Besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 25 april 2014 houdende de werk- en zorgtrajecten, wat betreft de activeringstrajecten en de arbeidsmatige activiteiten

Datum 02/02/2018

Versie geldig op 30/06/2023

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK 1 Definities
  2. HOOFDSTUK 2 Activeringstrajecten
    1. Afdeling 1 Doelgroep van de activeringstrajecten
    2. Afdeling 2 Verzoek tot deelname
    3. Afdeling 3 De casemanager Werk en de casemanager Zorg
      1. Onderafdeling 1 Mandatering van de casemanager Zorg
      2. Onderafdeling 2 Mandatering van de casemanager Werk
      3. Onderafdeling 3 Opdrachten van de casemanager Zorg en de casemanager Werk
      4. Onderafdeling 4 Compensatievergoeding voor de casemanager Zorg
      5. Onderafdeling 5 Compensatievergoeding voor de casemanager Werk
    4. Afdeling 4 De Penhouder en het netwerk van dienstverleners
      1. Onderafdeling 1 Mandatering van de penhouder
      2. Onderafdeling 2 Compensatievergoeding voor de penhouder
    5. Afdeling 5 Activeringstrajecten
    6. Afdeling 6 Beroep
    7. Afdeling 7 Toezicht en sancties
  3. HOOFDSTUK 3 Arbeidsmatige activiteiten
    1. Afdeling 1 Doelgroep en toegang tot arbeidsmatige activiteiten
    2. Afdeling 2 Aanbod van arbeidsmatige activiteiten
  4. [HOOFDSTUK 3/1 Arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie (ing. BVR 8 januari 2021, art. 5, I: 1 april 2021)]
    1. [Afdeling 1 Doelgroep en toegang (ing. BVR 8 januari 2021, art. 5, I: 1 april 2021)]
    2. [ Afdeling 2 Toekenning van arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie (ing. BVR 8 januari 2021, art. 5, I: 1 april 2021)]
    3. [Afdeling 3 Begeleiding arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie (ing. BVR 8 januari 2021, art. 5, I: 1 april 2021)]
    4. [Afdeling 4 Financiering (ing. BVR 8 januari 2021, art. 5, I: 1 april 2021)]
  5. HOOFDSTUK 4 Toezicht en handhaving
  6. HOOFDSTUK 5 Overgangs- en slotbepalingen
  7. BIJLAGE

Inhoud

(... - ...)

DE VLAAMSE REGERING,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het decreet van 25 april 2014 houdende de werk- en zorgtrajecten;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 oktober 2017;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 20 november 2017;

Gelet op het advies van de Strategische Adviesraad voor het Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid gegeven op 23 november 2017;

Gelet op advies 62.640/1 van de Raad van State, gegeven op 17 januari 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding, de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, en de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport;

Na beraadslaging,

Besluit :
 

HOOFDSTUK 1 Definities (... - ...)

Artikel 1. (01/06/2023- 31/12/2023)

In dit besluit wordt verstaan onder:
1° decreet van 25 april 2014: het decreet van 25 april 2014 houdende de werk- en zorgtrajecten;
2° Departement WVG: het Departement Zorg van het Vlaams Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
3° dienstverlening: de acties die in het kader van een activeringstraject, worden uitgevoerd;
4° elektronische dossier: het digitale dossier van de kandidaat-deelnemer of de deelnemer dat door de VDAB beheerd wordt, vermeld in artikel 22/2 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding";
5° International Classification of Functioning, Disability and Health, afgekort ICF: een referentieclassificatie van de Wereldgezondheidsorganisatie, die het menselijk functioneren omschrijft;
6° ICF-instrument: het indiceringsinstrument dat de VDAB ontwikkeld heeft op basis van de ICF, dat het menselijk functioneren in kaart brengt met betrekking tot tewerkstelling en de eventuele nood aan ondersteuning vaststelt;
7° begeleider arbeidsmatige activiteiten: de erkende voorziening die de opdrachten, vermeld in artikel 47 van dit besluit, uitvoert;
8° werkpost: de rechtspersoon, de zelfstandige natuurlijke persoon, de feitelijke vereniging of de overheidsinstelling waar een persoon arbeidsmatige activiteiten verricht;
9° Zorginspectie: Zorginspectie als vermeld in artikel 4, §2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg.
10° het Departement Werk en Sociale Economie: het departement werk en sociale economie van het Vlaams ministerie van werk en sociale economie.
 

HOOFDSTUK 2 Activeringstrajecten (... - ...)

Afdeling 1 Doelgroep van de activeringstrajecten (... - ...)

Artikel 2. (15/02/2018- 30/06/2023)

De kandidaat-deelnemer aan het activeringstraject voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° hij heeft ernstige belemmeringen van medische, mentale, psychische, psychiatrische of sociale aard die hem verhinderen om betaalde beroepsarbeid te verrichten. Die belemmeringen zijn prominent aanwezig en onvoldoende onder controle;
2° nadat hij een activeringstraject heeft gevolgd, is hij in staat om door te stromen naar betaalde beroepsarbeid;
3° hij is voldoende geëngageerd om actief deel te nemen aan het activeringstraject.
 

Afdeling 2 Verzoek tot deelname (... - ...)

Artikel 3. (25/05/2018- 30/06/2023)

§ 1. De VDAB stelt een formulier voor het verzoek tot deelname aan het activeringstraject ter beschikking.

Het verzoek tot deelname bevat al de volgende gegevens:
1° de identiteitsgegevens van de kandidaat-deelnemer;
2° de identiteitsgegevens van de actoren die voor rekening van de kandidaat-deelnemer een verzoek tot deelname registreren of indienen, als vermeld in artikel 4, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014;
3° het medisch-diagnostisch materiaal dat de belemmeringen van medische, mentale, psychische, psychiatrische of sociale aard aantoont die de kandidaat-deelnemer verhinderen om betaalde beroepsarbeid uit te voeren en dat de deelname aan een activeringstraject ondersteunt;
4° een beschrijving van het functioneren van de kandidaat-deelnemer en de drempels tot de arbeidsmarkt aan de hand van het ICF-instrument;
5° ....

§ 2. Bij registratie of indiening van een verzoek tot deelname door een van de actoren, vermeld in artikel 4, tweede lid, 2° en 3°, van het decreet van 25 april 2014, bezorgt die actor het ingevulde formulier.
 

Artikel 4. (15/02/2018- 30/06/2023)

 Na de beslissing tot niet-deelname, vermeld in artikel 9, § 1, van het decreet van 25 april 2014, kunnen de kandidaat-deelnemer of de actoren, vermeld in artikel 4, tweede lid, 2° en 3°, van het voormelde decreet, een nieuw verzoek tot deelname indienen na afloop van een termijn van drie maanden na de voormelde beslissing, mits nieuwe feiten.
 

Artikel 5. (15/02/2018- 30/06/2023)

De casemanager Werk, de casemanager Zorg, de penhouder en de dienstverleners registreren in het elektronische dossier volgens de richtlijnen die de VDAB opstelt.

Artikel 6. (15/02/2018- 30/06/2023)

De volgende gegevens zijn noodzakelijk voor het elektronische dossier, vermeld in artikel 6, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014:
1° de identiteitsgegevens van de deelnemer;
2° het resultaat van de screening, vermeld in artikel 7 van het voormelde decreet;
3° de opgave van de huidige en bereikbare participatiegraad, vermeld in artikel 8 van het voormelde decreet;
4° de beslissing tot deelname aan een werk- en zorgtraject, vermeld in artikel 9, § 1, van het voormelde decreet;
5° het trajectplan, vermeld in artikel 17 van het voormelde decreet, en de eventuele aanpassingen, vermeld in artikel 29 van het voormelde decreet;
6° de evaluatie van de deelnemer door de casemanager Zorg en de casemanager Werk, vermeld in artikel 28, van het voormelde decreet;
7° het eindverslag van de casemanager Zorg en de casemanager Werk, vermeld in artikel 30 van het voormelde decreet;
8° het eindadvies van de casemanager Zorg en de casemanager Werk, vermeld in artikel 31 van het voormelde decreet;
9° de beslissing van de VDAB, vermeld in artikel 33 van het voormelde decreet.
 

Afdeling 3 De casemanager Werk en de casemanager Zorg (... - ...)

Onderafdeling 1 Mandatering van de casemanager Zorg (... - ...)

Artikel 7. (15/02/2018- 30/06/2023)

De professionele deskundigheid, vermeld in artikel 10, § 1, tweede lid, 2°, van het decreet van 25 april 2014, houdt in dat de welzijns- en zorgvoorziening een of meer medewerkers in dienst heeft, die instaan voor de uitvoering van de opdrachten van de casemanager Zorg, vermeld in artikel 13 van het voormelde decreet, en die voldoen aan al de volgende voorwaarden:
1° beschikken over minimaal een medisch, paramedisch, sociaal, psychologisch of pedagogisch diploma op bachelorniveau of beschikken over minimaal twee jaar ervaring in het verlenen van zorg aan de doelgroep, vermeld in artikel 3, eerste lid, van het voormelde decreet;
2° beschikken over gecertificeerde kennis van ICF;
3° beschikken over kennis van het aanbod van welzijns- en zorgvoorzieningen.
 

Artikel 8. (15/02/2018- 30/06/2023)

Om de functie van casemanager Zorg te kunnen bekleden, dient de welzijns- en zorgvoorziening een mandaataanvraag in bij het Departement WVG. Het Departement WVG stelt daarvoor een aanvraagformulier ter beschikking.

Het formulier, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende gegevens:
1° de identiteitsgegevens van de welzijns- en zorgvoorziening en van de beheersinstantie;
2° een verklaring op eer betreffende het verzekeren van de continuïteit, vermeld in artikel 10, § 1, tweede lid, 2°, van het decreet van 25 april 2014.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, bepalen het model van het aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid.
 

Artikel 9. (15/02/2018- 30/06/2023)

De mandaataanvraag is ontvankelijk als de welzijns- en zorgvoorziening de aanvraag indient bij het Departement WVG op de wijze die de minister bevoegd voor bijstand aan personen en de minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid bepalen, en als ze al de volgende gegevens en stukken bevat:
1° het volledige en correct ingevulde aanvraagformulier, vermeld in artikel 8 van dit besluit;
2° het bewijs dat de rechtsgeldige vertegenwoordiger het formulier voor de mandaataanvraag ondertekend heeft;
3° het bewijs van professionele deskundigheid, vermeld in artikel 10, § 1, tweede lid, 2°, van het decreet van 25 april 2014 en artikel 7 van dit besluit.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, kunnen de wijze bepalen waarop het bewijs, vermeld in het eerste lid, 2°, verstrekt wordt.
 

Artikel 10. (15/02/2018- 30/06/2023)

Het Departement WVG onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvraag.

Binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag, brengt het Departement WVG de mandaataanvrager op de hoogte van het ontvankelijk of het niet ontvankelijk zijn van de mandaataanvraag. In het geval van de niet ontvankelijkheid, vermeldt die kennisgeving de motivering en de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag in te dienen.

Na het verstrijken van de termijn, vermeld in het tweede lid, wordt de aanvraag geacht ontvankelijk te zijn.
 

Artikel 11. (15/02/2018- 30/06/2023)

Het Departement WVG onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke aanvraag. Binnen vijfenveertig dagen na afloop van de termijn, vermeld in artikel 10, tweede lid, brengt het Departement WVG de mandaataanvrager op de hoogte van zijn beslissing.

Als er geen beslissing is genomen binnen vijfenveertig dagen, wordt de aanvraag geacht gegrond te zijn.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, kunnen de wijze van kennisgeving, vermeld in het eerste lid, bepalen.

De beslissing om een mandaat als casemanager Zorg toe te kennen aan de welzijns- en zorgvoorziening, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende gegevens:
1° de naam en het adres van de welzijns- en zorgvoorziening;
2° de duurtijd van het mandaat;
3° de omschrijving van de opdrachten van de casemanager Zorg;
4° de compensatievergoeding;
5° de niet-overdraagbaarheid van het mandaat.
 

Artikel 12. (15/02/2018- 30/06/2023)

 De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, bepalen eenzelfde einddatum van alle mandaten van de casemanagers Zorg.

Indien een welzijns- en zorgvoorziening op het moment van de einddatum, vermeld in het eerste lid, aangewezen is als casemanager Zorg van een deelnemer wiens activeringstraject nog loopt, blijft de welzijns- en zorgvoorziening gemandateerd als casemanager Zorg voor het uitoefenen van zijn functie tot het einde van dat activeringstraject.
 

Onderafdeling 2 Mandatering van de casemanager Werk (... - ...)

Artikel 13. (15/02/2018- 30/06/2023)

De volgende voorwaarden zijn al de aanvullende mandaatvoorwaarden voor de werkactoren, vermeld in artikel 11, § 2, vierde lid, van het decreet van 25 april 2014:
1° over een erkenning beschikken als vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2008 tot vaststelling van de regels voor de erkenning en financiering door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding van de gespecialiseerde trajectbepalings- en trajectbegeleidingsdienst, de gespecialiseerde arbeidsonderzoeksdiensten en de gespecialiseerde opleidings-, begeleidings- en bemiddelingsdiensten;
2° minimaal twee ICF-trainers die door de Wereldgezondheidsorganisatie gecertificeerd zijn, in dienst hebben.
 

Artikel 14. (15/02/2018- 30/06/2023)

De professionele deskundigheid, vermeld in artikel 11, § 2, tweede lid, 2°, van het decreet van 25 april 2014, houdt in dat de werkactor een of meer medewerkers per provincie in dienst heeft, die instaan voor de uitvoering van de opdrachten van de casemanager Werk, vermeld in artikel 12 van het voormelde decreet, en die voldoen aan al de volgende voorwaarden:
1° beschikken over een bachelordiploma Sociaal Werk of beschikken over minimaal twee jaar ervaring in begeleiding van de doelgroep naar werk en in bemiddeling;
2° gecertificeerde kennis van ICF bezitten;
3° beschikken over een certificaat als indiceringsconsulent;
4° beschikken over een certificaat van de opleiding om te kunnen registreren in het elektronische dossier;
5° beschikken over kennis van het aanbod voor bemiddeling, opleiding, begeleiding en tewerkstellingsondersteunende maatregelen op trede 3 tot en met 6 van de participatieladder;
6° beschikken over ervaring in het bemiddelen van uitkeringsgerechtigde werkzoekenden die wegens medische, mentale, psychische, psychiatrische of sociale problemen nood hebben aan een voortraject.
 

Artikel 15. (15/02/2018- 30/06/2023)

Om de functie van casemanager Werk, vermeld in artikel 11, § 2, van het decreet van 25 april 2014, te kunnen bekleden, dient de werkactor na de oproep een mandaataanvraag in bij de VDAB. De VDAB stelt daarvoor een aanvraagformulier ter beschikking.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, bepaalt de procedure en het model van het aanvraagformulier.
 

Artikel 16. (15/02/2018- 30/06/2023)

De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, bepaalt de einddatum van het mandaat van de casemanager Werk.

Indien een werkactor op het moment van de einddatum, vermeld in het eerste lid, aangewezen is als casemanager Werk van een deelnemer wiens activeringstraject nog loopt, blijft de werkactor gemandateerd als casemanager Werk voor het uitoefenen van zijn functie tot het einde van dat activeringstraject.
 

Onderafdeling 3 Opdrachten van de casemanager Zorg en de casemanager Werk (... - ...)

Artikel 17. (15/02/2018- 30/06/2023)

De casemanager Zorg en de casemanager Werk stellen het trajectplan op samen met de deelnemer binnen vier weken nadat de VDAB voor de deelnemer een gemandateerde welzijns- en zorgvoorziening als casemanager Zorg en, in voorkomend geval, een gemandateerde werkactor als casemanager Werk heeft aangewezen.

Bij het opstellen van het trajectplan maken de casemanager Werk en de casemanager Zorg een gemotiveerde keuze op het vlak van dienstverlening. Ze houden daarbij rekening met het volledige aanbod in het netwerk van dienstverleners en in de regio.

De casemanager Werk en de casemanager Zorg registreren het trajectplan in het elektronische dossier van de deelnemer.
 

Artikel 18. (15/02/2018- 30/06/2023)

De casemanager Zorg en de casemanager Werk waken erover een logische volgorde van de acties, vermeld in artikel 23 van het decreet van 25 april 2014, in het traject te hanteren. Die volgorde van acties wordt opgenomen in het trajectplan. Ze houden daarbij rekening met al de volgende voorwaarden:
1° de acties worden ingezet met aandacht voor de ontwikkeling van de toenemende competenties van de deelnemer in de loop van het traject;
2° de acties worden ingezet rekening houdend met de zorgbehoeften van de deelnemer;
3° er wordt naar gestreefd om de acties zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten, zodat de periodes tussen de acties tot een minimum worden beperkt.
 

Artikel 19. (15/02/2018- 30/06/2023)

De casemanager Zorg en de casemanager Werk registreren het eindverslag en het eindadvies, vermeld in artikel 30 en 31 van het decreet van 25 april 2014, uiterlijk vier weken na de oplevering van alle verslagen over de acties van het traject die geregistreerd zijn in het elektronische dossier van de deelnemer.
 

Artikel 20. (15/02/2018- 30/06/2023)

De werkactor, gemandateerd voor de opdrachten als casemanager Werk, onderzoekt in voorkomend geval:
1° het recht op tewerkstellingsondersteunende maatregelen, vermeld in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 betreffende de professionele integratie van personen met een arbeidshandicap;
2° de indicering, vermeld in artikel 7 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling.

De werkactor, die gemandateerd is voor de opdrachten als casemanager Werk, ziet erop toe dat het eindadvies dat hij samen met de casemanager Zorg motiveert, in overeenstemming is met de regelgeving, vermeld in het eerste lid, en de technische bepalingen hieromtrent.
 

Onderafdeling 4 Compensatievergoeding voor de casemanager Zorg (... - ...)

Artikel 21. (15/02/2018- 30/06/2023)

Binnen de perken van het jaarlijks goedgekeurde begrotingskrediet ontvangt de casemanager Zorg van het Departement WVG per activeringstraject en overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 van dit besluit een compensatievergoeding van 800 euro voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 13 van het decreet van 25 april 2014, en artikel 17 tot en met 19 van dit besluit.

De compensatievergoeding, vermeld in het eerste lid, is uitgedrukt tegen 100 % van de spilindex die van toepassing is op 1 juli 2018. De looncomponent van dat bedrag wordt, binnen de beschikbare begrotingskredieten, geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
 

Artikel 22. (15/02/2018- 30/06/2023)

De casemanager Zorg ontvangt 60 % van de compensatievergoeding, vermeld in artikel 21 van dit besluit, bij de registratie van het trajectplan, vermeld in artikel 17 van het decreet van 25 april 2014 en artikel 17 van dit besluit.

De casemanager Zorg ontvangt de resterende 40 % van de compensatievergoeding als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° hij heeft, samen met de casemanager Werk, een volledig eindverslag geregistreerd in het elektronische dossier van de deelnemer, waarin de verschillende elementen, vermeld in artikel 30, derde lid, van het voormelde decreet, zijn opgenomen;
2° hij heeft, samen met de casemanager Werk, een gemotiveerd eindadvies geregistreerd in het elektronische dossier van de deelnemer als vermeld in artikel 31 van het voormelde decreet;
3° het traject heeft een duurtijd van minimaal drie maanden als vermeld in artikel 24 van het voormelde decreet.
 

Onderafdeling 5 Compensatievergoeding voor de casemanager Werk (... - ...)

Artikel 23. (15/02/2018- 30/06/2023)

Binnen de perken van het jaarlijks goedgekeurde begrotingskrediet ontvangt de casemanager Werk van de VDAB per activeringstraject en overeenkomstig het bepaalde in artikel 24 van dit besluit een compensatievergoeding van 800 euro voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 12 van het decreet van 25 april 2014 en artikel 17 tot en met 19 van dit besluit.

De compensatievergoeding, vermeld in het eerste lid, is uitgedrukt tegen 100 % van de spilindex die van toepassing is op 1 juli 2018. De looncomponent van dat bedrag wordt, binnen de beschikbare begrotingskredieten, geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
 

Artikel 24. (15/02/2018- 30/06/2023)

De casemanager Werk ontvangt 60 % van de compensatievergoeding, vermeld in artikel 23 van dit besluit, bij de registratie van het trajectplan, vermeld in artikel 17 van het decreet van 25 april 2014 en artikel 17 van dit besluit.

De casemanager Werk ontvangt de resterende 40 % van de compensatievergoeding als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° hij heeft, samen met de casemanager Zorg, een volledig eindverslag geregistreerd in het elektronische dossier van de deelnemer, waarin de verschillende elementen, vermeld in artikel 30, derde lid, van het voormelde decreet, zijn opgenomen;
2° hij heeft, samen met de casemanager Zorg, een gemotiveerd eindadvies geregistreerd in het elektronische dossier van de deelnemer als vermeld in artikel 31 van het voormelde decreet;
3° het traject heeft een duurtijd van minimaal drie maanden als vermeld in artikel 24 van het voormelde decreet.
 

Afdeling 4 De Penhouder en het netwerk van dienstverleners (... - ...)

Onderafdeling 1 Mandatering van de penhouder (... - ...)

Artikel 25. (15/02/2018- 30/06/2023)

De volgende voorwaarden zijn de aanvullende mandaatvoorwaarden voor de penhouder, vermeld in artikel 18, § 1, vierde lid, van het decreet van 25 april 2014:
1° de penhouder toont aan dat het netwerk van dienstverleners:
1) een werkingsgebied omvat dat overeenstemt met een of meer zorgregio's regionale stad binnen de grenzen van een provincie;
2) de dienstverlening over heel het werkingsgebied kan verzekeren;
3) operationeel in staat is om, uiterlijk binnen vier weken nadat de penhouder het trajectplan ontvangen heeft, te starten met de uitvoering van het trajectplan;
2° de penhouder toont aan dat met betrekking tot de professionele deskundigheid van de dienstverleners:
1) de dienstverleners, vermeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 1°, a) tot en met f), van het voormelde decreet, ervaring hebben met een van de volgende diensten:
a) het verlenen van de zorg, vermeld in artikel 2, 32°, van het voormelde decreet, aan de doelgroep, vermeld in artikel 3 van het voormelde decreet, in een of meer van de volgende sectoren:
i) bijzondere jeugdzorg of personen met een handicap;
ii) geestelijke gezondheidszorg;
iii) algemeen welzijnswerk, maatschappelijk en sociaal werk;
b) het begeleiden op en naar een werkvloer, vermeld in artikel 23, eerste lid, 1°, van het voormelde decreet, van de doelgroep, vermeld in artikel 3 van het voormelde decreet;
2) andere dienstverleners dan de dienstverleners, vermeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 1°, van het voormelde decreet, beantwoorden aan al de volgende voorwaarden:
a) erkend of vergund zijn door het agentschap Jongerenwelzijn, door het agentschap Zorg en Gezondheid, door het VAPH, door het Departement WVG of door de federale overheid;
b) ervaring hebben als vermeld in punt 1), a);
3° de penhouder toont aan dat er een gedeelde visie bestaat tussen de dienstverleners van het netwerk over het gebiedsdekkende aanbod, de taakverdeling en de samenwerking binnen het werkingsgebied.

In het eerste lid, 1°, 1), wordt verstaan onder zorgregio's regionale stad: het geografisch omschreven gebied, vermeld in de bijlage bij het decreet van 23 mei 2003 betreffende de indeling in zorgregio's en betreffende de samenwerking en programmatie van gezondheidsvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen.

In het eerste lid, 2°, 2), a), wordt verstaan onder het agentschap Zorg en Gezondheid: het Agentschap Zorg en Gezondheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Zorg en Gezondheid".
 

Artikel 26. (15/02/2018- 30/06/2023)

Er is één gemandateerde penhouder per werkingsgebied.

De VDAB voert, in samenspraak met het Departement WVG, een overheidsopdracht voor de mandatering van de penhouders op basis van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten.
 

Artikel 27. (21/08/2021- 30/06/2023)

De penhouders worden gemandateerd voor de uitvoering van trajecten die opgestart worden binnen een periode van vijf jaar.
 

Onderafdeling 2 Compensatievergoeding voor de penhouder (... - ...)

Artikel 28. (15/02/2018- 30/06/2023)

Binnen de perken van het jaarlijks goedgekeurde begrotingskrediet ontvangt de gemandateerde penhouder van de VDAB per activeringstraject en overeenkomstig het bepaalde in artikel 29 van dit besluit een compensatievergoeding van 2800 euro voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 19 van het decreet van 25 april 2014.

De compensatievergoeding, vermeld in het eerste lid, is uitgedrukt tegen 100 % van de spilindex die van toepassing is op 1 juli 2018. De looncomponent van dat bedrag wordt, binnen de beschikbare begrotingskredieten, geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.

De gemandateerde penhouder mag tot maximaal 10 % van de compensatievergoeding gebruiken voor de uitvoering van zijn taken, vermeld in artikel 19, 1°, 3°, 4°, 5° en 6°, van het voormelde decreet.

De gemandateerde penhouder kan de compensatievergoeding naar behoefte besteden binnen het netwerk van dienstverleners voor de uitvoering van de acties van de trajectplannen, als de penhouder de gegevens over de aanwending van de compensatievergoeding registreert.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, kunnen het model van sjabloon voor de registratie bepalen en de frequentie waarmee het bezorgd moet worden.
 

Artikel 29. (15/02/2018- 30/06/2023)

De gemandateerde penhouder verkrijgt bij de aanvang van het activeringstraject 70 % van de compensatievergoeding, vermeld in artikel 28, eerste lid, van dit besluit.

De gemandateerde penhouder verkrijgt de resterende 30 % van de compensatievergoeding als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de casemanager Werk en de casemanager Zorg oordelen dat de dienstverleners de acties uit het trajectplan hebben uitgevoerd;
2° de casemanager Werk en de casemanager Zorg van de dienstverleners voldoende en relevante informatie hebben ontvangen om op basis daarvan tijdig een eindverslag op te maken en een eindadvies te motiveren als vermeld in artikel 30 en 31 van het decreet van 25 april 2014;
3° het traject een duurtijd heeft van minimaal drie maanden als vermeld in artikel 24 van het voormelde decreet.

De middelen die niet behoren tot de compensatievergoeding van de penhouder voor de uitvoering van zijn taken, vermeld in artikel 19, 1°, 3°, 4°, 5° en 6°, van het voormelde decreet, kunnen enkel ingezet worden voor dienstverlening aan de deelnemers. De kosten voor de zorg, die verleend wordt in het activeringstraject, vermeld in artikel 23, eerste lid, 2°, van het decreet van 25 april 2014 en artikel 33 van dit besluit, en die in aanmerking komen voor terugbetaling door het RIZIV, zijn niet ten laste van de compensatievergoeding.

Aan het einde van het mandaat worden de middelen die niet werden besteed aan de dienstverlening overgemaakt aan de Vlaamse overheid.
 

Artikel 30. (15/02/2018- 30/06/2023)

De gemandateerde penhouder hanteert een boekhouding die de inkomsten en de uitgaven die verband houden met zijn opdrachten, vermeld in artikel 19 van het decreet van 25 april 2014, en de dienstverlening, vermeld in artikel 23 van het decreet van 25 april 2014 en in artikel 32 en 33 van dit besluit, transparant afzondert.

De gemandateerde penhouder waakt erover dat de vergoedingen die worden betaald aan de dienstverleners marktconform zijn.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kunnen aanvullende richtlijnen uitvaardigen voor de te hanteren boekhouding en de wijze waarop ze ingediend moet worden met het oog op de rechtmatigheidscontrole van de kosten en de inkomsten.
 

Artikel 31. (15/02/2018- 30/06/2023)

Afdeling 5 Activeringstrajecten (... - ...)

Artikel 32. (01/01/2023- 30/06/2023)

§ 1. De begeleiding op en naar een werkvloer die deel uitmaakt van een activeringstraject als vermeld in artikel 23, eerste lid, 1°, van het decreet van 25 april 2014, bestaat minimaal uit een werkervaringsstage als vermeld in artikel 111/0/1 tot en met artikel 111/0/12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding.

De werkervaringsstage, vermeld in het eerste lid, kan bij verschillende werkgevers dan wel in verschillende functies bij dezelfde werkgever georganiseerd worden.

De werkervaringsstage, vermeld in het eerste lid, kan alleen begeleid worden door de werkactor, vermeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 1°, c), van het voormelde decreet.

§ 2. Tijdens het activeringstraject kan de VDAB, na het advies van de casemanager Werk en de casemanager Zorg, beslissen om de deelnemer toe te leiden als een kandidaat-arbeidszorgmedewerker, als vermeld in artikel 1, 16°, van het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 1998 tot uitvoering van het decreet inzake sociale werkplaatsen, of als een kandidaat-arbeidszorgmedewerker in de arbeidszorginitiatieven op het vlak van de sociale economie.
 

Artikel 33. (15/02/2018- 30/06/2023)

De zorg die deel uitmaakt van een activeringstraject als vermeld in artikel 23, eerste lid, 2°, van het decreet van 25 april 2014, betreft het verlenen van specifieke herstelgerichte zorg, expliciet met het oog op de uitvoering van een stage op een werkvloer tijdens het activeringstraject en met het oog op het kunnen uitvoeren van betaalde beroepsarbeid met of zonder ondersteuning na afloop van het activeringstraject.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid bestaat de zorg onder meer uit:
1° het verkennen van de zorgbehoeften en de medische, mentale, psychische, psychiatrische en sociale problemen van de deelnemer die de uitvoering van een stage op een werkvloer of de uitvoering van betaalde arbeid met of zonder ondersteuning verhinderen;
2° het verlenen van inzicht aan de deelnemer in zijn zorgbehoeften en zijn medische, mentale, psychische, psychiatrische en sociale problemen die de uitvoering van een stage op een werkvloer of de uitvoering van betaalde arbeid met of zonder ondersteuning verhinderen;
3° het leren omgaan van de deelnemer met zijn zorgbehoeften en zijn medische, mentale, psychische, psychiatrische en sociale problemen die de uitvoering van een stage op een werkvloer of de uitvoering van betaalde arbeid met of zonder ondersteuning verhinderen;
4° het verhogen van de psychische draagkracht van de deelnemer om een stage op een werkvloer uit te voeren of betaalde arbeid met of zonder ondersteuning uit te voeren;
5° het mee helpen creëren van een ondersteunend zorgnetwerk in de private en werkomgeving van de deelnemer met het oog op de zelfredzaamheid van de deelnemer na afloop van het activeringstraject;
6° het versterken van de competenties van de deelnemer, waaronder assertiviteit, communicatie, conflictbeheersing, het voorzien in basishygiëne, leren omgaan met faalervaringen en motivatie, met het oog op de zelfredzaamheid van de deelnemer na afloop van het activeringstraject.
 

Artikel 34. (15/02/2018- 30/06/2023)

De casemanager Werk en de casemanager Zorg bepalen de vermoedelijke duur van het activeringstraject op basis van de behoeften en de competenties van de deelnemer, met een maximum van achttien maanden, vermeld in artikel 24 van het decreet van 25 april 2014.

De VDAB kan, op advies van de casemanager Werk en de casemanager Zorg, het activeringstraject verlengen tot maximaal 24 maanden, als de deelnemer door ziekte, moederschapsverlof, ongeval of overmacht tijdelijk niet kan deelnemen, op voorwaarde dat een verlenging noodzakelijk is om de doelstelling van het activeringstraject te bereiken.

Een verlenging van het trajectplan wordt geregistreerd in het elektronische dossier van de deelnemer.

De beslissing tot verlenging van het activeringstraject van de deelnemer leidt niet tot een nieuwe of aanvullende compensatievergoeding voor de casemanagers Werk en Zorg of de penhouder.
 

Artikel 35. (15/02/2018- 30/06/2023)

De VDAB kan, na advies van de casemanagers Werk en Zorg, het activeringstraject voortijdig beëindigen als:
1° de deelnemer ernstig tekortschiet in zijn verplichtingen of in de uitvoering van de acties die met hem in het kader van zijn traject zijn overeengekomen;
2° de onderbreking van de uitvoering van het trajectplan door ziekte, moederschapsverlof, ongeval of overmacht de re-integratie van de deelnemer in het activeringstraject ernstig verhindert;
3° de VDAB of de casemanagers Werk en Zorg van oordeel zijn dat de deelnemer het beoogde doel van een activeringstraject niet zal halen als vermeld in artikel 29 van het decreet van 25 april 2014;
4° de deelnemer aan het werk is.

Elke stopzetting van het trajectplan wordt geregistreerd in het elektronische dossier van de deelnemer.
 

Afdeling 6 Beroep (... - ...)

Artikel 36. (15/02/2018- 30/06/2023)

 De kandidaat-deelnemer, de deelnemer of de actor die verzocht heeft om een kandidaat-deelnemer te laten deelnemen, kan een verzoek tot heroverweging indienen bij de raad van bestuur van de VDAB als hij niet akkoord gaat met een door de VDAB krachtens dit besluit genomen beslissing.

Het gemotiveerde verzoek tot heroverweging wordt ingediend, op straffe van verval, binnen een termijn van 45 dagen vanaf de datum van de kennisgeving van de beslissing.

De raad van bestuur van de VDAB beslist binnen een termijn van dertig dagen vanaf de dag na het einde van de termijn, vermeld in het tweede lid.
 

Afdeling 7 Toezicht en sancties (... - ...)

Artikel 37. (15/02/2018- 30/06/2023)

Tijdens de duurtijd van het mandaat van de casemanager Werk controleert de VDAB de aanwending van de compensatievergoedingen, vermeld in artikel 23. De VDAB kan daarvoor alle noodzakelijke gegevensbronnen raadplegen.

Artikel 38. (15/02/2018- 30/06/2023)

Tijdens de duurtijd van het mandaat van de penhouder controleert de VDAB de aanwending van de compensatievergoedingen, vermeld in artikel 28. De VDAB kan daarvoor alle noodzakelijke gegevensbronnen raadplegen.
 

Artikel 39. (15/02/2018- 30/06/2023)

Onrechtmatig ontvangen compensatievergoedingen worden teruggevorderd of in mindering gebracht van al vaststaande maar nog niet uitbetaalde compensatievergoedingen.
 

Artikel 40. (15/02/2018- 30/06/2023)

De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, kan op basis van het verslag van de sociaalrechtelijke inspecteurs en het advies van de VDAB beslissen dat het mandaat casemanager Werk wordt ingetrokken of geschorst als de gemandateerde casemanager Werk:
1° de compensatievergoeding, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014 en artikel 23 van dit besluit, niet daadwerkelijk aanwendt voor de opdrachten, vermeld in artikel 12 van het voormelde decreet en artikel 17 tot en met 20 van dit besluit;
2° de mandaatvoorwaarden, de professionele deskundigheid of de continuïteit, vermeld in artikel 11, § 2, van het voormelde decreet en artikel 13 en 14 van dit besluit, niet naleeft;
3° bij de mandaataanvraag verklaringen heeft afgelegd die vals, onvolledig of onjuist worden bevonden;
4° de inlichtingen die hij ter uitvoering van de bepalingen van dit besluit moet leveren, willens en wetens vervalst of niet aanreikt.

Met toepassing van artikel 46, tweede lid, van het voormelde decreet, deelt de gemandateerde casemanager Werk zijn verweermiddelen mee binnen een vervaltermijn van dertig dagen.

De termijn, vermeld in het tweede lid, begint op de dag nadat het voornemen tot intrekking of schorsing aan de gemandateerde casemanager Werk ter kennisgeving is verzonden met een aangetekende zending.
 

Artikel 41. (15/02/2018- 30/06/2023)

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, kunnen op basis van het verslag van Zorginspectie en het advies van het Departement WVG beslissen dat het mandaat casemanager Zorg wordt ingetrokken of geschorst als de gemandateerde casemanager Zorg:
1° de compensatievergoeding, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014 en artikel 21 van dit besluit, niet daadwerkelijk aanwendt voor de opdrachten, vermeld in artikel 13 van het voormelde decreet en artikel 17 tot en met 19 van dit besluit;
2° de mandaatvoorwaarden, de professionele deskundigheid of de continuïteit, vermeld in artikel 10, § 1, van het voormelde decreet en artikel 7 van dit besluit, niet naleeft;
3° bij de mandaataanvraag verklaringen heeft afgelegd die vals, onvolledig of onjuist worden bevonden;
4° de inlichtingen die hij ter uitvoering van de bepalingen van dit besluit moet leveren, willens en wetens vervalst of niet aanreikt.

Met toepassing van artikel 46, tweede lid, van het voormelde decreet deelt de gemandateerde casemanager Zorg zijn verweermiddelen mee binnen een vervaltermijn van dertig dagen.

De termijn, vermeld in het tweede lid, begint op de dag nadat het voornemen tot intrekking of schorsing aan de gemandateerde casemanager Zorg ter kennisgeving is verzonden met een aangetekende zending.
 

Artikel 42. (15/02/2018- 30/06/2023)

De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, kunnen op basis van het verslag van de sociaalrechtelijke inspecteurs en het advies van het Departement WVG en de VDAB beslissen dat het mandaat van de penhouder wordt ingetrokken of geschorst als de gemandateerde penhouder:
1° de compensatievergoeding, vermeld in artikel 21 van het decreet van 25 april 2014 en artikel 28 van dit besluit, niet daadwerkelijk aanwendt voor de opdrachten, vermeld in artikel 19 van het voormelde decreet;
2° de mandaatvoorwaarden, de professionele deskundigheid of de continuïteit, vermeld in artikel 18, § 1, van het voormelde decreet en artikel 25 van dit besluit, niet naleeft;
3° bij de mandaataanvraag verklaringen heeft afgelegd die vals, onvolledig of onjuist worden bevonden;
4° de inlichtingen die hij ter uitvoering van de bepalingen van dit besluit moet leveren, willens en wetens vervalst of niet aanreikt.

Met toepassing van artikel 46, tweede lid, van het voormelde decreet deelt de gemandateerde penhouder zijn verweermiddelen mee binnen een vervaltermijn van dertig dagen.

De termijn, vermeld in het tweede lid, begint op de dag nadat het voornemen tot intrekking of schorsing aan de gemandateerde penhouder ter kennisgeving is verzonden met een aangetekende zending.
 

Artikel 43. (15/02/2018- 30/06/2023)

De informatiegegevens die betrekking hebben op de naleving van de voorwaarden van dit besluit, worden door de gemandateerde casemanager Werk, de gemandateerde casemanager Zorg en de gemandateerde penhouder bewaard gedurende minimaal tien jaar na afloop van de periode van de mandatering.

HOOFDSTUK 3 Arbeidsmatige activiteiten (... - ...)

Afdeling 1 Doelgroep en toegang tot arbeidsmatige activiteiten (... - ...)

Artikel 44. (01/04/2021- 31/12/2023)

Personen, ouder dan 18 jaar en jonger dan 65 jaar, voor wie betaalde beroepsarbeid, met of zonder ondersteuning, op middellange termijn niet, nog niet of niet meer mogelijk is door een of meer belemmeringen van medische, mentale, psychische, psychiatrische of sociale aard, kunnen deelnemen aan arbeidsmatige activiteiten, als ze behoren tot een van de volgende categorieën:
1° niet-werkende werkzoekenden, vermeld in artikel 1, 8°, van het besluit van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding, die toegeleid worden door de VDAB;
2° personen met een leefloon die de toelating hebben van het OCMW om deel te nemen aan arbeidsmatige activiteiten;
3° personen die arbeidsongeschikt erkend zijn in de zin van de uitkeringsverzekering voor werknemers en/of de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen en meewerkende echtgenoten en die de toelating van de adviserend arts van het ziekenfonds hebben gekregen om arbeidsmatige activiteiten te verrichten;
4° personen die een inkomensvervangende tegemoetkoming of integratietegemoetkoming ontvangen.

De deelname aan arbeidsmatige activiteiten, vermeld in het eerste lid, kan niet gecombineerd worden met een deelname aan de arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie, vermeld in hoofdstuk 3/1.
 

Afdeling 2 Aanbod van arbeidsmatige activiteiten (... - ...)

Artikel 45. (01/05/2018- 31/12/2023)

De deelnemer arbeidsmatige activiteiten verricht onbezoldigd arbeidsmatige activiteiten bij een werkpost.
 

Artikel 46. (01/01/2020- 31/12/2023)

§ 1. De arbeidsmatige activiteiten worden verricht onder begeleiding van een erkende begeleider arbeidsmatige activiteiten.

Het Departement WVG erkent de begeleiders arbeidsmatige activiteiten, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
1° het gaat om een van de volgende voorzieningen:
a) een centrum voor algemeen welzijnswerk;
b) een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds, erkend conform het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
c) een centrum voor geestelijke gezondheidszorg;
d) een initiatief voor beschut wonen;
e) een psychiatrisch ziekenhuis;
f) een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis;
g) een welzijns- en zorgvoorziening, erkend of vergund door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of het agentschap Jongerenwelzijn, om ondersteuning te bieden;
h) een revalidatiecentrum;
i) een OCMW;
j) een onderwijsinstelling, erkend door de Vlaamse Gemeenschap;
k) een sociale werkplaats, vermeld in artikel 3 van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen;
m) een beschutte werkplaats, vermeld in artikel 79 van het decreet van 23 december 2005 tot begeleiding van de begroting 2006;
n) een maatwerkbedrijf, vermeld in artikel 3 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling.
2° de voorzieningen, vermeld in punt 1°, hebben, om de opdrachten in het kader van de begeleiding, vermeld in artikel 47 van dit besluit, uit te voeren, een of meer medewerkers in dienst die minimaal een medisch, paramedisch, sociaal, psychologisch of pedagogisch diploma op bachelorniveau of minimaal twee jaar ervaring in het verlenen van zorg, gedefinieerd in artikel 2, 32°, van het decreet van 25 april 2014, aan de doelgroep, vermeld in artikel 44, eerste lid, van dit besluit, bezitten;
3° de voorzieningen, vermeld in punt 1°, hebben een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering afgesloten ter dekking van de risico's die verbonden zijn aan het uitvoeren van de opdrachten in het kader van de begeleiding, vermeld in artikel 47 van dit besluit.

§ 2. Om erkend te worden, dient de voorziening een erkenningsaanvraag in bij het Departement WVG. Het Departement WVG stelt daarvoor een model van aanvraagformulier ter beschikking.

Het formulier, vermeld in het eerste lid, bevat minstens de identiteitsgegevens van de voorziening en van de beheersinstantie.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, bepalen het model van het aanvraagformulier.

De erkenningsaanvraag is ontvankelijk als de voorziening de aanvraag indient bij het Departement WVG op de wijze die de minister bevoegd voor bijstand aan personen en de minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid bepalen, en als ze al de volgende gegevens en stukken bevat:
1° het volledige en correct ingevulde aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid;
2° het bewijs dat het aanvraagformulier door de rechtsgeldige vertegenwoordiger is ondertekend;
3° het bewijs dat er voldaan wordt aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 2° en 3°.

Het Departement WVG onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvraag. Binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van de erkenningsaanvraag, brengt het Departement WVG de aanvrager op de hoogte van het ontvankelijk of het niet ontvankelijk zijn van de erkenningsaanvraag. In het geval van de niet ontvankelijkheid, vermeldt die kennisgeving de motivering en de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag in te dienen. Na het verstrijken van die termijn, wordt de aanvraag geacht ontvankelijk te zijn.

Het Departement WVG onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke aanvraag. Binnen vijfenveertig dagen na afloop van de termijn, vermeld in het vijfde lid, brengt het Departement WVG de aanvrager op de hoogte van zijn beslissing. Als er geen beslissing is genomen binnen vijfenveertig dagen, wordt de aanvraag geacht gegrond te zijn.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, kunnen de wijze van kennisgeving, vermeld in het zesde lid, bepalen.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, kunnen de wijze bepalen waarop het bewijs, vermeld in het vierde lid, 2°, verstrekt wordt.

De beslissing om de erkenning toe te kennen aan de voorziening bevat al de volgende gegevens:
1° de naam en het adres van de voorziening;
2° de duurtijd van de erkenning;
3° de omschrijving van de opdrachten van een begeleider arbeidsmatige activiteiten;
4° de subsidiëring;
5° de niet-overdraagbaarheid van de erkenning.

De erkenning wordt toegekend voor een periode van vijf jaar en kan verlengd worden. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, kunnen de nadere regels daarvoor bepalen.
 

Artikel 47. (01/05/2018- 31/12/2023)

De begeleiding door de erkende begeleider arbeidsmatige activiteiten houdt al de volgende opdrachten in:
1° een intake- en oriënteringsgesprek houden met de persoon die arbeidsmatige activiteiten wil verrichten, waarbij onder meer wordt nagegaan of de persoon in aanmerking komt om deel te nemen aan arbeidsmatige activiteiten als vermeld in artikel 44, eerste lid van dit besluit, en zoeken naar een passende werkpost en passende arbeidsmatige activiteiten voor de deelnemer arbeidsmatige activiteiten;
2° de deelnemer arbeidsmatige activiteiten begeleiden bij de start op de werkpost en opvolgen tijdens de duur van de arbeidsmatige activiteiten;
3° de rol van aanspreekpunt vervullen bij de arbeidsmatige activiteiten van de deelnemer;
4° het afsluiten van verzekeringen die de deelnemer arbeidsmatige activiteiten verzekeren voor:
a) lichamelijke ongevallen bij de werkpost, inclusief tijdens de verplaatsingen naar en van de werkpost;
b) burgerlijke aansprakelijkheid;
5° jaarlijks evalueren of de arbeidsmatige activiteiten passend zijn voor de deelnemer, in dialoog met de deelnemer en met de instanties, vermeld in artikel 44, eerste lid, 1°, 2° en 3° van dit besluit.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, kunnen bijkomende opdrachten bepalen.
 

Artikel 48. (01/07/2018- 31/12/2023)

§ 1. Binnen de perken van het jaarlijks goedgekeurde begrotingskrediet, wordt aan de erkende begeleiders arbeidsmatige activiteiten voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 47, een subsidie toegekend van maximaal 840 euro per begeleide deelnemer arbeidsmatige activiteiten per kalenderjaar, op basis van de reëel gepresteerde begeleidingsperiode.

De subsidie wordt berekend volgens de volgende formule: 70 x aantal maanden begeleiding. Elke begonnen maand wordt als een volledige maand gerekend.

De subsidie, vermeld in het eerste lid, is uitgedrukt tegen 100 % van de spilindex die van toepassing is op 1 juli 2018. De looncomponent van dat bedrag wordt, binnen de beschikbare begrotingskredieten, geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.

§ 2. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moet de erkende begeleider arbeidsmatige activiteiten aan al de volgende voorwaarden beantwoorden:
1° de erkenningsvoorwaarden naleven, vermeld in artikel 46, § 1, tweede lid;
2° de gegevens verstrekken, bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid kunnen de nadere regels en bijkomende subsidievoorwaarden bepalen betreffende het moment en de wijze waarop de gegevens vermeld in het eerste lid, 2°, moeten verstrekt worden.

§ 3. De subsidie, vermeld in paragraaf 1, wordt per kwartaal uitbetaald voor het aantal maanden reëel gepresteerde begeleiding door de begeleider arbeidsmatige activiteiten gedurende dat kwartaal.

Voor de eerste drie kwartalen wordt de subsidie telkens uiterlijk de tweede maand die volgt op dat kwartaal uitbetaald. Voor het vierde kwartaal van elk jaar wordt de subsidie uitbetaald tijdens het vierde kwartaal van dat jaar op basis van de trajecten die in de maand oktober zijn geregistreerd. In het eerste kwartaal van het daaropvolgende jaar wordt het aantal maanden reëel gepresteerde begeleiding door de begeleider arbeidsmatige activiteiten voor het vierde kwartaal berekend. Te veel uitbetaalde subsidies worden ingehouden of teruggevorderd.
 

Artikel 49. (01/05/2018- 31/12/2023)

De arbeidsmatige activiteiten komen tot stand door een overeenkomst te sluiten tussen de deelnemer arbeidsmatige activiteiten, de erkende begeleider arbeidsmatige activiteiten en de werkpost.

Deze overeenkomst bevat de vermeldingen en de bepalingen, vermeld in de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd. De originele overeenkomsten, vermeld in het eerste lid, en de bewijzen van de afgesloten verzekeringen, vermeld in artikel 47, eerste lid, 4°, worden voor controle ter beschikking gehouden.
 

[HOOFDSTUK 3/1 Arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie (ing. BVR 8 januari 2021, art. 5, I: 1 april 2021)] (... - ...)

[Afdeling 1 Doelgroep en toegang (ing. BVR 8 januari 2021, art. 5, I: 1 april 2021)] (... - ...)

Artikel 49/1. (01/04/2021- 31/12/2023)

De VDAB kan de volgende categorieën van personen toeleiden naar arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie:
1° niet-werkende werkzoekenden als vermeld in artikel 1, eerste lid, 8°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;
2° personen met een leefloon die de toelating van het OCMW hebben om deel te nemen aan arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie;
3° personen die als arbeidsongeschikt erkend zijn in de zin van de uitkeringsverzekering voor werknemers of de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen en meewerkende echtgenoten en die de toelating van de adviserende arts van het ziekenfonds hebben gekregen om arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie te verrichten;
4° personen die een inkomensvervangende tegemoetkoming of integratietegemoetkoming ontvangen.

Bij de beslissing tot deelname aan arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie houdt de VDAB rekening met de volgende elementen:
1° de aanwezigheid van ernstige belemmeringen van medische, mentale, psychische, psychiatrische of sociale aard die de persoon verhinderen om betaalde beroepsarbeid te verrichten;
2° de inschatting van de competenties en de beperkingen op basis van het functioneren van de persoon op de arbeidsmarkt aan de hand van het ICF-instrument;
3° de verwachting dat de persoon door deelname aan arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie stappen kan zetten naar betaalde beroepsarbeid;
4° de inschatting dat de persoon minimaal twaalf uur per week kan deelnemen aan arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie;
5° het engagement van de persoon om actief deel te nemen aan arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie.

Artikel 49/2. (01/04/2021- 31/12/2023)

De VDAB maakt voor de personen, vermeld in artikel 49/1, een elektronisch dossier op en beheert daarbij de volgende noodzakelijke gegevens:
1° de identiteitsgegevens van de deelnemer;
2° de gegevens over de elementen, vermeld in artikel 49/1, tweede lid;
3° de beslissing tot deelname aan arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie;
4° de opvolging van de voorwaarden en de activiteiten op het vlak van competentieontwikkeling als vermeld in artikel 49/3.

Artikel 49/3. (01/04/2021- 31/12/2023)

De VDAB houdt toezicht op de deelname aan arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie via minimaal een jaarlijkse opvolging van de elementen, vermeld in artikel 49/1, tweede lid en ondersteunt zoveel mogelijk doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt of collectief maatwerk of de lokale diensteneconomie en dat via aangepaste beschikbaarheid, zowel passief als zo maximaal mogelijk actief.

Met het oog op stappen naar betaalde beroepsarbeid kan de deelname aan arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie gecombineerd worden met een van de volgende maatregelen of instrumenten gedurende een periode van maximaal drie maanden:
1° een beroepsverkennende stage op een andere werkvloer als vermeld in artikel 41 tot en met artikel 44 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;
2° een beroepsopleiding of een opleidingsstage als vermeld in artikel 78 tot en met 86 van het voormelde besluit;
3° een deelname aan een individuele beroepsopleiding of een IBO voor kwetsbare werkzoekenden als vermeld in artikel 90 tot en met 98/4 van het voormelde besluit;
4° een deelname aan tijdelijke werkervaring als vermeld in het Tijdelijkewerkervaringsdecreet van 9 december 2016;
5° een deelname aan wijk-werken als vermeld artikel 3, 9°, van het Wijk-werkendecreet van 7 juli 2017;
6° een begeleiding door het GOB als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2008 tot vaststelling van de regels voor de erkenning en financiering door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding van de gespecialiseerde trajectbepaling- en -begeleidingsdienst, de gespecialiseerde arbeidsonderzoeksdiensten en de gespecialiseerde opleidings-, begeleidings- en bemiddelingsdiensten;
7° een deeltijdse tewerkstelling als doelgroepwerknemer in een maatwerkbedrijf als vermeld in het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling.

De deelname aan de arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie kan niet gecombineerd worden met een deelname aan de arbeidsmatige activiteiten, vermeld in hoofdstuk 3.

De deelnemer en de begeleider van arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie kunnen een aanvraag tot opvolging van de deelname indienen bij de VDAB.

Artikel 49/4. (01/04/2021- 31/12/2023)

De deelname aan de arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie is onbezoldigd.

[ Afdeling 2 Toekenning van arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie (ing. BVR 8 januari 2021, art. 5, I: 1 april 2021)] (... - ...)

Artikel 49/5. (01/04/2021- 31/12/2023)

§ 1. De volgende organisaties kunnen een aanvraag voor de toekenning van een contingent van arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie indienen:
1° de maatwerkbedrijven, vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling, als ze aan al de volgende voorwaarden voldoen:
a) ze hebben hun werking op het grondgebied van het Vlaamse Gewest;
b) ze hebben een of meer werknemers in dienst die instaan voor de begeleiding van arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie, vermeld in artikel 49/13, en die voldoen aan een van de volgende voorwaarden:
1) ze hebben minimaal een sociaal, psychologisch of pedagogisch diploma op bachelorniveau;
2) ze hebben een relevante titel van beroepsbekwaamheid als vermeld in artikel 4, § 1, van het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid;
3) ze hebben minimaal twee jaar aantoonbare relevante ervaring op het vlak van het begeleiden van de doelgroep als vermeld in artikel 49/1, eerste lid, van dit besluit;
c) ze beschikken over een kwaliteitsregistratie conform artikel 4 van het decreet van 29 maart 2019 betreffende het kwaliteits- en registratiemodel van dienstverleners in het beleidsdomein Werk en Sociale Economie;
2° samenwerkingsverbanden tussen een of meer maatwerkbedrijven onderling of tussen een of meer maatwerkbedrijven met een of meer van de volgende organisaties:
a) een centrum voor algemeen welzijnswerk;
b) een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds, erkend conform het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
c) een centrum voor geestelijke gezondheidszorg;
d) een initiatief voor beschut wonen;
e) een psychiatrisch ziekenhuis;
f) een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis;
g) een welzijns- en zorgvoorziening die erkend of vergund is door het VAPH of het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;
h) een van de volgende revalidatievoorzieningen als vermeld in artikel 2, 16°, van het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging:
1) een revalidatievoorziening waarmee de Vlaamse Regering een revalidatieovereenkomst heeft gesloten voor psychosociale revalidatie voor volwassenen, waarvan het erkenningsnummer begint met het nummer 7.72;
2) een revalidatievoorziening waarmee de Vlaamse Regering een revalidatieovereenkomst heeft gesloten voor revalidatie voor verslaafden, waarvan het erkenningsnummer begint met het nummer 7.73;
3) een revalidatievoorziening waarmee de Vlaamse Regering een revalidatieovereenkomst heeft gesloten voor een centrum voor ambulante revalidatie, waarvan het erkenningsnummer begint met het nummer 9.53 of 9.65;
i) een OCMW;
j) een organisatie die voldoende ervaring kan aantonen met het begeleiden van de doelgroep, vermeld in artikel 49/1, eerste lid, van dit besluit, na gunstige beoordeling door het Departement Werk en Sociale Economie.

§ 2. De maatwerkbedrijven en de organisaties die werken in het samenwerkingsverband, vermeld in paragraaf 1, 2°, voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, 1°, a) en b), en nemen de begeleidingstaken, vermeld in artikel 49/13, tweede lid, op.

Het maatwerkbedrijf stuurt het samenwerkingsverband aan en treedt daarbij op als vertegenwoordiger ten aanzien van het Departement Werk en Sociale Economie.

Artikel 49/6. (01/04/2021- 31/12/2023)

§ 1. Het maatwerkbedrijf en de organisaties die werken in het samenwerkingsverband, vermeld in artikel 49/5, § 1, 2°, hebben de volgende verplichtingen:
1° voor de start van de arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie sluiten ze de noodzakelijke verzekeringen af die de deelnemer beschermen tegen lichamelijke ongevallen op de werkpost, inclusief de verplaatsingen naar en van de werkpost, en tegen burgerlijke aansprakelijkheid;
2° bij de start van de arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie sluiten ze een begeleidingsovereenkomst af met de deelnemer en de verantwoordelijke van de werkpost. Die overeenkomst, die geen arbeidsovereenkomst is, bevat al de volgende gegevens:
a) de tijdsbesteding van de arbeidszorgmedewerker;
b) de frequentie, aard en de omvang van de activiteiten;
c) de plaats waar de activiteiten plaatsvinden;
d) de regelingen over de verzekeringen, werkkledij, veiligheidsinstructies en hygiëne;
e) de voorwaarden van de begeleiding;
f) de wijze van beëindiging van de begeleidingsovereenkomst.

§ 2. Het maatwerkbedrijf bezorgt de begeleidingsovereenkomst via elektronische weg aan het Departement Werk en Sociale Economie uiterlijk dertig dagen na de eerste dag dat de deelnemer deelneemt aan arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie.

Het maatwerkbedrijf brengt het Departement Werk en Sociale Economie op de hoogte uiterlijk dertig dagen na de laatste dag dat de deelnemer deelneemt aan arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie verricht.

Artikel 49/7. (01/04/2021- 31/12/2023)

Een contingent arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie wordt aangevraagd en toegekend binnen de perken van het begrotingskrediet aan de hand van een oproep, als de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, daartoe beslist.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, bepaalt na het advies van de Adviescommissie Sociale Economie, vermeld in artikel 35 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling, de verdelingscriteria en de prioriteitscriteria waarbij rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van de doelgroep in de regio en de invulling van het bestaande contingent arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, deelt de oproep mee aan de Vlaamse Regering.

Artikel 49/8. (01/04/2021- 31/12/2023)

Het Departement Werk en Sociale Economie beslist over de ontvankelijkheid van de aanvraag binnen zeven werkdagen na het afsluiten van de oproep aan de hand van de volgende criteria:
1° de aanvraag wordt ingediend via het elektronisch aanvraagformulier dat door het Departement Werk en Sociale Economie ter beschikking wordt gesteld;
2° de aanvraag wordt volledig en correct ingevuld conform de voorwaarden van het model van aanvraagformulier;
3° de organisatie die een aanvraag indient, beantwoordt aan de voorwaarden, vermeld in artikel 49/5.

Artikel 49/9. (01/04/2021- 31/12/2023)

Het Departement Werk en Sociale Economie onderzoekt de aanvragen binnen dertig kalenderdagen na de ontvankelijkheidsverklaring, vermeld in artikel 49/8, op basis van de criteria, vermeld in artikel 49/7.

Artikel 49/10. (01/04/2021- 14/07/2024)

De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, beslist binnen veertien kalenderdagen na de dag waarop de voormelde minister het onderzoek van het Departement Werk en Sociale Economie, vermeld in artikel 49/9, over de toekenning van het contingent arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie heeft ontvangen, en brengt de aanvrager op de hoogte.

Het contingent arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie dat is toegekend aan de organisaties, vermeld in artikel 49/5, wordt jaarlijks met ingang van 1 juli automatisch verminderd als de invulling van het toegekende contingent op kalenderjaarbasis minder dan 80% bedraagt. Het contingent wordt verminderd met het verschil in percentage tussen de effectieve invullingsgraad op kalenderjaarbasis en de invullingsgraad van 80% van het toegekende contingent.

Artikel 49/11. (01/04/2021- 31/12/2023)

Het maatwerkbedrijf brengt het Departement Werk en Sociale Economie onmiddellijk op de hoogte van:
1° iedere wijziging die ertoe kan leiden dat niet langer voldaan wordt aan de toekenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 49/5;
2° iedere wijziging die een invloed kan hebben op het bedrag en de aard van de toe te kennen subsidies.

Artikel 49/12. (01/04/2021- 31/12/2023)

De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, kan op advies van het Departement Werk en Sociale Economie of de VDAB het toegekende contingent arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie intrekken of schorsen in een van de volgende situaties:
1° de organisaties, vermeld in artikel 49/5, leven de registratieverplichtingen, vermeld in artikel 49/13, tweede lid, punt 3°, niet na;
2° de organisaties, vermeld in artikel 49/5, leven de bepalingen van dit besluit niet na;
3° de organisaties, vermeld in artikel 49/5, plegen inbreuken op de arbeidswetgeving of de sociale wetgeving.

[Afdeling 3 Begeleiding arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie (ing. BVR 8 januari 2021, art. 5, I: 1 april 2021)] (... - ...)

Artikel 49/13. (01/04/2021- 31/12/2023)

De begeleiding van arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie heeft tot doel om de personen, vermeld in artikel 49/1, eerste lid, latente functies van arbeid te laten genieten binnen een reële arbeidsmarktomgeving met de volgende doelstellingen:
1° arbeids- en beroepsgerichte competenties van die personen opbouwen;
2° de problematieken, vermeld in artikel 49/1, tweede lid, 1°, stabiliseren;
3° de afstand tot de arbeidsmarkt van die personen verkleinen.

De begeleiding houdt voor het maatwerkbedrijf en de organisaties die werken in het samenwerkingsverband, vermeld in artikel 49/5, § 1, 2°, al de volgende opdrachten in:
1° een intake- en oriënteringsgesprek houden met kandidaat-deelnemers;
2° een persoonlijk ontwikkelingsplan opmaken, opvolgen en bijsturen in dialoog met de deelnemers aan arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie dat tot doel heeft de competenties van de deelnemers op te volgen en te ontwikkelen;
3° het persoonlijk ontwikkelingsplan en ook elke wijziging ervan registreren in de databank die de VDAB daarvoor beheert. De VDAB kan het persoonlijk ontwikkelingsplan raadplegen met het oog op het toezicht op de deelname, vermeld in artikel 49/3, eerste lid;
4° passende activiteiten op een werkpost zoeken die het mogelijk maken om arbeidsmarkt- en beroepsgerichte competenties te observeren, te versterken en bij te sturen;
5° de deelnemers begeleiden bij de start op de werkpost en hen tijdens de duur van de arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie periodiek opvolgen (periodieke evaluatiemomenten);
6° de rol van aanspreekpunt vervullen bij de arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie voor de deelnemers en voor de VDAB;
7° minimaal jaarlijks formeel evalueren of de arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie passend zijn voor de deelnemers, in dialoog met de deelnemers en met de VDAB;
8° opleidingen of competentieversterkende acties organiseren die de deelnemers versterken in hun deelname aan de arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie, in het omgaan met de medische, mentale, psychische, psychiatrische of sociale problematieken, de opbouw van generieke competenties die toelaten om optimaal te participeren en verdere stappen naar betaald werk te kunnen zetten;
9° via de sociale dienst van het maatwerkbedrijf de deelnemers voorzien van ondersteuning op andere levensdomeinen, en als dat nodig is, de brug slaan naar reguliere zorg en welzijnsvoorzieningen.
10° een begeleiding op maat in functie van zoveel mogelijk doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt of collectief maatwerk of de lokale diensteneconomie en dat via aangepaste beschikbaarheid, zowel passief als zo maximaal mogelijk actief.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, kan de opdrachten, vermeld in het tweede lid, uitbreiden.

[Afdeling 4 Financiering (ing. BVR 8 januari 2021, art. 5, I: 1 april 2021)] (... - ...)

Artikel 49/14. (01/04/2021- 31/12/2023)

§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder algemene groepsvrijstellingsverordening: de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

§ 2. De subsidie die overeenkomstig dit besluit wordt toegekend, wordt toegekend met inachtneming van de voorwaarden van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

De onderneming die een steunaanvraag indient, voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° op de datum van de toekenning van de steun is ze geen onderneming in moeilijkheden als vermeld in artikel 2, 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;
2° ze heeft geen procedure op basis van Europees of nationaal recht lopen, waarbij toegekende steun wordt teruggevorderd als vermeld in artikel 1, lid 4, van de voormelde verordening.

Er kan geen steun worden toegekend met toepassing van dit besluit voor de volgende werkzaamheden of activiteiten:
1° voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen;
2° voor werkzaamheden die afhangen van het gebruik van binnenlandse goederen, vermeld in artikel 1, lid 2, van de voormelde verordening;
3° activiteiten van ondernemingen in de sectoren, vermeld in artikel 1, lid 3, van de voormelde verordening.

De steun kan niet worden toegekend als hij leidt tot een schending van het Unierecht als vermeld in artikel 1, lid 5, van de voormelde verordening.

Als een onderneming een individuele steuntoekenning krijgt van meer dan 500.000 euro, worden de gegevens, vermeld in bijlage III van de voormelde verordening, bekendgemaakt op de transparantiewebsite die de Europese Commissie ontwikkeld heeft.

§ 3. De toegekende steun heeft een stimulerend effect als vermeld in artikel 34 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

§ 4. De steun is niet cumuleerbaar met de-minimissteun en steun vanuit het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) voor dezelfde kosten die in aanmerking komen, als die cumulatie ertoe zou leiden dat de steunintensiteit hoger uitkomt dan de steunintensiteiten, vermeld in paragraaf 5.

§ 5. Als de individuele aanmeldingsdrempels, vermeld in artikel 4 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, overschreden worden, wordt de voorgenomen steun met het oog op goedkeuring voorafgaandelijk aangemeld bij de Europese Commissie, binnen de grenzen en de voorwaarden, vermeld in artikel 107 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en moet de Europese Commissie die steun goedkeuren.

De steunintensiteit ter compensatie van de bijkomende kosten van de tewerkstelling van werknemers met een handicap kan ten hoogste 100% bedragen van de kosten die in aanmerking komen.

§ 6. De subsidie wordt toegekend met inachtneming van de voorwaarden, vermeld in artikel 34 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

De subsidie is cumuleerbaar met andere steunmaatregelen als een dergelijke cumulatie er niet toe leidt dat de steunintensiteit die met toepassing van dit besluit geïndiceerd is, wordt overschreden. Als de geïndiceerde steunintensiteit wordt overschreden, worden de vergoedingen die buiten dit besluit verworven zijn, volledig in mindering gebracht van de subsidie.

Artikel 49/15. (01/04/2021- 31/12/2023)

Binnen de perken van het jaarlijks goedgekeurde begrotingskrediet wordt aan het maatwerkbedrijf een subsidie toegekend van maximaal 2.650 euro per begeleide deelnemer per kalenderjaar, op basis van de reëel gepresteerde begeleidingsperiode, waarbij het aantal begeleide deelnemers per kalenderjaar niet hoger mag zijn dan het toegekende contingent arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie op jaarbasis.

De subsidie wordt uitbetaald aan het maatwerkbedrijf via twaalf maandelijkse voorschotten en een afrekening per jaar. Het voorschot bedraagt 80% van de subsidie, vermeld in het eerste lid, voor het toegekende contingent en wordt uitbetaald in de maand vóór de maand waarvoor het voorschot is bestemd.

Het voorschot wordt uitbetaald op de vijfde werkdag van iedere maand. De jaarafrekening is beschikbaar uiterlijk op de laatste werkdag van maart.

Het teveel aan uitbetaalde subsidies wordt automatisch, zonder ingebrekestelling, ingehouden op een toekomstige voorschotbetaling.

Om te onderzoeken of en in welke mate het maatwerkbedrijf recht heeft op de subsidie, bezorgt het maatwerkbedrijf uiterlijk één maand na afloop van het kwartaal een kwartaaloverzicht van alle lopende en beëindigde begeleidingen.

De subsidie, vermeld in het eerste lid, is uitgedrukt tegen 100% van de spilindex die van toepassing is op 1 januari 2021. De looncomponent van dat bedrag wordt binnen de beschikbare begrotingskredieten geïndexeerd conform de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.

De indexatie, vermeld in het zesde lid, wordt berekend en toegepast conform artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.

Het nieuwe bedrag heeft ingang na verloop van een wachtmaand.

Om te onderzoeken of en in welke mate het maatwerkbedrijf recht heeft op een subsidie, kan het Departement Werk en Sociale Economie de noodzakelijke gegevens bij de authentieke gegevensbronnen, vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 houdende de uitvoering van artikel III.66, III.67 en III.68 van het bestuursdecreet van 7 december 2018, raadplegen.

HOOFDSTUK 4 Toezicht en handhaving (... - ...)

Artikel 50. (15/02/2018- 31/12/2023)

Het toezicht en de controle op de uitvoering van het decreet van 25 april 2014 en van de uitvoeringsbesluiten ervan wordt uitgevoerd door Zorginspectie en door de sociaalrechtelijke inspecteurs, vermeld in artikel 44 van het voormelde decreet.

HOOFDSTUK 5 Overgangs- en slotbepalingen (... - ...)

Artikel 51. (01/07/2018- 30/06/2023)

In 2018 wordt de subsidie, vermeld in artikel 48, § 1, voor het derde en vierde kwartaal uitbetaald in de maand december.

Artikel 51/1. (01/01/2021- 30/06/2023)

In dit artikel wordt verstaan onder arbeidszorgreglementering:
1° het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 1998 tot uitvoering van het decreet inzake sociale werkplaatsen;
2° het ministerieel besluit van 20 december 2019 houdende toekenning van een subsidie aan een aantal arbeidszorginitiatieven in het kader van activerende arbeidszorg (2019-2020);
3° het ministerieel besluit van 27 maart 2020 houdende toekenning van een subsidie aan een aantal arbeidszorginitiatieven (2020).

§ 2. Binnen de perken van het begrotingskrediet en met inachtname van de voorwaarden, vermeld in artikel 49/5, § 1, 1°, b) en c), 2°, en § 2, wordt met ingang van 1 april 2021 aan de organisaties die uiterlijk op 31 december 2020 beschikken over een erkenning overeenkomstig de arbeidszorgreglementering, een contingent van arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie toegekend. Dat contingent houdt rekening met de invulling van het toegekende contingent van arbeidszorg overeenkomstig de arbeidszorgreglementering.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, bepaalt de verdere voorwaarden van de omzetting, vermeld in het eerste lid, die voor advies wordt voorgelegd aan de Adviescommissie Sociale Economie.

§ 3. Aan de arbeidszorgmedewerkers die uiterlijk op 31 december 2020 deelnemen aan arbeidszorg overeenkomstig de arbeidszorgreglementering bij de organisaties als vermeld in paragraaf 2, wordt op 1 januari 2021 voor een periode van in beginsel twee jaar het statuut van deelnemers aan de arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie verleend als vermeld in dit besluit.

Het Departement Werk en Sociale Economie bezorgt aan de VDAB een nominatieve lijst met arbeidszorgmedewerkers. De VDAB evalueert tijdens een periode van uiterlijk twee jaar de gegevens, vermeld in artikel 49/1, tweede lid.

§ 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, kan nadere voorwaarden op het vlak van leeftijd, werkloosheidsduur en deelname aan arbeidszorg bepalen voor de omzetting van de arbeidszorgmedewerkers naar deelnemers arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie, vermeld in paragraaf 3, eerste lid.

§ 5. De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, kan na afloop van de periode, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, categorieën van arbeidszorgmedewerkers om reden van gevorderde leeftijd en sociale situatie vrijstellen van de voorwaarden, vermeld in artikel 49/1 en 49/3.

Artikel 52. (15/02/2018- 30/06/2023)

 Het decreet van 25 april 2014 houdende de werk- en zorgtrajecten treedt in werking op 1 februari 2018, met uitzondering van artikel 35 tot en met 37, die in werking treden op 1 mei 2018 en met uitzondering van artikel 25 en 26.

Artikel 53. (15/02/2018- 30/06/2023)

Dit besluit treedt in werking op 15 februari 2018, met uitzondering van artikel 44 tot en met 49, die in werking treden op 1 mei 2018.
 

Artikel 54. (15/02/2018- 30/06/2023)

De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, zijn ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE (... - ...)

BIJLAGE (15/02/2018- 30/06/2023)

Vermeldingen en bepalingen in de overeenkomsten voor arbeidsmatige activiteiten als vermeld in artikel 49, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2018 houdende uitvoering van het decreet van 25 april 2014 houdende de werk- en zorgtrajecten, wat betreft de activeringstrajecten en de arbeidsmatige activiteiten
Overeenkomst tussen de begeleider arbeidsmatige activiteiten, de werkpost en de deelnemer arbeidsmatige activiteiten
1° de identiteit van de betrokken partijen: de begeleider arbeidsmatige activiteiten, de werkpost en de deelnemer arbeidsmatige activiteiten;
2° afspraken over de taken van de begeleider arbeidsmatige activiteiten en de werkpost:
a) de begeleider arbeidsmatige activiteiten voert de taken uit die zijn bepaald in artikel 47 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2018 houdende uitvoering van het decreet van 25 april 2014 houdende de werk- en zorgtrajecten, wat betreft de activeringstrajecten en de arbeidsmatige activiteiten;
b) de werkpost wijst voor de deelnemer een werknemer aan als werkpostbegeleider die de deelnemer op de werkvloer de nodige begeleiding biedt in samenspraak met de begeleider arbeidsmatige activiteiten;
c) de werkpost sensibiliseert zijn werknemers in verband met de komst van de deelnemer arbeidsmatige activiteiten;
d) er wordt op regelmatige tijdstippen overlegd tussen de deelnemer, de begeleider arbeidsmatige activiteiten en de werkpostbegeleider;
e) de begeleider arbeidsmatige activiteiten, de werkpost en de deelnemer arbeidsmatige activiteiten nemen de regels over het beroepsgeheim en de discretie in acht;
3° afspraken over de uitvoering van de arbeidsmatige activiteiten op de werkpost:
a) de deelnemer verricht de activiteiten onbezoldigd en vervangt geen werknemers van de werkpost;
b) het uurrooster en de pauzes;
c) in voorkomend geval de proefperiode en de duur ervan;
d) de tijdstippen en de frequentie van overleg tussen de deelnemer, de begeleider arbeidsmatige activiteiten en de werkpostbegeleider;
e) afspraken over afwezigheden: ziekte en verlof;
f) de wijze van vervoer naar en van de werkpost;
g) een gedetailleerde omschrijving van het takenpakket en de locatie waar ze uitgeoefend worden;
h) in voorkomend geval afspraken over de werkkledij;
i) in voorkomend geval afspraken over het gebruik van gevaarlijke producten of machines;
4° afspraken over de veiligheid van de deelnemer arbeidsmatige activiteiten:
a) de begeleider arbeidsmatige activiteiten en de werkpost garanderen dat de deelnemer in goede hygiënische en veilige omstandigheden de activiteiten kan uitoefenen;
b) de begeleider arbeidsmatige activiteiten sluit de verzekeringen, vermeld in artikel 47, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2018 houdende uitvoering van het decreet van 25 april 2014 houdende de werk- en zorgtrajecten, wat betreft de activeringstrajecten en de arbeidsmatige activiteiten af;
c) de deelnemer wordt niet opgenomen in de arbeidsongevallenverzekering van de werkpost, maar de werkpost neemt hem wel op in de exploitatieverzekering burgerlijke aansprakelijkheid;
d) de werkpost meldt onmiddellijk schadegevallen aan de begeleider arbeidsmatige activiteiten, vult verzekeringsdocumenten in en bezorgt die aan de begeleider arbeidsmatige activiteiten;
5° de aanvang en de duur van de overeenkomst;
6° de opzeggingsmodaliteiten van de overeenkomst;
7° de wijze waarop de overeenkomst aangepast kan worden;
8° afspraken over de klachten- of probleembehandeling;
9° De gegevens van de overeenkomst kunnen geanonimiseerd worden gebruikt door het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin voor beleidsdoeleinden;
10° De overeenkomst bevat de toestemming van de deelnemer om gegevens te verwerken en uit te wisselen met de instanties die vermeld zijn in artikel 44, eerste lid, 1), 2) en 3) van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2018 houdende uitvoering van het decreet van 25 april 2014 houdende de werk- en zorgtrajecten, wat betreft de activeringstrajecten en de arbeidsmatige activiteiten;
11° De overeenkomst bevat de toestemming van de deelnemer dat een kopie van de gesloten overeenkomst, de identiteitsgegevens van de deelnemer, de startdatum en de datum van beëindiging van de overeenkomst worden uitgewisseld met en verwerkt door het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, met het oog op het toekennen van de subsidie, vermeld in artikel 48, van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2018 houdende uitvoering van het decreet van 25 april 2014 houdende de werk- en zorgtrajecten, wat betreft de activeringstrajecten en de arbeidsmatige activiteiten.
12° De overeenkomst wordt opgesteld in drievoud. Elk van de ondertekenende partijen ontvangt een exemplaar: de deelnemer, de werkpost en de begeleider arbeidsmatige activiteiten. De begeleider arbeidsmatige activiteiten houdt de overeenkomsten ter beschikking, voor inzage door Zorginspectie of de arbeidsinspectie. De werkpost houdt de overeenkomst ter beschikking op de werkpost zelf, ter inzage van de arbeidsinspectie;
13° Een uittreksel uit het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2018 houdende uitvoering van het decreet van 25 april 2014 houdende de werk- en zorgtrajecten, wat betreft de activeringstrajecten en de arbeidsmatige activiteiten, artikel 44 tot en met 49, alsook de toelichting bij deze artikels, uit de nota aan de Vlaamse Regering, worden steeds toegevoegd als bijlage bij de overeenkomst.
 


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 30/06/2023