( ... - ... )
DE VLAAMSE REGERING,
Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, § 1, en artikel 10, gewijzigd bij de decreten van 16 maart 1999 en 12 februari 2010;
Gelet op het decreet van 18 mei 1999 betreffende de geestelijke gezondheidszorg, artikel 20, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 1996;
Gelet op het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, artikel 8, § 1, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, en artikel 12;
Gelet op het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, artikel 8, gewijzigd bij de decreten van 21 juni 2013 en 25 april 2004;
Gelet op het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 11, gewijzigd bij het decreet van 7 december 2018;
Gelet op het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand, artikel 49, eerste lid;
Gelet op het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, artikel 48, gewijzigd bij het decreet van 18 november 2011;
Gelet op het decreet van 20 maart 2009 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, artikel 29, gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018;
Gelet op het decreet van 8 mei 2009 betreffende het algemeen welzijnswerk, artikel 17, § 2, gewijzigd bij het decreet van 25 mei 2012;
Gelet op het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 6, § 5;
Gelet op het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg, artikel 11, tweede lid;
Gelet op het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, artikel 42, § 2;
Gelet op het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging, artikel 56 en 77;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de door het agentschap Jongerenwelzijn erkende voorzieningen en vergunde diensten;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen;
Gelet op advies 65.541/3 van de Raad van State, gegeven op 28 maart 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1. ( ... - ... )
In dit besluit wordt verstaan onder :
1° aanpasbaar : de infrastructuur van een voorziening kan achtereenvolgens gebruikt worden door een voorziening uit een andere sector;
2° combineerbaar : de infrastructuur van een voorziening wordt tegelijkertijd gebruikt door een of meer voorzieningen uit verschillende sectoren;
3° commissie multifunctionele infrastructuur : de commissie, vermeld in artikel 6, die haar opdrachten vervult ten aanzien van multifunctionele of innoverende infrastructuur;
3°/0 erfgoedgebouw:
a) een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
b) een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoed decreet van 12 juli 2013;
c) een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
d) een gebouw dat ingeschreven is in de inventaris van het onroerend erfgoed van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest overeenkomstig het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening;
3°/1 innoverende zorginfrastructuur: een zorginfrastructuurproject dat vernieuwend is, inspeelt op maatschappelijke veranderingen met innoverende en geïntegreerde zorgconcepten en past in het beleid van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
4° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;
5° multi-inzetbaar : de infrastructuur van een voorziening wordt buiten de uren waarin ze zich organiseert of de zorg uitvoert, gebruikt voor andere activiteiten dan de activiteiten van de voorziening;
6° multifunctionele infrastructuur : infrastructuur die aanpasbaar, multi-inzetbaar of combineerbaar is;
7° sector : een aangelegenheid, of een onderdeel daarvan, vermeld in artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is, en vermeld in artikel 5, § 1, II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is, met uitzondering van de organisaties die activiteiten uitoefenen op het domein van het onthaal en de integratie van inwijkelingen, het medisch schooltoezicht en de medisch verantwoorde sportbeoefening;
7°/1 subsidiabele oppervlakte: de som van de nuttige vloeroppervlakte, buitenmuren inbegrepen, die per bouwlaag is berekend en die in aanmerking wordt genomen voor subsidiëring;
8° Fonds: het Fonds, vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;
9° voorziening : een instelling, een dienst, een centrum, een organisatie of een vereniging die vergund, erkend of gesubsidieerd wordt binnen het kader van de regelgeving met betrekking tot het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Artikel 1. ( 21/09/2024 - ... )
In dit besluit wordt verstaan onder :
1° aanpasbaar : de infrastructuur van een voorziening kan achtereenvolgens gebruikt worden door een voorziening uit een andere sector;
2° combineerbaar : de infrastructuur van een voorziening wordt tegelijkertijd gebruikt door een of meer voorzieningen uit verschillende sectoren;
3° commissie multifunctionele infrastructuur : de commissie, vermeld in artikel 6, die haar opdrachten vervult ten aanzien van multifunctionele of innoverende infrastructuur;
3°/1 innoverende zorginfrastructuur: een zorginfrastructuurproject dat vernieuwend is en past in het beleid van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
4° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;
5° multi-inzetbaar : de infrastructuur van een voorziening wordt buiten de uren waarin ze zich organiseert of de zorg uitvoert, gebruikt voor andere activiteiten dan de activiteiten van de voorziening;
6° multifunctionele infrastructuur : infrastructuur die aanpasbaar, multi-inzetbaar of combineerbaar is;
7° sector : een aangelegenheid, of een onderdeel daarvan, vermeld in artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is, en vermeld in artikel 5, § 1, II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is, met uitzondering van de organisaties die activiteiten uitoefenen op het domein van het onthaal en de integratie van inwijkelingen, het medisch schooltoezicht en de medisch verantwoorde sportbeoefening;
8° VIPA : het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;
9° voorziening : een instelling, een dienst, een centrum, een organisatie of een vereniging die vergund, erkend of gesubsidieerd wordt binnen het kader van de regelgeving met betrekking tot het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Artikel 2. ( 21/09/2024 - ... )
Een voorziening kan alleen multifunctionele infrastructuur of innoverende zorginfrastructuur realiseren of er gebruik van maken als ze voldoet aan al de volgende voorwaarden :
1° de kwaliteitsvolle werking van de voorziening wordt niet in het gedrang gebracht;
2° de voorziening leeft de erkennings-, vergunnings-, of subsidiëringsvoorwaarden na, met behoud van de toepassing van artikel 5.
Artikel 3. ( 20/07/2019 - ... )
De infrastructuur van een voorziening kan zowel binnen als buiten de openingsuren van de voorziening ter beschikking gesteld worden voor andere activiteiten dan de activiteiten die behoren tot de taken van de voorziening, conform de voorwaarden, vermeld in artikel 2.
Artikel 4. ( 20/07/2019 - ... )
Voorzieningen die samen een multi-inzetbare of combineerbare infrastructuur gebruiken of realiseren, delen zo veel mogelijk ruimtes.
Artikel 5. ( ... - ... )
De minister kan, op verzoek van een voorziening, een afwijking voor die voorziening toestaan op de naleving van een erkennings-, vergunnings-, of subsidiëringsvoorwaarde met betrekking tot de infrastructuur die voor die voorziening bepaald is in uitvoeringsbesluiten binnen het kader van de regelgeving met betrekking tot het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, als die voorwaarde belet dat die voorziening een multifunctionele infrastructuur realiseert of gebruikt.
De minister kan de commissie, vermeld in artikel 6, vragen een advies te verlenen alvorens een beslissing tot afwijking als vermeld in het eerste lid, te nemen.
Artikel 5. ( 21/09/2024 - ... )
De minister kan, op verzoek van een voorziening, een afwijking voor die voorziening toestaan op de naleving van een erkennings-, vergunnings-, of subsidiëringsvoorwaarde met betrekking tot de infrastructuur die voor die voorziening bepaald is in uitvoeringsbesluiten binnen het kader van de regelgeving met betrekking tot het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, als die voorwaarde belet dat die voorziening een multifunctionele infrastructuur of innoverende zorginfrastructuur realiseert of gebruikt.
In geval er verschillende procedures van toepassing zijn op de voorziening die multifunctionele of innoverende infrastructuur wil realiseren of gebruiken, kan de minister beslissen één van de geldende procedures toepasselijk te maken op de wijze van toekenning en vereffening van de infrastructuursubsidie.
De minister kan de commissie, vermeld in artikel 6, vragen een advies te verlenen alvorens een beslissing tot afwijking als vermeld in het eerste en tweede lid, te nemen.
Artikel 5/1 ( ... - ... )
Een innoverende zorginfrastructuur moet voldoen aan de geldende algemene bouwtechnische en bouwfysische normen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen.
De gebouwen van een innoverende zorginfrastructuur zijn gemakkelijk toegankelijk en bereikbaar, onder meer met het openbaar vervoer.
Artikel 5/2 ( ... - ... )
De basisinfrastructuur van een innoverende residentiële voorziening die voldoet aan de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen, komt in aanmerking voor investeringssubsidie:
1° de totale nettovloeroppervlakte van de verblijfsruimten bedraagt minimaal 30 m2 per bewoner. Die oppervlakte omvat:
a) de kamer van de bewoner, inclusief de individuele sanitaire cel;
b) de gemeenschappelijke zit- en eetruimten;
c) de gemeenschappelijke sanitaire ruimten voor bewoners;
d) de keuken;
e) de ruimtes die voor de bewoner bruikbaar zijn, exclusief de circulatie- en de bergruimtes;
2° een eenpersoonskamer heeft een nettovloeroppervlakte van ten minste 16 m2, sanitair niet inbegrepen, met de mogelijkheid af te wijken naar ten minste 12 m2, sanitair niet inbegrepen, als het een eenpersoonskamer voor minderjarigen betreft;
3° elke bewonerskamer beschikt minstens over een wastafel met warm en koud water;
4° per type bewonerskamer is er minstens één bewonerskamer integraal toegankelijk en het bijbehorende sanitair is integraal toegankelijk;
5° de nettovloeroppervlakte van de gemeenschappelijke zit- en eetruimten bedraagt minimaal 4 m2 per gebruiker;
6° in de nabijheid van de kamers en van de gemeenschappelijke zit- en eetruimten is voldoende sanitair, aangepast aan de doelgroep van de voorziening. Dat omvat ten minste:
a) één bad of douche per vijf bewoners als er geen individuele douches zijn;
b) één toilet met wastafel per vijf bewoners als er geen individuele toiletten met wastafel zijn en één toilet met wastafel per tien bewoners als er individuele toiletten met wastafel zijn;
c) één aan de doelgroep aangepast toilet met wastafel bij elke zit- en eetruimte;
d) voldoende sanitair voor bezoekers en personeel;
7° voldoende buitenruimte voor gebruikers, bezoekers en personeel.
De basisinfrastructuur van een innoverende voorziening voor dagondersteuning die voldoet aan de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen, komt in aanmerking voor een investeringssubsidie:
1° de totale nettovloeroppervlakte van de gemeenschappelijke ruimte bedraagt minimaal 15 m² per gebruiker. Die oppervlakte omvat: de ruimtes die voor de bewoner bruikbaar zijn, exclusief de circulatie- en de bergruimtes;
2° er is in of in de nabijheid van de gemeenschappelijke ruimten voldoende sanitair, aangepast aan de behoeften van de doelgroep, waarvan minstens één toilet rolstoeltoegankelijk is. Dat sanitair omvat ten minste:
a) één aan de doelgroep aangepast toilet met wastafel per vijf gebruikers;
b) voldoende sanitair voor bezoekers en personeel.
De basisinfrastructuur van een innoverende ambulante voorziening die voldoet aan de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen, komt in aanmerking voor een investeringssubsidie:
1° De ruimtes die gerealiseerd worden, zijn aangepast aan de doelgroep en de hulpverleningsfunctie en voorzien voldoende evenwicht tussen private en gemeenschappelijke ruimtes;
2° Er is in voldoende sanitaire ruimte voorzien met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet.
De ruimtes en de opgegeven nuttige vloeroppervlakten, vermeld in het eerste tot en met het derde lid, zijn minima.
Voor de circulatie in de infrastructuur beschikt elk gebouw met twee of meer bouwlagen die toegankelijk zijn voor de gebruikers, over een aangepaste lift. Op verzoek van de aanvrager kan de minister een afwijking toestaan van die norm, op voorwaarde dat voor elke functionele ruimte voor bezoekers en gebruikers in een gelijkwaardige ruimte wordt voorzien op het gelijkvloers.
Voor het gebruikerscomfort van de infrastructuur gelden de volgende normen:
1° de verlichting houdt rekening met de veiligheid en behoeften van de gebruikers. In de verblijfsruimten is er een basisverlichting, aangevuld met aangepaste accentverlichting. In alle verblijfsruimten zijn daarvoor voldoende aansluitingen geïnstalleerd;
2° de minimale verdiepingshoogte is 2,50 meter, gemeten van de vloer tot aan het afgewerkte plafond;
3° in alle verblijfsruimtes bedraagt het raamoppervlak ten minste een zesde van de nettovloeroppervlakte. In een leefruimte met een nettovloeroppervlakte van meer dan 30 m² bedraagt het raamoppervlak ten minste een zevende van de nettovloeroppervlakte. Het glasoppervlak van het raam begint op maximaal 85 cm hoogte, gemeten vanaf het vloeroppervlak. Er is zittend altijd een ongehinderd zicht naar buiten mogelijk;
4° de inkijk van buitenaf kan worden beperkt;
5° de signalisatie is aangepast aan de doelgroep;
6° de binnentemperatuur is regelbaar per verblijfsruimte, al dan niet via een centraal gebouwbeheersysteem.
Artikel 5/3 ( ... - ... )
De subsidiabele oppervlakte bedraagt maximaal:
1° voor een innoverende zorginfrastructuur die voorziet in residentiële opvang als vermeld in artikel 5/2, eerste lid: 65 m2 per woongelegenheid;
2° voor een innoverende zorginfrastructuur die voorziet in dagondersteuning als vermeld in artikel 5/2, tweede lid: 45 m2 per plaats;
3° voor een innoverende zorginfrastructuur die voorziet in ambulante dienstverlening als vermeld in artikel 5/2, derde lid: 20 m2 per voltijds equivalent van de personeelsformatie die de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, heeft aanvaard.
Van de maximale subsidiabele oppervlakte, vermeld in het eerste lid of vermeld in het uitvoeringsbesluit tot vaststelling van de investeringssubsidie van toepassing op de voorziening, kan de minister alleen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager een afwijking toestaan in de volgende gevallen:
- de afwijking heeft tot doel een functie of zorgvorm te faciliteren, die niet in aanmerking komt voor subsidiëring van het Fonds, maar die complementair is aan een functie of zorgvorm die wél in aanmerking komt voor subsidiëring van het Fonds en die valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap;
- de erkennings- en exploitatievoorwaarden, de kleinschaligheid of de bijzonderheid van de doelgroep vereisen een meeroppervlakte om een efficiënte werking te garanderen.
Artikel 5/4 ( ... - ... )
§1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de nieuwbouw, uitrusting en meubilering inbegrepen voor de projecten innoverende zorginfrastructuur is vastgesteld op 550 euro per m2.
Van het basisbedrag, vermeld in het eerste lid, kan de minister op gemotiveerd verzoek van de aanvrager een afwijking toestaan. De afwijking kan maximaal het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw betreffen dat voor deze doelgroep of voor dit voorzieningstype opgenomen is in het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de investeringssubsidies en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van het betreffende voorzieningstype.
§2. Voor een nieuwbouw kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor nieuwbouw wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in paragraaf 1, verdeeld op de volgende wijze:
1° technische uitrusting: 30%;
2° afwerking: 25%;
3° uitrusting en meubilering: 10%.
De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in artikel 5/1 en 5/2 van dit besluit.
Artikel 5/5 ( ... - ... )
§1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding voor de projecten innoverende zorginfrastructuur is vastgesteld op 500 euro per m2.
Van het basisbedrag, vermeld in het eerste lid, kan de minister op gemotiveerd verzoek van de aanvrager een afwijking toestaan. De afwijking kan maximaal het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding betreffen dat voor deze doelgroep of voor dit voorzieningstype opgenomen is in het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de investeringssubsidies en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van het betreffende voorzieningstype.
§2. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering bij uitbreiding is vastgesteld op 60% van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt verminderd op basis van de eindafrekening als dat nodig is. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald.
§3. De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragraaf 1 en 2, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 5/4, §1.
§4. Voor een uitbreiding van een voorziening als vermeld in paragraaf 1, kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor uitbreiding wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragraaf 1, verdeeld op de volgende wijze:
1° technische uitrusting: 30%;
2° afwerking: 25%.
De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in artikel 5/1 en 5/2 van dit besluit.
Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de uitrusting en meubilering, vermeld in het eerste lid, is vastgesteld op 60% van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt verminderd op basis van de eindafrekening als dat nodig is. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald.
De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in deze paragraaf, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 5/4, §2.
Artikel 5/6 ( ... - ... )
§1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor verbouwingswerken is vastgesteld op 60% van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt verminderd op basis van de eindafrekening als dat nodig is. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald.
Van het basisbedrag, vermeld in het eerste lid, kan de minister op gemotiveerd verzoek van de aanvrager een afwijking toestaan. De afwijking kan maximaal het basisbedrag van de investeringssubsidie voor verbouwingswerken betreffen dat voor deze doelgroep of voor dit voorzieningstype opgenomen is in het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de investeringssubsidies en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van het betreffende voorzieningstype.
§2. Het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwingswerken kan ten hoogste 75% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 5/5, § 1.
In afwijking van het eerste lid kan het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwingswerken ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 5/5, §1 en §3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. Die verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermde volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, wordt geïsoleerd. Deze voorwaarde geldt niet voor erfgoedgebouwen waar een dergelijke renovatie niet haalbaar blijkt;
2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen die de minister bepaalt;
3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw.
§3. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering bij verbouwing is vastgesteld op 60% van de goedgekeurde raming, tot maximaal 50 euro per m2. Dat basisbedrag wordt verminderd op basis van de eindafrekening als dat nodig is. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald.
Artikel 5/7 ( ... - ... )
Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop met of zonder verbouwing, uitrusting en meubilering inbegrepen, bedraagt maximaal 75% van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 5/4, §1, van dit besluit. Als het gebouw dat het voorwerp uitmaakt van de aankoop, in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt of in een van de centrumsteden, vermeld in artikel 19ter decies van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds, bedraagt het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop met of zonder verbouwing, uitrusting en meubilering inbegrepen, maximaal 100% van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 5/4, §1, van dit besluit.
Van het basisbedrag, vermeld in het eerste lid, kan de minister op gemotiveerd verzoek van de aanvrager een afwijking toestaan. De afwijking kan maximaal het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop met of zonder verbouwing, uitrusting en meubilering inbegrepen betreffen dat voor deze doelgroep of voor dit voorzieningstype opgenomen is in het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de investeringssubsidies en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van het betreffende voorzieningstype.
Voor de aankoop kan ten hoogste 60% van de som van de volgende elementen in aanmerking komen voor de investeringssubsidie:
1° de venale waarde van het gebouw die de Vlaamse Belastingdienst heeft geschat
2° de bewezen notariskosten en registratierechten of btw die met de aankoop zijn verbonden.
In het tweede lid wordt verstaan onder Vlaamse Belastingdienst: de Vlaamse Belastingdienst, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot oprichting van het agentschap Vlaamse Belastingdienst.
In afwijking van het eerste lid kan het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor aankoop met verbouwing ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 5/5, §1 en §3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw.
De verbouwing, vermeld in het vierde lid, voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, wordt geïsoleerd, geldt niet voor erfgoedgebouwen waar die renovatie niet haalbaar blijkt;
2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen die de minister bepaalt;
3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw.
Artikel 5/8 ( ... - ... )
De basisbedragen, vermeld in artikel 5/4 tot en met 5/7, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de bouwindex. De basisindex is die van 1 januari 1994.
De aanpassing, vermeld in het eerste lid, wordt doorgevoerd aan de hand van de actualisatie-formule 0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20, waarbij:
1° s: het officiële loon in de bouwnijverheid voor categorie 2A dat van kracht is op 1 januari van het jaar in kwestie;
2° S: 19,885;
3° i: de index van de bouwmaterialen die van kracht is op 1 november voorafgaand aan het jaar in kwestie. Vanaf 1 januari 2023 stemt i overeen met de Index I 2021, zoals berekend door de Federale Overheidsdienst Economie op 1 december voorafgaand aan het jaar in kwestie, na vermenigvuldiging met de coëfficiënt 87,02;
4° I: 3627.
Artikel 5/9 ( ... - ... )
De investeringssubsidie omvat, behalve voor de aankoop, naast het bedrag dat exclusief btw wordt vastgesteld met toepassing van artikel 5/4 tot en met 5/8, een subsidie voor de btw tegen het geldende tarief en voor de algemene onkosten tegen 10%.
De totale investeringssubsidie wordt op de volgende wijze berekend: basisbedrag + geldende btw op het basisbedrag + algemene onkosten tegen 10% op het basisbedrag + geldende btw op de algemene onkosten.
Artikel 5/10 ( ... - ... )
De aanvraag om in aanmerking te komen als project innoverende zorginfrastructuur wordt gemotiveerd voorgelegd aan de commissie multifunctionele infrastructuur. Deze aanvraag bevat naast de motivatie waarom het project als innoverend beschouwd kan worden ook de doelgroep en de afwijkingen van de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in artikel 5/1 en 5/2, die nodig zijn om het innoverende project te realiseren. De commissie multifunctionele infrastructuur onderzoekt of de aanvraag beantwoordt aan de definitie van innoverende zorginfrastructuur, vermeld in artikel 1, 3°/1, de bijkomende voorwaarden, vermeld in artikel 5/10, tweede lid, als de minister deze nader bepaald heeft en welke afwijkingen in aanmerking komen. Zij adviseert de minister hierover. In dat advies geeft de commissie multifunctionele infrastructuur ook aan of er voor het betrokken project innoverende zorginfrastructuur, in functie van de doelgroep of de functionaliteit van de innoverende zorginfrastructuur, bijkomende normen van toepassing zijn bovenop de normen, vermeld in artikel 5/1, 5/2 en 5/10, zevende lid, en geeft ze hierbij aan welke bijkomende normen het betreft. Tot slot adviseert de commissie multifunctionele infrastructuur de minister over de toepasselijke procedure met betrekking tot de toekenning en vereffening van de infrastructuursubsidie.
De minister neemt, op basis van het advies van de commissie multifunctionele infrastructuur, een beslissing over de aanvraag.
Nadat de aanvrager de beslissing van de minister heeft ontvangen, kan hij op basis van deze beslissing een aanvraag tot investeringssubsidies voor het project indienen bij het Fonds.
De minister kan bijkomende voorwaarden bepalen waaraan innoverende zorginfrastructuur moet voldoen.
In geval er verschillende procedures van toepassing zijn op de voorziening die innoverende infrastructuur wil realiseren, kan de minister, op advies van de commissie multifunctionele infrastructuur, beslissen één van de geldende procedures toepasselijk te maken op de wijze van toekenning en vereffening van de infrastructuursubsidie.
Als er geen procedure van toepassing is op de zorgvorm waarvoor een aanvrager innoverende zorginfrastructuur wil realiseren, kan de minister op advies van de commissie multifunctionele infrastructuur beslissen welke van de bestaande procedures toepasselijk gemaakt wordt op de wijze van toekenning en vereffening van de infrastructuursubsidie. De minister kan voorwaarden bepalen op basis waarvan hij beslist welke procedure voor het project innoverende zorginfrastructuur van toepassing is.
De minister kan, op advies van de commissie multifunctionele infrastructuur, een afwijking voor een zorgvorm waarvoor een aanvrager innoverende zorginfrastructuur wil realiseren toestaan op de naleving van de voorwaarden en normen opgenomen in artikels 5/1 en 5/2, als die voorwaarde belet dat die aanvrager een innoverende zorginfrastructuur kan realiseren.
De minister kan, op advies van de commissie multifunctionele infrastructuur, een afwijking voor die voorziening toestaan op de naleving van een erkennings-, vergunnings-, of subsidiëringsvoorwaarde met betrekking tot de infrastructuur die voor die voorziening bepaald is in uitvoeringsbesluiten binnen het kader van de regelgeving met betrekking tot het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, als die voorwaarde belet dat die aanvrager een innoverende zorginfrastructuur kan realiseren.
De minister kan, op advies van de commissie multifunctionele infrastructuur, bijkomende normen toepassen bovenop de normen zoals opgenomen in artikels 5/1 en 5/2 in functie van de doelgroep of de functionaliteit van de innoverende zorginfrastructuur.
Artikel 6. ( ... - ... )
Binnen het Fonds wordt een commissie voor multifunctionele infrastructuur opgericht.
Artikel 6. ( 20/07/2019 - ... )
Binnen het VIPA wordt een commissie voor multifunctionele infrastructuur opgericht.
Artikel 7. ( 21/09/2024 - ... )
De commissie multifunctionele infrastructuur vervult de volgende opdrachten :
1° advies verlenen, op verzoek van de minister, over de vraag tot afwijking als vermeld in artikel 5, derde lid;
2° aanbevelingen formuleren aan de minister over regelgeving die gewijzigd moet worden om multifunctionele of innoverende infrastructuur te faciliteren;
3° informeren en begeleiden van projecten, waarbij de verschillende betrokken entiteiten van de commissie projecten samen bekijken om zo tot meer geïntegreerde of innoverende oplossingen te komen.”.
Hoofdstuk 15. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 2019 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor sommige woonzorgvoorzieningen, tot wijziging van diverse bepalingen in dat verband ingevolge het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019 en tot wijziging van artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot oprichting van een technische commissie voor de brandveiligheid in de voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Artikel 8. ( ... - ... )
De commissie multifunctionele infrastructuur is samengesteld uit vertegenwoordigers van Fonds en van elke bevoegde entiteit van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De minister bepaalt de nadere samenstelling van de commissie.
In het eerste lid wordt verstaan onder bevoegde entiteit : de afdeling van een agentschap van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin of van het departement van dat beleidsdomein, die functioneel bevoegd is voor de administratieve afhandeling van het verzoek tot afwijking van infrastructuurnormen die van toepassing zijn op de voorziening die de afwijking vraagt.
Bij gebrek aan een eensgezind standpunt wordt in een advies aan de minister de verschillende standpunten vermeld.
Artikel 8. ( 20/07/2019 - ... )
De commissie multifunctionele infrastructuur is samengesteld uit vertegenwoordigers van VIPA en van elke bevoegde entiteit van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De minister bepaalt de nadere samenstelling van de commissie.
In het eerste lid wordt verstaan onder bevoegde entiteit : de afdeling van een agentschap van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin of van het departement van dat beleidsdomein, die functioneel bevoegd is voor de administratieve afhandeling van het verzoek tot afwijking van infrastructuurnormen die van toepassing zijn op de voorziening die de afwijking vraagt.
Bij gebrek aan een eensgezind standpunt wordt in een advies aan de minister de verschillende standpunten vermeld.
Artikel 9. ( 20/07/2019 - ... )
In artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de door het agentschap Jongerenwelzijn erkende voorzieningen en vergunde diensten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 1°, 2° en 3° worden vervangen door wat volgt :
"1° per erkende capaciteitseenheid of per erkende verblijfsmodule bedraagt de totale nettovloeroppervlakte van de verblijfsruimten minimaal 30 m2 per bewoner. Die oppervlakte omvat de kamer van de bewoner, inclusief de individuele sanitaire cel, de gemeenschappelijke zit- en eetruimten en de gemeenschappelijke sanitaire ruimten voor bewoners;
2° een eenpersoonskamer heeft een nettovloeroppervlakte van ten minste 16 m2, sanitair niet inbegrepen, met de mogelijkheid af te wijken naar ten minste 12 m2, sanitair niet inbegrepen, als het een eenpersoonskamer voor minderjarigen betreft;
3° elke eenpersoonskamer beschikt over een aparte, ingerichte sanitaire cel, aangepast aan de behoeften van een rolstoelgebruiker, met minstens een toilet of een douche en een wastafel;";
2° er worden een punt 4° en een punt 5° toegevoegd, die luiden als volgt :
"4° de nettovloeroppervlakte van de gemeenschappelijke zit- en eetruimten bedraagt minimaal 4 m2 per gebruiker;
5° de gemeenschappelijke sanitaire ruimten beschikken over minstens een rolstoeltoegankelijk toilet met wastafel.".
Artikel 10. ( 20/07/2019 - ... )
In artikel 5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "voldoende administratieve ruimtes" vervangen door de zinssnede "de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn :
1° een sanitaire ruimte van 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen en met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet;
2° een wachtruimte van 10 m2;
3° een administratieve ruimte en ontvangstruimte van 20 m2;
4° een multifunctionele ruimte van 25 m2 die opdeelbaar is in functie van de noden van de voorziening;
5° een archief- en bergruimte van 10 m2;
6° een gespreksruimte van 16 m2;
7° een bureauruimte van 12 m2;
8° een vergaderruimte van 20 m2.";
2° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
"Als een ambulante voorziening als vermeld in het eerste lid, voorziet in een spelruimte, heeft die een minimum nettovloeroppervlakte van 20 m2.".
Artikel 11. ( 20/07/2019 - ... )
In artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 2° wordt opgeheven;
2° punt 4° en 5° worden vervangen door wat volgt :
"4° de basisinfrastructuur van een centrum voor algemeen welzijnswerk bestaat uit de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn :
a) voor de secretariaatsfunctie :
1) een administratieve ruimte en ontvangstruimte van 20 m2;
2) een archief- en bergruimte van samen 10 m2;
b) voor de hulpverleningsfunctie :
1) een wachtruimte van 10 m2;
2) een multifunctionele ruimte van 25 m2 die opdeelbaar is in functie van de noden van de voorziening;
3) een sanitaire ruimte van 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen en met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet;
4) een bureauruimte van 12 m2, waar de hulpverlener taken uitvoert zonder dat de cliënt aanwezig is in de ruimte;
5° als een centrum voor algemeen welzijnswerk voorziet in residentiële opvang, beschikt het centrum, naast de vereisten, vermeld in 4°, over :
a) gemeenschappelijke kamers met maximaal twee bedden per kamer, uitgezonderd voor gezinskamers, en een nettovloeroppervlakte van minstens 8 m2 per bed en individuele kamers met een nettovloeroppervlakte van 16 m2;
b) een multifunctioneel dagverblijf in een of meer ruimten met een totale nettovloeroppervlakte van minstens 4 m2 per opvangplaats;
c) degelijke sanitaire installaties, die ten minste de volgende elementen omvatten :
1) een toilet per vijf opvangplaatsen, waarvan er minstens één rolstoeltoegankelijk is en uitgerust is met een wastafel;
2) een badgelegenheid per vijf opvangplaatsen;
3) een vaste wastafel per kamer;
4) vaste wastafels in de nabijheid van de toiletten en de eetzalen, om de residenten toe te laten overdag gemakkelijk hun handen te wassen.".
Artikel 12. ( 20/07/2019 - ... )
In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 1° wordt opgeheven;
2° punt 3° vervangen door wat volgt :
"3° de basisinfrastructuur van een centrum voor teleonthaal bestaat uit de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn :
a) een administratieve ruimte en ontvangstruimte van 20 m2;
b) een multifunctionele ruimte van 25 m2 die opdeelbaar is in functie van de noden van de voorziening;
c) een archief- en bergruimte van samen 10 m2;
d) een sanitaire ruimte van minimum 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen, en met minstens één rolstoeltoegankelijke toilet;
e) een werkruimte voor vrijwilligers van 20 m2;
f) per voltijds equivalent van de door de Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan personen, aanvaarde personeelsformatie voor de inhoudelijke medewerkers, 12 m2 bureauruimte.".
Artikel 13. ( 20/07/2019 - ... )
In artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt :
"1° een consultatiebureau voor respiratoire aandoeningen bestaat uit de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn :
a) een wachtruimte van 10 m2, met een goede natuurlijke verluchting en verlichting. De oppervlakte van de wachtruimte is aangepast aan het aantal onderzoeken;
b) een consultatieruimte voor radiografie van 16 m2 met elektriciteitsleidingen die aangepast zijn aan het grote verbruik van de apparatuur. Die consultatieruimte biedt voldoende beveiliging tegen radioactieve stralen, zowel voor verpleegkundigen als voor patiënten en bezoekers. Er is ook koeling voorzien voor de tuberculine;
c) een aangepaste ruimte voor de ontwikkeling van foto's, als de foto's op analoge wijze ontwikkeld worden;
d) een of meer kleedhokjes, waarvan er minstens één aangepast is voor het gebruik door rolstoelgebruikers of door ouders met een kind;
e) een archief- en bergruimte van samen 10 m2;
f) voldoende sanitair voor zowel bezoekers als personeel van samen 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen, en met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet;";
2° in punt 2°, a), wordt de zinsnede "10 m2" vervangen door de zinsnede "12 m2";
3° in punt 2°, c), wordt de zinsnede "10 m2" vervangen door de zinsnede "12 m2".
Artikel 14. ( 20/07/2019 - ... )
In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 3° wordt vervangen door wat volgt :
"3° de basisinfrastructuur van een centrum voor geestelijke gezondheidszorg bestaat uit de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn :
a) een wachtruimte van 10 m2. Als er zorg aan minderjarigen verstrekt wordt, is een afzonderlijke aangepaste wachtruimte nodig van 10 m2;
b) een administratieve ruimte en ontvangstruimte van 20 m2;
c) een multifunctionele ruimte van 25 m2 die opdeelbaar is in functie van de noden van de voorziening;
e) een archief- en bergruimte van samen 10 m2;
g) sanitair van 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen, en met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet;
h) een aangepaste spelruimte van 20 m2, als in het centrum speltherapie voor kinderen of ergotherapie voor volwassen wordt georganiseerd;
i) een bureauruimte van 12 m2, waar de hulpverlener taken uitvoert zonder dat de cliënt aanwezig is in de ruimte;
j) voldoende gespreksruimte voor de therapeutische behandeling van de cliënt van 16m2 per ruimte.".
Artikel 15. ( 20/07/2019 - ... )
In artikel 5 van hetzelfde besluit wordt punt 3° vervangen door wat volgt :
"3° de basisinfrastructuur van een wijkgezondheidscentrum bestaat uit de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn :
a) algemene ruimtes :
1) een wachtruimte van 10 m2;
2) een administratieve ruimte en ontvangstruimte van 20 m2;
3) een archief- en bergruimte van samen 10 m2;
4) een sanitair voor de patiënten en een afzonderlijk sanitair voor het personeel, van samen minimum 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen, en met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet;
5) een vergaderruimte van 20 m2;
b) voldoende, in verhouding tot het aantal ingeschreven patiënten, disciplinegebonden consultatieruimtes van 16 m2 waarin de disciplines worden uitgeoefend, om de nodige kwaliteitsvolle zorg- en dienstverlening te kunnen bieden. Die consultatieruimtes zijn ingericht volgens de noodzakelijkheden van de aangeboden disciplines. Bij nieuwbouw gaat men uit van het aantal te verwachten inschrijvingen.".
Artikel 16. ( 20/07/2019 - ... )
In artikel 6 van hetzelfde besluit wordt punt 4° vervangen door wat volgt :
"4° de basisinfrastructuur van een aanloopadres voor beschut wonen bestaat uit de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn :
a) een administratieve ruimte en ontvangstruimte van 20 m2;
b) een multifunctionele ruimte van 25 m2 die opdeelbaar is in functie van de noden van de voorziening;
c) een archief- en bergruimte van samen 5 m2;
d) een sanitair van 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen, en met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet.".
Artikel 17. ( 20/07/2019 - ... )
In artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen wordt punt 3° vervangen door wat volgt :
"3° de basisinfrastructuur van een vertrouwenscentrum kindermishandeling bestaat ten minste uit de volgende lokalen, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn :
a) voor de secretariaatsfunctie :
1) een administratieve ruimte en ontvangstruimte van 20 m2;
2) een archief- en bergruimte van samen 10 m2;
b) voor de hulpverleningsfunctie :
1) twee gescheiden wachtruimtes van samen 20 m2;
2) een multifunctionele ruimte van 25 m2 die opdeelbaar is in functie van de noden van de voorziening;
3) een gespreksruimte van 16 m2;
4) een spelruimte voor jonge kinderen van 20 m2;
5) een consultatieruimte van 16 m2, met een vaste wastafel;
6) een sanitaire ruimte van 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen en met een verluierruimte voor ouders met jonge kinderen.".
Artikel 18. ( 20/07/2019 - ... )
In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015, wordt punt 3° vervangen door wat volgt :
"3° de basisinfrastructuur van een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning bestaat ten minste uit de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn :
a) een administratieve ruimte en ontvangstruimte van 20 m2;
b) een sanitaire ruimte van 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen, met een verluierruimte voor ouders met jonge kinderen, en met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet;
c) voor de residentiële functie gelden bijkomend, naast de vereisten, vermeld in punt a) en b), de volgende vereisten :
1) voldoende ruime kamers naargelang van de leeftijd van de kinderen, met een nettovloeroppervlakte van ten minste 16 m2, met afwijkingsmogelijkheid van ten minste 12 m2 voor minderjarigen;
2) voldoende rustruimtes voor baby's en peuters, met een nettovloeroppervlakte minstens 2 m2 per bedplaats;
3) minimaal één toilet en badgelegenheid per vijf residentiële bewoners, met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet met wastafel;
4) een multifunctionele ruimte van 25 m2 die opdeelbaar is in functie van de noden van de voorziening;
5) een gespreksruimte van 16 m2;
d) voor de ambulante dagopvang en voor de ambulante trainingen gelden, naast de vereisten, vermeld in punt a) en b), de volgende vereisten :
1) een leef- en trainingsruimte;
2) voldoende rustruimtes van 16 m2;
3) voldoende gespreksruimtes van 16 m2;
4) voldoende bureauruimtes van 12 m2;
e) voor de mobiele dienstverlening gelden, naast de vereisten, vermeld in punt a) en b), de volgende vereisten, in overeenstemming met het aantal begeleidingen :
1) voldoende vergaderruimtes van 20 m2;
2) voldoende gespreksruimtes van 16 m2;
3) voldoende multifunctionele ruimtes van 25 m2, die opdeelbaar zijn in functie van de noden van de voorziening"."
Artikel 19. ( 20/07/2019 - ... )
Op de aanvragen van een investeringssubsidie die voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit zijn ingediend, zijn de volgende besluiten, zoals van kracht voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing :
1° het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de door het agentschap Jongerenwelzijn erkende voorzieningen en vergunde diensten;
2° het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk;
3° het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg;
4° het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen.
Artikel 20. ( 20/07/2019 - ... )
De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 20/05/2025