de gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, het autonoom gemeentebedrijf en het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm opgemaakt, bewaard en gecommuniceerd worden.
Artikel 277. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De algemeen directeur woont de vergaderingen van de gemeenteraad bij en is verantwoordelijk voor het opstellen en het bewaren van de notulen en het zittingsverslag ervan.
De notulen en het zittingsverslag van de gemeenteraad worden, na goedkeuring, ondertekend door de voorzitter van de gemeenteraad en de algemeen directeur.
De bepalingen, vermeld in het eerste en tweede lid, zijn van toepassing op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met dien verstande dat "gemeenteraad" wordt gelezen als "raad voor maatschappelijk welzijn".
§ 2. De algemeen directeur woont de vergaderingen van het college van burgemeester en schepenen bij en is verantwoordelijk voor het opstellen en het bewaren van de notulen ervan.
De notulen van het college van burgemeester en schepenen worden, na goedkeuring, door de burgemeester en door de algemeen directeur ondertekend.
De bepalingen, vermeld in het eerste en tweede lid, zijn van toepassing op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met dien verstande dat "college van burgemeester en schepenen" wordt gelezen als "vast bureau", en "burgemeester" wordt gelezen als "voorzitter van het vast bureau".
§ 3. De algemeen directeur woont de vergaderingen van het bijzonder comité voor de sociale dienst bij en is verantwoordelijk voor het opstellen en het bewaren van de notulen ervan.
De algemeen directeur kan het bijwonen van de vergaderingen van het bijzonder comité voor de sociale dienst, het opstellen en het medeondertekenen van de notulen delegeren aan een personeelslid van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. Als dat is opgenomen in de beheersovereenkomst, vermeld in artikel 196, kan hij die bevoegdheid ook toevertrouwen aan een personeelslid van de gemeente.
De notulen van het bijzonder comité voor de sociale dienst worden, na goedkeuring, ondertekend door de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst en, naargelang het geval, door de algemeen directeur of door het personeelslid dat de algemeen directeur heeft aangewezen overeenkomstig het tweede lid.
Artikel 278. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De notulen van de vergaderingen van de gemeenteraad vermelden, in chronologische volgorde, alle besproken onderwerpen, alsook het gevolg dat is gegeven aan de punten waarover de gemeenteraad geen beslissing heeft genomen. Ze maken melding van alle beslissingen en het resultaat van de stemmingen. Behalve bij geheime stemming, vermelden de notulen hoe elk lid gestemd heeft. Van die laatste verplichting kan worden afgeweken voor beslissingen die genomen zijn met unanimiteit.
De zittingsverslagen van de vergaderingen van de gemeenteraad vermelden, in chronologische volgorde, alle besproken onderwerpen, de essentie van de tussenkomsten en van de mondeling en schriftelijk gestelde vragen en antwoorden. De gemeenteraad kan beslissen om het zittingsverslag te vervangen door een audio- of audiovisuele opname van de openbare zitting van de gemeenteraad.
Als de gemeenteraad een aangelegenheid overeenkomstig artikel 28 in besloten vergadering behandelt, vermelden de notulen alleen de beslissingen en wordt er geen zittingsverslag opgesteld.
De bepalingen, vermeld in het eerste tot en met het derde lid, zijn van toepassing op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met dien verstande dat "gemeenteraad" wordt gelezen als "raad voor maatschappelijk welzijn".
§ 2. De notulen van de vergaderingen van het college van burgemeester en schepenen vermelden de beslissingen van het college.
Als het college overeenkomstig artikel 267 op eigen verantwoordelijkheid een voorgenomen verbintenis viseert of overeenkomstig artikel 272 op eigen verantwoordelijkheid een bevel geeft tot betaling van een uitgave, wordt, op verzoek van een lid van het college, een verklaring over zijn stemgedrag in de notulen opgenomen.
De bepalingen, vermeld in het eerste en tweede lid, zijn van toepassing op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met dien verstande dat "college van burgemeester en schepenen" en "college" worden gelezen als "vast bureau".
§ 3. De notulen van de vergaderingen van het bijzonder comité voor de sociale dienst vermelden de beslissingen van het bijzonder comité voor de sociale dienst.
Artikel 279. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 56. |
Inhoud
§ 1. De reglementen, verordeningen, beslissingen en akten van de gemeenteraad, en alle andere stukken of briefwisseling die specifiek betrekking hebben op de gemeenteraad worden ondertekend door de voorzitter van de gemeenteraad en medeondertekend door de algemeen directeur.
De reglementen, beslissingen en akten van de raad voor maatschappelijk welzijn, en alle andere stukken of briefwisseling die specifiek betrekking hebben op de raad voor maatschappelijk welzijn, worden ondertekend door de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn en medeondertekend door de algemeen directeur.
§ 2. De reglementen, verordeningen, beslissingen en akten van de burgemeester en van het college van burgemeester en schepenen worden ondertekend door de burgemeester en medeondertekend door de algemeen directeur.
De reglementen, beslissingen en akten van het vast bureau worden ondertekend door de voorzitter van het vast bureau en medeondertekend door de algemeen directeur.
De beslissingen en akten van de voorzitter van het vast bureau worden door hem ondertekend en medeondertekend door de algemeen directeur.
§ 3. De beslissingen, de akten, de verslagen en de brieven van de financieel directeur en de maatschappelijk werker worden door hen ondertekend als ze specifiek betrekking hebben op de aan hen toevertrouwde taken.
De beslissingen, de akten en de briefwisseling van personeelsleden aan wie bevoegdheden zijn toevertrouwd, worden door die personeelsleden ondertekend.
De financieel directeur kan bij een authentieke akte over onroerende verrichtingen van de gemeente of van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, zijn bevoegdheid tot het ondertekenen van de akte, na het verlenen van kwijting, overdragen aan een medewerker van het notariskantoor, die hij aanwijst. De overdracht van die bevoegdheid gebeurt via een authentieke volmacht en beperkt zich tot de akte die in de volmacht wordt vermeld. De medewerker van het notariskantoor aan wie de opdracht is gegeven, vermeldt die opdracht bij zijn handtekening.
Het dwangbevel, uitgevaardigd voor de invordering van schuldvorderingen, wordt, met behoud van de ondertekeningsbevoegdheid inzake de uitvoerbaarverklaring ervan, ondertekend door de financieel directeur.
§ 4. De reglementen, de beslissingen en de briefwisseling van het bijzonder comité voor de sociale dienst worden ondertekend door de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst en medeondertekend door de algemeen directeur.
De beslissingen en akten van de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst worden door hem ondertekend en medeondertekend door de algemeen directeur.
§ 5. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1, eerste lid, en paragraaf 3 wordt de briefwisseling van de gemeente ondertekend door de burgemeester en medeondertekend door de algemeen directeur.
Met behoud van de toepassing van paragraaf 1, tweede lid, en paragraaf 3 en 4 wordt de briefwisseling van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ondertekend door de voorzitter van het vast bureau en medeondertekend door de algemeen directeur.
§ 6. De gemeenteraad bepaalt in het huishoudelijk reglement door wie en op welke wijze de andere stukken van de gemeente dan de stukken, vermeld in paragraaf 1 tot en met 5, worden ondertekend, en, als dat nodig wordt geacht, medeondertekend. Als de gemeenteraad die werkwijze niet vaststelt worden de stukken ondertekend door de burgemeester en medeondertekend door de algemeen directeur.
Het eerste lid is van toepassing op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met dien verstande dat "gemeenteraad" wordt gelezen als "raad voor maatschappelijk welzijn", "de gemeente" wordt gelezen als "het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn" en "burgemeester" wordt gelezen als "voorzitter van het vast bureau".
Artikel 280. ( 01/01/2019 - ... )
De burgemeester kan zijn bevoegdheid tot ondertekening opdragen aan een of meer leden van het college van burgemeester en schepenen, tenzij de bevoegdheid betrekking heeft op de ondertekening van de notulen, vermeld in artikel 277. Hij doet dat schriftelijk via een informatiedrager naar keuze. Die opdracht kan op elk moment worden herroepen.
De schepen aan wie de opdracht is gegeven, vermeldt die opdracht bij zijn handtekening.
De bepalingen, vermeld in het eerste en tweede lid, zijn van toepassing op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met dien verstande dat "burgemeester" wordt gelezen als "voorzitter van het vast bureau", "college van burgemeester en schepenen" wordt gelezen als "vast bureau", en "de schepen" wordt gelezen als "het lid van het vast bureau".
Artikel 281. ( 21/08/2021 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot aanpassing van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat de delegatie van de bevoegdheid voor het ondertekenen van authentieke akten over onroerende verrichtingen betreft | 2. |
Inhoud
De voorzitter van de gemeenteraad kan zijn bevoegdheid tot ondertekening opdragen aan een of meer leden van de gemeenteraad, tenzij die bevoegdheid betrekking heeft op de ondertekening van de notulen en het zittingsverslag, vermeld in artikel 277. Hij doet dat schriftelijk via een informatiedrager naar keuze. Die opdracht kan op elk moment worden herroepen.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid kan de voorzitter van de gemeenteraad voor de ondertekening van een authentieke akte over onroerende verrichtingen van de gemeente, zijn bevoegdheid tot ondertekenen opdragen aan een medewerker van het notariskantoor, die hij aanwijst. De overdracht van die bevoegdheid gebeurt via een authentieke volmacht en beperkt zich tot de akte die in de volmacht wordt vermeld.
Het gemeenteraadslid of de medewerker van het notariskantoor aan wie de opdracht is gegeven, vermeldt die opdracht bij zijn handtekening.
De bepalingen, vermeld in het eerste, tweede en derde lid, zijn van toepassing op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met dien verstande dat "gemeenteraad" wordt gelezen als "raad voor maatschappelijk welzijn", en "gemeenteraadslid" wordt gelezen als "lid van de raad voor maatschappelijk welzijn".
Artikel 282. ( 01/01/2019 - ... )
De voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst kan zijn bevoegdheid tot ondertekening opdragen aan een of meer leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst, tenzij die bevoegdheid betrekking heeft op de ondertekening van de notulen, vermeld in artikel 277. Hij doet dat schriftelijk via een informatiedrager naar keuze. Die opdracht kan op elk moment worden herroepen.
Het lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst aan wie de opdracht is gegeven, vermeldt die opdracht bij zijn handtekening.
Artikel 283. ( 21/08/2021 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot aanpassing van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat de delegatie van de bevoegdheid voor het ondertekenen van authentieke akten over onroerende verrichtingen betreft | 3. |
Inhoud
De algemeen directeur kan zijn bevoegdheid tot ondertekening of mede-ondertekening opdragen aan een of meer personeelsleden van de gemeente, tenzij die bevoegdheid betrekking heeft op de ondertekening van de notulen en het zittingsverslag van de gemeenteraad en van de notulen van het college van burgemeester en schepenen. Hij doet dat schriftelijk via een informatiedrager naar keuze. Die opdracht kan op elk moment worden herroepen. Als dat is opgenomen in de beheersovereenkomst, vermeld in artikel 196, kan hij die bevoegdheid ook toevertrouwen aan een of meer personeelsleden van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid kan de algemeen directeur voor de ondertekening van een authentieke akte over onroerende verrichtingen van de gemeente, zijn bevoegdheid tot ondertekenen of medeondertekenen overdragen aan een medewerker van het notariskantoor, die hij aanwijst. De overdracht van die bevoegdheid gebeurt via een authentieke volmacht en beperkt zich tot de akte die in de volmacht wordt vermeld.
De personeelsleden of de medewerker van het notariskantoor aan wie de opdracht tot ondertekening of medeondertekening is gegeven, vermelden die opdracht bij hun handtekening.
De bepalingen, vermeld in het eerste, tweede en derde lid, zijn van toepassing op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met dien verstande dat "de gemeente" wordt gelezen als "het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn", "gemeenteraad" wordt gelezen als "raad voor maatschappelijk welzijn", "college van burgemeester en schepenen" wordt gelezen als "vast bureau", en "openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn" wordt gelezen als "gemeente".
Artikel 284. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De algemeen directeur vermeldt de intrekking van een besluit, de vernietiging of de niet-goedkeuring van een besluit door een toezichthoudende overheid in de notulen van de gemeenteraad of van het college van burgemeester en schepenen.
De algemeen directeur brengt de gemeenteraad of het college van burgemeester en schepenen daarvan op de hoogte op de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad of het college van burgemeester en schepenen.
§ 2. De algemeen directeur vermeldt de intrekking van een besluit, de vernietiging of de niet-goedkeuring van een besluit door een toezichthoudende overheid in de notulen van de raad voor maatschappelijk welzijn, van het vast bureau of van het bijzonder comité voor de sociale dienst.
De algemeen directeur brengt de raad voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau of het bijzonder comité voor de sociale dienst daarvan op de hoogte op de eerstvolgende vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau of het bijzonder comité voor de sociale dienst.
Artikel 285. ( 14/08/2021 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 07/12/2018 | Decreet Bestuursdecreet | IV.267. |
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 67. |
Inhoud
§ 1. De burgemeester maakt via de webtoepassing van de gemeente een lijst bekend met de besluiten van:
1° de gemeenteraad;
2° de raden van bestuur van de autonome gemeentebedrijven;
3° het college van burgemeester en schepenen;
4° de burgemeester.
§ 2. De voorzitter van het vast bureau maakt via de webtoepassing van de gemeente een lijst bekend met de besluiten van:
1° de raad voor maatschappelijk welzijn;
2° de algemene vergadering en de raad van bestuur van de welzijnsvereniging en van de autonome verzorgingsinstelling waarvan de maatschappelijke zetel zich in de gemeente bevindt;
3° het vast bureau;
4° de voorzitter van het vast bureau.
De besluiten van het bijzonder comité voor de sociale dienst worden niet bekendgemaakt.
§ 3. De lijsten, vermeld in paragraaf 1 en 2, bevatten een beknopte omschrijving van de aangelegenheden die geregeld zijn in de besluiten. Er wordt geen informatie verspreid die valt onder de uitzonderingen, vermeld in titel II, hoofdstuk 3, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.
Artikel 286. ( 01/01/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 16/07/2021 | Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie | 68. |
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 57. |
Gewijzigd bij | 03/02/2023 | Decreet over regiovorming en tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur (citeeropschrift: "het Regiodecreet van 3 februari 2023"). | 10. |
Inhoud
§ 1. De burgemeester maakt de volgende besluiten en de inhoud ervan bekend via de webtoepassing van de gemeente:
1° de reglementen en de verordeningen van de gemeenteraad, van het college van burgemeester en schepenen en van de burgemeester;
2° de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel en de wijzigingen ervan;
3° de beleidsrapporten van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en de beleidsrapporten van de autonome gemeentebedrijven;
4° de besluiten van de gemeenteraad over de beleidsrapporten van de autonome gemeentebedrijven;
5° de oprichtingsakte van de autonome gemeentebedrijven;
6° de statuten en de wijzigingen ervan van de autonome gemeentebedrijven;
7° de oprichtingsakte van de extern verzelfstandige agentschappen in privaatrechtelijke vorm;
8° de statuten van de extern verzelfstandige agentschappen in privaatrechtelijke vorm;
9° de oprichtingsakte van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid;
10° de statuten van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid en de wijzigingen aan die statuten;
11° het besluit van de gemeenteraad tot oprichting van districten;
12° de jaarrekeningen van de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen in privaatrechtelijke vorm;
13° de besluiten van de raad van bestuur van de autonome gemeentebedrijven en de inhoud ervan, waarbij wordt afgeweken van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel;
14° de besluiten over retributies van de raad van bestuur van de autonome gemeentebedrijven en de inhoud ervan.
§ 2. De voorzitter van het vast bureau maakt de volgende besluiten en de inhoud ervan bekend via de webtoepassing van de gemeente:
1° de reglementen van de raad voor maatschappelijk welzijn en van het vast bureau;
2° de afwijkingen van de rechtspositieregeling van het personeel overeenkomstig artikel 186, § 2, en de wijzigingen ervan;
3° de oprichtingsakte van de verenigingen en vennootschappen voor maatschappelijk welzijn die het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn heeft opgericht of mede opgericht;
4° de statuten van de verenigingen en vennootschappen voor maatschappelijk welzijn waarvan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn deelgenoot is en de wijzigingen aan die statuten;
5° de beleidsrapporten van de welzijnsverenigingen waarvan de maatschappelijke zetel zich in de gemeente bevindt;
6° de besluiten, en de inhoud ervan, van de welzijnsvereniging, waarbij wordt afgeweken van de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel, voor wat de welzijnsverenigingen betreft waarvan de maatschappelijke zetel zich in de gemeente bevindt.
§ 3. Met behoud van de bepalingen van dit decreet, kan de Vlaamse Regering bepalen welke andere besluiten en andere stukken moeten worden bekendgemaakt, en voor alle besluiten en stukken, vermeld in dit artikel, hoe lang ze minimaal via de webtoepassing van de gemeente raadpleegbaar moeten blijven.
Artikel 287. ( 01/01/2019 - ... )
De bekendmaking van de lijst van de besluiten, vermeld in artikel 285, en van de besluiten, vermeld in artikel 286, gebeurt binnen tien dagen nadat ze genomen zijn, met vermelding van de datum waarop ze via de webtoepassing worden bekendgemaakt.
Voor de besluiten, vermeld in artikel 286, § 1, 1° en 2°, en 286, § 2, 1° en 2°, bevat de bekendmaking ook de datum waarop ze zijn aangenomen.
De webtoepassing van de gemeente vermeldt de wijze waarop het publiek inzage kan krijgen in de besluiten die op de lijst zijn vermeld, en vermeldt ook de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de toezichthoudende overheid, vermeld in artikel 326. Als de toezichthoudende overheid een besluit heeft vernietigd, wordt ook van die vernietiging melding gemaakt.
Artikel 288. ( 01/01/2019 - ... )
De reglementen en verordeningen, vermeld in artikel 286, § 1, 1° en 2°, en de reglementen, vermeld in artikel 286, § 2, 1° en 2°, treden in werking op de vijfde dag na de bekendmaking ervan, tenzij het anders bepaald is.
De bekendmaking en de datum van bekendmaking van de reglementen en de verordeningen, vermeld in het eerste lid, moeten blijken uit de aantekening in een register, dat bijgehouden wordt op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering.
Artikel 289. ( 01/01/2019 - ... )
Tenzij de wet, dit decreet of een ander decreet de vorm van mededeling of kennisgeving oplegt, kan het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad bepalen op welke wijze stukken aan de betrokkene worden meegedeeld of ter kennis gebracht. Als het huishoudelijk reglement niets bepaalt, worden de stukken van de gemeente met een gewone brief meegedeeld of ter kennis gebracht.
Het eerste lid is van toepassing op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met dien verstande dat "gemeenteraad" wordt gelezen als "raad voor maatschappelijk welzijn" en "de gemeente" wordt gelezen als "het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn".
Artikel 290. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 58. |
Inhoud
Alle briefwisseling aan de gemeente wordt geacht te zijn gericht aan het college van burgemeester en schepenen. Behalve bij andersluidende beslissing van de gemeenteraad wordt de briefwisseling verstuurd naar het gemeentehuis. Alle ingaande en uitgaande briefwisseling, van welke aard ook, wordt geregistreerd.
Het eerste lid is van toepassing op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met dien verstande dat "de gemeente" wordt gelezen als "het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn", "college van burgemeester en schepenen" wordt gelezen als "vast bureau", “gemeenteraad” wordt gelezen als “raad voor maatschappelijk welzijn” en "het gemeentehuis" wordt gelezen als "de zetel van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn".
Artikel 291. ( 01/01/2019 - ... )
Voor de toepassing van dit decreet wordt de termijn berekend vanaf de dag na de dag van de akte of de gebeurtenis die de termijn doet ingaan, en omvat de termijn alle dagen, ook de zaterdag, de zondag en de wettelijke of decretale feestdagen. De vervaldag is in de termijn begrepen. Als die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke of decretale feestdag is, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.
Bij gebrek aan een akte of gebeurtenis die de termijn doet ingaan, wordt de termijn berekend door terug te tellen vanaf de gebeurtenis die de termijn doet eindigen. In dat geval wordt de dag van de gebeurtenis die de termijn doet eindigen niet in de termijn begrepen. De dag van verzending is niet in de termijn begrepen.
Artikel 292. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeente en de autonome gemeentebedrijven kunnen, op voorwaarde van bijzondere en omstandige motivering, zakelijke rechten vestigen op openbaardomeingoederen als die rechten niet kennelijk onverenigbaar zijn met de bestemming van die goederen.
Het eerste lid is van toepassing op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met dien verstande dat "de gemeente" wordt gelezen als "het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn" en "de autonome gemeentebedrijven" wordt gelezen als "de verenigingen opgericht overeenkomstig deel 3, titel 4, hoofdstuk 2 en 3".
Artikel 293. ( 01/01/2019 - ... )
Document relaties
Type | Datum | Opschrift |
---|---|---|
Zie ook | 03/05/2019 | KB/ABB 2019/3 over de transacties van onroerende goederen door lokale en provinciale besturen en door besturen van de erkende erediensten |
Inhoud
Onroerende goederen van de gemeente en van de autonome gemeentebedrijven worden altijd vervreemd volgens de principes van mededinging en transparantie, behalve als er een motivering wordt gegeven voor een afwijking daarvan.
Het eerste lid is van toepassing op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met dien verstande dat "de gemeente" wordt gelezen als "het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn" en "de autonome gemeentebedrijven" wordt gelezen als "de verenigingen opgericht overeenkomstig deel 3, titel 4, hoofdstuk 2 en 3".
Artikel 294. ( 01/01/2019 - ... )
De openbare centra voor maatschappelijk welzijn kunnen beslissen het beheer van hun onroerende goederen toe te vertrouwen aan de gemeente waar het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn is gevestigd, of aan een autonoom gemeentebedrijf van die gemeente, dat ook het privé- en het openbaar domein van de gemeente beheert.
Artikel 295. ( 01/01/2019 - ... )
Document relaties
Type | Datum | Opschrift |
---|---|---|
Zie ook | 06/12/2019 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N115 tussen kmp. 17,80 en kmp. 18,85 op het grondgebied van de gemeente Brecht |
Zie ook | 24/01/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N133 Nieuwmoersesteenweg tussen kmp. 0,0 en kmp. 0,1 op het grondgebied van de gemeente Essen |
Zie ook | 21/02/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N148 tussen kilometerpunt 10,603 en kilometerpunt 12,909 op het grondgebied van de gemeente Niel |
Zie ook | 06/03/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N382a-Varentstraat tussen kilometerpunt 0,000 en 1,409 op het grondgebied van de gemeente Anzegem |
Zie ook | 06/03/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg Kruishoutemseweg over een lengte van 305 meter op het grondgebied van de stad Waregem |
Zie ook | 03/04/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van weggedeelten van de gewestwegen Vanneputstraat, Sint-Elooiswinkelstraat, Meerlaanstraat, Heerweg, Warandestraat en Ter Poperenweg op het grondgebied van de gemeente Wevelgem |
Zie ook | 10/04/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N148 tussen kilometerpunt 5,842 en kilometerpunt 8,903 op het grondgebied van de gemeente Hemiksem |
Zie ook | 10/04/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewest- weg R11 Krijgsbaan tussen kilometerpunt 12,9 en kilometerpunt 13,8 op het grondgebied van de stad Antwerpen |
Zie ook | 24/04/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van weggedeelten van de gewestwegen Gaverstraat, Pannenstraat en 13e Liniestraat op grondgebied van de gemeente Wielsbeke |
Zie ook | 30/04/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg R35-Westerlaan-Zuiderlaan tussen kilometerpunt 3,936 en 4,520 op het grondgebied van de stad Waregem |
Zie ook | 03/07/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N14 Liersesteenweg tussen kilometerpunt 0.588 en 2.940 op het grondgebied van de stad Mechelen |
Zie ook | 03/07/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de weggedeelten van de gewestweg N34-Abraham Hansplein tussen kilometerpunt 0,153 en 0,267 en tussen kilometerpunt 0,158 en 0,266 op het grondgebied van de gemeente Knokke-Heist |
Zie ook | 03/07/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N1 tussen kmp. 43,61 en kmp. 44,60 en de gewestweg N180 tussen kmp. 0,00 en kmp. 0,33 op het grondgebied van de stad Antwerpen |
Zie ook | 03/07/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N16 tussen kmp. 21,78 en kmp. 22,40 op het grondgebied van de gemeente Bornem |
Zie ook | 10/07/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N8-Maarschalk Frenchlaan tussen kilometerpunt 115,297 en 115,530 op het grondgebied van de stad Ieper |
Zie ook | 10/07/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestwegen N1 tussen kmp. 40,35 en 40,73, de N113 tussen kmp. 0,00 en 1,49, de N184 tussen kmp. 0,00 en 0,12 en de R10 tussen kmp. 9,68 en 9,93 op het grondgebied van de stad Antwerpen |
Zie ook | 17/07/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de zijstraat van de gewestweg N454 tussen kilometerpunt 18,300 en 18,500 op het grondgebied van de gemeente Zwalm |
Zie ook | 17/07/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N177a Lange Lei tussen kmp. 12,40 en kmp. 12,58 op het grondgebied van de gemeente Boom |
Zie ook | 24/09/2020 | houdende indeling bij de gewestwegen van het weggedeelte van N796 Dellestraat en A013162 tussen de kilometerpunten 0,000 en 0,420 en 1,130 en 1,828 op het grondgebied van Lummen |
Zie ook | 13/11/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van het weggedeelte van de gewestweg N32 tussen kilometerpunten 30,795 en 33,673 op het grondgebied van de stad Roeselare |
Zie ook | 13/11/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N499 tussen kilometerpunt 2.558 en 6.072 op het grondgebied van de gemeente Maldegem |
Zie ook | 13/11/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N744a Duinenlaan tussen kilometerpunt 0,000 en 0,353 op het grondgebied van de stad Genk |
Zie ook | 20/11/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van weggedeelten van gewestwegen op het grondgebied van de gemeente Knokke-Heist |
Zie ook | 20/11/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegebied van de gewestweg N148 tussen kilometerpunt 8,903 en 10,603 op het grondgebied van de gemeente Schelle |
Zie ook | 27/11/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van een weggedeelte van de Koninginnelaan op het grondgebied van de stad Gent |
Zie ook | 04/12/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van een weggedeelte van de gewestweg Vlaamsekaai op het grondgebied van de stad Gent |
Zie ook | 04/12/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van het weggedeelte van de gewestweg N456G tussen kilometerpunt 0,000 en 0,146 op het grondgebied van de stad Gent |
Zie ook | 11/12/2020 | houdende indeling bij de gemeentewegen van het weggedeelte van de gewestweg N70 tussen kilometerpunt 30,313 en 32,475 op het grondgebied van de stad Sint-Niklaas |
Zie ook | 18/06/2021 | houdende indeling bij de gemeentewegen van het weggedeelte van de gewestweg N69 Romeinse Kassei tussen kilometerpunt 0,000 en 0,454 op het grondgebied van de stad Tongeren |
Zie ook | 18/06/2021 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N343-Muizelstraat tussen kilometerpunt 2,120 en 2,495, inclusief rotonde, op het grondgebied van de gemeente Wevelgem |
Zie ook | 18/06/2021 | houdende indeling bij de gemeentewegen van het weggedeelte genaamd Kriekerij, zijweg van de gewestweg N70 tussen kilometerpunt 20.220 en 20.580 op het grondgebied van de stad Lokeren |
Zie ook | 18/06/2021 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de weggedeelten van de gewestwegen N333-Grote Markt (tussen kilometerpunt 7,360 en 7,498), N321-Veurnestraat (tussen kilometerpunt 0,000 en 0,132) en N308-Vlamingstraat (tussen kilometerpunt 10,800 en 11,053) op het grondgebied van de stad Poperinge |
Zie ook | 25/06/2021 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N614a Koninksemsteenweg en Koninksemstraat tussen kilometerpunt 0,000 en 2,978 op het grondgebied van de stad Tongeren |
Zie ook | 25/06/2021 | houdende indeling bij de gemeentewegen van een deel van de Oude Sabsweg en Oude Heernisstraat langs de A11, 1.253 meter, op het grondgebied van de stad Damme |
Zie ook | 22/10/2021 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N116a Herentalsebaan tussen kilometerpunt 0,0 en 1,725 op het grondgebied van de stad Antwerpen |
Zie ook | 29/10/2021 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N114 Kloosterstraat tussen kilometerpunt 1,75 en 2,525 op het grondgebied van de stad Antwerpen |
Zie ook | 13/11/2021 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N16a Battelsesteenweg tussen kilometerpunt 0.567 en 2.565 op het grondgebied van de stad Mechelen |
Zie ook | 13/11/2021 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N12 Carnotstraat tussen kilometerpunt 0,4 en 0,91 op het grondgebied van de stad Antwerpen |
Zie ook | 13/11/2021 | houdende indeling bij de gemeentewegen van wegen met een lokaal karakter nabij de E19 op het grondgebied van de stad Mechelen |
Zie ook | 13/11/2021 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N16d Battelsesteenweg tussen kilometerpunt 0.0 en 0.2 op het grondgebied van de stad Mechelen |
Zie ook | 19/11/2021 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N129a Frans de l'Arbrelaan tussen kilometerpunt 0,1 en 0,35 op het grondgebied van de stad Antwerpen |
Zie ook | 19/11/2021 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N1, N1a, N1b en N227a op het grondgebied van de stad Mechelen |
Zie ook | 18/02/2022 | houdende indeling bij de gemeentewegen van (weggedeelten van) de gewestweg N270 tussen kilometerpunt 0k000 en kilometerpunt 3k036 op het grondgebied van de gemeente Zemst |
Zie ook | 25/03/2022 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N784 Heersestraat, Middelheersestraat en Opheersstraat N784 (deel) van N3 Steenweg tot Kapelstraat tussen kilometerpunt 7,280 en 9,256 op het grondgebied van de gemeente Heers |
Zie ook | 02/09/2022 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg N221 tussen kilometerpunt 1.736 en 3.200 op het grondgebied van de stad Tienen |
Zie ook | 12/05/2023 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestweg Beverhoek op het grondgebied van de stad Harelbeke |
Zie ook | 15/11/2023 | houdende indeling bij de gemeentewegen van het weggedeelte van de gewestweg N34 Elizabetlaan tussen kilometerpunt 0,266 en 0,895 op het grondgebied van de gemeente Knokke-Heist |
Zie ook | 08/12/2023 | tot indeling bij de gemeentewegen van de Industrieweg, ventweg van de gewestweg N73 tussen kilometerpunt 25.500 en 26.540 op het grondgebied van de stad Peer |
Zie ook | 19/12/2023 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de Posthoornstraat op het grondgebied van de stad Lier |
Zie ook | 01/03/2024 | houdende indeling bij de gemeentewegen van het weggedeelte van de gewestweg N719 Koolmijnlaan tussen kilometerpunt 4.236 en 5.520 op het grondgebied van de gemeente Heusden-Zolder |
Zie ook | 15/04/2024 | houdende indeling bij de gemeentewegen van het weggedeelte van de gewestweg N712, gelegen langs de N712 Ringlaan tussen kilometerpunt 18.600 en 18.850, op het grondgebied van de gemeente Pelt |
Zie ook | 06/12/2024 | houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestwegen N8 Kortrijkstraat, Grote Markt, Ieperstraat (tussen kilometerpunt 97,250 en 98,470) en N8f Yves Serruysstraat (tussen kilometerpunt 0,000 en 0,123) op het grondgebied van de stad Menen |
Inhoud
De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de gemeenteraad in kwestie, welke wegen op het grondgebied van die gemeente als gewestwegen beschouwd worden.
Als bestaande wegen of weggedeelten niet langer beschouwd worden als gewestwegen, worden ze beschouwd als gemeentewegen, op voorwaarde dat de gemeenteraad daarmee instemt. Die overdracht heeft de toekenning om niet van de eigendom van die wegen tot gevolg. Bij de eigendomsoverdracht moeten die wegen zich in goede staat van onderhoud bevinden.
Artikel 296. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeente en de gemeentelijke verzelfstandigde agentschappen, vermeld in deel 2, titel 3, kunnen landmeters-experten aanstellen om schattingsverslagen op te stellen in het kader van de onroerende verrichtingen die door hen worden gesteld.
Het eerste lid is van toepassing op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met dien verstande dat "de gemeente" wordt gelezen als "het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn" en "de gemeentelijke verzelfstandigde agentschappen, vermeld in deel 2, titel 3" wordt gelezen als "de verenigingen voor maatschappelijk welzijn, vermeld in deel 3, titel 4, hoofdstuk 2 en 3".
In het eerste en tweede lid wordt verstaan onder:
1° landmeter-expert: de landmeter-expert, ingeschreven op het tableau van de beoefenaars van het beroep, vermeld in de wet van 11 mei 2003 tot bescherming van de titel en van het beroep van landmeter-expert en op wie het koninklijk besluit van 15 december 2005 tot vaststelling van de voorschriften inzake de plichtenleer van de landmeter-expert van toepassing is;
2° schattingsverslag: het verslag waarbij de waarde van het onroerend goed wordt bepaald aan de hand van vooraf vastgelegde objectieve regels zoals vergelijkingspunten uit de omgeving.
Artikel 297. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. Het college van burgemeester en schepenen vertegenwoordigt de gemeente in gerechtelijke en buitengerechtelijke gevallen en beslist om op te treden in rechte namens de gemeente.
De gemeenteraad kan beslissen om de bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, in de plaats van het college uit te oefenen. Als een lid van het college zich bevindt in een situatie als vermeld in artikel 27, § 1, eerste lid, 1°, oefent de gemeenteraad de bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, uit.
§ 2. Het vast bureau vertegenwoordigt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in gerechtelijke en buitengerechtelijke gevallen en beslist om op te treden in rechte namens het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
De raad voor maatschappelijk welzijn kan beslissen om de bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, in de plaats van het vast bureau uit te oefenen. Wanneer een lid van het vast bureau zich bevindt in een situatie als vermeld in artikel 27, § 1, eerste lid, 1°, juncto 74, oefent de raad voor maatschappelijk welzijn de bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, uit.
Artikel 298. ( 01/01/2019 - ... )
Het college of, in voorkomend geval, de gemeenteraad kan hetzij een lid van het college, hetzij een personeelslid, hetzij een advocaat aanwijzen om namens de gemeente te verschijnen in rechte.
Het vast bureau of, in voorkomend geval de raad voor maatschappelijk welzijn kan hetzij een lid van het vast bureau, hetzij een personeelslid, hetzij een personeelslid van een samenwerkingsverband van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of van openbare centra voor maatschappelijk welzijn, hetzij een personeelslid van een ander openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn op basis van een samenwerking van openbare centra voor maatschappelijk welzijn, hetzij een advocaat aanwijzen om namens het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn te verschijnen in rechte, alsook het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn te vertegenwoordigen in dossiers collectieve schuldenregeling.
Artikel 299. ( 01/01/2019 - ... )
In afwijking van artikel 297, § 2, worden de rechtsgedingen als eiser voor de terugvordering van de kosten voor verleende hulp, overeenkomstig de beslissing van het vast bureau of, in voorkomend geval, de raad voor maatschappelijk welzijn in naam van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn gevoerd op vervolging en benaarstiging van de financieel directeur.
Artikel 300. ( 01/01/2019 - ... )
In geval van verhindering of afwezigheid van de financieel directeur worden de handelingen, vermeld in artikel 299, verricht door het personeelslid of door een personeelslid van een samenwerkingsverband van openbare centra voor maatschappelijk welzijn dat de voormelde financieel directeur onder zijn aansprakelijkheid heeft aangewezen, of door de waarnemend financieel directeur. Bij gebrek daaraan of in geval van een belangenvermenging van de financieel directeur wordt een personeelslid afgevaardigd door het vast bureau of, in voorkomend geval, de raad voor maatschappelijk welzijn.
Artikel 301. ( 13/06/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Vervangen bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 59. |
Gewijzigd bij | 03/05/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005, de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en het koninklijk besluit van 31 mei 1977 tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat | 9. |
Inhoud
In dit artikel wordt verstaan onder algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG.
Een door de Vlaamse Regering aan te wijzen entiteit van de Vlaamse overheid houdt een databank bij met gegevens over:
1° de aangestelde en waarnemend algemeen directeur van de gemeente;
2° de aangestelde en waarnemend financieel directeur van de gemeente;
3° de leidend ambtenaar van het autonoom gemeentebedrijf;
4° de personeelsleden die namens de gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en het autonoom gemeentebedrijf verantwoordelijk zijn voor de digitale communicatie met de Vlaamse overheid.
De aldus aangewezen entiteit is met betrekking tot de gegevens, vermeld in het tweede lid, verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.
De verwerking, vermeld in het tweede lid, heeft als doel burgers, ondernemingen, organisaties en overheidsinstellingen in staat te stellen te verifiëren dat ontvangen data betrouwbaar en authentiek zijn en uitgaan van een daartoe gemachtigd persoon.
De verwerking, vermeld in het tweede lid, is gebaseerd op artikel 6, eerste lid,
c) en e), van de algemene verordening gegevensbescherming.
De databank bevat de volgende gegevens van de betrokkenen, vermeld in het tweede lid: de voornaam, de achternaam, het rijksregisternummer, contact- gegevens en de begin- en einddatum van de aanstelling. Die gegevens worden ter beschikking gesteld door de gemeente en het autonoom gemeentebedrijf. De databank houdt het historische overzicht van die gegevens bij.
De gegevens, vermeld in het zesde lid, van de betrokkenen, vermeld in het tweede lid, die in functie zijn, worden, met uitzondering van het rijksregisternummer, door de entiteit die door de Vlaamse Regering overeenkomstig het tweede lid is aangewezen, publiek toegankelijk gemaakt.
De gegevens, vermeld in het zesde lid, kunnen worden meegedeeld aan de instanties, vermeld in artikel I.3, 1° tot en met 9°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, voor zover die mededeling past in het kader van een wettelijk vastgelegde plicht of opdracht van algemeen belang van de ontvangende instantie en de mededeling noodzakelijk is om die wettelijk vastgelegde plicht of opdracht te vervullen. Als de mededeling aan die voorwaarden voldoet, wordt het doeleinde van de mededeling als verenigbaar beschouwd met het doeleinde van de oorspronkelijke verwerking, vermeld in het vierde lid.
De ontvangende instantie, vermeld in het achtste lid, is met betrekking tot latere verwerkingen van de gegevens, vermeld in het zesde lid, de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.
De gegevens, vermeld in het zesde lid, worden bewaard overeenkomstig de regeling die geldt met toepassing van artikel III.87 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.
De Vlaamse Regering regelt de nadere uitvoering van dit artikel.
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Ingevoegd bij | 03/05/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005, de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en het koninklijk besluit van 31 mei 1977 tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat | 10. |
Artikel 301/1. ( 13/06/2024 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Ingevoegd bij | 03/05/2024 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005, de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en het koninklijk besluit van 31 mei 1977 tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat | 11. |
Inhoud
In dit artikel wordt verstaan onder:
1° algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679
van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG;
2° subsidiebegunstigde: de rechtspersoon of feitelijke vereniging die een subsidie ontvangt.
Zowel gemeenten, openbare centra voor maatschappelijk welzijn als districten kunnen een subsidieregister oprichten en bijhouden met gegevens over de subsidies die ze verstrekken en kunnen die gegevens verwerken. De gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en in voorkomend geval de districten kunnen beslissen om dat subsidieregister gemeenschappelijk op te richten en bij te houden.
De verwerking, vermeld in het tweede lid, heeft de volgende doelstellingen:
1° intern en extern een transparant en toegankelijk overzicht van de subsidiestromen bieden, onder meer met het oog op de informatiedeling over de verstrekte subsidies;
2° de subsidiestromen optimaliseren, onder meer om dubbele subsidiëring tegen te gaan;
3° de actieve openbaarheid van bestuur versterken.
De gegevens, vermeld in het tweede lid, kunnen de volgende categorieën van persoonsgegevens van subsidiebegunstigden bevatten:
1° contactgegevens zoals een naam en adres;
2° beroepsgegevens;
3° financiële gegevens.
De gemeente, respectievelijk het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of het district, beheert het subsidieregister en is met betrekking tot de persoonsgegevens verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming. In geval van een gemeenschappelijk register zijn de gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en in voorkomend geval de districten de beheerders en gezamenlijke verwerkings- verantwoordelijken.
De verwerkingsverantwoordelijke kan het subsidieregister publiek toegankelijk maken. In geval van gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken is het publiek toegankelijk maken van het subsidieregister pas mogelijk na een akkoord tussen de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken.
Na maximaal tien jaar vanaf de verbintenis om de subsidie te verstrekken, moeten de gegevens van de subsidie gewist worden uit het subsidieregister.
De gemeente, respectievelijk het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of het district, regelt de nadere uitwerking van het subsidieregister. In voorkomend geval regelen de gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient en in voorkomend geval de districten de nadere uitwerking van het gemeenschappelijk subsidieregister.
Artikel 302. ( 01/01/2019 - ... )
Zowel de gemeenteraad als de raad voor maatschappelijk welzijn organiseert bij reglement een systeem van klachtenbehandeling.
Artikel 303. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. Het systeem van klachtenbehandeling wordt zowel voor de gemeente als voor het openbaar centrum van maatschappelijk welzijn georganiseerd op het ambtelijke niveau en is maximaal onafhankelijk van de diensten waarop de klachten betrekking hebben. De algemeen directeur neemt dat op in het organisatiebeheersingssysteem, vermeld in artikel 218.
§ 2. Elke gemeente kan op een van de volgende wijzen een ombudsdienst oprichten:
1° in eigen beheer;
2° in samenwerking met het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient;
3° in het kader van intergemeentelijke samenwerking als vermeld in deel 3, titel 3;
4° via een overeenkomst met de Vlaamse Ombudsdienst.
Elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kan op een van de volgende wijzen een ombudsdienst oprichten:
1° in eigen beheer;
2° in een vereniging, opgericht overeenkomstig deel 3, titel 4, hoofdstuk 2 en 3;
3° in samenwerking met de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend;
4° in het kader van intergemeentelijke samenwerking als vermeld in deel 3, titel 3;
5° via een overeenkomst met de Vlaamse Ombudsdienst.
In deze paragraaf wordt verstaan onder Vlaamse Ombudsdienst: de Vlaamse Ombudsdienst, opgericht bij decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst.
§ 3. De algemeen directeur rapporteert jaarlijks aan de gemeenteraad over de klachten ingediend tegen de gemeente.
De algemeen directeur rapporteert jaarlijks aan de raad voor maatschappelijk welzijn over de klachten ingediend tegen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Artikel 304. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De gemeenteraad voert een beleid op het vlak van de betrokkenheid en de inspraak van de burgers of van de doelgroepen, met inbegrip van een regeling over het recht van de inwoners om voorstellen en vragen op de agenda van de gemeenteraad te zetten.
Het eerste lid is van toepassing op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met dien verstande dat "gemeenteraad" wordt gelezen als "raad voor maatschappelijk welzijn".
§ 2. Overeenkomstig artikel 28 van de Grondwet, heeft iedereen het recht verzoekschriften in te dienen bij de organen van de gemeente en bij de organen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
§ 3. Onder voorbehoud van de wettelijke en decretale bepalingen die op dit gebied gelden, kan alleen de gemeenteraad overgaan tot de organisatie van raden en overlegstructuren die als opdracht hebben op regelmatige en systematische wijze het gemeentebestuur te adviseren.
Ten hoogste twee derde van de leden van de raden en de overlegstructuren, vermeld in het eerste lid, is van hetzelfde geslacht. Als dat niet het geval is, kan niet op rechtsgeldige wijze advies worden uitgebracht.
Gemeenteraadsleden en leden van het college van burgemeester en schepenen kunnen geen stemgerechtigd lid zijn van de raden en de overlegstructuren, vermeld in het eerste lid.
§ 4. De gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn kunnen ook andere initiatieven nemen om de inspraak van de burgers te bevorderen.
§ 5. De gemeenteraad bepaalt bij reglement de wijze waarop concreet vorm gegeven wordt aan de inspraak, vermeld in paragraaf 1 tot en met 4, voor de gemeente en haar organen.
De raad voor maatschappelijk welzijn bepaalt bij reglement de wijze waarop concreet vorm gegeven wordt aan de inspraak, vermeld in paragraaf 1, 2 en 4, voor het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en zijn organen.
§ 6. Het college van burgemeester en schepenen kan, onder de voorwaarden die de gemeenteraad vaststelt, het beheer van budgetten voor de realisatie van bepaalde acties of projecten toevertrouwen aan wijkcomités en burgerinitiatieven. De gemeenteraad bepaalt minstens aan welke voorwaarden een wijkcomité en een burgerinitiatief moeten voldoen om als voldoende gedragen te worden beschouwd voor een wijk of voor de bevolking.
Op het beheer, vermeld in het eerste lid, is artikel 271 van toepassing.
Het beheer, vermeld in het eerste lid, vervalt in ieder geval zes maanden na de algehele vernieuwing van de gemeenteraad.
Artikel 305. ( 01/01/2019 - ... )
De gemeenteraad kan beslissen om de inwoners te raadplegen over de aangelegenheden, vermeld in artikel 2, § 2, eerste lid. Hij organiseert een volksraadpleging als de inwoners van de gemeente daartoe een verzoek hebben ingediend dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk.
Persoonlijke aangelegenheden en aangelegenheden betreffende de jaarrekeningen, het meerjarenplan en de aanpassingen ervan, de gemeentebelastingen en de retributies kunnen niet het voorwerp zijn van een volksraadpleging.
Artikel 306. ( 01/01/2019 - ... )
Een volksraadpleging kan niet worden georganiseerd in de periode van twaalf maanden voor de dag van de verkiezingen voor de volledige vernieuwing van de gemeenteraden. Bovendien kan er geen volksraadpleging worden georganiseerd in de periode van veertig dagen voor de rechtstreekse verkiezing van de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de gemeenschaps- en gewestparlementen en het Europees Parlement.
De inwoners van de gemeente kunnen maar eenmaal om de zes maanden worden geraadpleegd, met een maximum van zes volksraadplegingen per bestuursperiode. Gedurende de periode tussen twee vernieuwingen van de gemeenteraad kan maar één volksraadpleging over hetzelfde onderwerp worden gehouden.
Artikel 307. ( 01/01/2019 - ... )
De vraag of vragen waarop de volksraadpleging betrekking heeft, wordt zo geformuleerd dat met ja of nee kan worden geantwoord.
Artikel 308. ( 01/01/2019 - ... )
Document relaties
Type | Datum | Opschrift |
---|---|---|
Zie ook | 18/05/2018 | betreffende de organisatie van een gemeentelijke volksraadpleging en een volksraadpleging in het district, en betreffende de samenstelling en de werking van de Vlaamse Adviescommissie voor Volksraadplegingen |
Inhoud
Er is een Vlaamse Adviescommissie voor Volksraadplegingen. Die adviescommissie heeft als opdracht om op verzoek advies uit te brengen aan de Vlaamse Regering, aan initiatiefnemers of aan gemeenten over het houden van een gemeentelijke volksraadpleging. Ze kan ook uit eigen beweging advies verstrekken aan de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering bepaalt de werking en de samenstelling van de adviescommissie.
Artikel 309. ( 01/01/2019 - ... )
Het initiatief dat uitgaat van de inwoners van de gemeente moet worden gesteund door ten minste:
1° 20% van de inwoners in gemeenten met minder dan 15.000 inwoners;
2° 3000 inwoners in gemeenten met minstens 15.000 inwoners en minder dan 30.000 inwoners;
3° 10% van de inwoners in gemeenten met minstens 30.000 inwoners.
Artikel 310. ( 01/10/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 60. |
Inhoud
Elk verzoek om een volksraadpleging te houden, op initiatief van de inwoners van de gemeente, wordt gericht aan het college van burgemeester en schepenen.
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van communicatie tussen de indieners van het verzoek en de gemeente.
Bij het verzoek worden een gemotiveerde nota gevoegd en de stukken die de gemeenteraad kunnen voorlichten.
Artikel 311. ( 01/10/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 61. |
Inhoud
Het verzoek wordt ingediend met een verzoekschrift en een of meerdere petitielijsten.
Het verzoekschrift bevat de volgende vermeldingen:
1° de naam van de gemeente;
2° de tekst van artikel 196 van het Strafwetboek;
3° de vraag of vragen waarop de voorgenomen volksraadpleging betrekking heeft;
4° de voornaam, de achternaam, de geboortedatum, het rijksregisternummer en het adres van de personen die het initiatief nemen tot de volksraadpleging.
De petitielijst bevat naast de vermeldingen in het tweede lid ook de voornaam, de achternaam, de geboortedatum, het rijksregisternummer en het adres van iedereen die het verzoekschrift heeft ondertekend.
De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen waaraan het verzoekschrift of de petitielijst, vermeld in het eerste lid, moet voldoen.
Artikel 312. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. Een persoon kan verzoeken om een volksraadpleging als hij aan al de volgende voorwaarden voldoet:
1° in het bevolkingsregister van de gemeente ingeschreven of vermeld zijn;
2° de leeftijd van zestien jaar bereikt hebben;
3° niet het voorwerp uitmaken van een veroordeling of beslissing die voor een gemeenteraadskiezer de uitsluiting of schorsing van het kiesrecht meebrengt.
§ 2. De voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, moeten vervuld zijn op de datum waarop het verzoekschrift wordt ingediend.
§ 3. Artikel 15, § 5, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 is van toepassing op alle categorieën van personen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1.
Voor niet-Belgische onderdanen en voor Belgische onderdanen die jonger zijn dan achttien jaar, wordt de kennisgeving door de parketten van de hoven en rechtbanken gedaan als de veroordeling of de internering, waartegen met geen gewoon rechtsmiddel meer kan worden opgekomen, zou hebben geleid tot uitsluiting van het kiesrecht of opschorting van dat recht als ze ten laste van een gemeenteraadskiezer is uitgesproken. In geval van kennisgeving nadat de lijst van deelnemers is opgemaakt, worden de betrokkenen van die lijst geschrapt.
Artikel 313. ( 01/01/2019 - ... )
Na de ontvangst van het verzoek onderzoekt het college van burgemeester en schepenen of het verzoekschrift voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 305, 306, 307, 310, 311 en 312.
Het resultaat van dat onderzoek wordt in een gemotiveerd advies meegedeeld aan de gemeenteraad.
Artikel 314. ( 01/01/2019 - ... )
Nadat het onderzoek, vermeld in artikel 313, is afgesloten wordt het verzoek om een volksraadpleging te houden, ingeschreven op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad.
De gemeenteraad beslist of het verzoek toelaatbaar is.
Artikel 315. ( 01/01/2019 - ... )
Het college van burgemeester en schepenen onderzoekt of het verzoek gesteund is door een voldoende aantal geldige handtekeningen. Het college van burgemeester en schepenen kan beslissen dit onderzoek te voeren vooraleer het overgaat tot het onderzoek, vermeld in artikel 313.
Naar aanleiding van dat onderzoek schrapt het college van burgemeester en schepenen:
1° de dubbele handtekeningen;
2° de handtekeningen van de personen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 312;
3° de handtekeningen van de personen voor wie de verschafte gegevens ontoereikend zijn om de toetsing van hun identiteit mogelijk te maken.
De controle wordt beëindigd als het aantal geldige handtekeningen is bereikt.
Artikel 316. ( 01/01/2019 - ... )
Ten minste dertig dagen voor de dag van de volksraadpleging stelt de gemeente aan de inwoners een brochure ter beschikking waarin het onderwerp van de volksraadpleging op een objectieve manier wordt uiteengezet. Die brochure bevat in voorkomend geval ook de gemotiveerde nota, vermeld in artikel 310, derde lid, en de vraag of vragen waarover de inwoners zullen worden geraadpleegd.
Artikel 317. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. Op de dertigste dag voor de volksraadpleging maakt het college van burgemeester en schepenen een lijst op van de deelnemers aan de volksraadpleging.
Op de lijst van deelnemers aan de volksraadpleging worden de volgende personen vermeld:
1° de personen die op de voormelde datum in het bevolkingsregister van de gemeente ingeschreven of vermeld zijn en die de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt, en die niet het voorwerp uitmaken van een veroordeling of beslissing die voor een gemeenteraadskiezer de uitsluiting of schorsing van het kiesrecht meebrengt;
2° de deelnemers die tussen de datum, vermeld in het eerste lid, en de datum van de volksraadpleging de leeftijd van zestien jaar bereiken;
3° de personen voor wie de schorsing van het kiesrecht een einde neemt of zou nemen uiterlijk op de dag die is vastgesteld voor de volksraadpleging.
De deelnemers die na de datum waarop de lijst van de deelnemers aan de volksraadpleging wordt afgesloten, het voorwerp zijn van een veroordeling of van een beslissing die voor een gemeenteraadskiezer ofwel de uitsluiting van het kiesrecht, ofwel de schorsing van dat recht op de dag van de volksraadpleging meebrengt, worden van die lijst geschrapt.
Voor elke persoon die voldoet aan de deelnemingsvoorwaarden vermeldt de lijst van deelnemers aan de volksraadpleging de naam, de voornamen, de geboortedatum, het geslacht en de hoofdverblijfplaats. Die lijst wordt volgens een doorlopende nummering en eventueel per wijk van de gemeente opgemaakt, ofwel in alfabetische volgorde van de deelnemers, ofwel geografisch volgens de straten.
§ 2. Artikel 15, § 5, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 is van toepassing op alle categorieën van personen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1.
Voor niet-Belgische onderdanen en voor Belgische onderdanen die jonger zijn dan achttien jaar wordt de kennisgeving door de parketten van de hoven en rechtbanken gedaan als de veroordeling of de internering, waartegen met geen gewoon rechtsmiddel meer kan worden opgekomen, zou hebben geleid tot uitsluiting van het kiesrecht of opschorting van dat recht als ze ten laste van een gemeenteraadskiezer is uitgesproken. In geval van kennisgeving nadat de lijst van deelnemers is opgemaakt, worden de betrokkenen van die lijst geschrapt.
Artikel 318. ( 01/01/2019 - ... )
Document relaties
Type | Datum | Opschrift |
---|---|---|
Zie ook | 18/05/2018 | betreffende de organisatie van een gemeentelijke volksraadpleging en een volksraadpleging in het district, en betreffende de samenstelling en de werking van de Vlaamse Adviescommissie voor Volksraadplegingen |
Inhoud
§ 1. De volgende potentiële deelnemers aan de gemeentelijke volksraadpleging kunnen een andere potentiële deelnemer aan de gemeentelijke volksraadpleging machtigen om in hun naam te stemmen:
1° potentiële deelnemers aan de gemeentelijke volksraadpleging die wegens ziekte of gebrekkigheid niet in staat zijn om zich naar het stemlokaal te begeven of om ernaartoe gebracht te worden. Die onbekwaamheid blijkt uit een medisch attest;
2° potentiële deelnemers aan de gemeentelijke volksraadpleging die om beroeps- of dienstredenen:
a) in het buitenland zijn opgehouden, net als de leden van hun gezin of hun gevolg die met hen daar verblijven. De onmogelijkheid blijkt uit een attest van de militaire of burgerlijke overheid of van de werkgever van de betrokkenen;
b) zich op de dag van de gemeentelijke volksraadpleging in het Rijk bevinden, maar in de onmogelijkheid verkeren zich in het stemlokaal te melden. De onmogelijkheid blijkt ook uit een attest van de militaire of burgerlijke overheid of van de werkgever van de betrokkenen;
3° potentiële deelnemers aan de gemeentelijke volksraadpleging die het beroep van schipper, marktkramer of kermisreiziger uitoefenen en de leden van hun gezin die met hen samenwonen. De uitoefening van het beroep blijkt uit een attest van de burgemeester van de gemeente waar de betrokkenen in het bevolkingsregister zijn ingeschreven. De Vlaamse Regering bepaalt het model van dit attest;
4° potentiële deelnemers aan de gemeentelijke volksraadpleging die op de dag van de gemeentelijke volksraadpleging ten gevolge van een rechterlijke maatregel in een toestand van vrijheidsbeneming verkeren. Die toestand wordt bevestigd door de directie van de inrichting waar de betrokkenen zich bevinden;
5° potentiële deelnemers aan de gemeentelijke volksraadpleging die om redenen in verband met hun geloofsovertuiging in de onmogelijkheid verkeren zich in het stemlokaal te melden. Die onmogelijkheid blijkt uit een attest dat is afgegeven door de religieuze overheid;
6° studenten die zich om studieredenen in de onmogelijkheid bevinden om zich in het stemlokaal te melden, op voorwaarde dat ze een attest overleggen van de directie van de instelling waar ze studeren;
7° potentiële deelnemers aan de gemeentelijke volksraadpleging die om andere redenen op de dag van de gemeentelijke volksraadpleging niet in hun woonplaats zijn wegens een tijdelijk verblijf in het buitenland, en bijgevolg in de onmogelijkheid verkeren om zich in het stemlokaal aan te melden, als de onmogelijkheid door de burgemeester van hun woonplaats vastgesteld is, na overlegging van de nodige bewijsstukken of, als de betrokkene zich in de onmogelijkheid bevindt een dergelijk bewijsstuk voor te leggen, op grond van een verklaring op erewoord. De Vlaamse Regering bepaalt het model van de verklaring op erewoord die de betrokkene indient en het attest dat de burgemeester afgeeft. De aanvraag wordt uiterlijk de derde dag voor de dag van de volksraadpleging bij de burgemeester van de woonplaats ingediend.
§ 2. Iedereen die de hoedanigheid van potentiële deelnemer aan de gemeentelijke volksraadpleging bezit, kan als gemachtigde worden aangewezen. De gemachtigde kan zijn hoedanigheid bewijzen met zijn oproepingsbrief.
Iedere gemachtigde mag maar één volmacht hebben.
§ 3. De volmacht wordt gesteld op een formulier waarvan het model door de Vlaamse Regering wordt bepaald. Het wordt kosteloos ter beschikking gesteld door de gemeente.
De volmacht vermeldt de volksraadpleging waarvoor ze geldig is, de naam, de voornamen, de geboortedatum en het adres van de volmachtgever en van de gemachtigde.
De volmachtgever en de gemachtigde ondertekenen het volmachtformulier.
Artikel 319. ( 01/01/2019 - ... )
De deelname aan de volksraadpleging is niet verplicht. Elke deelnemer heeft recht op één stem. De stemming is geheim.
De volksraadpleging kan alleen op een zondag plaatsvinden. De deelnemers worden tot de stemming toegelaten van 8 tot 13 uur. De personen die zich voor 13 uur in het stemlokaal bevinden, worden nog tot de stemming toegelaten.
Artikel 320. ( 01/01/2019 - ... )
Om tot de gemeentelijke volksraadpleging toegelaten te worden, overhandigt de gemachtigde aan de voorzitter van het stembureau waar de volmachtgever had moeten stemmen, de volmacht en een van de attesten, vermeld in artikel 318, § 1. Hij toont hem ook zijn identiteitskaart, de oproepingsbrief van de volmachtgever en zijn eigen oproepingsbrief, waarop de voorzitter de vermelding "heeft bij volmacht gestemd" noteert.
Artikel 321. ( 01/01/2019 - ... )
De stemmen worden alleen geteld als ten minste het volgende aantal inwoners aan de volksraadpleging heeft deelgenomen:
1° 20% van de inwoners in gemeenten met minder dan 15.000 inwoners;
2° 3000 inwoners in gemeenten met minstens 15.000 inwoners en minder dan 30.000 inwoners;
3° 10% van de inwoners in gemeenten met minstens 30.000 inwoners.
Artikel 322. ( 01/01/2019 - ... )
Document relaties
Type | Datum | Opschrift |
---|---|---|
Zie ook | 18/05/2018 | betreffende de organisatie van een gemeentelijke volksraadpleging en een volksraadpleging in het district, en betreffende de samenstelling en de werking van de Vlaamse Adviescommissie voor Volksraadplegingen |
Inhoud
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere procedureregels voor het houden van een gemeentelijke volksraadpleging.
Artikel 323. ( 01/01/2019 - ... )
Document relaties
Type | Datum | Opschrift |
---|---|---|
Zie ook | 18/05/2018 | betreffende de organisatie van een gemeentelijke volksraadpleging en een volksraadpleging in het district, en betreffende de samenstelling en de werking van de Vlaamse Adviescommissie voor Volksraadplegingen |
Inhoud
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de uitslag van de volksraadpleging aan de bevolking wordt bekendgemaakt.
Artikel 324. ( 01/01/2019 - ... )
De Raad voor Verkiezingsbetwistingen doet uitspraak over de geschillen betreffende de telling van de stemmen, vermeld in artikel 321. Het bezwaar moet worden ingesteld binnen de acht dagen nadat het proces-verbaal is bekendgemaakt waarin is vastgesteld dat het vereiste aantal deelnemers, vermeld in artikel 321, niet is bereikt of waarin de uitslag van de gemeentelijke volksraadpleging is vermeld.
Tegen de uitspraken van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen kan binnen een termijn van acht dagen na de kennisgeving beroep aangetekend worden bij de Raad van State. Dat beroep is niet schorsend. De hoofdgriffier van de Raad van State deelt het beroep binnen acht dagen na de ontvangst ervan mee aan de betrokkene en aan de gemeente in kwestie. De Raad van State doet uitspraak binnen zestig dagen. Het arrest van de Raad van State wordt door de zorg van de hoofdgriffier onmiddellijk ter kennis gebracht van de betrokkene, de provinciegouverneur en de gemeente.
Artikel 325. ( 01/01/2019 - ... )
De bepalingen van deel 5, titel 1, hoofdstuk 1, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, met uitzondering van artikel 234, zijn van toepassing op de gemeentelijke volksraadpleging, met dien verstande dat "kiezer" en "kiezers" altijd worden gelezen als "deelnemer" en "deelnemers", "verkiezing", "verkiezingen" en "kiesverrichtingen" worden gelezen als "volksraadpleging" en "kiescollege" wordt gelezen als "college".
Artikel 326. ( 01/01/2019 - ... )
In deze titel wordt verstaan onder:
1° gemeenteoverheid: de organen en personeelsleden van de gemeente en de autonome gemeentebedrijven die een beslissing nemen;
2° het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn: de organen en personeelsleden van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn die een beslissing nemen;
3° toezichthoudende overheid : de Vlaamse Regering of namens de Vlaamse Regering, de provinciegouverneur die handelt overeenkomstig de instructies van de Vlaamse Regering.
Voor de eengemeentezones en de meergemeentezones wordt het bestuurlijk toezicht geregeld door de bepalingen van hoofdstuk 4.
Voor de hulpverleningszones wordt het bestuurlijk toezicht geregeld door de bepalingen van hoofdstuk 5.
Artikel 327. ( 01/01/2019 - ... )
Behalve in geval van andersluidende bepalingen, beperkt de toezichthoudende overheid zich bij de uitoefening van het toezicht, vermeld in dit decreet, tot een toetsing aan het recht en aan het algemeen belang. Voor beslissingen van de gemeenteoverheid is het algemeen belang elk belang dat ruimer is dan het gemeentelijk belang. Voor beslissingen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn is het algemeen belang elk belang dat ruimer is dan het gemeentelijk belang en het belang van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Artikel 328. ( 01/01/2019 - ... )
De toezichthoudende overheid kan bij de gemeenteoverheid en bij het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn alle documenten en inlichtingen opvragen of die ter plaatse raadplegen. Ze bepaalt de informatiedrager en de vorm waarin die gegevens worden verstrekt.
Artikel 329. ( 01/01/2019 - ... )
De Vlaamse Regering bepaalt op welke wijze de communicatie tussen de onder toezicht staande overheid, de toezichthoudende overheid en, in voorkomend geval, de indiener van de klacht, verloopt.
Buiten de gevallen waarin een gemeenteoverheid of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn krachtens dit decreet kennisgeeft van besluiten aan de toezichthoudende overheid, heeft de verzending of de kennisgeving van de bekendmaking van een beslissing aan de toezichthoudende overheid niet tot gevolg dat de termijn om het toezicht uit te oefenen een aanvang neemt.
Op straffe van nietigheid wordt het besluit dat in het kader van het toezicht wordt genomen, uiterlijk de laatste dag van de voorgeschreven termijn verzonden.
Artikel 329/1. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Ingevoegd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 62. |
Inhoud
In dit artikel wordt verstaan onder algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG.
De binnen de Vlaamse overheid bevoegde entiteit verwerkt in het kader van het bestuurlijk toezicht de persoonsgegevens die noodzakelijk zijn om het bestuurlijk toezicht te kunnen uitoefenen.
De verwerking van de gegevens, vermeld in het tweede lid, heeft in het bijzonder betrekking op de volgende categorieën van persoonsgegevens:
1° identificatiegegevens;
2° contactgegevens;
3° politieke gegevens;
4° andere persoonsgegevens die worden meegedeeld of opgevraagd naar aanleiding van de werking of beslissingen van lokale besturen.
De verwerking van de gegevens, vermeld in het tweede lid, heeft in het bijzonder betrekking op de volgende categorieën van natuurlijke personen:
1° personen die een klacht indienen bij de toezichthoudende overheid;
2° personen die in een klacht bij de toezichthoudende overheid worden genoemd; 3° personen die in een beslissing van het lokaal bestuur worden genoemd.
De verwerking van persoonsgegevens, vermeld in het tweede lid, is gebaseerd op artikel 6, eerste lid, c) en e), van de algemene verordening gegevensbescherming. Voor zover er gegevens worden verwerkt in verband met politieke opvattingen, is de verwerking toegelaten op grond van artikel 9, tweede lid, e) en g), van de voormelde verordening.
De gegevens, vermeld in het derde lid, worden bewaard overeenkomstig de regeling die geldt met toepassing van artikel III.87 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.
De gegevens, vermeld in het derde lid, zijn niet publiek toegankelijk. Enkel de toezichthoudende overheid, haar medewerkers en de medewerkers van de binnen de Vlaamse overheid bevoegde entiteit hebben toegang tot deze gegevens.
Artikel 330. ( 01/01/2019 - ... )
Op dezelfde dag als de bekendmaking op de webtoepassing van de gemeente van de lijst van de aangelegenheden, vermeld in artikel 285, § 1, 1° en 2°, en van de besluiten, vermeld in artikel 286, § 1, brengt de gemeenteoverheid de toezichthoudende overheid op de hoogte van de bekendmaking ervan.
Het eerste lid is van toepassing op het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met dien verstande dat "gemeenteoverheid" wordt gelezen als "het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn", "artikel 285, § 1, 1° en 2° " wordt gelezen als "artikel 285, § 2, 1° en 2° " en "artikel 286, § 1," wordt gelezen als "artikel 286, § 2".
Artikel 331. ( 01/01/2019 - ... )
De toezichthoudende overheid kan besluiten van een gemeenteoverheid en van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ambtshalve opvragen.
Bij de ontvangst van een klacht vraagt de toezichthoudende overheid het besluit en het bijbehorende dossier op.
Artikel 332. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 243, § 3, 259 en 262 beschikt de toezichthoudende overheid over dertig dagen om een besluit van een gemeenteoverheid te vernietigen en om de gemeenteoverheid daarvan op de hoogte te brengen.
De toezichthoudende overheid beschikt over dertig dagen om een besluit van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn te vernietigen en om het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn daarvan op de hoogte te brengen.
Alle besluiten en opmerkingen van de toezichthoudende overheid worden ter kennis gebracht op de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad of van de raad voor maatschappelijk welzijn.
§ 2. De termijn, vermeld in paragraaf 1, gaat in op de dag die volgt op de kennisgeving aan de toezichthoudende overheid van de bekendmaking op de webtoepassing van de gemeente van de lijst van de aangelegenheden, vermeld in artikel 285, § 1, 1° en 2°, en artikel 285, § 2, eerste lid, 1° en 2°. Voor de besluiten, vermeld in artikel 286, § 1 en § 2, start de termijn, vermeld in paragraaf 1, op de dag die volgt op de kennisgeving aan de toezichthoudende overheid van de bekendmaking van het besluit op de webtoepassing van de gemeente.
Onder voorbehoud van de toepassing van het eerste lid, start de termijn, vermeld in paragraaf 1, voor de besluiten van een gemeenteoverheid of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn die met toepassing van artikel 331 ambtshalve of na ontvangst van een klacht werden opgevraagd door de toezichthoudende overheid, op de dag die volgt op de verzending van het opgevraagde besluit.
§ 3. Een klacht wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ingediend binnen een periode van dertig dagen, die volgt op de dag van de bekendmaking op de webtoepassing van de gemeente van de lijst van de aangelegenheden, vermeld in artikel 285, § 1, 1° en 2°, en artikel 285, § 2, eerste lid, 1° en 2°, of van de besluiten, vermeld in artikel 286, § 1 en § 2.
§ 4. De termijn, vermeld in paragraaf 1, wordt gestuit door de verzending van een klacht aan de toezichthoudende overheid, op voorwaarde dat die klacht verstuurd wordt op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering, binnen de termijn, vermeld in paragraaf 3.
Een nieuwe termijn als vermeld in paragraaf 1 gaat in op de dag die volgt op de verzending van de klacht.
§ 5. De termijn, vermeld in paragraaf 1, wordt gestuit door de opvraging door de toezichthoudende overheid van het besluit van de gemeenteoverheid of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn met toepassing van artikel 331, eerste of tweede lid.
Een nieuwe termijn als vermeld in paragraaf 1 gaat in op de dag die volgt op de verzending van het opgevraagde besluit.
§ 6. De gemeenteoverheid of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn verzendt het besluit dat door de toezichthoudende overheid is opgevraagd binnen een termijn van dertig dagen die volgt op de dag van de verzending van de opvraging.
Als de gemeenteoverheid of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn het gevraagde besluit niet verzendt aan de toezichthoudende overheid binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, bezorgt de toezichthoudende overheid na het verstrijken van die termijn een herinnering. De herinnering verwijst uitdrukkelijk naar de gevolgen, vermeld in het vierde lid.
Een nieuwe termijn van dertig dagen gaat in op de dag na de verzending van de herinnering.
Als het gevraagde besluit niet wordt verzonden aan de toezichthoudende overheid binnen die nieuwe termijn, is het opgevraagde besluit van rechtswege nietig. De toezichthoudende overheid brengt de gemeenteoverheid of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn op de hoogte van die nietigheid.
Artikel 333. ( 01/01/2019 - ... )
Als een klacht wordt ingediend tegen een besluit van de gemeenteoverheid of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn brengt de toezichthoudende overheid de indiener van de klacht op de hoogte van:
1° de ontvangst van de klacht, binnen tien dagen nadat ze ontvangen werd;
2° het verzoek van de toezichthoudende overheid aan de gemeenteoverheid of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn om het besluit en het bijbehorende dossier te bezorgen, binnen tien dagen na dat verzoek;
3° het besluit van de toezichthoudende overheid over de ingediende klacht met vermelding van de motieven waarop het besluit is gebaseerd.
De toezichthoudende overheid brengt de betrokken gemeenteoverheid of aan het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn op de hoogte van haar definitieve antwoord aan de indiener van de klacht. Deze mededeling wordt ter kennis gebracht op de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad of van de raad voor maatschappelijk welzijn.
In geval van stuiting van de termijn om een beroep in te stellen bij de Raad van State, brengt de toezichthoudende overheid de indiener van de klacht op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering, op de hoogte van de motieven van de toezichthoudende overheid om het besluit van de gemeenteoverheid of van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn waartegen de klacht was ingediend, niet te vernietigen, binnen tien dagen na het nemen van dat besluit of na het verstrijken van de termijn.
Artikel 334. ( 01/01/2019 - ... )
De toezichthoudende overheid kan de besluiten van de gemeenteoverheid en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn die genomen zijn in de loop van het jaar waarop de rekeningen betrekking hebben en die niet zijn opgevraagd of vernietigd, niet langer vernietigen vanaf de goedkeuring van de jaarrekeningen overeenkomstig artikel 243 en 262.
Artikel 335. ( 01/01/2019 - ... )
§ 1. De toezichthoudende overheid kan, na een ingebrekestelling, een of meer commissarissen gelasten zich ter plaatse te begeven om de gevraagde inlichtingen of opmerkingen in te zamelen van de gemeenteoverheid en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of om de maatregelen uit te voeren die in rechte zijn voorgeschreven.
De toezichthoudende overheid kan pas optreden na het verstrijken van de termijn die bepaald is in de ingebrekestelling.
§ 2. Als een of meer commissarissen optreden, moeten zij vergoed worden door de personen die verzuimd hebben aan de ingebrekestelling gevolg te geven.
De financieel directeur vordert de kosten in op zicht van een daartoe genomen besluit van de overheid die de dwangprocedure heeft ingesteld, dat geldt als een bevelschrift dat de financieel directeur ambtshalve moet uitvoeren.
Artikel 336. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 63. |
Inhoud
De bepalingen van hoofdstuk 1 tot en met 3 van deze titel zijn, met uitzondering van artikel 330 en 332, §2, §3 en §4, binnen de grenzen; van hun bevoegdheden van toepassing op de eengemeentezones en de meergemeentezones en op de besluiten die door hen worden genomen over de lokale politie, met dien verstande dat wat de meergemeentezones betreft “de gemeenteoverheid” wordt gelezen als “de organen en personeelsleden van de meergemeentezones”, “gemeenteraad” wordt gelezen als “politieraad” en “college van burgemeester en schepenen” wordt gelezen als “politiecollege”.
Artikel 337. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 64. |
Inhoud
§ 1. Van de besluiten van de politieraad en van de besluiten van de gemeenteraad over aangelegenheden van lokale politie wordt binnen tien dagen nadat ze genomen zijn een lijst met een beknopte omschrijving van de daarin geregelde aangelegenheden verzonden aan de toezichthoudende overheid op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering.
De termijn, vermeld in artikel 332, § 1, gaat in op de dag die volgt op de verzending aan de toezichthoudende overheid van de lijst, vermeld in het eerste lid. Die termijn wordt gestuit door de opvraging door de toezichthoudende overheid op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering, van het besluit van de politieraad. Die termijn gaat opnieuw in op de dag die volgt op de verzending van het opgevraagde besluit.
§ 2. Vanaf de dag van de verzending aan de toezichthoudende overheid wordt de lijst, vermeld in paragraaf 1, openbaar gemaakt in de gemeenten die deel uitmaken van de zone, zodat het publiek er op elk moment van kan kennisnemen.
De Vlaamse Regering bepaalt hoelang de lijst, vermeld in het eerste lid, minstens raadpleegbaar moet blijven.
De bekendmaking, vermeld in het eerste lid, vermeldt de agenda van de raadszitting en de wijze waarop het publiek inzage kan krijgen van de beslissingen die op de lijst zijn vermeld.
§ 3. Een klacht wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ingediend binnen een periode van dertig dagen die volgt op de dag van de openbaarmaking van de lijst, vermeld in paragraaf 2.
Ҥ4. De termijn, vermeld in paragraaf 1, wordt gestuit door de verzending van een klacht aan de toezichthoudende overheid, op voorwaarde dat die klacht verstuurd wordt op de wijze bepaald door de Vlaamse Regering, binnen de termijn, vermeld in paragraaf 3.
Een nieuwe termijn als vermeld in paragraaf 1 gaat in op de dag die volgt op de verzending van de klacht.
Artikel 338. ( 01/01/2019 - ... )
Als de besluiten en handelingen van de organen van de eengemeentezones en de meergemeentezones, met toepassing van titel II, hoofdstuk V, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, onderworpen zijn aan een specifiek toezicht, kan tegen die organen, hun besluiten en handelingen, geen enkele toezichtmaatregel, als vermeld in hoofdstuk 2 van deze titel, worden genomen op grond van de schending van een bepaling, vervat in of genomen krachtens die wet.
Artikel 339. ( 08/04/2023 - ... )
Relaties naar artikelen
Type | Datum | Opschrift | Art. |
---|---|---|---|
Gewijzigd bij | 17/02/2023 | Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur | 65. |
Inhoud
De bepalingen van hoofdstuk 1 tot en met 3 van deze titel zijn, met uitzondering van artikel 330 en 332, §2