Besluit van de Vlaamse Regering houdende het statuut van de lokale mandataris

Datum 06/07/2018

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
  2. HOOFDSTUK 2. Vaststelling van het bedrag, de wijze van betaling en de toekenningsvoorwaarden van de wedde, het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de uitredingsvergoeding van de lokale uitvoerende mandataris
    1. Afdeling 1. De wedde van de lokale uitvoerende mandataris
    2. Afdeling 2. Wijze van betaling van de wedde van de lokale uitvoerende mandataris
    3. Afdeling 3. De compensatie van persoonlijke bijdragen voor de sociale zekerheid en de pensioenen van de lokale uitvoerende mandataris
    4. Afdeling 4. Het vakantiegeld en de eindejaarspremie van de lokale uitvoerende mandataris
    5. Afdeling 5. De uittredingsvergoeding van de lokale uitvoerende mandataris
  3. HOOFDSTUK 3. Vaststelling van de lijst van vergaderingen die voortvloeien uit de mandaatsverplichtingen van de gemeenteraadsleden, de leden van de raden voor maatschappelijk welzijn, de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst en de districtsraadsleden en de bepaling van de grenzen van het presentiegeld van die mandatarissen
  4. HOOFDSTUK 4. Vaststelling van de perken en de toekenningsvoorwaarden van het presentiegeld en de andere vergoedingen die in het kader van de bestuurlijke werking van het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap worden toegekend
  5. HOOFDSTUK 5. Bepaling van de perken en de toekenningsvoorwaarden van de andere vergoedingen dan het presentiegeld die in het kader van de bestuurlijke werking van de dienstverlenende en de opdrachthoudende vereniging kunnen worden toegekend
  6. HOOFDSTUK 6. Bepaling van de perken en de toekenningsvoorwaarden van de andere vergoedingen dan het presentiegeld die in het kader van de bestuurlijke werking van de welzijnsvereniging en de autonome verzorgingsinstelling kunnen worden toegekend
  7. HOOFDSTUK 7. Vaststelling van de grenzen waarbinnen de specifieke kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat, kunnen worden terugbetaald aan de lokale mandataris, en vaststelling van de grenzen voor de financiering van de fracties
    1. Afdeling 1. Soorten kostenvergoedingen, modaliteiten en toekenningsvoorwaarden
    2. Afdeling 2. Fractietoelagen
  8. HOOFDSTUK 8. De nadere procedureregels voor de tuchtregeling ten aanzien van bepaalde lokale mandatarissen
  9. HOOFDSTUK 9. Nadere regels voor de aansprakelijkheids- en rechtsbijstandverzekering van de lokale mandataris
  10. HOOFDSTUK 10. Vaststelling van de criteria tot vaststelling van de hoedanigheid van een lokaal mandataris met een beperking
  11. HOOFDSTUK 11. Toekenning van eretitels aan de aftredende burgemeester, de districtsburgemeester en de aftredende voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van de gemeente Voeren en de gemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966
    1. Afdeling 1. Toekenningsvoorwaarden
    2. Afdeling 2. De procedure
    3. Afdeling 3. Het voeren en intrekken van de eretitel
  12. HOOFDSTUK 12. Onderscheidingsteken en ambtskledij van de lokale mandataris
    1. Afdeling 1. Het onderscheidingsteken
    2. Afdeling 2. De ambtskledij
  13. HOOFDSTUK 13. Slotbepalingen
    1. Afdeling 1. Opheffingsbepalingen
    2. Afdeling 2. Overgangsbepalingen
    3. Afdeling 3. Inwerkingtreding

Inhoud

(... - ...)

DE VLAAMSE REGERING,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, artikel 16, tweede lid, artikel 17, § 1, eerste lid, § 2, eerste lid, § 3 en § 5, tweede lid, artikel 36, § 5, artikel 71, 73, eerste en derde lid, artikel 107, § 1, § 3 en § 4, tweede lid, artikel 108, 119, eerste lid, artikel 122, tweede en derde lid, artikel 126, eerste lid, artikel 148, eerste en vierde lid, artikel 149, derde lid, artikel 152, derde lid, artikel 153, derde lid, artikel 155, tweede lid, artikel 156, tweede lid, artikel 159, tweede lid, artikel 238, tweede lid, artikel 247, eerste lid, 2°, artikel 448, eerste lid, artikel 474, § 2, tweede lid, artikel 516, 517, 534, 536, § 1, § 3 en § 4, artikel 547, 548, derde lid, artikel 549, 551, 560 en 609, achtste lid, 1° ;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 houdende vaststelling van de grenzen en de toekenningsvoorwaarden van het presentiegeld en de andere vergoedingen die in het kader van de bestuurlijke werking van een dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging kunnen worden toegekend;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2007 houdende het statuut van de lokale en provinciale mandataris;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende vaststelling van de tuchtprocedure voor de mandatarissen ter uitvoering van artikelen 71 en 274 van het Gemeentedecreet, artikel 70 van het O.C.M.W.-decreet en artikel 69 van het Provinciedecreet;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de bezoldigingsregeling van de lokale en provinciale mandataris;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 april 2018;
Gelet op advies 63.564/3 van de Raad van State, gegeven op 22 juni 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding;
Na beraadslaging,
Besluit :

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 1. (01/01/2019- ...)

In dit besluit wordt verstaan onder:
1° decreet van 22 december 2017: het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
2° lokale mandataris: de burgemeester, de schepenen, de districtsburgemeester, de districtsschepenen, de voorzitter van het vast bureau, het lid van het vast bureau, het gemeenteraadslid, het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, het districtsraadslid, de voorzitter en het lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst en de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in de gemeente Voeren en in de gemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966;
3° lokale uitvoerende mandataris: de burgemeester, de schepenen, de districtsburgemeester, de districtsschepenen, de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, vermeld in artikel 42, § 1, derde lid, van het decreet van 22 december 2017, en de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in de gemeente Voeren en in de gemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966;
4° schriftelijke stukken en bewijsstukken: elke vorm van kennisgeving of elektronische verwerking van gegevens die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2281 van het Burgerlijk Wetboek, en een bewijs oplevert van die verwerking, van het tijdstip waarop ze is verricht en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens;
5° werkdag: elke dag van de week, behalve zaterdag, zondag en wettelijke en decretale feestdagen.

Artikel 2. (01/01/2019- ...)

In dit besluit wordt een elektronische verzending gelijkgesteld aan een overhandiging tegen ontvangstbewijs of een aangetekende brief als vermeld in dit besluit, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de betrokken mandataris stemt voorafgaandelijk in met de elektronische verzending;
2° de elektronische verzending voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2281 van het Burgerlijk Wetboek;
3° de elektronische verzending levert een bewijs op van de verzending, van het tijdstip waarop ze is verricht, en van de authenticiteit en de integriteit van de verzonden gegevens.

Artikel 3. (01/01/2019- ...)

Voor de toepassing van dit besluit wordt elke lokale uitvoerende mandataris geacht volledige prestaties te leveren.

HOOFDSTUK 2. Vaststelling van het bedrag, de wijze van betaling en de toekenningsvoorwaarden van de wedde, het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de uitredingsvergoeding van de lokale uitvoerende mandataris (... - ...)

Afdeling 1. De wedde van de lokale uitvoerende mandataris (... - ...)

Artikel 4. (01/01/2019- ...)

§ 1. De wedde van de burgemeester bedraagt voor:
1° gemeenten met 300 inwoners en minder: 25,8788 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
2° gemeenten met 301 tot 500 inwoners: 28,6168 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
3° gemeenten met 501 tot 750 inwoners: 31,3409 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
4° gemeenten met 751 tot 1000 inwoners: 34,9962 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
5° gemeenten met 1001 tot 1250 inwoners: 38,6376 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
6° gemeenten met 1251 tot 1500 inwoners: 39,7772 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
7° gemeenten met 1501 tot 2000 inwoners: 40,9169 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
8° gemeenten met 2001 tot 2500 inwoners: 42,3902 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
9° gemeenten met 2501 tot 3000 inwoners: 44,0997 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
10° gemeenten met 3001 tot 4000 inwoners: 46,0316 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
11° gemeenten met 4001 tot 5000 inwoners: 47,7411 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
12° gemeenten met 5001 tot 6000 inwoners: 52,7445 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
13° gemeenten met 6001 tot 8000 inwoners: 56,1496 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
14° gemeenten met 8001 tot 10.000 inwoners: 60,0412 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
15° gemeenten met 10.001 tot 15.000 inwoners: 68,8250 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
16° gemeenten met 15.001 tot 20.000 inwoners: 73,7311 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
17° gemeenten met 20.001 tot 25.000 inwoners: 87,8797 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
18° gemeenten met 25.001 tot 35.000 inwoners: 93,6475 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
19° gemeenten met 35.001 tot 50.000 inwoners: 99,1374 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
20° gemeenten met 50.001 tot 80.000 inwoners: 116,2602 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
21° gemeenten met 80.001 tot 150.000 inwoners: 140,1516 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement;
22° gemeenten met meer dan 150.000 inwoners: 151,0897 % van de parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement.

In het eerste lid wordt verstaan onder parlementaire vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement: de vergoeding, vermeld in artikel 149, derde lid, van het decreet van 22 december 2017, tegen 100 %.

§ 2. Om het aantal inwoners, vermeld in paragraaf 1, te bepalen, wordt het inwonertal, vermeld in artikel 4, § 3, eerste lid, van het decreet van 22 december 2017, gebruikt.

Artikel 5. (01/01/2019- ...)

De wedde van de schepenen, de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, vermeld in artikel 42, § 1, derde lid, van het decreet van 22 december 2017, en de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in de gemeente Voeren en in de gemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, bedraagt in:
1° gemeenten tot 50.000 inwoners: 60 % van de wedde van de burgemeester;
2° gemeenten vanaf 50.001 inwoners: 75 % van de wedde van de burgemeester.

Artikel 6. (01/01/2019- ...)

De wedde van de districtsburgemeester bedraagt 50 % van de wedde van een burgemeester, vermeld in artikel 4, § 1, van een gemeente waarvan het bevolkingsaantal overeenstemt met dat van het district.

Artikel 7. (01/01/2019- ...)

De wedde van de districtsschepen bedraagt 50 % van de wedde van een schepen, vermeld in artikel 5, van een gemeente waarvan het bevolkingsaantal overeenstemt met dat van het district.

Artikel 8. (01/01/2019- ...)

De gemeenteraad kan gemotiveerd afwijken van de percentages, vermeld in artikel 6 en 7, op grond van de reële omvang van de bevoegdheden die aan de districten worden toegewezen.

Artikel 9. (01/01/2019- ...)

De wedde van de lokale uitvoerende mandatarissen, vermeld in artikel 4 tot en met 7, volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, met behoud van de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.

De wedde, verkregen door het percentage, vermeld in het eerste lid, toe te passen op de niet-geïndexeerde bedragen, vermeld in artikel 4, § 1, tweede lid, wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.

Afdeling 2. Wijze van betaling van de wedde van de lokale uitvoerende mandataris (... - ...)

Artikel 10. (01/01/2019- ...)

§ 1. De wedde wordt maandelijks betaald.

Als de wedde van de maand niet volledig is verschuldigd, krijgt de lokale uitvoerende mandataris voor die maand het gedeelte van de maandwedde dat overeenstemt met het aantal dagen waarop prestaties zijn geleverd.

Als de lokale uitvoerende mandataris in de loop van de maand overlijdt, wordt de wedde voor de volledige maand betaald.

Als de pensioengerechtigde lokale uitvoerende mandataris effectief een aanvraag tot pensionering heeft ingediend en geen nieuw uitvoerend mandaat opneemt bij de algehele vernieuwing van de raden, kan hem de wedde van de laatste maand van het mandaat, waarin de algehele vernieuwing van de raden plaatsvindt, worden betaald op voorwaarde dat hij geen beroepsinkomen of vervangingsinkomen ontvangt.

§ 2. Bij al de verrichtingen voor de betaalbaarstelling en de betaling van de wedden worden de bedragen in euro afgerond tot twee cijfers na de komma.

Afdeling 3. De compensatie van persoonlijke bijdragen voor de sociale zekerheid en de pensioenen van de lokale uitvoerende mandataris (... - ...)

Artikel 11. (01/01/2019- ...)

De persoonlijke bijdragen, vermeld in artikel 153, derde lid, van het decreet van 22 december 2017, worden gecompenseerd. De
algemeen directeur stelt het bedrag van de compensatie vast.

De begunstigde deelt elke wijziging van zijn situatie onmiddellijk mee.

Afdeling 4. Het vakantiegeld en de eindejaarspremie van de lokale uitvoerende mandataris (... - ...)

Artikel 12. (01/01/2019- ...)

Het vakantiegeld van de lokale uitvoerende mandataris wordt berekend conform de regels voor de leden van het gemeentepersoneel van niveau A, vermeld in de plaatselijke rechtspositieregeling.

Artikel 13. (01/01/2019- ...)

De eindejaarspremie van de lokale uitvoerende mandataris wordt berekend conform de regels voor de leden van het gemeentepersoneel van niveau A, vermeld in de plaatselijke rechtspositieregeling.

Afdeling 5. De uittredingsvergoeding van de lokale uitvoerende mandataris (... - ...)

Artikel 14. (13/10/2023- 12/10/2024)

§ 1. De lokale uitvoerende mandataris krijgt een uittredingsvergoeding:
1° nadat zijn mandaat beëindigd is naar aanleiding van de algehele vernieuwing van de bestuursorganen of naar aanleiding van de nieuwe installatie van de bestuursorganen met toepassing van artikel 46, van het decreet van 22 december 2017, als hij geen nieuw uitvoerend mandaat opneemt;
2° nadat zijn uitvoerend mandaat beëindigd is naar aanleiding van de vermelde einddatum van het mandaat op de akte van voordracht, als vermeld in het artikel 43, paragraaf 1, tweede lid, en het artikel 58, paragraaf 1, derde lid, van het decreet van 22 december 2017, als hij geen nieuw uitvoerend mandaat opneemt;
3° als zijn uitvoerend mandaat eindigt wegens ontslag om medische redenen. Ontslag om medische redenen wordt bewezen aan de hand van een door een arts afgegeven getuigschrift van langdurige arbeidsongeschiktheid.

De uittredingsvergoeding van de lokale uitvoerende mandataris is gelijk aan een twaalfde van de laatste jaarwedde, vermeld in afdeling 1, per gepresteerd jaar. Als de lokale uitvoerende mandataris verschillende opeenvolgende mandaten heeft uitgeoefend, wordt er alleen rekening gehouden met de ontvangen jaarwedde van het laatst uitgeoefende mandaat.

§ 2. De uittredingsvergoeding vervalt:
1° als de betrokkene een ander beroepsinkomen geniet;
2° als de betrokkene overlijdt, vanaf de maand volgend op het overlijden.

Onder ander beroepsinkomen als vermeld in het eerste lid, 1°, wordt ook het vervangingsinkomen wegens werkloosheid, pensionering en arbeidsongeschiktheid verstaan.

In afwijking van het eerste lid, 1°, kan de betrokkene vragen om het verschil bij te passen als dat ander beroepsinkomen, met uitzondering van het vervangingsinkomen wegens werkloosheid, lager is dan de uittredingsvergoeding.

§ 3. De uittredingsvergoeding wordt maandelijks uitbetaald.

§ 4. Om de uittredingsvergoeding, vermeld in paragraaf 1, of het bij te passen verschil, vermeld in paragraaf 2, derde lid, te kunnen genieten, dient de betrokkene maandelijks een verklaring op erewoord in waaruit blijkt dat hij gedurende de periode in kwestie geen beroepsinkomen genoot of een lager beroepsinkomen genoot dan het bedrag van de uittredingsvergoeding, vermeld in paragraaf 1, derde lid.

HOOFDSTUK 3. Vaststelling van de lijst van vergaderingen die voortvloeien uit de mandaatsverplichtingen van de gemeenteraadsleden, de leden van de raden voor maatschappelijk welzijn, de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst en de districtsraadsleden en de bepaling van de grenzen van het presentiegeld van die mandatarissen (... - ...)

Artikel 15. (02/03/2023- ...)

De lijst van vergaderingen, vermeld in artikel 17, § 1, eerste lid, van het decreet van 22 december 2017, omvat:
1° de vergaderingen van de gemeenteraadscommissies, met inbegrip van de vergaderingen waarvoor de raadsleden conform artikel 37, § 3, vierde lid, van het decreet van 22 december 2017, aangewezen zijn als lid met raadgevende stem;
2° de vergaderingen met de vertegenwoordigers van de intern verzelfstandigde agentschappen;
3° de vergaderingen waarvoor het aanwezigheidsquorum niet is bereikt, maar waarvoor de raadsleden, als het bereikt was, wel presentiegeld zouden krijgen;
4° de vergaderingen die maar gedeeltelijk zijn bijgewoond;
5° de vergaderingen die hervat worden op een andere dag;
6° de vergaderingen van de deontologische commissie, vermeld in artikel 39 van het decreet van 22 december 2017.

De lijst van vergaderingen, vermeld in artikel 73, eerste lid, en artikel 536, § 1, van het decreet van 22 december 2017, omvat:
1° de vergaderingen met de vertegenwoordigers van de intern verzelfstandigde agentschappen;
2° de vergaderingen met de vertegenwoordigers van de verenigingen of vennootschappen voor maatschappelijk welzijn, vermeld in deel 3, titel 4, van het decreet van 22 december 2017;
3° de vergaderingen waarvoor het aanwezigheidsquorum niet is bereikt, maar waarvoor de raadsleden, als het bereikt was, wel presentiegeld zouden krijgen;
4° de vergaderingen die maar gedeeltelijk zijn bijgewoond;
5° de vergaderingen die hervat worden op een andere dag;
6° de vergaderingen van de deontologische commissie, vermeld in artikel 39 van het decreet van 22 december 2017.

De lijst van vergaderingen, vermeld in artikel 107, § 1, van het decreet van 22 december 2017, omvat:
1° de vergaderingen van de subcomités, opgericht met toepassing van artikel 89 van het decreet van 22 december 2017;
2° de vergaderingen waarvoor het aanwezigheidsquorum niet is bereikt, maar waarvoor de leden, als het bereikt was, wel presentiegeld zouden krijgen;
3° de vergaderingen die maar gedeeltelijk zijn bijgewoond;
4° de vergaderingen die hervat worden op een andere dag;
5° de vergaderingen van de deontologische commissie, vermeld in artikel 39 van het decreet van 22 december 2017.

De lijst van vergaderingen voor de districten omvat op grond van artikel 119, eerste lid, van het decreet van 22 december 2017:
1° de vergaderingen van de districtsraadscommissies, met inbegrip van de vergaderingen waarvoor de raadsleden aangewezen zijn als lid met raadgevende stem;
2° de vergaderingen waarvoor het aanwezigheidsquorum niet is bereikt, maar waarvoor de raadsleden, als het bereikt was, wel presentiegeld zouden krijgen;
3° de vergaderingen die maar gedeeltelijk zijn bijgewoond;
4° de vergaderingen die hervat worden op een andere dag;
5° de vergaderingen van de deontologische commissie, vermeld in artikel 39 van het decreet van 22 december 2017.

Artikel 16. (01/01/2019- ...)

Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 73, eerste lid, van het decreet van 22 december 2017, kunnen vergaderingen van een of meer bestuursorganen die plaatsvinden op dezelfde dag, recht geven op verschillende presentiegelden. De vergaderingen die deels besloten en deels openbaar zijn, geven maar recht op één presentiegeld.

Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 536, § 1, eerste lid, van het decreet van 22 december 2017, bedraagt het presentiegeld voor de aanwezigheid op een vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn die niet aansluit op een vergadering van de gemeenteraad, evenveel als het presentiegeld van de gemeenteraadsleden van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend, voor hun aanwezigheid op de gemeenteraad.

Artikel 17. (01/01/2019- ...)

Aan de voorzitter van de gemeente- en districtsraad kan maximaal een dubbel presentiegeld worden toegekend voor de raadszitting.

Artikel 18. (01/01/2019- ...)

Het presentiegeld, vermeld in artikel 17, § 1, eerste lid, van het decreet van 22 december 2017, en het presentiegeld dat wordt vastgesteld op grond van artikel 73 en 119, eerste lid, van het decreet van 22 december 2017, bedraagt minimaal 28, 57 euro en maximaal 124, 98 euro. Die bedragen worden gekoppeld aan de index, vermeld in artikel 9.

Het presentiegeld, vermeld in het eerste lid, wordt bepaald volgens de aanwezigheid, die vastgelegd wordt in de met dat doel gehouden registers.

HOOFDSTUK 4. Vaststelling van de perken en de toekenningsvoorwaarden van het presentiegeld en de andere vergoedingen die in het kader van de bestuurlijke werking van het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap worden toegekend (... - ...)

Artikel 19. (01/01/2019- ...)

Aan de afgevaardigden in de algemene vergaderingen van het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm, alsook aan de vertrouwenspersonen die hen bijstaan conform artikel 16 en 155 van het decreet van 22 december 2017, kan uitsluitend een reisvergoeding worden toegekend conform de bepalingen die gelden voor de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid.

Artikel 20. (01/01/2019- ...)

§ 1. Aan de leden van de raad van bestuur en aan de leden van het door de statuten toegestane directiecomité van het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap, alsook aan de vertrouwenspersonen die hen bijstaan conform artikel 16 en 155 van het decreet van 22 december 2017, kan per bijgewoonde zitting een presentiegeld worden toegekend.

Het toegekende presentiegeld is niet hoger dan het bedrag van het presentiegeld dat aan de gemeenteraadsleden van de deelnemende of oprichtende gemeente wordt toegekend.

§ 2. Aan de voorzitter van de raad van bestuur van het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm en aan de voorzitter van het directiecomité of de gedelegeerd bestuurder van het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap kan maximaal een dubbel presentiegeld worden toegekend voor het bijwonen van de vergaderingen van de raad van bestuur of het directiecomité.

Aan de voorzitter van het directiecomité kan maximaal een dubbel presentiegeld worden toegekend als hij nog geen dubbel presentiegeld krijgt op grond van zijn functie in de raad van bestuur.

Artikel 21. (01/01/2019- ...)

Personeelsleden van de oprichtende of deelnemende gemeente ontvangen noch presentiegeld noch een andere vergoeding ten laste van het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap.

Personeelsleden van een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap ontvangen naast hun wedde noch presentiegeld noch een andere vergoeding ten laste van het gemeentelijk extern verzelfstandigde agentschap.

Artikel 22. (01/01/2019- ...)

Het aantal bezoldigbare vergaderingen van de verschillende organen van het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap per boekjaar en per lid is, onder voorbehoud van hetgeen vermeld is in het tweede lid, beperkt tot twaalf vergaderingen voor de raad van bestuur en tot 24 vergaderingen voor het directiecomité.

In het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap dat niet overgaat tot de oprichting van een directiecomité of dat geen gedelegeerd bestuurder heeft aangesteld, wordt het aantal bezoldigbare vergaderingen van de raad van bestuur verhoogd tot vierentwintig per boekjaar.

Artikel 23. (01/01/2019- ...)

Aan de voorzitter van het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm en aan de vereffenaars van het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap kunnen ten hoogste dezelfde presentiegelden en reisvergoedingen worden toegekend als aan de voorzitter en de leden van de raad van bestuur van hetzelfde gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap voor dat agentschap in vereffening is gesteld.

Artikel 24. (01/01/2019- ...)

Vergaderingen van verschillende bestuursorganen van hetzelfde gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap die plaatsvinden op dezelfde dag, kunnen recht geven op verschillende presentiegelden.

Vergaderingen van hetzelfde bestuursorgaan van hetzelfde gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap die plaatsvinden op dezelfde dag, geven de leden maar recht op één presentiegeld.

Artikel 25. (01/01/2019- ...)

Aan de personen, vermeld in artikel 20, kunnen geen andere kosten terugbetaald worden dan de kosten die aan de gemeenteraadsleden van de betrokken gemeente terugbetaald worden.

In afwijking van het eerste lid kunnen aan de gedelegeerd bestuurder die een personeelslid is als vermeld in artikel 21, geen andere kosten worden terugbetaald dan de kosten die hem als personeelslid van de gemeente of van het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap worden terugbetaald.

HOOFDSTUK 5. Bepaling van de perken en de toekenningsvoorwaarden van de andere vergoedingen dan het presentiegeld die in het kader van de bestuurlijke werking van de dienstverlenende en de opdrachthoudende vereniging kunnen worden toegekend (... - ...)

Artikel 26. (01/01/2019- ...)

Aan de vertegenwoordiger op de algemene vergaderingen, de leden van de organen, vermeld in deel 3, titel 3, van het decreet van 22 december 2017, de leden die de vereniging vertegenwoordigen in de wettelijk of decretaal bepaalde overlegstructuren van de vereniging, alsook aan de vertrouwenspersonen die hen bijstaan conform artikel 16 en 155 van het decreet van 22 december 2017, kan uitsluitend een reisvergoeding worden toegekend.

De reisvergoeding wordt toegekend overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid.

Artikel 27. (01/01/2019- ...)

Aan de externe deskundige, vermeld in artikel 435, vierde lid, van het decreet van 22 december 2017, op wie krachtens de statuten een beroep kan worden gedaan, kan, als dat verenigbaar is met de rechtstoestand van de betrokkene, een individuele vergoeding worden toegekend waarvan het bedrag ten hoogste gelijk is aan de som van de presentiegelden waarop een gewoon lid van de raad van bestuur van de vereniging in kwestie aanspraak kan maken op grond van het aantal bezoldigbare vergaderingen dat conform artikel 29 toegestaan is.

De gezamenlijke vergoeding die aan de externe deskundigen wordt toegekend, is niet hoger dan een vierde van de gezamenlijke presentiegelden die gedurende het voorgaande boekjaar aan de leden van de raad van bestuur uitgekeerd zijn.

Voor het eerste boekjaar na de oprichting van een dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging mag het totaal van de uit te keren vergoeding, vermeld in het eerste en het tweede lid, niet hoger liggen dan een vierde van de gezamenlijke presentiegelden die gedurende dat boekjaar aan de leden van de raad van bestuur uitgekeerd zijn.

Voor het boekjaar 2019 geldt dezelfde beperking als de beperking, vermeld in het derde lid.

Aan een als deskundige aangestelde rechtspersoon kan een vergoeding worden toegekend die berekend wordt conform het eerste en het tweede lid, ongeacht het aantal natuurlijke personen dat die rechtspersoon vertegenwoordigt.

Artikel 28. (01/01/2019- ...)

Aan de vertrouwenspersoon, vermeld in artikel 26, die een lid van de raad van bestuur bijstaat, kan een vergoeding worden toegekend waarvan het bedrag ten hoogste gelijk is aan het bedrag dat gedurende het voorgaande boekjaar aan het desbetreffende lid van de raad van bestuur toegekend is.

Voor het eerste boekjaar na de oprichting van een dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging mag de vergoeding, vermeld in het eerste lid, niet hoger liggen dan het totale bedrag dat gedurende dat boekjaar aan het desbetreffende lid van de raad van bestuur uitgekeerd is.

Voor het boekjaar 2019 geldt dezelfde beperking als de beperking, vermeld in het tweede lid.

Artikel 29. (01/01/2019- ...)

Het aantal vergaderingen van de raad van bestuur waarvoor de leden conform de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, per boekjaar aanspraak kunnen maken op een vergoeding, is per lid begrensd op achttien.

Artikel 30. (01/01/2019- ...)

Aan de vereffenaars kan ten hoogste een vergoeding worden toegekend ter waarde van het presentiegeld dat toegekend wordt aan de leden van de raad van bestuur van die vereniging voordat die in vereffening is gesteld.

Artikel 31. (01/01/2019- ...)

De bezoldiging van de commissarissen is een vast bedrag dat vastgesteld wordt conform artikel 134, § 2, van het Wetboek van Vennootschappen.

Artikel 32. (01/01/2019- ...)

De reisvergoedingen zijn begrepen in de vergoeding en de bezoldiging, vermeld in artikel 30 en 31.

Artikel 33. (01/01/2019- ...)

Er kunnen geen andere vergoedingen of andere voordelen worden toegekend dan de vergoedingen en voordelen, vermeld in dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK 6. Bepaling van de perken en de toekenningsvoorwaarden van de andere vergoedingen dan het presentiegeld die in het kader van de bestuurlijke werking van de welzijnsvereniging en de autonome verzorgingsinstelling kunnen worden toegekend (... - ...)

Artikel 34. (01/01/2019- ...)

Hoofdstuk 5 is van overeenkomstige toepassing op de welzijnsvereniging en de autonome verzorgingsinstelling.

HOOFDSTUK 7. Vaststelling van de grenzen waarbinnen de specifieke kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat, kunnen worden terugbetaald aan de lokale mandataris, en vaststelling van de grenzen voor de financiering van de fracties (... - ...)

Afdeling 1. Soorten kostenvergoedingen, modaliteiten en toekenningsvoorwaarden (... - ...)

Artikel 35. (01/01/2019- ...)

§ 1. Alleen kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat en die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het mandaat, kunnen worden terugbetaald.

De kosten, vermeld in het eerste lid, worden gestaafd met bewijsstukken.

§ 2. De algemeen directeur beoordeelt of de kosten voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1 en aan de voorwaarden, vermeld in het huishoudelijk reglement.

§ 3. Jaarlijks wordt een overzicht gemaakt van de terugbetaling van de kosten van de mandatarissen. Dat document is openbaar.

Afdeling 2. Fractietoelagen (... - ...)

Artikel 36. (01/01/2019- ...)

§ 1. Ter ondersteuning van gemeenteraadsfracties kan jaarlijks aan elke fractie, vertegenwoordigd in de gemeenteraad, een toelage ten laste van het gemeentebudget worden toegekend.

Ter ondersteuning van districtsraadsfracties kan jaarlijks aan elke fractie, vertegenwoordigd in de districtsraad, een toelage ten laste van het districtsbudget worden toegekend.

Als de gemeenten of districten een dergelijke toelage toekennen, doen ze dat voor alle fracties.

§ 2. De fractie kan de ontvangen toelage alleen gebruiken om haar eigen werking en de werking van de raden waar ze deel van uitmaakt, te ondersteunen. De middelen worden noch voor partijwerking of verkiezingen noch ter compensatie van presentiegeld of wedde gebruikt.

§ 3. Op het einde van het werkjaar licht de fractie in een nota met bewijsstukken aan de raad toe hoe ze de ontvangen middelen heeft gebruikt.

§ 4. Jaarlijks wordt een overzicht gemaakt van de aanwending van alle middelen voor de ondersteuning van de fractie. Dat document is openbaar.

§ 5. Als een fractie financiële middelen heeft aangewend voor andere doeleinden dan de ondersteuning van haar werking, vordert het bestuur die middelen terug of brengt het dat bedrag in mindering van de toelage van het volgende werkjaar.

HOOFDSTUK 8. De nadere procedureregels voor de tuchtregeling ten aanzien van bepaalde lokale mandatarissen (... - ...)

Artikel 37. (01/01/2019- ...)

Als de Vlaamse Regering kennis krijgt van feiten die de mandataris, vermeld in artikel 122, tweede lid, en 156 van het decreet van 22 december 2017, gepleegd heeft die bestempeld kunnen worden als kennelijk wangedrag of grove nalatigheid, en die aanleiding kunnen geven tot het opleggen van een tuchtmaatregel, kan ze de provinciegouverneur van de provincie waar de betrokken mandataris benoemd of verkozen is, de opdracht geven om een tuchtonderzoek te voeren, een tuchtverslag op te maken en een tuchtdossier samen te stellen.

De provinciegouverneur kan in het kader van het tuchtonderzoek de medewerking vorderen van een arrondissementscommissaris.

De provinciegouverneur geeft in zijn tuchtverslag advies over het gevolg dat volgens hem aan de feiten gegeven moet worden en formuleert een voorstel van straf als hij voorstelt om een tuchtprocedure op te starten.

Artikel 38. (01/01/2019- ...)

 § 1. Nadat de Vlaamse Regering het tuchtverslag en het bijgevoegde tuchtdossier ontvangen heeft, roept ze de betrokken mandataris binnen drie maanden op voor een hoorzitting.

Als de Vlaamse Regering binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, vanaf de datum van de verzending van het verslag van de provinciegouverneur waarbij het tuchtdossier gevoegd is, de betrokken mandataris niet oproept voor de hoorzitting, wordt de Vlaamse Regering geacht af te zien van de verdere vervolging en kan ze geen tuchtstraf meer opleggen voor de ten laste gelegde feiten.

§ 2. De betrokken mandataris wordt opgeroepen voor de hoorzitting met een aangetekende brief, ten minste eenentwintig dagen voor de hoorzitting.

De oproeping vermeldt:
1° de ten laste gelegde feiten;
2° de overweging van een tuchtstraf;
3° de plaats, de dag en het uur van de hoorzitting;
4° de mogelijkheid tot inzage van het tuchtdossier;
5° het recht op bijstand van en vertegenwoordiging door een verdediger naar keuze;
6° het recht om getuigen te laten horen;
7° het recht om een schriftelijk verweer in te dienen tot op de tweede werkdag voor de hoorzitting.

§ 3. Aan de betrokken mandataris wordt gemeld dat, als er getuigen gehoord moeten worden, dat tien dagen voor de hoorzitting moet worden meegedeeld aan de tuchtoverheid met het oog op de oproeping van die getuigen, dat moet worden aangegeven welke getuigen gehoord moeten worden, en dat ook moet worden aangegeven waarover de getuigen geacht worden een verklaring af te leggen.

Aan de betrokkene wordt meegedeeld dat hij verzocht wordt binnen de termijn van tien dagen, vermeld in het eerste lid, voor de hoorzitting bij de tuchtoverheid de stukken neer te leggen die hij wil toevoegen aan het tuchtdossier.

Als de tuchtoverheid zelf getuigen oproept, worden de namen en het onderwerp van de getuigenverklaringen aan de betrokken mandataris meegedeeld.

Artikel 39. (01/01/2019- ...)

In dit artikel wordt verstaan onder Agentschap Binnenlands Bestuur: het agentschap dat werd opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Agentschap voor Binnenlands Bestuur".

De Vlaamse Regering of een of meer personeelsleden van het Agentschap Binnenlands Bestuur die ze heeft aangewezen, horen de betrokken mandataris.

De hoorzitting kan ook bijgewoond worden door een of meer personeelsleden van het Agentschap Binnenlands Bestuur, die de leidend ambtenaar van het agentschap daarvoor aangewezen heeft.

De hoorzitting vindt plaats achter gesloten deuren.

Artikel 40. (01/01/2019- ...)

Van de hoorzitting wordt een proces-verbaal opgemaakt.

Als het proces-verbaal tijdens de hoorzitting wordt opgemaakt, wordt aan de betrokkene gevraagd het te ondertekenen.

Als het proces-verbaal na de hoorzitting wordt opgemaakt, wordt het naar de betrokkene aangetekend gestuurd of wordt het overhandigd tegen ontvangstbewijs. De betrokken mandataris wordt gevraagd het proces-verbaal ondertekend of met bijgevoegde opmerkingen terug te bezorgen aan de Vlaamse Regering uiterlijk tien dagen na de ontvangst ervan.

Artikel 41. (01/01/2019- ...)

De Vlaamse Regering stuurt haar beslissing aangetekend naar de betrokkene of overhandigt ze tegen ontvangstbewijs binnen drie maanden nadat de persoon die de laatste hoorzitting heeft voorgezeten, het proces-verbaal heeft ondertekend.

HOOFDSTUK 9. Nadere regels voor de aansprakelijkheids- en rechtsbijstandverzekering van de lokale mandataris (... - ...)

Artikel 42. (01/01/2019- ...)

De gemeente sluit bij een toegelaten verzekeringsmaatschappij een polis af die bestemd is om de burgerlijke aansprakelijkheid te waarborgen die persoonlijk rust op de gemeenteraadsleden, de districtsraadsleden, de burgemeester, de schepenen, de districtsburgemeester en de districtsschepenen naar aanleiding van de lichamelijke, materiële of immateriële schade die ze berokkenen aan derden bij de normale uitoefening van hun mandaat.

In het eerste lid wordt verstaan onder derden: alle andere natuurlijke personen of rechtspersonen dan de lokale mandataris. De mandatarissen worden als derden beschouwd ten opzichte van elkaar.

Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn sluit een polis als vermeld in het eerste lid, af ten voordele van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in de gemeente Voeren en de gemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn, de leden en de voorzitter van het vast bureau en de leden en de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst.

Artikel 43. (01/01/2019- ...)

De aansprakelijkheidswaarborg, vermeld in artikel 42, mag niet beperkt zijn tot schade die per ongeluk plaatsvindt.

Artikel 44. (01/01/2019- ...)

De burgerlijke aansprakelijkheid die voortvloeit uit schade die onder de toepassing valt van de wet op de verplichte autoverzekering, behoort niet tot het toepassingsgebied van dit besluit.

Artikel 45. (01/01/2019- ...)

De verzekeringspolis die conform artikel 42 afgesloten wordt, kan bepaalde uitsluitingen van waarborg bevatten.

Die uitsluitingen blijven echter uitzonderlijk ten opzichte van de gewaarborgde risico's en kunnen, door de omvang ervan, de aansprakelijkheidswaarborg die met toepassing van artikel 42 verkregen wordt, niet op onredelijke wijze in het gedrang brengen.

Artikel 46. (01/01/2019- ...)

De aansprakelijkheidswaarborg, vermeld in artikel 42, wordt, krachtens de uitdrukkelijke bepalingen van de algemene, speciale of bijzondere voorwaarden van de afgesloten polis, toegekend voor elk schadegeval, ongeacht de frequentie ervan, voor de bedragen die vastgelegd zijn onder de vermelde voorwaarden.

Artikel 47. (01/01/2019- ...)

De begunstigden van de afgesloten polis zijn permanent gedekt door de verzekering.

Artikel 48. (01/01/2019- ...)

De afgesloten verzekering voor de aansprakelijkheidswaarborg, vermeld in artikel 42, bevat een onderdeel van het type rechtsbijstand - burgerlijke en strafrechtelijke verdediging.

De verzekering, vermeld in het eerste lid, verplicht de verzekeringsmaatschappij ertoe de kosten van rechtsbijstand ten laste te nemen voor de betrokken mandatarissen in elke procedure die tegen hen ingesteld is voor elke Belgische of buitenlandse rechtbank, vanaf het moment waarop de aansprakelijkheidswaarborg, vermeld in artikel 42, verschuldigd is en binnen de grenzen daarvan.

Artikel 49. (01/01/2019- ...)

De aansprakelijkheidswaarborg die met toepassing van artikel 48 verkregen wordt, bevat minstens de tenlasteneming door de verzekeraar van de honoraria van de advocaten en alle algemene kosten in verband met de voortzetting van de procedure, met inbegrip van de reis- en verblijfkosten die voortvloeien uit de verschillende verschijningen, de kosten van een gerechtsdeskundige, alsook de borgsom die de mandatarissen zouden moeten betalen in het kader van die procedure.

Artikel 50. (01/01/2019- ...)

De kosten van de premies voor de verzekering, bepaald in dit hoofdstuk, worden gedragen door een krediet dat is ingeschreven in het meerjarenplan van het lokale bestuur in kwestie.

HOOFDSTUK 10. Vaststelling van de criteria tot vaststelling van de hoedanigheid van een lokaal mandataris met een beperking (... - ...)

Artikel 51. (01/01/2019- ...)

Voor de toepassing van artikel 16, eerste lid, en artikel 155, eerste lid, van het decreet van 22 december 2017, wordt de mandataris die wegens een zintuiglijke beperking, spraakmoeilijkheden of een motorische beperking waardoor hij moeilijkheden ondervindt om zijn mandaat uit te oefenen, persoonlijke bijstand nodig heeft, beschouwd als een mandataris die wegens een beperking zijn mandaat niet zelfstandig kan vervullen.

Artikel 52. (01/01/2019- ...)

Het bewijs dat de lokale mandataris voldoet aan de criteria, vermeld in artikel 51, wordt geleverd door het getuigschrift van een arts met de uitdrukkelijke verklaring dat de mandataris zodanig getroffen is door een van de beperkingen, vermeld in artikel 51, dat hij zijn mandaat niet zelfstandig kan vervullen en dat hij voor de uitoefening ervan persoonlijke bijstand nodig heeft.

HOOFDSTUK 11. Toekenning van eretitels aan de aftredende burgemeester, de districtsburgemeester en de aftredende voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van de gemeente Voeren en de gemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 (... - ...)

Afdeling 1. Toekenningsvoorwaarden (... - ...)

Artikel 53. (13/10/2023- ...)

De volgende mandatarissen die hun ambt gedurende een bestuursperiode of gedurende ten minste zes jaar in dezelfde gemeente hebben uitgeoefend, kunnen de Vlaamse Regering verzoeken de eretitel van het ambt te verlenen:
1° een aftredende burgemeester;
2° een aftredende waarnemend burgemeester;
3° een aftredende voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van de gemeente Voeren en de gemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966;
4° ....

Artikel 54. (01/01/2019- datum onbepaald)

Om de termijn, vermeld in artikel 53, te berekenen, wordt rekening gehouden met de periode waarin de deputatie de gemeenteraadsverkiezingen, de districtsraadsverkiezingen of de OCMW-raadsverkiezingen in de gemeenten, vermeld in artikel 7 van de wet van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, en in Voeren ofwel heeft vernietigd met toepassing van artikel 75 van de Gemeentekieswet van 4 augustus 1932, ingeval de Raad van State die beslissing heeft tenietgedaan, ofwel heeft opgeschort met toepassing van de wettelijke bepalingen zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van de wet van 7 juli 1994 die de Gemeentekieswet van 4 augustus 1932 wijzigt, of ingeval de Raad voor Verkiezingsbetwistingen de gemeenteraads- of districtsraadsverkiezingen heeft vernietigd, als de Raad van State die beslissing heeft tenietgedaan. Er wordt voor de berekening van de termijn, vermeld in artikel 51, ook rekening gehouden met de periode waarin de installatie niet kon plaatsvinden door een klacht die ongegrond bleek te zijn.

Artikel 55. (01/01/2019- ...)

De uitoefening van een ambt of mandaat in een gemeente die later samengevoegd wordt met andere gemeenten of eraan wordt gehecht, wordt beschouwd als een ambt of mandaat, uitgeoefend in de gemeente die de samengevoegde of de gehechte gemeenten bevat.

Afdeling 2. De procedure (... - ...)

Artikel 56. (13/10/2023- ...)

De betrokkene dient het verzoek tot verlening van een eretitel, vermeld in artikel 53, schriftelijk in bij de Vlaamse Regering.

Met instemming van de betrokkene kan de gemeenteraad of de raad voor maatschappelijk welzijn het verzoek ook indienen.

Als de betrokkene overleden is, kunnen de rechtsopvolgers van de betrokkene of de raad, vermeld in het tweede lid, het verzoek indienen met instemming van de rechtsopvolgers.

Artikel 57. (01/01/2019- ...)

Behalve in geval van de toepassing van artikel 56, derde lid, wordt bij het verzoek een verklaring op erewoord gevoegd waarin de betrokkene verklaart dat hij voldoet aan de toekenningsvoorwaarden, vermeld in afdeling 1.

Afdeling 3. Het voeren en intrekken van de eretitel (... - ...)

Artikel 58. (13/10/2023- ...)

De eretitel van het ambt van burgemeester of waarnemend burgemeester en van het mandaat van voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, vermeld in artikel 53, 3°, mag niet worden gevoerd:
1° gedurende de periode dat het mandaat werkelijk wordt uitgeoefend;
2° door een persoon die betaald wordt door een gemeente of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

Behalve in geval van de toepassing van artikel 56, derde lid, wordt in de akte tot verlening van een eretitel de tekst van het eerste lid overgenomen.

Artikel 59. (01/01/2019- ...)

De Vlaamse Regering kan de eretitel intrekken. De Vlaamse Regering doet dat in elk geval als na de toekenning van de eretitel blijkt dat de betrokkene niet voldoet aan de toekenningsvoorwaarden, vermeld in afdeling 1.

HOOFDSTUK 12. Onderscheidingsteken en ambtskledij van de lokale mandataris (... - ...)

Afdeling 1. Het onderscheidingsteken (... - ...)

Artikel 60 (01/11/2020- ...)

De burgemeester en de districtsburgemeester dragen een sjerp met zilveren franjes op een zwart-geel-rode achtergrond of een sjerp met rode franjes op een zwart-gele achtergrond. Op de sjerp staat de Vlaamse leeuw. Op de sjerp van de burgemeester kan facultatief het wapenschild van de gemeente toegevoegd worden. Op de sjerp van districtsburgemeester kan facultatief het schild van het district worden toegevoegd.

Artikel 61. (01/01/2019- ...)

De schepen en de districtsschepen dragen een sjerp met rode franjes op een zwart-gele achtergrond. Op de sjerp staat de Vlaamse leeuw. Op de sjerp van de schepen kan facultatief het wapenschild van de gemeente worden toegevoegd. Op de sjerp van de districtsschepen kan facultatief het schild van het district worden toegevoegd.

Artikel 62. (01/01/2019- ...)

Artikel 61 is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van de gemeente Voeren en de gemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.

Artikel 63. (01/01/2019- ...)

De lokale uitvoerende mandatarissen dragen de sjerp om hun middel, waarbij het zwart zich bovenaan bevindt, of over hun rechterschouder, met de knoop in hun linkerzijde, waarbij het zwart zich het dichtst bij de hals bevindt.

Artikel 64. (01/01/2019- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor binnenlandse aangelegenheden, kan de modaliteiten en voorwaarden voor de sjerp en het dragen ervan nader bepalen.

De breedte van de sjerp bedraagt minimaal 10 centimeter en maximaal 12 centimeter. Het insigne met de Vlaamse leeuw dat aangebracht wordt op de sjerp, is minimaal 7 centimeter en maximaal 9,5 centimeter hoog en minimaal 6 centimeter en maximaal 7 centimeter breed. De bovenkant van het insigne wordt aangebracht 15 centimeter boven de kwast of 17 centimeter onder de schouder.

Artikel 65. (01/01/2019- ...)

De mandatarissen, vermeld in deze afdeling, dragen hun sjerp alleen naar aanleiding van en bij de openbare uitoefening van hun bevoegdheid ter gelegenheid van evenementen of plechtigheden die uitsluitend op het grondgebied van de gemeente plaatsvinden.

Bij de beëindiging van hun ambt of bij een tuchtrechtelijke schorsing is de betrokken mandataris niet gerechtigd om zijn sjerp te dragen.

Afdeling 2. De ambtskledij (... - ...)

Artikel 66. (01/01/2019- ...)

Art. 66. De kledij die de mandatarissen, vermeld in afdeling 1, dragen, mag niet verwijzen naar een andere hoedanigheid of een ander ambt.

HOOFDSTUK 13. Slotbepalingen (... - ...)

Afdeling 1. Opheffingsbepalingen (... - ...)

Artikel 67. (01/01/2019- ...)

De volgende besluiten worden opgeheven:
1° het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 houdende vaststelling van de grenzen en de toekenningsvoorwaarden van het presentiegeld en de andere vergoedingen die in het kader van de bestuurlijke werking van een dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging kunnen worden toegekend, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 8 februari 2013;
2° het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2007 houdende het statuut van de lokale en provinciale mandataris, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 en 7 september 2012, behoudens wat de gedeputeerde en het provincieraadslid betreft;
3° het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende vaststelling van de tuchtprocedure voor de mandatarissen ter uitvoering van artikelen 71 en 274 van het Gemeentedecreet, artikel 70 van het O.C.M.W.-decreet en artikel 69 van het Provinciedecreet, behoudens wat de gedeputeerde en het provincieraadslid betreft;
4° het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de bezoldigingsregeling van de lokale en provinciale mandataris, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2013, behoudens wat de gedeputeerde en het provincieraadslid betreft.

Afdeling 2. Overgangsbepalingen (... - ...)

Artikel 68. (01/01/2019- ...)

De uittredende voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn die werd verkozen met toepassing van artikel 53 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en die met toepassing van artikel 44, § 3, van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 aan het college van burgemeester en schepenen is toegevoegd, krijgt, onder de voorwaarden, vermeld in artikel 14, ten laste van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een uittredingsvergoeding.

Afdeling 3. Inwerkingtreding (... - ...)

Artikel 69. (01/01/2019- ...)

Artikel 153, derde lid, van het decreet van 22 december 2017 treedt in werking op 1 januari 2019.

Artikel 70. (01/01/2019- ...)

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.

Artikel 71. (01/01/2019- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 03/05/2024