Ministerieel besluit tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 betreffende de nadere regels voor het verkrijgen van een zorgtoeslag

Datum 26/03/2019

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK 1. Definities
  2. HOOFDSTUK 2. Vergoeding voor de opdrachten van de MDT-arts en de evaluerende arts
  3. HOOFDSTUK 3. Kennis van het Nederlands
  4. HOOFDSTUK 3/1. Rangorde van de evaluerend artsen
  5. HOOFDSTUK 4. Slotbepaling

Inhoud

(... - ...)

DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN,

Gelet op het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, artikel 15, § 1, tweede lid, en § 2, tweede lid, artikel 16, § 1, derde en vierde lid en artikel 17, derde lid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 betreffende de nadere regels voor het verkrijgen van een zorgtoeslag, artikel 17, vijfde lid, artikel 22, § 1, tweede lid, en artikel 25, derde lid;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 februari 2019;

Gelet op advies 65.506/01 van de Raad van State, gegeven op 21 maart 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973,

Besluit :

HOOFDSTUK 1. Definities (... - ...)

Artikel 1. (01/01/2019- ...)

In dit besluit wordt verstaan onder besluit van 7 december 2018: het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 betreffende de nadere regels voor het verkrijgen van een zorgtoeslag.

HOOFDSTUK 2. Vergoeding voor de opdrachten van de MDT-arts en de evaluerende arts (... - ...)

Artikel 2. (01/01/2019- ...)

De vergoeding voor een vaststelling die de MDT-arts uitvoert conform artikel 17, eerste lid, van het besluit van 7 december 2018, bedraagt 35,28 euro en wordt betaald aan het betrokken multidisciplinair team.

Artikel 3. (01/10/2023- 30/04/2024)

De vergoeding van de evaluerende arts bedraagt:
1° voor de opdrachten, vermeld in artikel 25, eerste lid, 1°, van het besluit van 7 december 2018:
a) voor een evaluatie alleen op grond van de bezorgde informatie: 49,97 euro;
b) voor een evaluatie aan huis: 66,63 euro;
c) voor een evaluatie onder begeleiding van een mentorarts: 33,32 euro;
d) voor een evaluatie met een observationeel onderzoek: 66,63 euro;
2° voor de opdrachten die hij in het kader van een beroepsprocedure voor de arbeidsrechtbank heeft uitgevoerd, vermeld in artikel 25, derde lid, van het voormelde besluit:
a) voor het opstellen van een omstandig verslag in het kader van een tegenexpertise: 87,06 euro;
b) voor de aanwezigheid op de gerechtelijke zitting van de arbeidsrechtbank: 87,04 euro;
3° voor de opleidingen, vermeld in artikel 25, eerste lid, 2°, van het voormelde besluit, waarvan Kind en Gezin heeft bepaald dat het die vergoedt: 66,63 euro per uur;
4° voor de uitvoering van andere opdrachten, vermeld in artikel 32/1 van het voormelde besluit: 66,63 euro per uur.

Artikel 4. (01/10/2023- ...)

De vergoeding van de evaluerende arts die optreedt als mentorarts, als vermeld in artikel 32 van het besluit van 7 december 2018, bedraagt 99,94 euro voor het begeleiden van een evaluatie als mentorarts.

Artikel 5. (01/01/2021- ...)

De bedragen, vermeld in artikel 2, 3 en 4, zijn uitgedrukt tegen 100% en worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 107,20.

Ze worden gekoppeld aan de afgevlakte gezondheidsindex, vermeld in artikel 2, § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, die wordt berekend en toegepast conform artikel 2 tot en met 2quater van het voormelde besluit.

De aanpassing van de bedragen gebeurt telkens twee maanden nadat de voormelde afgevlakte gezondheidsindex een bepaalde drempelwaarde overschrijdt.

Artikel 5/1. (01/01/2022- ...)

De bedragen, vermeld in artikel 2, 3 en 4 van dit besluit, zijn exclusief de belasting over de toegevoegde waarde.

Ze worden verhoogd met 21% indien de MDT-arts of de evaluerend arts niet geniet van de vrijstellingsregeling bedoeld in artikel 56bis, van het wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde.

HOOFDSTUK 3. Kennis van het Nederlands (... - ...)

Artikel 6. (01/01/2021- ...)

De evaluerende arts bewijst zijn gevorderde en actieve kennis van het Nederlands als vermeld in artikel 22, § 1, eerste lid, 3°, van het besluit van 7 december 2018, door een studiebewijs van het genoten onderwijs als vermeld in artikel 24, tweede lid, van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie of door een attest voor te leggen waaruit een taalvaardigheidsniveau C1 (ERK-niveau) blijkt voor luisteren, gesprekken voeren, lezen en schrijven.

HOOFDSTUK 3/1. Rangorde van de evaluerend artsen (01/05/2024 - ...)

Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"

Artikel 6/1.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/05/2024- ...)

§1. De beschikbare evaluerend artsen worden op basis van de criteria, vermeld in artikel 23/1, tweede lid, van het besluit van 7 december 2018, in een rangorde gerangschikt.

Voor de invulling van de criteria, vermeld in het eerste lid, wordt rekening gehouden met de volgende indicatoren:
1° de visie van de evaluerend artsen conform de erkenningsvoorschriften en -voorwaarden, vermeld in artikels 22 tot en met 24 van het besluit van 7 december 2018;
2° hun competenties: zorgvuldigheid, resultaatsgerichtheid, zelfontwikkeling, communicatie en samenwerking;
3° de kwaliteit van de evaluaties die ze al hebben uitgevoerd: het inhoudelijk kwaliteitsniveau van de evaluaties gelet op de geldende richtlijnen van het agentschap Opgroeien regie.
     
Het agentschap Opgroeien regie legt de nadere regels vast voor de procedure voor de toetsing van de indicatoren.

§2. Aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, wordt een score gekoppeld om de rangorde te kunnen opmaken. 
    
Deze score is:
1° de visie van de evaluerend artsen conform de erkenningsvoorschriften en -voorwaarden, vermeld in artikels 22 tot en met 24 van het besluit van 7 december 2018: 20%;
2° hun competenties: 40%;
3° de kwaliteit van de evaluaties die ze al hebben uitgevoerd: 40%.

HOOFDSTUK 4. Slotbepaling (... - ...)

Artikel 7. (01/01/2019- ...)

Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2019.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 25/04/2024