Ministerieel besluit houdende actualisatie van de huidige bandingfactoren en vastlegging van de bandingfactoren van groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten voor projecten met een startdatum vanaf 1 januari 2020

Datum 25/11/2019

Inhoud

(... - ...)

DE VLAAMSE MINISTER VAN JUSTITIE EN HANDHAVING, OMGEVING, ENERGIE EN TOERISME,

Gelet op het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 7.1.4/1, § 1 en § 4, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2012, en het laatst gewijzigd bij het decreet van 16 november 2018;

Gelet op het Energiebesluit van 19 november 2010, artikel 6.2/1.1, eerste lid, tweede zin, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2018 en artikel 6.2/1.6, eerste lid, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017;

Gelet op het rapport van het Vlaams Energieagentschap van 1 juli 2019;

Gelet op het advies nr. 66.589/3 van de Raad van State, gegeven op 4 oktober 2019 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973,

Besluit :

Artikel 1. (01/01/2020- ...)

Voor nieuwe projecten met startdatum vanaf 1 januari 2020 bedragen de maximaal toegelaten bandingfactoren voor:
1° projecten uit de representatieve projectcategorieën op basis van zonne-energie met een afschrijvingstermijn van tien jaar: 1,00;
2° projecten uit de andere representatieve projectcategorieën met een afschrijvingstermijn van tien jaar: 1,00;
3° projecten uit de representatieve projectcategorieën met een afschrijvingstermijn van vijftien of zeventien jaar: 0,800;
4° projecten uit de representatieve projectcategorieën met een afschrijvingstermijn van twintig jaar: 0,700
5° projecten uit de niet-representatieve projectcategorieën met een afschrijvingstermijn van tien jaar: 1,00;
6° projecten uit de niet-representatieve projectcategorieën met een afschrijvingstermijn van vijftien of zeventien jaar: 0,800;
7° projecten uit de niet-representatieve projectcategorieën met een afschrijvingstermijn van twintig jaar: 0,700.

Artikel 2. (01/01/2020- ...)

Voor groenestroomprojecten wordt de bandingfactor, door het Vlaams Energieagentschap in haar rapport van 1 juli 2019 voorgesteld ter uitvoering van het bepaalde in artikel 6.2/1.5, § 2, derde lid, van het Energiebesluit van 19 november 2010, per projectcategorie vastgesteld als volgt:

1° zonne-energie:
a) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 40 kW en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0;
b) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 40 kW en die niet vallen onder 1° a): de bandingfactor bedraagt 0;
c) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 40 kW tot en met 250 kW en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0,487;
d) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 40 kW tot en met 250 kW en die niet vallen onder 1° c): de bandingfactor bedraagt 0,482;
e) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0,279;
f) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW en die niet vallen onder 1° e): de bandingfactor bedraagt 0,273;

2° windenergie op land:
a) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 300 kWe tot 3 MWe en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0,321;
b) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 300 kWe tot 3 MWe en die niet vallen onder 2° a): de bandingfactor bedraagt 0,319;
c) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een bruto nominaal vermogen per turbine vanaf 3 MWe tot en met 4,5 MWe en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0,0834;
d) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een bruto nominaal vermogen per turbine vanaf 3 MWe tot en met 4,5 MWe en die niet vallen onder 2° c): de bandingfactor bedraagt 0,0821;

3° nieuwe biogasinstallaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 5 MWe:
a) voor vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van biogasinstallaties op stortgas; biogasinstallaties met vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib en biogasinstallaties voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0,800;
b) voor vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van biogasinstallaties op stortgas; biogasinstallaties met vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib en biogasinstallaties voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie en die niet vallen onder 3° a): de bandingfactor bedraagt: 0,800;
c) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0,800;
d) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie en die niet vallen onder 3° c): de bandingfactor bedraagt 0,800;

4° nieuwe biogasinstallaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een bruto nominaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 20 MWe:
a) voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van biogasinstallaties op stortgas; biogasinstallaties met vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib en biogasinstallaties voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0,800;
b) voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van biogasinstallaties op stortgas; biogasinstallaties met vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib en biogasinstallaties voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie en die niet vallen onder 4° a): de bandingfactor bedraagt 0,800;

5° verbranding van vaste biomassa:
a) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0,800;
b) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe en die niet vallen onder 5° a): de bandingfactor bedraagt 0,800;

6° verbranding van vloeibare biomassa:
a) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0,800;
b) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe en die niet vallen onder 6° a): de bandingfactor bedraagt 0,800;

7° verbranding van biomassa-afval:
a) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0;
b) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020 en met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe en die niet vallen onder 7° a): de bandingfactor bedraagt 0.

Artikel 3. (01/01/2020- ...)

Voor WKK-projecten wordt de bandingfactor, door het Vlaams Energieagentschap in haar rapport van 1 juli 2019 voorgesteld ter uitvoering van het bepaalde in artikel 6.2/1.5, § 2, derde lid, van het Energiebesluit van 19 november 2010, per projectcategorie vastgesteld als volgt:

1° kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot 5° en met uitsluiting van warmte-krachtinstallaties op biogas afkomstig van vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib, met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 200 kWe:
a) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 1,00;
b) ingrijpende wijzigingen met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 1,00;

2° kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot 5° en met uitsluiting van warmte-krachtinstallaties op biogas afkomstig van vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib, met een bruto nominaal vermogen groter dan 200 kWe tot en met 1 MWe:
a) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 0,463;
b) ingrijpende wijzigingen met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 0;

3° kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot 5° en met uitsluiting van warmte-krachtinstallaties op biogas afkomstig van vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib, met minimaal een motor en met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 5 MWe:
a) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 0,640;
b) ingrijpende wijzigingen met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 0,389;

4° kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot 6° en met uitsluiting van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op stortgas of op biogas afkomstig van vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib of GFT-afval, met minimaal een motor en met een bruto nominaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 10 MWe:
a) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 0,426;
b) ingrijpende wijzigingen met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 0,234;

5° kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas en met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 5 MWe:
a) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020:
1. voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van punt 2 en 3 en met uitsluiting van de kwalitatieve warmtekrachtinstallaties op biogas, afkomstig van de vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib: de bandingfactor bedraagt 1,00;
2. voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie: de bandingfactor bedraagt 1,00;
3. voor recuperatie van stortgas: de bandingfactor bedraagt 1,00;
b) ingrijpende wijzigingen met een startdatum vanaf 1 januari 2020:
1. voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van punt 2 en 3 en met uitsluiting van de kwalitatieve warmtekrachtinstallaties op biogas, afkomstig van de vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib: de bandingfactor bedraagt 1,00;
2. voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie: de bandingfactor bedraagt 1,00;
3. voor recuperatie van stortgas: de bandingfactor bedraagt 1,00;

6° kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas met een bruto nominaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 20 MWe voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op stortgas of biogas, afkomstig van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater, rioolwaterzuiveringsslib of GFT-afval;
a) nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 1,00;
b) ingrijpende wijzigingen met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 1,00;

7° kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op
a) gas:
1. nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 0,423;
2. ingrijpende wijzigingen met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 0;
b) stoom:
1. nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 0,00854;
2. ingrijpende wijzigingen met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 0;
c) beide:
1. nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 1,00;
2. ingrijpende wijzigingen met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 0,257;

8° kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 20 MWe tot en met 50 MWe met turbines op
a) gas:
1. nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 1,00;
2. ingrijpende wijzigingen met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 0,506;
b) stoom:
1. nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 0,431;
2. ingrijpende wijzigingen met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 0;
c) beide:
1. nieuwe installaties met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 1,00;
2. ingrijpende wijzigingen met een startdatum vanaf 1 januari 2020: de bandingfactor bedraagt 1,00.

Artikel 4. (01/01/2020- ...)

Voor groenestroom- en WKK-projecten wordt de bandingfactor per projectcategorie, door het rapport van het Vlaams Energieagentschap van 1 juli 2019 ter uitvoering van artikel 7.1.4/1, § 1, zesde lid, van het Energiedecreet van 8 mei 2009 en artikel 6.2/1.3 van het Energiebesluit van 19 november 2010 geactualiseerd en aangepast, gevalideerd als volgt:

1° zonne-energie:
a) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) tot en met 10 kW en met een startdatum vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013: de bandingfactor bedraagt 0,0491;
b) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 250 kW en met een startdatum vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013: de bandingfactor bedraagt 0,846;
c) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW en met een startdatum vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013: de bandingfactor bedraagt 0,842;
d) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) tot en met 10 kW en met een startdatum vanaf 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014: de bandingfactor bedraagt 0;
e) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 250 kW en met een startdatum vanaf 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014: de bandingfactor bedraagt 0,585;
f) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW en met een startdatum vanaf 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014: de bandingfactor bedraagt 0,655;
g) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) tot en met 10 kW en met een startdatum vanaf 1 juli 2014 tot en met 31 december 2014: de bandingfactor bedraagt 0;
h) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 250 kW en met een startdatum vanaf 1 juli 2014 tot en met 31 december 2014: de bandingfactor bedraagt 0,537;
i) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW en met een startdatum vanaf 1 juli 2014 tot en met 31 december 2014: de bandingfactor bedraagt 0,605;
j) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) tot en met 10 kW en met een startdatum vanaf 1 januari 2015 tot en met 30 juni 2015: de bandingfactor bedraagt 0;
k) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 250 kW en met een startdatum vanaf 1 januari 2015 tot en met 30 juni 2015: de bandingfactor bedraagt 0,525;
l) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW en met een startdatum vanaf 1 januari 2015 tot en met 30 juni 2015: de bandingfactor bedraagt 0,591;
m) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 250 kW en met een startdatum vanaf 1 juli 2015 tot en met 31 december 2015: de bandingfactor bedraagt 0,266;
n) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW en met een startdatum vanaf 1 juli 2015 tot en met 31 december 2015: de bandingfactor bedraagt 0,453;
o) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 250 kW en met een startdatum vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016: de bandingfactor bedraagt 0,374;
p) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW en met een startdatum vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016: de bandingfactor bedraagt 0,352;
q) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 250 kW en met een startdatum vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017: de bandingfactor bedraagt 0,266;
r) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW en met een startdatum vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017: de bandingfactor bedraagt 0,275;
s) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 250 kW en met een startdatum vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 maart 2018: de bandingfactor bedraagt 0,356;
t) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW en met een startdatum vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 maart 2018: de bandingfactor bedraagt 0,334.
u) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 40 kW met een startdatum vanaf 1 april 2018 tot en met 31 december 2018 en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0,140;
v) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 40 kW met een startdatum vanaf 1 april 2018 tot en met 31 december 2018 en die niet vallen onder 1° u): de bandingfactor bedraagt 0,138;
w) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 40 kW tot en met 250 kW met een startdatum vanaf 1 april 2018 tot en met 31 december 2018 en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0,536;
x) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 40 kW tot en met 250 kW met een startdatum vanaf 1 april 2018 tot en met 31 december 2018 en die niet vallen onder 1° w): de bandingfactor bedraagt 0,533;
y) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW met een startdatum vanaf 1 april 2018 tot en met 31 december 2018 en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0,568;
z) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW met een startdatum vanaf 1 april 2018 tot en met 31 december 2018 en die niet vallen onder 1° y): de bandingfactor bedraagt 0,562;
aa) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 40 kW met een startdatum vanaf 1 januari 2019 en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0,298;
bb) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 40 kW met een startdatum vanaf 1 januari 2019 en die niet vallen onder 1° aa): de bandingfactor bedraagt 0,295;
cc) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 40 kW tot en met 250 kW met een startdatum vanaf 1 januari 2019 en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0,576;
dd) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 40 kW tot en met 250 kW met een startdatum vanaf 1 januari 2019 en die niet vallen onder 1° cc): de bandingfactor bedraagt 0,572;
ee) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW met een startdatum vanaf 1 januari 2019 en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0,600;
ff) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW met een startdatum vanaf 1 januari 2019 en die niet vallen onder 1° ee): de bandingfactor bedraagt 0,595;

2° Windenergie op land:
a) installaties met een maximaal vermogen per turbine tot en met 4 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013: de bandingfactor bedraagt 0,889;
b) installaties met een maximaal vermogen per turbine tot en met 4 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014: de bandingfactor bedraagt 0,707;
c) installaties met een maximaal vermogen per turbine tot en met 4 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015: de bandingfactor bedraagt 0,598;
d) installaties met een maximaal vermogen per turbine tot en met 4 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016: de bandingfactor bedraagt 0,584;
e) installaties met een maximaal vermogen per turbine tot en met 4 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017: de bandingfactor bedraagt 0,506;
f) installaties met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 10 kWe tot en met 4 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018: de bandingfactor bedraagt 0,467;
g) installaties met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 300 kWe tot 3 MWe met een startdatum vanaf 1 januari 2019 en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0,353;
h) installaties met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 300 kWe tot 3 MWe met een startdatum vanaf 1 januari 2019 en die niet vallen onder 2° g): de bandingfactor bedraagt 0,351;
i) installaties met een bruto nominaal vermogen per turbine vanaf 3 MWe tot en met 4,5 MWe met een startdatum vanaf 1 januari 2019 en waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: de bandingfactor bedraagt 0,249;
j) installaties met een bruto nominaal vermogen per turbine vanaf 3 MWe tot en met 4,5 MWe met een startdatum vanaf 1 januari 2019 en die niet vallen onder 2° i): de bandingfactor bedraagt 0,248;

3° Andere groenestroomprojecten:
a) biogasinstallaties met een maximaal vermogen tot en met 5 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 voor de recuperatie van stortgas: de bandingfactor bedraagt 0,184;
b) biogasinstallaties met een maximaal vermogen tot en met 5 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 voor de vergisting van rioolwaterzuiveringsslib: de bandingfactor bedraagt 0,182;
c) biogasinstallaties met een maximaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 20 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 voor de recuperatie van stortgas: de bandingfactor bedraagt 0;
d) installaties voor de verbranding van vaste biomassa met een maximaal vermogen tot en met 20 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013: de bandingfactor bedraagt 0,948;
e) installaties voor de verbranding van biomassa-afval met een maximaal vermogen tot en met 20 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013: de bandingfactor bedraagt 0,794;
f) biogasinstallaties met een maximaal vermogen tot en met 5 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 voor de recuperatie van stortgas: de bandingfactor bedraagt 0,226;
g) biogasinstallaties met een maximaal vermogen tot en met 5 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 voor de vergisting van rioolwaterzuiveringsslib: de bandingfactor bedraagt 0,300;
h) biogasinstallaties met een maximaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 20 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 voor de recuperatie van stortgas: de bandingfactor bedraagt 0,0288;
i) biogasinstallaties met een maximaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 20 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib: de bandingfactor bedraagt 0,0515;
j) installaties voor de verbranding van biomassa-afval met een maximaal vermogen tot en met 20 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014: de bandingfactor bedraagt 0,841;
k) installaties voor de verbranding van huishoudelijk of bedrijfsafval met een maximaal vermogen tot en met 20 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014: de bandingfactor bedraagt 0;
l) biogasinstallaties met een maximaal vermogen tot en met 5 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 voor de recuperatie van stortgas: de bandingfactor bedraagt 0,275;
m) biogasinstallaties met een maximaal vermogen tot en met 5 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 voor de vergisting van rioolwaterzuiveringsslib: de bandingfactor bedraagt 0,333;
n) biogasinstallaties met een maximaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 20 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 voor de recuperatie van stortgas: de bandingfactor bedraagt 0,0828;
o) biogasinstallaties met een maximaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 20 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib: de bandingfactor bedraagt 0,0965;
p) installaties voor de verbranding van biomassa-afval met een maximaal vermogen tot en met 20 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015: de bandingfactor bedraagt 0,891;
q) biogasinstallaties met een maximaal vermogen tot en met 5 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 voor de recuperatie van stortgas: de bandingfactor bedraagt 0,375;
r) biogasinstallaties met een maximaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 20 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 voor de recuperatie van stortgas: de bandingfactor bedraagt 0,226;
s) installaties voor de verbranding van biomassa-afval met een maximaal vermogen tot en met 20 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016: de bandingfactor bedraagt 0,524;
t) biogasinstallaties met een maximaal vermogen tot en met 5 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 voor de recuperatie van stortgas: de bandingfactor bedraagt 0,537;
u) biogasinstallaties met een maximaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 20 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 voor de recuperatie van stortgas: de bandingfactor bedraagt 0,377;

4° WKK-projecten:
a) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas met een maximaal bruto nominaal vermogen tot en met 5 MWe telkens bijkomend opgesplitst in subcategorieën voor 1) vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen; 2) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie; 3) voor recuperatie van stortgas; 4) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib; 5) overige vergisters, met een bruto nominaal vermogen groter dan 200 kWe tot en met 1 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013: de bandingfactor bedraagt 0,911;
b) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op gas en met een startdatum vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013: de bandingfactor bedraagt 0,734;
c) kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013: de bandingfactor bedraagt 0,331;
d) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op gas en stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013: de bandingfactor bedraagt 0,511;
e) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 20 MWe tot en met 50 MWe met turbines op gas en met een startdatum vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013: de bandingfactor bedraagt 0,777;
f) kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 20 MWe tot en met 50 MWe met turbines op stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013: de bandingfactor bedraagt 0,677;
g) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 20 MWe tot en met 50 MWe met turbines op gas en stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013: de bandingfactor bedraagt 0,791;
h) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op gas en met een startdatum vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014: de bandingfactor bedraagt 0,700;
i) kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014: de bandingfactor bedraagt 0,420;
j) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014: de bandingfactor bedraagt 0,0205;
k) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op gas en stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014: de bandingfactor bedraagt 0,566;
l) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 20 MWe tot en met 50 MWe met turbines op stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014: de bandingfactor bedraagt 0,509;
m) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 20 MWe tot en met 50 MWe met turbines op stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015: de bandingfactor bedraagt 0,574;
n) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas met een maximaal bruto nominaal vermogen tot en met 5 MWe telkens bijkomend opgesplitst in subcategorieën voor 1) vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen; 2) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie; 3) voor recuperatie van stortgas; 4) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib; 5) overige vergisters, met een bruto nominaal vermogen groter dan 200 kWe tot en met 1 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016: de bandingfactor bedraagt 0,540;
o) kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas met een maximaal bruto nominaal vermogen tot en met 5 MWe telkens bijkomend opgesplitst in subcategorieën voor 1) vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen; 2) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie; 3) voor recuperatie van stortgas; 4) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib; 5) overige vergisters, met een motor met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 5 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016: de bandingfactor bedraagt 0,837;
p) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas met een maximaal bruto nominaal vermogen tot en met 5 MWe telkens bijkomend opgesplitst in subcategorieën voor 1) vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen; 2) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie; 3) voor recuperatie van stortgas; 4) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib; 5) overige vergisters, met een motor met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 5 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016: de bandingfactor bedraagt 0,606;
q) kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas met een maximaal bruto nominaal vermogen tot en met 5 MWe telkens bijkomend opgesplitst in subcategorieën voor 1) vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen; 2) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie; 3) voor recuperatie van stortgas; 4) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib; 5) overige vergisters, met minimaal een motor en met een bruto nominaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 10 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016: de bandingfactor bedraagt 0,534;
r) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas met een maximaal bruto nominaal vermogen tot en met 5 MWe telkens bijkomend opgesplitst in subcategorieën voor 1) vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen; 2) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie; 3) voor recuperatie van stortgas; 4) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib; 5) overige vergisters, met minimaal een motor en met een bruto nominaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 10 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016: de bandingfactor bedraagt 0,363;
s) kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op gas en met een startdatum vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016: de bandingfactor bedraagt 0,340;
t) kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op gas en stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016: de bandingfactor bedraagt 0,911;
u) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op gas en stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016: de bandingfactor bedraagt 0,155;
v) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 20 MWe tot en met 50 MWe met turbines op gas en met een startdatum vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016: de bandingfactor bedraagt 0,411;
w) kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 20 MWe tot en met 50 MWe met turbines op stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016: de bandingfactor bedraagt 0,380;
x) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 20 MWe tot en met 50 MWe met turbines op gas en stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016: de bandingfactor bedraagt 0,803;
y) kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas met een maximaal bruto nominaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 20 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 voor de recuperatie van stortgas: de bandingfactor bedraagt 0,329;
z) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas met een maximaal bruto nominaal vermogen tot en met 5 MWe telkens bijkomend opgesplitst in subcategorieën voor 1) vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen; 2) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie; 3) voor recuperatie van stortgas; 4) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib; 5) overige vergisters, met een bruto nominaal vermogen groter dan 200 kWe tot en met 1 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017: de bandingfactor bedraagt 0,511;
aa) kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas met een maximaal bruto nominaal vermogen tot en met 5 MWe telkens bijkomend opgesplitst in subcategorieën voor 1) vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen; 2) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie; 3) voor recuperatie van stortgas; 4) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib; 5) overige vergisters, met een motor met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 5 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017: de bandingfactor bedraagt 0,829;
bb) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas met een maximaal bruto nominaal vermogen tot en met 5 MWe telkens bijkomend opgesplitst in subcategorieën voor 1) vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen; 2) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie; 3) voor recuperatie van stortgas; 4) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib; 5) overige vergisters, met een motor met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 5 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017: de bandingfactor bedraagt 0,603;
cc) kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas met een maximaal bruto nominaal vermogen tot en met 5 MWe telkens bijkomend opgesplitst in subcategorieën voor 1) vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen; 2) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie; 3) voor recuperatie van stortgas; 4) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib; 5) overige vergisters, met minimaal een motor en met een bruto nominaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 10 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017: de bandingfactor bedraagt 0,731;
dd) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas met een maximaal bruto nominaal vermogen tot en met 5 MWe telkens bijkomend opgesplitst in subcategorieën voor 1) vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen; 2) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie; 3) voor recuperatie van stortgas; 4) voor vergisting van rioolwaterzuiveringsslib; 5) overige vergisters, met minimaal een motor en met een bruto nominaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 10 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017: de bandingfactor bedraagt 0,546;
ee) kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op gas en met een startdatum vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017: de bandingfactor bedraagt 0,729;
ff) kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017: de bandingfactor bedraagt 0,0152;
gg) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op gas en stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017: de bandingfactor bedraagt 0,174;
hh) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 20 MWe tot en met 50 MWe met turbines op gas en met een startdatum vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017: de bandingfactor bedraagt 0,429;
ii) kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 20 MWe tot en met 50 MWe met turbines op stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017: de bandingfactor bedraagt 0,489;
jj) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 20 MWe tot en met 50 MWe met turbines op stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017: de bandingfactor bedraagt 0,00319;
kk) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot artikel 6.2/1.4, 5° van het Energiebesluit van 19 november 2010 en met uitsluiting van warmte-krachtinstallaties op biogas afkomstig van vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib, met een bruto nominaal vermogen groter dan 200 kWe tot en met 1 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018: de bandingfactor bedraagt 0,489;
ll) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot artikel 6.2/1.4, 5° van het Energiebesluit van 19 november 2010 en met uitsluiting van warmte-krachtinstallaties op biogas afkomstig van vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib, met minimaal een motor en met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 5 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018: de bandingfactor bedraagt 0,823;
mm) kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot artikel 6.2/1.4, 6° van het Energiebesluit van 19 november 2010 en met uitsluiting van warmte-krachtinstallaties op stortgas of op biogas afkomstig van vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib of GFT-afval, met minimaal een motor en met een bruto nominaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 10 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018: de bandingfactor bedraagt 0,706;
nn) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot artikel 6.2/1.4, 6° van het Energiebesluit van 19 november 2010 en met uitsluiting van warmte-krachtinstallaties op stortgas of op biogas afkomstig van vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib of GFT-afval, met minimaal een motor en met een bruto nominaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 10 MWe en met een startdatum vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018: de bandingfactor bedraagt 0,517;
oo) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op gas en met een startdatum vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018: de bandingfactor bedraagt 0,366;
pp) kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018: de bandingfactor bedraagt 0,666;
qq) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018: de bandingfactor bedraagt 0,417;
rr) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 1 MWe tot en met 20 MWe met turbines op gas en stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018: de bandingfactor bedraagt 0,886;
ss) kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 20 MWe tot en met 50 MWe met turbines op stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018: de bandingfactor bedraagt 0,871;
tt) ingrijpende wijzigingen van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 20 MWe tot en met 50 MWe met turbines op stoom en met een startdatum vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018: de bandingfactor bedraagt 0,377.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 28/03/2024